1. Historisch overzicht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1. Historisch overzicht"

Transcriptie

1 1. Historisch overzicht Het is al heel lang mogelijk om fiscaal gefacilieerd een lijfrentevoorziening te vormen, maar de spelregels die daarbij hebben te gelden zijn veelvuldig aangepast. De meest ingrijpende wettelijke operatie is die van de Brede Herwaardering I geweest. Ook de Belastingherziening 2001 heeft belangrijke wijzigingen gebracht, zij het inhoudelijk minder ingrijpend dan de wijzigingen van de Brede Herwaardering I. Ook na 2001 is het lijfrenteregime nog meermaals aangepast, onder andere in verband met de Wet VPL. De meest recente wijzigingen in het lijfrenteregime houden verband met de introductie van het lijfrentebanksparen (2008) en de introductie van de (beperkte) saldomethode onder de Wet IB 2001 (2009). In dit hoofdstuk is kort ingegaan op de geschiedenis van de fiscale spelregels rondom lijfrentevoorzieningen. 1.1 Brede Herwaardering I en Brede Herwaardering II De Brede Herwaardering I is per 1 januari 1992 in werking getreden. De Brede Herwaardering I heeft met name veel wijzigingen ingehouden met betrekking tot lijfrente- en kapitaalverzekeringen. Ten aanzien van lijfrenten is met deze wetgeving in de Wet IB 1964 uitvoerig beschreven welke eisen er aan de vormgeving van een lijfrente worden gesteld en in welke mate een belastingplichtige de premies voor een lijfrentevoorziening kan aftrekken. Ten aanzien van het eerste moet gedacht worden aan de vier in de Wet IB 1964 beschreven lijfrentevormen: de levenslange oudedagslijfrente, de tijdelijke oudedagslijfrente, de overbruggingslijfrente en de nabestaandenlijfrente. Voor wat betreft de premieaftrek geldt dat er vanaf 1992 in de Wet IB 1964 aan de hand van vijf tranches berekend moet worden wat de maximale lijfrentepremieaftrek voor een belastingplichtige is. De eerste tranche gold voor iedere belastingplichtige en hield een ongetoetste premieaftrek in, dat wil zeggen, een premieaftrek die niet afhankelijk was van de hoogte van het inkomen en de opbouw van pensioen en/of dotatie aan de oudedagsreserve. De premieaftrek uit hoofde van de tweede tranche was daarentegen wel afhankelijk van de hoogte van het inkomen in het belastingjaar, de aan dat jaar toe te rekenen opbouw van pensioenaanspraken en de eventuele dotatie aan de oudedagsreserve. Het ging bij de berekening van de lijfrentepre- 15

2 lijfrentevoorzieningen mieaftrekruimte van de tweede tranche om een tekort aan pensioenopbouw in het belastingjaar zelf. Anders lag dat bij de derde tranche. Bij de berekening van de aftrekruimte van de derde tranche stond het tekort binnen de totale oudedagsvoorziening en/of de nabestaandenvoorziening centraal en dus niet zo zeer de pensioenopbouw die aan dat belastingjaar viel toe te rekenen. De vierde tranche en vijfde tranche stonden slechts open voor zelfstandig ondernemers. Binnen de vierde tranche werd de mogelijkheid geboden om de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrentevoorziening; binnen de vijfde tranche werd dezelfde mogelijkheid geboden ten aanzien van de stakingswinst tot een in de wet beschreven maximum. Dit maximum was afhankelijk van onder meer de leeftijd van de ondernemer ten tijde van het staken en de door de ondernemer reeds opgebouwde oudedagsvoorzieningen. Omdat de berekeningen van de tweede tot en met de vijfde tranche pas goed te maken zijn na afloop van het belastingjaar, is met de Brede Herwaardering I ook de mogelijkheid van premieterugwenteling geïntroduceerd. Voorheen waren lijfrentepremies tot een wettelijk bepaald maximum slechts aftrekbaar voor zover zij in het belastingjaar zelf waren betaald. De met de Brede Herwaardering I geïntroduceerde terugwentelingsregeling hield in dat lijfrentepremies die in de eerste zes maanden van het kalenderjaar waren betaald in het voorafgaande kalenderjaar fiscaal in aanmerking konden worden genomen, uiteraard voor zover daartoe de ruimte berekend volgens de vijf tranches bestond. Op 1 januari 1995 is de Brede Herwaardering II in werking getreden. De focus bij de Brede Herwaardering II lag op de fiscale wetgeving rondom pensioen. Echter, de wijzigingen zijn daar niet toe beperkt gebleven. Met betrekking tot lijfrentevoorzieningen moet vermeld worden dat in de Successiewet 1956 sindsdien een vrijstelling is opgenomen voor lijfrentevoorzieningen. Deze vrijstelling zag en ziet niet op lijfrentevoorzieningen waar het regime van vóór de Brede Herwaardering I op van toepassing is. 1.2 Belastingen in de 21 e eeuw, een verkenning In het rapport Belastingen in de 21 e eeuw, een verkenning (TK 1997/1998, , nr. 2) hebben de Staatssecretaris en Minister van Financiën beschreven dat het wenselijk zou zijn om de lijfrenteaftrek onder de zogeheten oudedagsparaplu uit te breiden. Met de genoemde oudedagsparaplu wordt beoogd één oudedagsplafond te introduceren ten behoeve van de fiscale begeleiding van alle mogelijke 16

3 historisch overzicht oudedagsvoorzieningen. In de ruimte die het oudedagsplafond biedt, zit allereerst het (collectief) opgebouwde pensioen. Wat dan nog resteert, kan hetzij via een lijfrenteverzekering, hetzij via een speciale aan voorwaarden gebonden oudedagsspaar- of beleggingsrekening worden ingevuld. Vanuit een oogpunt van verdere flexibilisering en gelijke behandeling van verschillende producten voor de oude dag is een afwijkende behandeling van eigen besparingen die uiteindelijk bedoeld zijn voor de oudedagsvoorziening minder gewenst. De oudedagsspaarof beleggingsrekening zal vanwege het oudedagskarakter aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Voor wat betreft de fiscale faciliëring wordt er in de belastingverkenning over twee systemen gesproken. Allereerst kan er gedacht worden aan een systeem waarbij de storting aftrekbaar is. Ten tweede kan er gedacht worden aan een systeem waarbij het rendement is vrijgesteld. De belastingverkenning heeft uiteindelijk geleid tot de Belastingherziening 2001 waarbij de Wet IB 1964 is vervangen door de Wet IB Uit het wetsvoorstel dat hieraan ten grondslag ligt, blijkt al dat er van de gedachte om tot een pensioenparaplu te komen niet veel meer over is. Weliswaar wordt het lijfrenteregime herzien of eigenlijk versoberd maar van een ingrijpende stelselwijziging is geen sprake. Van een oudedagsspaar- of beleggingsrekening wordt in het wetsvoorstel in het geheel niet meer gesproken. Weliswaar is het aanvankelijk voorgestelde lijfrenteregime ten tijde van de parlementaire behandeling van de voorgestelde Wet IB 2001 nog op een aantal punten aangepast, maar noch van de introductie van een oudedagsparaplu, noch van de introductie van een fiscaal gefacilieerde oudedagsspaar- of beleggingsrekening is sprake geweest. 1.3 Belastingherziening 2001 Met de Belastingherziening 2001 heeft de wetgever de tarieven inkomstenbelasting willen verlagen. Zo was 60% onder de Wet IB 1964 het toptarief voor de inkomstenbelastingheffing anno Met ingang van 2001 is dit teruggebracht naar 52%. De tariefsverlaging is overigens niet alleen beperkt gebleven tot het toptarief. Om deze tariefsverlaging te financieren één en ander moest namelijk voor de schatkist budgetneutraal plaatsvinden zijn verschillende aftrekposten gesneuveld of beperkt. Dat geldt ook voor de ruimte die een belastingplichtige heeft voor de aftrek van lijfrentepremies. De ongetoetste aftrek uit hoofde van de eerste tranche bedroeg in 2000 nog fl ( 2 804). In 2001 bedroeg deze ongetoetste aftrek onder de Wet IB 2001 de basisruimte genoemd fl ( 1 036). Met ingang van 2003 is de basisruimte overigens gesneuveld. Voor de 17

4 lijfrentevoorzieningen tweede tranche is de jaarruimte in de plaats gekomen. De formule aan de hand waarvan deze ruimte wordt berekend doet heel erg denken aan die van de tweede tranche uit de Wet IB 1964, maar de uitkomst volgens de jaarruimte zal lager uitvallen. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat het in de formule gehanteerde percentage verlaagd is van 25% naar 17%. De ingewikkelde berekening uit hoofde van de derde tranche is in de Wet IB 2001 niet teruggekomen. Hiervoor in de plaats is de inhaaljaarruimte gekomen. De inhaaljaarruimte houdt kort gezegd in dat een belastingplichtige de in het verleden niet (volledig) benutte jaarruimte alsnog kan benutten. Aan deze inhaal van niet benutte jaarruimte is echter wel paal en perk gesteld. Er zijn twee soorten begrenzingen: 1. begrenzing in tijd; en 2. begrenzing in hoogte. De periode waarbinnen de belastingplichtige het aangetoonde pensioengat kan dichten is beperkt tot een periode van zeven jaar. De begrenzing in hoogte valt uiteen in drie delen. Allereerst kan niet meer aan inhaaljaarruimte worden benut dan het totaal van de in de voorgaande zeven jaren niet benutte jaarruimte. Ten tweede geldt er een absoluut plafond. Aan inhaaljaarruimte kan in enig jaar niet meer worden benut dan een in de Wet IB 2001 vastgesteld bedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en bedraagt voor Voor 55-plussers geldt een hoger (geïndexeerd) grensbedrag: (bedrag 2009). De derde grens ten slotte wordt gevormd door 17% van de premiegrondslag van het jaar waarin de inhaaljaarruimte wordt benut. De vierde tranche en de vijfde tranche ten slotte zijn inhoudelijk ongewijzigd in de Wet IB 2001 overgenomen. Inhoudelijk zijn de lijfrentevormen van de Wet IB 2001 ten opzichte van de lijfrentevormen van het regime van de Brede Herwaardering I ook enigszins gewijzigd: de levenslange oudedagslijfrente moet uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige 70 jaar wordt. Onder de Brede Herwaardering I gold geen uiterste ingangsleeftijd; de overbruggingslijfrente moet uiterlijk eindigen in het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt of het jaar waarin de belastingplichtige pensioenuitkeringen gaat genieten. Onder de Brede Herwaardering I moesten de overbruggingslijfrentetermijnen eindigen in het vroegste van deze twee jaren. Dus als iemand op 63-jarige leeftijd pensioentermijnen gaat genieten, moeten in dat jaar de termijnen van een overbruggingslijfrente eindigen. Onder de Wet IB 2001 is dit een keuze geworden. Overigens is de overbruggingslijfrente als toegestane lijfrentevorm met de inwerkingtreding van de 18

5 historisch overzicht Wet VPL komen te vervallen. Wel is er overgangsrecht getroffen voor bestaande aanspraken; de termijnen van een tijdelijke oudedagslijfrente moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige 70 jaar wordt. Onder de Brede Herwaardering I gold evenals voor de levenslange oudedagslijfrente geen uiterste ingangsleeftijd. Met de inwerkingtreding van de Wet VPL is de vroegste ingangsleeftijd zonder overgangsrecht gewijzigd. Sindsdien mogen termijnen van een tijdelijke oudedagslijfrente pas ingaan in het jaar dat de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt. 1.4 Aanpassingen lijfrenteregime Wet IB 2001 In de jaren na de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 is het lijfrenteregime een aantal malen aangepast, onder andere in verband met de inwerkingtreding van de Wet VPL. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste wijzigingen in het lijfrenteregime sinds 2001 opgenomen. 19

6 lijfrentevoorzieningen Tabel 1.1 Verkort overzicht wijzigingen lijfrenteregime

7 historisch overzicht 1.5 Introductie lijfrentebanksparen (bancaire lijfrenten) Bij de Belastingherziening 2001 is met algemene stemmen de motie Giskes/De Vries aangenomen (TK 1999/2000, nr. 106). Met deze motie verzoekt de Tweede Kamer de regering zo spoedig mogelijk een notitie op te stellen over de mogelijkheden om ook andere producten dan lijfrenteverzekeringen, zoals geblokkeerde spaar- of beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten ten behoeve van pensioenopbouw. In de daaropvolgende begrotingen van Financiën is te lezen dat deze notitie in voorbereiding of in behandeling is. Omdat anno 2006 de Tweede Kamer nog steeds geen notitie heeft gezien, hebben twee Tweede Kamerleden uiteindelijk zelf maar het initiatief genomen: het wetsvoorstel Depla/De Vries was geboren. Op 16 januari 2006 is het Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht bij de Tweede Kamer ingediend. Gedurende de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel is de naam een aantal malen gewijzigd. Uiteindelijk wordt de naam Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Het wetsvoorstel staat niet op zichzelf, maar vindt haar wortels in de inmiddels 10 jaar oude Belastingverkenning voor de 21 e eeuw. Opgemerkt moet worden dat de titel enigszins misleidend is daar waar er wordt gesproken over banksparen ten behoeve van pensioenopbouw. De initiatiefwet regelt namelijk dat er fiscaal gefacilieerd een lijfrentevoorziening kan worden gevormd bij een bank of een beheerder van een beleggingsinstelling. Van een fiscale faciliteit om bij een bank of een beheerder van een beleggingsinstelling een pensioenvoorziening te vormen, is in het geheel geen sprake. De opbouw van pensioenaanspraken is bij wijze van hoofdregel voorbehouden aan werknemers en ambtenaren. Er zijn op deze hoofdregel overigens wel een aantal belangrijke uitzonderingen te noemen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij beroepspensioenaanspraken. Een zelfstandig ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 is echter doorgaans afhankelijk van het lijfrenteregime voor de opbouw van een oudedagsvoorziening (de AOW buiten beschouwing gelaten). Maar het lijfrenteregime geldt niet exclusief voor zelfstandig ondernemers. Werknemers die geen pensioen opbouwen of een pensioengat (in de zin van de Wet IB 2001) hebben, kunnen eveneens fiscaal gefacilieerd een lijfrentevoorziening vormen. 21

8 lijfrentevoorzieningen Tot en met 2007 zijn mensen voor de opbouw van een fiscaal gefacilieerde lijfrentevoorziening in de bewoordingen van de initiatiefnemers gedwongen om dit bij een verzekeraar te doen. Volgens de initiatiefnemers zijn de uitvoeringskosten hoog en ondoorzichtig. De initiatiefnemers willen nu de mogelijkheden om een lijfrentevoorziening op te bouwen, uitbreiden. Met ingang van 2008 kan via een geblokkeerde spaarrekening bij een bank of een beleggingsrecht bij een beheerder van een beleggingsinstelling eveneens een lijfrentevoorziening worden gevormd. Met dezelfde euro individueel sparen voor het pensioen kan via deze geblokkeerde spaarrekening of beleggingsrecht bij een bank of beleggingsinstelling meer kapitaal worden opgebouwd dan via de meeste lijfrenteverzekeringen bij verzekeraars, aldus de initiatiefnemers. Vooral zelfstandig ondernemers en freelancers zouden baat hebben bij deze regeling. Zij zijn immers veelal geheel afhankelijk van lijfrentevoorzieningen. Echter, er moet worden opgemerkt dat de introductie van het lijfrentesparen via bank of beheerder van een beleggingsinstelling deels wordt gefinancierd door de premiegrondslag voor de berekening van de (inhaal)jaarruimte aanzienlijk te verlagen. Door deze verlaging hebben ondernemers nu juist minder opbouwruimte dan voorheen het geval was. Dit lijkt haaks te staan op de doelstelling van de initiatiefnemers om ondernemers bij de opbouw van een oudedagsvoorziening tegemoet te komen. Per 2009 is de premiegrondslag weer op het oude (geïndexeerde) niveau hersteld. Behalve de mogelijkheid om een lijfrentekapitaal op te bouwen, wordt tevens de mogelijkheid geïntroduceerd om een lijfrente aan te kopen bij een bank of beheerder van een beleggingsinstelling. De bank of beheerder van een beleggingsinstelling treedt hier dus op als uitvoerder van de lijfrenteverplichting in de uitkeringsfase. Volgens de initiatiefnemers leidt de vergroting van de markt tot meer concurrentie bij financiële aanbieders. Ook levert dit volgens de initiatiefnemers een bijdrage aan een grotere transparantie in de kostenstructuren van financiële producten. Dit alles zou dan ook weer moeten leiden tot een kostenverlaging van lijfrenteproducten. De budgettaire dekking van het wetsvoorstel wordt uiteindelijk gevonden door twee maatregelen, die beide volgen uit de derde nota van wijziging: 1. verlagen van de maximum premiegrondslag met een bedrag van (hersteld in 2009); 2. verhoging van de assurantiebelasting van 7 naar 7,5 procent. Er is een aantal amendementen op het wetsvoorstel ingediend, waarvan er uiteindelijk één is aangenomen, het amendement Luijben (TK 2006/2007, , 22

9 historisch overzicht nr. 19). Hierdoor zal binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet door de Minister van Financiën een verslag worden gestuurd aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Hierbij moet worden gekeken of de doelstelling van meer transparantie en lagere prijzen als gevolg van toegenomen concurrentie is behaald. Uit eigen onderzoek heeft MoneyView in juli 2008 geconcludeerd dat bankspaarproducten niet per definitie gunstiger geprijsd zijn dan verzekeringsproducten. 1.6 Introductie saldomethode in de Wet IB 2001 Onder de Wet IB 1964 bestond de zogenoemde saldomethode (art. 25, eerste lid, onderdeel g, Wet IB 1964). Deze saldomethode hield kort gezegd in dat voor zover premies in de opbouwfase niet fiscaal in aanmerking konden worden genomen, er in de uitkeringsfase tot eenzelfde bedrag onbelast uitkeringen konden worden gedaan. Het rendement op de inleg werd wel in de heffing betrokken. Met de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 is deze saldomethode afgeschaft. Wel is er overgangsrecht geformuleerd. Met het Belastingplan 2009 is de saldomethode buiten de gevallen van het overgangsrecht ook onder de Wet IB 2001 geïntroduceerd. In paragraaf 10.5 is uitgebreid ingegaan op de saldomethode. 23

10

11 2. Wettelijk begrippenkader In dit hoofdstuk zullen enige voor lijfrentevoorzieningen belangrijke begrippen nader worden toegelicht. Allereerst wordt ingegaan op de wettelijke definitie van een lijfrente. Vervolgens wordt ingegaan op het begrip uitgaven voor inkomensvoorzieningen en de lijfrentepremieaftrek als persoonsgebonden aftrekpost. Ten slotte zullen de aanbieders van lijfrentevoorzieningen worden beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen aanbieders van verzekerde lijfrenten en aanbieders van bancaire lijfrenten. 2.1 Lijfrentedefinitie in de Wet IB 2001 (art. 1.7, Wet IB 2001) In art. 1.7, eerste lid, Wet IB 2001 is een definitie gegeven van het begrip lijfrente. Hieronder verstaat de wet: a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering (artikel 3.117) op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, onder 2º, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen; b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht (artikel 3.126a), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel c onder 2º, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen. Deze definitie ziet dus zowel op verzekerde lijfrenten als op de lijfrente die is ondergebracht bij een bank of beheerder van een beleggingsinstelling, de bancaire lijfrente. Voor het begrip overeenkomst van levensverzekering verwijst art , 25

12 lijfrentevoorzieningen Wet IB 2001 naar art. 1:1, Wft. Dit artikel definieert een levensverzekering als volgt: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder: levensverzekering: een levensverzekering als bedoeld in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de prestatie van de levensverzekeraar uitsluitend in geld geschiedt, of een natura-uitvaartverzekering als bedoeld in dit artikel; Art. 7:975, BW definieert de levensverzekering vervolgens als de in verband met het leven of de dood gesloten sommenverzekering met dien verstande dat ongevallenverzekering niet als levensverzekering wordt beschouwd. Een lijfrenteverzekering is dus als levensverzekering afhankelijk van leven of dood. De Nederlandsche Bank is belast met de uitvoering van de Wft en bepaalt de inhoud van het begrip levensverzekering. De aan het begrip levensverzekering gestelde nadere criteria zijn opgenomen in het rapport van de werkgroep levensverzekering WTV-Wet IB van 4 juni Kort gezegd komt het er op neer dat er sprake is van een levensverzekering als de verzekeringnemer/begunstigde een gerede kans heeft dat de overeenkomst hem substantieel meer oplevert dan de waarde van de betaalde premies vermeerderd met het door de verzekeringsmaatschappij behaalde rendement. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 heeft de staatssecretaris van Financiën zich aangesloten bij de uitleg die De Nederlandsche Bank aan het begrip levensverzekering geeft. Een bancaire lijfrente is anders dan het woord lijfrente doet vermoeden namelijk een rente afhankelijk van iemands lijf daarentegen niet afhankelijk van leven of dood. Voor de begrippen lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht verwijst art. 1.7, Wet IB 2001 naar art a, Wet IB De op een dergelijke lijfrentespaarrekening gestorte bedragen, alsmede het behaalde rendement, is geblokkeerd. Ditzelfde geldt voor de voor de verkrijging van een lijfrentebeleggingsrecht overgemaakte bedragen. Het is dus niet zo dat de lijfrentespaarder vrijelijk geld aan de lijfrentespaarrekening of het lijfrentebeleggingsrecht kan onttrekken. Datzelfde geldt overigens ook voor lijfrenteverzekeringen. De (gedeeltelijke) afkoop van een lijfrenteverzekering of de (gedeeltelijk) deblokkering van een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht wordt getroffen met fiscale sancties, waarop in hoofdstuk 7 nader is ingegaan. 26

13 wettelijk begrippenkader In de hiernavolgende subparagrafen wordt nader ingegaan op een aantal specifieke eisen die aan lijfrenten worden gesteld vast en gelijkmatig Wanneer we de definitie van verzekerde lijfrente naast die van de bancaire lijfrente leggen, valt op dat aan de verzekerde lijfrente de eis van vast en gelijkmatigheid wordt gesteld, terwijl die eis niet blijkt uit de definitie van de bancaire lijfrente. Het begrip vast houdt in dat de uitkeringen ten opzichte van elkaar in beginsel steeds in hoogte gelijk moeten zijn. Met het begrip gelijkmatig wordt aangegeven dat de uitkeringen met gelijke tussenposen moeten worden gedaan. Bij een stijging of daling van de hoogte van de lijfrentetermijnen is in beginsel geen sprake van een aanspraak op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen. Maar op dit beginsel zijn een aantal uitzonderingen te noemen: De lijfrentetermijnen stijgen met een bij de te verwachten inflatie aansluitend vast percentage. In de praktijk wordt doorgaans uitgegaan van een maximale indexatie van momenteel 2%. Bij een verwacht inflatieniveau is er sprake van een vaste stijging in beleggingseenheden waarvan de stijging een vast percentage bedraagt van het eerste aantal beleggingseenheden. De lijfrentetermijnen worden periodiek aangepast aan de geldontwaarding. Er is een aanspraak ingebouwd op winstuitkeringen voor zover die uitkeringen verband houden met de lijfrente. Ook bij aanpassing van de hoogte van de lijfrentetermijnen aan de actuele rentestand dit kan een daling dan wel een stijging van de termijnen tot gevolg hebben is er geen sprake van strijd met het criterium vast en gelijkmatig. Als de aanpassing tot hogere termijnen leidt, wordt dit gezien als een vorm van winstdeling die wordt uitgesmeerd over de resterende termijnen. Voorbeeld 2.1 Geknipte lijfrente X heeft een lijfrente gesloten met een duur van 10 jaar. Gedurende de eerste vijf jaar ontvangt X jaarlijks De gehanteerde rekenrente in deze eerste vijf jaar is gegarandeerd en bedraagt bijvoorbeeld 5%. Na vijf jaar wordt de hoogte van de uit te keren termijnen aangepast aan de op dat moment geldende rentestand. Als de rekenrente op dat moment nog steeds 5% bedraagt, zullen de termijnen in de tweede vijf jaar wederom per jaar bedragen. Is de rentestand echter hoger, dan zullen de termijnen 27

14 lijfrentevoorzieningen eveneens hoger uitvallen. Andersom, als de rentestand lager is, zullen de lijfrentetermijnen die X ontvangt eveneens lager zijn. Het is denkbaar dat een lijfrente aan de basisuitkering per jaar of kwartaal een winstuitkering toevoegt die afhankelijk is van de behaalde overrente en van sterfteresultaten. De grondslag voor de berekening van de overrente wordt gevormd door de grootte van de reservewaarde van de lijfrente. Deze winstuitkering zal afnemen naarmate de reservewaarde kleiner wordt, wat een dalende lijfrente impliceert. Dit is niet toegestaan. De lijfrente is in die situatie niet meer vast en gelijkmatig te noemen. Om dit te voorkomen moeten de winstuitkeringen worden uitgesmeerd over de resterende looptijd van de lijfrente. Als de winstuitkeringen worden uitgesmeerd over de resterende looptijd is de lijfrente wel weer vast en gelijkmatig. Voor een bancaire lijfrente lijkt dit alles niet te gelden. Dat is echter maar schijn, want in art a, vierde lid, Wet IB 2001 is aangegeven dat het tegoed op een lijfrentespaarrekening of de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht in vaste en gelijkmatige termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar dient te worden uitgekeerd. Derhalve geldt ook voor de bancaire lijfrente de eis van vast en gelijkmatigheid. In de nota naar aanleiding van het verslag hebben de initiatiefnemers van het wetsvoorstel over banksparen in dit kader nog opgemerkt dat het voor de hand ligt in lagere regelgeving nadere regels op te nemen met betrekking tot de wijze waarop bij een gedurende de looptijd wijzigende rente kan worden voldaan aan de voorwaarde dat de uitkeringen vast en gelijkmatig moeten zijn (NV, TK , , nr. 9, blz. 7). Die lagere wetgeving is er momenteel nog niet, maar het ligt voor de hand dat daarbij wordt aangesloten bij de hierboven beschreven rekensystematiek van de geknipte lijfrente. In de oorspronkelijke opzet van het initiatiefwetsvoorstel over banksparen werd slechts de voorwaarde gesteld dat iedere termijn niet lager zou mogen zijn dan de vorige termijn. Dat is opmerkelijk minder stringent dan de eis van vast en gelijkmatigheid die aan de verzekerde lijfrente is gesteld. Zonder de eis van vast en gelijkmatigheid zou naar de mening van de Raad van State oneigenlijk gebruik kunnen ontstaan. Gedacht kan daarbij worden aan een opzet waarbij gedurende een periode zeer lage termijnen worden uitgekeerd en de slottermijn een zeer hoge is. Op deze wijze kan niet alleen fiscaal voordeel worden beoogd, ook bewerkstelligt men daarmee uitstel van belastingheffing. Tegen de achtergrond van de wijzigingen in de lijfrentevormen bij de Wet IB 2001 die verder uitstel dan leeftijd 70 onmogelijk maakten, te weten voorkomen van uitstel van belas- 28

15 wettelijk begrippenkader tingheffing, is deze mogelijkheid ongewenst. Om die reden hebben de initiatiefnemers het wetsvoorstel zodanig aangepast dat de eis van vast en gelijkmatigheid ook geldt voor bancaire lijfrenten (MvT, TK , , nr. 4, blz. 3). Overigens kan afgevraagd worden of de eis van vast en gelijkmatig in het geheel nog wel gesteld zou moeten worden. In de pensioensfeer geldt dat de hoogte van pensioentermijnen binnen de bandbreedte 100:75 mag variëren (exclusief indexatie). Deze eis is bovendien, in navolging van de Wet LB 1964, ook nog in de Pensioenwet verankerd (art. 63, PW). Ook in de sfeer van goudenhanddrukstamrechten (art. 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964) geldt de eis van vast en gelijkmatigheid niet. Een zekere flexibiliteit binnen het lijfrenteregime zowel voor verzekerde als voor bancaire lijfrenten zou op zijn plaats zijn, maar vooralsnog is hier geen sprake van periodiciteit Bij verzekerde lijfrenten is het gebruikelijk om de termijnen per maand, per kwartaal, per half jaar of per jaar uit te keren. Een andere periodiciteit bijvoorbeeld eens per week is weliswaar toegestaan maar dit komt in de praktijk niet voor. Ook voor banken en beleggingsinstellingen geldt dat de periodiciteit van een bancaire lijfrente een andere mag zijn dan hetgeen bij verzekerde lijfrenten te doen gebruikelijk is. Vooralsnog lijken banken en belegginginstellingen niet te breken met de voor verzekerde lijfrenten geldende gangbare praktijk. Voorts is het de vraag wanneer een periodieke uitkering wat een lijfrente immers is ook daadwerkelijk periodiek tot uitkering komt. Met andere woorden, hoeveel lijfrentetermijnen moeten er worden uitgekeerd om van een periodieke uitkering te kunnen spreken. Duidelijk zal zijn dat één termijn niet voldoet. In een dergelijk geval is er sprake van een eenmalige, dus niet-periodieke uitkering. Informeel wordt door de Belastingdienst wel aangegeven dat een periodieke uitkering periodiek is als er sprake is van meer dan één uitkering. Een officiële bevestiging hiervan in een beleidsbesluit is er evenwel niet. In de praktijk gaan verzekeraars veiligheidshalve wel uit van ten minste drie uitkeringen. Als een kleine lijfrente een lijfrente met een waarde in het economisch verkeer van niet meer dan (bedrag 2009) wordt afgekocht, wordt de afkoopsom bij wetsfictie aangemerkt als een lijfrentetermijn (art , tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001). Zie nader paragraaf

16 lijfrentevoorzieningen eindigen bij overlijden Een verzekerde lijfrente is afhankelijk van het leven. Dit impliceert dat deze uiterlijk eindigt bij overlijden van de verzekerde. De bancaire lijfrente is daarentegen levensonafhankelijk en loopt dus altijd door bij overlijden van de rekeninghouder tijdens de overeengekomen looptijd. Dit is een essentieel verschil. Hiermee komt immers het risico op een lang leven (langlevenrisico) of een kort leven (kortlevenrisico) tot uitdrukking. Het komt er kort gezegd op neer dat de rekeninghouder bij een bancaire lijfrente geen kortlevenrisico loopt maar wel een langlevenrisico. Bij een lijfrenteverzekering is het precies omgekeerd. Daar wordt wel een kortlevenrisico gelopen (dat overigens door middel van een contraverzekering kan worden afgedekt) maar geen langlevenrisico. Bij de bespreking van de lijfrentevormen komt dit onderscheid nog ter sprake. Het komt in de praktijk voor dat een lijfrente op twee levens wordt gesloten. Bij overlijden van de verzekeringnemer/eerste verzekerde lopen de termijnen door. Verzekeringstechnisch wordt wel gesproken van overgang. Materieel lijkt de lijfrente niet te eindigen bij overlijden. Fiscaaljuridisch hebben we het echter over een combinatie van twee lijfrenteverzekeringen, namelijk een (tijdelijke) oudedagslijfrente en een nabestaandenlijfrente. De oudedagslijfrente is dan door het overlijden van de verzekeringnemer wel degelijk geëindigd. De nabestaandenlijfrente vangt op dat moment aan met uitkeren %-sterftekanscriterium Voor periodieke uitkeringen geldt de voorwaarde dat er gedurende de looptijd van de periodieke uitkering, waaronder de verzekerde lijfrente, actuarieel bezien een kans van 1% (of eigenlijk 0,94% op grond van het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 1991, nr , BNB 1992/5*) moet zijn dat de verzekerde gedurende de looptijd van de lijfrente overlijdt. Deze actuariële kans dient te worden berekend aan de hand van de meest actuele sterftetabel (of overlevingstabel). Om de vijf jaar worden deze sterftetabellen door het Actuarieel Genootschap opgesteld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. Momenteel zijn de sterftetabellen GBM 2000/2005 en GBV 2000/2005 het meest actueel. De hier genoemde 1%-sterftekans geldt ook voor een nabestaandenlijfrente in de zin van art , Wet IB Het derde lid van dit artikel maakt nu een uitzondering voor de nabestaandenlijfrente waarvan de termijnen toekomen aan een kind, jonger dan 30 jaar. De hoofdregel is dat in die gevallen de termijnen levenslang dienen te zijn, ofwel uiterlijk moeten eindigen in het jaar waarin het 30

17 wettelijk begrippenkader kind de leeftijd van 30 jaar bereikt. Goedgekeurd is dat het 1%-sterftekanscriterium niet geldt ingeval het kind kiest voor een nabestaandenlijfrente die uiterlijk eindigt bij het bereiken van de 30-jarige leeftijd. Deze goedkeuring houdt verband met het gegeven dat een dergelijke nabestaandenlijfrente in veel gevallen niet kan voldoen aan het 1%-sterftekanscriterium. Alleen bij een zoon van 2 jaar of jonger (looptijd minimaal 333 maanden ofwel, 27 jaar en 9 maanden) of een nuljarige dochter (looptijd minimaal 355 maanden, ofwel 29 jaar en 7 maanden) kan worden voldaan aan het 1%-sterftekanscriterium. In het besluit van 3 juni 2008, nr. CPP 2008/287M, Stcrt. nr. 112, V-N 2008/29.17, is nog een goedkeuring opgenomen ten aanzien van het 1%-sterftekanscriterium. Bij een combinatie van lijfrenten moet elk van de lijfrenten in beginsel afzonderlijk voldoen aan alle daarvoor geldende criteria, waaronder het 1%-sterftekanscriterium. Vooral bij tijdelijke nabestaandenlijfrenten kunnen problemen ontstaan door het 1%-criterium als de verzekerde overlijdt kort voor het einde van de looptijd van de verzekering. In een dergelijk geval wordt bij toetsing op de ingangsdatum van de nabestaandenlijfrente niet voldaan aan het 1%-criterium. Omdat dit ongewenst is, is op grond van hardheidsclausulebeleid (art. 63, AWR) het volgende goedgekeurd. Voor de bepaling of voldaan is aan het 1%-sterftekanscriterium wordt uitgegaan van de looptijd van de nabestaandenlijfrente die op grond van de overeenkomst maximaal mogelijk is. Hierbij mag dus worden uitgegaan van de datum van sluiten van de lijfrente. Er wordt dus getoetst alsof de verzekeringnemer op de ingangsdatum van de tijdelijke oudedagslijfrente overlijdt. Voorbeeld 2.2 Combinatie van lijfrenten en het 1%-sterftekanscriterium X is 65 jaar. Hij sluit een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van 5 jaar. Als hij binnen de looptijd overlijdt, gaan de termijnen over op zijn echtgenote. Die echtgenote is op de ingangsdatum van de lijfrente 60 jaar. Als X na 4 jaar overlijdt, gaat op dat moment feitelijk de nabestaandenlijfrente in. De nabestaandenlijfrente heeft dan nog een looptijd van 1 jaar. De looptijd van de nabestaandenlijfrente zou echter, gezien de leeftijd van X echtgenote op dat moment, 15 maanden moeten bedragen om te voldoen aan het 1%-sterftekanscriterium. Op grond van de goedkeuring uit het besluit van 3 juni 2008 wordt de 1%-sterftekans echter getoetst op de ingangsdatum van de tijdelijke oudedagslijfrente. Op dat moment bedraagt de minimum looptijd van de nabestaandenlijfrente 20 maanden. Met een maximale looptijd van de nabestaandenlijfrente van 5 jaar (= 60 maanden) voldoet ook de nabestaandenlijfrente aan het 1%-sterftekanscriterium. 31

18 lijfrentevoorzieningen In tabel 2.1 is de minimum looptijd van een verzekerde (nabestaanden)lijfrente opgenomen volgens de meest recente sterftetabel. Tabel 2.1 1%-sterftekans (GBM/GBV 2000/2005) Bancaire lijfrenten zijn zoals hierboven reeds meermaals is aangegeven levensonafhankelijk. Voor deze lijfrenten is het 1%-sterftekanscriterium vertaald naar een minimum looptijd van 5 jaar. Op deze minimumlooptijd van 5 jaar maakt de Wet IB 2001 ten aanzien van de bancaire lijfrente een uitzondering. Als er sprake is van een bancaire nabestaandenlijfrente waarvan de termijnen 32

19 wettelijk begrippenkader toekomen aan een bloed- of aanverwant jonger dan 30 jaar, moet de looptijd van de lijfrente ten minste 20 jaar bedragen dan wel ten minste 5 jaar, maar in het laatste geval nooit meer dan het aantal jaren dat de bloed- of aanverwant jonger is dan 30 jaar. Ook als de nabestaande ouder is dan 30 jaar, bedraagt de minimale looptijd ten minste 20 jaar. Voorbeeld 2.3 Ingekorte duur bij een bancaire lijfrente X is 26 jaar. X vader is onlangs overleden. X verkrijgt in verband met dit overlijden de beschikking over een bancair lijfrentetegoed, waarvan de termijnen nog niet waren ingegaan. X moet een nabestaandenlijfrente aankopen. De termijnen gaan direct in. Voor wat betreft de looptijd van een bancaire lijfrente heeft X de volgende keuze: ten minste 20 jaar; of 4 jaar. X kan er ook voor kiezen om een verzekerde nabestaandenlijfrente te bedingen bij een verzekeringsmaatschappij. In dat geval heeft X voor wat betreft de looptijd de volgende keuze: levenslang; of maximaal 4 jaar. De looptijd bij een verzekeraar mag dus ook korter zijn dan 4 jaar winstuitkeringen Zowel bij de definitie van de verzekerde lijfrente als die van de bancaire lijfrente is bepaald dat de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen ook onder de lijfrentedefinitie valt. Hiermee wordt gedoeld op het volgende. In de praktijk komen lijfrenten voor waarbij aan de basisuitkering een winstuitkering wordt toegevoegd die afhankelijk is van de behaalde overrente en van sterfteresultaten. De grondslag waarover de overrente wordt berekend is afhankelijk van de grootte van de reservewaarde van de lijfrente. De hoogte van de winstuitkering neemt af naarmate de reserve kleiner wordt. Hierdoor ontstaat een dalende lijfrente die dan niet meer vast en gelijkmatig is. In het besluit van de Minister van Financiën van 3 juni 2008, nr. CPP 2008/287M, Stcrt. 112, V-N 2008/29.17, is aangegeven dat dit dient te worden voorkomen door de winstuitkeringen (gelijkmatig) uit te smeren over de resterende looptijd van de lijfrente. 33

20 lijfrentevoorzieningen uitkering op beleggingsbasis Het derde lid van art. 1.7, Wet IB 2001 bepaalt dat de regels waaraan lijfrenteuitkeringen op beleggingsbasis moeten voldoen, worden gesteld bij ministeriële regeling. Deze regels moeten waarborgen dat deze lijfrentetermijnen op beleggingsbasis zijn aan te merken als reële oudedagsvoorzieningen. Hierbij geldt het uitgangspunt dat de lijfrenten voldoende transparant moeten zijn voor de burger. Voorts mogen de met het product samenhangende risico's niet onnodig groter zijn dan het risico dat voortvloeit uit de aard van het product. De ministeriële regels die samenhangen met dit derde lid van art. 1.7, Wet IB 2001 zijn opgenomen in art. 2a en art. 2b, UR IB In art. 2a is ingegaan op de eisen die gelden voor verzekerde lijfrenten op beleggingsbasis; in art. 2b op de eisen die gelden voor bancaire lijfrenten op beleggingsbasis. Ten aanzien van de verzekerde lijfrenten gaat het hierbij om het volgende: de termijnen van een (tijdelijke) oudedagslijfrente worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden; als bij de (tijdelijke) oudedagslijfrente een nabestaandenlijfrente is meeverzekerd, moet deze op de ingangsdatum van de lijfrente waarbij deze is meeverzekerd worden uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden per jaar. Het is ook toegestaan dat op de ingangsdatum van de (tijdelijke) oudedagslijfrente voor de nabestaandenlijfrente een kapitaal wordt bepaald dat dient als rekengrootheid voor de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de nabestaandenlijfrente in beleggingseenheden of euro's. Als de nabestaandenlijfrente niet een lijfrente in beleggingseenheden of een gerichte lijfrente is, maar is verzekerd als een recht op uitkeringen in euro's, wordt de nabestaandenlijfrente geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van de (tijdelijke) oudedagslijfrente; de hoogte van de uiteindelijk in euro's uit te keren termijnen van lijfrente dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de lijfrente als rekenrendement is gehanteerd. De contante waarde van de termijnen in beleggingseenheden wordt actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor lijfrentetermijnen in euro's; bij de berekening van de uitkeringen gaat de verzekeraar op de ingangsdatum van de lijfrente uit van sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico's van de verzekerde rechten; 34

21 wettelijk begrippenkader de verzekeraar gaat bij de berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke lijfrenten in euro's of van het op de ingangsdatum van de lijfrente geldende u-rendement; in de hoogte van de termijnen van lijfrente in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd (geen indexatie); jaarlijks verwerkt de verzekeraar, overeenkomstig de bij lijfrenteverzekeringen met uitkeringen in euro's te hanteren handelwijze, de actuariële gevolgen van de op de ingangsdatum veronderstelde tariefgrondslagen in de administratie van de contante waarde van de uitkeringen in beleggingseenheden en in de administratie van de beleggingswaarde zelf; bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro's kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand; gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro's worden vastgesteld. De hoogte van de uitkeringen in euro's dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden. Slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode; als een of meer nabestaandenlijfrenten zijn meeverzekerd, moet bij de vaststelling van de hoogte van de lijfrentetermijnen voor iedere meeverzekerde nabestaandenlijfrente op actuarieel verantwoorde wijze rekening worden gehouden met het feit dat die nabestaandenlijfrente is meeverzekerd; als een meeverzekerde nabestaandenlijfrente op de ingangsdatum van een (tijdelijke) oudedagslijfrente is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal beleggingseenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de beleggingseenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden dient daarbij geen invloed te hebben op de waarde per beleggingseenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro's te hanteren handelwijze, ten goede aan de verzekeraar in verband met het door deze gelopen langlevenrisico. De in art. 2b, UR IB 2001 voor bancaire lijfrenten op beleggingsbasis geldende voorwaarden lijken op die van art. 2a. Omdat bancaire lijfrenten per definitie le- 35

22 lijfrentevoorzieningen vensonafhankelijk zijn, zijn de eisen die met levensafhankelijkheid samenhangen niet van toepassing. Aldus luiden de eisen voor bancaire lijfrenten op beleggingsbasis als volgt: de termijnen worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar; de hoogte van de uiteindelijk in euro's uit te keren termijnen dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de termijnen als rekenrendement is gehanteerd; de bank of beleggingsinstelling gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke termijnen in euro's of van het op de ingangsdatum van de termijnen geldende u- rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars. Gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden; in de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden wordt geen inflatieelement verdisconteerd; bij de berekening van de verschuldigde termijn in euro's kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand; gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro's worden vastgesteld. De hoogte van de termijnen in euro s moet daarbij worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden. Er kan slechts eenmalig worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode. Er zij nog opgemerkt dat er uit hoofde van art , Wet IB 2001 bij de verzekeringnemer negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen indien er niet (meer) wordt voldaan aan de eisen die art. 2a of art. 2b, UR IB 2001, aan ingegane lijfrenten op beleggingsbasis stelt. 36

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE 34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964

Nadere informatie

Kerncijfers 2013. 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Kerncijfers 2013. 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering Kerncijfers 2013 1. Levensverzekering kapitaalverzekering Kapitaalverzekering eigen woning Premiebetaling Lifetime vrijstelling Minimaal 20 jaar 157.000 Minimaal 15 jaar 35.700 Kapitaalverzekering Brede

Nadere informatie

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen INHOUD Inleiding 3 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 A. OVERBRUGGINGSLIJFRENTEN 3 1.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om

Nadere informatie

AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening. Voorwaarden

AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening. Voorwaarden AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening Voorwaarden Voorwaarden AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening De AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening is een geblokkeerde spaarrekening. Artikel 1 Definities

Nadere informatie

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente Algemeen Wat leest u in deze productwijzer Wat is een beleggingsverzekering Risico s Maak een bewuste keuze Welk product heeft u U heeft een Lijfrenteverzekering

Nadere informatie

VOORWAARDEN SYNVEST LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT

VOORWAARDEN SYNVEST LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT Blad 1 van 5 Inhoudsopgave Artikel 1. Uitleg en definities... 1 2. Toepasselijkheid... 2 3. Inleg algemeen... 2 4. Inleg uitgesteld lijfrentebeleggingsrecht. 2 5. Inleg direct ingaand lijfrentebeleggingsrecht...

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake

Nadere informatie

Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, tijdelijke oudedagslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen

Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, tijdelijke oudedagslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, tijdelijke oudedagslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen Inhoud Inleiding 3 Gebruikte begrippen en

Nadere informatie

1 De totstandkoming van banksparen

1 De totstandkoming van banksparen 1 De totstandkoming van banksparen In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de voorgeschiedenis van, wat in de praktijk bekend is komen te staan als de Wet Banksparen. Deze wet, die op 1 januari 2008 in

Nadere informatie

GELEIDENDE BRIEF. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. s Gravenhage, 12 januari 2006-01-11

GELEIDENDE BRIEF. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. s Gravenhage, 12 januari 2006-01-11 Voorstel van wet van de leden Depla en B. de Vries, houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een

Nadere informatie

Op het moment dat een oud regime polis tot uitkering komt, heeft u de keuze uit de volgende mogelijkheden:

Op het moment dat een oud regime polis tot uitkering komt, heeft u de keuze uit de volgende mogelijkheden: Oud regime lijfrente Als u de mogelijkheden die u heeft bij een oud regime lijfrente vergelijkt met de mogelijkheden die u heeft bij een nieuwe regime lijfrente, dan zult u zien dat de oud regime lijfrente

Nadere informatie

AEGON Lijfrenterekening. Voorwaarden

AEGON Lijfrenterekening. Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening Voorwaarden Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening De AEGON Lijfrenterekening is een beleggingsrekening en een spaarrekening. Artikel 1 Definities Als in de Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening

Nadere informatie

ASR Kerncijfers 2013

ASR Kerncijfers 2013 ASR Kerncijfers 2013 Inhoud 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering 2. Levensverzekering - lijfrente 3. Levensverzekering - gouden handdruk 4. Afkoop kleine lijfrente 5. Eigen woning 6. Inkomstenbelasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om

Nadere informatie

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst Begin tijdig met het optimaliseren van uw oudedagsvoorziening Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst De media staan er vol mee. Ons pensioen loopt gevaar. Door de economische crisis, tegenvallende

Nadere informatie

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar.

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar. Een lijfrenteverzekering 1. Wat voor lijfrenteverzekering heb ik nu? U hebt nu een verzekering waarmee u lijfrentekapitaal opbouwt. U betaalt premie, of een koopsom, of eventueel een extra storting. De

Nadere informatie

Nieuwsbrief. Fiscaal Juridisch Adviesbureau

Nieuwsbrief. Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nieuwsbrief Fiscaal Juridisch Adviesbureau M a a n d e l i j k s i n f o r m a t i e b u l l e t i n v o o r v e r z e k e r i n g s a d v i s e u r s Nummer 64a september 2008 Inhoud Special Prinsjesdag

Nadere informatie

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen: Directoraat-Generaal Belastingdienst/ Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 22 januari 2010, nr. DGB 2010/415 M, Staatscourant 2010, 1372 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.6 Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen tekst bronnen Besluit van de staatssecretaris van Financiën d.d. 6.7.2009

Nadere informatie

Direct ingaande garantielijfrente

Direct ingaande garantielijfrente Direct ingaande garantielijfrente Direct ingaande garantielijfrente Wat is de Direct ingaande garantielijfrente? De Direct ingaande lijfrente is een lijfrenteverzekering waarmee u zorgt voor een vaste

Nadere informatie

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

Algemene informatie oudedagvoorzieningen Algemene informatie oudedagvoorzieningen Wij zetten de belangrijkste begrippen voor u op een rijtje: De productvormen... 2 Direct ingaande bancaire lijfrente... 2 Direct ingaande verzekerde lijfrente...

Nadere informatie

Direct ingaande lijfrente

Direct ingaande lijfrente Direct ingaande lijfrente Direct ingaande lijfrente Wat is de Direct ingaande lijfrente? De Direct ingaande lijfrente is een lijfrenteverzekering waarmee u zorgt voor een aanvulling op uw pensioen of inkomen.

Nadere informatie

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN?

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN? n Laten uitkeren via een DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN? n Laten uitkeren via een UW LIJFRENTE KOMT VRIJ Uw lijfrentekapitaal komt binnenkort vrij. Weet u al wat u met het geld

Nadere informatie

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Keuzemogelijkheden en belastingregels Wat leest u in deze brochure? Inleiding en leeswijzer 3 01 Pre-Brede Herwaardering 4 1a. Periodieke uitkeringen 4 1b. Afkopen/uitkering

Nadere informatie

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime Ken je lijfrente Lijfrente nieuw regime Lijfrente nieuw regime Het kapitaal van uw lijfrenteverzekering komt beschikbaar. Wat kunt u doen? Een aantal jaren geleden hebt u een lijfrenteverzekering afgesloten.

Nadere informatie

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Versobering van de fiscale pensioenopbouw Versobering van de fiscale pensioenopbouw 1. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel Als het aan het kabinet ligt, dan wordt het Witteveenkader op drie manieren aangepast: verhoging van de pensioenrichtleeftijd,

Nadere informatie

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven.

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven. Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven. 1 Regime pre-brede Herwaardering lijfrente (pre-bhw, tot 1992) oud regime of kapitaalverzekering met lijfrenteclausule 1a. Periodieke uitkeringen 1a.1. Periodieke

Nadere informatie

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij

Uw lijfrente komt vrij Uw lijfrente komt vrij Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente 8 5. Vrijkomende lijfrente in bijzondere

Nadere informatie

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime volgens het oud regime DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het oud regime UW LIJFRENTE KOMT VRIJ Uw lijfrente komt binnenkort vrij. Het is waarschijnlijk een tijd

Nadere informatie

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Keuzemogelijkheden en belastingregels Klik op de vraag om het antwoord te lezen. inhoudsopgave pagina Inleiding 2 Leeswijzer 3 1. Regime pre-brede Herwaardering

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

Nadere informatie

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal beleggen. Januari 2015

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal beleggen. Januari 2015 Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal beleggen Januari 2015 1 Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen Deze Aanvullende Voorwaarden vormen een aanvulling op de FitVermogen Overeenkomst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

Oudedagsvoorzieningen

Oudedagsvoorzieningen Algemene informatie Oudedagsvoorzieningen VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN De productvormen Direct ingaande bancaire lijfrente Bij de direct ingaande bancaire lijfrente ontvangt de rekeninghouder

Nadere informatie

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT!

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT! Pagina 1 van 10 UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT! Pensioen Het gaat hierbij om verzekeringen die een kapitaal uitkeren bij in leven zijn op de pensioendatum. De hoogte van

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen 1 Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen

Nadere informatie

Cover Informatie over... AEGON Lijfrente uitstelrekening Voorwaarden

Cover Informatie over... AEGON Lijfrente uitstelrekening Voorwaarden Cover AEGON Informatie Lijfrente uitstelrekening over... Voorwaarden De AEGON Lijfrente uitstelrekening is een spaarrekening. Artikel 1 Definities 1. Als in de Voorwaarden AEGON Lijfrente uitstelrekening

Nadere informatie

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus 2600 3000 CP ROTTERDAM

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus 2600 3000 CP ROTTERDAM FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus 2600 3000 CP ROTTERDAM De heer. Rotterdam Onderwerp : : polisnummer.. Geachte verzekeringnemer, Met betrekking tot de bovengenoemde lijfrenteverzekering

Nadere informatie

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime Ken je lijfrente Lijfrente oud regime Lijfrente oud regime Het kapitaal van uw lijfrenteverzekering komt beschikbaar. Wat kunt u doen? Een aantal jaren geleden hebt u een lijfrenteverzekering afgesloten.

Nadere informatie

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement Postbus 224 2700 AE Zoetermeer Tel. 085 111 88 88 Fax 085 111 88 80 E-mail info@scfb.nl Internet www.scfb.nl Bank ABN AMRO IBAN NL05ABNA0597042454 BIC ANBANL2A KvK Den Haag 27198895 FISCALE CIJFERS 2014

Nadere informatie

Prinsjesdagspecial 2014. De pensioennota. Samenvatting

Prinsjesdagspecial 2014. De pensioennota. Samenvatting Prinsjesdagspecial 2014 De pensioennota Samenvatting 1 2 Inhoudsopgave Prinsjesdagspecial de Pensioennota 1 Pensioen 3 1.1 Aangepast Witteveenkader 3 1.2 Verlaging maximum opbouw- en premiepercentages

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente Uw lijfrente komt vrij Lijfrente Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. Uw lijfrente komt vrij 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente

Nadere informatie

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting uw verzekering en de inkomstenbelasting Inleiding In deze brochure vindt u algemene fiscale informatie over uw kapitaal- of lijfrenteverzekering naar de stand van de wetgeving per 1 januari 2011. Deze

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen Uw lijfrente komt vrij Pensioen Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. Uw lijfrente komt vrij 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente

Nadere informatie

Bijlage. ING Direct Ingaande Lijfrente

Bijlage. ING Direct Ingaande Lijfrente Bijlage ING Direct Ingaande Lijfrente Waarom deze informatie? Een financieel product zoals een levensverzekering vinden veel mensen ingewikkeld. Daarom is het goed om te weten wat een dergelijk product

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 33 405 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning)

Nadere informatie

Als u bedragen betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2008 voor aftrek in aanmerking komen

Als u bedragen betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2008 voor aftrek in aanmerking komen ij aangifte inkomstenbelasting 20 271 1T83 (2135) Wordt deze aanvullende toelichting gebruikt voor het invullen van een biljet? an wordt met u, uw of uzelf de overleden belastingplichtige bedoeld. ls u

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen 1

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen 1 Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen 1 Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen Belastingdienst/Centrum

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Op 01 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijke oplossingsrichtingen pensioen in eigen

Nadere informatie

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Besluit 31-03-2006 nr CPP06-507 Invorderingswet 1990. Aansprakelijkheid verzekeraars in verband met een inkomensvoorziening, een arbeids- of

Nadere informatie

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime Ken je lijfrente Lijfrente nieuw regime Lijfrente nieuw regime Het kapitaal van uw lijfrenteverzekering komt beschikbaar. Wat kunt u doen? Een aantal jaren geleden hebt u een lijfrenteverzekering afgesloten.

Nadere informatie

Gids Productfiscaliteiten 2014. 4 Lijfrente

Gids Productfiscaliteiten 2014. 4 Lijfrente Gids Productfiscaliteiten 2014 4 Inleiding Hoofdstuk 4 In dit hoofdstuk zijn de nieuwe ontwikkelingen en de huidige fiscale behandeling beschreven van (bancaire) lijfrenten. Na een uitleg van de voorwaarden

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2013 In deze brochure vindt u algemene informatie over de behandeling van uw kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering in de inkomstenbelasting

Nadere informatie

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN De aftopping van het pensioengevend inkomen heeft naar verwachting voor ongeveer 125.000 werknemers in Nederland gevolgen. Dit is weliswaar een relatief kleine groep,

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij

Uw lijfrente komt vrij Uw lijfrente komt vrij Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente 8 5. Vrijkomende lijfrente in bijzondere

Nadere informatie

Een continue stroom wijzigingen in de lijfrentesfeer

Een continue stroom wijzigingen in de lijfrentesfeer Een continue stroom wijzigingen in de lijfrentesfeer Het lijfrenteregime van de Wet IB 2001 is alweer zijn elfde levensjaar ingegaan en is de afgelopen jaren eigenlijk geen enkel jaar onaangeroerd gebleven.

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning Kapitaalverzekeringen en de eigen woning De Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW) Met een KEW, SEW en BEW kunt u onder bepaalde

Nadere informatie

2 Totstandkoming van de initiatiefwet

2 Totstandkoming van de initiatiefwet 2 Totstandkoming van de initiatiefwet Zoals in hoofdstuk 1 al is aangegeven, is het wetsvoorstel ten tijde van de parlementaire behandeling een aantal malen van naam gewijzigd. Minstens zo opmerkelijk

Nadere informatie

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning Kapitaalverzekeringen en de eigen woning De Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW) Met een KEW, SEW en BEW kunt u onder bepaalde

Nadere informatie

Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening

Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening Geldig vanaf 1 januari 2016 4.1016.00 (02-05-2016) 1 Definities In deze Voorwaarden wordt verstaan onder: a Afbouwperiode De looptijd waarin het geblokkeerde

Nadere informatie

Vrijkomende lijfrente. Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal?

Vrijkomende lijfrente. Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal? Vrijkomende lijfrente Wat doet u met uw vrijkomende lijfrente? Inhoud Inleiding 3 1 Uw vrijkomende lijfrente 3 1.1 Wat moet u doen als uw lijfrente vrij komt? 3 1.2 Lijfrente laten uitkeren of laten doorgroeien?

Nadere informatie

Vrijkomende Lijfrente

Vrijkomende Lijfrente Vrijkomende Lijfrente Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal? Inleiding Binnenkort bereikt uw lijfrenteverzekering de einddatum. Dit betekent dat een lijfrentekapitaal beschikbaar komt. Met dit

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen FI Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen 28 april 2006/Nr. CPP2005/2728M Belastingdienst/Centrum voor procesen productontwikkeling, Sector

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar 2014. Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014

Fiscale informatie voor het jaar 2014. Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2014 In deze brochure vindt u algemene informatie over de fiscale behandeling van uw kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen FI Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en bestaande rechten op periodieke uitkeringen 2 november 2006/Nr. CPP2006/2362M Belastingdienst/Centrum voor procesen productontwikkeling, Sector

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen Dit besluit is vervangen door het besluit van 10 mei 2010, nr. DGB2010/3119M JU Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen 3 juni 2008/Nr. CPP2008/287M Belastingdienst/Centrum

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 31 januari 2007

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 31 januari 2007 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

Nadere informatie

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende: 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering

Nadere informatie

Banksparen. een goed alternatief? M.E.K. Nijpels Studentnummer: 5644542 Datum: 25 juni 2010 Fiscale economie, Universiteit van Amsterdam

Banksparen. een goed alternatief? M.E.K. Nijpels Studentnummer: 5644542 Datum: 25 juni 2010 Fiscale economie, Universiteit van Amsterdam Banksparen een goed alternatief? Naam: M.E.K. Nijpels Studentnummer: 5644542 Datum: 25 juni 2010 Opleiding: Fiscale economie, Universiteit van Amsterdam Eerste begeleider: drs. M.J. Smid Tweede beoordelaar:

Nadere informatie

Verdiepende special Exit tijdklemmen voor KEW, SEW en BEW. En nu?

Verdiepende special Exit tijdklemmen voor KEW, SEW en BEW. En nu? Verdiepende special Exit tijdklemmen voor KEW, SEW en BEW. En nu? Editie maart 2017 Op dit moment gelden strenge wettelijke voorwaarden bij de toepassing van de uitkeringsvrijstellingen voor een kapitaalverzekering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

Nadere informatie

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 14 U kunt een verzekering afsluiten of zelf sparen voor extra inkomen. ijvoorbeeld voor extra inkomen (lijfrente) vanaf het moment dat u met pensioen gaat. e premies voor een lijfrenteverzekering of de

Nadere informatie

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950; Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten Dit besluit is een herziening van het besluit

Nadere informatie

Lijfrente. Gids Productfiscaliteiten 2015 HOOFDSTUK 4

Lijfrente. Gids Productfiscaliteiten 2015 HOOFDSTUK 4 Gids Productfiscaliteiten 2015 HOOFDSTUK 4 4.1 voorwaarden 4.2 Omvang aftrek lijfrente-inleg 4.3 Heffing bij reguliere uitkeringen, afkoop of schending voorwaarden 4.4 Overgangsrecht lijfrenteverzekeringen

Nadere informatie

Aanvullende Voorwaarden

Aanvullende Voorwaarden Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater FitVermogen Fiscaal Overeenkomst Beleggen en Voorwaarden Augustus Februari 2016 2014 1 Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen Deze Aanvullende Voorwaarden

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 12345 20 anvullende toelichting bij aangifte inkomstenbelasting 20 B 271 1T01 (2456) ls u bedragen hebt betaald voor inkomensvoorzieningen, heeft dit gevolgen voor uw belasting. n de toelichting bij uw

Nadere informatie

Klaverblad Verzekeringen. Garantie Groei Polis

Klaverblad Verzekeringen. Garantie Groei Polis Klaverblad Verzekeringen Garantie Groei Polis Deze folder bevat een beperkte weergave van de polisvoorwaarden. Aan deze weergave kunnen geen rechten worden ontleend. Wilt u precies weten wat er onder de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake

Nadere informatie

Inhoud. vragen en antwoorden over de AOW-leeftijdsverhoging en de oudedagslijfrente verzekering

Inhoud. vragen en antwoorden over de AOW-leeftijdsverhoging en de oudedagslijfrente verzekering vragen en antwoorden over de AOW-leeftijdsverhoging en de oudedagslijfrente verzekering Inhoud 1 Onze brief 2 1.1 Waarom krijg ik een brief van de Onderlinge s-gravenhage? 2 2 De toelichting bij onze brief

Nadere informatie

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen Februari 2019 1 Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen Deze Aanvullende Voorwaarden vormen een aanvulling op de FitVermogen Overeenkomst

Nadere informatie

Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden

Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden 8 maart 2018 Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden Het Verbond heeft samen met DNB, het ministerie

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar 2015. Onderwerpen. Schijventarief 2015

Fiscale informatie voor het jaar 2015. Onderwerpen. Schijventarief 2015 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2015 In deze brochure vindt u algemene informatie over de fiscale behandeling van uw kapitaalverzekering, lijfrente - verzekering,

Nadere informatie

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW KENNISGROEP VERZEKERINGSPRODUCTEN 31 juli 2013 INLEIDING De Kennisgroep Verzekeringsproducten heeft na afstemming met het ministerie van

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen

Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen Inkomstenbelasting. Lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen Besluit / beleidsregel, Fiscaal 10-05-2010 Inkomstenbelasting Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en

Nadere informatie

Gids Productfiscaliteiten 2013. 4 Lijfrente

Gids Productfiscaliteiten 2013. 4 Lijfrente Gids Productfiscaliteiten 2013 .1 voorwaarden.2 Omvang aftrek lijfrente-inleg.3 Heffing bij uitkeringen, afkoop of schending voorwaarden. Overgangsrecht.5 Bijzondere onderwerpen Afkortingen en colofon

Nadere informatie