Stadsbestuur Rhenen, (152)

Transcriptie

1 NT00152_751a Nadere Toegang op inv. nr 751a uit het archief van het Stadsbestuur Rhenen, (152) A. de Jong en H.J. Postema Januari 2017

2 Inleiding Dit inventarisnummer bevat een gerechtsbrief van de Mars, waarbij landerijen, toebehorende aan de kerk, worden toegewezen aan Adriaen Willemsen ter voldoening van een schuld. Deze akte dateert van Met retroacta van 1515 en De charters hebben de regestnummers 62, 66 en 90. 2

3 Regest Willem van Nyerkercken, abt van St. Paulus te Utrecht, verklaart dat Dijrck van Culenborch op den 12en Februari aan zijn conventuaal Egbert ten Hove, als gemachtigde van hem, heeft opgedragen een stuk land genaamd Vergrieten oirdt of Borrencamp in der Merschen beneden "tgriet" in het kerspel van Rienen, en dat hij dat land op den 14en Februari daaraanvolgende in erfleen gegeven heeft aan Arnt Hulss., jaarlijks tegen 4 gouden Wilhelmus schilden, te betalen uit die "lueten", dat alzoo genaamd is, ten behoeve van de kinderen van wijlen Willem van Culenborch, welke lueten voortaan vrij zullen zijn van de betaling van die 4 schilden. Willem van Nyerkercken, byder onthengenisse Goits abt tsinte Pouwels t Utrecht, doen kont allen luyden dat heer Egbert ten Hove, onse conventuaell als volmachticht van onser wegen mit onsen wille ende consente geseten heeft dair voir hem ende onse mannen hier naebescreven opten twaleften dach van februario gecomen is joncker Dyrck van Culenborch ende droich onss op ende gaff over in handen heeren Egberts voirschreven mit synen vryen moet wille een stuck lants geheten Vergrieten oirdt oft Borrencamp mit eggen ende mit eijnden ende mit allen sijnen toebehoeren alsoe alst gelegen is inder Mersschen beneden tgriet inden kerspell van Rienen dair zuytwerdt die joncheer van Lyenden, noertwerdt dessen Velckeren kynder oft hair nacomelingen, oistwerdt Evert Freijsen nacomelingen ende westwerdt die kerck van Lyenden ende Jan van Beynens nacomelingen naistgelegen sijn ende verteech dair off tot onser behoiff ende van allen rechts ende toeseggens hij dair aen hadde als onse mannen wijsden dat recht was ende hij mit recht sculdich was the doen. Doe dat gedaen was opten dach hier naebescreven verlyden wij ende verlenden, verlyen ende verlenen mits desen joncheren Arnt Hulssen dit voirschreven stuck lants soe dat boven bescreven ende bepaelt staet the houden hy ende sijnen nacomelingen van onss ende onser abdije voirschreven tot enen gueden onversterflicken erfleen mit voirwairden dat joncheer Arnt voirschreven off synen nacomelingen jairlicx vytreycken ende betaelen sullen vyt dit voirscreven stuck lants ewelick ende erflick alsulcker vier gouden Wilhelmus scilden als men voirmaels betaelen plach ende sculdich was vyt die lueten dat alsoe genaemt is tot behoiff Willyems gerechte kynderen van Culenborch zeliger gedachten ende die lueten voirscreven sall voirt an vrij ende loss wesen vanden vier Wilhelmus scilden behoudelicken altyt ons softer abdye voirscreven ende enen yegelyckx syns rechts. Hier waeren over ende aen dair dit gesciede Jan Foyert ende meyster Meymerick van Eyck, onse manne ende meer gueder luyden. In oirkonde sbriefs bezegelt mit onse zegel. Gegeven int jair onss Heren duysent vyfhondert ende vyfthyen opten veertyensten dach van februario. 3

4 Regest Willem van Nyerkercken, abt van St. Paulus, verklaart, dat Aernt van Huls hem opgedragen heeft een stuk land, geheten Vergrieten oert of Borren kamp, in het kerspel van Renen, en dat hij dat daarna in leen heeft gegeven aan Willem Beijer Janss. Willem van Nyerkercke byder onthengenisse Goids abt sint Pouwels t Utrecht, doe kondt allen luyden dat voer ons ende onse hier nabescreven gecomen is Aernt van Huls ende droech ons op ende gaff over in onsen handen mit synen vryen moetwille een stuck lants geheten Vergrieten oert of Borren kamp mit eggen ende mit eynden ende mit allen synen toebehoeren alsoe alst gelegen is inder Merschen beneden tgriet inden kersspel van Rienen, daer zuytwerdt die joncheer van Lyenden, noertwerdt dessen Velckeren kynder oft hair nacomelingen, oistwert Evert Freysen nacomelingen ende westwerdt die kerck van Lyenden ende Jan van Beynens nacomelingen naest gelant..die..erscheyck, oestwert Jan Freyse van Dolre ende Jacop van.amersfoert, Jan van Ha m ende Henrick van. naest gelant sijn, ende verteech dair off ten onser behoeff ende van alle rechts ende toeseggens hij daer aen hadde. dat gedaen mee ge.men voer ons ende onse mannen. van. van Culenborch gebruderen mit joncfrouw Elizabeth. kynderen, joncker Willams van Culenborch seliger gedachten. moetwille. ende qwytgescholden in onsen handen voer hem selven ende joffrouw Elizabeth voerschreven mit handen. haeren gecoren momber alsulck Wilhelmus schilden erfflicker als jaerlix..selve goet voerschreven ende te plagen, ende voert alle rechts ende toseggens. hebben mochten ende vertegen daer off also onse mannen wijsden dat recht was. Doe dat gedaen was terselver tyt verlyden wy ende verlenden, verlyen ende verleenen mits desen Willem Beyer Jansz der voerschreven erff ende goet vrij ende loss van dese schilden. hy ende sijn nacomelingen van ons..enen goede. erffleen elicken alsoe als ons. ygelicken. Ende Wyllem Beyer voerschreven... In oirkonde sbriefs. ons segel. Gegeven int jair ons Heren duysent.ondert ende twyntich opden. dach in october. Regest Laurens van Nijhoff vanwege stad, steden en landen van Utrecht en Frans van Ewijck vanwege de hertog van Gelre etc. richters in der Marsche in het kerspel van Rhenen eigenen Adriaen Willemss., voor hemzelven en als recht hebbende van mr. Rutger de Bruyn, aan omstreeks 12 morgen land, gelegen in der Marsche, genaamd de Borrencamp en toebehorende aan de St. Cunerakerk te Rhenen, om daaruit een 4

5 som van 300 gulden ter goeder rekening van schade en interessen te verhalen. Gerechtsluiden Dirck van Croneborch en Rochus van Dulcken. Wij Laurens van Nijhoff van wegen des heeren van stadt, steden ende landen van Utrecht, Frans van Ewijck van wegen des heeren hartogue van Gelre ende grave toe Zutphen, richters inder Marsche in den kerspel van Rhenen, oirconden ende tuygen mit desen apenen brieve dat voor ons ende gerichtsluijden nabescreven gecomen is Adriaen Willemsz voor hem selven ende als trecht hebbende van meester Rutger de Bruyn die mit recht heeft doen panden aen omtrent twaelff mergen lants gelegen inder Marschen toebehorende Sinte Cuneren kercke binnen Rhenen, genaempt den Borrencamp soe die nu bij Dirck van Hattum ende Jan van Ewijck gebruict worden als voor een somme van drije hondert gulden ter goeder reeckeninge van schade ende interessen daer dvoorschreven Adriaen Willemsz alrede duer den kercken dijck teijnden de voornoemde landen daer inne doer den amptman gevallen is ende voorts aengedaen sall worden moegen en volde schade mit recht ende heeft voorts die weet doen doen ende na inden leen punctelicken 1 een recht dach doen leggen ende voorts na lantrecht bij sententien verworven daer na den coop doen bijeden ende met recht vuyt verricht 2 soe hij schuldich was te doen doe voor gewesen voor recht dat hij die panden ons richters tot onsen genadigen heeren behouff soude doen aanbieden voor tvoorschreven gelt ende schade ofte hem te eijgenen soo sulcx nymant gestoort en hadden nochte geenen coopman een voirder heeft hij Adriaen Willemsz ons richters tot behouff onsen heeren die panden geboden dat wij nijet aennemen en wouden mair eijgenden hem dien inde voorschreven twaelff mergen lants voor de voorschreven somme van penningen, schade ende interessen na lantrecht ende willecoer vander Marsche ende soe hij Adriaen Willemsz tselve lant recht toegebracht hadden, hebben gerichtsluyden nabescreven gekent ende gewesen voor recht dat hem die coop vant voorschreven lant voor de voorschreven somme van penningen, schaden ende interessen ende schade mit recht vast ende stede wesen ende blijven sal mit recht. Beheltelijck eenen ygelicken syns zyns rechts ende plichts als daer jaelicx vuijt gaet. Dair dit geschieden waren over ende aen als gerichtsluyden joncheer Dirck van Croneberch ende Rochus van Dulcken ende meer goede luijden. Allet sonder argelist. Des tot eenen oirconde ende getuijgenis der waerheyt hebben wij richters ende wij gerichtsluyden ende erffgenoten onsen segelen beneden aen desen brieff doen hangen int jair ons Heeren duysent vyffhondert tachtentich den negenthienden dach inde maent van november. 1 Lezing van beide woorden is onzeker. 2 Idem voor dit woord. 5