Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Vwo

Transcriptie

1 PWS Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Vwo

2 Inhoudsopgave - Inleiding 4-1. Het profielwerkstuk op t Groen 5 - Tijdpad 5 - Regels en beoordeling 5 - Begeleiding 6-2. Onderzoek 7 - Oriëntatie en keuze 7 - Het formuleren van de onderzoeksvraag 7 - Gegevens verzamelen en het plan van aanpak uitwerken 9 - Beoordeling van het proces Schrijven 11 - Begin op tijd 11 - Opbouw van de tekst 11 - Verwijzen naar bronnen 11 - Bijlagen 12 - Beoordeling van het product Zoeken en vinden 14 - Nuttige sites 14 - Goede bronnen vinden 14 - Bronnenlijst 14 - Bronvermelding De presentatie 16 - Hoe en wanneer 16 - Presentatieprogramma s 16 - Beoordeling van de presentatie 17 - Bijlagen 18 - Format Plan van Aanpak 19 - Voorbeeld logboek 21 2

3 3

4 Inleiding Het profielwerkstuk is een uitgebreide praktische opdracht voor leerlingen in de laatste klas uit de bovenbouw. Je bepaalt zelf in overleg met een vakdocent het onderwerp en de vorm van het onderzoek. Het PWS is onderdeel van het schoolexamen en bereidt je voor op de overstap naar het vervolgonderwijs. Daarom is niet alleen het eindresultaat belangrijk, maar ook het proces. Je oefent er verwerft vaardigheden als zelfstandig werken en het doen van een onderzoek. Het profielwerkstuk voer je uit in tweetallen. Je begeleider beoordeelt het proces en het eindresultaat. Dit cijfer weegt mee in het combinatiecijfer, en mag afgerond niet lager zijn dan een vier. Het profielwerkstuk moet aansluiten bij een 'groot' vak met een studielast van minimaal 400 uur. Je werkt er minimaal 80 uur aan. Het doel van het profielwerkstuk is tweeledig: enerzijds zul je jouw theoretische kennis verdiepen, anderzijds word je getoetst op vaardigheden, zoals het opzetten van een onderzoek, experimenteren, analyseren, beschrijven en presenteren. Ter afsluiting presenteer je de resultaten van je onderzoek. Bij het profielwerkstuk wordt niet alleen het eindresultaat beoordeeld, maar ook het doorlopen proces. Tijdens het werken aan het profielwerkstuk houd je daarom een logboek bij dat dient als verantwoording van de werkzaamheden en de tijd die je eraan besteed hebt. Houd je begeleider op de hoogte van de voortgang, ook als het wat minder goed gaat. Deze handleiding is bedoeld om je te helpen bij het goed opstarten en afronden van je PWS. Je vindt er informatie over de planning, de opzet van een onderzoek, het zoeken van bronnen, het schrijven en het presenteren. Verder kun je aan de hand van de beoordelingstabellen per onderdeel zien waar je op beoordeeld wordt. Bekijk deze schema s aandachtig. 4

5 H1. Het profielwerkstuk op t Groen Tijdpad Hieronder staat het overzicht van alle belangrijke data en deadlines voor het PWS Data Activiteit 20 april 2017 Introductiebijeenkomst PWS 23 april- 22 mei 2017 Digitaal aanmelden voor PWS (duo 2 vakken) 29 mei 2017 Indeling PWS (docent - duo) bekend 30 mei 1 juli ste ronde begeleidingsgesprekken 4 juli 2017 Bijeenkomst/workshop met begeleider juli 2017 vóór uur Digitaal aanleveren Plan van aanpak bij Eije en begeleider 4 en 5 september 2017 V6 PWS-dagen (zelfstandig werken in duo s) Vanaf uur op beide dagen. Tevens 2 e begeleidingsgesprek 2-6 oktober de ronde begeleidingsgesprekken 6-17 november de ronde begeleidingsgesprekken (indien nodig) 11 december 2017 Digitaal inleveren conceptversie voor 8.00 uur 8 12 januari de ronde begeleidingsgesprekken feedback op conceptversie 12 februari 2018 Digitaal inleveren netversie PWS vóór 8.00 uur 6 maart 2018 Presentatie PWS vanaf uur Regels en beoordeling Het profielwerkstuk moet aan een aantal voorwaarden voldoen. De studielast per leerling is 80 uur, deze uren moet je kunnen verantwoorden in je logboek. In principe maak je het profielwerkstuk samen met een medeleerling. Het is belangrijk dat je je aan de afspraken houdt en je werk telkens op tijd inlevert. Bij gemiste afspraken en te laat inleveren worden punten afgetrokken. Wanneer het gaat om het te laat inleveren van het concept of de eindversie worden 2 punten per dag afgetrokken. Het PWS wordt beoordeeld met een cijfer. Het afgeronde eindcijfer van het PWS wordt gemiddeld met het eveneens afgeronde eindcijfer van maatschappijleer tot het combinatiecijfer. Dit combinatiecijfer telt als schoolexamen mee in de zak/slaagregeling. Het afgeronde PWS-cijfer mag niet lager zijn dan een 4. 5

6 Begeleiding De begeleiders zijn altijd docenten die lesgeven in de examenklassen. De begeleider helpt je vakinhoudelijk en hij helpt je bij het bewaken van het proces. Het is namelijk heel belangrijk dat jij je bewust bent/wordt van de deelstappen bij het maken van zo n groot project. Plan al je activiteiten zorgvuldig en begin op tijd aan elke nieuwe fase. Je houdt je begeleider op de hoogte tijdens verschillende gesprekken. 1 e gesprek (juni): Voorleggen van het gekozen onderwerp en de onderzoeksvragen bespreken. Hierbij wordt gekeken naar de haalbaarheid en de kwaliteit (vwo-niveau). 2 e gesprek (september): Op twee dagen werk je op school aan het PWS. Bij het gesprek neem je jullie bijgestelde plan van aanpak, logboek en de belangrijkste bronnen mee. 3 e gesprek (oktober): Het plan van aanpak, logboek en je bronnenlijst meenemen. Een week voor de datum die je afspreekt voor dit overleg lever je je eerste hoofdstukken in bij je begeleider. 4 e gesprek (november): Het plan van aanpak, logboek en je bronnenlijst meenemen. Een week voor de datum die je afspreekt voor dit overleg lever je al je geschreven hoofdstukken in bij je begeleider. Vier weken later lever je al je concept is dus je moet al een goed beeld hebben van het totaal. 5 e gesprek (december/januari): Je krijgt feedback op de conceptversie die je kort na het vierde gesprek hebt ingeleverd. Let op dat deze feedback pas echt zinvol kan zijn wanneer je een volledige conceptversie hebt ingeleverd. 6

7 H2. Onderzoek Oriëntatie en keuze Het proces voor het maken van het PWS begint in 5 vwo. Nadat eind mei de definitieve indeling bekend is gemaakt kun je beginnen met de oriëntatie op je onderwerp en maak je een afspraak met je vakdocent voor een eerste begeleidingsgesprek, dat uiterlijk 1 juli plaatsvindt. In dit gesprek bespreek je wat een geschikt onderwerp kan zijn en bekijk je met je docent in hoeverre het onderzoek haalbaar is en of het voldoende niveau en diepgang kan krijgen. Begin juli worden twee bijeenkomsten georganiseerd waar je leert hoe je betrouwbare bronnen kunt zoeken en welke verschillende onderzoeksmethoden er zijn. Uiterlijk zes juli lever je je plan van aanpak in bij je begeleider en mevrouw van Eijk. Je hebt je vak en je partner gekozen. Maak afspraken over samenwerking, verdeel taken: wat doe je samen, wat alleen? Begin een logboek. oriënteer je op persoonlijke interessegebieden en onderwerpen. Maak een lijstje met mogelijke onderwerpen en kies (voorlopig) een onderwerp dat niet te algemeen of breed is en waarover voldoende literatuur te vinden is. voorbereiding: stel jezelf de eerste vragen. Wat wil je weten over dit onderwerp? Zoek geschikte bronnen: boeken, vaktijdschriften, kranten en internetbronnen. Bekijk documentaires en interview een deskundige. Leg een documentatiemap aan: vergeet niet om alle bronnen volledig te noteren. Het formuleren van de onderzoeksvraag Een onderwerp is pas een geschikt onderwerp wanneer je er een onderzoeksvraag/ probleemstelling over kunt formuleren. Zorg ervoor dat je je onderwerp en je vraag niet te simpel, te algemeen of te breed maakt. Je onderzoek wordt dan snel oppervlakkig. Met de juiste vraagstelling kun je voldoende diepgang in je onderzoek bereiken. Het is gebruikelijk om je onderzoeksvraag op te delen in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek opdeelt in kleine stappen. deelvragen brengen structuur in je onderzoek: het wordt gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren; ze brengen structuur in je verslag: deelvragen worden later vaak de hoofdstukken; deelvragen zorgen voor volledigheid: ze verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet. Met de hoofdvraag en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet gaat onderzoeken. Je kunt dan beter selecteren welke informatie bruikbaar is. Bovendien is het met een duidelijke onderzoeksvraag makkelijker om conclusies te formuleren. Overigens moet je al vrij veel van een onderwerp weten om een goede onderzoeksvraag te kunnen formuleren. Lees je dus goed in. 7

8 Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: Beschrijvende of beeldvormende vragen: Je schrijft op basis van onderzoek een situatie of een persoon Vergelijkende vragen Je probeert overeenkomsten en/of verschillen te ontdekken Verklarende vragen: Je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...?' Waardebepalende of evaluatieve vragen: Je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp Voorspellende vragen: Je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn Gegevens verzamelen en het plan van aanpak uitwerken Na het vaststellen van je onderzoeksvraag ga je aanvullend literatuuronderzoek doen: wat is er al bekend over jouw onderzoeksvraag? Raadpleeg bijvoorbeeld bestaande onderzoeken. Formuleer een hypothese: wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar bewijs voor die voorlopige gedachte. Denk na over de vorm van je onderzoek. Kies je voor een traditioneel schriftelijk werkstuk waarbij het eindproduct het verslag is van je (literatuur)onderzoek? Of kies je voor een praktisch onderzoek waarbij het eindproduct een uitgewerkt ontwerp is met een bijbehorend verslag van je onderzoek? Je kunt ook denken aan andere onderzoeks- en presentatievormen zoals een film, maquette, tentoonstelling, toneelstuk, etc. Werk je plan van aanpak uit. Dit plan bestaat uit de volgende onderdelen: Onderzoeksplan, met daarin de volgende informatie: Hoofdvraag Deelvragen Hypothesen/verwachtingen Werkwijzen/methode Informatiebronnen/hulpmiddelen Presentatievorm Taakverdeling Tijdplan, met daarin de volgende informatie: Hoe lang een activiteit duurt Wie de activiteit uitvoert Wanneer de activiteit wordt uitgevoerd 8

9 Beoordeling van het proces Het onderzoeksproces wordt beoordeeld en bepaalt 25% van je eindcijfer. Je levert aan het begin je plan van aanpak in en je houdt een logboek bij om je proces inzichtelijk te maken. Bij de begeleidingsgesprekken heb je deze twee documenten altijd bij je. Proces Max. Score toelichting Vraagstelling + Plan van aanpak - Relevantie en niveau vraagstelling - Vraagstelling goed verwoord/juist gebruik van begrippen - Oriëntatie op literatuur en andere bronnen zoals externe contacten Bronnenonderzoek - Kwantiteit - Kwaliteit - Relevantie - Veelzijdigheid (ook buiten internet) - Kritische analyse en verwerking Begeleidingsgesprekken - De leerling is voorbereid - Heeft stukken bij zich - Heeft geschreven hoofdstukken gestuurd Logboek - Planning activiteiten - Tijdsindeling - Commentaar op activiteiten en voortgang Nabeschouwing - Reflectie op proces - Reflectie op samenwerking - Leermomenten - Verbeterpunten Aftrek (bijv. vergeten afspraken). (max- 8) Totaal 25 5 Je hebt een duidelijke en volledige probleemanalyse gemaakt. Je onderzoeksvragen dekken het geheel en geven richting. Je hebt je vragen goed verwoord en begrippen goed gedefinieerd. Je hebt een goed overzicht van relevante literatuur en weet welke externe contacten je kunt gebruiken. 5 Je hebt grondig literatuuronderzoek gedaan en gebruikt relevante bronnen. Je hebt ruim voldoende diverse en betrouwbare bronnen waaronder verschillende boeken. Je analyseert en verwerkt de informatie uit je bronnen zorgvuldig en kritisch. 5 Je komt altijd voorbereid naar de gesprekken en zorgt dat je echt iets nieuws te melden hebt. Problemen in je onderzoek schuif je niet voor je uit maar kaart je tussendoor aan. Je zorgt dat je een actueel plan van aanpak en een bijgewerkt logboek bij je hebt. Stuur nieuw geschreven materiaal een paar dagen van te voren op zodat de docent hier in het gesprek al feedback op kan geven. 5 Een goed logboek is een document dat tijdens het proces wordt bijgehouden en niet achteraf wordt ingevuld. Het logboek geeft een goed overzicht van de verrichte activiteiten en de bestede uren zijn duidelijk verantwoord. Geef ook aan wat goed ging of welke problemen je hebt moeten oplossen. 5 De nabeschouwing schrijf je pas achteraf. Het is een reflectie op je proces. Om een goede nabeschouwing te kunnen schrijven is een goed logboek belangrijk. 9

10 Begin op tijd H3: Schrijven Het is verstandig om op tijd met het schrijven te beginnen: zo dwing je jezelf om de informatie en je gedachten te ordenen, waardoor je ook weer op nieuwe ideeën komt. Wacht niet met schrijven tot je alles weet. Dat gebeurt namelijk nooit. Juist door te beginnen met schrijven merk je waar de gaten in je onderzoek zitten. Zorg er wel voor dat je, op het moment dat je gaat schrijven, er zeker van bent dat je in ieder geval de meeste en meest relevante informatie over je onderwerp binnen handbereik hebt. Opbouw van de tekst Een schriftelijk werkstuk bestaat uit vaste onderdelen: inleiding, hoofdtekst en conclusie/samenvatting. In het beoordelingsmodel zie je aan welke eisen deze onderdelen moeten voldoen. De hoofdtekst is opgebouwd uit hoofdstukken die weer kunnen zijn onderverdeeld in paragrafen. Maak voordat je aan een hoofdstuk begint eerst een korte opzet waarin je de volgorde van je informatie bepaalt. Zorg voor korte titels en kopjes die de kern van de tekst goed weergeven. Schrijf de tekst in je eigen woorden maar vermijd populair taalgebruik. De omvang van het PWS is ca. 15 pagina s per persoon. Dit staat gelijk aan samen woorden. Kies een gangbaar en serieus lettertype als bijv. Arial, Calibri, Cambria of Times. Houd een regelafstand aan van 1,5. Wanneer je een PWS maakt voor een moderne vreemde taal, mag je ervoor kiezen om (een gedeelte van) je product op te stellen in de doeltaal. Voor de overige vakken maak je een Nederlandstalige PWS. TTO-leerlingen maken een Engelstalig PWS en presenteren ook in het Engels. Leerlingen die samenwerken met een TTO-er schrijven en presenteren ook in het Engels. Verwijzen naar bronnen Teksten en ideeën van anderen mag je nooit als eigen werk presenteren. Je onderbouwt je onderzoek met een correcte verwijzing naar de bronnen die je je hebt gebruikt. Informatie die je hebt gekregen van personen die je hebt geïnterviewd zijn citaten. Dat geldt ook voor uitspraken van schrijvers, radio- of filmmakers etc. Je mag kleine stukken van tekst van anderen overnemen als 'citaat' om een conclusie, mening of stelling te verduidelijken. Wanneer je een citaat gebruikt moet je altijd de bron en de maker van het werk vermelden. Citeer niet meer dan nodig is voor jouw doel. Het citaat moet zo getrouw mogelijk (bij voorkeur letterlijk) zijn. Citaten zet je 'tussen aanhalingstekens' + cursief en je vermeldt daarbij de naam van de auteur en de bron met een voetnoot. Ook wanneer je teksten van anderen in je eigen woorden weergeeft, parafraseert, moet je goed aangeven dat het om ideeën van anderen gaat. Noem bijvoorbeeld de naam van die andere schrijver en vermeldt de bron in een voetnoot. 10

11 Een bronvermelding onder je tekst (noot) maak je in Word via verwijzingen of invoegen > voetnoot of eindnoot. Je begeleider kan je vertellen op welke manier bronnen binnen het door jou gekozen vakgebied meestal worden gepresenteerd. 1 Bijlagen Je plan van aanpak en je logboek horen altijd in de bijlagen! Informatie die voor de lezer interessant is, maar die te gedetailleerd is om in de hoofdtekst op te nemen, kun je als bijlage toevoegen. Denk aan de samenvatting van een interview, brieven of mails, gebruikte enquêtes en uitgebreide tabellen. Beoordeling van het product Voor het product kun je in totaal 55 punten krijgen. Het schema hieronder geeft je een goed overzicht waar je werkstuk aan moet voldoen. Indien er in de definitieve versie van jouw PWS nog grote fouten staan, word je hier door je begeleider voor de presentaties op gewezen. Aangezien het PWS minimaal moet worden afgesloten met een 3,5 zal de begeleider ingrijpen als het erop gaat lijken dat het eindcijfer een 4,5 of lager wordt. In dat geval krijg je een duidelijke waarschuwing en wordt de teamleider ingelicht. In alle overige gevallen zal de begeleider tussentijds geen informatie geven over het aantal gescoorde punten. Je krijgt dus geen tussenstand als je definitieve werkstuk is afgerond en je de mondelinge presentatie aan het voorbereiden bent. Product Max. score toelichting Conceptversie - Volledigheid (voorblad, inhoudsopgave, inleiding, hoofdtekst, conclusie, bronnenlijst, plan van aanpak en logboek - Opbouw en structuur - Inhoud Inleiding - Oriëntatie - Probleemstelling - Rechtvaardiging probleemstelling - Verantwoording opbouw onderzoek 10 Een conceptversie is in principe volledig. Je moet een goede reden hebben voor ontbrekende onderdelen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer je eindwerk niet alleen uit een verslag maar ook uit een ander product bestaat. Dit product moet dan wel ruim voor de presentatie zijn afgerond. 5 De inleiding moet de lezer uitnodigen om verder te lezen. Je beschrijft je onderzoeksonderwerp en geeft aan wat de probleemstelling is. Je legt vervolgens uit waarom deze vraag interessant is. Tenslotte ga je in op de opbouw van je onderzoek, de opbouw van je verslag en het type bronnen dat je gebruikt hebt. 1 Dit is een voorbeeld van een voetnoot, in hoofdstuk 4 lees meer over de manier waarop je je bron in een voetnoot noteert. 11

12 Betoog/hoofdtekst - Logische opbouw - Structuur - Argumentatie - Brongebruik Conclusie - Samenvatting - Beantwoording hoofd en deelvragen - Suggesties Taal en stijl - Spelling en grammatica - Correcte schrijfstijl Bronvermelding - Noten - bibliografie Lay-out en netheid - Volledigheid - Duidelijke opmaak - Afwerking Bijlagen (indien ontbrekend max. 5 pnt. aftrek) Totaal De hoofdtekst zijn je hoofdstukken. Zorg ervoor dat je je deelvragen in een logische volgorde behandelt. Zorg per hoofdstuk voor een herkenbare structuur. Laat zien op welke wijze je je bronnen gebruikt. Let er tenslotte op dat het hoofdstuk inderdaad een antwoord is op je deelvraag. 5 Je conclusie vormt in feite een geheel met je inleiding. Je zorgt dat het onderzoek hierin kort wordt samengevat en dat de antwoorden op je onderzoeksvragen duidelijk gepresenteerd worden. Zo mogelijk kom je met suggesties voor verder onderzoek. 4 Natuurlijk let je op spelling en grammatica. Laat iemand je tekst nalezen. Zelf hardop lezen helpt ook om slechtlopende zinnen eruit te halen. Het niveau van je tekst is V6. Je taalgebruik is redelijk formeel, je schrijft een werkstuk, geen blog. 5 In je tekst geef je aan op welke bron je je baseert. Je docent zal je hierbij helpen. Kijk verder goed naar de annotatieregels in hoofdstuk 4 Je zorgt voor een complete en correcte bronnenlijst. 1 Je eindversie lever je digitaal in op het aangegeven tijdstip. Op de eerstvolgende dag dat je je docent ziet lever je ook een papieren versie in. Deze ziet er goed verzorgd uit met een heldere lay-out. 12

13 H4. Zoeken en vinden Nuttige sites Een belangrijk onderdeel bij het maken van een profielwerkstuk is het verzamelen van goede informatie. Je docent zal je zeker graag helpen bij het kiezen van een geschikt onderwerp. Ook op Internet is veel informatie te vinden, zoals bijvoorbeeld op de sites van universiteiten en hogescholen mmasteunpunt/subjects/onderwerpen/ Goede bronnen vinden In een speciale bijeenkomst krijgen jullie informatie over het zoeken van literatuur op internet. Jullie leren verder te kijken dan Wikipedia. Je bronnenlijst moet ook boeken of e-boeken bevatten. Titels die je vindt op internet kun je vaak via de Gemeentebibliotheek bestellen. Je docent kan je ook verwijzen naar geschikte bibliotheken of archieven. Bronnenlijst Bij een PWS hoort een zorgvuldig samengestelde bronnenlijst. De literatuurlijst is alfabetisch gerangschikt op naam van de eerste auteur. Aerts, Remig, De Letterheren: liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids (2e druk; Amsterdam 1998). Bank, Jan e.a., Hoogtij van burgerlijke cultuur. Nederlandse cultuur in Europese context 3 (Den Haag 2000). Dorsman, Leen, Ed Jonker en Kees Ribbens, Het zoet en het zuur: geschiedenis in Nederland (Amsterdam 2000). Hooijer, J.H., De toekomst van onze stam, De Gids 4 (1882). Kloek, Els, Nicole Teeuwen en Marijke Huisman (ed.), Women of the Golden Age. An international debate on women in the seventeenth-century Holland, England and Italy(Hilversum 1994). Srebotnjak, M. en M. Marolt, Tito s home page, (21 augustus 2002). 13

14 Bronvermelding Onder bronvermelding wordt verstaan dat je in je werk goed aangeeft waar je bepaalde informatie vandaan haalt. Je plaatst noten in de tekst die verwijzen naar de geraadpleegde literatuur. Dit wordt annotatie genoemd. Boek met e eń auteur Noot, volledige vermelding: -Remieg Aerts, De Letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw. Het tijdschrift De Gids (Amsterdam 1997) 40. Artikel in een wetenschappelijk tijdschrift Noot, volledige vermelding: - Harmen Meek, Nieuw-Guinea als utopie. Nederlandse kolonisatieplannen , Tijdschrift voor Geschiedenis 122 (2009) 3, , aldaar 359. Artikel in een week-, maand-, kwartaalblad of ander persorgaan Noot, volledige vermelding: - Ferry Biederman, Damascus brengt zichzelf opnieuw schade toe, de Volkskrant, 13 juli Artikel op website Auteur bekend: - Leon Mijderwijk, Duitse keizer op Hollandse bodem (versie 15 augustus 2002), (11 november 2009). Instantie bekend: - Koninklijke Bibliotheek, Dossier afschaffing slavernij (1863) (versie 13 juni 2007), (11 november 2009). Let op: Bij artikelen op het internet noem je de auteur (als bekend), de datum van de publicatie of de versie (als bekend) en de datum van raadpleging. Neem de URL precies over. 14

15 H5. Presenteren Hoe en wanneer Dinsdag 6 maart wordt er een avond georganiseerd waarop iedereen zijn PWS presenteert. Voor deze presentatie krijg je als duo 25 minuten de tijd (inclusief het beantwoorden van de vragen). TTO-leerlingen presenteren in het Engels. De vorm en de inhoud van de PWS-presentatie bepaal jij. Houd er rekening mee dat de tijd beperkt is en je dus niet in kunt gaan op elk detail van je proces en werkstuk. Zorg ervoor dat je probleemstelling duidelijk overkomt en natuurlijk de beantwoording van deze probleemstelling. Het doel is dat je je publiek een samenhangend en boeiend beeld geeft van jouw onderzoek waarbij het niveau moet aansluiten bij je publiek, 6 vwo. Presentatieprogramma s De vorm van de presentatie kan een Powerpoint of Prezi zijn maar je kunt ook aan andere creatieve oplossingen denken. Onthoud dat een presentatieprogramma alleen geldt ter ondersteuning van de presentatie. Jullie verhaal staat centraal. Enkele do s en don ts: Less is more bij digitale presentaties: niet te veel tekst op een dia (8 regels is veel), en niet te veel dia s. Op de eerste dia van je presentatie staat in ieder geval je naam en de titel van je presentatie. Wees zeer spaarzaam met effecten, animaties en geluiden. Jouw gesproken verhaal is de kern, de rest is hulpmiddel. Schrijf korte zinnen of steekwoorden op, geen volzinnen. Hiermee voorkom je ook dat je de dia moet voorlezen met je rug naar het publiek. Geef visueel materiaal de ruimte: gebruik het hele scherm. Maak van relevante details een uitvergroting. Geen relevant plaatje of tekst bij een deel van je presentatie? Zorg dan dat er op het scherm ook niets te zien is: voeg een zwarte pagina in (of druk tijdens de presentatie op de b of de punt). Het publiek blijft anders hangen bij het vorige onderwerp. Maak ook zeker een geprinte versie van je presentatie, of in ieder geval van de meest relevante afbeeldingen. Je presentatie mag nooit afhankelijk worden van het wel of niet werken van de beamer. Op de laatste dia staat de stelling of discussievraag, mits aanwezig. Zo niet, dan kan er iets neutraals geprojecteerd worden (zwart scherm, je naam, bronnenlijst e.d.). Zoek op videosites als Google Video of Youtube en je vindt veel presentatietips en handige voorbeelden van wat je vooral niet met presentatieprogramma s moet doen. 15

16 Beoordeling van de presentatie Je presentatie wordt beoordeeld volgens het model hieronder. Inhoud Presentatie Max. score toelichting - Heldere opbouw - Probleemstelling en onderzoeksresultaten komen goed over Mediagebruik* - Ondersteunt en versterkt het betoog - Vormgeving - Vormgeving sluit aan bij de inhoud - Extra s als demonstraties/ film etc. *NB er zijn natuurlijk alternatieven denkbaar voor digitale presentatie Taalgebruik - Stijl en grammatica - Niveau Contact met publiek - Oogcontact - Reageren op vragen Totaal 20 8 Door middel van een heldere opbouw neem je je publiek mee in het onderzoek. Je geeft goed aan wat de probleemstelling was en legt uit op welke manier je onderzoek was opgebouwd en wat de uitkomsten zijn. 4 Heb je gekozen voor een passende presentatie met relevante audiovisuele of andere middelen? Ziet de presentatie er verzorgd uit? Sluit de vormgeving aan bij wat je wilt vertellen? Wat kun je doen om het onderwerp nog interessanter te maken voor je publiek? 4 Natuurlijk zorg je voor verzorgd en foutloos taalgebruik. Daarnaast let je op het niveau. Je zit niet in een gesprek met vrienden, je presenteert een onderzoek op het niveau van jouw opleiding. Houd rekening met de voorkennis van je publiek (leerlingenv6). Je hoeft niet alles uit te leggen. 4 Wees je bewust van je publiek en richt je tot hen. Wees vriendelijk en enthousiast. Let op je nonverbale communicatie. Hoe beweeg je, hoe gebruik je je presentatiemateriaal? Zorg dat je goed voorbereid bent op vragen. Maar geef eerlijk aan wanneer je een antwoord schuldig moet blijven. De eindcijfers voor het PWS worden pas in de week na de presentatie bekend gemaakt. 16

17 Bijlagen 17

18 Format Plan van Aanpak (PvA) Naam en klas: Naam en klas: Vak: Voorlopige titel: Bedenk een onderzoeksvraag en deelvragen die aansluiten bij deze titel. Hoofdvraag: Deelvragen: 18

19 Hypothese/verwachtingen Beschrijf welke antwoorden of resultaten je verwacht: Werkwijze/methode Beschrijf wat je denkt te gaan doen en hoe je je onderzoek wilt aanpakken: Informatiebronnen/hulpmiddelen Noem de bronnen die je gaat gebruiken. En geef aan waar je verder gaat zoeken. Geef ook aan welke instanties of contactpersonen je wilt gaan gebruiken. Presentatievorm Geef aan welke ideeën je hebt ten aanzien van de presentatie Tijdplan Een tijdplan maakt deel uit van je plan van aanpak. Het kan er ongeveer zo uitzien: 19

20 Voorbeeld logboek Je logboek laat zien hoe je tijdbesteding er uiteindelijk uit is gaan zien. Je kunt hierin ook bijhouden wat volgende stappen in je onderzoek kunnen worden. When What Time Where Notes 29 June 2015 PWS day 5 hours School Main question + sub questions set, first meeting 30 June PWS day 4 hours School Information on history found, look for André Breton 13 August Exhibition on Outsider Art 3 hours Gemeentemuseum Den Haag Bought Catalogue, very informative 10 September Prepare second 30 minutes Home meeting 11 September Second meeting 30 minutes School Write first and second chapter for next meeting 13 September Looking for books + ordering them 24 September Start writing 45 minutes School 1 October Working on chapter 1 8 October Working on chapter 1 9 October Working on chapter 1 12 October Finishing chapter 1 13 October Working on chapter 2 14 October Working on chapter 2 30 minutes School Pick them up in one week at the library 2,5 hours Home 2 hours Home 1,5 hours School Look for information about Prinzhorn in Folly Drawings 3 hours Home 1,5 hours Home 3,5 hours Home It all takes more time then I had expected, but nevertheless I think I am getting somewhere 16 October Third meeting 30 minutes School Use illustrations to 18 October Visiting Museum Dr. Guislain Etc. 3 hours Gent, Belgium make things clear 20