Beleidsplan Peuterspeelzalen. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk

Transcriptie

1 Beleidsplan Peuterspeelzalen Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk Westerhoven Augustus 2016

2 Inhoud 1. Inleiding 1.1 Wat is een peuterspeelzaal? 1.2 Algemene missie 1.3 Onze kerntaken 1.4 Maatschappelijke ontwikkeling peuterspeelzaalwerk Peuterspeelzaalwerk in relatie met Voor- en Vroegschoolse Educatie Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang 2. Het pedagogisch beleidsplan 2.1 Pedagogische visie 2.2 De rol van de medewerkster in relatie met de pedagogische visie 2.3 Waarom een pedagogisch beleidsplan 3. Het pedagogisch handelen 3.1 Aandachtgebieden 3.2 Pedagogische doelen 3.3 Aandachtgebieden, middelen in relatie met geformuleerde doelen Ontwikkelingstimulering Welbevinden Hanteren van waarden en normen Volgen en signaleren 4. Uitvoeringsaspecten kwaliteitsbeleid 4.1 Wenbeleid 4.2 Vierogen-principe 4.3 Vrijwilligersbeleid 4.4 Klachtenprocedure 4.5 Overeenkomst meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 5. Het bijzondere bij peuterspeelzaal t Zandhupke 6. Ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid Pedagogisch_Beleidsplan gew

3 1. Inleiding 1.1 Wat is een peuterspeelzaal Een peuterspeelzaal is een ontwikkelingsgerichte, preventieve basisvoorziening voor alle kinderen van 2 tot 4 jaar. Ontwikkelingsgericht omdat het bieden van optimale ontwikkelingskansen centraal staat. Dit heeft betrekking op de motorische, sociale, emotionele, cognitieve, creatieve en taalontwikkeling. Het spel is daarbij een belangrijk instrument om spelend te leren. Preventief omdat een peuterspeelzaal een belangrijke bijdrage levert aan het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden. Door de wet OKE (Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) heeft het begrip Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) zijn intrede gedaan binnen het peuterspeelzaalwerk. Voor- en vroegschoolse Educatie is een instrument in het onderwijsachterstandenbeleid, gericht op het vroegtijdig opsporen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij kinderen in de voorschoolse en vroegschoolse periode. Het VVE programma kent een gestructureerde didactische aanpak en neemt een aantal dagdelen per week in beslag. De bedoeling van de VVE is om achterstanden in de algehele ontwikkeling (op het gebied van taal en/of op het gebied van sociaalemotionele ontwikkeling) bij peuters vroegtijdig te signaleren. Dit om toegang te geven tot extra begeleiding om achterstanden in van het basisonderwijs te voorkomen en om de kans op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière te vergroten. De voorschoolse periode heeft betrekking op de periode van nul tot vier jaar en de vroegschoolse periode is bedoeld voor kleuters van de groepen een en twee in het basisonderwijs. Het peuterspeelzaalwerk draagt bij aan het creëren van een doorgaande ontwikkelingslijn bij kinderen. Dit maakt het peuterspeelzaalwerk tot een belangrijke partner in de uitvoering van het lokaal jeugdbeleid. Het begrip basisvoorziening geeft aan dat een peuterzaal in gelijke mate toegankelijk moet zijn voor elk kind, uitgaande van waarborg tot kwalitatieve dienstverlening. Onze peuterspeelzalen zijn ketenpartner in een netwerkorganisatie Centrum voor Jeugd en Gezin plus (CJG+). CJG+ is een samenwerkingsverband binnen de Kempen (gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden). De organisatie kent binnen elke afzonderlijke gemeente binnen het samenwerkingsverband een Lokaal ondersteuningsteam wat zich richt op preventie en de lichte en / of enkelvoudige hulpvragen vanuit de ouders en samenwerkende partners binnen het netwerk. Hun werkterrein bevindt zich voornamelijk binnen de diverse leefgebieden waar de kinderen/jeugd zich bevinden. Onze peuterspeelzalen zijn hierbij een belangrijk leefgebied. Hierdoor fungeren de peuterspeelzalen voor ouders als een belangrijke vraagbaak bij opvoedingsproblemen. Door het laagdrempelig karakter leggen ouders vragen en problemen gemakkelijk voor waarna medewerksters, als dat nodig is, adequaat kunnen adviseren of verwijzen naar instanties voor opvoedingsondersteuning. Pedagogisch_Beleidsplan gew

4 Naast de lokale ondersteuningsteams per gemeente kent CJG+ een Kempenteam Jeugdhulp waar de complexe hulpvragen naar toe geleidt worden en waarbij indien nodig specialistische zorg ingezet kan worden. De organisatie van CJG+ gaat uit van een er op af mentaliteit waarbij vroeg signalering een belangrijke rol speelt om preventief te kunnen handelen voorkomen is immers beter dan genezen. Hierbij hecht men veel waarde aan het in eigen kracht zetten van het gezin om problemen het hoofd te kunnen bieden. Bij daadwerkelijke ondersteuning werkt men met casus coördinatie en een gezinsplan zodat alle partijen op de hoogte blijven hoe de ondersteuning verloopt en wat van hen verwacht wordt.. De doelstellingen van het CJG zijn als volgt geformuleerd: -het bevorderen van gezondheid, optimale opvoeding en brede ontwikkeling van jeugdigen -het voorkomen van problemen bij opvoeden en opgroeien -het vroegtijdig inzetten van effectieve steun of hulp bij (beginnende) problemen. 1.2 Algemene missie Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk wil alle kinderen binnen de gemeente in de leeftijd van twee tot vier jaar de gelegenheid geven te spelen in een stimulerende, veelzijdige en veilige omgeving. Dit moet plaats vinden in een sociale omgeving waarin kinderen zich geaccepteerd voelen. We willen aan alle kinderen maximale ontwikkelingskansen bieden en zorg dragen voor een goede toerusting voor het toekomstig onderwijs, de veranderende maatschappelijke ontwikkelingen en het belang van voorzieningen voor jonge kinderen hierin. Hierbij willen we bijzondere aandacht hebben voor kinderen die iets extra s nodig hebben. 1.3 Onze kerntaken Kerntaak 1: Ontwikkelingsstimulering Elke peuterspeelzaalleidster heeft tot taak om de algehele brede ontwikkeling van alle kinderen te stimuleren om zodoende hun mogelijkheden binnen het opgroeien en hun kansen binnen het vervolg onderwijs te vergroten. Kerntaak 2: Volgen en signaleren Elke peuterspeelzaalleidster heeft de verantwoordelijkheid om elk kind in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling en welbevinden via een methodische wijze te volgen. Mocht daarvoor aanleiding bestaan, zorg te dragen voor een gerichte ondersteuning, advisering en verwijzing. Kerntaak 3: Vormgeven ononderbroken ontwikkelingslijn Dit betekent op het niveau van het individuele kind: - Overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind richting onderwijs en indien gewenst naar andere bij het kind betrokken organisaties. - Doorverwijzing als een kind andere professionele hulp of ondersteuning nodig heeft, anders dan binnen de peuterspeelzaal geboden kan worden. Als een kind in een zorgroute wordt opgenomen is coördinatie en afstemming noodzakelijk. Hierbij kan mogelijk een taak liggen voor de peuterspeelzaal. (informatieoverdracht en doorverwijzing wordt in alle gevallen in samenspraak met de ouders gedaan en tevens vraagt deze werkwijze een nauwe samenwerking met de andere partners; basisonderwijs, thuiszorg, consultatiebureaus, maatschappelijk werk, Centrum voor Jeugd en Gezin en andere organisaties) Pedagogisch_Beleidsplan gew

5 1.4 Maatschappelijke ontwikkeling peuterspeelzaalwerk. De toenemende beleidsmatige en politieke aandacht voor het jonge kind is het laatste decennia in hoge mate van invloed geweest op het peuterspeelzaalwerk en de ontwikkelingen daarbinnen. Hierdoor kregen peuterspeelzalen een steeds groter belang toebedeeld. Zowel binnen het lokale jeugdbeleid, bij signalering en/of ter voorkoming van ontwikkelingsachterstanden, in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn en ook als essentiële schakel in de lokale sociale infrastructuur. De peuterspeelzaal wordt steeds professioneler en de roep om eenduidige kwaliteitseisen wordt groter. Gemeenten moeten ruimte creëren om nieuw beleid te maken op het gebied van peuterspeelzaalwerk, voorwaarden scheppen voor de professionalisering van de werksoort en het peuterspeelzaalwerk een duidelijke plek te geven in het (preventieve) lokale jeugdbeleid. Een huidige belangrijke ontwikkeling is dat voor de versterking van het toekomstig verdienvermogen in Nederland investeringen in het menselijk kapitaal nodig zijn. Een leven lang leren dient te worden gestimuleerd en lerende economie vraagt om nieuwe vaardigheden, zoals creativiteit, kritisch denken en samenwerken. De basis voor de ontwikkeling hiervan wordt voor een belangrijk deel in de vroege jeugd gelegd. Investeren in een goed leerklimaat begint niet primair bij de basisscholen, maar op zeer jonge leeftijd. Kinderen die op jonge leeftijd de juiste vaardigheden meekrijgen doorlopen succesvoller hun onderwijsloopbaan en hebben ook na die periode de vaardigheid om te blijven leren. Voorschoolse voorzieningen kunnen een omgeving bieden en hierdoor mede een belangrijke aanzet geven waar deze vaardigheden worden geleerd door kinderen samen te laten spelen en van elkaar te leren Peuterspeelzaalwerk in relatie met Voor- en Vroegschoolse Educatie De periode waarin kinderen de peuterspeelzaal bezoeken wordt inmiddels aangeduid als de voorschoolse periode. Het gaat immers om 1,5 á 2 jaar voorafgaand aan de basisschoolperiode. De peuterspeelzalen kwamen vooral in beeld als algemene voorschoolse basisvoorziening en als instrument bij de bestrijding van achterstanden in het onderwijs. Althans als middel om de startcondities van kinderen in het basisonderwijs te verbeteren. De peuterspeelzaal speelt al langere tijd een rol van betekenis binnen het lokale onderwijs- en jeugdbeleid binnen de gemeente Bergeijk. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid als het gaat om het realiseren van een sluitende, op elkaar afgestemde voorziening ofwel gemeenten moeten zorgdragen voor een doorlopende ontwikkelingslijn op basis van een sluitende aanpak binnen de diverse organisaties die zich op het terrein van jeugd begeven. In 2010 is de wet OKE (Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) in werking getreden. Deze wet beschrijft het volgende: De gemeenten zijn verantwoordelijk om te zorgen voor voldoende aanbod van voorschoolse educatie van goede kwaliteit. Gemeenten zijn verder verantwoordelijk om met betrokkenen te zorgen voor een sluitend systeem van werving en toeleiding naar voorschoolse educatie. Gemeenten, schoolbesturen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie van een doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie. Pedagogisch_Beleidsplan gew

6 Diverse instanties die te maken hebben met kinderen en ouders van jonge kinderen spelen een signalerende rol bij het in beeld krijgen van ontwikkelingsachterstanden bij kinderen. Een consultatiebureaumedewerker zal na een ontvangen signaal, op basis van instrumenten voor vroeg-signalering, risico s en/of achterstanden op een of meerdere ontwikkelingsgebieden in kaart brengen. Indien hiervan sprake is, is er sprake van een doelgroepkind. Deze kinderen krijgen een indicatie voor minimaal 10 uur per week VVE aanbod op een peuterspeelzaal die VVE erkend is binnen onze stichting Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang In 2018 moet de harmonisatie in totaliteit werking treden, zoals aangekondigd in het kabinetsplan Een betere basis voor peuters. Het doel van de harmonisatie is om de verschillen tussen peuterspeelzalen en kinderopvang weg te nemen en te zorgen voor een beter afstemming tussen kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en het basisonderwijs. De harmonisatie van de voorschoolse voorziening berust op drie pijlers, namelijk het versterken van de pedagogisch kwaliteit, één kwaliteitskader voor de peuterspeelzalen en de kinderdagverblijven en één financieringsstructuur voor werkende ouders. Een beter aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs gaat uit van een goede overgang van het kind tussen het peuterspeelzaalwerk en het basisonderwijs. Deze overgang draagt bij aan een doorlopend leer- en ontwikkelingslijn voor de kinderen. Binnen de gemeente Bergeijk is hier met de verschillende belanghebbende partners voortdurend aandacht voor binnen een VVE werkgroep (Voor- en Vroegschoolse Educatie). Om de kwaliteit hierin te versterken wordt er gekeken naar mogelijke verbeteringen in de afstemming met het onderwijs en de rol van een kind volgsysteem als ondersteunend instrument hierbij. Per kern stemmen betrokken organisaties af en maken hier afspraken over binnen een vastgesteld kader. Ten aanzien van de gelijkschakeling van de kwaliteitseisen zijn in 2015 de eerste stappen gezet. De eisen aan de beroepskracht-kind ratio, het vierogen principe, het wenbeleid en de eisen pedagogisch beleidsplan zijn voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gelijk getrokken. De nieuwe financieringssystematiek houdt in dat de overheid kinderopvanginstellingen rechtstreeks gaat bekostigen en dat ouders een eigen bijdrage betalen waarvan de hoogte afhangt van hun vastgestelde inkomen. De beoogde overgang van deze nieuwe systematiek staat gepland per 1 januari Het pedagogisch beleidsplan 2.1 Pedagogische visie Een kind maakt in zijn eerste levensjaren een enorme ontwikkeling door. Wij gaan ervan uit dat ieder kind een innerlijke drang heeft om zich te ontwikkelen op zijn/haar eigen wijze en in een eigen tempo. Van nature is het kind gericht op het onderzoeken van zijn omgeving en op het communiceren met anderen. Die gerichtheid vormt als het ware de motor van de ontwikkeling van ieder kind. Daarbij heeft een kind veel ruimte tot eigen initiatief nodig binnen een veilige leefomgeving. Pedagogisch_Beleidsplan gew

7 2.2 De rol van de medewerkster in relatie met de pedagogische visie Vanuit de overtuiging dat kinderen zich ontwikkelen dankzij de interactie met hun omgeving en met name de contacten met de volwassenen in die omgeving zijn ze in belangrijke mate afhankelijk van de voorbeelden en hulp die volwassenen bieden. Het belangrijkste pedagogisch basisdoel is dit voorbeeldgedrag (leer moment) te laten plaats vinden binnen een omgeving waar het kind in ruime mate een gevoel van veiligheid ervaart. Zonder het gevoel van veiligheid is het moeilijk andere pedagogische doelen te behalen. In het bieden van deze veiligheid is een belangrijke taak weggelegd voor de medewerksters werkzaam binnen onze organisatie. De medewerkster observeert nauwgezet de verrichtingen van het individuele kind om te kunnen leiden en te kunnen begeleiden. Zij gaat te rade bij de kinderen: wat doen ze graag, wat vinden ze interessant, wat kunnen en weten ze al, wat kunnen ze bijna. De medewerkster zoekt naar betekenisvolle activiteiten die voor het individuele kind van bijzondere betekenis zijn en tevens hun ontwikkeling bevorderen. Hierdoor heeft het kind betere kansen op een optimale ontwikkeling naar volwassenheid. 2.3 Waarom een pedagogisch beleidsplan Met het pedagogisch beleidsplan willen wij, Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk, op een eenduidige wijze aangeven welke koers wij varen om onze kerntaken vanuit een pedagogische visie te verwezenlijken. Het pedagogisch beleidsplan geeft de kaders aan, voor onze medewerkers binnen de diverse peuterspeelzalen, waarbinnen de dagelijkse activiteiten moeten plaats vinden. Ouders die hun kind bij ons brengen kunnen er op rekenen dat ze in elke vestiging, binnen elke groep dezelfde continuïteit in kwaliteit aan te treffen. Het eerste doel van het pedagogisch beleid is een eenduidig pedagogische kwaliteit in het peuterspeelzaalwerk te herkennen en te bewaken. In het pedagogisch beleidsplan is duidelijk omschreven welk handelen in het beleid past. Het tweede doel is het pedagogisch handelen van de medewerksters toetsbaar te maken. Het beleid geeft criteria waaraan je het handelen van de medewerkster kunt beoordelen. Dit voorkomt dat emotionele betrokkenheid/persoonlijke mening van de medewerkster leidend zijn voor de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk. Het derde doel is herkenbaarheid scheppen voor direct betrokkenen en (toekomstig) belanghebbenden. Als onze peuterspeelzalen zich duidelijk profileren weten anderen wat zij van ons kunnen verwachten. Ouders kunnen hierdoor meer gericht hun keuze bepalen om gebruik te willen maken van het peuterspeelzaalwerk. Lokale overheid en fondsen kunnen dit betrekken in het besluit tot het toekennen van subsidie. 3. Het pedagogisch handelen 3.1 Aandachtgebieden De visie van Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk is bepalend voor de inhoud van het pedagogisch beleidsplan. We hebben de keuze gemaakt het beleidsplan op te bouwen vanuit vier aandachtsgebieden: ontwikkelingsstimulering welbevinden Pedagogisch_Beleidsplan gew

8 hanteren van waarden en normen volgen en signaleren Benoemde aandachtsgebieden zijn nauw verwant aan elkaar en bieden structuur aan het uit te voeren pedagogisch beleid. Ze worden als uitgangspunt gehanteerd voor het dagelijks aanbod van activiteiten binnen de peuterspeelzalen. 3.2 Pedagogische doelen Om de aandachtsgebieden concreet te kunnen vertalen naar werkprocessen/activiteiten hebben we de volgende doelen geformuleerd die gerealiseerd moeten worden binnen ons dagelijks pedagogisch handelen: veiligheid (waarborgen van de algehele veiligheid voor de peuter binnen de peuterspeelzaal) ontwikkelen van individuele vaardigheden (zelfredzaamheid vergroten) ontwikkelen van psychosociale vaardigheden (eigen identiteit) overdracht van waarden en normen die gangbaar zijn binnen de samenleving 3.3 Aandachtgebieden, middelen in relatie met geformuleerde doelen Ontwikkelingsstimulering Ieder kind heeft de drang om zich te ontwikkelen. Een kind doet dat op zijn/haar eigen manier en in zijn/haar eigen tempo op basis van aanleg en temperament. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk gaat uit van de ontwikkelingsmogelijkheden van het individuele kind en de bijdrage die met name volwassenen aan die ontwikkeling kunnen leveren. Daarbij leggen we de nadruk op wat kinderen wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Op de peuterspeelzalen komen kinderen in contact met leeftijdsgenootjes waarbij het spelen in groepsverband een belangrijk kenmerk is van de peuterspeelzaal. De interactie tussen de medewerkster en het kind, de medewerkster en de groep en tussen de kinderen onderling speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het kind. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk wil ieder kind in de samenleving de kans geven zich optimaal te ontwikkelen. Er is aandacht voor: sociaal-emotionele ontwikkeling motorische ontwikkeling (beweging) lichamelijke ontwikkeling verstandelijke ontwikkeling creatieve ontwikkeling taalontwikkeling ontwikkeling van identiteit en zelfredzaamheid middelen De kinderen worden uitgedaagd deel te nemen aan een breed scala van diverse activiteiten. Zij worden waar nodig gestimuleerd/geactiveerd door de medewerkster. De activiteiten op de peuterspeelzaal zijn aangepast naar leeftijd en niveau van het kind (kringspelletjes, knutselwerkjes, versjes en liedjes). Het aanbod van activiteiten, het (spel)materiaal, het ruimte gebruik en de aanwezige groepsdynamiek sluiten aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen. We maken kinderen nieuwsgierig door bijvoorbeeld gebruik te maken van de schatkist en spelen hierbij in op de zintuigelijke ontwikkeling van de kinderen. Deze schatkist kan gevuld worden met objecten door de kinderen zelf aangedragen of met objecten die Pedagogisch_Beleidsplan gew

9 op dat moment bij een te behandelen thema passen; bijvoorbeeld dierendag en voorleesontbijt. Aan de hand van het object wat door de peuter uit de schatkist wordt gehaald zal de peuterspeelzaalleidster met de peuters een interactief verhaal houden wat past bij de belevingswereld van de peuter. Vanuit een veilige omgeving die de peuterspeelzaal biedt, kan het kind de wereld gaan verkennen en leren van de ervaringen die hij/zij opdoet. Het verkennen van de wereld is niet iets wat zich alleen op de peuterspeelzaal/speelplein afspeelt. Met regelmaat verlaten we de peuterspeelzaal om projecten die binnen een bepaald thema aan bod komen in werkelijkheid te gaan bezoeken. Zo gaan we bijvoorbeeld op bezoek bij het boerenbedrijf, de bakker, kinderboerderij, maken een herfstwandeling of bezoeken de basisschool. Wanneer de peuters de speelzaal verlaten zullen de leidsters gebruik maken van het wandelkoord om hierdoor optimale de verkeersveiligheid voor de peuters te kunnen waarborgen. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk biedt extra ontwikkelingsmogelijkheden voor de peuter vanuit de programma s van Voor- en Vroegschoolse Educatie. Op elke peuterspeelzaal wordt gebruik gemaakt van het gecertificeerd VVEprogramma Puk & Ko (voorschools programma). Puk & Ko is een taalprogramma dat zich richt op de brede ontwikkeling van peuters. Taalontwikkeling staat daarbij voorop: spreken, luisteren en uitbreiding van de woordenschat. Daarnaast is er in Puk & Ko aandacht voor sociaal-communicatieve vaardigheden en een eerste oriëntatie op rekenen. Het programma biedt peuters tal van uitdagende activiteiten, de kinderen leren spelenderwijs en doen zelf ontdekkingen. Pop Puk neemt aan de hand van de thema s de kinderen mee in de te behandelen onderwerpen. Hierbij is Puk één van hen en verplaatst zich hierbij in de belevingswereld van de peuter. Peuters met een gesignaleerde ontwikkelachterstand (taal, sociaal emotioneel) kunnen door de kind-ouderverpleegkundige geïndiceerd worden voor extra dagdelen voorschoolse educatie. Het geïndiceerde kind neemt minimaal 10 uur per week deel aan het peuterspeelzaalwerk Welbevinden Stichting peuterspeelzalen Bergeijk biedt de kinderen een sfeer van veiligheid/geborgenheid en vertrouwen op zowel lichamelijk als sociaal-emotioneel gebied. De organisatie zorgt voor een omgeving die veilig is en waar kinderen zich welkom en gerespecteerd voelen. Belangrijke onderwerpen zijn: gezondheid verantwoorde hygiëne fysieke omgeving sociale omgeving middelen Door de inzet van gekwalificeerde medewerksters (functie peuterspeelzaalleidster volgens CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening en VVE gecertificeerd ) en de inrichting van de ruimte wordt het kind een vertrouwde, uitnodigende, veilige ruimte aangeboden. We werken hierbij met een vaste dagindeling, pictogrammen (dagritme kaarten) en bepaalde regeltjes zodat er voor de peuter duidelijkheid ontstaat. Pedagogisch_Beleidsplan gew

10 Continuïteit in de vorm van vaste groepen waarin kinderen en leidsters met elkaar vertrouwd kunnen raken zijn hierbij van belang. Ook continuïteit in de groep samenstelling, groepsgrootte (maximaal 16 kinderen in een groep met twee leidsters) en gestructureerde dagindeling dragen bij aan gevoel van vertrouwen. Indien een peutergroep bestaat uit maximaal 8 peuters staat één pedagogisch leidster op de groep en treedt het vierogen principe in werking (elders beschreven in het pedagogisch beleidsplan). De momenten dat leerlingen stage lopen binnen onze peuterspeelzalen worden deze boventallig ingezet, op het niveau (competenties) wat overeenkomt met het leerproces van de stagiaires. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk is een erkend leerbedrijf en staat als zodanig geregistreerd voor de volgende peuterspeelzalen; t Peuterhofke, t Eikehofje, t Kwetternest en t Hummeltje. Peuterspeelzaal t Zandhupke en de Hummelhof staan niet geregistreerd als een erkend leerbedrijf gezien de onmogelijkheden hier leerlingen optimaal te begeleiden in verband met de beperkte openstelling. Alle medewerksters zijn VVE en Vversterk geschoold en hebben het certificaat Kinder E.H.B.O. waarvoor men jaarlijks een herhalingscursus volgt. Alle peuterleidsters zijn op de hoogte van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en meldplicht geweld- en zedendelicten door professionals en hebben deze ondertekend. Tevens zullen richtlijnen/adviezen met betrekking tot kwaliteitseisen aangaande inrichting, gezondheid, veiligheid en spelmateriaal uitgevoerd worden. Jaarlijks vindt op elke peuterspeelzaal een risico-inventarisatie plaats met betrekking tot gezondheid en veiligheid. Gesignaleerde risico s worden in een actieplan beschreven met het doel deze op te heffen c.q. te reduceren. De resultaten hiervan vormen een onderdeel van de jaarlijkse inspectie door de GGD. De inspectierapporten zijn in te zien op de website: Er zijn protocollen voor het handelen bij: ziekten en ongevallen veiligheid en hygiëne meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling meldplicht geweld- en zedendelicten door professionals behandeling van hoofdluis geneesmiddelen verstrekking en medische handelingen op de peuterspeelzaal Hanteren van waarden en normen Respect voor de medemens en voor de omgeving is de basis van waaruit wij werken en van waaruit wij met elkaar omgaan. De peuterspeelzaal is een plaats waar kinderen in aanraking komen met andere aspecten van cultuur en met de verscheidenheid in onze samenleving. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk wil de kinderen begeleiden / de kans geven zich de waarden en normen eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uit maken. Pedagogisch_Beleidsplan gew

11 middelen Alle medewerksters zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. Een open houding en communicatie van de medewerksters naar de ouders en kinderen draagt in belangrijke mate bij aan het ontstaan van begrip en respect voor elkaars waarden en normen. Wij geven onder andere aandacht aan de volgende thema s: omgaan met elkaar omgaan met emotie omgaan met belonen en straffen omgaan met verschillende culturen Diverse dagelijkse activiteiten vinden in groepsverband plaats. De leidster geeft hierbij bijzondere aandacht aan het sociaal emotionele klimaat binnen de groep en ziet er op toe dat alle kinderen hieraan respectvol een bijdrage kunnen leveren. Hierbij heeft de leidster nadrukkelijk oog voor de persoonlijke inbreng van de individuele peuter. De leidster bereikt dit door alle kinderen op naam en op persoonlijke niveau uit te nodigen. Daar waar het groepsgebeuren verstoord wordt door gedragingen van een peuter zal deze hierop aangesproken worden. Op een thematisch wijze wordt aandacht besteedt aan bijzondere gebeurtenissen die voor de kinderen een behoorlijke impact kunnen hebben. Onderwerpen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn bijvoorbeeld: ziek zijn, ziekenhuis, Sint Nicolaas, vakantie, geboorte van broertje of zusje en verjaardagen. Zijn er specifieke gebeurtenissen die zich in de nabijheid van een betreffende peuter voordoen wordt hier persoonlijk dan wel in groepsverband aandacht aanbesteed; bijvoorbeeld een geboorte binnen het gezin, overlijden van familielid of het verlies van een huisdier. Het spelend leren binnen het peuterspeelzaalwerk is met name gebaseerd op voorbeeld gedrag van de volwassenen en het belonen van positief gedrag van de peuter. De peuterspeelzaalleidsters zullen in voorkomende situaties de peuter wijzen op negatieve gedragingen en hierbij corrigerend handelen. In moeilijk te corrigeren situaties zullen de ouders hierover door de begeleidster geïnformeerd worden Volgen en signaleren Ieder kind heeft het recht op optimale ontwikkelingskansen. De peuterspeelzaal heeft hierbij tot taak ieder kind via een systematische observatie te volgen in zijn/haar ontwikkeling en welbevinden. Blijkt uit de observatie van een kind dat er sprake is van risico gedrag of mogelijk aanleiding is voor zorg, dan kan een gerichte observatie, uitgevoerd door deskundigen de volgende stap zijn. Hierna kan, indien noodzakelijk, het inzetten van ondersteuning op maat door specialisten gaan plaatsvinden. Ouders zullen hiervan door de leidsters op de hoogte gebracht worden. Als een peuter een zodanig gedrag vertoont dat een situatie ontstaat waarin het kind niet op de gebruikelijke wijze kan deelnemen aan het peuterspeelzaalwerk en/of andere kinderen hierdoor een nadelige invloed ondervinden zal in overleg met de ouders in uitzonderlijke gevallen deelname aan het peuterspeelzaalwerk beëindigd worden. middelen Binnen de peuterspeelzalen maken we gebruik van het volg/overdracht systeem Peuterestafette. Dit systeem wordt ook gebruikt binnen de basisscholen, er zijn lokaal met de basisscholen afspraken gemaakt op welke Pedagogisch_Beleidsplan gew

12 wijze de warme overdracht plaats vindt. Deze afspraken worden geeffectueerd, gemeente breed, in het VVE overleg Daarnaast werken we nauw samen met de organisatie ZuidZorg (ouder en kind verpleegkundige) en het Centrum voor Jeugd & Gezin plus. Wij treden in samenspraak met de ouders in overleg met andere organisaties bij een gesignaleerde problematiek bij het individuele kind. Tevens vertegenwoordigt de ouder- en kindverpleegkundige de peuterspeelzalen in het lokale jeugdzorgteam binnen de gemeente Bergeijk waarin diverse professionele organisaties vertegenwoordigd zijn zodat problemen bij kinderen integraal benaderd kunnen worden. Onze organisatie is een ketenpartner in het Centrum voor Jeugd & Gezin en informeert en adviseert ouders/verzorgers bij opvoedingsvragen. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk geeft indien nodig signalen af aan Zorg voor Jeugd. Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bedoeld om problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar in een vroegtijdig stadium te signaleren en vervolgens de coördinatie van zorg te organiseren. Op deze wijze moeten risico s met kinderen worden voorkomen. Indien we gebruik maken van het signaleringssysteem hebben we hierover altijd contact met de ouders. Als uw peuter deelneemt aan het peuterspeelzaalwerk volgt er met de ouders een intake gesprek. In dit gesprek wordt in ruime mate aandacht besteed aan het algeheel welbevinden van uw zoon/dochter op de peuterspeelzaal. Op het moment dat uw peuter de overstap maakt naar het basisonderwijs zullen de leidsters u uitnodigen voor een gesprek. Hierin worden de resultaten van de Peuterestafette met u door genomen. De besproken Peuterestafette is het document wat door de ouders bij de leerkrachten van de onderbouw van het basisonderwijs aangeleverd kan worden. Wij willen u nadrukkelijk vragen de Peuterestafette aan de leerkracht van het basisonderwijs te overhandigen. Hierdoor is er een goede overdracht en een betere doorgaande ontwikkelingslijn binnen de nieuwe situatie van de kleuter gewaarborgd. 4.1 Het wenbeleid Inleiding Met het formuleren van het wenbeleid wil Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk de ouders en medewerksters inzicht geven in de manier waarop onze organisatie omgaat met het wennen van nieuwe peuters op een groep binnen de verschillende vestigingen die onder onze organisatie ressorteren. Het ene kind kan meer moeite hebben met veranderingen, voor haar/hem vreemde situaties of een nieuwe omgeving dan een ander kind. Dit is afhankelijk van de leeftijd, de persoonlijke ontwikkeling of tal van andere omstandigheden. Vaak hebben de allerkleinsten het meeste moeite om te wennen aan de nieuwe omgeving met al haar indrukken. Wennen biedt kinderen de mogelijkheid kennis te maken met de pedagogisch medewerksters, de andere peuters, de groepsruimte, de geluiden, de geuren, het dagritme en de regels binnen de groep, zonder de vertrouwde thuissituatie. Wennen is in alle leeftijdsfases van een kind van belang maar krijgt wel, afhankelijk van de persoonlijke situatie en de zienswijze van ouders hierop, anders vorm. Pedagogisch_Beleidsplan gew

13 Doel Doel van het wenbeleid is om het kind de gelegenheid te bieden vertrouwd te worden met de voor hem/haar nieuwe situatie en een veilige plek op de groep te leren vinden. Het is belangrijk dat de peuter zich prettig, veilig en geaccepteerd gaat voelen binnen de peuterspeelzaal. Alleen vanuit dit aanwezig pedagogisch klimaat kan het zich in positieve zin gaan ontwikkelen. Daarnaast geeft het wennen de ouders de mogelijkheid de reactie van hun kind te zien en in samenspraak met de peuterleidster er rekening mee te kunnen houden wat er bij komt kijken om hun kind naar een peuterspeelzaal te brengen. Ook het ervaren van een gedeelde verantwoordelijkheid (ouders/peuterleidster) met betrekking tot de opvoeding van het kind is hierbij een belangrijk aspect wat niet onderschat moet worden. Visie Een goede wenperiode kan een belangrijke rol spelen in het ontstaan van een veilige basis voor het kind. Veiligheid (zowel mentaal als fysiek) is een belangrijke pedagogisch kernwaarde die bij herhaling beschreven is in de aandachtsgebieden binnen het pedagogisch beleidsplan van onze organisatie. De rol van de pedagogisch medewerkster is belangrijk voor het veilig voelen en de sociale verbanden binnen de groep. In een opvoedingssituatie is het kind voor zijn gevoel van welbevinden afhankelijk van een beperkt aantal personen. Een emotionele band met een volwassene is nodig om zich pas echt veilig te voelen. Van belang is dat de volwassene invoelend reageert, ontvankelijk is voor signalen van het kind, emotioneel ondersteunt en het kind de ruimte geeft. Op deze manier ontwikkelt het kind basisvertrouwen en krijgt het besef dat er altijd iemand is op wie het kind kan terugvallen, hetgeen een voorwaarde is voor een optimale ontwikkeling. Werkwijze Vanuit het gegeven dat onder onze organisatie zes peuterspeelzalen ressorteren is het specifieke, praktische proces per vestiging beschreven en op de peuterspeelzaal aanwezig. De algemene doelstelling ten aanzien van het wenproces is opgenomen in deze notitie. De wijze waarop implementatie plaats vindt is divers en houdt direct verband met de (on)mogelijkheden en werkwijze binnen de betreffende locatie. Dit is de eerste stap in het wenproces. Vanuit het gegeven dat de ouders het kind het beste kennen wordt de aanvang van de persoonlijke wenperiode, naast het specifiek pedagogisch handelen van de medewerkster bij nieuwe peuters, met name ingericht vanuit de inbreng van de ouders en zo nodig aangepast vanuit de eerste praktische ervaringen. De tijd van wennen wordt opgebouwd vanuit de ervaringen en vorderingen die men constateert betreffende het welzijn van de peuter binnen de voor hem/haar nieuwe situatie. In de tijd dat een kind op de peuterspeelzaal aan het wennen is, moet een ouder/verzorger goed bereikbaar zijn voor om onvoorziene situaties te kunnen melden en hiernaar te handelen. De wenperiode is een kortstondig proces zodat het voor het kind duidelijk wordt dat het afscheid neemt en ervaart dat de ouder/verzorger terug komt om hem/haar op te halen. Het proces De pedagogisch medewerkster zal gedurende de wenperiode gericht kijken en luisteren naar het kind. Dit om het kind te leren kennen en oog te krijgen voor het eigene van het kind. De medewerkster zal het kind vertrouwd maken met de nieuwe omgeving: ruimte, spelmateriaal, groepsgenootjes en medewerksters. Dit zal zij doen door bijvoorbeeld het kind apart te nemen bij het spelen, of door extra tijd te nemen Pedagogisch_Beleidsplan gew

14 het kind de verschillende ruimtes te laten zien of extra te knuffelen. De medewerkster zal een sfeer creëren waarin het kind zich veilig en vertrouwd voelt en zal structuur bieden, zoals kennis met het vaste dagritme en vaste rituelen. Op welke wijze de medewerkster dit doet is sterk afhankelijk van de signalen het kind geeft en zich manifesteert binnen de peuterspeelzaal. Bij een peuter staat het omgaan met andere kinderen centraal. De medewerkster zal het nieuwe kind voorstellen aan de andere kinderen, samen spelen met het kind tussen de andere kinderen en wegwijs maken in de groep. Naast het kortstondige proces zal het wennen zeker nog doorlopen tijdens het structureel gebruik maken van het peuterspeelzaalwerk. Extra aandacht voor de overdracht, indien noodzakelijk, tussen ouder en medewerkster tijdens het halen en brengen van het kind is belangrijk. Toch kan het zijn dat kinderen ondanks de extra inspanningen het de eerste weken nog steeds moeilijk hebben. Dit verschilt sterk per kind. Dit kan komen door de leeftijd van het kind, maar ook door het karakter, de thuissituatie en de omstandigheden binnen de groep. Belangrijk is om altijd te bedenken dat het opbouwen van een kwalitatief goede relatie tijd kost maar een geweldige investering is voor elke peuter voor een goed opvoedingsklimaat binnen onze peuterspeelzalen. 4.2 Vierogen-principe Vanaf 1 juli 2015 geldt het vierogen-principe voor de peuterspeelzalen. Met deze genoemde maatregel en het wenbeleid worden de eerste stappen gezet om het verschil tussen de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk te verkleinen. Het vierogen-principe Dit betekent niet dat je altijd met twee medewerksters op een groep moet staan en als de GGD-inspecteur één pedagogisch medewerker op de groep aantreft dat je in overtreding bent. Het vierogen betekent dat je je als peuterspeelzaalorganisatie hebt ingezet meekijken en meeluisteren toegankelijk hebt gemaakt en dat je daar gedragsregels over hebt gemaakt..en deze natuurlijk voor de medewerksters helder zijn en worden nagekomen. Kun je aantonen dat medewerksters elkaar in de gaten kunnen houden, kunnen er onverwachts andere personen binnen lopen of is er een goed aanspreek gedrag binnen een open aanspreek cultuur tussen de medewerksters als ze met de peuters door omstandigheden (verschonen van de peuter, peuters buiten begeleiden) alleen zijn, dat ze daar elkaar over informeren. Dus concreet moet er altijd minimaal een tweede persoon, niet formeel gepland, kunnen meeluisteren/meekijken met het groepsgebeuren of bij individuele begeleiding. Binnen onze organisatie zijn er drie peuterspeelzalen (de Hummelhof in Riethoven, het Eikehofje in Westerhoven en t Zandhupke in Weebosch) waar we met groepen werken van maximaal 8 peuters per groep, waarbij één professionele peuterspeelzaalleidster uitvoering geeft aan het peuterspeelzaalwerk. Hiermee voldoen we aan het criterium beroepskracht-kind-ratio, echter hier is het noodzakelijk vanuit het vierogen-principe maatregelen te nemen. De volgende maatregelen zijn getroffen: De Hummelhof in Riethoven: het betreft hier de groepen van maandag- en dinsdagmorgen. Om te voldoen aan het vierogen-principe is in deze groepen een Pedagogisch_Beleidsplan gew

15 tweede volwassene geplaatst. Deze tweede volwassene hoeft per definitie geen pedagogisch opgeleid persoon te zijn, het kan een ouder zijn, een vrijwilliger of een stagiaire. Betreffende personen zijn natuurlijk wel in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag en hebben een vrijwilligstersovereenkomst getekend. t Eikehofje in Westerhoven: het betreft hier de groep van woensdagmorgen. Om te voldoen aan het vierogen-principe is in deze groep een tweede volwassene geplaats in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag en een vrijwilligstersovereenkomst. t Zandhupke in Weebosch: Het betreft hier de groepen van maandagmorgen en donderdagmorgen. Op deze locatie in de kern Weebosch wordt het peuterspeelzaalwerk momenten van het dagdeel aangeboden in een samengestelde groep met de kleuters van de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Door deze samengestelde groep is de leerkracht van het basisonderwijs als tweede persoon vaak aanwezig. Wanneer het peuterspeelzaalwerk wordt aangeboden vanuit een eigen lokaal is de geografische ligging van de lokalen ten opzichte van elkaar en de inrichting, veel glas, zodat er altijd van buitenaf meegekeken kan worden naar het groepsproces. Het vierogen-principe moet in eerste instantie maatwerk zijn en afgestemd op betreffende peuterspeelzaal. Daarom zullen we in 2016 de aandachtspunten hieromtrent van de diverse ruimtes binnen de verschillende peuterspeelzalen in beeld brengen en vast leggen. Tevens zullen de peuterleidsters met elkaar extra aandacht besteden aan de gedragsregels elkaar aan te spreken indien men voor langere tijd alleen is met de peuters. 4.3 Vrijwilligersbeleid Inleiding op het vrijwilligersbeleid Binnen Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk kiezen we in overleg met de subsidieverstrekker, de gemeente Bergeijk, voortdurend voor een verdere professionalisering van de werksoort. Hierdoor ontwikkelt zich het peuterspeelzaalwerk van voorheen tot een werksoort van deze tijd met een speels maar ook sterk educatief karakter. Daarom werken we met beroepskrachten die beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Daarnaast voldoen we aan de bezetting beroepskrachten-kind ratio; in een groep van maximaal 8 peuters ten minste één beroepskracht en in een groep van 9 tot en met 16 peuters bestaat de bezetting uit 2 beroepskrachten. In het kader van het vierogen-principe binnen het peuterspeelzaalwerk zijn we genoodzaakt de bezetting, binnen een groep van maximaal 8 peuters, op een zodanige wijze te organiseren dat de beroepskracht de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Gezien de huidige ligging van sommige peuterspeelzalen, niet binnen het fysieke gebouw van een basisschool, zijn we genoodzaakt binnen deze vestigingen te werken met vrijwilligsters. Tevens is het in onze ogen belangrijk om bij een solitair gelegen vestiging in het kader van veiligheid met twee personen aanwezig te zijn. Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk vindt het noodzakelijk om de rechten en plichten van de vrijwilligsters veilig te stellen en deze door middel van vrijwilligstersbeleid te waarborgen. Hierdoor ontstaat er helderheid omtrent de inzet van vrijwilligsters. Pedagogisch_Beleidsplan gew

16 Vrijwilligsterswerk wordt gedefinieerd als werk dat, deels onverplicht, onbetaald en met regelmaat wordt verricht binnen een peuterspeelzaal. Er is dus geen sprake van een dienstverband tussen de Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk en de vrijwilligster, wel wordt er een vrijwilligstersovereenkomst aangegaan met het bestuur van de stichting. Bij het kenbaar maken van het beëindigen van de overeenkomst, door de stichting dan wel de vrijwilliger, wordt door beide partijen een termijn van één maand in acht genomen. Vrijwilligersbeleid Zoals hierboven omschreven werken we binnen onze organisatie met vrijwilligsters. Het zijn personen die ondersteunend zijn in de werkzaamheden van de peuterleidster. Zij verrichten onder de verantwoordelijkheid van de peuterleidster aanvullende werkzaamheden in relatie met het werkplan, direct of indirect ten behoeve van de peuters op de peuterspeelzaal. Naast het voldoen aan het vierogenprincipe, het vergroten van de veiligheidsaspecten wordt de betrokkenheid met het peuterspeelzaalwerk binnen buurt en dorp vergroot. De voorkeur gaat uit naar de inzet van de vrijwilligster op vaste dagdelen om het voor de peuters en de ouders zo overzichtelijk mogelijk te houden. De vrijwilligster wordt uitgenodigd bij de eindejaar activiteit Een mogelijk profielschets/functie inhoud van een vrijwilligster: leeftijd vanaf 18 jaar, geen specifieke peuter opleiding vereist bij voorkeur al ervaring met peuters (bijv. werkzaam geweest binnen het peuterspeelzaalwerk/kinderopvang) beschikbaar op de afgesproken tijd, in overleg met teamleidster gemotiveerd onder leiding van een peuterspeelzaalleidster te assisteren bij voorkomende werkzaamheden, toont hierbij een enthousiaste inzet kan zelfstandig werken en verantwoordelijkheid dragen, na een inwerkperiode kan ze zelf initiatieven ontplooien weet op een goede wijze om te gaan met gevoelige- en persoonlijke informatie Vereisten: is bereid een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te vertrekken aan het bestuur, kosten van het VOG komen voor rekening van de stichting is bereid de overeenkomst meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te ondertekenen Verzekering: er dient altijd een bevoegd leidster tijdens de openingsuren van de peuterspeelzaal aanwezig te zijn. De vrijwilligsters vallen onder de collectieve ongevallenverzekering. De verzekering geldt voor verblijf op de peuterspeelzaal en het reizen erheen en terug, volgens een directe ononderbroken route. Pedagogisch_Beleidsplan gew

17 4.4 Klachtenprocedure Als ouders een klacht hebben, kunnen ze die bespreken met de teamleidster of een peuterleidster van betreffende peuterspeelzaal of bij de directeur van de organisatie. Komen ze er niet uit, dan kunnen de ouders een schriftelijke klacht indienen bij de interne klachtencommissie volgens de interne procedure; Klachtencommissie Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk, Dorpstraat 11, 5563 BC Westerhoven Na het indienen van een schriftelijke klacht krijgt u binnen twee weken na verzending een bericht van ontvangst. Na ontvangstbevestiging worden partijen binnen drie weken gehoord en zal de commissie schriftelijk aanbevelingen doen. De interne klachtencommissie moet jaarlijks voor juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de inspectie (GGD) een klachtenjaarverslag overleggen, dit alleen als er daadwerkelijk klachten zijn binnen gekomen. Indien de aanbevelingen vanuit de klachten commissie niet leiden tot een bevredigende situatie kan de klacht doorverwezen worden naar de landelijke Geschillen commissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Het Klachtenloket, wat verbonden is aan de Geschillencommissie, probeert eerst de klacht op te lossen door het geven van informatie, advies, bemiddeling of mediation. Pedagogisch_Beleidsplan gew

18 4.5 Overeenkomst meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Deze nieuwe meldcode is ontwikkeld naar aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving en voldoet aan alle eisen welke vanuit de wet worden voorgeschreven. 1. Verplichting om een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en het gebruik daarvan te bevorderen. 2. Meldplicht gewelds- en zedendelicten door professionals. Wat houdt dit in: 1. Het doel van deze meldcode is om professionals te ondersteunen in een tijdige en effectieve aanpak van geweld in huiselijke kring. Met de verplichte meldcode worden medewerkers ondersteund bij het onderkennen van signalen van geweld tegen kinderen in hun privésituaties. Het doel is dat geweld zo vroeg mogelijk kan worden gestopt. Een meldcode bestaat uit een stappenplan dat professionals bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling door het proces leidt waarin zij tot het besluit komen om al dan niet een melding te doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of bij het Steunpunt Huiselijk Geweld. 2. Dit houdt in dat werknemers verplicht zijn om bij een aanwijzing dat een collega zich schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind dit meteen te melden bij de werkgever. De werkgever is wettelijk verplicht om de vertrouwensinspecteur te bellen. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit dient de werkgever ook aangifte te doen bij de politie. Als werknemers vermoeden dat hun werkgever zich zelf schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind is de werknemer verplicht hiervan aangifte te doen. In alle gevallen kan een werknemer de vertrouwensinspecteur bellen voor advies. Ook een ouder kan bij vermoedens contact opnemen met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de ouder advies geven over het doen van aangifte. De vertrouwensinspecteur is onafhankelijk en adviseert en informeert over wat je moet doen bij aanwijzingen dat een medewerker een geweld- of zedendelict begaat of heeft begaan en een kind hiervan het slachtoffer is. Wanneer er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit ben je verplicht om aangifte te doen bij de politie. Het team van vertrouwensinspecteurs bij de Inspectie van het Onderwijs is tijdens kantooruren te bereiken op telefoonnummer: De vertrouwensinspecteur is bij de wet uitgezonderd van de plicht om aangifte te doen en heeft een geheimhoudingsplicht. Hij helpt bij het doen van aangifte of het indienen van een formele klacht. De vertrouwensinspecteur onderzoekt niet of er een misdrijf is gepleegd. Dat doet de politie. Ik verklaar dit gelezen te hebben en hiernaar te handelen, naam handtekening datum Pedagogisch_Beleidsplan gew

19 5. Het bijzondere bij peuterspeelzaal t Zandhupke Gezien het minimale aantal leerlingen binnen basisschool Gerardus in het kerkdorp Weebosch ontstaat de situatie dat de voorziening van het primair onderwijs binnen het kerkdorp op termijn mogelijk opgeheven zou moeten worden. In samenspraak met de gemeente Bergeijk en de inwoners (de dorpsraad) is er voor gekozen om op een verantwoorde wijze de voorziening van het basisonderwijs en het peuterspeelzaalwerk voor de kern in stand te houden. Met belanghebbende partijen, gemeente Bergeijk, dorpsraad, basisonderwijs SKOzoK/Gerardusschool, klankbordgroep Gerardusschool, GGD en Stichting Peuterspeelzalen Bergeijk is de keuze gemaakt om ons gezamenlijk in te spannen het voorzieningen niveau van het voorschoolse- en het primaire onderwijs in de kern van Weebosch in stand te houden. Hiervoor zijn gezamenlijke afspraken gemaakt en zullen tekortkomingen naar aanleiding van de inspectie als gevolg van de samengestelde groepen gedoogd worden en zal er door de gemeente op deze onderdelen niet handhavend opgetreden gaan worden. Echter de algehele criteria, gehanteerd tijdens de inspectie, met betrekking tot veiligheid- en de gezondheidsaspecten voor de peuters moeten binnen deze gedoogsituatie wel gegarandeerd kunnen worden. Een en ander zal in de risico inventarisatie beschreven moeten worden en toetsbaar worden middels de activiteitenplannen. Peuterspeelzaal t Zandhupke (openstelling van twee dagdelen per week, maandagen donderdagmorgen) voldoet op onderdelen niet strikt aan de wettelijke eisen van peuterspeelzaal zoals in de wet geregeld. Op bepaalde momenten vindt samenvoeging van de peuters met de kinderen uit de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs plaats. De peuterspeelzaal is zodoende niet uitsluitend bestemd voor kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. Vanuit bovenstaande voldoet peuterspeelzaal t Zandhupke niet aan eisen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De afwijkingen zijn verwoord in onderstaande items; - samenvoeging van peuterspeelzaalgroepen met groepen 1en 2 van de basisschool - de emotionele veiligheid van de peuters voldoet niet als gevolg van het samenvoegen met de groepen 1 en 2 van de basisschool - het niet voldoen aan de wettelijk aantal vierkante meter binnenruimte als gevolg van de samenvoeging (teveel kinderen aanwezig op bepaalde momenten) - de beroepskracht/vrijwilliger kind ratio wordt als gevolg van de samenvoeging met de groepen van het basisonderwijs overschreden (teveel kinderen ratio beroepskrachten) Pedagogisch_Beleidsplan gew