Eethen en Meeuwen (heerlijkheden), staat van beleningen deel c

Transcriptie

1 Eethen en Meeuwen (heerlijkheden), staat van beleningen deel c - gemaakt door René de Leuw - Oorspronkelijke bron Archiefinstelling: Brabants Historisch Informatie Centrum, 's-hertogenbosch (BHIC) Archief: Schepenbank Eethen en Meeuwen Inventarisnummer: 42 Omschrijving: Staat van beleningen heerlijkheid Eethen en Meeuwen Opmerking: De inhoud is niet chronologisch. Transcriptie Gemaakt door: René de Leuw, Goirle Soort: Transcriptie Datum versie 1 27 augustus 2007 aangeleverd aan het project Deze versie: 1 Opmerking: Opmerkingen van de bewerker staan tussen rechte haken. Eventuele correcties en aanvullingen door derden op de, binnen dit project gepubliceerde, transcriptie worden door de maker(s) verwerkt in een nieuwe versie die weer aan het project kan worden aangeboden. Het kopiëren (downloaden) van dit bestand is toegestaan voor persoonlijk gebruik en voor verspreiding op niet-commerciële basis. Commerciële verspreiding is uitdrukkelijk niet toegestaan. Bij gebruikmaking van gegevens uit deze bewerking ten behoeve van publicaties, in welke vorm ook, moet een adequate bronvermelding naar deze bewerking worden aangegeven. Beschikbaar gesteld voor het projekt "VAN PAPIER NAAR DIGITAAL" informatiepagina - statuspagina - Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 1

2 [001] Anno 1583: 12: october Beleent 3. Adriaen Janssen van der Braecken 4. Eenen mergen lants gelegen in den banne van Meeuwen in den oistinck overscheijden ende ongedeelt met Digna 5. Jan Claessen weduwe met haere kinderen erve, oostwaert Jan Philipsen ende westwaert Adriaenthen Joost Floris 6. dochter met haere kinderen, streckende van de gemeene straete aff suijtwaert tot Jan Philipsen erve toe 1. Ick Philips van Leefdael heere van Ethen ende Meeuwen etcetera Doe cont eenen ijegelijck 2. dat ick verlijt ende verleent hebbe, verlije ende verleene midts desen Cornelis Egbertsen 3. als last ende procuratie hebbende van Philips Janssen van der Braecken woonende 4. tot Rijckevorssel gepasseert voor Joris Gijssels ende Willem Grielens schepenen 5. in den dorpe ende heerlijckheijt Rijckevorssel resorterende onder den Graeff- 6. schappe van Hoochstraeten, onderteekent... in date den 7den julij 1595 aen mijn 7. leenheer ende leenmannen naer genoempt gebleecken) eenen mergen lants gelegen 8. in den banne van Meeuwen in den oistinck gemeen gelegen in vier mergen, waer 9. van de andere twee mergen competeren den selven Philips Janssen van Braecken 10. ende de kerck van Meeuwen eenen mergen welcke voorseijt vier mergen gelegen 11. zijn westwaert Gerrit Dries van Andel, oostwaert Anthonij van Andel, zuijde aen 12. selven Anthonij van Andel ende de pastorije tot Ethen dies teijnde den eenderen 13. ende noorden sheeren straete, hem Philips Janssen van den Braecke aengecomen 14. naer doode van Adriaen Jacobssen van der Braecke sijnen oom, zijnde van het 15. wanversucen gecontenteert, van mij te houden tot eenen rechten erfleen in 16. alder manieren, als men den voorseijt mergen lants gelegen ende bepaelt als boven 17. schuldich is van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen te 18. leen te houden, behoudelijck mij ende eenen ijegelijck sijns rechts, ende hier van 19. heeft mij den selve Cornelis Egbertssen vuijt crachten van sijns voorseijt procuratie 20. voor de selve Philips Janssen van der Braecken, hult, eedt, ende manschap van 21 trouwen gedaen, ter presentie van Melchior de Trauwe Secretaris tot 22. Ethen ende Meeuwen, ende Franchoijs van Theele als mijne getrouwen Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 2

3 23. leenmannen, des ter oirconde den waerheijt soo hebbe ick leenheer 24. voornoemt desen brieff met mijn eijgender hant onderteekent, ende mijnen segel hier 25. onder aen doen hangen, op den XVIden novembris XVI honderd XLVII [ ] [002] 2. Ick Philips van Leefdael heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Condt eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe verlije ende verleene midts desen Adriaen Marcelissen 4. sis honts lants, off soo groot ende cleijn die gelegen sijn binnen deser heerlijckheijt Meeuwen ter plaetsen genoemt 5. het Haechblock hem aengecomen door afflijvicheijt sijns moeders Geertien Adriaensdochter comende ten oosten den 6. lande van Huesden, west Hagoort suijden die weduwe ende kinderen van Adriaen Geeritsen van 7. noorden Jonckheer Hendrick van Boshoff, ende heeft die voorseijt Adriaen Marcelissen mij de voorseijt ses hont wederom 8. in handen gestelt soo als mannen wijsden dat recht was. Ende hebbe op staenden voet daermede verleent 9. ende verlijt gelijck ick verlije ende verleene midts desen Huybert Janssen van mij te houden tot eenen 10. rechten erffleen in alder manieren alsmen dije schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende 11. heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen. Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts, ende hiervan 12. heeft mij die voorseijt Huijbert Janssen hult, eedt ende manschap van trouwen gedaen in presentie van Huij- 13. bert van Hedickhuijsen mijnen Stadthouder ende Jan Roeloffsen als leenmannen des tot waerder 14. oirconde heb Ick leenheer voorseijt desen brieff met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel hier beneden 15. aen doen hangen den XXIsten junij XVI honderd negenendartich [21 juni 1639] 1. Ick Philips van Leefdael heere van den Slothe ende Heerlijckhe- 2. den van Ethen Meeuwen etcetera doen condt eenenijegelijck, dat voor mij ende mijne 3. leenmannen naer beschreven gecomen ende gecompareert is Huijbert 4. Janssen, ende heeft mij opgedragen ende in mijnen handen gestelt, als mannen 5. wijsden dat recht was vijff hondt lants spruijtende van ses hont lants, zulcx 6. dat het voorseijt een hondt lants is blijvende tot behoeve vande voorseijt Huijbert 7. Janssen, zijnde de resterende vijff hondt lants gelegen oost den meer gemelden 8. Huijbert Janssen, west Haechoirt, suijden s'heeren straete, ende noorden desem Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 3

4 9. mergen sijne gemelde wel..dt competerende, ende de voorseijt Huijbert Janssen 10 verteech opt voorseijt lant, ende op alle brieven ende voorwaerden daervan 11. sijnde, hem daervan geen recht meer te behouden Tot behoeve van 12. Peeter Gerrits van Haechoirt welcke voorseijt vijff hont lants Ick Philips 13. van Leefdael voorseijt op den staenden voet verlijt ende verleent hebbe 14. verlije ende verleene midts desen den voorseijt Peeter Gerrits van Haechoirt 15. van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen 16. die schuldich is te leen te houden, van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van 17. Ethen ende Meeuwen behoudelijck mij ende een ijegelijck sijns rechts, ende hier 18. van heeft mij de voorseijt Peeter Gerritssen hulde eedt ende manschap van 19. trouwen gedaen, in presentie mijnder leenmannen Melchior de Grauwe 20. mijne Drossaert van Ethen ende Meeuwen ende Jan Roeloffsen des tot oir- 21. conde hebbe ick Philips van Leefdael voorseijt desen brieff met mijn 22. eijgen handt onderteekent ende mijne segel hier beneden aen desen brieff ge- 23. hangen den IXden dach Martij XVI honderd ende negenenveertich [9 maart 1649] [003] [deel 1 pagina 2 maar scherpere foto] 2. Ick Philips van Leefdael heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Condt eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe verlije ende verleene midts desen Adriaen Marcelissen 4. sis honts lants, off soo groot ende cleijn die gelegen sijn binnen deser heerlijckheijt Meeuwen ter plaetsen genoemt 5. het haechblock hem aengecomen door afflijvicheijt sijns moeders Geertien Adriaensdochter comende ten oosten den 6. lande van Huesden, west Hagoort suijden die weduwe ende kinderen van Adriaen Geeritsen van 7. noorden Jonckheer Hendrick van Boshoff, ende heeft die voorseijt Adriaen Marcelissen mij de voorseijt ses hont wederom 8. in handen gestelt soo als mannen wijsden dat recht was. Ende hebbe op staenden voet daermede verleent 9. ende verlijt gelijck ick verlije ende verleene midts desen Huybert Janssen van mij te houden tot eenen 10. rechten erffleen in alder manieren alsmen dije schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende 11. heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen. Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts, ende hiervan Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 4

5 12. heeft mij die voorseijt Huijbert Janssen hult, eedt ende manschap van trouwen gedaen in presentie van Huij- 13. bert van Hedickhuijsen mijnen Stadthouder ende Jan Roeloffsen als leenmannen des tot waerder 14. oirconde heb Ick leenheer voorseijt desen brieff met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel hier beneden 15. aen doen hangen den XXIsten junij XVI honderd negenendartich [21 juni 1639] 1. van desen ses hont is een hont afgesplits. [vertikaal geschreven in de marge] [004] [deel2 pagina 2 scherpere foto] 1. Ick Philips van Leefdael heere van den Slothe ende Heerlijckhe- 2. den van Ethen Meeuwen etcetera doen condt eenenijegelijck, dat voor mij ende mijne 3. leenmannen naer beschreven gecomen ende gecompareert is Huijbert 4. Janssen, ende heeft mij opgedragen ende in mijnen handen gestelt, als mannen 5. wijsden dat recht was vijff hondt lants spruijtende van ses hont lants, zulcx 6. dat het voorseijt een hondt lants is blijvende tot behoeve vande voorseijt Huijbert 7. Janssen, zijnde de resterende vijff hondt lants gelegen oost den meer gemelden 8. Huijbert Janssen, west Haechoirt, suijden s'heeren straete, ende noorden desen 9. mergen sijne gemelde wel..dt competerende, ende de voorseijt Huijbert Janssen 10 verteech opt voorseijt lant, ende op alle brieven ende voorwaerden daervan 11. sijnde, hem daervan geen recht meer te behouden Tot behoeve van 12. Peeter Gerrits van Haechoirt welcke voorseijt vijff hont lants Ick Philips 13. van Leefdael voorseijt op den staenden voet verlijt ende verleent hebbe 14. verlije ende verleene midts desen den voorseijt Peeter Gerritsen van Haechoirt 15. van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen 16. die schuldich is te leen te houden, van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van 17. Ethen ende Meeuwen behoudelijck mij ende een ijegelijck sijns rechts, ende hier 18. van heeft mij de voorseijt Peeter Gerritssen hulde eedt ende manschap van 19. trouwen gedaen, in presentie mijnder leenmannen Melchior de Grauwe Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 5

6 20. mijne Drossaert van Ethen ende Meeuwen ende Jan Roeloffsen des tot oir- 21. conde hebbe ick Philips van Leefdael voorseijt desen brieff met mijn 22. eijgen handt onderteekent ende mijne segel hier beneden aen desen brieff ge- 23. hangen den IXden dach Martij XVI honderd ende negenenveertich [9 maart 1649] [005] 2. Anno Meert Beleent 3. Jan Hermansen bij opdracht van Geerit Toelinck Gijsbertsen met 10 mergen lants 4. gelegen inden banne van Meeuwen genoemt die Nederste Boterhoeff die 5. gespleten sijn in ses lothen off parceelen hiernaer malcander volghende. 1. Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 2. Doe Condt eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe verlije ende verleene midts desen Huijbert Vijvers 3. als man ende momboir van Anna Philipsdochter haer aengecomen bij afflijvicheijt haers vaders Philips Janssen 4. negendehalf ende een vierendeel hont lants gelegen in die heerlickheijt van Meeuwen oostwaert s'heeren 5. straete, westwaert de voorseijt Huijbert Vijvers erffgoet streckende vande voorseijt Huijbert Vijvers ende Corijn 6. Goijertsen Wolfs erve aff suijtwaert op tot die erffgenamen van Jan Ariken Brabers leengoet toe. 7. Noch ses hont ende een vierendeel hont lants gelegen in de voorseijt heerlijckheijt van Meeuwen, oostwaert die 8. voorseijt Corijn Goijertsen Wolffs ende t' sheeren straete, westwaert den voorseijt Huijbert Vijvers streckende vande 9. Hoffstraet suijtwaert totten voorseijt leengoet toe. van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren 10. alsmen die schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen 11. Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts, Ende hiervan heeft mij die voornoemde Huijbers Vijvers 12. hult, eedt, ende manschap van trouwen gedaen in presentie mijnder leenmannen Adriaen Jacopsen ende Cornelis 13. Geeritsen van Hagoort. Des tot waerder oirconde soo heb Ick Philips van Leefdael voorseijt desen brieff met 14. eijgender hant onderteekent ende mijnen segel hier beneden aengehangen op den IIden decembris XVI honderd XXV [2 december 1625] Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 6

7 1. Het 2 loth [in de marge voor regel 4] [zie verder pag 6,7 en 8] 2. Het 1 loth [in de marge voor regel 7] [006] 2. Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere van Ethen 3. ende Meeuwen etcetera Doe Condt eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe, verlije ende 4. verleene midts desen Mariken Cornelissen ( haer aengecomen bij wijlinge van haere kinderen) acht 5. hont ende drije vierendeel hont lants, gelegen in die heerlijckheijt van Meeuwen, suijtwaert Baert 6. Cornelissen, noortwaert Huijbert Vijvers, streckende van die gemeijne stege aff westwaert op tot Jo 7. Arnout van Leefdaels erffve toe, van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen 8. die van mij mijnen huijse den heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen schuldich is te leen te houden behoudelijck 9. mij ende eenen ijegelijck sijns rechts, Ende hiervan heeft mij hult, eedt, ende manschap van trouwen 10. gedaen mijnen Drossaert van Ethen ende Meeuwen Huijbert van Hedickhuijsen, in plaetse vande 11. voorgenoemde Mariken Cornelissen in presentie mijnder leenmannen Adriaen Jacopsen, ende Anthonie 12. Philipssen, oircont der waerheijt soo heb ick Philips van Leefdael desen onderteekent ende mijnen segel 13. beneden hier aen gehangen op den 16den januarij 1626 [16 januari 1626] 1. Het 3e Loth [in de marge voor tekst, zie ook pagina 5, 7 en 8] [007] Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Condt eenen ijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe, verlije ende verleene midts desen Adriaen Ariensen de soo 4. als man ende momboir van Adriaentien Baerdensdochter hier tegenwoordich sijnde met seecker acht hont drije vierendeel 5. hont lants, off soo groot ende cleijn t'selve binnen der heerlijckheijt Meeuwen voorseijt gelegen is ter plaetse 6. genaemt het Suijtbroeck haer aengecomen doort overlijden van Baert Cornelissen haeren vader, oost de Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 7

8 7. Dijcxe stege of straete, suijden Peeter Geeritsen van Hagoort, west des selven Adriaen Adriaenssen de Loo, 8. noorden de weduwe van Jan Adriaenssen Braber, van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren 9. alsmen die van mij ende mijnen huijse ende heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen schuldich is te 10. leen te houden, ende heeft hiervan hult eedt ende manschap van trouwen gedaen,welck leengoet hij 11. wederomme ter presentie als voore, daernaer heeft in mijne handen gestelt als mannen wijsden dat 12. recht was, ende hebbe op staenden voet wederomme daermede begift ende beleent, gelijck ick 13. begifte ende beleene midts desen Jan Roelofsen woonende binnen deser heerlijckheijt van Meeuwen 14. van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen die gewoon is van mij ende 15. mijnen huijse ende heerlijckheijt te leen te houden behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts 16. ende hiervan heeft mij die voorseijt Jan Roeloffsen hult eedt ende manschap van trouwen gedaen in 17. presentie van Huijbert van Hedickhuijsen Drossaert tot Ethen ende Meeuwen mijnen Stadthouder 18. ende Jacop Adriaenssen mijne leenmannen Des tot waerder oircont hebbe Ick leenheer voorseijt 19. desen brieff met eijgender hants onderteekent ende mijnen segel doen aenhangen den 7den februarij Het 4den Loth [in marge voor tekst, zie ook pagina 5,6 en 8] [008] 2. Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere tot Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Cont Eenenijegelijck dat voor mij ende leenmannen naer beschreven gecomen ende gecompareert is Willem Adriaenssen 4. woonende tot Vianen, ende heeft mij opgedraegen ende in mijne handen gestelt als mannen wijsden dat recht was 5. achthien de halff hont lants, gelegen in den banne van Meeuwen int Suijtbroeck in eenen camp van seven 6. mergen den voorseijt Willem Adriaenssen toe behoorende, daer oost naest gelegen is die Meeuwense stege, west die 7. Vrouwe van Leefdael streckende van Baert Cornelissen, ende Cornelis Bastiaenssen erve aff suijtwaert op tot die 8. Suijtbroecksche d'weers weteringe toe, ende den voorseijt Willem Adriaenssen verteech daerop ende op alle brieven 9. ende voorwaerden daer van sijnde tot behoeff van Peeter Geeritssen van Hagoort, hem geen recht meer 10. daeraen te behouden welcke voorseijt achthien de halve honts lants gelegen en bepaelt als voorseijt sdaet Ick 11. Philips van Leefdael voorseijt van staensvoets verlijt ende verleent hebbe verlije ende verleene midts desen 12. den voorseijt Peeter Geeritssen van Hagoort van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 8

9 13. alsmen die schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van Ethen ende 14. Meeuwen Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts. Ende hiervan heeft mij den voorseijt Peeter 15 Geeritssen van Hagoort, hult, eedt, ende manschap van trouwen gedaen in presentie van Aert 16. Geeritssen van Hagoort leenman vande voorseijt huijse ende heerlijckheden ende Wichert Janssen van 17. Giethoorn als leenman vande hoffstat vande emmer door gebreck vande mijnen in teecken der waerheijt 18. heb Ick Philips van Leefdael voorseijt dit met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel beneden aen desen 19. brieff gehangen den 10den julij 1619 [10 juli 1619] 1. Het 5de ende 6de Loth [in marge voor tekst, zie ook pagina 5,6 en 7] [009] Ick Philips van Leefdael heer tot Ethen ende Meeuwen Doe Condt eenen 3. ijegelijck dat voor mij ende mannen van Leene onder genomineert gecomen ende gecompareert 4. is Philips Theunissen Schalcken, ende heeft in mijnen handen gestelt, als mannen wijsden dat 5. recht was twee mergen lants leen sijnde, gelegen inde heerlijckheijt van Meeuwen, hem 6. aengecomen bij scheijdinge ende deijlinge van Theunis Philips Schalcken sijnen vaders 7. comende ten oisten de goederen van Huijbert van Hedichuijsen Drossaert tot Ethen ende 8. Meeuwen ende den Heilige Geest tot Meeuwen, d'een t'eijnden den anderen, west de weduwe 9. ende kinderen van Mariken Jan Adriaenssen ende santroosen? tot G...berge [Geertruidenberge?] d'een teijnden 10. den anderen, streckende vande straete aff, suijdtwaerdt op tot Jan Roelofssen erve toe, 11. mits all welcke twee mergen lants gelegen, ende bepaelt als boven, Ick Leenheer 12. voort staende voet verlijdt ende verleendt hebbe, verlije ende verleene mits desen 13. Cornelis Adriaen Jacobsen van mij te houden tot eenen rechten erffleen, in aller 14. manieren als men die schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende heer- 15. lijckheijt van Ethen ende Meeuwen behoudelijck mij ende een ijegelijck sijns rechts, ende 16. hier van heeft mij de voorseijt Cornelis Adriaenssen, huldt, eedt ende manschap van trouwen 17. gedaen in presentie mijnder leenmannen Jan Roelofssen, ende Jacob Adriaen 18. Jacobsen, Oirconde desen met eijgender handt onderteekent ende met mijnen segel ge- Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 9

10 19. conformirmeert den achthienden februarij 1641 [18 februari 1641] [010] 2. Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere tot Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Cont Eenenijegelijck dat voor mij mijnen Stadthouder ende leenmannen onder genomineert gecomen 4. ende gecompareert is, Meester Michiel Geeritssen ende heeft opgedraegen ende in mijne handen gestelt, als 5. mannen wijsden dat recht was, drije hont lants, met noch een campken met de voorseijt drije hont 6. gemeen gelegen, soo groot ende cleijn als t'selve t'saemen gelegen is in die heerlijckheijt van 7. Meeuwen buijtendijcx, daer oostwaert naestgelegen is het lant van Huesden, westwaert Hagoort 8. streckende van den halven buijtendijcxen sloot aff totten boom toe. Ende den voorseijt Meester Michiel Geeritssen 9. verteech opt voorseijt ende op alle brieven ende vorwaerden daervan sijnde hem geen recht meer 10. daeraen te behouden tot behoeff van Adriaen Geeritssen van Hagoort,welcke voorseijt drije hont ende 11. campken daer met gemeijn gelegen te saemen wesende ses hont lants gelegen ende bepaelt als 12. voorseijt staet. Ick Philips van Leefdael voorseijt van stonden aen verlijt ende verleent hebbe verlije ende 13. verleene midts desen den voorseijt Adriaen Geeritssen van Hagoort van mij te houden tot eenen rechten 14. erffleen in alder manieren alsmen die schuldich is te leen te houden van mij mijnen huijse ende 15. heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen. Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts 16. ende hiervan heeft mij die voorseijt Adriaen Geeritssen van Hagoort hult, eedt, ende manschap van 17. trouwen gedaen in presentie Wicher Janssen van Giethorn mijnen Stadthouder, Peeter Geeritssen 18. van Hagoort, ende Jacop Theunissen Vetter leenmannen. Des tot waerder oirconde soo heb Ick 19. Philips van Leefdael voorseijt desen brieff met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel hier 20. beneden aen gehangen den 2den dach in decembris anno 1621 [2 december 1621] [011] Anno martij Beleent 3. heer Wijnant vander Meij Pastoir tot Meeuwen, met Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 10

11 4. wie de halff mergen lants gelegen int Suijtbroeck in Lievencamp, oostwaert Cornelis Adriaenssen 5. Cruijmschotel, ende Roeloff Joosten d'een teijnden den anderen, westwaert Jan Arienssen ende Cornelis 6. Adriaenssen Braber cum suis [cum suis= met de zijnen] 7. Modo bij coop van den voorseijt vander Meij gecomen aen den Heer van Ethen ende Meeuwen Philips 8. Rogier van Leefdaels Soone [012] Ick Philips van Leefdael heere van Ethen ende Meeuwen etcetera doe cont 3. eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe verlije ende verleene midts desen Roel Jan Roelofssoon eenen 4. mergen lants gelegen in de heerlijckheijt van Meeuwen int Haechblock daer oostwaert naest gelegen is een 5. stuck lants genaemt den Lootgieter,toebehoorende Jan Geert Driessen van Andel, westwaert den voorseijt Jan Roeloffsen 6. streckende van Cornelis Arienssen erve aff suijtwaert op totten Roijen sloot toe, hem aengecomen door overlijden 7. sijns moeders Geertien Peeters, van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen 8. den voorseijt mergen lants bepaelt als boven schuldich van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van 9. Ethen ende Meeuwen te leen te houwen. Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts, ende hiervan 10. heeft mij den selven Jan Roelofssen, midts de minderjaericheijt van sijnen voorseijt soon Roel, voor den 11. selven hult,eedt, ende manschap van trouwen gedaen, in presentie van Cornelis Egbertssen, ende Cornelis 12. Adriaen Jacopssen als mijne getrouwe leenmannen Des tot waerder oircont soo heb Ick leenheer voornoemt 13. desen brieff met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel hieronder aen doen hangen den 22 februarij 1645 [ ] [013] 2. Ick Philips van Leefdael heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Cont eenenijegelijck dat verlijt ende verleent hebbe, verlije ende verleene midts desen Melchior de 4. Grauwe Secretaris van mijne heerlijckheden van Ethen ende Meeuwen voornoemt (ten behoeve ende 5. als last ende procuratie hebbende van Jonckfrouwe Phillippote van Leefdael, in dato den 29 martij 1645 ge- 6. passeert binnen der Stadt Loven [Leuven] voor den Notaris D. Legius, den advocaet Loefen, ende Matthijs Bertin Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 11

12 5. als getuijgen, mij ende mijne leenmannen naergenoemt gebleecken sijnde) twee mergen off elff 6. hont lants gelegen in den banne van Meeuwen genaemt die Dwarsmaeten oostwaert gelegen Jonckheer Henrick 7. van Boshoff, westwaert Peeter Janssen suijden N Verschueren heer van Hagoort Anthonij van Andel 8. Schouth van Besoijen ende den soon van Pauwels Mattheussen noorden die weteringe off Roijen sloot 9. haer aengecomen naer doverlijden van haeren heer Jonckheer Erhaert van Leefdael van mij te houden 10. tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen die schuldich is van mij mijnen huijse ende heer- 11. lijckheijt van Ethen ende Meeuwen te leen te houden Behoudelijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts 12. ende hiervan heeft mij den voorseijt Melchior de Grauwe voor de voornoemde Jonckfrouwe Philippote van Leefdael 13. vuijt crachte van sijne voornoemde procuraetie hult, eedt ende manschap van trouwen gedaen in presentie 14. van Cornelis Egbertssen ende Cornelis Arien Jacopssen als mijne getrouwe mannen van leen, in oircont 15. der waerheijt heb Ick Philips van Leefdael heere voornoemt desen brieff met eijgender hant onderteeckent 16. ende mijnen segel hieronder aen doen hangen op den 23sten april 1645 [23 april 1645] [014] Anno octobris Beleent 3. Anneken Peetersdochter van Gellicum, met 4. Eenen mergen lants gelegen in de heerlijckheijt van Meeuwen int Haechblock onverdeijlt in tweilff 5. mergen een hont, eertijts gecomen van Nicolaus Mandekens, hiervan heeft Jan van IJpelaer als haeren 6. geconstitueerden voicht in desenhult eedt gedaen, in presentie van Dierick Janssen Wolffs ende Dierick 7. Beerentssen leenmannen [015] 2. Ick Philips van Leeffdael heere van Ethen ende Meeuwen, doe cont eenen ijegelijck 3. dat ick verlijt ende verleendt hebbe, verlije ende verleene mits desen, Jacob Adriaens 4. Coyman acht hont lants gelegen in den Banne van Meeuwen int Suijtbroeck,daer 5. oostwaert naest gelegen is Thonis Adriaenssen Coijman, westwaert de erffgenamen van Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 12

13 6. Theunis Theunissen Verdoorn, streckende van der halver Dussen aff, suijtwaert op 7. totter Ballecampen toe, hem aengecomen bij doode sijns vaders Adriaen Jacobssen 8. van mij te houden ten eene rechten erffleen in alder manieren alsmen de voorseijt acht 9. hont lants gelegen ende bepaelt als boven, schuldich van mij, mijnen huijse ende 10. heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen te leen te houden, te verhergewaede [?] also 11. dick als t selve leen los ende ledich wordt met eenen goeden gouden keurvorst er 12. gul...,behoudelijck ende een ijegelijck sijns rechts, ende hiervan heeft mij den voornoemt Jacob 13. Adriaenssen Coyman hult eedt ende manschap van trouwe gedaen, in presentie 14. van Jan Roeloffssen, ende Cornelis Adriaen Jacobsen, als mijne getrouwe mannen 15. van leen, des ter waerder oircondt heb Ick leenheer voorseijt desen brieff met 16. mijn eijgen handt onderteekent ende mijnen segel hier aen doen hangen den XXIsten januarij 17. XVI honderd seven en veertich [21 januari 1647] [016] Anno 1537 in Decembris Beleent 3. Adriaen Peeterssen ende Henrick Peeterssen onverscheijden bij opdracht van Cornelis Hesselssen met 4. eenen mergen lants gelegen in den banne van Meeuwen int Suijtbroeck. Die hier naer wort gespleten 1. Anno 1656 in Januarij Beleent 2. Jacop Adriaenssoon met 3. Eenen halven mergen lants onverscheijden ende onverdeijlt gelegen is oostwaert Adriaen Peeterssen 4. Meeuwen int Suijtbroeck, daer die Jonckheer van Amerongens erffgenaemen gelegen is oostwaert Adriaen Peeterssen 5. erffgenaemen erve gelegen westwaert streckende van der halver Dussen tot Ballecampen toe Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 13

14 [017] 2. Anno julij Beleent 3. Peeter Heijndricxsen met 4. Eenen halven mergen lants gelegen in den banne van Meeuwen int Suijtbroeck die Jonckheere van Amerongen 5. erffgenaemen gelegen oostwaert ende die erffgenaemen van Adriaen Peeterssen ende Henrick Peeterssen westwaert 6. streckende van der halver Dussen aff suijtwaert op totte Ballecampen toe. Dit is splissinge vande voorgaende mergen [018] Anno novembris Beleent 3. Geerit Coelincx bij opdracht van Adriaen Claessen met 4. Eenen mergen lants gelegen in den banne van Meeuwen int Suijtbroeck, binnensdijcx ende buijtensdijcx 5. Adriaen Peeterssen ende Beiris Pauwelssen oostwaert, ende Adriaen Janssen westwaert, streckende 6. van den Maesdijck totten dweerssloot toe. Die hiernaer in 2 ende 3 hont wort gespleten 1. Anno octobris Beleent 2. Michiel Hendricxen van Uden bij opdracht van Jacop Adriaenssen met 3. twee hont lants gelegen in den banne van Meeuwen int Suijtbroeck buijtendijcx oost Jacop Adriaenssen 4. voorseijt westwaert Jacop Adriaenssen Coijman erffgenaemen streckende vande maesdijck tot die dijck canelinge toe [019] 2. Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere tot Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Cond eenenijegelijck dat voor mij ende mannen van leen naer beschreven gecomen ende gecompareert is 4. Dierick Beirentssen ende heeft mij opgedraegen ende in mijne handen gestelt als mannenwijsden Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 14

15 5. dat recht was drije hont lants gelegen in de heerlijckheijt van Meeuwen int Suijtbrioeck daer oostwaert 6. naest geerft is Cornelis Geeritsen van Hagoort, west Wouter Gijsbertsen streckende van den halven 7. buijtendijcxen dijcksloot aff noortwaert op tot Cornelis de Roomer ende des voorseijt Cornelis Geeritsen van 8. Hagoort erve toe. Ende die voorseijt Dierick Beirentsen verteech daerop ende op alle brieven ende 9. voorwaerden daervan sijnde tot behoeff van Cornelis Geeritsen van Hagoort voorseijt welcke voorseijt drije 10. hont lants gelegen ende bepaelt als voorseijt staet Ick Philips van Leefdael staens voets verlijt 11. ende verleent hebbe, verlije ende verleene midts desen den voorseijt Cornelis Geeritsen van Ha- 12. goort van mij te houden tot eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen die schuldich is te 13. leen te houden van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt van Ethen ende Meeuwen, Behou- 14. delijck mij ende eenenijegelijck sijns rechts ende hiervan heeft mij den voorseijt Cornelis Geeritsen 15. van Hagoort hult eedt, ende manschap van trouwen gedaen in presentie mijnder leenmannen 16. Adriaen Geeritsen van Hagoort ende Peeter Geeritsen van Hagoort, Des tot waerder oirconde 17. heb Ick Philips van Leefdael voorseijt dit met eijgender hant onderteekent ende mijnen segel beneden 18. aen desen brieff gehangen den 17den augustij Dit compt bij splissinge vande voorseijt eenen mergen [in de marge voor regel 10] [020] Ick Philips van Leefdael tho Baeck heere van Ethen ende Meeuwen etcetera 3. Doe Cont eenenijegelijck dat ick verlijt ende verleent hebbe, verlije ende verleene midts desen ( sijnde van het 4. wanversueck geconsenteert) Jacop Adriaensen (hem aengecomen bij afflijvicheijt sijns moeders Mariken 5. Anthonissen) derde halve mergen lants gelegen in die heerlijckheijt van Meeuwen int Suijtbroeck 6. oostwaert Jonckheer Arnout van Leefdaels erve, westwaert Adriaen Aertsen, streckende van de Suijtbroecxe 7. weteringe aff suijtwaert op tot Jan Roeloffsen ende Jan Peetersen erve toe, van mij te houden tot 8. eenen rechten erffleen in alder manieren alsmen die van mij mijnen huijse ende heerlijckheijt 9. van Ethen ende Meeuwen schuldich is te leen te houden. Behoudelijck mij end eenenijegelijck 10. sijns rechts Ende hiervan heeft mij die voorseijt Jacop Ariensen, hult, eedt, ende manschap van 11. trouwen gedaen in presentie mijnder leenmannen Adriaen Jacopsen end Jan Roeloffsen Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 15

16 12. Oirconde der waerheijt soo heb Ick Philips van Leefdael dese onderteekent ende mijnen segel 13. beneden hier aen gehangen op den 30sten januarij 1626 Het project "VAN PAPIER NAAR DIGITAAL is een initiatief van Hans den Braber en Herman de Wit Eethen en Meeuwen staat van beleningen (c) pag. 16