Controleer achtereenvolgens: of er geen storingen in het CODE-systeem aanwezig zijn of de traagheidsschakelaar in de 'onderbroken' stand staat

Transcriptie

1 Controleer achtereenvolgens: of er geen storingen in het CODE-systeem aanwezig zijn of de traagheidsschakelaar in de 'onderbroken' stand staat Ga door naar Fase 1 Storing in CODE Ga verder met de beschrijvingen van Zie tabel K52 De traagheidsschakelaar is geopend Herstel de juiste werking 1 CONTROLE MET DIAGNOSE-INSTRUMENT Sluit het diagnose-apparaat (Examiner Plus of Smart) aan op de diagnosestekker en controleer de inspuitregeleenheid op: de aanwezigheid van fouten in de regeleenheid; de waarschijnlijkheid van de parameters Ga door naar Fase 2 Fout in regeleenheid gevonden Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op Parameters niet waarschijnlijk Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op 2

2 ACTIEVE DIAGNOSE VAN BRANDSTOFPOMP Voer de actieve diagnose van de brandstofpomp uit en controleer de werking Ga door naar Fase 4 Pomp wordt niet ingeschakeld Ga door naar Fase 3 3 ELEKTRISCH CIRCUIT VAN BRANDSTOFPOMP CONTROLEREN Controleer de voeding en massa van de brandstofpomp Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN Ga door naar Fase 4 Verbindingen defect Herstel de verbindingen Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN Pomp defect Vervang de brandstofpomp Bew. 1040A70 4 BRANDSTOFDRUK CONTROLEREN

3 Controleer de brandstofdruk Bew. 0510C10 Ga door naar Fase 5 Druk niet correct: voorste leiding verstopt Verhelp de verstopping. Vervang de leiding zonodig Druk niet correct: brandstofpompunit defect Vervang de brandstofpompunit Bew. 1040A70 5 WERKING VAN ONTSTEKING CONTROLEREN Controleer de werking van de ontsteking door op de bobines uit te voeren Zie Test 5510CC Werking van bobines controleren Einde diagnose Geen vonk bij bobine Ga door naar Fase 6 6 ELEKTRISCH CIRCUIT VAN BOBINE CONTROLEREN

4 Controleer het primaire circuit van de bobine op onderbreking Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN Ga door naar Fase 7 Verbindingen defect Herstel de verbindingen Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 7 JUISTE WERKING CONTROLEREN Controleer of de storing niet meer optreedt Einde diagnose Storing blijft optreden: bobine defect Vervang de bobine Bew. 5510C10 Ga door naar Fase 8 8 JUISTE WERKING CONTROLEREN Controleer of de storing niet meer optreedt Einde diagnose Storing blijft optreden: regeleenheid defect

5 Monteer de oorspronkelijke bobine en vervang de inspuitregeleenheid Bew. 1056B Resultaten van de controles 0 VOORBEREIDENDE CONTROLES Controleer achtereenvolgens: of er geen storingen in het CODE-systeem aanwezig zijn of de traagheidsschakelaar in de "onderbroken" stand staat; Doorgaan met Stap 1 Storing in CODE Ga verder met de beschrijvingen van Zie tabel K52 De traagheidsschakelaar is geopend Herstel de juiste werking 1 CONTROLE MET DIAGNOSE-INSTRUMENT

6 Sluit het diagnose-apparaat (Examiner Plus of Smart) aan op de diagnosestekker en controleer de inspuitregeleenheid op: het foutgeheugen van de regeleenheid; waarschijnlijkheid van de parameters Doorgaan met Stap 2 Fout in regeleenheid gevonden Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op Parameters onwaarschijnlijk Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op 2 ACTIEVE DIAGNOSE VAN BRANDSTOFPOMP Voer de actieve diagnose van de brandstofpomp uit en controleer de werking Doorgaan met Stap 4 Pomp wordt niet ingeschakeld Doorgaan met Stap 3 3 ELEKTRISCH CIRCUIT VAN BRANDSTOFPOMP CONTROLEREN

7 Controleer de voeding en massa van de brandstofpomp Zie E5030 GESTIONE ELETTRONICA MOTORI BENZINA Doorgaan met Stap 4 Verbindingen defect Herstel de verbindingen Zie E5030 GESTIONE ELETTRONICA MOTORI BENZINA Pomp defect Vervang de brandstofpomp Bew. 1040A70 4 BRANDSTOFDRUK CONTROLEREN Controleer de brandstofdruk Bew. 0510C10 Doorgaan met Stap 5 Druk onjuist: voorste leiding verstopt Verhelp de verstopping. Vervang de leiding zonodig

8 Druk onjuist: brandstofpompunit defect Vervang de complete brandstofpomp Bew. 1040A70 5 WERKING VAN ONTSTEKING CONTROLEREN Controleer de werking van de ontsteking op de bobines m.b.v. Zie Test 5510CC Verifica funzionalità Bobine di accensione Einde diagnose Geen vonk bij bobine Doorgaan met Stap 6 6 ELEKTRISCH CIRCUIT VAN BOBINE CONTROLEREN Controleer het primaire circuit van de bobine op onderbreking; Zie E5030 GESTIONE ELETTRONICA MOTORI BENZINA Doorgaan met Stap 7 Verbindingen defect

9 Herstel de verbindingen Zie E5030 GESTIONE ELETTRONICA MOTORI BENZINA 7 JUISTE WERKING CONTROLEREN Controleer of de storing niet meer optreedt Einde diagnose Storing blijft optreden: bobine defect Vervang de bobine. Bew. 5510C10 Doorgaan met Stap 8 8 JUISTE WERKING CONTROLEREN Controleer of de storing niet meer optreedt Einde diagnose Storing blijft optreden: regeleenheid defect Monteer de oorspronkelijke bobine en vervang de inspuitregeleenheid. Bew.

10 1056B82 De motor slaat niet aan. Als de sleutel op MAR wordt gedraaid, gaan de instrumenten normaal werken en de startmotor draait, maar de motor slaat niet aan. N.B.: Het "CODE"-systeem werkt normaal. Resultaten van de controles 0 VOORBEREIDENDE CONTROLES Controleer vooraf of er benzine in de tank zit (omdat de motor op benzine start, ongeacht of voor werking op benzine of methaan is gekozen); Controleer of de traagheidsschakelaar eventueel is ingeschakeld. Controleer achtereenvolgens: de conditie van 20A-zekering F22 voor de benzinepomp de juiste montage van de relais voor de methaan-inspuitregeleenheid; de conditie van de bougies en de bijbehorende kabels; de conditie van het luchtinlaatcircuit; eventuele verstopping van de katalysator; aanwezigheid van water of andere verontreinigende stoffen in het brandstoffilter Doorgaan met Stap 1 1. De traagheidsschakelaar is geopend 1. Herstel de juiste werking

11 2. Zekering benzinepomp doorgebrand 2. Vervang de zekering van de benzinepomp (nadat de oorzaak voor de doorgebrande zekering is verholpen) 3. Montage van de relais niet correct 3. Herstel de juiste montage 4. Bougies vervuild of defect 4. Vervang of reinig de bougies 5. Bougiekabels beschadigd 5. Vervang de bougiekabels 6. Component van het luchtinlaatcircuit beschadigd 6. Vervang de component 7. Katalysator verstopt 7. Vervang de katalysator Bew. 1080B62 KATALYSATOR - U.I. 8. Vuil in brandstoffilter 8. Reinig de brandstoftank 1 CONTROLE MET DIAGNOSE-INSTRUMENT

12 Sluit een diagnose-apparaat aan op de diagnosestekker en controleer de methaan- en benzineinspuitregeleenheid: in het foutenmenu: de aanwezigheid van fouten in de benzine-inspuitregeleenheid; de aanwezigheid van fouten in de methaan-inspuitregeleenheid; in het menu parameters: de waarschijnlijkheid van alle parameters en de werking van de toerentalsensor door achtereenvolgens uit te voeren Zie test 5510CF TOERENTALSIGNAAL CONTROLEREN en Zie test 5510CD WERKING VAN SPOEL IN TOERENTALSENSOR CONTROLEREN Doorgaan met Stap 2 1. Fout in benzine-inspuitregeleenheid gevonden 1. Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op 2. Fout in methaan-inspuitregeleenheid gevonden 2. Volg de aanwijzingen op het diagnose-apparaat op 3. Geen dialoog met de methaan- en benzine-inspuitregeleenheid 3. Herstel de verbinding tussen de methaan-/benzine-inspuitregeleenheid en de diagnosestekker Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 4. Geen massa-verbinding van de benzine- en methaan-inspuitregeleenheid 4. Herstel de verbinding Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 5. Toerentalsensor defect

13 5. Controleer de bedrading op onderbreking/isolatie, vervang zonodig de toerentalsensor Bew. 5510C26 MOTORTOERENTALSENSOR - U.I. 2 BENZINE-INSPUITVENTIELEN CONTROLEREN Controleer met een op de diagnosestekker aangesloten diagnose-apparaat de benzineinspuitregeleenheid: in het menu actieve diagnoses: de werking van de benzine-inspuitventielen Doorgaan met Stap 3 1. Verbinding van benzine-inspuitventielen defect 1. Herstel de verbinding tussen de inspuitventielen en de regeleenheid Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 2. Benzine-inspuitventielen defect 2. Vervang de benzine-inspuitventielen Bew. 1056B70 ELEKTRO-INSPUITVENTIEL (1) - U.I. BIJ UITGEBOUWDE BRANDSTOFVERDEELLEIDING - OMVAT VERV. VAN AFDICHTING 3 WERKING VAN DE BENZINEPOMP CONTROLEREN

14 Controleer met een op de diagnosestekker aangesloten diagnose-apparaat de benzineinspuitregeleenheid: in het menu actieve diagnoses: de werking van het benzinepomprelais Doorgaan met Stap 4 1. Benzinepomprelais defect 1. Herstel de verbindingen tussen de brandstofpomp, relais, inspuitregeleenheid, traagheidsschakelaar Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 2. Benzinepomp defect 2. Vervang de pompunit Bew. 1040A70 ONDERGEDOMPELDE BRANDSTOFPOMP COMPLEET MET TANKVLOTTER - U.I. 4 ONTSTEKING CONTROLEREN Controleer met een op de diagnosestekker aangesloten diagnose-apparaat de benzineinspuitregeleenheid: in het menu actieve diagnoses: stuursignaal ontsteking m.b.v. Zie test 5510CE STUURSIGNAAL VAN ONTSTEKING CONTROLEREN Controleer de voeding van de bobine Zie E5030 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN Controleer de werking van de bobines m.b.v.

15 Zie test 5510CH Werking van pingelsensor controleren Controleer de bobinewikkelingen m.b.v. Zie test 5510OB WEERSTAND VAN BOBINE CONTROLEREN Doorgaan met Stap 5 1. Bedrading voor ontstekingssignalen onderbroken 1. Herstel de bedrading 2. Uitgangs-ontstekingssignaal van benzine-inspuitregeleenheid onderbroken 2. Vervang de benzine-inspuitregeleenheid Bew. 1056B82 REGELEENHEID VAN INSPUITING/ONTSTEKING - U.I. 3. Voeding bobines onderbroken 3. Herstel de voeding 4. Bobine defect 4. Vervang de bobine Bew. 5510C14 BOBINES VAN ONTSTEKING - U.I. 5. Bobine onderbroken 5. Vervang de bobine Bew. 5510C14 BOBINES VAN ONTSTEKING - U.I. 5 JUISTE WERKING CONTROLEREN

16 Controleer of de storing niet meer optreedt Einde diagnose Storing blijft optreden Vervang de benzine-inspuitregeleenheid Bew. 1056B82 REGELEENHEID VAN INSPUITING/ONTSTEKING - U.I.