DIAGNOSE HANDLEIDING LPG

Transcriptie

1 DIAGNOSE HANDLEIDING LPG Baardmeesweg 57, 3899 XT Zeewolde Tel: +31 (0) Fax: +31 (0) Documentnr.: Uitgave: Revisie: 1.0

2 Inhoudsopgave 1 INLEIDING: DOEL VAN DEZE DIAGNOSE HANDLEIDING HOE DIENT DEZE DIAGNOSE HANDLEIDING GEBRUIKT TE WORDEN STORINGENSDIAGRAMMEN MOTORSTORINGEN Motor loopt niet op gas Motor loopt onregelmatig stationair op gas Motor stottert of houdt in op gas (tijdens acceleratie) Systeem schakelt voortijdig terug naar benzine Motor loopt niet op alle cilinders Motor slaat slecht aan bij het starten Motor loopt slecht in koude toestand op benzine Motor schakelt niet vloeiend over op gas en slaat soms af ELECTRISCHE STORINGEN Geen communicatie tussen PC en ECU mogelijk LEDs op de schakelaar branden niet Geen 12V na contact Geen toerentalsignaal of niet correct Geen gastemperatuursignaal of niet correct Geen Motortemperatuursignaal of niet correct Controle aansturing van de gasinjectoren Controle Benzine injectorenonderbreking Controle aansturing afsluiters op de tank en op de drukregelaar Kabelboom overzicht DIVERSE STORINGEN De schakelaar piept en het systeem schakelt niet over op gas De gas ECU doet het niet meer na een update Tankniveau indicatie is niet correct PROCEDURES STANDAARD CONTROLE PROCEDURE CONFIGURATIE CHECK PROCEDURE VERBINDING MAKEN TUSSEN UW COMPUTER EN HET GASSYSTEEM INTERFACESOFTWARE CONTROLEREN EN UPDATEN FOUTCODE UITLEES PROCEDURE SIGNAALCONTROLE PROCEDURE SYSTEEMDRUK CONTROLE EN AFSTEL PROCEDURE DRUKMETING CONTROLE PROCEDURE SLANGEN EN NOZZLES CONTROLE PROCEDURE GASINJECTOREN CONTROLE PROCEDURE RETOURGOEDEREN EN GARANTIE AFWIKKELING Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. pagina 2 van 35

3 Inleiding 1.1 Doel van deze diagnose handleiding De Eurogas Omegas diagnose handleiding is een aanvulling op de Eurogas Omegas technische handleiding. De diagnosehandleiding heeft als functie, zoals de naam al aangeeft, om snel en op de juiste manier diagnose te kunnen stellen bij een eventuele storing in het Eurogas Omegas gassysteem. Bij het juiste gebruik van deze twee handleidingen dient u er in toe in staat te zijn binnen afzienbare tijd diagnose te kunnen stellen en de oorzaak van de storing te kunnen aangeven. Indien u binnen deze tijd hier nog niet in bent geslaagd dient u contact op te nemen met de technische dienst van Eurogas. 1.2 Hoe dient deze diagnose handleiding gebruikt te worden Tijdens de ontwikkeling van deze diagnose handleiding is getracht de handleiding zo éénvoudig en overzichtelijk mogelijk te maken. Om deze reden is de handleiding zoveel mogelijk opgebouwd uit stromingsdiagrammen in plaats van tekst. De stromingsdiagrammen zullen u opdrachten geven en vragen stellen. Uw antwoorden zullen u verder door het stromingsdiagram c.q. door de diagnose handeling sturen of naar de technische handleiding verwijzen, totdat u diagnose heeft kunnen stellen, het probleem heeft kunnen oplossen of u verzocht wordt contact op te nemen met de technische dienst van Eurogas. Deze handleiding is opgebouwd uit 4 onderdelen te weten: de inhoudsopgave, deze inleiding, storingensdiagrammen en procedures. Het hoofdstuk storingensdiagrammen op zijn beurt bestaat weer uit drie hoofdgroepen: Motorstoringen, Electrische storingen en Diverse storingen. Dit hoofdstuk bevat stromingsdiagrammen voor specifieke storingen en deze zulllen u leiden naar de oorzaak van het probleem in het systeem. Het hoofdstuk Procedures bestaat uit een aantal algemene stromingsdiagrammen waar u gebruik van dient te maken wanneer dat in een storingsdiagram wordt aangegeven en om goede conclusies te kunnen trekken. Tevens bevat het de procedure 3.11 RETOURGOEDEREN EN GARANTIE AFWIKKELING die u vertellen respectievelijk hoe te werk te gaan in de situaties dat het nodig is een onderdeel te vervangen en te bestellen en bij garantiesituaties. Hoe dient u te werkt te gaan Wanneer u een storing moet oplossen in een voertuig met het Eurogas Omegas systeem dan zoekt u uit de inhoudsopgave het storingsdiagram dat het beste past bij de storing in het voertuig. U begint bovenaan in het stromingsdiagram en voert de opdracht uit die wordt aangeven in elk diagramsblok of beantwoord de vraag die daar wordt gesteld. Om de diagramsblokken waarin u een vraag wordt gesteld staan antwoordblokken of pijlen die u sturen naar de volgende actie om uiteindelijk tot een conclusie of oplossing te komen. Gebruikte symbolen: De symbolen en geven aan door te gaan naar het diagramblok dat vervolgens aangewezen wordt. De symbolen Niet OK en... geven een keuze aan afhankelijk van de vraag die in het diagramblok daarvoor gesteld is en wijzen vervolgens aan hoe verder te gaan. Het symbool geeft aan wat te doen indien u meer informatie nodig heeft om de actie uit te voeren. Het symbool ja / geeft aan in twee gevallen verder te gaan in de aangewezen richting. In dit geval als het antwoord is en indien u meer informatie nodig heeft. Ook het symbool geeft een keuze aan afhankelijk van de vraag die in het diagram daarvoor gesteld is. De pijl geeft vervolgens aan hoe verder te gaan. Succes! pagina 3 van 35

4 LPG 2.1 Motorstoringen Motor loopt niet op gas. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Branden er LEDs op de schakelaar bij het contact aan doen of het starten van de motor Ga naar LEDs op schakelaar branden niet. Blijven er LEDs branden op de schakelaar bij een lopende motor Er is waarschijnlijk geen RPM signaal aanwezig. Controleer dit en ga naar geen toerentalsignaal Schakelt het systeem over op LPG (Schakelaar gaat van groen knipperend naar continue branden) Controleer de signalen RPM en motortemperatuur. Het toerental en de temp. moeten boven bepaalde drempelwaarden zijn. Gebruik 3.6 Signaalcontrole procedure Blijft de motor op gas lopen Controleer of er druk in het systeem aanwezig is (op het moment van overschakelen) en of deze correct is. "F2 Display" of 3.7 Systeemdruk controleren. U kunt dit ook voelen door in de gasslang te knijpen. Deze moet moeilijk in te knijpen te zijn. Controleer of de gasinjectoren worden aangestuurd. U kunt deze horen tikken als ze worden aangestuurd. Geen druk Niet Treedt er een "cut-off" bij gaslos en RPM > 2000 (controleer dit met de interfacesoftware scherm F2 Display. De LED cut-off gaat branden bij cut-off.) De auto staat stil of heeft een storing op benzine. Laat het gassysteem overschakelen in "acceleratie". Zie technische handleiding blz 20 fig. 28. Controleer of u de afsluiters op de tank en drukregelaar hoort open klikken. Zie verder Controle aansturing afsluiters en anders 3.7 Systeemdruk controle procedure. ga naar Controle gasinjectorenaansturing. Controleer of de Benzinenjectoren worden onderbroken. Doe dit aan de hand van Controle benzine-injectorenonderbreking. pagina 4 van 35

5 LPG 2.1 Motorstoringen Motor loopt onregelmatig stationair op gas. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Voer de 3.10 Gasinjectoren controle uit. Als het probleem met name voorkomt bij lage temperatuur en een koude motor is de kans groot dat gasinjectoren vervuild zijn met paraffine. T = laag Knijp één voor één de gasinjectorslangen dicht om er achter te komen welke injector(s) niet goed meewerkt. Als bij een slang deze handeling geen effect heeft op de motor, dan werkt de desbetreffende gas-injector niet mee. Voer de slangen en nozzle controle uit en probeer het opnieuw. Controleer of de Benzine-injectoren worden onderbroken. Doe dit aan de hand van Controle benzine-injectorenonderbreking. Controleer de werking van de lambda sonde met een OBD-scantool of ander diagnose-apparaat in zowel de benzineals gasstand. Niet / De afgegeven spanning van de lambda-sonde moet bij een warme motor bij stationair draaien schommelen tussen de 0,2 en 0,8 V. Indien de spanning constant blijft is de sonde defect en moet deze vervangen worden. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 5 van 35

6 LPG 2.1 Motorstoringen Motor stottert of houdt in op gas (tijdens acceleratie). Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Voer de 3.7 Systeemdruk controle uit. Controleer de druk in het bijzonder bij grote gas-afname. Test opnieuw. Voer de 3.10 Gasinjectoren controle uit. Als het probleem met name voorkomt bij lage temperaturen en een koude motor is de kans groot dat gasinjectoren vervuild zijn met paraffine. T = laag Knijp één voor één de gasinjectorslangen dicht om er achter te komen welke injector(s) niet goed meewerkt. Als bij een slang deze handeling geen effect heeft op de motor, dan werkt de desbetreffende gas-injector niet mee. Controleer de bougies en bobines visueel op slijtage en vervang de bougies bij enige twijfel. Test opnieuw. Rijd in de 4de versnelling, lage toeren (1500 rpm) en geef volgas. Bij overslaan zijn de bougies en of de bobines aan vervanging toe. Controleer de slangen en nozzles op lekkage en verstopping m.b.v. de 3.9 Slangen en nozzle controle procedure. Controleer of de gasrekeneenheid van de juiste configuratie is voorzien m.b.v. de 3.2 Configuratie check procedure Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 6 van 35

7 LPG 2.1 Motorstoringen Systeem schakelt voortijdig terug naar benzine. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Voer de 3.7 Systeemdruk controle uit. Controleer de druk in het bijzonder bij grote gas-afname. Let op oorzaken zoals een vervuild drooggasfilter, slechte LPG-toevoer vanuit de tank en slechte verwarming van de drukregelaar.test opnieuw. Voer de Tankniveau-indicatie controle uit. Systeem schakelt terug door lage druk door te weinig LPG in de tank, terwijl de niveau-indicatie meer aangeeft. Voer de 3.8 Drukmeting controle uit. Het terugschakelen kan veroorzaakt worden door een foutieve drukmeting. Controleer of de drukmeting correct is. Controleer of de gasrekeneenheid van de juiste configuratie is voorzien m.b.v. de 3.2 Configuratie check procedure. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 7 van 35

8 LPG 2.1 Motorstoringen Motor loopt niet op alle cilinders. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Loopt de motor op benzine wel op alle cilinders Ga naar Motor loopt onregelmatig stationair op gas. Controleer of alle benzine onderbrekingen goed contact maken. Controleer benzine-onderbrekingsbedrading op polariteit, draadbreuk en op andere onderbrekingen. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst Motor slaat slecht aan bij het starten. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Controleer of de benzine-ecu is weggeleerd. Zo ja reset dan de adaptieve leerwaarden en controleer of de auto beter start. Controleer het verschil in mengselcorrectiewaarde (fast fuel trim) tussen benzine en gas op "medium load". Is dit verschil groot Controleer of gaslekkage in het inlaatspruitstuk de oorzaak is van het moeizaam aanslaan: Zet de motor af en trek een gasslang los van het droogfilter, zodat de druk wegvalt uit het systeem. Laat de motor afkoelen en start de motor dan weer. Slaat de motor nu nog moeilijk aan Voer de 3.2 Configuratie check procedure uit. Controleer de maat van de gas-injectoren en voer de 3.10 gasinjectoren controle uit. Controleer de systeemdruk m.b.v 3.7 Systeemdruk controle procedure. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. De storing zit waarschijnlijk in het benzinesysteem. Zoek daar in verder. pagina 8 van 35

9 LPG 2.1 Motorstoringen Motor loopt slecht in koude toestand op benzine. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Controleer of de benzine-ecu is weggeleerd. Zo ja reset dan de adaptieve leerwaarden en controleer of de auto beter loopt. Controleer het verschil in mengselcorrectiewaarde (fast fuel trim) tussen benzine en gas op "medium load". Is dit verschil groot Voer de 3.2 Configuratie check procedure uit. Controleer de maat van de gas-injectoren en voer de 3.10 gasinjectoren controle uit. Controleer de systeemdruk m.b.v 3.7 Systeemdruk controle procedure. De storing zit waarschijnlijk in het benzinesysteem. Zoek daar in verder. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst Motor schakelt niet vloeiend over op gas en slaat soms af. Voer naast de handelingen van het specifieke storingsdiagram hieronder eerst de 3.1 Standaard controle Procedure zo volledig mogelijk uit. Zorg ervoor dat er voldoende gas in de tank aanwezig is. Controleer dit door naar de vlotterstand op de tankmeter te kijken. Controleer of de gasrekeneenheid van de juiste configuratie is voorzien m.b.v. de 3.2 configuratie check procedure Controleer de systeemdruk binnen 1 sec. na het overschakelen. Is de druk te laag (3.7 Systeemdruk controle) Het gassysteem heeft een lek en heeft daardoor geen druk tijdens overschakelen. Zoek het lek op en verhelp dit. Controleer of de LPG injectoraansturingen en de benzine injector onderbrekingen conform de inbouwinstructie zijn uitgevoerd. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 9 van 35

10 2.2 Electrische storingen Geen communicatie tussen PC en ECU mogelijk Als de interfacesoftware geen verbinding kan maken met de ECU maakt het programma hier melding van en geeft deze de storingscode aan. In de onderstaande lijst wordt aangegeven per storingscode wat de oorzaak is. Verbinding maken Foutmelding C01 C02 C03 C04 Oorzaak Onmogelijk om met de ECU te verbinden via COM of USB poort. Onmogelijk om een verbonden ECU te vinden. De ECU communiceert niet of de communicatie is onderbroken. Fout in het laden van de ECU identificatiedata ECU firmware is niet compatible met de interfacesoftware Interfacesoftware is niet compatible met de ECU firmware Indien bij de melding de storingscodes C01 wordt opgegeven dient u het volgende te doen; - Controleer of de interfacekabel goed is aangesloten en/of er geen losse contacten zijn en probeer hetopnieuw. - Controleer of er LEDs op de schakelaar gaan branden bij contact aan of draaiende motor om te controleren of het gassysteem actief is. Zo niet ga naar LEDs branden niet op de schakelaar. - Controleer of de drivers goed geïnstalleerd zijn. Zie voor verdere informatie op de CD ROM welke meegeleverd wordt met de diagnoseset. Indien bij de melding de storingscodes C03 of C04 worden opgegeven dient u het volgende te doen; - Controleer of u over de juiste interface software beschikt m.b.v 3.4 Interfacesoftware controleren en probeer het opnieuw. pagina 10 van 35

11 2.2 Electrische storingen LEDs op de schakelaar branden niet. Let op: de LEDs branden slechts enkele seconden bij contact aan doen en een NIET lopende motor. Controleer de stekkeraansluiting achterop de keuzeschakelaar. Gebruik de procedure 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem en / of de technische handleiding blz 18 & 19. Maak verbinding tusssen uw computer en het gassysteem. Niet / Controleer de zekering van het gassysteem in de kabelboom vanaf de pluspool van de accu. Vervang indien nodig de zekering. Niet Controleer m.b.v. interfacesoftware F2 display en 3.6 signaalcontrole procedure de enkel ingangssignalen 12v na contact en het toerentalsignaal. Niet Indien geen 12V na contact, ga naar Geen 12V na contact. Indien geen toerentalsignaal; ga naar Geen toerentalsignaal Controleer of er spanning staat tussen de rode en zwarte draad van het keuzeschakelaarstekkertje. Indien niet de bedrading van ECU naar schakelaar controleren op draadbreuk. Verwijder de beschermkap op de ECU-stekker door de tie-wrap door te knippen en de beschermkap ervan af te schuiven. Controleer de voedingsspanning voor de ECU op pin 43 (Rood/zwart) +12V en pin 53 (zwart) massa. Hierop moet accuspanning staan. Indien niet de kabelboom controleren. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. Zet het contact aan en laat de motor even op benzine lopen. 10 sec. is voldoende. Ga naar Geen 12V na contact. Controleer of de ref. massa-aansluiting volgens de inbouwbeschrijving is. Niet Niet Meet de spanning tussen pin 5 (wit/rood) 12V na contact t.o.v. massa (min pool accu). deze dient minimaal 12V te zijn. Zorg dat het contact aan staat. Meet de spanning en de weerstand tussen pin 22 (zwart) ref. massa en de minpool van de accu. De spanning mag maximaal 0,05V en de weerstand maximaal 12 Ohm bedragen TIP! Gebruik spelden om bij de draden of contacten in de stekker te plaatsen voor het meten. Ga naar Geen toerentalsignaal. Niet Controleer het toerentalsignaal op pin 42 (bruin) met de pulse signal identifier of multimeter of oscilloscoop bij een draaiende motor. pagina 11 van 35

12 2.2 Electrische storingen Geen 12V na contact. Staat er 12V na contact op pin-positie 5 (wit/rood) van de ECU-stekker. Controleer of de draad (wit/rood) vanaf pin-positie 5 goed is aangesloten. Deze hoort standaard in de kabelboom bij benzine-onderbrekingstekker, positie 5 te zijn aangesloten. Controleer met een multimeter of er 12V na contact komt op pin-postie 5 (wit/rood) van de ECU-stekker. TIP! Gebruik spelden om bij de draden te steken voor het meten. Staat er 12V bij het contact aan Dit diagram eindigt hier. De storing kan ook worden veroorzaakt doordat ref. massa pinpositie 22 (logic ground) niet goed is aangesloten. Controleer met een Ohm-meter of er een draadbreuk is in de wit/rode draad. Zorg dat de draad breuk-vrij is. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst Geen toerentalsignaal of niet correct. Is er een toerentalsignaal aanwezig Controleer dit m.b.v. de interfacesoftware (F2 display) en eventueel 3.6 signaalcontrole procedure. Komt dit toerental overeen met het werkelijke toerental ja Verwijder de beschermkap op de ECU-stekker door het bindbandje door te knippen en de beschermkap ervan af te schuiven. Dit diagram is niet van toepassing. Is het toerentalsignaal aanwezig op pin-positie 42 (bruin) bij een draaiende motor maak gebruik van de "Pulse Signal Identifier". ja Controleer of de LPG-ECU de juiste configuratie bevat m.b.v. de configuratie check procedure. Controleer de bruine draad op draadbreuk. Controleer of de bruine draad (RPM-signaal) op de juiste plek is aangesloten volgens de inbouwbeschrijving. pagina 12 van 35

13 2.2 Electrische storingen Geen gastemperatuursignaal of niet correct. Controleer of de stekker goed op de druk-temp.-sensor is aangesloten en / of het probleem blijft. TIP! Gebruik spelden om bij de draden of contacten in de stekker te plaatsen voor het meten. Controleer of de druk-temp.-sensor 5V voeding krijgt. Meet op pin-positie 3 (rood/wit) 5V en pinpositie 1 (zwart) ref. massa van de druk-temp.-sensorstekker. Haal de stekker van de sensor en meet de weerstand over de temp. sensor pin-positie 2 en 1. Komt de gemeten weerstand overeen met de karakteristiek van de temp. sensor Niet Staat het gassysteem aan Meet bij de gas-ecu of deze 5V voeding geeft. Meet op pinpositie 9 (rood/wit) 5V en pinpositie 37 (zwart) ref. massa van de ECU-stekker. Er is draadbreuk of een andere onderbreking in de rood/witte draad of de zwarte ref. massa draad. Verhelp het probleem. Niet Plaats de stekker terug op de sensor en meet de weerstand weer, maar nu bij de ECU-stekker pinpositie 6 (oranje/zwart) en pinpositie 37 (zwart). Is de weerstand hetzelfde Temperatuursensor is defect. Vervang de sensor Er is draadbreuk of een andere onderbreking in de oranje/zwarte draad. Verhelp het probleem. Controleer de configuratie in de ECU m.b.v. 3.2 Configuratie check procedure. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 13 van 35

14 2.2 Electrische storingen Geen motortemperatuursignaal of niet correct. Controleer of de oranje draad van het gassysteem goed bij de originele temp. sensor is aangesloten. Zie de inbouwbeschrijving voor de pinpositie. Niet Sluit deze aan zoals in de inbouwbeschrijving staat omschreven. Vervang de motortemp. sensor, sluit alles correct aan en controleer opnieuw. Controleer met een OBD-scantool of een ander uitleesapparaat of de benzine-ecu de juiste temp. meet. Niet Verwijder de oranje van de originele temp. sensor en controleer of de benzine-ecu nu wel de juiste temp. meet. Niet Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. Controleer de oranje aangesloten bij de temp. sensor op sluiting, op correcte aansluiting en onderbreking. Controleer of de juiste configuratie in de LPG-ECU geprogrammeerd is (zie pagina 22) Controle aansturing van de gasinjectoren. Controleer of elke gasinjector electrisch wordt aangestuurd m.b.v. de Pulse Signal Identifier. Niet Plaats een speld bij elke gekleurde draad (niet zwart) in de gas-injectorstekkers. Plaats de zwarte draad van de Pulse Signal Identifier op een massa punt en de rode draad op een van de spelden. Als de LED brandt of knippert is er een signaal aanwezig. Deze procedure is beindigd. Ga terug naar de voorgaande procedure. Controleer de gas-injectorbedrading op onderbrekingen en repareer deze. Controleer of het electrische aansturingssignaal wel aanwezig is in de ECU-stekker. Gasinjector A pinpositie 27 Geel Gasinjector B pinpositie 28 Oranje Gasinjector C pinpositie 55 Rood Gasinjector D pinpositie 56 Bruin Zijn hier wel alle signalen aanwezig Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. m contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 14 van 35

15 2.2 Electrische storingen Controle benzine injectorenonderbreking. Kunt U de benzine-injectoren nog horen tikken terwijl deze onderbroken zouden moeten zijn in gas-bedrijf Gebruik hiervoor een stethoscoop. Controleer of de onderbrekingen goed zijn uitgevoerd (polariteit van de onderbrekingen). Goed m contact op met Eurogas, afdeling techniche dienst. Loopt de motor in het geheel niet op gas of niet op alle cilinders. Niet alle cilinders Geheel niet Controleer of de motor blijft lopen als de gastoevoer wordt gestopt. Knijp de 14 mm slang tussen het drooggasfilter en de injectorrail dicht en schakel over op gas. Het kan nodig zijn een langere 14 mm slang te plaatsen om het dichtknijpen mogelijk te maken. Blijft de motor in deze situatie lopen Controleer of de motor beter gaat lopen als de gastoevoer naar bepaalde cilinders wordt gestopt. Knijp één voor één de 6mm injectorslangen dicht bij het lopen op gas. Gaat bij het dicht knijpen van één van de slangen de motor beter lopen Er is een ander probleem aan de orde. Ga terug naar de vorige procedure en vervolg die. m contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 15 van 35

16 2.2 Electrische storingen Controle aansturing afsluiters op de tank en op de drukregelaar. Voer voor elke afsluiter (tank en verdamper) de handelingen van het onderstaande diagram uit. TIP: Gebruik spelden om achter in de stekker of draden te steken om gemakkelijk te kunnen meten. Meet de weerstand tussen de speld en het contact in de stekker om te controleren of er goed contact is. Controleer met behulp van een multimeter of de afsluiter wordt aangestuurd. De minimale spanning is 12V. Niet Controleer de weerstand van de spoel. Deze moet ongeveer 18 Ohm zijn. Niet Meet de spanning in de ECU-stekker op pin 23 (blauw, drukregelaar) t.o.v. pin 52 (zwart) én pin 24 (blauw/wit, tank) t.o.v. pin 51 (zwart). De minimale spanning is 12V. Niet Controleer de contacten in de ECU-stekker. Maken deze goed contact met de ECU Zoniet probeer dit dan te herstellen. Vervang de spoel en let bij het aansluiten op de polariteit. Controleer de bedrading op draadbreuk en andere onderbrekingen door de weerstand over de draden te meten. Herstel het eventuele probleem Indien beide afsluiters worden bekrachtigd en u deze ook hoort klikken is deze procedure niet meer van toepassing. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 16 van 35

17 2.2 Electrische storingen Kabelboomoverzicht. pagina 17 van 35

18 2.3 Diverse storingen De schakelaar piept en het systeem schakelt niet over op gas. Voer de 3.2 Configuratie check procedure uit. Door verkeerde instellingen in de software kan het systeem incompatibiliteit herkennen en het zichzelf uitschakelen. m contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas De gas ECU doet het niet meer na een update. Mogelijk is er een fout opgetreden in de communicatie tijdens het schrijven naar het geheugen van de ECU. m contact op met Eurogas om het probleem op te lossen Tankniveau indicatie is niet correct. Controleer de mechanische werking van de niveausensor op de tank. Geeft de wijzer een correcte indicatie van de tankinhoud Heeft de LED-niveau-indicatie een afwijking of geeft deze continu vol aan terwijl de tank zeker niet vol is. n Vol Vervang de tankniveausensor. Meet de weerstand van de tanksensor. Deze moet tussen de 0 en 90 Ohm zijn afhankelijk van de tank stand. (0 = leeg 90 = vol). Indien de weerstand hiervan afwijkt of oneindig is, dan is de sensor defect en dient u deze te vervangen. Afwijking Indien de tank voller aangeeft dan dat deze is dient u de sensor zo veel mogelijk met de klok mee te verdraaien en vice versa. In de software kunt u de drempelwaarden voor het aansturen van de LED's instellen. (Zie blz 21 van de technische handleiding). Controleer de bedrading naar de tankniveuasensor. Haal de stekker van de ECU af en meet de weerstand tussen pinpositie 19 en 18; deze moet 0 Ohm zijn. Meet de weerstand van pinpositie 18 of 19 (wit) naar 34 (zwart); Deze dient gelijk te zijn aan de weerstand van de sensor. Indien dit niet klopt dient u de bedrading na te kijken. Gebruik het kabelboom overzicht op blz 11. Controleer de positie van de tank of deze niet 180 graden is verdraaid. Meestal is de tankkraan aan de achterkant van het voertuig. Raadpleeg anders de inbouwbeschrijving. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas. pagina 18 van 35

19 3 Procedures 3.1 Standaard controle procedure Doel: Het standaard controle diagram geeft een overzicht van alle te controleren onderdelen en verwijst naar andere specifieke procedures om deelproblemen aan te pakken. Benodigdheden: Om deze procedure uit te voeren heeft u een computer (PC of laptop) nodig met de Eurogas Omegas interfacesoftware en een interfacekabel voor de verbinding tussen het gassysteem en de computer. Andere specifieke benodigdheden worden aangegeven per procedure. Opmerkingen: Voor het correct uitvoeren van de diagnose dient u ervan overtuigd te zijn dat er voldoende gas in de tank aanwezig is! Procedure: Loopt de motor netjes regelmatig op benzine Ga naar Motor loopt niet op alle cilinders en anders eerst het benzineprobleem oplossen en vervolgens opnieuw testen. Heeft de LPG-ECU de juiste configuratie Controleer dit m.b.v. 3.2 Configuratie check procedure. m contact op met Eurogas voor de juiste software. Zijn er foutcodes in de benzine- en/of LPG-ECU aanwezig Controleer dit m.b.v. 3.5 Foutcode uitleesprocedure. Los de storing(en) op en test of de foutcode(s) weer optreed(en). Zijn alle in- en uitgangssignalen aanwezig en correct Raadpleeg de 3.6 Signaalcontrole procedure. Zorg dat alle signalen aanwezig en correct zijn en test opnieuw. Raadpleeg hoofdstuk 2.2 Electrische storingen. Is de systeemdruk in stationaire en belaste situatie correct Raadpleeg de 3.7 Systeemdruk-procedure. Zorg dat de systeem druk correct is en test opnieuw. Raadpleeg 3.7 Systeemdruk procedure en eventueel 3.8 Drukmeting controle. vervolg zie pag. 20 pagina 19 van 35

20 3 Procedures Zijn de injectorslangen en nozzles in orde (niet verstopt of lek) Raadpleeg 3.9 Slangen en nozzles controle. Vernieuw de slangen en repareer de nozzlebevestiging en test opnieuw. Zijn de gasinjectoren en aansluitingen in orde Raadpleeg 3.10 Gasinjectoren controle. Controleer de bougies en bobines visueel op slijtage en vervang de bougies bij enige twijfel. Test opnieuw. Zie onderstaande afbeelding. Vernieuw of repareer en/of sluit de injectoren correct aan en test opnieuw. Raadpleeg 3.10 Gasinjectoren controle Rijd in de 4de versnelling, lage toeren (1500 rpm) en geef volgas. Bij overslaan zijn de bougies en of de bobines aan vervanging toe. Is het probleem opgelost m contact op met de technische dienst van Eurogas, afdeling technische dienst. Maak een testrit om zeker te zijn dat het probleem is opgelost. Goed Versleten pagina 20 van 35

21 3 Procedures 3.2 Configuratie check procedure Doel: Deze procedure geeft de mogelijkheid om te controleren of de gas ECU in het voertuig van de juiste configuratie is voorzien. Benodigdheden: Om deze procedure uit te voeren heeft u een computer (PC of laptop) nodig met de Eurogas Omegas interfacesoftware en een interfacekabel voor de verbinding tussen het gassysteem en de computer. Procedure: Maak verbinding tusssen uw computer en het gassysteem. Gebruik de procedure 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem en / of de technische handleiding paragraaf blz 19. m vanuit onderaan het interfacesoftware-hoofdscherm de configuratienaam incl. versienr., het serienr. en de softwareversie over zoals die aanwezig is in de gas-ecu. Vergelijk aanwezige configuratie + nr. met de configuratielijst dat afhankelijk van het voertuigtype opgesteld is. (zie pagina 22) voorkomt m contact op met Eurogas en houd de voertuiggegevens (model, kenteken, serienr. gas ECU) bij de hand. Voor de configuratielijst zie de volgende bladzijde. pagina 21 van 35

22 3 Procedures Hieronder volgen enkele voorbeeld configuraties voor de verschillende typen druksensoren. Op onze website zijn lijsten te downloaden met de meest recente configuraties. m bij twijfel contact op met de Technische Dienst van Eurogas. Configuraties voor CNG ontwikkelingen CONFIGURATIE: MOTORCODE: OMSCHRIJVING TYPE AUTO: INJECTORMAAT: RE5X14EC2 K4J Renault Clio ph v Medium RE5X16EL3 K4M Renault Laguna II ph v Large RE5X16EM1 K4M Renault Megane I v Medium RE5X20EM2 F4R Renault Megane II v Large CT5X16E4H1 NFU Citroen C4 Medium CT5X16E4H2 NFU Citroen C4 Large CT5X20E5S1 RFJ Citroen C5 Large Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de Technische Dienst van Eurogas (tel ) pagina 22 van 35

23 3 Procedures 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe u verbinding kunt maken tussen uw computer en het Eurogas Omegassysteem. Benodigdheden: Om deze procedure uit te voeren heeft u een computer (PC of laptop) nodig met de Eurogas Omegas interfacesoftware en een interfacekabel voor de verbinding tussen het gassysteem en de computer. Procedure: Sluit de interfacekabel aan tussen uw computer en de 4 polige stekker van het gassysteem. Voor uitgebreide informatie verwijzen wij u naar de Eurogas Omegas technische handleiding,hoofdstuk 3 Interface Software. Zet het contact aan en controleer of er LEDs op de schakelaar gaan branden gedurende de eerste paar seconden. Niet Er gaan helemaal geen LEDs branden, zelfs wanneer de wagen stationair draait; Ga naar LEDs op schakelaar branden niet om dit probleem op te lossen. Start de laatste versie van de Eurogas Omegas interfacesoftware op uw computer Niet bekend of u de laatste versie van de interfacesoftware op uw computer heeft Controleer dit dan aan de hand van 3.4 Interfacesoftware controle en update Maak verbinding tussen uw computer en het gassysteem d.m.v. het pull-down menu Communicatie Communicatie of sneltoetsen Ctrl + C Niet Er doet zich een storing of een foutmelding voor en er staat nog steeds "Geen verbinding met de ECU" links onder in het beeld. Indien u "verbonden met de ECU" links onder in het scherm heeft staan is de computer correct met het gassysteem verbonden. Niet Probeer opnieuw verbinding te maken. Indien niet succesvol ga naar Geen communicatie tussen PC en ECU mogelijk. pagina 23 van 35

24 3 Procedures 3.4 Interfacesoftware controleren en updaten Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe u kunt controleren of u de laatste versie van het interface programma heeft. Procedure: Open uw laatste versie van het Eurogas Omegas interface programma en klik vervolgens op Help in het pull down menu en vervolgens op Info. Er zal zich een window openen met de gegevens over het programma. Onder Product name wordt de versie van het programma genoemd. Op was I de laatst beschikbare versie. Om te weten wat de laatst beschikbare versie van dit moment is, dient u gebruik te maken van de Eurogassite hier kunt u ook de laatste versie downloaden. Indien u niet over de laatste versie van het interface programma beschikt, dient u deze van eurogassite te downloaden en te installeren op uw PC. Het gebruik van een oude versie van het interfaceprogramma kan er toe leiden dat deze niet compatible is met de nieuwere software versies in de gas computers. m voor meer informatie contact op met de technische dienst van Eurogas. (tel ) pagina 24 van 35

25 3 Procedures 3.5 Foutcode uitlees procedure Doel: In deze procedure wordt toegelicht hoe eventuele foutcodes in het gassysteem op te vragen zijn en wat te doen bij elke foutcode. Voor het uitlezen van de benzinerekeneenheid adviseren we om gebruik te maken van een OBD scantool of een origineel uitleesapparaat (Clip voor Renault). Benodigdheden: Voor het uitlezen van het gassysteem heeft u een computer, een interfacekabel en de Eurogas Omegas interfacesoftware nodig. Controleer of u over de laatste versie van de interfacesoftware beschikt m.b.v. de procedure 3.4 Interfacesoftware controleren en/of updaten. Maak gebruik van het onderstaande stromings diagram om de eventuele foutcodes uit te lezen. Opmerkingen: Om eventuele fouten te wissen druk u op Reset Fouten in F3 Diagnose in het interface programma, zet u het contact af en wacht u minimaal 10 seconden. Daarna is de fout pas gewist. Procedure: Maak verbinding tusssen uw computer en het gassysteem. Gebruik de procedure 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem en / of de technische handleiding paragraaf blz 19. Kies vanuit het hoofdmenu van de interfacesoftware "F3 Diagnose" Wees er zeker van dat uw computer en het gassysteem met elkaar verbonden zijn! Gebruik de technische handleiding hoofdstuk 3 Interfacesoftware voor extra informatie. Los de oorzaak van het probleem op, reset de fout, controleer de werking van het gassysteem en kijk of de fout(en) terugkeren. Let op de opmerkingen van deze procedure. Worden in dit venster aanwezige foutcodes genoemd Als er geen foutcodes aanwezig zijn is deze procedure afgerond. Is de foutcode "lage druk" aanwezig Is de foutcode "Motortemperatuur is niet aangesloten" aanwezig Wis de fout en voer de procedure 3.7 Systeemdruk controleren uit. Het probleem kan ook komen door een incorrecte tankniveau-indicatie. m contact op met Eurogas. Reset de fout. Controleer het signaal in "F2 Display" m.b.v. 3.6 Signaalcontrole en Geen motortemperatuursignaal. vervolg zie pag. 26 pagina 25 van 35

26 3 Procedures Is de foutcode "Lage of hoge motortemperatuur" aanwezig Is de foutcode "Gastemperatuur is niet aangesloten" aanwezig Is de foutcode "Lage of hoge gastemperatuur" aanwezig Is de foutcode "Benzine-injectors" aanwezig Controleer het signaal in "F2 Display" m.b.v. 3.6 Signaalcontrole Procedure. Controleer het signaal in "F2 Display" m.b.v. 3.6 Signaalcontrole Procedure en Geen gastemperatuursignaal. Controleer het signaal in "F2 Display" m.b.v. 3.6 Signaalcontrole Procedure. Voer Benzine-injectorenonderbreking uit. Los de oorzaak op en reset de fout. Is de foutcode "Afsluiter van de verdamper" aanwezig Controleer de aansturing m.b.v Controle aansturing afsluiter Is de foutcode "ECU zelfdiagnose" aanwezig m contact op met Eurogas, afdeling technische dienst. pagina 26 van 35

27 3 Procedures 3.6 Signaalcontrole procedure Doel: In deze procedure wordt toegelicht hoe en welke signalen te controleren om een correcte werking van het Eurogas Omegas systeem te kunnen garanderen. Bij elk probleem of elke afwijking wordt u verwezen naar de desbetreffende procedure. Benodigdheden: Om deze procedure uit te voeren heeft u een computer (PC of laptop) nodig met de Eurogas Omegas interfacesoftware en een interfacekabel voor de verbinding tussen het gassysteem en de computer. Procedure: Maak verbinding tusssen uw computer en het gassysteem. Gebruik de procedure 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem en / of de technische handleiding hoofdstuk 3. Laat de motor op benzine stationair lopen. Ga naar F2 Display van het programma om de signalen (hieronder gespecificeerd) uit te lezen. Gebruik de technische handleiding hoofdstuk 3 Interface Software" voor meer informatie over het programma. Is het toerentalsignaal aanwezig en is dit correct Niet Ga naar Geen toerentalsignaal of niet correct voor verdere informatie. Brandt de sub-key LED rood Dat betekent dat het 12V na contactsignaal is herkend. Ga naar Geen 12V na contact voor verdere informatie Is het benzine-injectorsignaal aanwezig De injectietijd moet tussen de 2 en 6 ms bedragen in stationaire toestand en toenemen bij gasgeven. Niet m contact op met Eurogas. vervolg zie pag. 28 pagina 27 van 35

28 3 Procedures Is de motortemperatuurwaarde aanwezig Is deze waarde correct Controleer dit m.b.v. een OBD-scantool of ander uitleesapparaat. Maximale afwijking 5 graden. Niet Ga naar Geen Motortemperatuur aanwezig of niet correct voor verdere informatie. Is de gastemperatuur aanwezig Is deze waarde correct Niet lopend op gas zou de temp. ongeveer gelijk aan de omgevingstemp. moeten zijn. Niet Ga naar Geen gastemperatuursignaal of niet correct voor verdere informatie. Laat indien mogelijk de motor op gasdraaien om de gasdruk te kunnen controleren. De druk dient rond de 0,95 en 1,1 bar te zijn. Ga naar de procedure 3.7 Systeemdruk controleren en afstellen. Komt de tankniveau-indicatie overeen met de werkelijke inhoud van de tank Ga naar Tankniveau-indicatie is niet correct. Indien alle hierboven genoemde signalen gecontroleerd en correct zijn is deze procedure afgerond. pagina 28 van 35

29 3 Procedures 3.7 Systeemdruk controle en afstel procedure Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe de systeemdruk te controleren en indien de druk niet correct is te achterhalen wat de oorzaak hiervan is. Deze procedure is in twee delen opgedeeld, te weten: - Systeemdruk controleren, deze wordt in absolute druk aangegeven! - Systeemdruk is bij stationair draaien niet correct en het afstellen van de druk Benodigdheden: Voor het uitvoeren van deze procedure heeft u een computer, een interfacekabel en de Eurogas Omegas interfacesoftware nodig. In meer gecomliceerde situaties een manometer en een multimeter. Opmerkingen: Voor het correct uitvoeren van deze procedure dient u ervan overtuigd te zijn dat er voldoende gas in de tank aanwezig is! Procedure systeemdruk controleren: Maak verbinding tusssen uw computer en het gassysteem. Is de fout "lage druk" aanwezig Laat de auto op gas stationair lopen. Lukt dit Bekijk het druksignaal m.b.v. de interfacesoftware "F2 Display" Is de druk tussen de 0,95 en 1,1 bar op stationair toerental en gas ja / Gebruik de procedure 3.3 Verbinding maken tussen uw computer en het gassysteem en / of de technische handleiding paragraaf blz 19. Maak gebruik van 3.5 Foutcode uitlees procedure om hier achter te komen en de fout te resetten. Keer daarna terug naar deze procedure. Maak gebruik van de Motor loopt niet op gas om het probleem te achterhalen. Ga naar pagina 30 "Systeemdruk stationair draaien niet correct en afstellen" Keer daarna terug naar deze procedure. Zakt de druk onder de 0,75 bar bij volgas geven (onbelast op gas) Controleer de druk bij een rijdende auto gedurende heftige acceleratie. Zakt de druk nu onder de 0,75 bar bij volgas en hoge toeren (belast) Controleer of de stekker goed op de gasdruksensor zit aangesloten. Controleer het drooggasfilter op vervuiling. Vervang zonodig het filter. Indien vervuild controleer dan ook de gas-injectoren op vervuiling. Test opnieuw. Eventueel probleem in de LPG-toevoer. Controleer de LPG-toevoer vanaf de LPG-tank. (Doorgang van de afsluiters, geknikte leiding, filter op drukregelaar.) vervolg pag. 30 pagina 29 van 35

30 3 Procedures De systeemdruk lijkt correct. Bij twijfels procedure 3.8 drukmeting controle Procedure uitvoeren. Blijft de gastemperatuur boven de 0 C bij heftige gasafname (Motor moet warm zijn) Blijft de drukregelaar goed warm bij heftige gas-afname Controleer door voorzichtig met de hand aan de drukregelaar te voelen. Controleer de werkelijke druk met een manometer en multimeter en m.b.v. 3.8 Drukmeting controle Procedure. Koelvoeistof stroomt niet goed door de drukregelaar. Controleer het niveau, de slangen en de montage. Test opnieuw. Procedure systeemdruk is bij stationair draaien niet correct en het afstellen van de druk: Controleer of de stekker op de druksensor goed is aangesloten! Is de systeemdruk hoger of lager dan 0,95 tot 1,1 bar. Controleer in beide gevallen of het MAP-aansluitingsdopje is verwijderd! lager Is de afwijking groter dan 0,3 bar Hoger Probeer de druk af te stellen middels de afstelschroef op de drukregelaar. Linksom is druk omhoog, rechtsom is druk omlaag. Bij lopende motor! Zie technische handleiding blz 23. Reageert de druk op het afstellen En krijgt u de druk goed afgesteld Is er een MAP-compensatieslang op de drukregelaar aangesloten Ga naar de procedure 3.8 Drukmeting controlere Procedure. De MAP-slang hoort op deze auto en de druk dient rond de 1,3 tot 1,4 bar te zijn. U bent klaar met deze procedure. Ga terug naar de 3.7 Systeemdruk controleren, stap: "zakt de druk onder de 0,75" Niet pagina 30 van 35

31 3 Procedures 3.8 Drukmeting controle procedure Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe de gecombineerde druk en temperatuursensor te controleren op haar functioneren. Benodigdheden: Voor het uitvoeren van deze procedure heeft u een computer, een interfacekabel, de Eurogas Omegas interfacesoftware, een manometer en een multimeter (spanningsmeter) nodig. Tip: Maak gebruik van spelden die u in de draad of stekker prikt om de spanning gemakkelijk te kunnen meten. Controleer altijd eerst welke type druksensor er gemonteerd is!! Druksensor info: Bosch type Drukbereik kpa Bron: Bosch Product Program Technische Specificaties: Drukmeetbereik: bar Voltage bij 1 bar abs Voltage bij 2 bar abs Voltage bij 3 bar abs 1.2 V 2.5 V 3.8 V Vervolg zie pag. 32 pagina 31 van 35

32 3 Procedures Procedure: Drukmeting controleren Controleer de systeemdruk m.b.v. een manometer bij een op gas draaiende motor. (manometer tussen de uitgang van het filter en de ingang van de injectorrail) 1 bar ongecompenseerd 1,3 bar absoluut gecompenseerd Is de druk correct Controleer de werking van de druksensor m.b.v. een spanningsmeter. Meet de spanning over pin 4 (licht blauw / zwart) (signaal) en pin 1 (zwart) (ref. massa) van de 4 polige stekker op sensor. Bij 1 bar (ongecompenseerd) : ±2,5V. Bij 1,3 bar (gecompenseerd) : ±1,5V.. (alles dient aangesloten te zijn en het systeem moet aan zijn.) Is de spanning correct Wijkt de druk meer af dan 0,3 bar Vervang de drukregelaar. Probeer de druk af te stellen middels de afstelschroef op de drukregelaar. Linksom is druk omhoog, rechtsom is druk omlaag. Lopende motor! Zie technische handleiding paragraaf 4.2 blz 22. Reageert de druk op het afstellen En krijgt u de druk goed afgesteld Controleer of de stekker goed op de druk-temp.-sensor is aangesloten en of het probleem blijft. Controleer of de druk nu wel goed in de interfacesoftware wordt afgebeeld. indien de druk in de interfacesoftware NIET correct wordt weergegeven, dan zit er een fout in: - Het electrisch signaal van de sensor naar de ECU - Softwarefout in de ECU. Meet of de sensorspanning ook bij de ECU aanwezig is. Pin 8 (licht blauw/zwart) is signaal, Pin 37 (zwart) is ref. massa. verwijder hiervoor het kapje op de stekker en gebruik spelden om in de draden te prikken. (alles dient aangesloten te zijn en het systeem moet aan zijn.) Niet Er is waarschijnlijk een draadbreuk of een andere onderbreking in de licht blauw/zwarte draad. Verhelp het probleem TIP! Gebruik spelden om bij de draden of contacten in de stekker te plaatsen voor het meten. Controleer of de sensor 5V voeding krijgt. Meet op pin-positie 3 (rood/wit) 5V en pinpositie 1 (zwart) ref. massa van de druk-temp.-sensorstekker. Vervang de druksensor. Indien het probleem nog niet opgelost is, neem dan contact op met Eurogas. Niet Niet Staat het gassysteem aan Meet bij de gas-ecu of deze 5V voeding geeft. Meet op pinpositie 9 (rood/wit) 5V en pinpositie 37 (zwart) ref. massa van de ECU-stekker. Er is draadbreuk of een andere onderbreking in de rood/witte draad of de zwarte ref. massa draad. Verhelp het probleem. pagina 32 van 35

33 3 Procedures 3.9 Slangen en nozzles controle procedure Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe en op welke punten de slangen en de nozzles van het gassysteem gecontroleerd kunnen worden Benodigdheden: Voor het goed uitvoeren van deze procedure heeft u een spuitbus met remreiniger vloeistof nodig. Procedure: Controleer alle gasslangen visueel op eventuele scheuren, slijtageplekken, knikken, onderbrekingen en de juiste lengte. Niet OK Vervang de defecte slang(en). Controleer de volgorde van de injectorslangen. De volgorde van de injectorstekkers moet gelijk zijn aan de uitmondingen van de slangen: A B C D Controleer met de hand of de nozzles goed vast zitten in het spruitstuk. Niet Probeer de nozzles te borgen met borgmiddel. Er bestaan nozzles met overmaat schroefdraad. Laat de motor stationair draaien en spuit remreiniger op de injectorslangen en nozzles. Controleer of de motor er op reageert (anders draaien en/of HC emissies. Zoja, dan is er sprake van een lek.. Niet Spoor het lek op en verhelp het. Controleer of er geen nozzles of slangen verstopt zijn. Demonteer de injectorslangen van de nozzles. Deze procedure is beëindigd. Ga terug naar de voorgaande procedure. pagina 33 van 35

34 3 Procedures 3.10 Gasinjectoren controle procedure Doel: In deze procedure wordt uitgelegd hoe de gasinjectoren te controleren op hun functioneren. Benodigdheden: Voor het uitvoeren van deze procedure heeft u een computer, een interfacekabel en de Eurogas Omegas interfacesoftware nodig. Procedure: Controleer de gasinjectoren visueel op eventuele beschadigingen of verkleuring door oververhitting. Niet OK Vervang de gasinjectoren en neem contact op met Eurogas. Let op de injectormaat (S, M, L) en garantienummer. Controleer de volgorde van de gasinjectorstekkers. De volgorde van de injectorstekkers moet gelijk zijn aan de volgorde van de benzine-onderbreking. A B C D Loopt de motor op gas op alle cilinders / Probeer te achterhalen welke cilinder niet meewerkt door één voor één een gas-injectorslang dicht te knijpen en te controleren hoe de motor er op reageert. Als bij een slang dit geen effect heeft op de motor, dan werkt de desbetreffende gas-injector niet mee. Als het probleem met name voorkomt bij kou en een koude motor is de kans groot dat gasinjectoren vervuild zijn. Vervang de injectoren en het drooggasfilter. Controleer of alle gasinjectoren electrisch worden aangestuurd door te luisteren of ze klikken of met de "Pulse Signal Identifier" Ga naar Controle gasinjectoren aansturing. Controleer of de juiste injectormaat is gemonteerd. Small = groen dopje op de injector Medium = Zwart dopje op de injector Large = Wit dopje op de injector Gebruik de lijst in procedure 3.2 Configuratie check om de juiste injectormaat voor het voertuig te bepalen. Zie technische handleiding blz. 8 voor afbeelding van injector. Deze procedure is beëindigd. Ga terug naar de voorgaande procedure. pagina 34 van 35