Betreft Rapportage Brandveiligheid Bedrijfshal - Nieuwe Hemweg Amsterdam Document Document nr brv-01v0.1 d.d In opdracht van DHG

Transcriptie

1 Rapportage Brandveiligheid Bedrijfshal - Nieuwe Hemweg Amsterdam Document nr brv-01v0.1 d.d

2 Betreft Rapportage Brandveiligheid Bedrijfshal - Nieuwe Hemweg Amsterdam Document Document nr brv-01v0.1 d.d In opdracht van DHG / Minerva Development Minervalaan NZ Amsterdam Opgesteld door Gecontroleerd door ing. J.M. (Martin) van Herk ing. M. (Matthijs) Hardeman Handtekening: Incendio B.V. Postbus BE MAARSSEN info@incendio.nl Dit rapport bevat vertrouwelijke informatie. Uitsluitend de opdrachtgever mag dit rapport vermenigvuldigen, openbaar maken en verspreiden zonder toestemming van Incendio B.V., doch uitsluitend in zijn geheel. Voorkomen moet worden dat delen van dit document uit hun verband worden gehaald en mogelijk anders geïnterpreteerd.

3 Inhoud Pagina 1 Algemeen Uitgangspunten Wet- en regelgeving Sterke van constructie bij brand Beperking ontstaan en ontwikkeling van brand Beperking uitbreiding van brand Veilig vluchten Brandbeveiligingsinstallaties Voorzieningen brandweeroptreden Ondertekening...21 Bijlagen: Tek.nr tek-01v0.2, d.d Situatie tekening Tek.nr tek-02v0.2, d.d Brandcomp. en ontvluchting BGG Tek.nr tek-03v0.2, d.d Brandcomp. en ontvluchting 1 e VD Andere relevante documenten (niet bijgevoegd): Programma van Eisen Brandmeld- en Ontruimingsalarminstallatie (PvE) nr pve- 01v0.1 d.d Voor dit document is de procedure aangehouden die in het kwaliteitshandboek (NEN-EN ISO 9001:2008) van Incendio B.V. is vastgelegd. De opsteller van dit document verklaart dat hij op grond van aantoonbare theoretische en praktische kennis van brand, brandveiligheid, techniek en voorschriften voor brandbeveiligingssystemen, in staat is om zelfstandig een brandbeveiligingsconcept op te stellen dat past bij de opdracht van de opdrachtgever. De opsteller van dit document verklaart dat hij aantoonbaar beschikt, of voor het opstellen van dit document personen heeft ingeschakeld die aantoonbaar beschikken, over actuele kennis van normen, voorschriften en leveranciersinformatie en -instructies betreffende de bouwkundige voorzieningen en automatische brandbeveiligingsinstallatie(s) die in dit document zijn beschreven. Pagina 1

4 1 Algemeen 1.1 Inleiding Incendio B.V. heeft in opdracht van DHG / Minerva Development b.v. de brandveiligheid beoordeeld van het op te richten industriegebouw aan de Nieuwe Hemweg te Amsterdam. Het bouwwerk wordt gebruikt door Mondo Minerals. De beoordeling is uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning en het duurzaam vastleggen van de uitgangspunten brandveiligheid voor de toekomst. Deze rapportage betreft het toetsingsdocument op het Bouwbesluit De uitwerking van de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie zijn in een separaat document opgenomen benoemd als Programma van Eisen (PvE) nr pve-01v0.1 d.d (verder te noemen PvE nr pve-01). Voorliggende rapportage dient in samenhang gelezen te worden met de tekeningen behorend bij de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouw opgesteld door Consort Architects. 1.2 Doel van deze rapportage Brandveiligheid Het doel van dit rapport is het vastleggen van alle brandpreventieve uitgangspunten voor het bouwwerk. De rapportage zal hiermee onderdeel uitmaken van de aanvraag omgevingsvergunning. Met deze rapportage hebben alle partners in de ontwikkelfase, bouwfase en gebruikersfase inzicht in de samenhang van voorzieningen die gezamenlijk de uitgangspunten van de brandveiligheid in het bouwwerk vormen. Alle brandpreventieve voorzieningen die op de omgevingsvergunningstekeningen en in onderliggende rapportages zoals het PvE van de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie komen voort uit de uitgangspunten in deze rapportage. 1.3 Demarcatie Dit document is specifiek opgesteld voor nieuwbouw van de bedrijfshal op het terrein van Mondo Minerals in Amsterdam. Het betreffende bouwwerk en omgeving staan ter verduidelijking aangegeven op situatietekening nr tek-01 zijnde de situatie tekening DO- 50 van Consort Architects. 1.4 Betrokken partijen Onderstaande partijen zijn betrokken (geweest) bij de totstandkoming van dit document. Belanghebbende / Rol in het proces Naam Contactpersoon Eigenaar DHG / Minerva Development b.v. De heer R. de Groot Gebruiker Mondo Minerals [..] Gedelegeerd opdrachtgever rapportage Consort Architects b.v. De heer A. Verschure Bevoegd gezag Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied [..] Adviseur namens Bevoegd Gezag Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland [..] Opsteller document Incendio B.V. De heer J.M. van Herk Tabel 1 Pagina 2

5 1.5 Juridische status Dit document is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. Met dit document is beschreven op welke wijze voldaan wordt aan de brandbeveiligingseisen of de filosofie achter de eisen uit de bouwregelgeving en de wensen van de eigenaar en gebruiker. Dit document heeft bestuursrechtelijke status voor zover er in een door het bevoegd gezag afgegeven beschikking naar (delen van) dit document wordt verwezen, respectievelijk tekstdelen van dit document zijn overgenomen in een door het bevoegd gezag afgegeven beschikking. 1.6 Actualisatie en documentbeheer Wanneer veranderingen optreden in het bouwwerk kan dit aanleiding zijn tot een gedeeltelijke of gehele herziening van dit document. DHG/Minerva Development is verantwoordelijk voor het actueel houden van dit document. Hiertoe dienen eventuele wijzigingen herleidbaar te zijn en moet steeds kenbaar worden gemaakt welke versie van het document geldig is. Datum Omschrijving e Concept Ter bespreking met opdrachtgever Opmerkingen: De wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versie worden vanaf versie 0.2 door middel van streepjes in de kantlijn aangegeven. Tabel 2 Opmerking Deze versie van de brandveiligheidsrapportage betreft een concept versie. Een aantal aspecten is nog niet bekend of moeten nog worden beoordeeld. Dit is in dit document aangeduid met [...] en moet in het definitieve document zijn vastgelegd. Pagina 3

6 2 Uitgangspunten 2.1 Algemeen De gebruiksfunctie betreft industriefunctie met ondersteunende gebruiksfuncties zoals kantoorfuncties en bijeenkomstfunctie. In het bouwwerk worden mineralen opgeslagen. De opslag vindt plaats verdeeld over drie hallen. 2.2 Situering Terrein Het terrein waarop de bedrijfshal van DHG/Minerva Development is gesitueerd aan de noord-west zijde van Amsterdam en is gelegen in het industriegebied Westpoort aan de Nieuwe Hemweg. Het perceel grenst ten zuiden aan een perceel van derden (eveneens in gebruik door Mondo Minerals). Aan de overige zijden grenst het perceel aan openbaar groen, openbare weg of openbaar water Ligging bouwwerk De ligging van het bouwwerk ten opzichte van de omgeving is als volgt: Gevel Afstand erfgrens Afstand hart openbare weg/groen Belendingen op eigen perceel Noord ca. 3,4 m ca. 10,1 m (Kombuisweg) Geen belendingen Oost ca. 6,0 m --- (Carel Reynierszhaven) Geen belendingen Zuid ca. 1,5 m n.v.t. Geen belendingen West ca. 13,5-31,5 m ca. 38,0 55,5 m (Nieuwe Hemweg) Geen belendingen Tabel Huisvestings- en gebruikerskenmerken In deze paragraaf is een nadere omschrijving van de huisvesting weergegeven Afmetingen en bezettingsgraad Vloerniveau Gebruik Bezettingsgraad Vloeroppervlakte 1) -- Kruipruimten Aanwezig (onder kantoren) P Hal A (ruimte 0.08A) > m 2 /pers ca m 2 Hal B (ruimte 0.08B) > m 2 /pers ca m 2 Hal C (ruimte 0.08C) > m 2 /pers ca. 323 m 2 Kantoor, chauffeursruimte etc. > 12 < m 2 /pers ca. 64 m 2 Toiletten, berging etc. (n.v.t.) P Kantine, kleedruimte, douche, balkon < 12 m 2 /pers ca. 60 m 2 Opmerkingen: 1) De genoemde vloeroppervlakte zijn indicatief. Voor exacte afmetingen zie omgevingsvergunning tekeningen. Tabel Kantoren, kantine, vergaderruimten De kantoren en chauffeursruimte hebben een kantoorfunctie als gebruiksfunctie. De kantine heeft de functie bijeenkomstfunctie. Het aantal personen komt uit op maximaal 14 personen (verdeeld over de begane grond 4 en de verdieping 10 personen). Pagina 4

7 2.3.3 Hallen 0.08A, 0.08B en 0.08C De hallen hebben een industriefunctie en zijn gedefinieerd als lichte industriefunctie. De bouwdelen zijn in gebruik als opslagmagazijnen voor mineralen (kalkpoeder). De mineralen worden zijn verpakt in papieren Big Bags (gewoven PE) en opgeslagen op houten pallets. De opslag vindt plaats in blokopslag op de grond en/of in stellingen. In de magazijnen vindt geen op- en/of overslag plaats van ADR geclassificeerde goederen, althans niet anders als binnen de kaders van het bouwbesluit is toegestaan Open terrein Buiten op het terrein vindt geen opslag van brandbare goederen of materialen en geen stalling van (vracht)wagens plaats. Hiervan uitgezonderd ter plaatse van de loadingdocks waar vrachtwagens uitsluitend tijdens laad- en losactiviteiten worden gestald. De vrachtwagens worden zodanig opgesteld dat deze te allen tijde uit de opstelpositie kunnen worden weggereden. 2.4 Eisen wetgever en eigenaar Deze rapportage heeft als doel om alle eisen met betrekking tot aanvraag omgevingsvergunning vast te leggen. Dit betreft primair de eisen die vanuit de wetgever worden bepaald in de bouwregelgeving. De eigenaar en/of de gebruiker kan op onderdelen aanvullende brandpreventieve voorzieningen treffen. Dit kunnen voorzieningen zijn vanuit oogpunt personele veiligheid, schadebeperking of bedrijf continuïteit. Tevens kunnen aanvullende wensen vanuit het bevoegd gezag in het project doorgevoerd zijn. Dit zijn voorzieningen die buiten het wettelijk kader vallen maar waar door de eigenaar/gebruiker aanvullend op geinvesteerd wordt. Daar waar sprake is van aanvullende voorzieningen wordt dit in de rapportage aangegeven. 2.5 Tekeningen en documenten basis voor rapportage Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van documenten welke beschikbaar zijn gesteld van het ontwerp. De voorliggende rapportage is afgestemd op de meest recente tekeningen welke aan ons beschikbaar zijn gesteld zoals hieronder opgesomd. De tekeningen zijn reeds beoordeeld op de onderdelen brandveiligheid waarvan de opmerkingen in onderstaande versie reeds zijn verwerkt. Nr. onderwerp datum wijziging 3436, DO-050 Terreininrichting , DO-100 Plattegrond begane grond , DO-101 Plattegrond 1e verdieping , DO-102 Plattegrond dak , DO-200 Gevelaanzichten , DO-0 Doorsneden Tabel 5 Pagina 5

8 3 Wet- en regelgeving 3.1 Context In dit hoofdstuk is aangegeven welke wet- en regelgeving op het bouwwerk van toepassing is voor zover deze wet- en regelgeving een grondslag vormt voor de in dit document genoemde voorzieningen. 3.2 Woningwet (Ww) Het wettelijk kader waaraan het bouwwerk moet voldoen is beschreven in de Woningwet. De Woningwet bevat zelf geen inhoudelijke brandveiligheidsvoorschriften; hiervoor wordt alleen een wettelijke grondslag geboden. Voor de inhoudelijke eisen is de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB), zijnde het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Op het ontwerp van de brandveiligheid zijn de functionele en prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Voor het bouwwerk zijn qua brandveiligheid de maatregelen voorgeschreven in de afdelingen 2.2, 2.8 t/m 2.13, 6.1, 6.5 t/m 6.8, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit De eisen in het kader van de Woningwet worden door het bevoegd gezag per inrichting vastgesteld in de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen). Zie paragraaf Wet milieubeheer (Wm) In de Wet milieubeheer zijn voorschriften gegeven voor het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu door bedrijfsmatige activiteiten. Evenals de Woningwet wordt voor de inhoudelijke eisen verwezen naar zogenaamde Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB). De eisen voortkomend uit de Wet milieubeheer maken geen onderdeel uit van deze rapportage. Eventuele nadere eisen voortkomend uit de Wet milieubeheer worden door de opdrachtgever in een afzonderlijke rapportage vastgelegd. 3.4 Arbowet (Ai) De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) bevat voorschriften met als doel de veiligheid en gezondheid van werknemers te verzekeren en hun welzijn te bevorderen. Er moeten doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties. De eisen in het kader van de Arbo-wet zijn door de eigenaar/gebruiker vastgesteld in een afzonderlijke Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). 3.5 Omgevingsvergunning Op het bouwwerk en de daarin uitgevoerde bedrijfsactiviteiten zijn de eisen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing. De Wabo integreert een groot aantal vergunningen, ontheffingen en meldingen tot één omgevingsvergunning Brandveiligheidsmaatregelen algemeen Dit document beschrijft de uitvoering en het gebruik van het gehele bouwwerk en de daarop afgestemde brandbeveiligingsmaatregelen. Pagina 6

9 Met dit document is beschreven op welke wijze voldaan wordt aan de brandbeveiligingseisen of de filosofie achter de brandbeveiligingseisen uit de bouwregelgeving. Dit document maakt daarmee onderdeel uit van de aanvraag voor een omgevingsvergunning in het kader van de Wabo. De nadere uitwerking van de brandbeveiligingsinstallaties voortkomend uit de bouwregelgeving, zijnde de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie, zijn in een separaat document opgenomen met kenmerk pve-01 (meest recente versie)_. 3.6 Toegepaste literatuur en methodieken Bij het opstellen van deze rapportage zijn voor de beoordeling van het brandveiligheidsniveau de Nederlandse wettelijke kaders toegepast bestaande uit wetgeving, richtlijnen en naslagwerk, waarbij wij de volgende uitgangspunten hebben aangehouden: - Bouwbesluit 2012 niveau nieuwbouw; - Regeling Bouwbesluit Alle van toepassing zijnde NEN normen NPR richtlijnen - Alle van toepassing zijnde uitgaven van inspectie- en certificatieschema s. - Boekwerk Basis voor Brandveiligheid NIFV - Handboek Brandbeveiligingsinstallaties Brandweer Nederland - Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid Brandweer Nederland 3.7 Gelijkwaardige oplossingen Voor de volgende onderdelen wordt gelijkwaardigheid onderbouwd in voorliggend document Bouwbesluit 2012 Hoogte overbrugging bij meer dan 4,0 meter De 1 e verdieping bevindt zich een kantine en was- en doucheruimten welke wordt voorzien van één vluchtroute zijnde één open trap welke uitkomt in hal 0.08A. Hierbij wordt in afwijking van artikel lid 9 Bouwbesluit 2012 een hoogte overbrugt van meer dan 4,0 meter t.o.v. de uitgang van het sub-brandcompartiment. Gezien het beperkte oppervlakte en daarmee het beperkt aantal personen op de eerste verdieping (maximaal 10 personen), het beslaan van slechts één verdieping en een vrije hoogte boven de open trap in de hal (hoogte hal ca. 13,7 meter t.o.v. hoogste vloer 5,5 meter) wordt het opdelen in meerdere sub-brandcompartimenten en/of een tweede vluchtroute niet nodig geacht. De doelstelling achter artikel lid 9 om niet meer dan 4,0 meter door een met rook gevulde ruimte te vluchten wordt door de open trap in de ca. 13,7 meter hoge hal als voldoende gelijkwaardig beoordeeld. Er wordt derhalve voorzien in één open trap waarbij via de toegangsdeur van hal A (ruimte 0.08A) direct naar buiten wordt gevlucht Bouwbesluit 2012 Brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie De bijeenkomstfunctie (kantine met een oppervlakte van 26,0 m 2 op 5.550mm boven meetniveau) dient volgens de prestatie eisen op basis van 6.20 en bijlage 1 Bouwbesluit 2012 te worden voorzien van gedeeltelijke bewaking met een luid alarm type B ontruimingsalarminstallatie met inspectiecertificaat. De overige gebruiksfuncties (kantoorfunctie en lichte industriefunctie) kennen op basis van hun gebruiksoppervlakten en/of hoogteligging volgens bijlage 1 Bouwbesluit 2012 geen eis voor een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie. Pagina 7

10 Met maximaal 10 personen op de 1 e verdieping is het risico niet hoger dan bij aanwezigheid van een kantoorfunctie met hetzelfde aantal personen waarmee derhalve niet voorzien wordt in gedeeltelijke bewaking. De gedachte achter gedeeltelijke bewaking bij bijeenkomstfuncties is gestoeld op grotere aantallen personen welke vroegtijdig gealarmeerd dienen te worden om tijdig het bedreigde brandcompartiment te kunnen verlaten. De kantine is formeel een bijeenkomstfunctie maar is met het gebruik van 10 personen geen ruimte waar veel mensen gelijktijdig verblijven. Opmerking: De brandmeldinstallatie in het gehele bouwwerk wordt echter als nader eis door de eigenaar/gebruiker wel uitgevoerd als niet-automatische bewaking met een ontruimingsalarminstallatie type B (zie 3.8.1). Deze niet automatische bewaking wordt op basis van samenvallende vluchtwegen aangevuld met ruimte bewaking. Hiervoor zullen de ruimte 1.01 en 1.04 op de 1 e verdieping en ruimten 0.01, 0.02 en 0.05 (enkel voorruimte) op de begane grond wel voorzien van ruimte bewaking. De hal zelf (ruimte 0.08A) wordt niet gezien als aangrenzende ruimte omdat deze in openverbinding staat met de trap. Derhalve wordt enkel in hal A ter hoogte van de open trap voorzien in automatische melders. 3.8 Brandveiligheidsniveau en aanvullende voorzieningen Vanuit de opdrachtgever, verzekeraar en bevoegd gezag kunnen naast de publiekrechtelijke bouwregelgeving aanvullende voorzieningen verreist worden Aanvullende eisen opdrachtgever Door de opdrachtgever is gesteld dat alle eisen welke betrekking hebben op industriefunctie in het kader van brandveiligheid van toepassing worden verklaard voor de lichte industriefunctie en daarmee voorzien wordt in: Het gehele bouwwerk (inclusief verdieping) wordt voorzien van niet-automatische brandmeldinstallatie zonder directe doormelding naar de brandweer alarmcentrale maar met doormelding van brandmeldingen en storingen naar een Particuliere Alarmcentrale (uitwerking zie PvE pve-01); Het gehele bouwwerk (inclusief verdieping) wordt voorzien van een ontruimingsalarminstallatie type B (uitwerking zie PvE pve-01); De vluchtrouteaanduiding welke uitgevoerd is als transparantverlichting (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.); Het gehele bouwwerk (inclusief bereik verdieping) wordt voorzien van brandslanghaspel(s) (zie 8.5) Aanvullende eisen verzekeraar Vanuit het oogpunt van de verzekeraar worden geen nadere eisen gesteld Aanvullende eisen bevoegd gezag Door het bevoegd gezag zijn geen aanvullende eisen gesteld anders dan vanuit de private wetgeving als eis gesteld. Pagina 8

11 4 Sterke van constructie bij brand 4.1 Algemeen De eisen die gesteld worden aan de bouwconstructie welke bij brand in een gebouw niet mag bezwijken komt voort uit artikel 2.10 van het bouwbesluit. 4.2 Bouwconstructie in relatie tot hoogste vloer In onderstaande tabel is aangegeven welke eisen er gesteld worden voor het industriegebouw. De eisen zijn afhankelijk van de gebruiksfuncties in het bouwwerk en het hoogst gelegen verblijfsgebied van die betreffende gebruiksfunctie gemeten vanaf het meetniveau. In onderstaande tabel is aangegeven welke eisen er gesteld worden aan dit bouwwerk. Onderdeel artikel 2.10 Industriefunctie Kantoorfunctie / Bijeenkomstfunctie Leden van toepassing artikel 2.10 Leden 1, 4 en 6 Hoogste vloer aan gebruiksgebied 0 mm 0 mm mm Brandwerendheid op bezwijken 0 minuten 0 minuten 60 minuten (zie toelichting hieronder) reductiemogelijkheid Ja, minuten wanneer permanente vuurbelasting < 500 MJ/m 2 Tabel 6 In het industriegebouw zijn geen gestapelde brandcompartimenten aanwezig maar enkel aan elkaar grenzende brandcompartimenten. In brandcompartiment 01 (BC 01) zijn gebruiksgebieden boven de 5 meter aanwezig. Hierbij wordt opgemerkt dat een bouwconstructie waarvan het gebruiksgebied hoger is gelegen dan 5,0 meter maar binnen hetzelfde brandcompartiment als waar de brand verondersteld wordt geen eisen krijgt vanuit bovenstaand voorschrift. Enkel worden er eisen gesteld aan de bouwconstructie met een gebruiksgebied boven de 5,0 meter uitgaande van een brand in een aangrenzend brandcompartiment. Door de 60 minuten brandscheiding tussen BC 01 en BC 02 en de 60 minuten eis voor de draagconstructie ( minuten reductie is toegestaan door lagere permanente vuurbelasting bij dit type industriegebouw) wordt automatisch voldaan aan deze eis. Aanvullend geldt vanuit het bouwbesluit en de NEN 6068 dat het bezwijken van een bouwconstructies geen invloed hebben op de in stand houding van de aangrenzende brandscheidingen. Bij het bezwijken van de bouwconstructie in de brandruimten dient de brandscheiding tussen de brandcompartiment gedurende 60 minuten in tact te blijven. Hier dient bij de constructieve uitwerking rekening mee te worden gehouden en te worden aangetoond dat aan deze eis wordt voldaan. De insteek voor het project is dat de staalconstructie ter hoogte van de 60 minuten brandscheidingen onafhankelijk worden uitgevoerd. Dit betekend concreet dat aan weerzijde van de brandscheiding een, van het in het andere brandcompartiment, los staande staalconstructie wordt aangebracht. De staalconstructie en de brandscheiding zelf dient zodanig gedimensioneerd te worden dat dat het bezwijken van de staalconstructie in de brandruimte de brandmuur en de openingen (brandwerende (rol)deuren) niet bezwijken. Brandwerende doorgangen (roldeuren, loopdeuren en eventuele doorvoeren) dienen dan ook niet fysiek aan de stalen draagconstructie van de hallen maar aan de brandmuur zelf bevestigd te worden.de constructie van de zuidgevel (brandcompartiment 02 en 03) dienen dusdanig tegen bezwijken bij brand te zijn beschermd dat deze gevel bij brand minuten intact blijft. Dit om brandoverslag naar het (fictieve) bouwwerk op het aangrenzend perceel te voorkomen. Om dit te bewerkstelligen worden de kolommen op deze gevellijn minuten brandwerend bekleed en wordt de verbinding met de liggers met smeltankers uitgevoerd. De verbindingen zelf mogen daarmee niet bekleed worden omdat deze bij brand juist bloot gesteld moeten worden aan hitte. Pagina 9

12 5 Beperking ontstaan en ontwikkeling van brand 5.1 Algemeen Het bouwbesluit stelt eisen aan het beperken van ontstaan en ontwikkelen van brand. In dit hoofdstuk worden de eisen volgend uit het bouwbesluit 2012 voor dit project verwoord. 5.2 Beperking van ontstaan van een brandgevaarlijke situatie Het Bouwbesluit beoogt in afdeling 2.8 het beperken van brandgevaarlijke situaties door het stellen van kwaliteitseisen aan materialen. Voor het project dienen de volgende uitgangspunten gehanteerd te worden: - In het project is geen stookplaats in de zin van artikel 2.57 aanwezig en gelden derhalve geen eisen; - In het project is geen schacht aanwezig welke grenst aan meer dan één (sub)brandcompartiment en gelden er derhalve geen eisen. - Bij afvoervoorzieningen van rookgas dient te worden voldaan aan NEN Beperking van ontwikkeling van brand en rook Het Bouwbesluit beoogd in afdeling 2.9 dat een onverhoopt ontstane brand met daarbij behorende rook zich niet snel kan ontwikkelen. Hiervoor zijn in het bouwbesluit eisen gesteld aan de brandklasse van de toegepaste materialen. Voor het project dienen de volgende uitgangspunten gehanteerd te worden (e.e.a volgens NEN-EN ): - In de ruimte moeten de constructiematerialen van de wanden en plafonds voldoen aan brandklasse D s2 en de vloeren aan brandklasse D fl en rookklasse s1 fl. - De buitengevel moet over de eerste 2,5 meter voldoen aan brandklasse B. Toelichting: Omdat er een voor personen bestemde vloer boven 5 meter van het maaiveld gelegen is moet de onderste 2,5 m aan brandklasse B te voldoen. - De buitengevel moet tussen de 2,5 en 13,0 meter voldoen aan brandklasse D. - De buitengevel moet boven de 13,0 meter voldoen aan brandklasse B. - Een deur, raam, kozijn en daaraan gelijk gesteld constructieonderdeel in de gevel moet aan brandklasse D voldoen; Omdat een deel van het bouwwerk op minder dan 15 meter van de perceelsgrens ligt mag de bovenzijde van het dak niet brandgevaarlijk zijn volgens NEN Pagina 10

13 6 Beperking uitbreiding van brand 6.1 Algemeen Het bouwbesluit stelt eisen aan de maximale uitbreiding van brand. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een brand in tijd gezien een beperkte omvang kan krijgen waarmee een brand zich die bepaalde tijd niet uit kan breiden naar andere percelen, bouwwerken of andere delen in hetzelfde bouwwerk. 6.2 Brandcompartimenten In het industriegebouw is de volgende indeling aan brandcompartimenten toegepast. omschrijving Brandcompartiment Gebruiksoppervlakte Prestatie eis BB2012 Aandachtspunt BC 01 Hal 0.08A, kantoor, chauffeursruimte etc m m 2 Gebruiksoppervlakten van nietindustriefuncties mogen tot een oppervlakte van 100 m 2 onderdeel uitmaken van hetzelfde brandcompartiment als de industriefunctie. BC 02 Hal 0.08B m m 2 (zie opmerking) BC 03 Hal 0.08C 323 m m 2 (zie opmerking) Opmerking: Bij industriefunctie mag m 2 als prestatie eis worden toegepast wanneer de brandscheiding 60 minuten bedraagt. Tabel 7 In het ontwerp is het gebruiksoppervlakte aan kantoorfunctie en bijeenkomstfunctie gezamenlijk kleiner dan 100 m 2 en vallen derhalve in hetzelfde brandcompartiment al de industriefunctie (BC 01). Een technische ruimte waarin één of meerdere verbrandingstoestellen aanwezig zijn met een totaal nominaal vermogen >1 kw of met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m 2 worden in een separaat brandcompartiment (60 minuten) onder gebracht. In het ontwerp blijft men onder deze criteria en wordt derhalve geen invulling gegeven aan deze eis. 6.3 Brandoverslag trajecten Daar waar sprake is van brand welke via de buitenlucht naar een ander (fictief) brandcompartiment kan overslaan is sprake van brandoverslag. Daar waar in het project sprake is van brandoverslag situaties dienen maatregelen getroffen te worden om brandoverslag te voorkomen. Volgens artikel 6.3 van de NEN 6068 geldt dat wanneer een deel van een gevel of een dak een brandwerendheid heeft van minuten dat deel van de gevel of dak niet als opening gezien wordt. Om een wbdbo-eis te behalen van 60 minuten is het bij brandoverslag volgens de NEN 6068 afdoende om minuten brandwerende voorzieningen te treffen. Brandoverslag op eigen perceel Het bouwwerk is opgedeeld in meerdere brandcompartimenten. Tussen de brandcompartiment dient een wbdbo gerealiseerd te worden van 60 minuten. Voor de situaties waar sprake is van brandoverslagsituaties bij standaard brandcompartimenten volgens de prestatie eisen uit het bouwbesluit dient de brandwerendheid bij een WBDBO van 60 minuten als minuten brandwerend uitgevoerd te worden. Pagina 11

14 Dit overeenkomstig de NEN6068. Tussen BC 02 en BC 03 is een inwendige hoek aanwezig waarbij het geveldeel van BC 03 daarmee minuten brandwerend (Bu-Bi, Bi-Bu) uitgevoerd moet worden om invulling te geven aan de eis van 60 minuten WBDBO. Brandoverslag naar buurperceel De zuidgevel ligt het dichts bij de perceelgrens (1,5 meter). Zonder nadere berekeningen uit te voeren kan gesteld worden dat de straling hoger zal zijn dan 15 kw/m 2 op de fictieve buurgevel uitgaande van spiegelsymmetrie. Bij een WBDBO eis van 60 minuten wordt de gevel volgens NEN6068 minuten brandwerend uitgevoerd (Bu-Bi, Bi-Bu). Deze minuten eis geldt ook voor de constructie welke als doel heeft dit geveldeel bij brand in stand te houden. Zie voor nadere uitwerking en toelichting 4.1. Alle overige gevels (noord-, oost- en westgevel) hebben een dusdanig grote afstand tot een (fictief) bouwwerk op een buurperceel waardoor de waarden van deze gevels lager zijn dan 15 kw/m Verschillende criteria voor brandwerendheid Alle brandscheidingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten omschreven in de NEN6069;2011. Binnen deze norm is geregeld aan welke criteria voldaan dient te worden. In onderstaande tabel zijn per onderdeel de criteria aangegeven waar aan moet worden voldaan. Betreffende onderdeel Criteria Dragende binnenwanden en vloeren REI Niet-dragende binnenwanden en vloeren Deuren met zijlichten en bovenlichten* Beglaazde buitengevel (buiten binnen) Beglaazde buitengevel (binnen buiten) EI EI of EW EI-ef EW Doorvoeren Naden Dienstleidingen en schachten Brandkleppen EI EI EI EI Afschotten (delen boven deurconstructies maar dan boven verlaagd plafond) Tabel 8 EI * EI of EW bij deuren met zijlichten en bovenlichten afhankelijk van opbouw, afmetingen en evt. opvangtijd REI EI EW = Bezwijken, vlamdichtheid en thermische isolatie met betrekking tot de temperatuur = Vlamdichtheid en thermische isolatie met betrekking tot de temperatuur = Vlamdichtheid en thermische isolatie met betrekking tot de warmtestraling Doorvoeringen Alle doorvoeringen door brandscheidingen zoals bij kanalen, leidingen, kabels, buizen etc. dienen op een juiste wijze afgewerkt te worden. Afhankelijk van de type doorvoer en de opbouw van de brandscheiding kan gewerkt worden met brandkleppen, brandmanchetten, brandwerende pasta of een ander in die situatie geschikte voorziening. De te treffen voorziening dient getest te zijn voor de betreffende situatie waar deze wordt toegepast. Pagina 12

15 7 Veilig vluchten 7.1 Algemeen Een bouwwerk dient voldoende vluchtroutes te hebben zodat er bij brand gevlucht kan worden naar een veilige plaats. Het bouwbesluit 2012 geeft d.m.v. prestatie-eisen invulling aan deze functionele eis door brandcompartimenten in te delen in één of meerder subbrandcompartimenten en beschermde vluchtroutes. Binnen deze sub-brandcompartimenten worden grenswaarden gesteld aan loopafstanden. 7.2 Loopafstanden binnen een (beschermd) subbrandcompartiment Om de vrije indeelbaarheid van verblijfsgebieden te bewerkstelligen worden bij nader in te delen verblijfsgebieden een beperkingsfactor vereist. Voor de loopafstanden moet daarom gerekend worden met een ingedeelde situatie en een niet-ingedeelde situatie. Bij een ingedeelde situatie wordt uitgegaan van de werkelijke loopafstand waarbij rekening gehouden wordt met indelingen van lichte scheidingswanden. Deze afstand mag niet meer bedragen dan meter (bij een bezetting hoger dan 1 persoon per 12 m 2 ), 45 meter (bij een bezetting minder dan 1 persoon per 12 m 2 ) of 60 meter (bij een bezetting minder dan 1 persoon per m 2 ). Bij de niet-ingedeelde situatie wordt een denkbeeldige lijn getrokken vanuit het verste punt in het subbrandcompartiment tot aan de toegang van het subbrandcompartiment. Hierbij wordt uitsluitend rekening gehouden met constructie-onderdelen. Deze denkbeeldige lijn kan dus dwars door lichte scheidingswanden heen lopen en dient met factor 1,5 vermenigvuldigd te worden. Het bouwbesluit geeft een uitzonderingsregel voor gebruiksgebieden en verblijfsruimten die niet meer nader ingedeeld gaan worden. In deze situatie behoeft geen rekening gehouden te worden met factor 1,5 (bouwbesluit artikel lid 5). Van belang is te weten dat bij het gebruik van deze uitzonderingsregel er beperkingen gelden voor de nadere indeling van verblijfsgebieden in verblijfsruimten. In het project worden bovenstaande voorwaarden omgezet in de volgende uitgangspunten: a. In het gehele project wordt rekening gehouden met nader indeelbare verblijfsgebieden. De denkbeeldige loopafstanden zijn daarmee met factor 1,5 vermenigvuldigd. De getoetste loopafstanden zijn: meter: kantine (zie tevens uitgangspunt d.); 45 meter: kantoren; 60 meter: Industriegedeelten (hallen). b. De magazijnen worden niet nader ingedeeld in verblijfsgebieden en verblijfsruimten. Toch wordt er rekening mee gehouden dat dit in de toekomst mogelijk moet kunnen zijn. Met deze reden zijn de uitgangen zodanig gepositioneerd dat voldaan wordt aan de vermenigvuldigingsfactor van 1,5 bij gecorrigeerde loopafstanden. c. Het bordes op de 1 e verdieping, de looplijn van de trap en het vloeroppervlakte onder aan de trap tot de dichtstbijzijnde vluchtdeur is als verkeersruimte beoordeeld waarover de looplengte op deze route met factor 1,0 vermenigvuldigd is. d. Voor de loopafstanden buiten de kantine (bordes, trap en zone naar vluchtdeur in buitengevel) wordt beoordeeld op de loopafstanden toegestaan in industriegedeelten (60 meter) doordat deze route volledig door de hal van ruimte 0.08A (hoogte ca. 13,7 meter) loopt. Pagina 13

16 Het ontwerp is op bovenstaande uitgangspunten beoordeeld en wordt voldaan aan de uitgangspunten. Toekomstig gebruik hallen met inrichting stellingen Stellingen met een hoogte tot 3,0 meter en niet bestemd voor personen worden als inrichtingselementen gezien terwijl stellingen boven de 3,0 meter gezien worden als bouwwerk (artikel 2.3 BOR). Voor ontvluchtingen op vloerniveau maakt het echter niet uit of een stelling nu hoger of lager is dan 3,0 meter. In beide situaties dient veilig ontvluchting mogelijk te zijn. Met de indeling van stellingen dient dan ook rekening gehouden te worden dat de loopafstanden niet onverantwoord lang worden. In dit project is reeds rekening gehouden met gecorrigeerde loopafstanden. Bij de indeling met stellingen dient daarom dan ook in basis rekening gehouden te worden met werkelijke loopafstanden die niet langer mogen zijn dan 60 meter. Boven deze 60 meter wil echter niet direct zeggen dat er een onveilige situatie ontstaan, geredeneerd vanuit de beschikbare rook- en warmtebuffering bij een 13,7 meter interne hoogte in de hal. 7.3 Hoogteverschil in subbrandcompartimenten Het bouwbesluit stelt een maximale verticale vluchtafstand van 4 meter (artikel lid 9) binnen een subbrandcompartiment. De gebruiksfunctie industrie is uitgesloten van deze eis. In is onderbouwd dat de hoogte overbrugging vanaf de 1 e verdieping tot de uitgang van het sub-brandcompartiment van 5,55 meter gelijkwaardig is aan het beoogde doel van 4,0 meter welke als prestatie eis omschreven is in artikel lid Vluchten vanaf de toegang van een subbrandcompartiment Vanaf de toegang van een subbrandcompartiment dient veilig gevlucht te kunnen worden via trappen, hellingbanen en vloeren naar het aansluitend terrein. De deuren in deze vluchtroute dienen zonder gebruik te hoeven maken van sleutels of soortgelijke voorzieningen geopend te kunnen worden. In het ontwerp wordt voldaan aan deze voorwaarde. 7.5 Ontruiming subbrandcompartiment Het ontwerp dient voldoende uitgangen te hebben die gezamenlijk voldoende capaciteit hebben om een subbrandcompartiment binnen een theoretische minuut te kunnen ontruimen. De eisen hiervoor zijn opgenomen in artikel lid 1 van het bouwbesluit. Uitgangspunten voor de doorstroomcapaciteit van deuren en doorgangen zijn: e. 45 personen per meter breedte van een trap (hoogteverschil > 1 meter) f. 90 personen per meter breedte van een trap (hoogteverschil < 1 meter) g. 90 personen per meter vrije breedte van een ruimte h. 90 personen per meter vrije breedte van een doorgang bij dubbele deuren waarvan de openingshoek < 135 graden i. 110 personen per meter vrije breedte van een doorgang bij een enkele deur met een openingshoek < 135 graden j. 135 personen per meter vrije breedte van een doorgang bij een enkele of dubbele deur met een openingshoek > 135 graden Binnen de industriefunctie is geen verdere uitwerking gemaakt voor artikel lid 1. De bezetting in personen is daar dusdanig laag (ruim minder dan 1 persoon per m 2 ) en het aantal uitgangen met vluchtdeuren dusdanig hoog dat nader onderbouwing niet nodig geacht wordt. Pagina 14

17 De 1 e verdieping waar zich maximaal 10 personen bevinden behoeft wordt niet specifiek doorgerekend. Zowel de doorstroom van de tegen de vluchtrichting indraaiende deuren als de doorstroom over de trap zijn ruim voldoende om het sub-brandcompartiment ruim binnen de theoretische één minuut te kunnen ontruimen. In totaal komen er minder dan 50 personen in het bouwwerk. Er is hierdoor geen gebruiksmeldingsplicht voor het gebruik van het bouwwerk. Pagina 15

18 8 Brandbeveiligingsinstallaties 8.1 Algemeen Een bouwwerk dient voldoende brandbeveiligingsinstallaties te hebben die als aanvulling op de bouwkundige brandpreventieve voorzieningen de brandveiligheid in het bouwwerk kunnen borgen. In dit hoofdstuk wordt omschreven welke installaties er bij oplevering in het bouwwerk aanwezig moeten zijn. Daarnaast wordt, waar nodig, de procedure omschreven om een installatie opgeleverd te kunnen krijgen. In deze rapportage worden de installaties alleen op hoofdlijnen benoemd. Voor de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie wordt verwezen naar het PvE nr pve Brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie Het gehele bouwwerk wordt overeenkomstig voorzien van een niet-automatische brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie luid alarm type B. Daar waar sprake is van samenvallende vluchtwegen dient voorzien te worden van aanvullende ruimtebewaking met automatische melders. Samenvallende vluchtwegen ontstaan wanneer na het verlaten van een verblijfsruimte er over een bepaalde afstand maar één kant op gevlucht kan worden. Deze samenvallende vluchtwegen zijn onder beperkte voorwaarden (beperkte oppervlakte en beperkte loopafstanden) toegestaan (artikel 6.20 lid 5) zonder automatische bewaking. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan dan dienen samenvallende vluchtwegen en de aangrenzende ruimte voorzien te worden van automatische detectie met directe aansturing van de ontruiming. In het huidige ontwerp is vanaf de 1 e verdieping een samenvallende vluchtweg aanwezig en dient derhalve de vluchtweg en de aangrenzende ruimten te worden voorzien van automatische bewaking. De installatie behoeft vanuit het Bouwbesluit 2012 niet te worden voorzien van een inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Brandbeveiliging. De volledige uitgangspunten van deze brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie zijn omschreven in het PvE nr pve-01. Nadere eisen door eigenaar De brandmeldinstallatie kan door nadere eisen van de eigenaar aanvullende sturing krijgen zoals het aansturen van een sleutelkluis of sleutelbuis, rolluiken of deurvastzetinrichtingen. In het PvE zijn deze nadere eisen i.v.t. vastgelegd. 8.3 Verlichting en noodverlichting In het bouwwerk dient een verlichtingsinstallatie (minimaal 1 lux op vloerniveau) aanwezig te zijn in elke verblijfsruimte en in besloten ruimten waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert. In het bouwwerk dient noodverlichting (minimaal 1 lux op vloerniveau) aanwezig te zijn op de volgende plaatsen: In ruimten die bestemd zijn voor meer dan 75 personen; Alle vluchtwegen tot aansluitend terrein vanaf de ruimte bestemd voor 75 personen Alle beschermde (vlucht)routes. Dit zijn alle (vlucht)routes na het verlaten van een subbrandcompartiment; Pagina 16

19 Op de omgevingsvergunningstekening is aangegeven in welke ruimten noodverlichting aanwezig dient te zijn. De projectering in de betreffende ruimten dient nader uitgewerkt te worden. Bij oplevering dient er een meetrapport aan de opdrachtgever afgegeven te worden waaruit blijkt dat er conform het bouwbesluit is geprojecteerd. Overige wetgeving omtrent noodverlichting Rekening dient te worden gehouden dat naast de bouwregelgeving er vanuit de Arbowetgeving eveneens eisen gesteld worden aan de positie van (nood)verlichting. Maatregelen voortkomend uit de Arbowetgeving maken geen onderdeel uit van deze rapportage. 8.4 Vluchtrouteaanduiding In het bouwwerk dient vluchtrouteaanduiding aanwezig te zijn op de volgende plaatsen: Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838; Voor de projectering geldt dat deze op duidelijk waarneembare plaatsen zijn aangebracht. De projectering van de vluchtrouteaanduiding is op de omgevingsvergunningstekeningen uitgewerkt. Opgemerkt wordt dat bij langere zichtafstanden gekozen kan worden om op tussenliggende afstanden extra vluchtrouteaanduiding aan te brengen of grotere afmetingen toe te passen. In de NEN-EN 1838 wordt de afmetingen van een vluchtwegarmatuur gekoppeld aan zichtlengten. Voor intern verlichte armaturen geldt factor 200 wat voor een 100 mm hoog armatuur neerkomt op een maximale kijkafstand van 20 meter. De projectie in industriehallen dient hierop gebaseerd te zijn. Bij de verder uitwerking/projectering van de vluchtrouteaanduiding in de hallen dient rekening te worden gehouden met de zichtbaarheid uitgaande van de maximale opslagmogelijkheden. Naast de vluchtrouteaanduiding boven de nooduitgangsdeuren dienen zo nodig aanvullende vluchtrouteaanduidingen aangebracht te worden zodat deze vanaf de zone vrij van opslag te zien zijn. 8.5 Brandslanghaspels Voor de kantoorfunctie/bijeenkomstfunctie (oppervlakte < 500 m 2 ) en voor de lichte industriefunctie worden op grond van artikel 6.28 lid 2 van het bouwbesluit geen brandslanghaspels vereist. Op basis van de aanvullende eis vanuit de opdrachtgever (zie 3.8.1) wordt het gehele bouwwerk echter wel voorzien van brandslanghaspels. De gecorrigeerde loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt in de hallen mag niet groter zijn dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 meter worplengte. De lengte van de brandslanghaspels mag niet groter zijn dan meter en moet aangesloten zijn op een voorziening voor drinkwater waarbij de statische druk op het mondstuk minimaal 100 kpa bedraagt en een capaciteit heeft van 1,3 m³/h bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels. De hallen zijn niet vorstvrij waardoor beschermende maatregelen doorgevoerd moeten worden om bevriezing te voorkomen. Hierbij kan een keuze worden gemaakt om: a. De installatie als droog systeem uit te voeren; b. De installatie in een ondergronds leidingnet aan te leggen, of; c. Het leidingnet van de installatie te verwarmen. De keuze of combinatie van keuzen dient door de uitvoerende partij nader uitgewerkt te worden en voor uitvoering ter goedkeuring worden voorgelegd aan bevoegd gezag. Pagina 17

20 Bij optie c. dient tevens overleg plaats te vinden en goedkeuring te worden aangevraagd bij het waterleidingbedrijf en het energiebedrijf. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de voorwaarden in het boekwerk Brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland. De projectie van de brandslanghaspels in het project voldoen aan deze eis en zijn weergegeven op de omgevingsvergunningstekeningen. 8.6 Deuren in vluchtroutes Voor het bouwwerk geldt bij deuren in vluchtroutes dat: Deze bij meer dan 37 personen niet tegen de vluchtrichting in mag draaien; Een nooddeur geen vluchtdeur kan zijn; Een vluchtdeur bij aanwezigheid van personen onmiddellijk kan worden geopend (zonder sleutel); Deze bij meer dan 100 aangewezen personen voorzien moeten zijn van een horizontale panieksluiting of met d.m.v. een lichte druk te openen zijn; Toegangs- en uitgangscontrole systemen de ontvluchting niet mogen belemmeren; Aan buitenzijde van nooddeuren de tekst nooddeur vrijhouden aanwezig moet zijn. Op de omgevingsvergunningstekeningen is weergegeven of een deur in een vluchtroute een nooduitgang betreft. Daar waar in het bouwwerk vluchtdeuren tegen de vluchtrichting indraaien worden niet meer dan 37 personen op deze deur aangewezen. Voor toegangs- en uitgangscontrole systemen geldt dat deze handmatig (groene handbrandmelder) en automatische (bij activering BMI) ontgrendeld dan wel naar dagstand gestuurd worden. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de voorwaarden in het boekwerk Brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland. 8.7 Zelfsluitende constructieonderdelen in brandscheidingen Voor het bouwwerk geldt bij zelfsluitende constructieonderdelen in brandscheidingen: Beweegbare constructieonderdelen (deuren, roldeuren etc.) in inwendige scheidingsconstructies zelfsluitend moeten zijn uitgevoerd; Deze niet in geopende stand mogen worden vastgezet mits deze bij rook en brand automatisch worden losgelaten; Speciale aandacht dient te worden besteed aan het dichtsturen bij brand van de brandwerende roldeuren in de 60 minuten brandscheidingen tussen de hallen. Er dienen afdoende maatregelen te worden getroffen zodat brandwerende roldeuren op het moment van aansturen en tegelijkertijd nog gebruik worden voor doorvoeren van goederen vertraagd dichtsturen. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de voorwaarden in het boekwerk Brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland. Pagina 18

21 9 Voorzieningen brandweeroptreden De terreinindeling, ligging van het bouwwerk op het perceel, bluswatervoorziening, opstelplaatsen brandweer, brandweeringangen en bouwwerk zorgen in samenhang met elkaar dat er voorzieningen aanwezig zijn die het mogelijk maken voor de brandweer om bij brand op te treden. 9.1 Algemeen omschrijving voorzieningen De primaire eisen voor voorzieningen brandweeroptreden zijn vastgelegd in het bouwbesluit hoofdstuk 6. Naast deze eisen heeft brandweer Nederland in twee publicaties een nadere uitwerking gegeven van de maatregelen die getroffen dienen te worden om doeltreffend optreden mogelijk te maken. Dit betreft het handboek brandbeveiligingsinstallaties en de handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Deze boekwerken zijn geen wetgeving maar geven wel inzicht in de voorzieningen die voor de brandweer nodig zijn om repressief op te kunnen treden. Hieronder volgt een algemene omschrijving van de voorzieningen welke vervolgens in de sub-paragrafen verder uitgewerkt worden. Het terrein is vanaf de westzijde (Nieuwe Hemweg) en vanaf de noordzijde (Kombuisweg) bereikbaar. De ingangen zijn buiten openingstijden met een hekwerk afgesloten. Toetreding tot het terrein en het bouwwerk is mogelijk via de loopdeuren in de hekwerken welke te openen zijn met de sleutels uit de sleutelbuis. De bovengrondse brandkranen in openbaar gebied bevinden zicht op de Kombuisweg en de Nieuwe Hemweg. Uitgaande van een opstelplaats voor brandweervoertuigen op een afstand van maximaal 15 meter van een brandkraan zullen de verwachte opstelplaatsen zich net buiten het terrein bevinden. Toetreding voor de brandweer tot het terrein zal dan ook primair via de loopdeuren in het hekwerk plaatsvinden waarna de brandweer de mogelijkheid heeft om tevens de schuifpoorten in het hekwerk te openen. Toetreding tot het bouwwerk zal plaatsvinden via de brandweeringang zijnde de hoofdingang van bouwwerk. 9.2 Brandweeringangen Een bouwwerk heeft volgens het bouwbesluit minimaal 1 brandweeringang. In overleg met de brandweer moet vastgelegd worden of meerdere brandweeringangen aangewezen moeten worden. Uitgangspunt in deze rapportage is dat enkel de hoofdingang van het bouwwerk als brandweeringang aangewezen is. 9.3 Bereikbaarheid bouwwerken voor hulpdiensten Een bouwwerk dient geschikte verbindingswegen te hebben voor voertuigen van de brandweer en andere hulpdiensten omdat de toegang tot het bouwwerk op meer dan 10 meter van de openbare weg ligt. Het bouwbesluit omschrijft de eisen voor een verbindingsweg met de volgende prestatie eisen: Een breedte van ten minste 4,5 meter; Een verharde weg van ten minste 3,25 meter geschikt voor een massa van kilogram; Vrije hoogte van ten minste 4,2 meter, Verbindingsweg dient doeltreffende afwatering te hebben; Verbindingsweg dient vrijgehouden te worden Hekwerken die een verbindingsweg afsluiten dienen door hulpdiensten snel en gemakkelijk te worden geopend (handmatig of automatisch) Pagina 19

22 Bij de uitwerking en aanleg van het terrein dient aan bovenstaande voorschriften voldaan te worden. In de uitwerking van het plan wordt uitgegaan van één sleutelbuis nabij het toegangshek aan de zijde Nieuwe Hemweg met daarin 3 generale hoofdsleutels welke toegang geven tot het terrein (zijde Kombuisweg en Nieuwe Hemweg) en het bouwwerk zelf (brandweeringang). 9.4 Bluswatervoorziening Een bouwwerk dient toereikende bluswatervoorziening te hebben. Het bouwbesluit omschrijft naast deze functionele eis twee prestatie eisen: De afstand tussen de bluswatervoorziening en de brandweeringang is ten hoogste 40 meter en; De bluswatervoorziening is onbeperkt toegankelijk voor bluswerkzaamheden. De afstand tussen de toegang tot het terrein (toegangspoort zijde Kombuisweg) en de toegang tot het bouwwerk (bandweeringang) is ca. 20 meter. De bluswatervoorziening (bovengrondse brandkraan) in openbaar gebied (overzijde kombuisweg) ligt op ca. 37 meter. De afstand tussen de toegang tot het terrein (toegangspoort zijde Nieuwe Hemweg) en de toegang tot het bouwwerk (bandweeringang) is ongeveer 40 meter. De bluswatervoorziening (bovengrondse brandkraan) in openbaar gebied (zijde kombuisweg) ligt op ca. 58 meter. Doordat als uitgangspunt genomen is dat de hoofdingang van het bouwwerk aangewezen is als brandweeringang en de openbare bluswatervoorziening direct buiten de ingang van het terrein ligt wordt met de openbare bluswatervoorziening voldaan aan de eis dat de bluswatervoorziening ten hoogste 40 meter van de brandweeringang gelegen is. Op de situatie tekening van de omgevingsvergunningsaanvraag is de positie van de bluswatervoorziening aangegeven. 9.5 Inzetdiepte brandweer Vanaf de opstelplaats van het brandweervoertuig (max. 15 meter vanaf bovengrondse brandkraan) tot het verste punt in het bouwwerk (inzet via brandweeringang) bedraagt de inzetdiepte ca. 120 meter. De wetgever heeft geen invulling gegeven aan de maximale horizontale inzetdiepte. Er wordt in het project niet voorzien in aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld door aanleg van droge blusleidingen, om de inzettijd te verkorten. Pagina 20

23 10 Ondertekening Het document is tot stand gekomen in opdracht en met goedkeuring van: Opdrachtgever (tevens eigenaar) Naam: Adres: Datum: Handtekening: Postcode / plaats: Contactpersoon: Gebruiker Naam: Adres: Datum: Handtekening: Postcode / plaats: Contactpersoon: Het document is geaccordeerd door: Gemeente Naam: Gemeente Datum: Adres: Handtekening: Postcode / plaats: Contactpersoon: Veiligheidsregio Naam: Veiligheidsregio Datum: Adres: Handtekening: Postcode / plaats: Contactpersoon: Verzekeraar Naam: Adres: Datum: Handtekening: Postcode / plaats: Contactpersoon: Pagina 21