Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken?"

Transcriptie

1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken? Kritische analyse van het toezicht op de bijzondere opsporingsmethoden Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Luiz De Baets (Studentennummer ) Promotor: prof. dr. Philip Traest Commissaris: dhr. Wim Lammens

2 Woord vooraf Dit werk vormt het sluitstuk van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit Gent. Tijdens mijn studies heb ik kennis gemaakt met diverse aspecten van het recht. De voorbije twee jaren heb ik me vooral verdiept in strafrecht en strafprocesrecht. Deze rechtstakken fascineren mij al sinds het eerste bachelorjaar, omwille van de belangrijke rol die de materie vervult in de maatschappij en de sterke verbondenheid met menselijke emoties en relaties. Ik ben dan ook heel dankbaar dat ik dit werk mocht schrijven onder de auspiciën van prof. dr. Philip Traest. Niet alleen kreeg ik de kans om te werken omtrent de boeiende problematiek van de bijzondere opsporingsmethoden, als promotor heeft hij mij tijdens dit proces ook bijgestaan met de nodige goede raad en een deskundige, persoonlijke begeleiding. Daarnaast wil ik graag een woord van dank richten tot de prominente juristen die ik mocht interviewen: dhr. Miguel Ureel, eerste substituut-procureur des Konings te Mechelen, mr. Joris Van Cauter, advocaat te Gent en dhr. Joseph Van Goethem, kamervoorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling te Gent. De praktische ervaringen, bezorgdheden en kritische bemerkingen die ze met mij deelden, vormden een onschatbare bijdrage aan de conclusies van dit werk. Ook andere personen waren overigens zeer bereidwillig om mij informatie te verschaffen of zaken toe te lichten. Het gaat meer bepaald om medewerkers van de FOD Justitie, het College van de hoven en rechtbanken en de Dienst gerechtelijke operaties van de federale politie. Tenslotte ben ik veel verschuldigd aan mijn ouders, voor hun waardevolle feedback op mijn onderzoek en belangrijker om mij op het vlak van mijn studies nimmer iets te hebben ontzegd. Voor alle begrip en steun die mij al ten deel mocht vallen, in welke vorm dan ook: dank u wel. Luiz De Baets Nevele, 17 augustus 2015

3 Inhoudstafel Inleiding... 1 Deel I: De bijzondere opsporingsmethoden naar Belgisch recht... 5 Hoofdstuk 1: Totstandkoming van de wetgeving Vertrouwelijke omzendbrieven De BOM-wet van 6 januari 2003 en haar uitvoeringsbesluiten Arrest nr. 202/2004 van het Arbitragehof van 21 december Eerste BOM-reparatiewet van 27 december Arrest nr. 105/2007 van het Grondwettelijk Hof van 19 juli Arrest nr. 107/2007 van het Grondwettelijk Hof van 26 juli Tweede BOM-reparatiewet van 16 januari Arresten van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State Wet van 21 december Wet van 29 december KB Informantenwerking van 6 januari Besluit Hoofdstuk 2: Begrippen en algemene principes Afbakening van de bijzondere opsporingsmethoden Gerechtelijke finaliteit Enkele belangrijke gerechtelijke actoren De BOM-magistraat De onderzoeksrechter De BTS-officier De kamer van inbeschuldigingstelling Hoofdstuk 3: Algemene voorwaarden tot gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden Algemeen Subsidiariteit Proportionaliteit Verbod misdrijven te plegen Algemeen Uitzonderingen op het verbod Verbod van provocatie Algemeen Definiëring i

4 5.3. Bewijslast Rechtsgevolg Tenuitvoerlegging door de procureur des Konings in een gerechtelijk onderzoek Hoofdstuk 4: Observatie Begripsomschrijving Toepassingsvoorwaarden Subsidiariteit Proportionaliteit De machtiging tot observatie Het vertrouwelijk dossier Het strafdossier Cijfergegevens Hoofdstuk 5: Infiltratie Begripsomschrijving Toepassingsvoorwaarden Subsidiariteit Proportionaliteit Politionele onderzoekstechnieken Algemeen Pseudo-koop, vertrouwenskoop en testkoop Pseudo-verkoop en vertrouwensverkoop Gecontroleerde aflevering en doorlevering Frontstore Akkoord van de federale procureur Bijzondere maatregelen De machtiging tot infiltratie Het vertrouwelijk dossier Het strafdossier Cijfergegevens Hoofdstuk 6: Informantenwerking Begripsomschrijving De organisatie van informantenwerking in een notendop Algemeen De nationale informantenbeheerder ii

5 2.3. De lokale informantenbeheerder De contactambtenaar Enkele belangrijke principes Het afzonderlijk dossier Cijfergegevens Hoofdstuk 7: De controle op de bijzondere opsporingsmethoden Algemeen Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling (KI) De BOM-controle en de rechten van de verdediging De verplichte controle De facultatieve controle Controle door de rechter ten gronde Cijfergegevens Deel II: Bijzondere opsporingsmethoden in Engeland en Wales Hoofdstuk 1: Verantwoording en werkwijze Hoofdstuk 2: Algemene principes omtrent het vooronderzoek en het strafproces Hoofdstuk 3: Observatie Hoofdstuk 4: Infiltratie en informantenwerking Hoofdstuk 5: Toezicht op de observatie, infiltratie en informantenwerking Geen volledige rechterlijke toetsing Disclosure en public interest immunity Hoofdstuk 6: Besluit Deel III: Interviews Inleiding Miguel Ureel, BOM-magistraat van het parket Joris Van Cauter, advocaat Joseph Van Goethem, kamervoorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling Besluit Deel IV: Problemen, bemerkingen en persoonlijke aanbevelingen Hoofdstuk 1: Algemeen Hoofdstuk 2: Subsidiariteit en proportionaliteit Hoofdstuk 3: Wantrouwen ten opzichte van infiltranten? Hoofdstuk 4: Toezicht door de kamer van inbeschuldigingstelling (KI) Enkele aandachtspunten iii

6 2. Positieve aspecten Optioneel toezicht op observaties Hoofdstuk 5: Alternatieven voor de BOM-controle Inzagerecht voor advocaten? Disclosure-procedure? Hoofdstuk 6: Toezicht op informantenwerking Hoofdstuk 7: Besluit Algemeen besluit Bibliografie iv

7 Inleiding 1. Sinds de zogenaamde BOM-wet 1 kunnen het parket en de onderzoeksrechter bij de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit gebruik maken van bijzondere opsporingsmethoden. Hieronder vallen de observatie, de infiltratie en de informantenwerking. Telkens wanneer observaties of infiltraties die een vergaande inmenging in het privéleven tot gevolg hebben worden gehanteerd, moet er een vertrouwelijk dossier worden aangelegd. Daarin bewaart de procureur des Konings onder meer de machtiging tot het gebruik van de bijzondere opsporingsmethode en de verslagen over het verloop ervan. Bij informantenwerking wordt een afzonderlijk dossier aangelegd, dat eveneens een vertrouwelijk karakter heeft. De toegang tot beide soorten dossiers wordt niet alleen ontzegd aan de betrokken partijen (verdachte, beklaagde of beschuldigde en eventuele burgerlijke partijen), maar ook aan de rechter ten gronde. De motieven hiervoor zijn tweeërlei. Ten eerste dient de identiteit van de uitvoerende politieambtenaren en betrokken burgers geheim te blijven, om eventuele represailles van het criminele milieu te vermijden. Ten tweede mag de werkwijze van de politiediensten niet steeds openlijk worden bekendgemaakt, omdat daardoor de effectiviteit van de aangewende technieken en strategieën in de toekomst in het gedrang komt. Het open strafdossier bevat wel processen-verbaal over de toegepaste observaties of infiltraties, maar daarin zijn alle vertrouwelijke elementen weggelaten. Het afzonderlijk dossier inzake informantenwerking wordt zelfs volledig geheim gehouden. Daardoor blijft de verdachte of beklaagde steeds verstoken van bepaalde informatie die van belang kan zijn voor zijn verdediging. Het bestaan van een vertrouwelijk en een afzonderlijk dossier staat dan ook op gespannen voet met de rechten van de verdediging. 2. De problematiek draait dus in hoofdzaak om een afweging tussen twee belangen die lijnrecht tegenover elkaar lijken te staan, namelijk openbare veiligheid enerzijds en rechtsbescherming anderzijds. Idealiter zou er een evenwicht tussen de twee moeten bestaan, maar dit blijkt geen sinecure. De evolutie van de wetgeving vormt hiervan het bewijs. 3. Oorspronkelijk had de wetgever niet voorzien in een adequate (lees: rechterlijke en dus onafhankelijke en onpartijdige) controle op het vertrouwelijk dossier. Naast de betrokken partijen konden zelfs de vonnisrechter en de onderzoeksgerechten de betreffende stukken niet inkijken. 1 Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, BS 12 mei

8 Hierdoor werden de rechten van de verdediging ontegensprekelijk aangetast. Zo is het denkbaar dat de uitvoerende politieambtenaren tijdens hun opdracht bepaalde strafbare feiten hebben uitgelokt. Bij gebrek aan afdoend toezicht op het gebruik van de observatie en infiltratie kunnen dergelijke fouten niet steeds worden ontdekt. Toch was er een arrest van het Grondwettelijk Hof nodig om de wetgever tot actie aan te zetten 2. Het Hof stelde een schending vast van artikel 6 EVRM en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Een aanpassing van de wetgeving was dus onvermijdelijk. 4. Iets meer dan een jaar na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof werd de BOM-reparatiewet 3 afgekondigd. Deze belastte de kamer van inbeschuldigingstelling met de controle op het vertrouwelijk dossier. Het toezicht bestaat uit een verplichte en een facultatieve controle (respectievelijk artikel 235ter en artikel 235quater Sv.) Op de informantenwerking is tot op heden nog steeds niet in een onafhankelijke rechterlijke controle voorzien. 6. Het is de ambitie van dit werk om na te gaan hoe de bijzondere opsporingsmethoden zijn geregeld en of deze regeling voldoende garanties biedt in het licht van de rechten van de verdediging. Het onafhankelijk rechterlijk toezicht (of het gebrek daaraan in geval van informantenwerking) verdient daarbij ruime aandacht. Daarom worden zowel de zogenaamde BOM-controle door de kamer van inbeschuldigingstelling als de alternatieve toezichtsmodellen aan een nader onderzoek onderworpen (Deel I, hoofdstuk 7). Eerst dient echter de nodige aandacht te worden besteed aan de evolutie van de wetgeving (Deel I, hoofdstuk 1), aan enkele belangrijke begrippen en principes (Deel I, hoofdstuk 2) en aan de wettelijke regeling van de observatie, de infiltratie en de informantenwerking (Deel I, hoofdstukken 3 tot en met 6). In de rechtsleer is al veel inkt gevloeid over het toezicht op de bijzondere opsporingsmethoden, maar dit bleef tot nu toe vaak beperkt tot het becommentariëren van (aspecten van) de huidige 2 Grondwettelijk Hof nr. 202/2004, 21 december 2004, BS 6 januari 2004 en RW , 1290, noot S. VANDROMME en C. DE ROY. 3 Wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit, BS 30 december H. BERKMOES, Bijzondere opsporingsmethoden (observatie, infiltratie, informantenwerking) in Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, losbl., (B216/01) B216/44-B216/

9 wetgeving, zonder algemene en concreet uitgewerkte voorstellen te doen tot verbetering ervan 5. Ook het praktisch belang voor de partijen in een strafgeding van een onafhankelijke rechterlijke controle op het vertrouwelijk dossier is naar mijn aanvoelen nog te weinig belicht geweest. Dit werk tracht aan die leemtes tegemoet te komen. Er wordt namelijk inspiratie gehaald uit het recht in Engeland en Wales (Deel II) en uit gesprekken met rechtspractici (Deel III). Vertrekkend vanuit de inzichten die zijn verworven via de studie van de wetgeving, het rechtsvergelijkend onderzoek en de interviews met professionele juristen, worden vervolgens de voornaamste pijnpunten opgesomd die mijn inziens aanwezig zijn in de huidige Belgische regelgeving. Ook worden mogelijke verbeteringen of alternatieven onderzocht (Deel IV). Tenslotte overloop ik de belangrijkste conclusies die mijn inziens kunnen worden getrokken uit onderhavige studie (Algemeen besluit). 7. Dit werk kan zeker niet worden beschouwd als een exhaustieve commentaar van de bijzondere opsporingsmethoden. Daarvoor kunnen andere werken worden geconsulteerd, zoals het uitstekende boek van H. BERKMOES en J. DELMULLE, De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2011, 1128 p. Wel worden sterke accenten gelegd op de relatie tussen de bijzondere opsporingsmethoden en de rechten van de verdediging, door de wetgeving met een kritische blik te analyseren. Daarnaast wordt getracht een originele bijdrage te leveren aan de reeds bestaande rechtsleer door een bespreking van relevante statistieken, een rechtsvergelijkende studie, interviews met vooraanstaande juristen en de ontwikkeling van eigen voorstellen om de Belgische regelgeving te optimaliseren. 5 Een uitzondering hierop vormt het voorstel van VANDROMME en DE ROY om de figuur van disclosure-rechter in te voeren in het Belgisch strafprocesrecht: zie S. VANDROMME en C. DE ROY, Het vertrouwelijk dossier: Quo vadit? (noot onder Grondwettelijk Hof nr. 202/2004, 21 december 2004), RW , en S. VANDROMME, Non-disclosure van gevoelige informatie in een strafprocedure: hoe de handicap voor de verdediging compenseren?, TvMR 2005, afl. 1, (11)

10 4

11 Deel I: De bijzondere opsporingsmethoden naar Belgisch recht Hoofdstuk 1: Totstandkoming van de wetgeving 1. Vertrouwelijke omzendbrieven 6 8. Vóór de totstandkoming van de BOM-wet pasten de politiediensten ook al bijzondere opsporingsmethoden toe. Daar er geen wettelijk kader bestond, opereerden zij in een soort juridische schemerzone waarbinnen de grenzen niet duidelijk waren afgelijnd, met rechtsonzekerheid tot gevolg. 9. Enkele omzendbrieven trachtten hieraan tegemoet te komen. Eerst was er de Ministeriële Omzendbrief van 24 april 1990 betreffende de bijzondere opsporingstechnieken om de zware of georganiseerde criminaliteit te bestrijden 7. Deze werd gevolgd door de Ministeriële Omzendbrief van 6 oktober , die op zijn beurt werd vervangen door de Ministeriële Omzendbrief van 1 december 2002 betreffende de aanwending van de fondsen ter beschikking gesteld van de politiediensten door de federale overheidsdienst Justitie 9. Ook gingen er enkele omzendbrieven uit van individuele procureurs-generaal 10 en van het college van procureurs-generaal 11. Deze circulaires boden een referentiekader: algemene begrippen, beginselen, voorwaarden tot gebruik en finaliteit van de bijzondere opsporingsmethoden. In de genoemde Ministeriële Omzendbrieven zijn bijvoorbeeld proportionaliteits- en subsidiariteitsvoorwaarden opgenomen, die gelijken op deze in de latere BOMwet De genoemde circulaires zijn echter vertrouwelijk, zodat ze nooit officieel gepubliceerd zijn geweest. De inhoud ervan is wel overgenomen en becommentarieerd in bepaalde bronnen van 6 H. BERKMOES en J. DELMULLE, De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2011, Ministeriële Omzendbrief van 24 april 1990, nr. 7/SDP/690/MN/NIX/RRB6/6, onuitg., gewijzigd bij Ministeriële Omzendbrief van 5 maart 1992, onuitg. 8 Ministeriële Omzendbrief van 6 oktober 1995, nr. 6/4322/MN3, onuitg. 9 Ministeriële Omzendbrief van 1 december 2002, onuitg. 10 Bv. Omzendbrief R. nr. 37/91 van 28 juni 1991 betreffende Getuige getuigenis in strafzaken bijzondere opsporingstechnieken anonieme verklaringen, onuitg., aangevuld door Omzendbrief R. nr. 66/91 van 2 december 1991, onuitg., uitgaande van de procureur-generaal te Gent. 11 Bv. Richtlijn COL 1/98 van 16 februari 1998 betreffende proactieve recherche eenvormig rapporteringsformulier en logboek. 12 Ph. TRAEST en J. MEESE, België in P.J.P. TAK, Heimelijke opsporing in de Europese Unie: de normering van bijzondere opsporingsmethoden in de landen van de Europese Unie, Antwerpen, Intersentia, 2000, (9)

12 rechtsleer 13. Dit vertrouwelijk karakter leidde tot dualiteit in de rechtspraak. Bepaalde rechters meenden dat ze van de inhoud van de omzendbrieven geen kennis mochten nemen 14, andere leidden dan weer uit bepaalde overtredingen ervan een onregelmatigheid af 15. Volgens ONSEA belette niets dat rechters rekening zouden houden met de inhoud van de circulaires 16, maar de onzekerheid in de rechtspraak hield aan. 11. De regeling in circulaires deed daarnaast problemen rijzen in verband met het recht op bescherming van het privéleven (art. 8 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). Overeenkomstig art EVRM heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. Inbreuken op dit recht zijn slechts toegestaan indien ze zijn voorzien bij wet, noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en een (in artikel 8.2. vermeld) legitiem doel nastreven. Volgens BERKMOES en DELMULLE vormen art. 8 Sv. en de artikelen 15 en 44/1 Wet Politieambt een voldoende wettelijke basis om niet-ingrijpende vormen van observatie te legitimeren onder art EVRM, omdat dit valt onder de algemene taakstelling van de politiediensten. Voor sommige vormen van observatie en infiltratie is echter een uitdrukkelijke wettelijke grondslag vereist 17. De vertrouwelijke ministeriële omzendbrieven voldoen niet aan die legaliteitseis van art EVRM 18. Het begrip wet in art EVRM dient in zijn materiële betekenis te worden opgevat waardoor ook infralegale besluiten en verordeningen in aanmerking komen maar de rechtsgrond moet daarnaast ook toegankelijk en voorzienbaar zijn, wat bij geheime omzendbrieven niet het geval is 19. Art. 6 EVRM garandeert dan weer het recht op een eerlijk proces. Dit omvat onder meer het recht op een eerlijke bewijsvoering (art. 6.3.(a)) en het recht op confrontatie met getuigen (art. 6.3.(d)). Laatstgenoemde rechten zijn moeilijk te verzoenen met de anonimiteit van tipgevers, informanten en politieambtenaren bij de aanwending van bijzondere opsporingsmethoden. De anonimiteit van 13 Zie bv. Ph. TRAEST en J. MEESE, België in P.J.P. TAK, Heimelijke opsporing in de Europese Unie: de normering van bijzondere opsporingsmethoden in de landen van de Europese Unie, Antwerpen, Intersentia, 2000, (9) KI Brussel 17 december 1999, Vigiles 2000, afl. 1, Bergen 5 mei 1992, RDPC 1992, 890, noot C. DE VALKENEER. 16 I. ONSEA, De bestrijding van de georganiseerde misdaad: de grens tussen waarheidsvinding en grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, H. BERKMOES en J. DELMULLE, De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2011, 23-24, nr R. VERSTRAETEN, Opsporingsmethoden: regulering en controle in België en Frankrijk, DD 1995, (605) A. PIPERS en P. DE HERT, Handboek privacy. Persoonsgegevens in België, Brussel, Politeia, 1997, losbl.,

13 deze bronnen is nochtans vaak nodig, zowel om hun veiligheid te garanderen als om hun inzetbaarheid in de toekomst te verzekeren De BOM-wet van 6 januari 2003 en haar uitvoeringsbesluiten Vanuit het werkveld (parketmagistraten, onderzoeksrechters en politie) kwam de vraag naar meer rechtszekerheid en rechtsbescherming bij de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden 22. Ook uit de verslagen van enkele parlementaire onderzoekscommissies bleek de noodzaak van een wettelijke regeling Op 12 maart 2002 werd op initiatief van de Minister van Justitie een wetsontwerp ingediend betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden. Bij het opstellen van de tekst is rekening gehouden met twee parameters: - enerzijds, de omschrijving van de bijzondere methoden in het licht van de permanente ontwikkeling van nieuwe actie- en reactiemiddelen door de criminele organisaties: de wet moet de politiediensten de mogelijkheid bieden om op een innoverende wijze te reageren op de contrastrategieën die criminele organisaties kunnen voeren wegens hun kennis van de politiemethoden; - anderzijds, het verschaffen van een algemeen juridisch raamwerk dat deze methoden, ondanks hun wijzigend karakter, inpast in een politieonderzoek dat beantwoordt aan de grondbeginselen van de strafvordering 24. Met die principes in het achterhoofd, heeft de wetgever de definitie van elk van de bijzondere opsporingsmethoden zodanig opgesteld dat de georganiseerde criminaliteit op een evenwaardige en eigentijdse manier kan worden gevoerd, zonder de wet telkens te moeten aanpassen en zonder 20 M. DE RUE, Les droits de l homme et les méthodes modernes d enquête policière, JT 2000, (321) Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, BS 12 mei Wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden. Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren Guy HOVE en Geert BOURGEOIS, Parl.St. Kamer , nr. 1688/013, Zie onder meer: Verslag namens de Parlementaire Commissie van onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie- en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel, uitgebracht door de heren Renaat LANDUYT en Jean-Jacques VISEUR, Parl.St. Kamer , nr. 573/7, 66 en Tweede tussentijds verslag namens de Parlementaire Commissie van onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België De impact van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, onder meer door het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden, op de organisatie van de politiediensten en het Openbaar Ministerie uitgebracht door de heren COVELIERS en DESMEDT, Parl.St. Senaat , nr /8, Memorie van toelichting bij de Wet van 6 januari 2003, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, 67. 7

14 daarbij de individuele rechten en vrijheden en de fundamentele beginselen van de strafrechtspleging uit het oog te verliezen De BOM-wet regelt naast de bijzondere opsporingsmethoden ook enkele andere onderzoeksmethoden, namelijk het onderscheppen en openen van post, de inkijkoperatie, het direct afluisteren, de uitgestelde tussenkomst en het inwinnen van gegevens over bankrekeningen en banktransacties. 15. Wat de controle op de bijzondere opsporingsmethoden betreft, werd niet in een specifieke procedure voorzien. De raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling dienden hun controle- en toezichtstaak uit te oefenen wanneer zij waren gevat in het kader van de bevoegdheden die vervat liggen in, respectievelijk, de artikelen en de artikelen 135, 136, 136bis, 235 en 235bis Sv. 26 De wetgever oordeelde dat eventuele problemen bij de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden moesten worden opgelost via de procedure tot zuivering van de nietigheden. De raadkamer kan die bevoegdheid uitoefenen bij de regeling van de rechtspleging ter afsluiting van het gerechtelijk onderzoek (art. 127 Sv.). De kamer van inbeschuldigingstelling kan dan weer tot zuivering overgaan in het kader van: - hoger beroep tegen een beschikking van de raadkamer (naar aanleiding van de regeling der rechtspleging of de voorlopige hechtenis (art. 135, 1 en 2 Sv. en relevante bepalingen van de Voorlopige Hechteniswet)) of tegen een beschikking van de onderzoeksrechter (inzake een strijdig bevel of inzake de artikelen 61ter, 61quater en 61quinquies Sv.); - een verzoekschrift van een inverdenkinggestelde of een burgerlijke partij of een vordering van de procureur-generaal betreffende een gerechtelijk onderzoek dat na één jaar nog niet is afgesloten (respectievelijk de artikelen 136 en 136bis Sv.); - de evocatie van de zaak tijdens een gerechtelijk onderzoek op grond van art. 235 Sv Om de zuivering van nietigheden ook mogelijk te maken na afloop van een opsporingsonderzoek dat niet in een gerechtelijk onderzoek uitmondt, werd art. 47undecies, eerste lid Sv. (oud) ingevoerd. Die bepaling luidde als volgt: De procureur des Konings die in zijn opsporingsonderzoek toepassing heeft gemaakt van observatie of infiltratie, en tot vervolging wenst over te gaan, vordert in alle gevallen de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter doet, naar aanleiding van deze procedure, verslag 25 Memorie van toelichting bij de Wet van 6 januari 2003, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, Ibid., Ibid.,

15 aan de raadkamer, zonder dat hij gerechtigd is ambtshalve enige daad van onderzoek te stellen. Er wordt gehandeld overeenkomstig artikel 127. Hierdoor diende de procureur des Konings, op het einde van zijn opsporingsonderzoek en alvorens tot dagvaarding over te gaan, de onderzoeksrechter te vatten zodat ook dan langs de onderzoeksgerechten wordt gepasseerd Het is nuttig hier reeds even stil te staan bij enkele bezwaren van de Raad van State bij het voorontwerp van de BOM-wet. De Raad van State had het vooral moeilijk met het ontbreken van inzagerecht in het vertrouwelijk dossier voor de onderzoeksrechter, de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling: (...) in de ontworpen wet wordt niet bepaald dat de raadkamer kennis kan nemen van het «vertrouwelijke dossier» waarin de neerslag te vinden is van de operaties die in het kader van de bijzondere opsporingsmethoden zijn verricht, noch dat ze de met de leiding van die operaties belaste officieren van gerechtelijke politie kan horen, zoals in het ontworpen artikel 235bis voor de kamer van inbeschuldigingstelling wordt bepaald. Bijgevolg kan men zich afvragen hoe de raadkamer zich overeenkomstig artikel 131 van het Wetboek van Strafvordering ervan kan vergewissen dat het opsporingsonderzoek verricht door de procureur des Konings niet wordt aangetast door onregelmatigheden of nietigheidsgronden betreffende een handeling die in het kader van dat opsporingsonderzoek is gesteld of betreffende de manier waarop de bewijzen voor het strafbare feit zijn verzameld. 29 Wat de controle door de kamer van inbeschuldigingstelling betreft, maakte de Raad van State een gelijkaardig voorbehoud. Op deze bezwaren antwoordde de Regering: Dat de raadkamer, en ook de kamer van inbeschuldigingstelling, geen inzage hebben in het vertrouwelijk dossier is een bewuste keuze. Alle informatie ingewonnen door de bijzondere opsporingsmethoden is terug te vinden in het open dossier, en het vertrouwelijk dossier betreft enkel de afscherming van de gebruikte technieken, evenals de afscherming van de identiteit van de politieambtenaren en/of informanten (...). Bovendien is het delicaat om de raadkamer inzage te geven in het vertrouwelijk dossier, terwijl de verdediging dit niet zou hebben: in dat 28 Memorie van toelichting bij de Wet van 6 januari 2003, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, Adv.RvS /2 bij de Wet van 6 januari 2003, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001,

16 geval zou dan de raadkamer moeten oordelen, terwijl zij over meer informatie zou beschikken dan een van de procespartijen Veel auteurs protesteerden dat deze argumentatie de keuzes van de wetgever niet kon rechtvaardigen 31. VANDROMME en DE ROY noemden de rechterlijke controle op het vertrouwelijk dossier een lege doos 32. Ze voerden terecht aan dat de rechters, zonder inzage in de vertrouwelijke stukken, niet in staat zijn zich uit te spreken over de regelmatigheid van de aangewende bijzondere opsporingsmethoden. Volledig in de lijn met voornoemd advies van de Raad van State, raadden zij aan de onderzoeksgerechten inzage te geven in het vertrouwelijk dossier. Alleen zo, aldus de auteurs, kon een veroordeling door het Europees Mensenrechtenhof wegens schending van art. 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) worden vermeden De BOM-wet werd aangevuld met twee Koninklijke Besluiten: het KB van 9 april 2003 betreffende de politionele onderzoekstechnieken 34 en het KB van 26 maart 2003 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren 35. Wat het eerstgenoemde KB betreft, vernietigde de Raad van State bij arrest van 19 november een zinsnede in artikel 2 die betrekking had op de samenwerking met buitenlandse ambtenaren. De wetgever heeft dit rechtgezet door deze bepaling op te nemen in art. 47octies, 2, tweede lid in fine Sv. 37 Het Koninklijk Besluit van 26 maart 2003 werd dan weer in zijn totaliteit door de Raad van State vernietigd op 19 november en daarop vervangen door het KB van 6 januari 2011 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren Memorie van toelichting bij de Wet van 6 januari 2003, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, DE NAUW en SCHUERMANS noemden de hele procedure op verslag een bijzonder ongelukkige vondst en een onding : A. DE NAUW en F. SCHUERMANS, De wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, RW , afl. 24, (921) S. VANDROMME en C. DE ROY, De dark side van de bijzondere opsporingsmethoden: over de onmogelijke rechterlijke controle op het vertrouwelijk dossier, TvMR 2004, afl. 1, (12) Ibid., (12) BS 12 mei BS 12 mei RvS 19 november 2009, nr Wet van 29 december 2010 houdende wijziging van artikel 47octies van het Wetboek van strafvordering betreffende de samenwerking met buitenlandse infiltranten, BS 20 januari RvS 19 november 2009, nr BS 18 januari

17 3. Arrest nr. 202/2004 van het Arbitragehof van 21 december Het Arbitragehof besloot bij zijn omstandig gemotiveerd arrest van 21 december 2004 tot gedeeltelijke vernietiging van de BOM-wet Het negende en tiende middel van het arrest handelen over de aangevoerde schending van art. 6 EVRM, in samenhang gelezen met art. 10 en 11 GW, door het gebrek aan afdoende controle op het vertrouwelijk dossier. Het Hof erkent vooreerst de noodzaak om in sommige gevallen bepaalde bewijselementen geheim te houden voor de beklaagde, teneinde de fundamentele rechten van andere personen of een behartenswaardig algemeen belang te vrijwaren (overweging B.27.6., tweede alinea). Dergelijke inmenging in de rechten van de verdediging kan echter enkel worden verantwoord indien zij strikt evenredig is met het belang van de te bereiken doelstellingen en indien zij wordt gecompenseerd door een procedure die een onafhankelijke en onpartijdige rechter in staat stelt de wettigheid van de procedure te onderzoeken (overweging B.27.6., derde alinea). Het Hof vermeldt hierbij de arresten in de zaak Edwards and Lewis v. the United Kingdom van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 22 juli 2003 en 27 oktober 2004 (Grote Kamer). 22. Het Hof stelt vast dat noch de onderzoeksrechter, noch de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling inzage hebben in het vertrouwelijk dossier. Vervolgens argumenteert het Hof: Het vertrouwelijk dossier kan evenwel stukken bevatten die noodzakelijk zijn om de wettigheid te toetsen van de aanwending van de observatie of de infiltratie, waardoor het onder meer mogelijk is na te gaan of er niet een niet gemachtigd strafbaar feit is gepleegd en of de betrokkene niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een provocatie door de politie. De processen-verbaal die bij het strafdossier worden gevoegd dienen enkel «verwijzingen naar» en «vermeldingen» in verband met bepaalde stukken die zich in het vertrouwelijk dossier bevinden te bevatten, wat niet waarborgt dat de inhoud van het strafdossier zal volstaan opdat de onderzoeksgerechten een daadwerkelijke controle kunnen uitoefenen op de wettigheid van de bijzondere opsporingsmethoden. 40 BS 6 januari 2005, F. GOOSSENS, De B.O.M.-Wet deels vernietigd, TvW 2005, afl. 4, (121)

18 Daaruit volgt dat mogelijke onwettigheden waardoor de aanwending van de observatie of de infiltratie zijn aangetast en die uitsluitend zouden blijken uit de stukken vervat in het vertrouwelijk dossier, niet het voorwerp kunnen uitmaken van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en dat a fortiori die onwettigheden niet kunnen worden afgekeurd. (overweging B.27.9., tweede tot en met vierde alinea) 23. Het Arbitragehof besluit dan ook dat de controle op de wettigheid van de aanwending van bepaalde bijzondere opsporingsmethoden ontoereikend is om na te gaan of de erdoor veroorzaakte inmenging in de grondrechten verantwoord is, en of niet op onevenredige wijze afbreuk wordt gedaan aan de vereisten van een eerlijk proces, gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. (overweging B.28.) De volgende artikelen van het Wetboek van Strafvordering waren derhalve met ongrondwettigheid behept en werden vernietigd: - art. 47septies, 1, tweede lid en 2 (procedure van de observatie); - art. 47novies, 1, tweede lid en 2 (procedure van de infiltratie); - art. 47sexies, 4 en 7, tweede lid (machtiging om een misdrijf te plegen in het kader van de observatie); - art. 47octies, 4 en 7, tweede lid (machtiging om een misdrijf te plegen in het kader van de infiltratie); - art. 47undecies (optreden van de onderzoeksrechter en van de raadkamer in geval van vervolging). Daarnaast, om redenen vreemd aan de rechterlijke controle van het vertrouwelijk dossier, werden de volgende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering vernietigd: - art. 28septies, derde lid; - art. 47quater (omtrent het verbod van provocatie); - art. 47septies, 1, tweede lid en 2; - art. 56bis, tweede lid, in zoverre het kon worden toegepast in samenhang met art. 28septies; - art. 89ter, in zoverre het kon worden toegepast in samenhang met art. 28septies. Om de buitensporige gevolgen te vermijden die de terugwerkende kracht van het vernietigingsarrest zou hebben, werden de gevolgen van de vernietigde bepalingen evenwel nog enige tijd gehandhaafd (overwegingen B tot B.30.3.). 12

19 4. Eerste BOM-reparatiewet van 27 december De eerste BOM-reparatiewet trachtte tegemoet te komen aan de bezwaren die het Arbitragehof formuleerde in zijn arrest van 21 december Daarnaast introduceerde de wet een aantal nieuwe bepalingen en voerde het technische aanpassingen door. Een nieuwe bepaling was bijvoorbeeld art. 47decies, 7 Sv., die informanten onder strenge voorwaarden toeliet misdrijven te plegen om hun informatiepositie te behouden. Twee voorbeelden van toevoegingen zijn art. 47ter, 1, derde lid Sv., dat het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden toeliet in het kader van de strafuitvoering, en art. 47sexies, 1, vierde lid en 56bis, tweede lid Sv. omtrent het aanwenden van fotoapparatuur bij observaties. 25. Om te remediëren aan de vernietiging door het Arbitragehof van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering, werd onder meer een nieuw artikel 30 ingeschreven in de Voorafgaande Titel van dit wetboek (ter vervanging van oud art. 47quater Sv.). Dit artikel herdefinieerde het begrip provocatie waardoor het toepassingsgebied ervan werd vergroot 43. Ook werden de nieuwe artikelen 189ter, 235ter, 235quater en 335bis (oud) Sv. in het leven geroepen, waardoor de kamer van inbeschuldigingstelling werd belast met een specifieke controle op het vertrouwelijk dossier. 5. Arrest nr. 105/2007 van het Grondwettelijk Hof van 19 juli Het Grondwettelijk Hof diende zich meermaals uit te preken over voormelde eerste BOMreparatiewet. In het kader van dit werk is het gepast om enkel die arresten te bespreken die handelen over het rechterlijk toezicht op de bijzondere opsporingsmethoden. 27. Bij arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 vernietigde het Hof de mogelijkheid om de bijzondere opsporingsmethoden aan te wenden in het kader van de strafuitvoering. Art. 47ter, 1, derde lid Sv. liet namelijk toe dat op de observatie, infiltratie en informantenwerking beroep werd gedaan wanneer een persoon zich onttrok aan de uitvoering van zijn straf of vrijheidsberovende maatregel, maar in die omstandigheden kan de kamer van inbeschuldigingstelling haar wettigheidstoezicht van art. 235ter Sv. niet uitoefenen (overwegingen B.7.1. tot en met B.7.8.). 42 Wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit, BS 30 december M. BEERNAERT, La loi du 27 décembre 2005 visant à améliorer les modes d investigation dans la lutte contre le terrorisme et la criminalité grave et organisée: un premier aperçu rapide, JT 2006, afl. 6218, (193) BS 13 augustus

20 Bij hetzelfde arrest werd ook art. 235ter, 6 Sv. vernietigd, volgens hetwelk geen beroepsmogelijkheid openstond tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling inzake de BOM-controle (overwegingen B tot en met B ). 28. De overige aangevoerde schendingen van de Grondwet werden verworpen. Toch is het interessant ook bij die motivering even stil te staan. 29. Zo argumenteerden de verzoekers dat het feit dat de inverdenkinggestelde noch de burgerlijke partij inzage werd verleend in het vertrouwelijk dossier, in strijd was met de artikelen 10 en 11 GW, al dan niet in samenhang gelezen met art. 6 EVRM en met art. 14 IVBPR. Het Grondwettelijk Hof bracht volgende redenering naar voor: B De gegevens die niet voor de partijen ter inzage zijn, werden door de wetgever strikt en beperkend omschreven. De wet zou niet kunnen worden omzeild door in het vertrouwelijk dossier stukken op te nemen die zich in het strafdossier moeten bevinden (Parl. St., Kamer, , DOC /005, pp. 32, 36 en 66). De gegevens van het vertrouwelijk dossier kunnen niet als bewijs worden gebruikt ten nadele van de inverdenkinggestelde (ibid., pp ). B Enkel de inlichtingen die van dien aard zijn dat zij de bescherming van de uitvoerders en de aanwending zelf van de opsporingsmethoden in het gedrang kunnen brengen, worden aan inzage door de verdediging onttrokken. Hieronder moet worden begrepen de informatie betreffende de misdrijven die de politiediensten en de personen bedoeld in artikel 47quinquies 2, derde lid, van het Wetboek van strafvordering gemachtigd zijn te plegen in het kader van de observatie (artikel 47sexies, 4 en 7) of de infiltratie (artikel 47octies, 4 en 7), daar die informatie van dien aard is dat zij de identiteit en de veiligheid van de betrokken personen en de aanwending zelf van de opsporingsmethode in het gedrang kan brengen. Alle andere informatie over de aanwending en de uitvoering van die opsporingsmethoden moet worden opgenomen in het strafdossier, dat bij de rechtspleging van artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering voor de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde ter inzage ligt. Dat dossier bevat inlichtingen over de aanwending en de aard van de gebruikte opsporingsmethoden, de redenen die dat gebruik verantwoorden en de verschillende fasen van de uitvoering ervan. De partijen hebben kennis van de volledige uitvoering van de gemachtigde bijzondere opsporingstechnieken van observatie en infiltratie en, in tegenstelling met wat sommige verzoekende partijen beweren, zal de inverdenkinggestelde het verbod om provocatie 14

21 aan te wenden, voorgeschreven bij artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, kunnen aanvoeren. B De wil van de wetgever om de zware criminaliteit doeltreffend te bestrijden en de noodzaak om daartoe bepaalde gevoelige gegevens geheim te houden, zouden in het gedrang worden gebracht indien, bij dat soort van criminaliteit, de inverdenkinggestelden, bij de controle van het vertrouwelijk dossier door de kamer van inbeschuldigingstelling, toegang zouden kunnen hebben tot dat dossier. Het is niet onredelijk een rechtspleging te organiseren die verschilt van die waarvoor de geheimhouding niet noodzakelijk is en waarin de partijen inzage kunnen hebben in alle stukken van het strafdossier. (eigen onderstreping) Het valt enigszins te betreuren dat het Grondwettelijk Hof de piste niet heeft onderzocht waarbij enkel aan de advocaten van de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij een inzagerecht zou worden toegekend, zoals door sommigen wordt voorgesteld (zie infra Deel IV, hoofdstuk 5, vanaf p. 133). 30. Vervolgens bekritiseerden de verzoekers de toekenning van de controle op het vertrouwelijk dossier aan de kamer van inbeschuldigingstelling, terwijl dit onderzoeksgerecht in een latere fase, en mogelijk in dezelfde samenstelling, zal moeten oordelen over de regeling van de rechtspleging, waarbij het zal beslissen met kennis van het vertrouwelijk dossier en dus met kennis van elementen waarover de partijen niet beschikken en waarover geen tegensprekelijk debat heeft plaatsgevonden 45. Dit bezwaar wordt door het Hof afgewezen om volgende redenen: De gegevens die aan inzage door de verdediging worden onttrokken, zijn door de wetgever strikt en beperkend omschreven. (...) Het feit dat de verdediging gegevens uit het vertrouwelijk dossier waarvan de kamer van inbeschuldigingstelling kennis heeft genomen niet kan raadplegen, kan niet leiden tot gewettigde twijfel omtrent de onpartijdigheid van dat rechtscollege bij de regeling van de rechtspleging. (...) De controle van het vertrouwelijk dossier door de kamer van inbeschuldigingstelling wordt uitgeoefend in de voorbereidende procesfase, voordat de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de vonnisgerechten, die zelf geen inzage krijgen in het vertrouwelijk dossier en dus op dat gebied niet anders worden behandeld dan de partijen. Die rechtscolleges zullen dus niet oordelen op grond van gegevens 45 Deze bezorgdheid werd reeds vóór de totstandkoming van de BOM-reparatiewet gedeeld door VANDROMME en DE ROY: zie S. VANDROMME en C. DE ROY, Het vertrouwelijk dossier: Quo vadit? (noot onder GwH 21 december 2004), RW , afl. 33, (1295)

22 waarvan zij wel en de partijen geen kennis hebben, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de vereisten van het eerlijk proces. (overwegingen B en B.13.4.; eigen onderstreping) 31. De verzoekende partijen waren ook van oordeel dat art. 235ter Sv. de rechten van de verdediging aantast doordat het bepaalt dat de kamer van inbeschuldigingstelling bij de BOM-controle de partijen afzonderlijk hoort. Het Hof kon zich daar niet in vinden: Hoewel het debat voor de kamer van inbeschuldigingstelling niet contradictoir is, biedt de wet de waarborg dat alle betrokken partijen worden gehoord zodat het onderzoeksgerecht zo volledig mogelijk wordt geïnformeerd alvorens te beslissen. Aangezien de partijen de mogelijkheid hebben om vooraf inzage te hebben in het strafdossier, dat met uitzondering van de gevoelige gegevens alle informatie over de aangewende opsporingsmethoden bevat, kunnen zij een nuttig verweer voeren (vgl. EHRM, 16 februari 2000, Jasper t. Verenigd Koninkrijk, 55 en 56). (overweging B.14.4., tweede alinea) 32. Daarnaast hadden de verzoekers het moeilijk met de korte termijn van 48 uur waarover de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde beschikken om het strafdossier in te kijken, alvorens de kamer van inbeschuldigingstelling zitting houdt inzake de BOM-controle (art. 235ter, 2, derde lid Sv.). Hier beslaat het antwoord van het Grondwettelijk Hof slechts één alinea: Vergeleken met de termijnen die van toepassing zijn bij andere verschijningen voor de onderzoeksgerechten, blijkt niet dat de termijn van achtenveertig uur voorgeschreven in artikel 235ter, 2, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, waarover de partijen beschikken om het strafdossier in te zien, als onevenredig kort kan worden beschouwd. (overweging B.14.6.) 33. Tenslotte werd de schending aangevoerd van artt. 10, 11, 15 en 22 GW, al dan niet in samenhang gelezen met artt. 6 en 8 EVRM en met artt. 14 en 17 IVBPR, doordat de wet niet voorziet in een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter wanneer het Openbaar Ministerie, na aanwending van bijzondere opsporingsmethoden, beslist de zaak te seponeren. Het Hof stelt eerst dat, zolang het Openbaar Ministerie niet terugkomt op haar beslissing tot sepot, er geen sprake is van strafvervolging in de zin van art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR. Het Hof erkent wel dat het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden ten aanzien van personen die uiteindelijk niet worden vervolgd, een inmenging kan betekenen in het recht op eerbiediging van hun privéleven, van hun woning of van hun briefgeheim of op een andere wijze aan die personen schade kan toebrengen. Evenwel, nog aldus het Hof, kan worden aanvaard dat het vertrouwelijk dossier enkel het voorwerp 16

23 dient uit te maken van de controle door de procureur-generaal en door het college van procureursgeneraal (voorzien in art. 47undecies Sv.) zolang de elementen die worden verzameld dankzij de opsporingstechnieken geen enkel gevolg hebben voor de situatie van de personen ten aanzien van wie zij zijn aangewend (overwegingen B tot B.17.7.). 6. Arrest nr. 107/2007 van het Grondwettelijk Hof van 26 juli In zijn arrest van 26 juli 2007 deed het Grondwettelijk Hof een tweede keer uitspraak over enkele vermeende schendingen die reeds in het arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 werden behandeld. De argumentatie is telkens identiek, zodat kan worden verwezen naar de bespreking onder titel 5 (supra). 35. Nieuw is echter de aangevoerde ongrondwettigheid van art. 235quater Sv. Dit artikel regelt de facultatieve BOM-controle door de kamer van inbeschuldigingstelling (KI) tijdens het gerechtelijk onderzoek. Bij deze vorm van controle kan de KI niet de zuivering van nietigheden doorvoeren overeenkomstig art. 235bis, 5 en 6 Sv., terwijl zij dit wel kan bij de verplichte BOM-controle van art. 235ter Sv. Het Hof ziet hierin geen schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien een eventuele facultatieve controle steeds wordt gevolgd door een verplichte controle, waarbij de zuivering alsnog kan plaatsvinden (overweging B.11.5.). 36. Ook diende het Hof zich uit te spreken over de afwezigheid van toezicht door de kamer van inbeschuldigingstelling op het afzonderlijk dossier inzake informantenwerking. In zijn arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 had het Hof hierin nog een ongrondwettigheid gezien. Paragraaf 7 van art. 47decies, ingevoegd door de BOM-reparatiewet, bepaalde immers dat naast observerende en infiltrerende politieambtenaren ook informanten onder bepaalde voorwaarden strafbare feiten mochten plegen. In die omstandigheden achtte het Grondwettelijk Hof een onafhankelijke rechterlijke toetsing van het afzonderlijk dossier noodzakelijk. Het Hof vernietigde bij voormeld arrest art. 47decies, 7, en legde de wetgever enkele voorwaarden op, onder dewelke hij het plegen van misdrijven door informanten opnieuw kon invoeren. Gezien de wetgever ten tijde van het daarop volgende arrest van het Hof (d.d. 26 juli 2007, zijnde zeven dagen later) nog geen herziene bepaling had ingeschreven in het Wetboek van Strafvordering, viel ook de noodzaak weg om een rechterlijke controle op het afzonderlijk dossier in te bouwen. Het Hof stelde immers dat [h]et vertrouwelijk dossier in verband met de informanten niet dezelfde draagwijdte, noch dezelfde inhoud 46 BS 14 september

24 [heeft] als het vertrouwelijk dossier in verband met de aanwending van een observatie of een infiltratie. Het bevat in principe geen bewijsstukken die zullen worden aangewend in een later proces. Die moeten immers het voorwerp uitmaken van het proces-verbaal bedoeld in artikel 47decies, 6, vierde lid. Daarentegen is het vertrouwelijk dossier van essentieel belang om de anonimiteit en dus de veiligheid van de informanten te vrijwaren (overwegingen B tot en met B van het arrest nr. 107/2007 van 26 juli 2007). 7. Tweede BOM-reparatiewet van 16 januari De tweede BOM-reparatiewet is een zeer korte wet, die in zeven haasten door het parlement werd gejaagd en die op de dag van haar afkondiging al in het Staatsblad werd gepubliceerd én in werking trad. Het Hof van Beroep te Gent had immers bij een reeks arresten van 6 januari 2009 nauwelijks tien dagen voordien ophefmakende beslissingen geveld waarbij enkele zware criminelen werden vrijgelaten. De Gentse kamer van inbeschuldigingstelling had bij haar controle op de bijzondere opsporingsmethoden die in het gerechtelijk onderzoek waren toegepast (overeenkomstig art. 235ter Sv.) de inverdenkinggestelden gehoord in afwezigheid van het Openbaar Ministerie 48. In dergelijk geval, aldus het Hof van Cassatie, is de volledige rechtspleging voor de kamer van inbeschuldigingstelling door nietigheid aangetast 49. Het Hof van Beroep te Gent sprak daarom de onontvankelijkheid van de strafvordering uit 50. De wetgever wilde dergelijke procedurefouten in de toekomst koste wat het kost vermijden en stemde in allerijl een tweede BOM-reparatiewet. Deze voerde een vierde lid toe aan art. 189ter Sv., waardoor de feitenrechter of het Hof van Cassatie bij wettigheidsincidenten met betrekking tot de controle op de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, de zaak aan het Openbaar Ministerie kan overzenden teneinde deze bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de BOM-controle van artikel 235ter Sv. Ook nam ze alle twijfel weg omtrent de verplichte aanwezigheid van de procureur-generaal tijdens de zitting van de kamer van inbeschuldigingstelling, door art. 235ter, 2, derde lid Sv. aan te passen. Tenslotte werd via de invoering van een nieuw zesde lid in art. 235ter Sv. de mogelijkheid ingevoerd om onmiddellijk 47 Wet van 16 januari 2009 tot wijziging van de artikelen 189ter, 235ter, 335bis en 416 van het Wetboek van strafvordering, BS 16 januari Volgens VAN CAUTER was deze interpretatie niet onlogisch en bovendien taalkundig correct, zie J. VAN CAUTER, De BOM-controle na de tweede reparatie, T.Strafr. 2009, afl. 3, (143) Cass. 28 oktober 2008, AR P N, Juristenkrant 2009, afl. 182, 2 en AR. P N, NC 2009, afl. 3, 198, Pas. 2008, afl. 10, 2378 en TBP 2009, afl. 8, (weergave F. MEERSSCHAUT). 50 V. ROELANTS, Nieuwe BOM-Reparatiewet, RABG 2009, afl. 4, (309)

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 De bijzondere opsporingsmethoden.book Page 3 Thursday, June 23, 2011 10:40 AM DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 HOOFDSTUK 1 DE TOTSTANDKOMING VAN DE WETGEVING... 17 1. De wet van 6 januari

Nadere informatie

A R R E S T. de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 4307 Arrest nr. 98/2008 van 3 juli 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 OKTOBER 2008 P.08.0706.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.0706.N I H T V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, ter rechtszitting bijgestaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2012 P.11.1908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1908.N I R. L. M. P., inverdenkinggestelde. eiser, met als raadsman mr. Michaël Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent. II M. G.

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Overzicht van de middelen van de Orde van Vlaamse Balies (beroep tot vernietiging van 26 juni 2006)

Overzicht van de middelen van de Orde van Vlaamse Balies (beroep tot vernietiging van 26 juni 2006) Beroep tot vernietiging bij het Arbitragehof van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Enkele bijzondere machten van de KI

Enkele bijzondere machten van de KI Enkele bijzondere machten van de KI Lawrence Verhelst Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. R. Verstraeten en Dhr. Jacques Vandeuren INLEIDING Drie raadsheren, de voorzitter inbegrepen, vormen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 OKTOBER 2015 P.15.1346.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1346.N S S, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Jean Marie De Meester, advocaat bij de balie te Brugge.

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

*** 224 LARCIER RABG 2006/03

*** 224 LARCIER RABG 2006/03 RABG 2006/03 A CTUALIA de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen (art. 22-24); de tabel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2014 P.13.1753.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1753.N I 1. P J C L, met als raadsman mr. Jan Surmont, advocaat bij de balie te Turnhout, 2. STORG bvba, met zetel te 3530 Houthalen-Helchteren,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0494.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0494.N I A. O. B. C., beklaagde, eiser. II CONSULTING & PROSPECTION INTERNATIONAL nv, met zetel te 2000 Antwerpen, Tabaksvest 95/5,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 NOVEMBER 2010 P.10.1428.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1428.N I. G. P., beklaagde, eiser. II. G. A. P. V. L., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Dirk Grootjans, advocaat bij de

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Rolnummer 2268 Arrest nr. 29/2002 van 30 januari 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027. Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T

Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027. Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027 Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 27 december 2005 «houdende

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JULI 2014 P.14.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1029.N A B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Frank Marneffe, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 APRIL 2016 P.15.1639.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1639.N I M B, beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Kris Luyckx en mr. Bart Verbelen, advocaten bij de balie te Antwerpen, II

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 DECEMBER 2015 P.15.0905.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0905.N I E Y, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II 1. M Y, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2013 P.12.1919.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1919.F 1. H. M. e.a., Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. A. F. e.a., Mr. Jacqueline Oosterbosch,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0330.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0330.N I A J M G, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frank Janssen, advocaat bij de balie te Turnhout. II J A L G, beklaagde,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

378 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

378 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 378 MONITEUR BELGE 06.01.2005 BELGISCH STAATSBLAD 3. maintient : - jusqu à la publication au Moniteur belge du présent arrêt, les effets des articles 28septies, alinéa 3, 47quater, 56bis, alinéa 2,et89ter;

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 SEPTEMBER 2014 P.14.0024.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0024.N I 1. R M E A M, met als raadsman mr. Joris Vercraeye, advocaat bij de balie te Anwerpen, 2. A L L M, met als raadsman

Nadere informatie

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN 13 januari 2012 Voorzitter: A. Van Praet Rechters: S. Vanhoonacker en Y. Hendrickx Advocaten: mrs. K Luyckx (balie Antwerpen) en W. Damen (balie Antwerpen) 1)Voeging resultaten

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.10.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1029.N I. II. B. R., beklaagde, gedetineerd, eiser. met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. III.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.14.0124.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0124.N B S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Meester, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen 1. SOGETI BELGIUM

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be NOTA Koningsstraat 148 B 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79 info@advocaat.be Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 NOVEMBER 2013 P.13.1779.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1779.N P E, inverdenkinggestelde, aangehoudene, eiseres, met als raadsman mr. Thomas Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 oktober 2005 P.05.1056.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1056.F.- DE FEDERALE PROCUREUR, tegen U. L. D. A. D., Mr. Marc Nève, advocaat bij de balie te Luik. I. Bestreden beslissing Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 OKTOBER 2015 P.15.0789.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0789.N I F E M, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt, II O A, met als raadsman mr. John Maes, advocaat

Nadere informatie

Rolnummer 4704. Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4704. Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4704 Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Arbitragehof Onderwerp Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden. Gedeeltelijke vernietiging - Handhaving van de gevolgen van de vernietigde

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1936.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1936.N K E L D, inverdenkinggestelde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. Philip

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2019 P.18.1028.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1028.N J J M S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie Antwerpen, tegen 1. D W, burgerlijke

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 1/5 Advies nr 17/2012 van 10 mei 2012 Betreft: Adviesaanvraag inzake het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera

Nadere informatie

Rolnummer 4495. Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer 4495. Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T Rolnummer 4495 Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 8 van de wet

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JANUARI 2015 P.14.1956.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1956.N P R, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gino Houbrechts, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JUNI 2006 P.06.0527.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0527.N 1. M. L. J. M., verdachte, met als raadsman mr. Johan Speecke, advocaat bij de balie te Kortrijk, 2. V. N. C. C., verdachte,

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JUNI 2015 P.15.0277.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0277.N M. P., I en IX eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen. 1. A. R. A., II 2. R. I., 3.

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 december 2015 ADVIES 2015-94 Over de weigering om toegang te verlenen tot de inspectierapporten

Nadere informatie

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux Collège des procureurs généraux College van Procureursgeneraal Bruxelles, le 18 janvier 2018 Brussel, 18 januari 2018 CIRCULAIRE N 02/2018 DU COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX PRÈS LES COURS D APPEL OMZENDBRIEF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 NOVEMBER 2014 P.14.0948.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0948.N J H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joachim Meese, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer,

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, 30 OKTOBER 2001 P.01.1239.N/1 Nr. P.01.1239.N.- K. M., beklaagde, gedetineerd, eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, met als raadsman

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1011.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1011.F H. M., Mr. Philippe Vanlangendonck, advocaat bij de balie te Brussel, tegen F. L. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen

J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen Grondwettelijk Hof 15 oktober 2015 Voorzitters: Rechters: Advocaten: A. Alen en J. Spreutels J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen N. Maes Grondwet gelijkheid en niet-discriminatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 NOVEMBER 2012 P.12.1082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1082.N J V D B, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend) 0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend) Tekortkomingen aan de beroepsverplichtingen die ten grondslag liggen aan de uitoefening van het beroep onafhankelijkheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MEI 2016 P.16.0026.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0026.N I Y P J G, beklaagde, eiser, II M J C, beklaagde, eiseres, III 1. D G, beklaagde, 2. A G, beklaagde, 24 MEI 2016 P.16.0026.N/2

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 9 januari 2012 ADVIES 2012-1 met betrekking tot de openbaarheid van auditverslagen (CTB/2011/337)

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 DECEMBER 2012 P.12.1561.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1561.N FEDERALE PROCUREUR, vervolgende partij, eiser. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest

Nadere informatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Kanselarij Boudewijnlaan 30 1000 Brussel T. secretariaat:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251 Rapport Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251 2 Klacht Verzoeker deed op 2 maart 2004 aangifte tegen zijn buurman, de heer Y, wegens vernieling van een aantal bomen, struiken en planten. Verzoeker

Nadere informatie

(B.S, 10/06/2003, p ) Tekst geconsolideerd door het coördinatiebureau: versie toepasselijk vanaf 02/04/2014

(B.S, 10/06/2003, p ) Tekst geconsolideerd door het coördinatiebureau: versie toepasselijk vanaf 02/04/2014 1 KONINKLIJK BESLUIT VAN 15 MEI 2003 TOT REGELING VAN DE VERSNELDE PROCEDURE IN GEVAL VAN BEROEP BIJ DE RAAD VAN STATE TEGEN SOMMIGE BESLISSINGEN VAN DE [AUTORITEIT VOOR FINANCIËLE DIENSTEN EN MARKTEN

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

Hof van Cassatie LIBERCAS

Hof van Cassatie LIBERCAS Hof van Cassatie LIBERCAS 4 2012 CASSATIEBEROEP STRAFZAKEN Strafzaken Beslissingen vatbaar voor casstieberoep Strafvordering Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep Ontvankelijkheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MAART 2016 P.16.0346.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0346.N M A A A K alias M A K alias M alias G, verdachte, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Zouhaier Chihaoui, advocaat bij

Nadere informatie

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121 Hoofdstuk 2 De misdrijven 63 152. In het fiscaal strafonderzoek gelden de gebruikelijke regels van het strafprocesrecht. De fiscus en het strafrechtelijk opsporingsapparaat opereren apart en zoals hierna

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2013 P.13.1403.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1403.F I. L. D'O., II. III. IV. R. S., M. D., 1. ALALUNGA ANSTALT VADUZ, firma naar Liechtensteins recht, 2. KICK INTERNATIONAL

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2010 P.10.0284.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0284.F I - II PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, beide cassatieberoepen tegen 1. M. B., Mr. Carine Couquelet,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MEI 2011 P.10.2037.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2037.F I. DE PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, II. BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, op vervolging en benaarstiging

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 2499 Arrest nr. 20/2003 van 30 januari 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2015 P.14.1796.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1796.F PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE LUIK, tegen A. S., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2016 P.15.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1103.N P J A V D B, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 MEI 2014 P.14.0557.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0557.F N. M. C., Mr. Christophe Marchand, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Rolnummer 5489 Arrest nr. 155/2012 van 20 december 2012 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 15 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 MAART 2012 P.12.0296.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0296.F I. J. B., II. J. B., Mrs. Renaud Heins en Yves Wynants, advocaten bij de balie te Verviers, tegen D. F., optredend in eigen

Nadere informatie

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING Christophe THIEBAUT Advocaat PAQUES, NOPERE & THIEBAUT Assistent UCL Maître de conférences FUCAM II- DE OPSPORING * Basisstuk van de strafprocedure *

Nadere informatie