van het TIJDSCHRIFT VOOR DE IN DIT NUMMER 17e jaargang nummer 2 juni 2007 De rol van kinderrechtenorganisaties in het kinderrechtenveld

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "van het TIJDSCHRIFT VOOR DE IN DIT NUMMER 17e jaargang nummer 2 juni 2007 De rol van kinderrechtenorganisaties in het kinderrechtenveld"

Transcriptie

1 TIJDSCHRIFT VOOR DE RECHTEN van KIND het 17e jaargang nummer 2 juni 2007 IN DIT NUMMER De rol van kinderrechtenorganisaties in het kinderrechtenveld Kinderrechtenorganisaties lobbyen met succes EXTRA: De enige echte kinderrechtentrekpop

2 COLOFON Juni 2007 Verschijnt vier maal per jaar. Het TIJDSCHRIFT VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND is een uitgave van de Nederlandse afdeling van Defence for Children International. Redactie drs. Mirjam Blaak (hoofdredacteur), mr. Goos Cardol, mr. Manon Eijgenraam (eindredacteur), mr. Lennie Haarsma, drs. Majorie Kaandorp, mr. drs. Jeanette Kok, mr. Ton Liefaard, mr. Stan Meuwese, drs. Marten van den Berge, drs. Philip Romer Aan dit nummer werkten mee Herman Baartman, Maartje Berger, Lisa Brandenburg, Mariëlle Bruning, Sharon Detrick, Jaap Doek, Marina Hendriks, Hans Kasbergen, Kinder- en Jongerenrechtswinkel Amsterdam, Gerda Nienhuis, Theo Noten, Rifat Odeh Kassis, Carla van Os, Frans Röselaers, Bep van Sloten, Beata Stappers-Karpińska. Ontwerp omslag en binnenwerk Charlotte Boersma Lay-out Ernst van Leeuwen Fotografie Hollandse Hoogte, Spaarnestad Photo Illustratie Wim Stevenhagen Redactieadres Defence for Children International Nederland Postbus AG Amsterdam Telefoon: Fax: Abonnementen Jaarabonnement: 20 Losse nummers: 5,50 Contributie lidmaatschap DCI-Nederland 25 of 15 (voor jongeren en studenten) Leden ontvangen automatisch het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind. Alle correspondentie die abonnementen betreft, kan gericht worden aan: Defence for Children International Nederland, postbus AG Amsterdam. website: IN DIT NUMMER De kritische rol van kinderrechtenorganisaties 2 Implementatie van het kinderrechtenverdrag Stan Meuwese Gedreven door compassie en eigenbelang 7 Organisaties vechten tegen kindermishandeling Herman Baartman De strijd tegen kinderarbeid 11 De invloed van maatschappelijke organisaties Frans Röselaers Samenwerken voor kinderrechten 19 Kinderrechtenorganisaties en het Kinderrechtencomité Jaap Doek Pleitbezorging, lobby en activisme 22 Advocacy voor kinderrechten Rifat Odeh Kassis Reacties uit het kinderrechtenveld 27 Afscheid van Stan Meuwese RUBRIEKEN Redactioneel 1 Organisaties lobbyen met succes - Lobbyen bij het Kinderrechtencomité 6 - Eric moet blijven 10 - Op de bres voor een beter jeugdbeleid 14 - Lobby bij aanpak van seksuele uitbuiting blijft nodig 21 - Jeugdstrafrecht terug op de agenda 24 Kinderrechten wereldwijd 25 Ken je recht 26 Kinderrechten besproken 30 Kinderrechtennieuws 31 Druk Stenco, Amsterdam ISSN: Het reprorecht voor de artikelen, foto s en illustraties berust bij de auteurs, fotografen en andere medewerkers aan het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen of vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. EXTRA De enige echte kinderrechtentrekpop 16 Defence for Children International ontvangt voor haar activiteiten een substantiële financiële bijdrage van de Stichting Kinderpostzegels Nederland, Plan Nederland, Kerk-in-Actie/Kinderen-in-de-Knel.

3 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 REDACTIONEEL Goos Cardol en Ton Liefaard Werk aan de winkel Niet-gouvernementele organisaties (NGO s) zoals Defence for Children International, Unicef Nederland, Save the Children, Amnesty International, War Child en het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten zijn hard nodig en vervullen een belangrijke rol bij de implementatie van het kinderrechtenverdrag. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is helder en stelt het belang van het kind centraal. Het IVRK verplicht de nationale overheid het Verdrag te implementeren en de kinderrechten te verwezenlijken en te waarborgen. De belangen van de overheid zijn niet altijd gelijk aan die van het kind en zijn of haar ouders. De oplossingen die de overheid presenteert voor problemen in de samenleving, zoals criminaliteit, openbare orde, ontwikkelingsachterstanden of de zogenaamde familiedrama s, doen namelijk lang niet altijd recht aan de positie van kinderen. Niet alle regelgeving is IVRK-proof. Het is dan ook de vraag of bij de totstandkoming van wet- en regelgeving en beleid het belang van het kind altijd de plek krijgt die het zou moeten hebben (artikel 3 lid 1 IVRK). Het zijn de NGO s die belangen van kinderen behartigen en kinderen een stem geven. NGO s treden op als waakhond. Zij dienen de ontwikkelingen te signaleren, hiervoor aandacht te vragen en zo nodig actie te initiëren. De ervaring leert dat zij goed in staat zijn krachten in de samenleving te mobiliseren waar politici niet om heen kunnen. NGO s zijn onmisbaar als belangenbehartiger, lobbyist, publicist, voorvechter, actievoerder, onderzoeker, voorlichter en initiator van juridische procedures. Ze leveren een essentiële bijdrage aan het waarborgen van rechten van alle kinderen in de Nederlandse samenleving en daarbuiten. Nu de kersverse minister voor Jeugd en Gezin het IVRK tot de basis van zijn jeugdbeleid heeft gemaakt, doet hij er verstandig aan de kennis en ervaring van NGO s in deze ten volle te benutten. De positie van NGO s in de samenleving stemt ook tot nadenken. Het aantal NGO s is fors toegenomen. Ook op het terrein van kinderrechten is dat duidelijk zichtbaar: organisaties die opkomen voor rechten van kinderen in het algemeen en organisaties die optreden als belangenbehartiger van bepaalde aspecten in het bijzonder. Soms lijkt er zelfs sprake te zijn van regelrechte concurrentie tussen de verschillende NGO s. Een beetje concurrentie kan geen kwaad en houdt de organisaties scherp. Het kan echter wel afbreuk doen aan het maatschappelijke draagvlak van NGO s en (op termijn) het gezag van NGO s aantasten. Wordt het niet tijd dat NGO s die zich op hetzelfde terrein bewegen meer en beter gaan samenwerken? Ook kunnen vragen worden gesteld bij het democratisch gehalte van NGO s. Wie bepaalt bijvoorbeeld waar de prioriteiten worden gelegd? Moeten NGO s niet allemaal verenigingen zijn met leden die inspraak hebben in de te volgen koers van de organisatie? Dat zou het democratisch gehalte van de organisatie doen toenemen en bovendien zorgt dit voor een vorm van toezicht op het functioneren van de NGO. En hoe voorkom je dat een NGO op basis van haar missie vooringenomenheid wordt verweten als gevolg waarvan zij gezag verliest? NGO s moeten waken voor een te eenzijdige benadering van de thema s die centraal staan in hun missies. NGO s zouden met andere woorden gepaste distantie moeten betrachten ten opzichte van de eigen missie en, ook niet onbelangrijk, ten opzichte van subsidieverstrekkers. NGO s zijn van groot belang, maar willen zij ook in de toekomst hun belangrijke werk succesvol voortzetten, dan zal de discussie op bovengenoemde punten gevoerd moeten worden. Er is volop werk aan de winkel. Afscheid van Stan Meuwese Dit Tijdschrift voor de Rechten van het Kind staat in het teken van het afscheid van Stan Meuwese als directeur van Defence for Children International Nederland/ECPAT Nederland ( ). Stan Meuwese neemt tevens afscheid als redactielid van het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind, waarvan hij sinds het verschijnen van het eerste nummer in 1991 redactielid is geweest. Op 28 juni 2007 is er ter gelegenheid van dit afscheid een studiemiddag Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties georganiseerd. In dit tijdschrift zijn een aantal van de toespraken van de sprekers van die dag in artikelvorm opgenomen. 1

4 Een niet-gouvernementele organisatie is niet wat het woord zegt. Het is vaak een organisatie die een kritische rol vervult ten opzichte van de overheid, wat niet inhoudt dat ze niet kunnen samenwerken met de overheid. Wat zijn precies de taken en structuren van een niet-gouvernementele organisaties? En wat is de rol van niet-gouvernementele organisaties bij de implementatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind? Implementatie van het kinderrechtenverdrag De kritische rol van kinderrechtenorganisaties Stan Meuwese Regeringen spelen de hoofdrol bij de uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De regeringen vertegenwoordigen in de terminologie van het Verdrag de Staten die partij zijn bij dit Verdrag. Het IVRK omvat 54 artikelen, waarin het begrip Staten 105 keer voorkomt. Artikelen van het Verdrag beginnen met formuleringen als Staten erkennen, Staten nemen maatregelen, Staten eerbiedigen, Staten waarborgen. Daarom zou de stelling verdedigd kunnen worden dat het kinderrechtenverdrag helemaal niet over rechten van kinderen gaat maar over verplichtingen van de overheid. 1 NGO s als ondersteunende partij De rol van de Staat bij de implementatie van kinderrechten is essentieel. Niet-gouvernementele organisaties (NGO s) zijn hierbij een ondersteunende partij. Het probleem bij het woord niet-gouvernementeel is dat het zegt wat het niet is. Het lijkt wel of een haar bestaan ontleent aan het functioneren van de overheid. Maar niet-gouvernementeel impliceert niet vanzelfsprekend anti-gouvernementeel. Ofschoon heel veel NGO s een heel kritische rol vervullen in de relatie met de overheid, betekent dat niet dat een NGO per definitie niet kan samenwerken met de overheid. Een NGO is een particuliere organisatie en als zodanig onderdeel van het maatschappelijk middenveld. Een NGO is ook de verwezenlijking van de vrijheid van vereniging zoals neergelegd in artikel 22 van het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) en zijn tegenhanger in artikel 15 IVRK. Een NGO is geen particuliere onderneming maar een not-for-profit organisatie. Een onderneming is opgezet om winst te maken, een onderneming onderneemt activiteiten om geld te verdienen. Een NGO daarentegen heeft geld nodig om activiteiten te ondernemen, precies het tegenovergestelde van een onderneming. Een NGO vormt geen onderdeel van de politieke structuur. Het opereert binnen een politieke omgeving maar is niet hetzelfde als een politieke partij. Een politieke partij is opgericht om politieke macht uit te oefenen, om zijn politieke doelstellingen te realiseren. Een NGO is uit op invloed, niet op macht. Het maakt gebruik van het politieke systeem om ervoor te zorgen dat de officiële overheidsorganen maatregelen nemen die de NGO wenselijk acht op het terrein van wetgeving, begroting en dergelijke. Een NGO onderscheidt zich van de vakbeweging omdat een NGO niet uit is op directe bevoordeling van zijn leden. Een NGO is ook geen partij in overeenkomsten (zoals bijvoorbeeld CAO s) hoewel het wel voorkomt dat NGO s betrokken zijn bij de opstelling van gentlemens agreements of code of conducts. NGO s als QUANGO Soms lijkt de lijn tussen overheidsorganen en NGO s zeer dun. Het is daarom van belang om bij NGO s goed onderscheid te maken tussen een NGO als vorm en structuur en een NGO qua inhoud en doelstelling. Veel instellingen met een niet-gouvernementele structuur kunnen niet beschouwd worden als onderdeel van het maatschappelijk middenveld. Deze NGO s zijn in wezen QUANGO s, quasi NGO. Overheidstaken in een NGO-jasje Het komt voor dat door de overheid zelf opgerichte stichtingen overheidstaken uitvoeren. Men denkt dan te maken te hebben met een particuliere organisatie, maar in wezen is het een overheidsorgaan. Zo kan men denken aan de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. NGO s met overheidstaken Er zijn ook bestaande particuliere stichtingen die de uitvoering van overheidstaken op zich geno- 2

5 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Illustratie : Wim Stevenhagen men hebben. Er is dan weinig overgebleven van de oorspronkelijke vormgeving van particulier initiatief in de letterlijke zin van het woord. Ook komt het voor dat oorspronkelijke rijksinstellingen geprivatiseerd zijn, zoals het Bijzonder Jeugdwerk, dat tot 1 januari 1989 onderdeel was van het Ministerie van Cultuur, Maatschappelijk Werk en Recreatie en later in de vorm van een stichting is voortgezet. Er is ook een verandering gaande van financiële ondersteuning van overheidswege van maatschappelijk nuttige initiatieven naar particuliere instellingen die (nagenoeg) volledig gesubsidieerd overheidstaken uitvoeren. De huidige stand van zaken in de jeugdzorg is daarvan een goed voorbeeld. Zo worden uitvoerende instellingen in de jeugdhulpverlening (residentiële voorzieningen, pleegzorg) in de Wet op de jeugdzorg jeugdzorgaanbieders genoemd, alsof het bedrijven zijn die een product leveren. In de Wet op de jeugdzorg is de centrale rol in het proces toegekend aan Bureau Jeugdzorg. Per provincie wordt één Bureau Jeugdzorg ingesteld. Dit is een particuliere stichting die geheel afhankelijk is van (provinciale of grootstedelijke) overheidssubsidie. Het is opvallend dat in de tekst van de Wet op de jeugdzorg consequent gesproken wordt over de stichting als Bureau Jeugdzorg bedoeld wordt. Bureau Jeugdzorg is dus formeel geen overheidsinstelling, maar vervult in zijn complexe takenpakket wel een overheidsfunctie, met name waar het gaat om de toewijzing van jeugdzorg. NGO s en overheid als tweeling. Het komt ook voor dat overheidsorganen en particuliere organisaties helemaal naast elkaar staan, zoals bijvoorbeeld op het terrein van de gesloten justitiële jeugdinrichtingen. Er zijn rijksinrichtingen en er zijn inrichtingen opgezet door particuliere organisaties. Zo bestaat in Amsterdam het Jongeren Opvangcentrum (JOC), uitgaande van de Stichting Sociaal- Agogisch centrum in Amstelstad, naast de voormalige rijksinrichting het Nieuwe Lloyd. 2 Ook bij de verschillende Halt-bureaus zijn verschillende modaliteiten toegepast. Soms is Halt onderdeel van de gemeentelijke organisatie (bijvoorbeeld in Rotterdam) en soms is Halt ondergebracht in een particuliere stichting. Structuren en taken van een NGO De vijf voorwaarden, die ik aan een NGO stel, zouden als volgt geformuleerd kunnen worden: a. Een helder mandaat Een NGO moet heel helder zijn over wat het mandaat is: de reikwijdte van haar domein. Er zijn NGO s met een heel breed blikveld. Er zijn ook talrijke one-issue organisaties. Beide zijn nodig; een breed overzicht over een heel veld en gespecialiseerde kennis. b. Een transparante structuur Er zijn in het algemeen twee modellen denkbaar. Een vereniging of een stichting, een ledenorganisatie of een instituut. Bij ledenorganisaties is het mandaat afkomstig van de individuele leden die in de meeste gevallen via contributies de organisatie financieel overeind houden. De leden zijn betrokken bij de acties van hun NGO. Als een NGO meer de vorm van een instituut heeft, ligt de nadruk van de inbreng veel meer bij de staf van de instelling. Dit is goed te illustreren door te verwijzen naar twee algemene mensenrechtenorganisaties: Amnesty International als ledenorganisatie en Human Rights Watch als instituut. c. Een democratisch besluitvormingsproces Een NGO die zegt democratische waarden te verdedigen moet natuurlijk zelf ook democratisch georganiseerd zijn. Bij een ledenorganisatie moet het duidelijk zijn dat een algemene ledenvergadering het hoogste besluitvormende orgaan is. Voor institutionele NGO`s is het democratisch niveau afhankelijk van de rol, de samenstelling en de structuur van het bestuur. d. Betrouwbare informatie als basis De invloed die een NGO kan ontwikkelen hangt volledig af van haar betrouwbaarheid. Er is een enorm risico om de omvang van mensenrechtenschendingen te overdrijven. Nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van feiten is een absolute voorwaarde voor NGO s om een invloedrijke en geloofwaardige positie te behouden. Zoals het gezegde luidt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. 3 3

6 e. Bereidheid tot samenwerking (in het bijzonder met andere NGO s) In de publieke opinie is er niet altijd begrip voor dat er zoveel verschillende organisaties zijn die opkomen voor mensenrechten, vrouwenrechten, kinderrechten, minderheidsrechten. In grote variëteit van verschillende NGO s op hetzelfde domein schuilt op zich geen probleem zolang deze NGO s bereid zijn samen te werken met andere NGO s: uitwisseling van informatie en coördinatie van activiteiten. Een klein beetje concurrentie houdt iedereen scherp. Uitgaande van deze vijf basisvoorwaarden onderscheid ik de volgende taken voor NGO s, in het bijzonder voor NGO s die zich bezighouden met mensenrechten: verzamelen van informatie distribueren van informatie uitzenden van onderzoeksmissies doen van onderzoek en studie bijhouden van documentatie opstellen van schaduwrapporten (alternatieve rapporten) aan toezichthoudende organen Kinderrechtencollectief Dutch NGO Coalition for Children's Rights Update January 1999 CHILDREN'S RIGHTS AS A MIRROR OF DUTCH SOCIETY NGO report on the implementation of the UN-Convention on the Rights of the Child in the Netherlands Including the report on the consultation of young people in the Netherlands on their rights bevorderen van samenwerking en coördinatie (het organiseren van coalities, zowel structurele als gelegenheidscoalities) ondernemen van lobby-activiteiten organiseren van publieke hoorzittingen en debatten inzetten van media verzorgen van cursussen en trainingen bieden van rechtshulp (zowel eerstelijns als tweedelijns) verwerven van fondsen aanbieden van voorzieningen (zoals opvang en hulp) organiseren en faciliteren van vormen van kinder- en jeugdparticipatie (dit geldt uiteraard in het bijzonder voor kinderrechten-ngo s) De meeste van deze activiteiten zijn onderling met elkaar verbonden en kunnen een rol spelen in verschillende fasen van een goed georganiseerd programma of campagne. De relatie van NGO s met de Verenigde Naties De betrokkenheid van NGO s op het niveau van de Verenigde Naties (VN) heeft zijn formele grondslag in artikel 71 (hoofdstuk X) van het VN-Handvest uit Deze regeling is het resultaat van een goed georganiseerde lobby van een aantal Amerikaanse NGO s. Artikel 71 luidt: De Economische en Sociale Raad kan passende regelingen treffen voor het plegen van overleg met niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij binnen zijn bevoegdheid vallende aangelegenheden. Zulke regelingen kunnen worden getroffen met internationale organisaties en zo daartoe aanleiding bestaat en na overleg met het betrokken Lid van de Verenigde Naties, met natioanle organisaties. De Economische en Sociale Raad van de VN (ECO- SOC) heeft, op basis van bovenstaand artikel, in resolutie 1296 (XLIV) van 23 mei 1968 onderscheid gemaakt in drie groepen NGO s: 1. Organisations who have a basic interest in most of the activities of the Council and are closely linked with the economic or social life of the areas which they represent; 2. Organisations with a special competence; 3. NGOs with a Roster-status, which can deliver occasional and useful contributions (NGOs which have a consultative status at one of the specialized UN organisations have automatically a Roster-status at the ECOSOC). Deze drie groepen hebben een verschillende positie wat betreft het verstrekken van informatie, het 4

7 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 geven van advies, spreekrecht enzovoorts. De positie van NGO s bij de ECOSOC is verder versterkt door ECOSOC-resolutie 31 van 25 juli Er zijn binnen het VN-systeem een aantal toezichthoudende organen, gekoppeld aan de belangrijkste mensenrechtenverdragen. Eén van deze organen is het Comité inzake de Rechten van het Kind, zoals geregeld in de artikelen 43, 44 en 45 IVRK. Er zijn twee artikelen in het IVRK die direct of indirect refereren aan de functie van NGO s: artikel 3 over het belang van het kind en artikel 45 over de procedure voor landenrapporten. De NGO s en het IVRK: het belang van het kind Artikel 3 lid 1 IVRK legt de verplichting op om bij alle beslissingen en acties die kinderen betreffen van (onder meer) particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn het belang van het kind te hanteren als de eerste overweging. In zoverre kinderrechtenorganisaties ook voorzieningen voor kinderen aanbieden, kunnen ze gezien worden als een particuliere instelling voor maatschappelijk welzijn die de belangen van de kinderen op de eerste plaats moet stellen. Om dit met een voorbeeld te illustreren: een NGO die de rechten van werkende kinderen wil bevorderen, doet dit door belangenbehartiging bij de plaatselijke autoriteiten. Deze NGO wil ook een educatief project opzetten om de werkende kinderen informeel onderwijs aan te bieden. Hoe dit onderwijs wordt ingericht, dient te geschieden met de belangen van de kinderen op de eerste plaats. Dat klinkt vanzelfsprekend maar in zo n project heeft de NGO ook te maken met de belangen van haar medewerkers. Het is niet uitgesloten dat de belangen van de medewerkers niet altijd parallel lopen met de belangen van de kinderen (bijvoorbeeld lang verlof van medewerkers kan gedwongen schoolvakantie voor de kinderen betekenen). Hoe dan ook: NGO s die uitvoerend werk doen met en voor kinderen dienen er constant van bewust te zijn dat ze verplicht zijn de belangen van de kinderen voorop te stellen. NGO s en het IVRK De internationale toezichtprocedure Artikel 45 sub a IVRK opent een mogelijkheid voor andere bevoegde instellingen om een rol te spelen in de toezichtprocedure. Het IVRK is het enige internationale mensenrechtenverdrag dat NGO s uitdrukkelijk een rol geeft in deze procedure. 5 Het hele proces van toezicht met de bepalende rol van het Comité inzake de Rechten van het Kind is afhankelijk van het presenteren van een landenrapport door de regering (het eerste rapport twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag en daarna iedere vijf jaar). Zonder landenrapport is er geen internationaal toezicht. Het Comité stelt (schaduw)rapporten van NGO s zeer op prijs. De NGO s wordt gevraagd om voor het schaduwrapport de richtlijnen te volgen zoals die door het Comité zijn opgesteld. Een NGOrapport zou de inhoud van het IVRK moeten volgen zoals geordend door het Comité: a. Algemene uitvoeringsmaatregelen (artikelen 4, 42 en 44 lid 6 IVRK); b. Algemene beginselen (artikelen 2, 3, 6 en 12 IVRK); c. Burgerrechten en vrijheden (artikelen 7, 8, 13, 14, 15, 16 en 17 sub a IVRK); d. Gezinssituatie en alternatieve zorg (artikelen 5, 9, 10, 11, 18 lid 1 en 2, 19, 20, 21, 25, 27 lid 4 en 39 IVRK); e. Basisgezondheidszorg en welzijn (artikelen 6, 18 lid 3, 23, 24, 26, 27 lid 1-3 IVRK); f. Onderwijs, ontspanning en culturele activiteiten (artikelen 28, 29 en 31 IVRK); g. Bijzondere beschermende maatregelen (artikelen 22, 32, 33, 34, 35, 36, 37 sub b, c en d, 38, 39, 40 IVRK). Het rapport zou niet langer moeten zijn dan dertig pagina s, zo adviseert de NGO Group on the Rights of the Child. 6 Het NGO-schaduwrapport moet niet langer dan een jaar na het publiceren van het landenrapport beschikbaar zijn en ten minste drie maanden voor de presessional meeting. De presessional meeting is een overleg met de NGO s, die een schaduwrapport hebben gemaakt, met het Comité. Het is een gesloten zitting om de NGO s de gelegenheid te geven frank en vrij met het Comité te spreken. Voor een aantal landen is dit geen overbodige luxe. Voor een presessional meeting is ongeveer drie uur beschikbaar. Het werk van NGO s is niet voorbij na de presessional meeting. Voor, gedurende en na de officiële zitting van het Comité met de regeringsdelegaties zijn er in de wandelgangen van de vergaderingen van het Comité nog allerlei mogelijkheden voor lobbyactiviteiten. Zodra het Comité zijn Concluding Observations als aanbevelingen aan de regering heeft gedaan, moeten NGO s er actief voor blijven zorgen dat deze aanbevelingen door de regering ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Toezicht op nationaal niveau In de vijf jaren tussen twee regeringsrapporten in, zijn NGO s zeer actief in het monitoren van de implementatie van het IVRK in hun eigen land. 7 Dit doen ze bijvoorbeeld door goede contacten te onderhouden met politici, ambtenaren en parlementsleden, door het organiseren en faciliteren van kinder- en jeugdparticipatie. Lobby is een centrale taak van NGO s. Hierbij moet de basisregel van lobbywerk goed gehanteerd worden: the right message to the right people at the right time. Ook is het effectiever om met constructieve en alternatieve voorstellen te komen dan te blijven steken in kritische kanttekeningen. Tot slot Formeel gesproken zou bij de implementatie van het kinderrechtenverdrag de staat zonder een NGO 5

8 kunnen functioneren, maar een NGO niet zonder de Staat. De overheid speelt nu eenmaal de eerste viool. De NGO s zitten in de begeleidingsgroep: soms solo met de overheid, vaak kritisch grommend en als het nodig is met een dissonant. De eerste violist doet wat geërgerd, maar trekt zich er vaak maar weinig van aan. Reden voor het begeleidingsgroepje om haar partij nog wat harder te gaan spelen. Dit artikel is een aangepaste versie van het artikel dat is gepubliceerd in: Blankman, K. en Bruning, M. (red.) (2004). Meesterlijk groot voor de kleintjes, Opstellen aangeboden aan Professor mr. J.E. Doek ter gelegenheid van zijn emeritaat, Liber Amicorum. Deventer: Kluwer. Noten 1. Zie artikel 1 sub c en sub d van de Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen, Stb 2000, nr Een bekend voorbeeld is de kwetsbare positie van Greenpeace in haar betrokkenheid bij het Shell-olieplatform Brent Spar en de veronderstelde hoeveelheid giftige stoffen daarin. In een ander voorbeeld beweren de betrokken kinderrechtenorganisaties dat er tienduizenden zo niet honderdduizenden straatkinderen in Rio de Janeiro zouden zijn. In het kader van een onderzoek van een Braziliaanse Universiteit telde men s nachts achthonderd kinderen die op straat sliepen. 3. Meer over NGO s en het VN-systeem is te vinden in de scriptie De rol van de NGO s bij de totstandkoming en implementatie van internationale mensenrechtenverdragen van Majorie Kaandorp (1995). Studie Beleid en Bestuur in Internationale Organisaties, Rijksuniversiteit Groningen; en de scriptie van Manuela Palamari (2003). NGOs and the committee on the rights of the child. Universiteit Utrecht en de Babes Bolyai Universiteit, Cluj-Napoca, Roemenië. 4. Zoals het Comité inzake de Rechten van het Kind stelt in bijlage VIII van UN document CRC/C/ NGO Group for the Convention on the Rights of the Child (2001). Networking for Children s Rights. A guide for NGO s. 6. Het Comité inzake de Rechten van het Kind heeft in haar General Comment nr. 2 (CRC/GC/2002/2) een pleidooi gehouden voor een onafhankelijk toezichthouder op nationaal niveau voor kinderrechten. Zo n onafhankelijke instelling kan de vorm krijgen van een Kinderombudsman. De criteria voor de instelling van een dergelijk instituut zijn vastgelegd in de zogenaamde Paris Principles van 1993 (UN document GA 48/134). Zie verder: Meuwese, S. (2003). Naar een Kinderombudsman. In: Ars Aequi, april 2003, p Organisaties lobbyen met succes Lobbyen bij het Kinderrechtencomité Majorie Kaandorp Het Kinderrechtencollectief (KRC) is een unieke samenwerking tussen niet-gouvernementele organisaties in Nederland die op landelijk en/of internationaal niveau werken aan kinderrechten. Het KRC bestaat uit Defence for Children International Nederland, Unicef, de Nederlandse Jeugdraad, Stichting Kinderpostzegels, Plan Nederland, de Nederlandse Kinder- en Jongerenrechtswinkels, Jantje Beton en Save the Children, en wordt geadviseerd door het Nederlands Jeugdinstituut. Sinds 1995 houdt het KRC zich, op allerlei manieren, bezig met de voorlichting over en de training in kinderrechten. Daarnaast houdt het KRC toezicht op de wijze waarop de Nederlandse overheid het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in Nederland implementeert. Dit is een zeer belangrijke taak. Iedere vijf jaar schrijft het KRC, breed ondersteund door allerlei maatschappelijke organisaties, het schaduwrapport over Kinderrechten in Nederland. Dit schaduwrapport wordt met het Comité inzake de Rechten van het Kind besproken, en wordt door ditzelfde Comité gebruikt in de dialoog die het heeft met de Nederlandse overheid. Op basis van die dialoog formuleert het Comité aanbevelingen aan de Nederlandse overheid waarin aanwijzingen staan hoe het IVRK in Nederland beter geïmplementeerd kan worden. Voor het KRC zijn deze vijfjaarlijkse dialoog een belangrijk lobby-instrument. Door het actief belobbyen van het Comité probeert het KRC het Comité ertoe te bewegen de juiste aanbevelingen aan te nemen. Het KRC is een ervaren lobbyist bij het Comité. Sinds het IVRK door Nederland in 1995 werd geratificeerd heeft het KRC gepleit voor bijvoorbeeld de instelling van een kinderombudsman, een herziening van het vreemdelingenbeleid, een betere uitvoering van het jeugdstrafrecht, een betere bescherming voor kinderen die mishandeld of verwaarloosd worden, meer speelruimte voor kinderen en meer aandacht voor jeugdparticipatie. Met wisselend succes. De lobbypunten van het KRC worden grotendeels door het Comité overgenomen. Uiteindelijk is het aan de Nederlandse overheid om ermee aan de slag te gaan. Ondanks drie aanbevelingen over het instellen van een kinderombudsman is deze er nog steeds niet. Wel is er een wettelijk verbod gekomen op het slaan van kinderen. Ook wordt er gewerkt aan een scheiding van civiel geplaatste kinderen en strafrechtelijk geplaatste kinderen in gesloten instellingen. In 2008 zal het Comité zich opnieuw met Nederland gaan bezighouden. Het KRC verheugt zich er op! 6

9 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 De zaak van het mishandelde en verwaarloosde meisje Mary Ellen uit New York markeert het begin van de oprichting van diverse niet-gouvernementele organisaties die vechten tegen kindermishandeling. Bij dit gevecht speelt niet alleen compassie, maar ook eigenbelang een grote rol. Organisaties vechten tegen kindermishandeling Gedreven door compassie en eigenbelang Herman Baartman Op een koude winterochtend in maart 1874 droeg een politieman een meisje van negen jaar oud, gehuld in een lap tegen de kou, ergens in New York een politiebureau binnen. Mary Ellen heette ze. Ze was zojuist met een rechterlijk bevel bij haar pleegouders weggehaald. Het kind had er geen leven: verwaarloosd, mishandeld, geen buitenlucht, aan een tafelpoot geketend, geen bed, geen speelgoed, geen vriendjes, onder de blauwe plekken en andere littekens. Buren konden niet doof blijven voor het aanhoudend getier en gehuil en hadden alarm geslagen. Een aantal dagen later was er een rechtszitting. Mensen zagen een meelijwekkend meisje van negen jaar met het lijf van een vijfjarige, op haar gezicht een akelige snee van een schaar waarmee ze een aantal dagen daarvoor nog bewerkt was. Ik zag een kind binnengebracht worden bij het zien waarvan mensen hard moesten huilen. En toen ik keek, wist ik: hier wordt het eerste hoofdstuk geschreven van de rechten van het kind, aldus de griffier die bij die zitting dienst had. 1 Mary Ellen De zaak van Mary Ellen trok de aandacht van het grote publiek. Er werden foto's van Mary Ellen verspreid en liedjeszangers schreven treurige ballades over haar lot. 2 Een ervan had als refrein: Who will help this little orphan left on earth without a friend? Who will shelter and protect her? Who will peace and mercy send? Een jaar later, in 1875, werd de New York Society for the Prevention of Cruelty to Children (NYSPCC) opgericht, een van de eerste niet-gouvernementele organisaties (NGO s) in het gevecht tegen kindermishandeling. Al gauw volgden er meer. Aan het eind van de negentiende eeuw was er in vrijwel elke Amerikaanse staat een dergelijke Society actief. Het Verenigd Koninkrijk volgde: in Liverpool werd in 1883 de National Society for the Prevention of Cruelty to Children (SPCC) opgericht. En in Parijs werd in 1888 de Union francaise pour le sauvage de l enfant opgericht. In Gent werd in 1895 de Société protectrice des enfants martyrs opgericht met nadien vestigingen in Brussel, Luik en Antwerpen. In 1898 zag in Berlijn de Verein zum Schutz der Kinder vor Ausnutzung und Miszhandlung het licht en in Wenen ten slotte werd in 1900 Die Kinderschutz- und Rettungsgeselschaft opgericht. 3 In 1900 waren er in de Westerse wereld om kort te gaan bijna driehonderd van dergelijke society s, driehonderd NGO s dus die de strijd aanbonden tegen kindermishandeling. 4 Medelijden en eigenbelang The story of Mary Ellen, schrijven Zigler en Hall, marks the real beginning of the recognition of child maltreatment in the U.S, en niet alleen daar dus. 5 De NYSPCC zelf zag dat wat ruimer. In een brief aan Mary Ellens jongste dochter schreef de Society in 1936: You realize, I presume, that the epic story of 'Mary Ellen' is known throughout the civilized world, and it was the inspiration of the movement for the legal protection of children, not only in this country, but throughout the Universe at all. 6 In die inspiratie speelt onmiskenbaar de compassie een rol die men voelt met weerloze kinderen die zijn overgeleverd aan de grillen en luimen, het geweld en de verwaarlozing van volwassenen op wiens zorg ze zijn aangewezen. Mensen waren in de rechtszaal bij de aanblik van Mary Ellen tot tranen toe geroerd. Dat is het waar NGO s in hun gevecht tegen kindermishandeling het in de allereerste plaats van moeten hebben, geroerd kunnen worden door het zeer van een kind, soms er beroerd van worden, en de gedrevenheid en passie om daar veel energie en tijd - inclusief vrije tijd - aan te besteden. Maar met tranen en compassie alleen zijn kinderen uiteraard niet geholpen. Wat ze nodig hebben is om te beginnen bescherming. Who will shelter and protect her? Who will peace and mercy send? In de eerste plaats hebben kinderen bescherming nodig in de vorm van opvang. Zo opende de Londense SPCC in 1884 een opvanghuis voor mishandelde en verwaarloosde kinderen, die daar door de inspecteurs van de SPCC of de politie naar toe konden worden gebracht. 7 In de tweede plaats hebben kinderen 7

10 Illustratie : Wim Stevenhagen bescherming nodig in de vorm van wetgeving: de kinderbeschermingswetten. Een van de doelstellingen van het Weense gezelschap luidde: Einflussnahme auf die Entwickelung der Kinderschutzgesetzgebung. De society s functioneerden soms ook als meldpunt. Zo ontving in 1910 de Verein zum Schutz der Kinder vor Ausnutzung und Miszhandlung 617 meldingen over in totaal 1122 kinderen. En ook toen al gingen, naar het lijkt, jaarlijks de meldingscijfers omhoog. In 1911 waren er respectievelijk 800 meldingen over 1500 kinderen. 8 Voerde compassie als vanzelf tot allerhande vormen van bescherming, naast compassie was er nog een tweede drijfveer die daar eveneens toe leidde. Die drijfveer is treffend geformuleerd door de Zutphense rechter Engelen. Op de vraag waarom de politiek zoveel belangstelling aan de dag legde voor het verwaarloosde kind, antwoordde hij kort en krachtig: Deels medelijden en plicht, deels eigenbelang. 9 Verwaarlozing en mishandeling voerden niet alleen, om die klassieke formulering maar eens te gebruiken, tot de lichamelijke, maar ook tot de zedelijke ondergang van het kind en zijn daarom een bedreiging voor het zedelijk gehalte van de samenleving. Vereniging tegen Kindermishandeling Men zal in bovenstaande opsomming van NGO s een Nederlandse NGO gemist hebben die in diezelfde tijd ook de strijd aanbond tegen kindermishandeling. Het moge vreemd klinken, maar die was er niet. De Vereniging tegen Kindermishandeling is pas van De Angelsaksische beweging tegen kindermishandeling vond destijds bij ons weinig weerklank. De dreiging van zedelijke ondergang werd hier, naar het lijkt, ernstiger genomen dan de dreiging van lichamelijke ondergang. Misschien, maar dit terzijde, sprak daar de Oud Testamentische opvatting een woordje in mee, zoals die doorklinkt in een van de spreuken van Salomo: Ge moet een knaap geen vermaning sparen. Al slaat ge hem met een stok, hij gaat er niet van dood. Want als ge hem met een stok hebt geslagen, hebt ge hem van de onderwereld gered. 10 Niet dat men hier stil zat, integendeel. Ook hier kwamen rond de negentiende eeuw, net als in de rest van de Westerse wereld, wetten en instituties tot stand om kinderen te kunnen beschermen. In 1896 werd in Amsterdam de eerste Pro Juventute Vereniging opgericht. Deze vereniging bekommerde zich primair om het lot - en de toekomst - van criminele kinderen. 11 Was Mary Ellen de icoon van de genoemde society s en Vereine. De icoon voor Pro Juventute, en de Nederlandse filantropen, was Boefje, de held uit het gelijknamige boekje en toneelstuk van Brusse. Boefje is de begin twintigste-eeuwse Rotterdamse evenknie van Ciske de Rat, die door een medewerker van Pro Juventute van de zedelijke ondergang gered was. Van gunsten naar rechten In de tweede drijfveer - eigenbelang - hebben de overheid en de NGO s elkaar gevonden in de strijd tegen kindermishandeling. Men zou enigszins gechargeerd in de woorden van rechter Engelen kunnen zeggen, dat de weg van filantropisch medelijden en plichtsgevoel van de NGO s en de weg van eigenbelang van de overheid beide geleid hebben tot hetzelfde doel: bescherming van kinderen. Maar toch wringt hier iets. Filantropie, hoe respectabel ook, is een smalle basis voor het gevecht tegen kindermishandeling. Filantropie is een vorm van georganiseerd gunstbetoon, en een gunst kan men schenken of niet, men is er niet toe verplicht. En eigenbelang, hoe legitiem ook, is een smalle basis voor het gevecht van de overheid tegen kindermishandeling. Zeker, kindermishandeling vormt, gezien de omvang en de gevolgen ervan, een immense bedreiging voor het sociale, morele en economische gehalte van de samenleving. Daarin alleen al ligt voor de overheid een dringende reden voor de bestrijding ervan. Maar de meest doorslaggevende reden is dat kindermishandeling in welke vorm dan ook, een schending is van het fundamentele recht van een kind op eerbiediging van zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) verplicht de overheid al het mogelijke te doen om een kind te beschermen tegen elke vorm van geweld. In die zin is het IVRK, aldus Willems, de doodsteek voor elk stelsel van liefdadigheid voor kinderen. 12 Is destijds met Mary Ellen, naar het oordeel van de griffier, het eerste hoofdstuk van de rechten van het kind geschreven, het tweede cruciale hoofdstuk is geschreven met dit Verdrag. Bestrijding van kindermishandeling is sinds enkele decennia in het teken komen te staan van bescherming van de rechten van het kind. Het proefschrift van Jan Willems is te zien als de exegese van dit tweede hoofdstuk. 13 Het vormde met het IVRK voor een aantal personen, waaronder Stan Meuwese, de inspiratie voor de oprichting van een nieuwe NGO: Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). Vanuit het perspectief van de rechten van het kind spreekt het vanzelf dat bestrijding van kindermishandeling hoog op de agenda staat van Defence for Children International. Een aantal NGO s zijn juist, onder de noemer van de rechten van het kind, gaan samenwerken in het Kinderrechtencollectief, dat naast de overheid een belangrijke gesprekspartner is voor het Comité inzake de Rechten van het Kind. Het kinderrechtenverdrag is de opeenhoping van een sterk groeiende sensibiliteit voor de rechten van het kind. Omgekeerd draagt dit Verdrag ook bij aan die sensibiliteit. Er zijn andere voorbeelden van deze groeiende sensibiliteit. In 1988 schreef de Raad voor het Jeugdbeleid - Stan Meuwese was toen secretaris - 8

11 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Foto: Hollandse Hoogte/Herman Wouters een advies over kindermishandeling. Een markante stellingname in dat advies was deze: Vanuit de erkenning van het grondrecht van de integriteit van het eigen lichaam, vanuit het erkennen en waarderen van de persoonlijkheid van kinderen en jongeren, en vanuit een visie op opvoeding volgens het persoonsmodel, komt de Raad tot de konklusie dat het gebruik van geweld jegens kinderen afgewezen moet worden en niet verdedigbaar is. 14 Voor alle duidelijkheid, met de term geweld werd niet alleen gedoeld op dat geweld dat als mishandeling te kwalificeren is, maar ook op de zogeheten pedagogische tik, door de Raad principieel en moreel verwerpelijk geacht. Het heeft overigens toen nog negentien jaar geduurd voordat dat principe zijn neerslag vond in een bepaling in het Burgerlijk Wetboek. RAAK heeft hier belangrijk werk voor gedaan. Kinderrechten als bron van inspiratie in de bestrijding van kindermishandeling heeft gemaakt dat men niet alleen tegen iets vecht, tegen kindermishandeling, maar vooral voor iets vecht. Rond de negentiende eeuw lag het accent vrijwel uitsluitend op de bescherming van het kind tegen geweld en was er een sterke neiging zich te ontfermen over een kind met de rug naar ouders toe. Wat de recente cijfers over de omvang van kindermishandeling vooral duidelijk maken, is dat het grootbrengen van kinderen een uiterst kwetsbare aangelegenheid is waar heel veel ouders extra ondersteuning bij nodig hebben. De discussie over wat kindermishandeling is, is in wezen een discussie over de vraag hoe de betrekkingen geregeld moeten zijn tussen gezin en staat. Het gevecht tegen kindermishandeling heeft daarom de laatste tijd vooral de vorm aangenomen van pleidooien voor allerlei vormen van ondersteuning van ouders. Recht op bescherming tegen kindermishandeling De Beleidsbrief Bestrijding van Kindermishandeling die in 1990 werd uitgebracht door de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie eindigde als volgt: Kindermishandeling is een uiterst gevoelige en complexe zaak. Er moet veel meer worden gedaan om het verschijnsel terug te dringen. Dit geldt nog steeds. Zoals het Comité inzake de Rechten van het Kind aan het Kinderrechtencollectief om een schaduwrapport vraagt, zo zullen de NGO s de overheid, en al die instituties die taken van de overheid inzake de zorg voor het welzijn van kinderen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld het Bureau Jeugdzorg, moeten blijven schaduwen. De ondertitel van genoemde Beleidsbrief luidde: het is niet de vraag of het kan, maar weten dat het moet. En het moet, niet primair omdat de samenleving daar beter van wordt, hoezeer dat overigens ook het geval is, en hoe belangrijk dat motief voor politici ook is, maar omdat kinderen er recht op hebben! Herman Baartman is emeritus hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling Vrije Universiteit Amsterdam. Deze tekst is een bewerking van de toespraak uitgesproken door Herman Baartman op de studiemiddag Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties op 28 juni 2007 ter gelegenheid van het afscheid van Stan Meuwese als directeur van Defence for Children International Nederland. 9

12 Noten 1. Renck Jalongo, M. (2006). The story of Mary Ellen Wilson: tracing the origins of child protection in America. In: Early Childhood Educational Journal, 34, p Lazoritz, S. (1990). Whatever happened to Mary Ellen. In: Child Abuse and Neglect, nr. 14, p Gordon, L. (1988). Heroes of their own lives; the politics and history of family violence. New York: Viking Press; Jacobsohn, R. (1912). Der gesetzliche Schutz des Kindes gegen körperliche Misshandlung. In: Strafrechtliche Abhandlungen, heft 160, Breslau; Montfoort, A. van (1994). Het topje van de ijsberg; kinderbescherming en de bestrijding van kindermishandeling in sociaal-juridisch perspectief. Utrecht: SWP; Steverlynck, C. (1996). Kleine martelaars; een verhaal over de geschiedenis van misbruikte kinderen, onbekwame opvoeders, ontregelde gezinnen en grootscheepse heropvoedingsprogramma's in België (circa ), dissertatie, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven. 4. Walcker, K. (1900). Der Schutz der Frauen und Kinder gegen Misshandlungen auf Grund Amerikanischer und Europäischer Materialen erörtet. Leipzig: Rossberg sche Hoffbuchhandlung. 5. Zigler, E. & Hall, N.W. (1989). Physical child abuse in America; past, present and future. In: D. Cicchetti & V. Carlson (Eds.). In: Child maltreatment; theory and research on the causes and consequences of child abuse and neglect. Cambridge: Cambridge University Press, p Lazoritz, S. (1990). Whatever happened to Mary Ellen. In: Child Abuse and Neglect, nr. 14, p Montfoort, A. van (1994). Het topje van de ijsberg; kinderbescherming en de bestrijding van kindermishandeling in sociaal-juridisch perspectief, Utrecht: SWP. 8. Jacobsohn, R. (1912). Der gesetzliche Schutz des Kindes gegen körperliche Misshandlung, Strafrechtliche Abhandlungen, heft 160, Breslau. 9. Engelen, D.O. (1895). De verwaarloosde jeugd en de jeugdige misdadigers met betrekking tot onze wetgeving. Haarlem: Erven Bohn, p Salamo: 12; Verkaik, JP. (1996). Voor de jeugd van tegenwoordig; kinderbescherming en jeugdhulpverlening door Pro Juventute in Amsterdam Amsterdam: SWP. 12. Willems, J.C.M. (2003). A world fit for children: van liefdadigheid naar gedeelde verantwoordelijkheid. Amsterdam: SWP. 13. Willems, J.C.M. (1998). Wie zal de opvoeders opvoeden? Kindermishandeling en het recht van het kind op persoonswording. Den Haag: T.M.C. Asser Press. 14. Raad voor het Jeugdbeleid (1988). Kindermishandeling vermeldenswaar; advies over de aanpak van kindermishandeling: preventie, hulpverlening en rechtstoepassing. Rijswijk: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Organisaties lobbyen met succes Eric moet blijven Carla van Os Door de oorlog in zijn land Congo verloor Eric op zijn vierde levensjaar zijn moeder uit het oog. Toen Eric twaalf jaar was vond hij zijn moeder terug in Nederland. Zijn moeder had asiel, gekregen en inmiddels ook de Nederlandse nationaliteit. Eric mocht niet bij zijn moeder blijven omdat hij zonder de vereiste Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) naar Nederland was gekomen. Die MVV moest Eric in Congo, bij de Nederlandse ambassade ophalen. Defence for Children International Nederland (DCI) heeft de advocaat van Eric ondersteund bij het juridische gevecht voor zijn recht op gezinsleven, dat in de ogen van DCI hier in het geding was. De rechters legden alle argumenten van DCI terzijde. Na ruim een jaar - toen er juridisch niets meer te doen viel - is er uiteindelijk voor gekozen om via publiciteit aandacht voor de zaak van Eric te vragen. Parallel liep een lobbytraject waarbij twee kamerleden zich tot de staatssecretaris van Justitie wendden voor een oplossing. Na een reportage op de tv, startte een advertentiecampagne in de Trouw en de Volkskrant. Gelijktijdig werd een website gelanceerd van waaruit het algemene publiek zijn verontrusting over de zaak kon mailen aan de regering. Meer dan vijfduizend brieven werden zo verstuurd. Als afsluiting van de campagne werd op 28 maart 2007 een wereldrecordpoging kinderrechten hooghouden ondernomen op het Plein in Den Haag. Enkele honderden kinderen namen aan de actie deel. De actie was bedoeld als een demonstratie maar eindigde in een kinderrechtenfeest omdat de staatssecretaris de avond tevoren aan de advocaat van Eric had laten weten dat Eric een verblijfsvergunning zou krijgen. Bovendien kondigde zij aan het beleid op dit terrein te zullen herzien. DCI volgt deze belofte op de voet. Inmiddels hebben al meer kinderen in vergelijkbare situaties een verblijfsvergunning gekregen. 10

13 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Maatschappelijke organisaties hebben in het verleden een grote rol gespeeld in de strijd tegen kinderarbeid. Maar de strijd is nog niet voorbij. Ook in de toekomst zullen zij een grote bijdrage moeten blijven leveren aan het verbeteren van het lot van kinderen. De invloed van maatschappelijke organisaties De strijd tegen kinderarbeid Frans Röselaers Bijna tweehonderd jaar woedt de strijd tegen kinderarbeid. Dat kinderen al vroeg moesten werken, op het land, in armenhuizen, in de fabrieken van de vroege industrialisering, in huishoudens en op zee, werd voordien beschouwd als natuurwet, normaal en onontkoombaar, maar werd opeens, rond , aangeklaagd. 1 Wie kent niet de tableaux van Charles Dickens, over Oliver Twist en vele andere kinderen, en later de gazetten van Pieter Daens, of de rapporten die leidden tot de Kinderwetjes van Van Houten in 1874? Dit proces verliep parallel met een geleidelijk veranderende visie op kinderen, kindertijd, onderwijsbehoeften en zelfs, in prille vorm, op mensen- en kinderrechten. 2 Het heeft ongeveer honderd jaar geduurd voor die strijd zijn vruchten afwierp en kinderarbeid bijna helemaal was uitgebannen in westerse geïndustrialiseerde landen. Rond 1920 was het pleit definitief beslecht in het voordeel van kinderen en konden ze (bijna) allemaal tot de leeftijd van vijftien jaar - onderwijs genieten. Dit is niet zonder slag of stoot bereikt. Om te beginnen waren er grote meningsverschillen over de wenselijkheid van de afschaffing van kinderarbeid en over de beste aanpak daarvan. Er is lange tijd geworsteld met de vraag of kinderarbeid kan worden gecombineerd met deeltijdonderwijs, en deze vraag is ook nu nog actueel. 3 Ook bestond er een bijna natuurlijk spanningsveld tussen de activisten avant la lettre en vele andere groepen, zoals ondernemers, religieuze instellingen en de snel opkomende vakbeweging. Daarnaast speelden bevlogen individuen zoals schrijvers een belangrijke en kritische rol, maar eveneens de charitatieve organisaties die in de negentiende eeuw in belangrijke mate het kritische geweten van de samenleving vertegenwoordigden. Dit alles moet worden geprojecteerd tegen een achtergrond van ellende en uitzichtloosheid van grote groepen van de bevolking zowel in de industriële als in de plattelandssectoren. Het is daarom indrukwekkend om te zien hoe de sociale kwestie door de hele negentiende eeuw heen, en in alle belangrijke industriestaten van dat moment, is blijven inspireren om structurele oplossingen te vinden, te ratificeren en toe te passen. De schokkende beelden van kinderarbeid hebben daarbij, toen en ook nu, een grote rol gespeeld. En de maatschappelijke organisaties, politieke maar ook religieuze en de vroege niet-gouvernementele organisaties (NGO s), zoals we ze nu noemen, hebben duidelijk en hardnekkig het voortouw genomen. Uitroeiing van kinderarbeid wereldwijd Er wordt tot op heden geredetwist over de vraag of kinderarbeid uiteindelijk is uitgeroeid (althans in westerse landen) door onderwijswetgeving of door arbeidswetgeving. Ik houd het op een combinatie van beide. Maar veel belangrijker was de politieke wil die langzaam ontstond en geleidelijk kamerbreed werd (om een term uit latere tijden te ge- of misbruiken), en de kritische druk die door maatschappelijke organisaties op de ketel werd gehouden, en die samen met wetgevende maatregelen en strikte controle de doorslag hebben gegeven. Het blijven aanklagen van misstanden, het pleiten voor wetgeving en controle, en het ijveren voor algemeen onderwijs zijn de kenmerken geweest, en gebleven, van alle activisme rond de uitbanning van kinderarbeid. Onder de maatschappelijke organisaties waren, en zijn, vooral de vakbondsorganisaties prominent, en dit weerspiegelt hun overtuiging dat een algemene lotsverbetering van de werkende mens een absolute voorwaarde is voor economische vooruitgang gekoppeld aan een evenwichtige sociale ontwikkeling. International Labour Organization De International Labour Organization (ILO) werd in 1919 opgericht en is gezeteld in Genève. De ILO is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties en houdt zich bezig met arbeidsvraagstukken. De ILO verenigt regeringen, werkgevers en werknemers, die gezamenlijk een front vormen om een sociale vrede te creëren door de bevordering van de gerechtigheid en de mensenrechten op het werk. Het is tekenend voor de tijdgeest dat, onder de impuls van de vakbeweging, kinderarbeid onmiddellijk werd opgepakt door de International Labour Organization (ILO). De ILO werd in 1919 opgericht als integraal onderdeel van het Verdrag van Versailles. Zij nam, in datzelfde jaar, een verdrag aan tegen kinderarbeid 4, dat brede navolging kreeg en later is uitgebreid met sectorspecifieke verdragen. Deze verdragen werden nieuw leven ingeblazen door een allesomvattend verdrag tegen kinderarbeid, het Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces, van Inmiddels verplaatste de aandacht voor kinderarbeid zich naar andere continenten. Al vóór hun onafhankelijkheid in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, was bezorgdheid geuit over het lot van kinderen in de niet-metropolitane [lees: koloniale] gebieden. Dit werd gekoppeld aan aantijgingen van 11

14 slavenarbeid en andere mensonterende praktijken, met name op plantages. Echter, zonder veel resultaat. Rol van NGO s en ILO Intussen ontstond, in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, een krachtige beweging voor het bevorderen van de rechten van het kind in het algemeen, dat in 1989 leidde tot de aanvaarding van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van de Verenigde Naties (VN). Dat neemt niet weg dat NGO s, op het terrein van mensen- en kinderrechten, sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw, een steeds sterkere rol zijn gaan spelen in de VN en in een aantal gespecialiseerde VN-organisaties zoals de ILO, alsmede ook in de OESO. Dit werd in het bijzonder duidelijk toen de ILO, in 1996 en daarna, stappen ondernam om een nieuw verdrag (het Verdrag betreffende de uitbanning van de ergste vormen van In zijn artikel over de rol die NGO s hebben gespeeld in de totstandkoming van dit Verdrag, beschrijft Stan Meuwese uitvoerig hoe belangrijk de inbreng van NGO s is geweest. Dit geldt zowel voor de aanhoudende druk en de bepaling van de inhoud als voor het toezicht van NGO s op de naleving van het Verdrag door de ratificerende Staten. 6 Al ben ik slechts op deelterreinen van de kinderrechtenproblematiek deskundig, ik durf te stellen dat NGO s een cruciale rol hebben gespeeld, en zijn blijven spelen, in het kader van dit zeer vernieuwende mensenrechtenverdrag. Als geen ander benadrukt dit Verdrag de belangen van de betrokkenen, namelijk kinderen. Het Verdragsorgaan dat de naleving ervan behartigt en baanbrekend werk heeft verricht om juist die idealen en aanpak te verwezenlijken is het Comité inzake de Rechten van het Kind. Sinds 2001 stond het Comité onder de inspirerende leiding van Jaap Doek, medeoprichter van Defence for Children International en van de Nederlandse afdeling die Stan Meuwese zo lang en zo briljant heeft geleid. Ook in ILO-verband is er een kentering opgetreden in de rol van maatschappelijke organisaties, bovenop de traditioneel sterke positie van de vakbeweging in alle wetgevende en uitvoerende activiteiten van de ILO. Daarbij wil ik allereerst de kanttekening plaatsen dat de invloed van de vakbeweging, en ook de werkgeversinbreng, in de multilaterale organisaties (de VN en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de OESO) schromelijk wordt ondergewaardeerd. Zonder de werkgevers en werknemers, die in de ILO gelijke stemkracht hebben naast regeringen - een unicum in de internationale gemeenschap - zouden vele wetgevende en operationele initiatieven van de ILO nooit gerealiseerd zijn. Kinderarbeid in getal Aantal kinderarbeiders wereldwijd in miljoen Aantal kinderen in gevaarlijkste vormen 126 miljoen Totale afname sinds de laatste vier jaar - 11% Afname gevaarlijkste vormen in de leeftijd van 5-17 jaar - 26% Afname gevaarlijkste vormen in de leeftijd van 5-14 jaar - 33% Grootste afname in Latijns Amerika & het Caribische gebied 2/3 afname (nu 5% kinderarbeiders) Sectoren met relatief weinig aandacht Landbouw & huishoudelijk werk Geschatte kinderen wereldwijd in leeftijd 5-17 (in miljoenen) economisch actieve kinderen 23% 20.3% waarvan kinderarbeiders 16% 13.9% waarvan in ergste vormen 11% 8.1% Geschatte kinderen wereldwijd in leeftijd 5-14 (in miljoenen) economisch actieve kinderen 17.6% 15.8% waarvan kinderarbeiders 15.5% 13.7% waarvan in gevaarlijkste vormen 9.3% 6.2% Bron: ILO (2006). The end of child labour: within reach. International Labour Office. Illustratie: Spaarnestad fotoarchief kinderarbeid 7 ) voor te bereiden. Niet alleen werden informatie en deskundigheid van een groot aantal NGO s actief op dit terrein in beschouwing genomen. Er ontstond, in de marge van die discussie, en later in het volle centrum ervan, een beweging: de Global March against Child Labour. Dit was een coalitie van een groot aantal vakbonden en NGO s in alle werelddelen, reeds actief binnen het kader van het IVRK, die, na een werkelijke odyssee vanuit alle continenten in 1998 en 1999, haar dringende wensen en die van alle werkende kinderen, kwam voorleggen aan de diplomatieke conferenties die plaatsvonden in Genève. Met als gevolg dat het nieuwe Verdrag betreffende de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid unaniem werd aangenomen een primeur in de geschiedenis van de ILO - en dat dit Verdrag daarna massaal en snel werd geratificeerd. Het Verdrag betreffende de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid heeft er zeker toe bijgedragen dat veel ontwikkelingslanden in de laatste tien jaar het probleem van kinderarbeid krachtig zijn gaan aanpakken. Als gevolg daarvan, maar ook door de nog steeds aanhoudende druk van NGO s en consumentenorganisaties staat kinderarbeid nu hoog op de internationale agenda, en wordt het onderwerp wereldwijd ook steeds serieuzer genomen door nationale overheden in ontwikkelingslanden, door ondernemingen en door NGO s. 8 Gedogen van kinderarbeid? De stellingname van maatschappelijke organisaties is echter 12

15 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 soms ook problematisch. Zij kunnen meningen, interpretaties en aanpak naar voren brengen. Dit is de essentiële rol van maatschappelijke organisaties. Zij geven ook soms ambivalente signalen. Het moeilijkste, in de periode dat ik het ILO-programma voor de bestrijding van kinderarbeid (IPEC) leidde, was de twist over afschaffing of het gedogen van kinderarbeid. Een schijntegenstelling die door sommige maatschappelijke organisaties wordt aangewakkerd en die mijns inziens desastreuze effecten heeft op de aanpak van het probleem in vele landen. Al moeten we alle begrip, geduld en flexibiliteit opbrengen voor de weerbarstige praktijk. Ik heb grote moeite met het verplaatsen van de doelpalen door kinderarbeid maar te accepteren omdat er nu eenmaal armoede in het spel is. Dit gaat voorbij aan andere oorzaken van kinderarbeid zoals onvoldoende onderwijscapaciteit, sociale discriminatie, of vormen van kinderarbeid die voortkomen uit regelrechte criminaliteit (kinderhandel, kinderprostitutie, gewapende conflicten, of drugshandel). En, niet in de laatste plaats, negeert het gedoogmodel ook de wil van families, gemeenschappen en landen om het probleem van kinderarbeid onder ogen te zien en aan te pakken. Bovendien willen kinderen, als ze de kans krijgen en als hen de vraag oprecht wordt gesteld, onderwijs boven alles, in plaats van te moeten werken. Ook negeert het standpunt van diegenen die kinderarbeid gedogen het onrecht dat voortkomt uit veel te lange werktijden voor veel te jonge kinderen die, tezamen, een zware hypotheek leggen op hun toekomst. Ten slotte werkt het gedogen van kinderarbeid in de hand dat overheden die minder oprechte doelstellingen nastreven misbruik kunnen maken van een dergelijke, op het eerste gezicht gezonde, academische controverse, om de belangen van kinderen naar de achtergrond te verschuiven. Tot slot Dit korte historische overzicht maakt duidelijk dat maatschappelijke organisaties een grote rol hebben gespeeld in de strijd tegen kinderarbeid. Ook in de toekomst kunnen ze een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van het lot van kinderen. Ik zie, en pleit voor, de volgende mogelijkheden: Het pleidooi, de lobby, blijft een belangrijke taak voor maatschappelijke organisaties. Zonder hun kritische inbreng, maar ook hun constructieve bijdrage, is het zeer waarschijnlijk dat thema s zoals kinderrechten of kinderarbeid uit het politieke vizier verdwijnen. En vóórdat er onomkeerbare resultaten geboekt zijn in de praktijk van vele landen die nu serieuze pogingen ondernemen om kinderarbeid in het kader van bredere armoedebestrijding te verminderen en uit te bannen. De steun van maatschappelijke organisaties voor wetgevende maatregelen, voor de naleving ervan en voor het bevorderen van onderwijs voor alle kinderen is onontbeerlijk, en de praktische bijdragen van deze organisaties om dit te realiseren door middel van projecten in gemeenschappen, dorpen of wijken eveneens. Kritisch toezicht en begeleiding bij het naleven van beloften die overheden doen als ze internationale verdragen, zoals het IVRK of de ILO-verdragen betreffende kinderarbeid, ratificeren zijn van essentieel belang. Ze kunnen een vorm van goedkeuring of van waarschuwing zijn tegenover overheidsbeleid en maatregelen op dit terrein. Maatschappelijke organisaties zijn al lange tijd actief in en solidair met ontwikkelingslanden die kinderrechten actief bevorderen. Deze rol dient zeker te worden versterkt in de toekomst. Zij zijn de belangrijkste actoren in concrete programma s voor het verbeteren van de kansen van kinderen op beter onderwijs, betere gezondheidsvoorzieningen en voor het bevorderen van kinderrechten in het algemeen. Een hechtere samenwerking en betere coördinatie van de standpunten van NGO s met betrekking tot kinderarbeid is wenselijk, zelfs dringend geboden. In het bijzonder moeten de meningsverschillen over de grenzen van wat als kinderarbeid wordt aangemerkt worden bijgelegd. Dit zal met name helpen in de effectiviteit van de vele campagnes die gevoerd worden om aandacht te krijgen voor de problematiek van kinderarbeid. Het bestrijden en uitbannen van kinderarbeid is een van de meest dringende ontwikkelingsvraagstukken in de vroege eenentwintigste eeuw. Het is een voorwaarde om de Millenniumdoelstellingen van de VN te verwezenlijken. Tevens is het een goede investering in de toekomst van onze samenlevingen. Onderzoek heeft uitgewezen dat het haalbaar en betaalbaar is. Ook laat onderzoek zien dat deze investering wat oplevert: iedere dollar besteedt aan onderwijs levert zeven dollar op! 9 Zonder zelfs nog te overwegen wat het opbrengt aan menselijk geluk - of: minder ellende - voor kinderen die nu worden genegeerd, verwaarloosd, uitgebuit of misbruikt! Het is bekend hoe die doelstelling kan worden bereikt en hoeveel geld en politieke wil daarvoor nodig zijn. Ook is het overduidelijk dat daarvoor de verdere inzet en volharding van vele maatschappelijke organisaties nodig zullen zijn. De vakbeweging, het bedrijfsleven, de NGO s en de overheid dienen zich ten volle in te zetten om aan alle kinderen de kans te bieden hun talenten te ontwikkelen, hun energie en tijd te besteden aan wat hun rechtens Foto: Hollandse Hoogte/Paolo Koch 13

16 toekomt: een onbekommerde kindertijd, de ontplooiing van hun talenten en hun creativiteit. Slechts dan kunnen kinderen later een optimale bijdrage leveren aan de samenleving die op hen moet bouwen en die zij later zelf zullen bouwen. Frans Roselaërs was tot 2006 werkzaam bij de ILO als directeur van het International Programme on the Elimination of Child Labour. Deze tekst is een bewerking van de toespraak uitgesproken door Frans Röselaers op de studiemiddag Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties op 28 juni 2007 ter gelegenheid van het afscheid van Stan Meuwese als directeur van Defence for Children International Nederland. Noten 1. Schama, S. (1997). The Embarassment of Riches. New York, Vintage Books (Random House), p. 249; Cunningham, H. (1997). Kinderen van het Westen. Amsterdam: Van Gennep, 1997; Cunningham, H. (1991). The Children of the Poor: Representations of Childhood since the Seventeenth Century. Oxford: Blackwell. 2. Zie het verslag van een conferentie over de Global Past of Child Labour, georganiseerd door IREWOC, Amsterdam, november 2006, onder: 3. Deze aanpak wordt met name gepropageerd door een aantal bewegingen in Latijns-Amerika en West-Afrika, alsmede door enkele internationale NGO s die, behoudens gevaarlijk werk, kinderarbeid als een normale of rechtskrachtige bezigheid zien. Het is echter zeer de vraag of lange werktijden en ongecontroleerde werkomstandigheden aan kinderen de mogelijkheid bieden om profijt te trekken van het fundamentele recht op onderwijs. Recent onderzoek in India heeft uitgewezen dat tweederde van alle werkende kinderen méér dan 33 uur per week werken. In Nederland wordt een 36-urige werkweek voor volwassenen vaak al beschouwd als een voltijdse baan of bezigheid. 4. ILO-Verdrag betreffende de minimum leeftijd (industrie) (ILO 5); Washington, 28 november ILO-Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces (ILO 138); Genève, 26 juni Op dit moment hebben respectievelijk 149 en 163 lidstaten ILO Conventies 138 en 182 geratificeerd, meer dan tachtig procent van alle leden. 6. Meuwese, S. (2004) Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties: de rol van nongouvernementele organisaties bij de implementatie van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, in: Blankman, K. & Bruning, M. (red.), Meesterlijk groot voor de kleintjes, Opstellen aangeboden aan Professor mr. J.E. Doek ter gelegenheid van zijn emeritaat, Liber Amicorum. Deventer: Kluwer. 7. Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (ILO 182); Genève, 17 juni International Labour Office (2006). An End to Child Labour. ILO: Genève. 9. International Labour Office (2003). Investing in Every Child. ILO: Genève. Organisaties lobbyen met succes Op de bres voor een beter jeugdbeleid Beata Stappers-Karpińska Het eerste onderzoeksrapport Kinderen in Tel van het Verweij- Jonker Instituut van maart 2006, over de leefsituatie van kinderen in Nederland vanuit het kinderrechtenperspectief gezien, heeft een storm van reacties veroorzaakt. De ranglijst van kind(on)- vriendelijke gemeenten sloeg in als een bom. Dat kan niet waar zijn! waren de meeste commentaren bij het zien van de harde schijf van lokaal jeugdbeleid. Het omzetten van negatief getinte discussies in inspirerende en opbouwende dialogen vroeg veel lobbytalent van de samenwerkende organisaties die de publicatie ondertekenden. Voor het Kinderen in Tel-project hebben veel organisaties hun krachten gebundeld: Stichting Kinderpostzegels Nederland, Unicef, Jantje Beton, Defence for Children International Nederland, Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte kind, Johanna Kinderfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en het Verwey-Jonker Instituut. Ook werd samengewerkt met Scouting Nederland, Stichting Alexander, LAKS, JOB, NUSO, Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg, Jeugdwelzijnsberaad Collegio en het Platform Ruimte voor de Jeugd. De tweede editie werd uitgebracht in maart 2007 en was in verband met de Provinciale Statenverkiezingen speciaal gericht op de provincies. Kinderen in Tel heeft in een jaar tijd zijn reputatie van bruikbaar instrument bij het maken van een beter jeugdbeleid bevestigd. De pers publiceerde over het gebruik van de onderzoeksresultaten in de lokale of provinciale praktijk. En de minister voor Jeugd en Gezin gebruikte bij zijn eerste publieke optreden de gegevens uit het rapport. 14

17 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Kleuren en knutselen Op deze pagina staat een kleurplaat voor de allerkleinsten onder ons afgedrukt. Op de volgende twee pagina's staat de enige echte kinderrechtentrekpop. Deze kan worden ingekleurd en daarna in elkaar worden geknutseld met de bijgeleverde benodigdheden. Op de daarop volgende pagina bevindt zich een kleurplaat voor de iets oudere(n) (kinderen) onder ons. Nota bene Het is raadzaam om de kleurplaten te kopiëren voordat ze worden ingekleurd. Bij het knippen van de ledematen van de kinderrechtentrekpop sneuvelen de kleurplaten. 15

18 16

19 17

20 18 Illustratie : Wim Stevenhagen

21 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Bij de controle op de implementatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de Verdragsstaten is een belangrijke rol weggelegd voor niet-gouvernementele organisaties. Jaap Doek, oud-voorzitter van het Comité inzake de Rechten van het Kind, pleit voor een nauwere samenwerking tussen niet-gouvernementele organisaties en dit Comité. Kinderrechtenorganisaties en het Kinderrechtencomité Samenwerken voor kinderrechten Jaap Doek In 1992 was het bepaald geen vanzelfsprekende zaak dat nietgouvernementele organisaties (NGO s) een rol spelen in het toezichthoudende werk van mensenrechtencomités. De verklaring is vrij simpel: zij ontbreken geheel in de artikelen van mensenrechtenverdragen die betrekking hebben op de toezichthoudende taak van deze comités. Het accent ligt in deze artikelen op de rapportageverplichting van de Verdragstaten en (uiteraard) op de rol van het Comité inzake de Rechten van het Kind. 1 Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) was het eerste dat in deze no-ngo s cultuur belangrijke veranderingen bracht. Dit gebeurde op een bij de cultuur passende omfloerste manier in artikel 45 onder a IVRK: Het Comité kan de gespecialiseerde organisaties, het kinderfonds van de Verenigde Naties en andere bevoegde instellingen die zij passend acht uitnodigen deskundig advies te geven over de toepassing van het Verdrag ( ). Tijdens het opstellen van het Verdrag heeft deze bepaling tot de nodige discussie geleid omdat het niet in andere mensenrechtenverdragen voorkomt. Maar die discussie maakt duidelijk dat onder bevoegde instellingen tenminste NGO s zouden moeten vallen en dat de gekozen bewoording ruimte biedt voor andere instellingen. Het Comité inzake de Rechten van het Kind heeft derhalve vanaf het begin van zijn werkzaamheden - en in de geest van de bedoeling van genoemde bepaling - een toezichthoudende praktijk ontwikkeld waarin de NGO s niet alleen een actieve inbreng kunnen hebben maar daartoe ook worden uitgenodigd. Anno 2007 is de inbreng van NGO s in het toezichthoudende werk van alle mensenrechtencomités een volledig geaccepteerde praktijk. 2 Inbreng NGO s in het rapportageproces Het Comité geeft Verdragstaten regelmatig de aanbeveling om NGO s actief te betrekken bij de voorbereiding van het rapport dat over de toepassing van het IVRK moet worden uitgebracht aan het Comité. Er is bij mijn weten geen systematisch onderzoek gedaan naar de uitvoering van deze aanbevelingen. Wel kan op grond van de informatie van de NGO s zelf worden vastgesteld dat: - er landen zijn waarin de NGO s in het geheel niet bij de voorbereiding van het rapport aan het Comité worden betrokken, terwijl het soms zelfs voorkomt dat NGO s geen kopie van het rapport van de regering ontvangen ondanks verzoek daartoe (het argument van de overheid is onder andere dat het een vertrouwelijk rapport is, in elk geval tot na de behandeling door het Comité); - er landen zijn waarin de betrokkenheid van NGO s beperkt blijft tot een verzoek commentaar te leveren op de (voorlopige) eindtekst van het rapport van de overheid; - er landen zijn waarin NGO s nauw en intensief worden betrokken bij de opstelling van het rapport, bijvoorbeeld via het lidmaatschap van een voorbereidings- of redactiegroep waarvan (ook) vertegenwoordigers van diverse ministeries deel uit maken. De laatste praktijk lijkt het meest aantrekkelijk gezien de mogelijke invloed van NGO s op de inhoud van het rapport. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de overheid het recht heeft (en gebruikt) om bepaalde informatie van een NGO niet in het rapport op te nemen. Het is en blijft het rapport van de Verdragstaat; hij is verantwoordelijk voor de inhoud die tevens de basis is voor de dialoog met het Comité. Maar er zit een addertje onder dit mooie en groene gras van samenwerking. Deze samenwerking is soms zo intensief dat de NGO s afzien van het indienen van een eigen rapport. In de contacten met Verdragstaten en NGO s heeft het Comité er regelmatig op gewezen dat de gewaardeerde inbreng van NGO s in de rapportage van de overheid als zodanig er niet toe moet leiden dat de NGO s afzien van het indienen van een eigen rapport. Het is voor het Comité niet na te gaan, of en zo ja, in welke mate, de eigen rapportage van NGO s beïnvloed is door hun betrokkenheid bij de overheidsrapportage. In sommige overheidsrapporten wordt de aard en de omvang van de betrokkenheid van NGO s bij de voorbereiding van het rapport tamelijk gedetailleerd beschreven. Daaruit wordt vaak ook duidelijk dat niet alle NGO s die actief zijn op het terrein van kinderrechten, bij die voorbereiding worden betrokken. Het is mijns inziens een taak van de NGO s om, via de vorming van bijvoorbeeld een coalitie of forum van kinderrechten-ngo s, te bevorderen dat de inbreng van NGO s niet beperkt blijft tot de door de overheid geselecteerde NGO s die waarschijnlijk ook het meest gouvernementeel ingesteld zijn. Het lijkt mij van belang dat ook de NGO s in hun eigen rapportage aangeven wat hun betrokkenheid bij de rapportage door de overheid precies inhield. Daarbij kunnen zij bijvoorbeeld 19

22 aangeven welke onderdelen van het rapport hun volle instemming hebben omdat hun informatie of opvattingen daarin volledig zijn verwerkt. Dat gegeven kan betekenen dat zij deze onderdelen in hun eigen rapportage niet bespreken. NGO-rapportage In de praktijk van het Comité is de regel van artikel 45 onder a IVRK vertaald in een vaste uitnodiging aan nationale NGO s om in een eigen rapport het Comité te voorzien van aanvullende informatie. 3 In dat verband speelt de NGO Group on the Convention on the Rights of the Child een cruciale rol. Dit NGO-netwerk stimuleert via directe contacten de nationale NGO s om een eigen rapportage bij het Comité in te dienen. Dit moet bij voorkeur een gezamenlijk rapport zijn, omdat het voor het Comité praktisch gesproken niet mogelijk is aan elk afzonderlijk NGO-rapport aandacht te besteden. Er zijn landen met tientallen NGO s en die kunnen zeker niet tijdens de drie uur durende presessional meeting elk een eigen rapport toelichten. De NGO Group heeft ook richtlijnen opgesteld voor deze rapportage en verleent waar nodig concrete adviezen en ondersteuning, met name tijdens de presentatie van en discussie over het rapport tijdens de presessional meeting. Het is dan ook uiterst betreurenswaardig dat Save the Children Zweden begin dit jaar plotseling besloot de financiële bijdrage aan het werk van dit netwerk te beëindigen. Gevreesd moet worden dat daardoor de belangrijke rol van de NGO Group in het bevorderen van inbreng door nationale NGO s in het toezichthoudende werk van het Comité ernstig wordt ondermijnd en wellicht geheel moet worden beëindigd. De NGO Group heeft ook een actieve en succesvolle rol gespeeld in het bevorderen van de totstandkoming van nationale NGO-coalities, mede met het oog op het indienen van een gezamenlijk alomvattend rapport inzake de implementatie van het IVRK. Het is mijn vurige hoop dat inspanningen zullen worden ondernomen, met volle steun van het Comité, Unicef en internationale NGO s, om dit belangrijke werk van de NGO Group te kunnen voortzetten. Invloed op de NGO-rapportage In vrijwel alle gevallen vormt de NGO-rapportage - en de daarbij gegeven toelichting en verdere informatie tijdens de presessional meetings - een belangrijke aanvulling op het rapport van de overheid. Die aanvulling is niet alleen van belang omdat het overheidsrapport soms van kritische kanttekeningen wordt voorzien, maar ook omdat zeer nuttige informatie wordt verschaft over de daadwerkelijke implementatie van het IVRK zowel in positieve zin als ook in het identificeren van problemen en tekortkomingen. Daarnaast is het van groot belang dat in het NGO-rapport zoveel mogelijk concrete aanbevelingen worden gedaan voor het verbeteren van de naleving van het IVRK. Het zijn met name deze aanbevelingen die van invloed kunnen zijn op de aanbevelingen die het Comité in zijn Concluding Observations opneemt. Deze invloed zal van land tot land verschillen. Kortom, de inbreng van de NGO s heeft een belangrijke betekenis voor het toezichthoudende werk van het Comité en voor de kwaliteit van zijn aanbevelingen. Overige inbreng van NGO s Een andere inbreng van NGO s in het werk van het Comité staat in direct verband met het hiervoor besprokene en betreft de rol van NGO s in de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité door het betrokken land. De inbreng in de rapportage is slechts één onderdeel van de inspanningen gericht op de implementatie van het IVRK. De rapportage is geen doel op zich. Het is een middel om de stand van zaken op te maken betreffende deze implementatie en om brandstof te leveren voor verdere doelgerichte acties verwoord in de Concluding Observations. Voor NGO s betekent dit dat zij de aanbevelingen van het Comité kunnen en moeten gebruiken ter ondersteuning van hun inspanningen gericht op de verwezenlijking van de rechten van het kind. Op welke wijze dit gebeurt zal van land tot land verschillen en mede afhankelijk zijn van de aard of het mandaat van een NGO. Actiegroepen kunnen aanbevelingen gebruiken om bijvoorbeeld het parlement te bewegen tot wetgevende maatregelen of anderszins druk op de regering uit te oefenen om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van het Comité. Dienstverlenende NGO s, actief in bijvoorbeeld onderwijs of in de jeugdzorg, kunnen de aanbevelingen gebruiken in hun onderhandelingen met de overheid ter verkrijging van meer steun voor hun werk. In dit verband is gebleken dat het ook nuttig kan zijn een lid van het Comité, bijvoorbeeld degene die landenrapporteur was tijdens de bespreking van het overheidsrapport, uit te nodigen voor deelname aan een conferentie of voor een werkbezoek. Dit kan bijdragen aan het instandhouden van het momentum dat ontstaan is als gevolg van de rapportage. Dit kan ook de discussie over het rapport in Genève en daardoor het uitvoeren van aanbevelingen van het Comité stimuleren. Andere activiteiten van het Comité waarin de inbreng van de NGO s van groot belang is betreffen de themadagen (Days of General Discussion) en de General Comments. Op de themadagen (deze worden ieder jaar op de vrijdag van de eerste zitting van het Comité in september gehouden) leveren NGO s een bijdrage via het indienen van papers ter voorbereiding op de dag maar ook via hun actieve deelname aan de dag zelf. Wat de schriftelijke bijdrage betreft is het van belang dat NGO s concrete suggesties doen voor de aanbevelingen die het Comité op basis van de discussies zal doen. Deze inbreng wordt in feite voortgezet in de ontwikkeling van General Comments. Tot slot Het bovenstaande maakt duidelijk dat de NGO s een belangrijke rol spelen of kunnen spelen in het toezichthoudende werk van het Comité. Deze belangrijke rol betekent ook dat het Comité beleid moet blijven voeren waarin op uitnodigende wijze de inbreng van NGO s wordt gestimuleerd en waar nodig zoveel mogelijk concreet wordt ondersteund. Dit laatste lijkt met name van groot belang in de komende tijd gelet op de verzwakking en wellicht het verdwijnen van de NGO Group. De rol van NGO s is geen eenrichtingsverkeer (dienstverlening aan het Comité), maar moet geworteld zijn in een stevig en effectief samenwerkingsproces tussen het Comité en de NGO s. Een uitdaging voor de komende jaren is mijns inziens het verder ontwikkelen van de samenwerking in de periodes gelegen tussen de indiening van opeenvolgende rapporten. In die periodes is het van groot belang dat de aanbevelingen van het Comité zo goed mogelijk worden uitgevoerd (follow-up). Nagegaan zou moeten worden hoe de samenwerking tussen NGO s en het Comité, gericht op die follow-up, kan worden versterkt. De periodes tussen de rapporten zijn minimaal vijf jaar en helaas vaak (veel) langer. Bedoelde samenwerking zou erop gericht kunnen zijn te voorkomen dat de aandacht voor de implementatie van het Verdrag en 20

23 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité te veel inzakt. Dit kan gedaan worden door gerichte en goed georganiseerde aandacht te vragen voor een klemmend probleem waarbij (ook) het Comité wordt betrokken. Ik weet dat de middelen en dus de mogelijkheden van het Comité beperkt zijn, maar het Comité heeft bewezen actief en creatief te kunnen zijn. De prioriteit voor de komende jaren is implementatie. Een goede samenwerking tussen nationale NGO s en het Comité kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Jaap Doek is emeritus hoogleraar Jeugdrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en van 1999 tot 2007 lid en voorzitter van het Comité inzake de Rechten van het Kind. Deze tekst is een bewerking van de toespraak uitgesproken door Jaap Doek op de studiemiddag Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties op 28 juni 2007 ter gelegenheid van het afscheid van Stan Meuwese als directeur van Defence for Children International Nederland. Noten 1. In de artikelen 18 en 22 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) en artikel 40 lid 3 van het Interntaionaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) is een verwijzing te vinden naar mogelijke inbreng van gespecialiseerde organisaties van de VN in de informatievoorziening voor het Comité. In het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Rassendiscriminatie, het Verdrag tegen Foltering en Andere Wrede en Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing en het Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (VUAVDV) ontbreekt die verwijzing. 2. Bepalingen vergelijkbaar met artikel 45 sub a IVRK zijn te vinden in later aangenomen mensenrechtenverdragen; zie artikel 74 lid 4 van het Internationaal Verdrag inzake de Bescherming van de Rechten van Alle Migrerende Werknemers en hun Gezinnen (IVRMW) en artikel 38 onder a van het Internationaal Verdrag ter Bescherming en Bevordering van Mensen met een Handicap (letterlijk gelijk aan artikel 45 onder a IVRK). Overigens bestaan er aanzienlijke verschillen in de praktijk van de Comités. De zogenaamde presessional meetings waarin VN-organisaties en NGO s de door hen ingediende informatie met het Comité bespreken, enige maanden voor de ontmoeting met een delegatie van de Verdragstaat, wordt niet door alle Comités georganiseerd (alleen IVRK, VUAVDV, IVESCR). 3. Het IVRMW is overigens het enige Verdrag dat met zoveel woorden die mogelijkheid opent in artikel 74 lid 4: The Committee may invite (.) other concerned bodies to submit written information on such matters dealt with in the present Convention as fall within the scope of their activities. Organisaties lobbyen met succes Lobby bij aanpak seksuele uitbuiting blijft nodig Theo Noten Sinds 1996 is ten aanzien van de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting het nodige gebeurd. Op het gebied van wetgeving, handhaving en evaluatie van uitvoering van beleid heeft ECPAT Nederland samen met anderen een intensieve lobby gevoerd op dit terrein en met resultaat. Enkele resultaten: - Degenen die profiteren van de prostitutie van minderjarigen kunnen vervolgd worden voor mensenhandel. Klanten van minderjarigen die seksuele diensten aanbieden zijn strafbaar en het maakt niet uit of ze het doen in Nederland of in het buitenland. Bovendien is het niet van belang of dit ook strafbaar is in het andere land waar het misbruik heeft plaatsgevonden. Productie, verspreiding en bezit van pornografie waarbij personen kennelijk jonger dan achttien jaar zijn betrokken is strafbaar. Dit geldt ook voor virtuele kinderporno, waarbij geen echte kinderen betrokken zijn. - Er is een onafhankelijk Nationaal Rapporteur Mensenhandel die ook kijkt naar het profiteren van prostitutie van minderjarigen. Er is een Expertisecentrum Mensensmokkel en Mensenhandel, waarin verschillende wetshandhavende diensten samenwerken en de bestrijding van jeugdprostitutie een speerpunt is. - Er is een Expertisecentrum Jeugdprostitutie dat kennis over de aanpak van jeugdprostitutie bundelt en verspreidt. - Er zijn enkele speciale opvang- en hulpprojecten voor jongeren die slachtoffer zijn van met name loverboys. - In Nederland hebben sinds 2002 twee marktleiders in de reissector, TUI Nederland en Oad Reizen, de ECPAT Code of Conduct voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting in toerisme ondertekend. - In 2007 hebben zowel de internetaanbieder UPC als KPN een contract met de politie ondertekend om kinderporno te blokkeren. - De effecten van wijzigingen in de zedelijkheidswetgeving worden sinds 2000 geregeld geëvalueerd door onafhankelijke onderzoeksinstellingen in opdracht van de overheid. NGO s zoals ECPAT hebben de afgelopen jaren in samenwerking met andere organisaties een belangrijke rol gespeeld bij het zichtbaar maken van seksuele uitbuiting van kinderen en advies gegeven voor de aanpak ervan. Het is aan NGO s zoals ECPAT om dit ook te blijven doen. 21

24 Rifat Odeh Kassis werkte jarenlang voor verschillende mensenrechtenorganisaties in de Palestijnse gebieden en stond aan de basis van de Palestijnse sectie van Defence for Children International. In dit artikel kijkt hij naar advocacy (lobby, pleitbezorging of belangenbehartiging) door niet-gouvernementele organisaties vanuit het perspectief van een mensenrechtenactivist uit het Zuiden. Wat houdt advocacy, door organisaties die actief zijn in de sector van ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten, in? Advocacy voor kinderrechten Pleitbezorging, lobby en activisme Rifat Odeh Kassis Advocacy 1 is het teweegbrengen van verandering in houding en gedrag, beleid en praktijk ten aanzien van een bepaald vraagstuk. Het is een langetermijnproces. Het is ook een overkoepelende term die meerdere subtermen omvat. Het omvat vele benaderingen en methoden, waaronder campagne voeren, lobbyen, bewustzijnsbevordering, het mobiliseren van de massa en andere maatregelen. Sinds haar oprichting heeft Defence for Children International (DCI) een belangrijke rol gespeeld in de advocacy voor kinderrechten. Een mooi voorbeeld hiervan is de voortrekkersrol die DCI voerde in het grootste resultaat van de kinderrechtenlobby tot nu toe: het opstellen en de latere ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Petje af voor de mensen van de DCI-beweging van het eerste uur die betrokken waren bij deze mijlpaalprestatie. Een aantal van hen is nog steeds werkzaam bij DCI. Het behoeft geen betoog dat DCI een belangrijke rol moet blijven spelen in de advocacy voor kinderrechten. Tijdens een recente bijeenkomst met Stan Meuwese en collega s van Defence for Children International Nederland ontstond een levendige discussie over de rol van Defence for Children International in de advocacy voor kinderrechten. Ik plaatste enkele ideeën over deze rol tegen de achtergrond van pleitbezorging in het algemeen. Stan spoorde mij aan om mijn ideeën op papier te zetten om deze discussie ook in andere arena s te kunnen voeren. Verandering in advocacy De term advocacy bestaat al sinds de Romeinen en werd wellicht ook al voor die tijd gebruikt. De ontwikkelingsmedewerkers - die vaak politiek activisten waren - begonnen met advocacy. Ze wilden mensen op de been krijgen voor het goede doel. Ze pasten vormen van sociale mobilisatie toe en organiseerden bijvoorbeeld massademonstraties. Sinds de jaren tachtig wordt advocacy aangemoedigd en gefinancierd door regeringen, met name in Europa. Hierdoor hebben ontwikkelingswerkers advocacy wereldwijd ter handen genomen. Sinds die tijd is de betekenis van advocacy in de ontwikkelingssamenwerking veranderd. De benadering werd meer sedentair. De ontwikkelingswerkers gingen lobbyen bij de overheid: ze gingen op bezoek bij beleidsmakers om hun actiepunten naar voren te brengen. Ze schreven brieven en zetten schrijfcampagnes op. Er wordt wel gezegd dat het een strategische beslissing was van regeringen om dit soort activiteiten te financieren. Het zorgde voor een verschuiving van massamobilisatie naar een meer gestructureerde en tegelijkertijd meer beperkte benadering van advocacy - een valstrik om politiek activisten te vangen in het systeem en te laten werken in een systeem dat weinig ruimte laat voor verandering. Aan de andere kant wordt gezegd dat de ruimte voor verandering door het mobiliseren van de massa ook beperkt is. Op beide standpunten valt iets af te dingen. Invloed vanuit het Westen Advocacy wordt voornamelijk gefinancierd door Westerse regeringen. Hebben nationale regeringen in het Zuiden hierdoor nog wel controle over hun eigen sociale agenda? Hoe vrij zijn zij om veranderingen teweeg te brengen in hun wetgeving en beleid? Ook daarom is het belangrijk om breder te gaan denken over advocacy. Naast nationale regeringen zijn er in de geglobaliseerde wereld ook andere grote spelers die een grote invloed hebben op de positie van kinderen. Alleen worden zij nog niet herkend als medeverantwoordelijken en als doelwitten voor advocacy. Te denken valt aan transnationale economische en financiële instellingen, zoals de Wereldhandelsorganisatie, het International Monetair Fund en de Wereldbank. Door het beleid en de voorwaarden voor het verstrekken van leningen van deze instellingen hebben veel arme landen in het Zuiden in werkelijkheid weinig controle of ruimte op het terrein van beleidsvorming. Dat geldt ook voor sociaal beleid. De invloed van deze instellingen is in 22

25 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Foto: Hollandse Hoogte/Rob Huibers deze landen zo groot dat ze worden gezien als de instellingen voor mondiale beheersing (global governance). Er is meer onderzoek nodig naar de oorzakelijke verbanden tussen kinderrechten en deze grote spelers. Tegelijkertijd is dit een goede reden om de advocacy tevens op deze spelers te richten en ook hen op hun verantwoordelijkheden aan te spreken. De noodzaak tot samenwerking Niet alleen de benadering van advocacy veranderde, ook NGO s werden professioneler. NGO s werden onder druk gezet om hun werk meer te gaan richten op one issue. In sommige opzichten leidde dit er toe dat NGO s het grotere verband en de onderliggende oorzaken van de problematiek uit het oog verloren. Ook gingen NGO s geloven dat ze zich binnen de beperkingen waarin ze zich bevinden, niet kunnen richten op het grotere verband. One issue organisaties - zoals DCI - werken samen met andere gelijkgestemde organisaties. DCI richt zich, naast andere onderwerpen, nu sterk op het jeugdstrafrecht. De lobby is vooral gericht op het stimuleren van regeringen om nationale plannen voor jeugdstrafrecht aan te nemen, gebaseerd op de standaarden van de Verenigde Naties (artikelen 37 en 40 IVRK, de Riyadh Guidelines en de Havana Rules). Het is prijzenswaardig dat DCI lobby voert bij regeringen voor verbetering van de omstandigheden van kinderen in gevangenissen of voor het terugbrengen van het aantal kinderen in gevangenissen. Het stimuleren van nationale plannen alleen is echter niet voldoende, de lobby hiervoor moet juist worden gecombineerd met andere acties. Zo dient DCI strategische allianties te vormen met andere organisaties die werken aan de onderliggende oorzaken van kinderrechtenkwesties. Ook zou DCI actief moeten zijn in andere fora en zich niet alleen bezig moeten houden met het Comité inzake de Rechten van het Kind, de Mensenrechtenraad en het VN-systeem in het algemeen. DCI komt namelijk geen stap verder in het bereiken van de visie en de doelen van de organisatie - het bestaansrecht van DCI - als ze niet ook in gesprek gaat en samenwerkt met organisaties die werken aan bijvoorbeeld economische rechtvaardigheid of armoedebestrijding. Ik ben er van overtuigd dat DCI zou moeten participeren in andere platforms, zoals het World Social Forum en deze zou moeten gebruiken als een strategische gelegenheid om te netwerken met andere actoren. NGO s, als DCI, moeten hun horizon verbreden en hun krachten met die van anderen bundelen. Zij kunnen samenwerken door punten op elkaars agenda te zetten. Mobiliseren van de massa De kracht van DCI is dat de organisatie het vermogen heeft om met een mondiale visie en strategie de positie van kinderen op nationaal niveau te beïnvloeden. Een ander sterk punt van DCI is dat het een beweging is en geen internationale organisatie in de klassieke betekenis van het woord. Hierdoor kan en zou DCI advocacy met laagdrempelig activisme kunnen combineren. DCI moet mensen weer in beweging brengen. Het mobiliseren van de massa is ook onderdeel van de eerder genoemde definitie van advocacy. Er zijn afdelingen van DCI die optochten en demonstraties organiseren, zoals DCI Palestina. DCI Palestina heeft een speciale afdeling voor sociale mobilisatie. Deze afdeling organiseert optochten, demonstraties, parades en sit-in-wakes om kinderrechtenkwesties in de lokale gemeenschap onder de aandacht 23

26 te brengen. Deze manifestaties zijn gericht op kinderen en volwassenen. DCI moet er voor zorgen dat zij niet uitsluitend de belangen van kinderen namens kinderen behartigt. DCI dient dat ook samen met kinderen te doen. Niet vergeten mag worden dat kinderen ook zelf voor hun belangen kunnen opkomen. DCIafdelingen hebben de taak om kinderen te leren hoe zij hun eigen belangen kunnen behartigen en om hen hierbij te begeleiden en te adviseren. Rifat Odeh Kassis is voorzitter van het internationale bestuur van Defence for Children International. Hij werkte jarenlang voor verschillende mensenrechtenorganisaties in de Palestijnse gebieden en stond aan de basis van de Palestijnse sectie van Defence for Children International. Momenteel werkt Rifat Kassis als programmaverantwoordelijke voor het programma in de Palestijnse gebieden van de Wereldraad voor Kerken. Noot 1. De Engelse term advocacy is in het Nederlands moeilijk te vertalen. Het wordt regelmatig vertaald met de woorden pleitbezorging, belangenbehartiging of het woord lobby. Ten slotte Advocacy is liefdewerk. Het gaat om een uitermate langdurig en lastig proces van vallen en opstaan. NGO s dienen voortdurend hun doelen en methodes aan te passen. Een strategie is altijd dynamisch, nooit statisch. Nieuwe inzichten en factoren komen in het spel, brengen andere behoeften naar voren en veranderen de werkelijkheid. Deze tekst is een Nederlandstalige bewerking van de toespraak uitgesproken door Rifat Odeh Kassis op de studiemiddag Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties op 28 juni 2007 ter gelegenheid van het afscheid van Stan Meuwese als directeur van Defence for Children International Nederland. Organisaties lobbyen met succes Jeugdstrafrecht terug op de agenda Sharon Detrick Het heeft weliswaar drie jaar geduurd maar het is gelukt. Juvenile Justice is weer terug op de agenda van de United Nations Commission on Crime Prevention and Criminal Justice. En, wat het nog bijzonderder maakt, er is specifieke aandacht voor de noodzaak om het aantal kinderen in detentie wereldwijd te verminderen. Zonder de lobby door Defence for Children International (DCI) was dit nooit gebeurd. De resolutie getiteld Supporting national efforts for child justice reform, in particular through technical assistance and improved United Nations system-wide coordination is op 27 mei 2007 in Wenen door de VN-Commissie aangenomen tijdens hun jaarlijkse zitting. Twee paragrafen hieruit komen rechtstreeks uit de DCI-koker en zijn gebaseerd op de doelstellingen van DCI s No Kids Behind Bars! Global Campaign: 1. Urges Member States to pay particular attention to the issue of child justice and to take into consideration applicable United Nations standards and norms for the treatment of children in conflict with the law, particularly those deprived of their liberty, taking into account also the gender, social circumstances and development needs of such children; 2. Invites Member states to adopt, where appropriate, comprehensive national actions plans on crime prevention and child justice reform containing, in particular, specific targets with regard to reducing the pre-trial detention and imprisonment of children, including through the use of diversion, restorative justice and alternatives to imprisonment and ensuring that proper detention conditions prevail. Het is de sympathiserende diplomaten uiteindelijk gelukt. De teksten zijn direct gebaseerd op de DCI-aanbevelingen die zijn aangenomen op alle regionale bijeenkomsten in 2004, ter voorbereiding van de Eleventh UN Congress on Crime Prevention and Criminal Justice. Vertegenwoordigers van DCI-Costa Rica, DCI-Uganda, DCI-Australië, DCI-Nederland en van het Internationale Secretariaat van DCI, waren verspreid aanwezig op alle bijeenkomsten. Zij hebben er toen voor gezorgd dat deze aanbevelingen werden aangenomen, onder aanvoering van DCI- Nederland, en in het kader van de No Kids Behind Bars! Global Campaign. 24

27 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Kinderrechten wereldwijd Verenigde Naties Day of General Discussion Het Comité inzake de Rechten van het Kind houdt op 21 september 2007 in Genève zijn jaarlijkse themadag. Dit jaar heeft de dag als onderwerp het realiseren van kinderrecht : Resources for the Rights of the Child Responsibility of States, Investments for the Implementation of Economic, Social and Cultural Rights of Children and International Cooperation. Op deze dag staat artikel 4 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind centraal. Voor meer informatie zie: Kindvriendelijke versie richtlijnen De Verenigde Naties heeft, in samenwerking met UNICEF, een kindvriendelijke versie gemaakt van de richtlijnen voor kinderen die slachtoffer of getuige zijn van een strafbaar feit. In de kindvriendelijke versie wordt in simpele bewoordingen uitgelegd wat de richtlijnen inhouden en wat de rechten van deze kinderen zijn. Moeilijke woorden of begrippen worden uitgelegd. De kindvriendelijke versie is vooralsnog alleen in het Engels verschenen. De United Nations Guidelines on Justice in matters involving child victims and witnesses of crime is te vinden op Zitting 48 van het Kinderrechtencomité Het Comité inzake de Rechten van het Kind kwam van 21 mei tot en met 8 juni 2007 bijeen voor zijn 48e zitting. Het Comité heeft de landenrapportages van Kazachstan, de Malediven, Slowakije en Uruguay behandeld. Ook zijn de rapportages over de implementatie van het Facultatief Protocol over de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie van Bangladesh, Guatemala, Soedan en de Oekraïne behandeld. Van Guatemala en Monaco zijn de rapportages over de implementatie van het Facultatief Protocol inzake de betrokkenheid van kinderen in gewapende conflicten behandeld. Meer informatie over de 48e zitting is te vinden op Nieuwe voorzitter Comité Mevrouw Yanghee Lee is benoemd tot de nieuwe voorzitter van het Comité inzake de Rechten van het Kind. Zij neemt de taken over van Jaap Doek. Lee Yanghee is afkomstig uit Zuid-Korea. Zij is sinds februari 2003 lid van het Comité. Voor meer informatie: Raad van Europa Nieuwe aanbevelingen Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft op 27 september 2006 een nieuwe aanbeveling aangenomen over het mondiger maken van kinderen in het huidige informatie- en communicatietijdperk. De tekst van de Recommendation Rec(2006)12 on empowering children in the new information and communications environment staat op Kinderrechtenjurisprudentie Europese Hof De Raad van Europa heeft een speciale website geopend met jurisprudentie over kinderrechten bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Dit is een van de faciliteiten binnen het programma Building a Europe for and with children van de Raad van Europa. Op de website zijn de uitspraken van het EHRM waarin kinderrechten centraal staan samengebracht. De website is nog onder constructie. Zie: Verdrag ter bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en uitbuiting Het Comité van deskundigen voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en misbruik (PC-ES) - onderdeel van het Europese Comité inzake Criminaliteitsproblemen (CPDC) - heeft een tekst opgesteld voor een nieuw Europees Verdrag inzake bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Dit nieuwe Europese Verdrag ziet toe op preventieve en beschermingsmaatregelen, opsporing, vervolging en rechtspleging (onder andere kindvriendelijke procedures), informatie-uitwisseling en internationale samenwerking. Eind juni 2007 wordt de Verdragstekst door het CPDC voor goedkeuring naar het Comité van Ministers van de Raad van Europa gestuurd. Voor meer informatie: 25

28 kenjerecht Stelen is niet stoer Boris vindt zichzelf een stoere en sportieve jongen. Om indruk te maken op zijn vrienden schept de zestienjarige Boris graag op over het aantal doelpunten dat hij heeft gescoord met voetbal, en wat hij heeft geleerd met skateboarden. Op een dag komt hij op school met een nieuw verhaal: hij heeft een T-shirt gestolen bij een kledingzaak in het winkelcentrum en is daarbij niet betrapt. De vrienden van Boris reageren anders dan hij zich had voorgesteld. Ze vinden zijn verhaal helemaal niet stoer. Zeker niet als Boris de volgende dag op het politiebureau moet verschijnen. De medewerker van de kledingzaak heeft hem wel degelijk gezien. Bovendien heeft de beveiligingscamera van de winkel de diefstal vastgelegd. Op het politiebureau bekent Boris het T-shirt te hebben gestolen. Omdat het de eerste keer is dat Boris een stafbaar feit pleegt, stuurt de politie hem door naar bureau-halt. Boris stemt hiermee in. Zo krijgt hij de kans om zijn fout weer goed te maken. Boris krijgt een Halt-afdoening, wat inhoudt dat hij acht uur moet werken, waarbij hij zoveel mogelijk geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn daad. Naast het werken moet hij zijn excuses aanbieden aan de eigenaar van de kledingzaak. Ook moet hij het T-shirt teruggeven. Boris is ervan overtuigd dat hij geen justitiële documentatie (strafblad) heeft, aangezien hij zijn Halt-afdoening met succes heeft afgerond. En dat hij niet meer met het gepleegde strafbare feit geconfronteerd zal worden. Om toch zeker te zijn van zijn zaak, stuurt Boris een naar de Kinder- en Jongerenrechtswinkel. Hij had thuis nog een flyer van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel liggen, die hij op een festival had gekregen. De volgende dag krijgt Boris een terug van een medewerker van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel. Hierin staat dat de informatie over zijn winkeldiefstal niet is opgenomen in de justitiële documentatie. Wel wordt de Halt-afdoening opgenomen in de registers van de politie. Tot zijn eenentwintigste verjaardag zal dit geregistreerd staan. Boris vraagt zich af of hij nog alle beroepen kan uitoefenen. Het enige dat misschien problemen kan opleveren is als Boris in de toekomst wil solliciteren bij de politie, de marechaussee of een beveiligingsorganisatie. Boris is blij om te horen dat hij inderdaad geen justitiële documentatie blijkt te hebben. Hij heeft nu wel nog meer spijt van zijn daad. Vooral omdat hij dus wel problemen met solliciteren kan krijgen als hij bijvoorbeeld bij de politie wil. De verhalen die Boris aan zijn vrienden vertelt, gaan nu gewoon weer over voetballen en skateboarden. Kinder- en jongerenrechtswinkels Amsterdam Den Haag Rotterdam Noord-Nederland Leiden Maastricht Nijmegen

29 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Op 28 juni 2007 legt Stan Meuwese zijn functie van directeur van Defence for Children International Nederland neer. Ter gelegenheid van zijn afscheid schreven verschillende deskundigen uit het kinderrechtenveld een commentaar op de artikelen uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, met Stan Meuwese als referentiekader. Afscheid van Stan Meuwese Reacties uit het kinderrechtenveld Kinderrechten beginnen thuis Artikel 16 IVRK: Recht op privacy Mariëlle Bruning Bijzonder hoogleraar Jeugdrecht Universiteit Leiden Het recht op privacy was oorspronkelijk een right to be let alone om de persoonlijke levenssfeer te beschermen. Het recht op privacy is meer en meer een recht op bescherming tegen overheidsdwang geworden, waarbij het accent ligt op bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij gegevensverwerking. Voor minderjarigen is het recht op privacy vastgelegd in artikel 16 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Deze bepaling heeft zowel betrekking op het gezinsleven van het kind als op de eigen integriteit van het kind. Ten aanzien van het gezinsleven valt op te merken dat artikel 16 IVRK nog niet duidelijk in de Nederlandse rechtspraak is terug te vinden. Dit is opmerkelijk omdat dit nu juist, in aanvulling op het in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vastgelegde recht op respect voor privé- en gezinsleven, een mogelijkheid zou bieden om een zorgvuldige belangenafweging te maken als het gaat om inbreuken in het gezinsleven van het kind. Dat kan zo zijn bij een uithuisplaatsing van het kind in het kader van jeugdbescherming, maar ook bij een (dreigende) terugplaatsing van het kind uit een pleeggezin met wie het kind na langer verblijf gezinsleven heeft opgebouwd. In uitspraken over jeugdbeschermingszaken wordt nu vooral artikel 20 IVRK genoemd, in het bijzonder in pleeggezinsituaties. Artikel 16 IVRK zou bij beslissingen over het al dan niet scheiden of herenigen van ouders en kind een prominentere rol moeten krijgen. Ik hoop dat Stan Meuwese, als scherpe analyticus en begenadigd schrijver, niet stil blijft zitten en in deze discussie van zich laat horen, alleen al omdat hij zo n belangrijke pleitbezorger is voor rechten van kinderen wereldwijd, te beginnen in Nederland. En mochten we van Stan dan toch niets horen, dan zullen we op zijn recht op privacy van tijd tot tijd een inbreuk moeten maken, dit vanzelfsprekend met een beroep op het belang van het kind. Kinderrechten als basis van pleegzorg Artikel 20 IVRK: Pleegzorg Bep van Sloten International Foster Care Organisation Artikel 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) vormt voor de International Foster Care Organisation (IFCO), de internationale organisatie voor pleegzorg, de basis van het werk. Een kind dat tijdelijk of blijvend het verblijf in het gezin waartoe het behoort moet missen, of dat er niet veilig is, heeft recht op bijzondere bescherming. Staten waarborgen zorg. Dat kan pleegzorg zijn, maar ook kafalah, adoptie of residentiële zorg. En dan houden we ook nog rekening met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind en met zijn taal. Als dat toch eens realiteit kon zijn! Ongeveer vierduizend wachtende adoptieouders per jaar, ongeveer duizend Nederlandse kinderen wachtend op een pleeggezin, kinderen in gevangenissen of nog bij ouders thuis die in hun eigen belang eigenlijk daar niet langer zouden moeten verblijven. Om dit te veranderen pleit ik voor meer duidelijkheid over pleegkinderen in Nederland, zodat wachtende adoptieouders wellicht voor pleegzorg gaan kiezen. In de werkgroep adoptie werd, mede door de invloed van Stan Meuwese, de discussie een geheel andere dan de adoptieouders in hun lobby hadden beoogd. Zou niet eerder de hulp bij het ontwikkelen van pleegzorg in het land van herkomst meer aandacht moeten krijgen en zou Nederland via 27

30 ontwikkelingshulp die landen niet intensiever kunnen helpen bij het implementeren van hun verantwoordelijkheid in het kader van hun ratificatie van het IVRK? Stan Meuwese pleitte in de werkgroep voor duidelijkheid voor kinderen. Kinderen hebben er recht op dat de overheid zich niet alleen inspant, maar werkelijk waarborgt dat zij beschermd zullen worden als hun ouders dat niet meer kunnen. Engelsen hebben hier een mooie term voor: corporate parenting. De overheid als ouder. Een ouder die als een leeuwin opkomt voor het recht van haar kinderen. Een ouder die niet toestaat dat kinderen die zonder hun ouders moeten opgroeien niet de volledige en harmonische ontplooiing zullen kennen die opgroeien in een gezinsomgeving kan bieden. Eerst kind dan vreemdeling Artikel 22 IVRK: vreemdelingenkinderen Goos Cardol Raad voor de Kinderbescherming Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) formuleert als enig algemeen mensenrechtenverdrag in artikel 22 IVRK rechten gericht op de bescherming van minderjarige vluchtelingenkinderen. Door de nadruk te leggen op de vier kernbepalingen van het Verdrag (artikel 2: non-discriminatie, artikel 3: belang van het kind, artikel 6: het recht op leven en ontwikkeling en artikel 12: hoorrecht) wordt geaccentueerd dat het in de eerste plaats gaat om kinderen en niet om vreemdelingen. Om minderjarigen met een niet-nederlandse achtergrond met behoeften en wensen zoals alle kinderen deze hebben. De wens om te kunnen spelen, de wens om met hun vader en moeder samen te zijn, te wonen in een gewoon huis, naar school te gaan in een samenleving waarin mogelijkheden aanwezig zijn voor hulpverlening om opgelopen trauma en andere problemen te kunnen overwinnen. Kinderen die zich op gelijke wijze als andere kinderen willen kunnen ontwikkelen, ongeacht de vaak beladen omstandigheden waarin zij zich bevinden en bevonden. Opdat hen zowel voor het heden en als voor de toekomst kansen worden geboden. Natuurlijk verliest artikel 22 IVRK daarmee niet zijn waarde; het recht op bescherming voor de in deze bepaling genoemde groepen wordt door deze bepaling nog eens extra benadrukt. Het is Defence for Children International geweest, onder leiding van Stan Meuwese die samen met andere organisaties voor velen (helaas nog niet voor allen) de focus heeft weten te verschuiven van de vreemdeling die tevens minderjarig is naar de minderjarige die tevens vreemdeling is. Te hopen is dat hiermee de basis is gelegd voor een in de zeer nabije toekomst maatschappijbreed gedragen andere kijk op minderjarige vreemdelingen. Meisjesbesnijdenis: een schending van kinderrechten Artikel 24 IVRK: Meisjesbesnijdenis Marina Hendriks en Gerda Nienhuis Pharos Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid Door de besnijdenis worden meisjes volwaardig lid van hun gemeenschap, want de sociale norm is dat niet-besneden meisjes niet huwbaar en niet gerespecteerd zijn. Het besnijden van dochters gebeurt met instemming van goedwillende ouders en dat is nu net wat knelt rondom meisjesbesnijdenis. De families hebben het beste met hun dochters voor. Dat meisjesbesnijdenis in Nederland als kindermishandeling wordt gezien en door vele internationale organisaties wordt afgekeurd als verminkend en beschadigend moet dan ook een belangrijke boodschap zijn tijdens het voorlichtingswerk naar de gemeenschappen die meisjesbesnijdenis van oudsher praktiseren. Het is algemeen aanvaard dat het besnijden van meisjes in strijd is met mensenrechten, meer specifiek met vrouwenrechten en de rechten van het kind. Artikel 24 lid 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is het meest duidelijke artikel in een internationaal verdrag dat meisjesbesnijdenis verbiedt: de Staten die partij zijn, nemen alle doeltreffende maatregelen teneinde traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen af te schaffen. Begin 2000 bundelen Pharos, Federatie van Somalische Associaties in Nederland en Defence for Children International Nederland hun krachten in het Platform Aanpak Vrouwenbesnijdenis. De drie invalshoeken van iedere organisatie van het Platform - het bevorderen van gezondheid, het behartigen van belangen van de doelgroep en het bevorderen van de kinderrechten - blijkt een goede combinatie. Wederzijds wordt van elkaar geleerd en elkaar aangevuld. De snelcursus van Stan Meuwese over kinderrechten, wet- en regelgeving - voor ons redelijk nieuwe terreinen - heeft effect gesorteerd. Kinderrechten hebben daarmee een serieuze plaats gekregen in onze training preventie meisjesbesnijdenis voor sleutelpersonen. 28

31 Tijdschrift voor de Rechten van het Kind juni 2007 Wat er ook speelt in een land, laten het vooral de kinderen zijn Artikel 31 IVRK: Een kind heeft recht op vrije tijd, spel, kunst en cultuur Henk Kasbergen Directeur Jantje Beton Kinderen spelen, jongeren spelen, volwassenen spelen. Veel spelletjes geven we op latere leeftijd een andere en soms zelfs gewichtige lading; knikkerden we vroeger nog onbekommerd, als je er tegenwoordig bij wilt horen ga je golfen. Het verschil is, op het formaat van de knikkers, de afstand die je aflegt en het gebruik van hulpmiddelen na, eigenlijk te verwaarlozen. Volgens het door Nederland geratificeerde Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind hebben kinderen recht op spelen. Al in 1983 werd voorgesteld het recht van kinderen op speelruimte wettelijk vast te leggen. Desondanks is wetgeving tot op heden uitgebleven. Er is recent een wetsontwerp ingediend, maar dat is nog steeds niet aangenomen. Het wordt hoog tijd dat dit fundamentele kinderrecht in landelijke wetgeving wordt vastgelegd, want een oplossing in de trant van we komen er samen wel uit gaat hier niet op, zo blijkt. Buitenspelen is voor veel kinderen - vooral in de steden - tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend. Een op de vijf kinderen speelt zelfs nooit meer buiten. Dit wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld ontoereikende kwaliteit van de buitenruimte en angst voor onveiligheid. Het belang van voldoende speelruimte voor kinderen verliest het steeds vaker van andere belangen, zoals de aanleg van parkeerplaatsen, woningen, kantoren of winkelcentra. Kinderen zijn immers geen marktpartij waarmee rechtstreeks onderhandeld hoeft te worden. Het is hoog tijd om speelruimte voor kinderen op te eisen. Binnen het Kinderrechtencollectief, waarbij Stan Meuwese zich steeds weer heeft ontpopt als bezield voorvechter van álle kinderrechten, wordt aan het recht op spelen ook aandacht geschonken. De gedrevenheid van Stan werkte daarbij inspirerend, ook voor mij persoonlijk. Druk pratend en gesticulerend, scherp denkend en debatterend, werd hij voor mij een soort icoon voor kinderrechten. We konden elkaar altijd snel vinden bij bepaalde acties, waarin we samen optrokken. Jaren terug betrof dat bijvoorbeeld een paginagrote advertentie om een minister voor jeugdzaken te propageren. En zie, zo n minister is er nu. Zullen we er dus maar vanuit gaan dat sommige acties werken! Geen kind in de cel Artikel 37 IVRK: Folterverbod en waarborgen bij vrijheidsbeneming Ton Liefaard Promovendus Vrije Universiteit Amsterdam No Kids Behind Bars: met deze titel lanceert de Nederlandse afdeling van Defence for Children International (DCI) in 2003 een wereldwijde campagne voor het terugdringen van het aantal kinderen in gevangenissen, detentiecentra en andere gesloten instellingen (hierna: gesloten instellingen). De basis voor de campagne wordt gevormd door het DCI-rapport No Kids behind bars. Stan Meuwese opent in het voorwoord met een duidelijke boodschap: Children do not belong in prison. Children should go to school. They should play and enjoy themselves. De praktijk is verontrustend; naar schatting zitten er wereldwijd ten minste een miljoen kinderen achter de tralies, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De harde werkelijkheid is dat de rechten van deze kinderen (en hun families) op grote schaal worden geschonden. Een schokkende en teleurstellende conclusie, temeer daar het nagenoeg universeel geratificeerde Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van grote waarde kan zijn voor de rechtsbescherming van deze specifieke groep kinderen. Voor het terugdringen van het aantal kinderen in gesloten instellingen is artikel 37 sub b IVRK van groot belang. Deze bepaling schrijft voor dat geen enkel kind op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid mag worden beroofd en dat vrijheidsbeneming alleen als uiterste middel mag worden toegepast. Voor de omstandigheden waaronder kinderen worden gedetineerd, is artikel 37 sub c IVRK bepalend. Artikel 37 IVRK heeft een groot potentieel. Het staat voor de rechtsbescherming van kinderen voor wie vrijheidsbeneming dreigt en van kinderen van wie de vrijheid is ontnomen. Bovenal worden kinderen in gesloten instellingen erkent als dragers van rechten. Artikel 37 IVRK legt de lat hoog en benadrukt de bijzondere verantwoordelijkheid van de nationale overheid voor deze grote, zeer kwetsbare groep kinderen. Helaas laat de praktijk zien dat deze kinderen nauwelijks prioriteit krijgen en dat hun rechten worden geschonden. Wereldwijd. Dankzij de inspanningen van DCI, onder aanvoering van Stan Meuwese, is er meer aandacht voor deze kinderen, getuige ook de goed bezochte eerste internationale conferentie over dit thema in Bethlehem (Palestina) in juni 2005, resulterend in de Bethlehem Declaration. Stan Meuwese kennende is hij echter nog lang niet tevreden. Het valt te hopen dat DCI de campagne verder gaat vormgeven en uitbouwen. 29

32 Kinderrechten besproken... Focus op jeugdcriminaliteit. Inleiding voor de beroepspraktijk. J. Jakobs, H. Ferwerda, B. Beke. Advies en onderzoeksgroep Beke, Arnhem. Crimireeks, Uitgeverij SWP Amsterdam, ISBN -10: ; ISBN -13: In opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming is een toegankelijk boek geschreven over jeugdcriminaliteit. Voormalig directeur van de Raad voor de Kinderbescherming Ruud Nijhof benadrukt in het voorwoord het belang van een effectieve benadering van jeugdige daders. Dit boek is volgens hem een kompas voor een ieder die op zoek is naar een effectieve benadering van jeugdcriminaliteit. Het boek geeft een overzicht van de heersende theorieën. Aandacht is er voor de oorzaaktheorieën en de vraag waarom jongeren delinquent gedrag vertonen. Daartegenover staan de controle- of beheersingstheorieën en de vraag waarom grote groepen geen delinquent gedrag vertonen. De auteurs geven vervolgens heldere achtergrondinformatie, zoals een beschrijving van veelplegers, kick-jongeren en jonge delinquenten met een geestelijke stoornis. Aan theorie is er geen gebrek, maar een goed beeld van de praktijk geeft deze inleiding voor de beroepspraktijk niet. De expertise die de Raad ontwikkeld zou moeten hebben over preventie en hoe om te gaan met jeugdige wetsovertreders komt onvoldoende in het boek naar voren. De praktijkbeschrijvingen tussendoor zijn kort door de bocht en weinig realistisch. Zoals de casus over de minderjarige Samuel, die een tas van een bejaarde vrouw afpakt. De nodige informatie om een goed oordeel te kunnen vormen over deze casus krijgen we niet. Namelijk, wie is deze Samuel? Heeft hij eerder een delict gepleegd? Op basis van welke informatie komt hij in aanmerking voor Harde Kern Trajectbegeleiding? Het merendeel van de opdrachten heeft een journalistieke inslag. Zo krijgt de lezer de opdracht om een persbericht te schrijven, een artikel voor de zaterdagbijlage van de krant en meerdere betogen te produceren. Ik vrees dat deze aanpak diverse goede schrijvers oplevert, maar geen professional die een analyse van een probleemsituatie met een kind kan maken. Focus op jeugdcriminaliteit is een vlot geschreven inleiding bij een complex onderwerp. Voor diegenen die nog niet veel weten over jeugdcriminaliteit bevat dit leerboek veel nuttige informatie. Een kompas voor een effectieve benadering van jeugdcriminaliteit is het helaas niet. Maartje Berger Exploring Children's Rights - Nine short projects for primary level Het kind: bijzonder belangrijk. Over het belang van het kind in het werk van de Raad voor de Kinderbescherming. Goos Cardol en Wim Theunissen (red). Amsterdam: Uitgeverij SWP, ISBN Dit boek is uitgegeven naar aanleiding van het afscheid van Ruud Nijhof, algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming. Met dit boek wil de Raad een bijdrage leveren aan het debat over hoe het belang van het kind het beste kan worden ingevuld. Deskundigen uit diverse werkvelden hebben een bijdrage geleverd aan dit boek. Thema s als huiselijk geweld, multiculturele samenleving, minderjarige vreemdelingen, de betekenis van het internet voor kinderen, kinderbescherming, echtscheiding en omgang, adoptie en pleegzorg, jeugdige delinquenten en taakstraffen worden aan de orde gesteld. Medewerkers van de Raad geven na elk artikel hun reflectie over wat de Raad op dit terrein doet. Vrije val Ben Slingenberg Zoetermeer: Uitgeverij Mozaïek, ISBN Dit kinderboek voor kinderen vanaf elf jaar gaat over Floortje en Farid. Floortje woont al dertien jaar naast haar buurjongen Farid. Dan opeens krijgen Farid en zijn moeder bericht dat zij terugmoeten naar Somalië. Floortje gaat samen met haar klasgenoten op zoek naar een manier om dit te voorkomen. Ook uit onverwachte hoek wordt Floortje ondersteund: de vriendin van de vader van Floortje, Lydia, die advocate is, schiet te hulp. Zij vertelt aan Floortje dat Nederland het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind heeft ondertekend en dat er bij alle besluiten die worden genomen voor en over kinderen gelet moet worden op het belang van het kind. Het wordt volgens Lydia hoog tijd dat Nederland zich hieraan gaat houden! Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Floortje die graag schrijfster wil worden en op zoek is naar een onderwerp voor haar eerste boek. Het boek gaat niet alleen over de scheiding tussen Floortje en Farid, maar ook over de scheiding van de ouders van Floortje. In het boek wordt niet alleen duidelijk wat de dreiging van uitzetting voor gevolgen heeft voor Farid. Ook wordt er in beschreven hoe zijn klasgenoten hiermee omgaan. Kortom: Vrije val is een aangrijpend boek. Manon Eijgenraam Rolf Gollop en Peter Krapf Council of Europe, Publishing, ISBN De Raad van Europa heeft een boek uitgebracht over kinderrechteneducatie: Exploring children's rights. Het is gemaakt voor basisschoolleraren die hun leerlingen willen onderwijzen over kinderrechten. In het boek staan tien kleine projecten beschreven. Elk project bestaat uit vier lessen. Het kan besteld worden via de website van de Raad van Europa: 30

33 KINDERRECHTENNIEUWS Minister baseert beleid op kinderrechtenverdrag Op 5 april 2007 heeft de minister voor Jeugd en Gezin de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de vijf prioriteiten van zijn beleid. Hij schrijft dat hij zijn beleid zal baseren op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Zijn vijf beleidsprioriteiten zijn: het ontwikkelen van Centra voor Jeugd en Gezin, het stroomlijnen van de jeugdzorg, kwaliteitsverbetering van de jeugdzorg, het volgen van pilots voor onwillige jongeren en het ontwikkelen van een nieuwe gezinsnota. Na de Kindertop, die op 6 juni 2007 heeft plaatsgevonden zal de minister het programma voor Jeugd en Gezin afronden en aanbieden aan de Tweede Kamer. Voor meer informatie over de brief van de minister zie: Vijfjarig bestaan Nationale Jeugdraad De Nationale Jeugdraad bestaat op 27 april 2007 vijf jaar. Om dit te vieren is er op die dag een Ik ben Geweldigfeest georganiseerd voor de medewerkers, vrijwilligers en andere jongeren die zich de afgelopen jaren hebben ingezet voor de Jeugdraad. Voor meer informatie zie: Nederlandse jongeren zijn gelukkig Op 11 april 2007 werd aan de minister voor Jeugd en Gezin het nieuwe rapport Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland aangeboden. Dit vierjaarlijkse Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek is in 2005 voor de tweede keer uitgevoerd door het Trimbosinstituut, in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Universiteit van Utrecht. Dit onderzoek maakt deel uit van een omvangrijk project van de World Health Organisation (WHO), die de gezondheid en het risicogedrag van scholieren in Europa en Noord-Amerika onderzoekt. Net als vier jaar geleden, blijken met name meisjes en jongens in de laagste opleidingsniveaus de belangrijkste risicogroep te zijn. Zij vertonen aanzienlijk meer problemen, meer risicogedrag en een minder gezonde leefstijl. Uit dit rapport blijkt wel dat kinderen iets gezonder zijn gaan leven in vergelijking met 2001, de vorige peildatum. Voor meer informatie zie: Verruiming van de werktijden voor kinderen Sinds 1 april 2007 geldt er een nieuwe Arbeidstijdenwet. De wet is flexibeler geworden, ook voor minderjarigen. Jongeren van dertien en veertien jaar mogen voortaan op zaterdag zeven uur werken, dit is een uur langer dan voorheen. Tevens mogen zij s ochtends om zeven uur beginnen, dit is een uur eerder. Kinderen tot zeven jaar mogen vaker per jaar optreden: vier keer. Bij serieproducties mogen zij acht keer optreden. Kinderen van zeven tot dertien jaar mogen per jaar twaalf keer optreden. Vanaf dertien jaar wordt dit verruimd naar vierentwintig keer. Nieuw is ook dat de rusttijden zijn aangepast en dat kinderen tot dertien jaar voor, tijdens en na de voorstelling begeleid moeten worden door een deskundige. Zie voor meer informatie: Verbod op slaan Vanaf 25 april 2007 is het in Nederland voor ouders verboden om hun kinderen te slaan. Artikel 1:247 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is hiervoor aangepast. Hierin staat dat in de verzorging en opvoeding van het kind de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling mogen toepassen. Onder geweld wordt verstaan het opzettelijk pijn doen van een kind. Een tik op de vingers is geen geweld. Ook het stevig beetpakken van een kind om te voorkomen dat het iets gevaarlijks doet, valt niet onder het toepassen van geweld. Deze voorbeelden vallen niet onder het toepassen van geweld omdat niet het bestraffen, maar het voorkomen overheerst. Voor het ouderlijk tuchtigingsrecht is door de invoering van dit wetsartikel geen ruimte meer. De wettekst is te vinden op: Strijd tegen minderjarige kameeljockeys Onder internationale druk hebben de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten in mei 2005 het gebruik van kinderen als jockeys bij kameelraces verboden. Deze kinderen, tussen de vier en acht jaar oud, werden gekocht in Pakistan, Bangladesh en Soedan en kregen niet of slecht betaald. Ze hadden geen toegang tot onderwijs en kregen slecht te eten zodat hun gewicht laag bleef. In december 2006 hebben de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten een bedrag van negen miljoen dollar gereserveerd om de voormalige jockeys naar huis te laten terugkeren. Ongeveer duizend kinderen zijn, met hulp van UNICEF, inmiddels teruggekeerd naar hun families. Bron: Bezit kinderporno zwaarder bestraffen De top van het Openbaar Ministerie wil dat rechters hogere straffen gaan opleggen aan personen die kinderporno in bezit hebben. Het College van procureurs-generaal heeft een richtlijn opgesteld voor alle officieren van justitie die zich bezig houden met kinderpornozaken. In de richtlijn wordt aangegeven wanneer welke straf geëist moet worden. Volgens de procureurs-generaal zijn de zwaardere straffen noodzakelijk geworden door internet. De aard en omvang van de kinderporno zijn sinds de komst van het internet radicaal veranderd. Bron: 31

34 Jan-Pieter Kleijburg Nieuwe directeur van Defence for Children International Nederland/ECPAT Nederland Jan-Pieter Kleijburg wordt per 1 juli 2007 de nieuwe directeur van Defence for Children International Nederland/ECPAT Nederland. Hij volgt Stan Meuwese op, die na vijftien jaar zijn functie als directeur van DCI/ECPAT neerlegt. Jan-Pieter Kleijburg (1962) heeft veel internationale ervaring in de bevordering van kinderrechten. Daarnaast heeft hij veel ervaring opgedaan als fondsenwerver en manager. Op dit moment is Jan-Pieter Kleijburg plaatsvervangend hoofd van het UNICEF-kantoor in Teheran. Zijn werk richt zich op de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité inzake de Rechten van het Kind aan de regering van Iran. Vaak gaat het hierbij om kinderrechtenacties op het scherpst van de snede. De vermeende discrepanties tussen het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de islamitische wetgeving zijn belangrijke onderwerpen van discussie en onderzoek. Jan-Pieter Kleijburg heeft zich in onder meer Thailand, Bangladesh en Iran als UNICEF-programmaverantwoordelijke ingezet om kinderrechten een grotere rol te laten spelen in ontwikkelingsprogramma s. Hij gaf in Bangladesh leiding aan een omvangrijk kinderrechtenproject waarin lokale autoriteiten werden gemotiveerd om meer te doen voor kinderrechten, zoals het doorvoeren van een goede geboorteregistratie. Ook werkte Jan-Pieter Kleijburg voor de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in Afrika aan het terugdringen van kinderarbeid. KINDERRECHTENNIEUWS Onderzoek naar kindermishandeling in Nederland In 2005 werden ruim kinderen in Nederland het slachtoffer van kindermishandeling. Zo luidt de conclusie van een onderzoek van de Universiteit Leiden. Onder hen zijn kinderen slachtoffer van fysieke en/of seksuele mishandeling, de rest, dus ruim kinderen, wordt fysiek of emotioneel verwaarloosd. Volgens een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam zijn in Nederland in 2005 zelfs ruim kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Het verschil tussen beide onderzoeksresultaten ligt in een andere methodologische benadering en een andere definitie van kindermishandeling. Op 25 april 2007 zijn beide rapporten aan de minister voor Jeugd en Gezin André Rouvoet aangeboden. Voor meer informatie zie: minderjarigen in DNA-databank DNA-afname bij minderjarige veroordeelden is sinds februari 2005 mogelijk. Uit het in maart 2007 verschenen eerste jaarverslag van de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, blijkt dat al van ruim 1600 minderjarigen ouder dan elf jaar materiaal in die databank is opgeslagen. Voor meer informatie zie: Kinderen in Tel In 2005 is weinig verbeterd in de algehele situatie van kinderen in Nederland. Dat blijkt uit het in maart gepubliceerde onderzoek 'Kinderen in Tel 2007'. Er is iets meer speelruimte, er leven iets minder kinderen in instituties en in armoede, het aantal tienermoeders is behoorlijk gedaald. Daar tegenover staat dat vooral de grote steden nog hoog scoren met jeugdcriminaliteit, er meer werkeloze jongeren zijn en dat het schoolverzuim relatief is gestegen. Deze editie is uitgebracht in verband met de Provinciale Statenverkiezingen en is speciaal gericht op de provincies. Het onderzoek is gepubliceerd op: Kinderrechten in Grondwet Op juni 2007 zal de Europese Raad (bestaande uit staatshoofden en Minister-presidenten) voorstellen doen over hoe verder te gaan met de Europese Grondwet. EURONET, de Europese coalitie van niet-gouvernementele organisaties op het terrein van kinderrechten, is een lobby gestart om te zorgen dat kinderrechten in de onderhandelingen ook zichtbaar blijven. Voor meer informatie zie: ww.euroeanchildrensnetwork.org 32

35 Vijftien jaar Tijdschrift voor de Rechten van het Kind Eens per jaar een studiemiddag over een kinderrechtenthema organiseren en vier keer per jaar een tijdschrift uitgeven. Dit was, in 1991, de opdracht aan de Nederlandse afdeling van Defence for Children International (DCI) van het toenmalige bestuur van de vereniging DCI - onder mijn voorzitterschap. Het was de maximumbelasting die wij, als oprechte vrijwilligers, konden dragen. Het tamelijk onregelmatig verschijnende DCI-bulletin werd niet zonder pretentie omgedoopt in het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind (TRK). In december 1991 verscheen jaargang 1 nummer 1. We kregen meteen een ISSN-nummer, het ISBNnummer voor de tijdschriften (dat was toen ook nodig om portokorting bij de PTT te krijgen). Jacqueline Smith had de leiding. Dankzij haar bijzondere redacteurskwaliteiten maakte het TRK een vliegende start. In dit eerste nummer zijn artikelen te vinden over de kinderombudsman, over straatkinderen in Brazilië en over de eerste (!) zitting van het Comité inzake de Rechten van het Kind. Een interview met de (toenmalige) internationale DCI-president Martin Garate. En een paar nieuwsberichten en boekaankondigingen. Een mix van nationale berichten en internationale ontwikkelingen. In essentie is de TRK-inhoud in het laatste anderhalf decennium niet veel veranderd: het TRK op het kruispunt van jeugdrecht, mensenrechten, pedagogie en ontwikkelingssamenwerking. Per 1 januari 1992 werd ik van voorzitter directeur. We begonnen na één nummer van de eerste jaargang meteen aan de tweede jaargang. Als enige arbeidskracht was het ook mijn taak kopij voor het TRK te leveren. Dat ben ik al die jaren blijven doen. Het TRK was de spreekbuis van DCI. Jaarverslagen en persberichten van DCI kwamen in het tijdschrift terecht. Natuurlijk is het TRK een DCI-tijdschrift, maar de redactie bestaat de laatste tien jaar voor de overgrote meerderheid uit niet-dci-stafmedewerkers. DCI is overduidelijk de uitgever van het TRK, maar de trouwe en oplettende lezer zal opgemerkt hebben, dat bij de restyling van het tijdschrift, begin 2006, het DCI-logo naar de achterkant van de omslag is verdwenen. Een missionaire organisatie als DCI heeft een spreekbuis nodig, niet zo zeer voor actuele persberichten, maar voor diepgravende artikelen en achtergrond informatie. Het TRK-katern, ingevoerd begin 2006, is een effectieve manier om bepaalde thema s en ontwikkelingen van diverse kanten te belichten: jeugdzorg, kinderrechteneducatie, morele dilemma s rond leven en dood, kinderen als slachtoffer en getuige, en de kinderombudsman. Het TRK houdt zich staande, ook tegenover de DCI-website en de elektronische DCI-nieuwsbrief. Omdat DCI een missie heeft, is het voor DCI-stafmedewerkers vooral van belang op te duiken in de redactiepagina s van andere tijdschriften en kranten. En gelijktijdig probeert de TRK-redactie auteurs uit andere kringen uit te nodigen bij te dragen aan het DCI-tijdschrift. De uitgever en de redactie proberen er zo min mogelijk een clubblad van te maken. U, als lezer, bent altijd tevreden geweest over uw TRK, zo blijkt uit een paar lezersonderzoeken die de afgelopen jaren zijn gehouden. Uw tevredenheid is ook tamelijk passief, want we hebben nooit een rubriek ingezonden brieven hoeven te openen. Een tijdschrift met kinderrechten in de titel heeft ook een soort symbolische functie om het belang van de thematiek iedere keer weer te bevestigen. Het TRK duikt vier keer per jaar op in de tijdschriftenrubriek van het deftige Nederlands Juristenblad en herinnert daarmee juristen van diverse pluimage er aan dat er naast faillissementrecht, arbeidsrecht, mededingingsrecht, consumentenrecht ook nog kinderrechten zijn. Het is nu moeilijk terug te denken, maar de ambitieuze titel van een tijdschrift over kinderrechten was bij de start in het begin van de jaren negentig enigszins innovatief en lichtelijk provocerend. Hoe ingeburgerd de term kinderrechten nu mag zijn geworden, DCI en het TRK waren vijftien jaar geleden nog profeten in de woestijn. Het mag nu vanzelfsprekend klinken, dat minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin in zijn eerste brief aan de Tweede Kamer zegt zijn beleid op het kinderrechtenverdrag te baseren. Stan Meuwese (redactielid )

36 KINDEREN MOGEN AAN TAFEL ALTIJD BOEREN LATEN In het kinderrechtenspel van Defence for Children International moeten kinderen uit 28 plaatjes van kinderrechten de achttien echte rechten zoeken. Er blijven tien plaatjes met neprechten over, zoals: kinderen mogen aan tafel altijd boeren laten. Lekker scheten en boeren laten? Dat kan in Nederland alleen in intieme sfeer. Of in een balorige of zwaar beschonken toestand. We zijn hier niet vrij om publiekelijk onze gassen te laten gaan. In andere samenlevingen is dat wel anders. Daar is het bijvoorbeeld een compliment aan de kok om de maaltijd te besluiten met een stevige boer. Acceptatie van boeren laten in het openbaar is dus een kwestie van etiquette. Volgens de Nederlandse etiquette hebben baby s het alleenrechtom boertjes te laten. Ze moeten het zelfs. Nadat ze gedronken hebben, moet er een boertje worden gelaten. Dit voorkomt een opeenstapeling van gassen in de darmen. Hoe natuurlijk het ook is dat ons lichaam moet ontluchten, het wordt de Nederlandse peuter al snel afgeleerd om in gezelschap boeren te laten. Boeren laten wordt geassocieerd met iets onsmakelijks. Er is te gulzig gegeten of gedronken of sprake van een slechte spijsvertering. Het is onbeleefd om een ander daarvan deelgenoot te maken.we mogen ons niet laten gaan. Mevrouw Reinildis van Ditzhuyzen voert de Nederlandse regels voor ingetogenheid, in het handboek voor etiquette, terug op een christelijke achtergrond. Al sinds de middeleeuwen ziet de christelijke mens het lichaam als de gevangenis van de geest en dus als een obstakel op weg naar de hemel. Al het dierlijke in de mens moest worden verworpen en hartstochten moesten worden beheerst. Slechte gebaren en dierlijk onsmakelijk gedragzoals smakken, boeren laten of neuspeuteren werd afgekeurd. Beschaafd gedrag werd bevorderd. Boeren laten is niet netjes. Daarom is het des te leuker dit wel te doen. Niet alleen kinderen vinden het leuk om een wedstrijdje te doen wie de hardste boer kan laten of om samen met vriendjes het alfabet te boeren. Volwassenen kunnen er ook wat van. Een Engelsman haalde het Guinness Book of Records met een boer van 118,1 decibel. En er is zelfs een website waar al meer dan honderden mensen hun boer hebben achter gelaten. Het zal waarschijnlijk niet lang meer duren voordat er een belangenbehartigingsorganisatie voor boerenlaters wordt opgericht.

Mr. Stan Meuwese Directeur Defence for Children international

Mr. Stan Meuwese Directeur Defence for Children international Kinderrechten en kinderrechtenorganisaties De rol van non-gouvernementele organisaties bij de implementatie van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. 1. De overheid speelt de eerste viool Mr. Stan

Nadere informatie

Defence for Children

Defence for Children Defence for Children Defence for Children zet zich in voor de rechten van kinderen in Nederland en daarbuiten. Met onderzoek, lobby, voorlichting, juridisch advies en acties strijdt Defence for Children

Nadere informatie

DE SAMENWERKING TUSSEN KINDERRECHTENJURISTEN EN (ORTHO)PEDAGOGEN

DE SAMENWERKING TUSSEN KINDERRECHTENJURISTEN EN (ORTHO)PEDAGOGEN DE SAMENWERKING TUSSEN KINDERRECHTENJURISTEN EN (ORTHO)PEDAGOGEN weafldkje Expertmeeting NVO/ NIP 11 december, Utrecht Martine Goeman (Defence for Children) Waar u ons mogelijk van kent: Defence for Children-

Nadere informatie

Actieplan Kinderrechten SINT MAARTEN

Actieplan Kinderrechten SINT MAARTEN Actieplan Kinderrechten Samenvatting Commissie Kinderrechten Mei 2015 Actieplan Kinderrechten Commissie Kinderrechten INLEIDING Het nationaal beleid van het land Sint Maarten voor Jeugd en Jongeren is

Nadere informatie

Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind

Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind Tessa Dopheide* 1 Inleiding Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is sinds twee jaar meerderjarig. Het is een volwassen verdrag, dat bovendien

Nadere informatie

NGO s, het Kinderrechtenverdrag en het VN Comité. Jaap E. Doek. 1. Inleiding

NGO s, het Kinderrechtenverdrag en het VN Comité. Jaap E. Doek. 1. Inleiding NGO s, het Kinderrechtenverdrag en het VN Comité Jaap E. Doek 1. Inleiding In 1992 was het bepaald geen vanzelfsprekende zaak dat non-gouvernementele organisaties (NGO s ) een rol spelen in het toezicht

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 26 816 Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2000 2003 Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN DE STAATSSECRE- TARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,

Nadere informatie

Nationale instituten voor de rechten van de mens (NIRM) Ineke Boerefijn 24 april 2015

Nationale instituten voor de rechten van de mens (NIRM) Ineke Boerefijn 24 april 2015 Nationale instituten voor de rechten van de mens (NIRM) Ineke Boerefijn 24 april 2015 Opzet: Vn ondersteunt staten bij inrichten nationaal instituut Raad van Europa ook Belang van nationale implementatie

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

KOM OP VOOR JE RECHTEN. Kun je je voorstellen?

KOM OP VOOR JE RECHTEN. Kun je je voorstellen? informatieblad voor jongeren KINDERRECHTEN KOM OP VOOR JE RECHTEN Voor wie? Dit informatieblad is bedoeld voor jongeren van de tweede en derde klas van het voortgezet onderwijs die meer willen weten over

Nadere informatie

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN Waarom? Alle kinderen in de hele wereld hebben rechten. Jij dus ook. Omdat jij het recht hebt om je eigen rechten te kennen, hebben wij dit boekje speciaal

Nadere informatie

DE KINDEROMBUDSMAN PRESENTEERT EERSTE NEDERLANDSE KINDERRECHTENMONITOR: GROTE ZORGEN OVER HALF MILJOEN KINDEREN

DE KINDEROMBUDSMAN PRESENTEERT EERSTE NEDERLANDSE KINDERRECHTENMONITOR: GROTE ZORGEN OVER HALF MILJOEN KINDEREN DE KINDEROMBUDSMAN PRESENTEERT EERSTE NEDERLANDSE KINDERRECHTENMONITOR: GROTE ZORGEN OVER HALF MILJOEN KINDEREN De eerste Nederlandse Kinderrechtenmonitor laat zien hoe het gaat met kinderen die in Nederland

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace EUROPEES PARLEMENT TIJDELIJKE COMMISSIE ECHELON-INTERCEPTIESYSTEEM SECRETARIAAT MEDEDELING TEN BEHOEVE VAN DE LEDEN De leden treffen als aanhangsel een document aan met de titel Recht en Criminaliteit

Nadere informatie

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN UITGAVE VAN UNICEF NEDERLAND Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN 2 Kinderrechtenverdrag voor kinderen en jongeren Waarom? Alle kinderen in de hele

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Kinderrechtenverdrag. Voor kinderen en jongeren

Kinderrechtenverdrag. Voor kinderen en jongeren Kinderrechtenverdrag Voor kinderen en jongeren 2 Waarom? Alle kinderen in de hele wereld hebben rechten. Jij dus ook. Omdat jij het recht hebt om je eigen rechten te kennen, hebben wij dit boekje speciaal

Nadere informatie

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN

Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN UITGAVE VAN UNICEF NEDERLAND Kinderrechtenverdrag VOOR KINDEREN EN JONGEREN 2 Waarom? Alle kinderen in de hele wereld hebben rechten. Jij dus ook. Omdat jij

Nadere informatie

Defence for Children ECPAT

Defence for Children ECPAT Defence for Children ECPAT 2014 in feiten en cijfers 1.077 450 3.927 Organisatie en partners Organisatie Defence for Children International: 47 secties in verschillende landen, Internationaal secretariaat

Nadere informatie

SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION

SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION WIE IS EEN KIND? Ieder mens onder de leeftijd van 18 jaar (tenzij meerderjarigheid eerder wordt bereikt) VN Verdrag

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

Een paar nachtjes in de cel

Een paar nachtjes in de cel Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag en het voorarrest van minderjarigen in politiecellen Maartje Berger Carrie van der Kroon JEUGDSTRAFRECHT Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer Kinderrechten

Werkstuk Maatschappijleer Kinderrechten Werkstuk Maatschappijleer Kinderrechten Werkstuk door een scholier 1811 woorden 2 februari 2010 5,5 48 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Wat is een recht? Een recht is een geheel van regels die bepalen

Nadere informatie

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Rechten van slachtoffers Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Mensenhandel is een schending van de rechten van talloze mensen in Europa en daarbuiten en beïnvloedt hun leven.

Nadere informatie

Alle rechten op een rij:

Alle rechten op een rij: Alle rechten op een rij: voor iedereen 18 JAAR onder de 8 Kinderrechtenverdrag voor kinderen en jongeren Artikel 01 Wie is een kind? Een persoon die jonger dan achttien jaar is, is een kind. Alles wat

Nadere informatie

ZEG JA TEGEN DE BESCHERMING VAN KINDEREN!

ZEG JA TEGEN DE BESCHERMING VAN KINDEREN! Bijlage 4: Child Protection Policy Plan International ZEG JA TEGEN DE BESCHERMING VAN KINDEREN! WAAROM EEN KINDERBESCHERMINGSBELEID? Plan België streeft ernaar een wereld mee uit te bouwen waarin alle

Nadere informatie

Programma. 1. Introductie 2. Quiz vragen

Programma. 1. Introductie 2. Quiz vragen 1. Introductie 2. Quiz vragen Programma 2. Geschiedenis VN-Kinderrechtenverdrag 3. Kinderrechtenspel 4. Kindermishandeling volgens het VN- Kinderrechtenverdrag 5. Wat zegt het VN-Kinderrechtencomité over

Nadere informatie

Recht hebben en recht krijgen

Recht hebben en recht krijgen Recht hebben en recht krijgen Beleidsplan 2018 2021 DEFENCE FOR CHILDREN IS LID VAN ECPAT INTERNATIONAL DEFENCE FOR CHILDREN Defence for Children bevordert kinderrechten in Nederland en daarbuiten op basis

Nadere informatie

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen stuk ingediend op 1680 (2011-2012) Nr. 1 19 juni 2012 (2011-2012) Voorstel van resolutie van de dames Marijke Dillen, Gerda Van Steenberge en Linda Vissers en de heren Frank Creyelman, Filip Dewinter,

Nadere informatie

VN-VERDRAG HANDICAP VAN VERDRAG NAAR INCLUSIE. 16 punten voor volwaardige deelname van mensen met een beperking aan de samenleving

VN-VERDRAG HANDICAP VAN VERDRAG NAAR INCLUSIE. 16 punten voor volwaardige deelname van mensen met een beperking aan de samenleving VN-VERDRAG HANDICAP VAN VERDRAG NAAR INCLUSIE 16 punten voor volwaardige deelname van mensen met een beperking aan de samenleving Van verdrag naar inclusie 16 punten voor volwaardige deelname van mensen

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP DEN HAAG Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Open Forum. Kinderrechteneducatie. 25 februari 2005

Open Forum. Kinderrechteneducatie. 25 februari 2005 Open Forum Kinderrechteneducatie 25 februari 2005 Kinderrechtencoalitie Vlaanderen vzw Eekhout 4 9000 Gent Tel: 09/225.90.25 info@kinderrechtencoalitie.be www.kinderrechtencoalitie.be INHOUD Inhoud 2 Programma

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Uw Referentie 2015Z10183 Datum 15 juni

Nadere informatie

De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid

De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid De rechten van het kind als moreel, juridisch en politiek kompas voor de verhouding tussen kinderen, ouders en overheid Jan Willems Maastricht 31 mei 2005 Het voor alle kinderen in de wereld na te streven

Nadere informatie

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren.

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren. Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren. Voordat ik mijn speech begin, wil ik stilstaan bij de actualiteit.

Nadere informatie

PARTICIPATIE DOOR KINDEREN

PARTICIPATIE DOOR KINDEREN PARTICIPATIE DOOR KINDEREN Ellen Van Vooren Kenniscentrum Kinderrechten 17 januari, dialooggroep kleuters & lagere school kinderen, Leuven KINDERRECHTEN PARTICIPATIE IDEE Participatie: een kinderrecht?

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Manifest voor de Rechten van het kind

Manifest voor de Rechten van het kind Manifest voor de Rechten van het kind Kinderen vormen de helft van de bevolking in ontwikkelde landen. Ongeveer 100 miljoen kinderen leven in de Europese Unie Het leven van kinderen in de hele wereld wordt

Nadere informatie

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT Aanbeveling... 2 Advies... 2 Algemeen commentaar... 2 Beleidsdocument... 3 Besluit... 3 Decreet... 3 Europees besluit... 3 Grondwet... 3 Koninklijk besluit... 3 Mededeling...

Nadere informatie

ILO-VERKLARING BETREFFENDE DE FUNDAMENTELE PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK

ILO-VERKLARING BETREFFENDE DE FUNDAMENTELE PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK Toelichting In het onderstaande zijn de afzonderlijke elementen van het normatieve kader integraal opgenomen en worden ze nader toegelicht en beschreven. Daarbij wordt aandacht besteed aan de volgende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 197 Besluit van 1 mei 2003 tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een handicap FOD Sociale Zekerheid Vereniging voor de Verenigde Naties 4 december 2013

Het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een handicap FOD Sociale Zekerheid Vereniging voor de Verenigde Naties 4 december 2013 Implementing the UNCRPD Het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een handicap FOD Sociale Zekerheid Vereniging voor de Verenigde Naties 4 december 2013 Wat is het VN-Verdrag? UNCRPD = United Nations

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I Opgave 1 Recht van spreken Bij deze opgave horen de teksten 1 tot en met 4 uit het bronnenboekje. Inleiding In het tijdschrift Crimelink van mei 2012 staat een bespreking van het boek Slachtoffer-dadergesprekken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 515 Wet van 26 september 2002 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling Wij

Nadere informatie

BEDRIJVEN KINDERARBEID AANPAKKEN

BEDRIJVEN KINDERARBEID AANPAKKEN VIETNAMESAMEN MET BEDRIJVEN KINDERARBEID AANPAKKEN Vietnam is het eerste land in Azië dat in 1990 het kinderrechtenverdrag ondertekende. Het Zuid-Aziatische land kan zich inmiddels tot de middeninkomenslanden

Nadere informatie

HUMAN RIGHTS. Alternative Approaches?

HUMAN RIGHTS. Alternative Approaches? HUMAN RIGHTS Alternative Approaches? Utrecht, 3 april 2008 Peter van Krieken Toegang tot het loket Artseneed - artsenleed Samenleving v. individu 1ste generatie v. 2e generatie rechten China EVRM General

Nadere informatie

Visie Better Care Network Netherlands. Een gezin voor ieder kind. Margot Klute, Wereldkinderen, namens Better Care Network NL

Visie Better Care Network Netherlands. Een gezin voor ieder kind. Margot Klute, Wereldkinderen, namens Better Care Network NL Visie Better Care Network Netherlands Een gezin voor ieder kind Margot Klute, Wereldkinderen, namens Better Care Network NL Urgentie & Doel BCNI Urgentie: Er zijn miljoenen kinderen wereldwijd die onvoldoende

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen

Nadere informatie

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum Bouwen aan de democratische veiligheid in Europa Ontwerptoespraak van de secretaris-generaal Brussel, woensdag 12 november 2014 Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze

Nadere informatie

COLLOQUIUM. Vrijdag 27 februari 2004. van 9.00u tot 19.00u

COLLOQUIUM. Vrijdag 27 februari 2004. van 9.00u tot 19.00u COLLOQUIUM Vrijdag 27 februari 2004 van 9.00u tot 19.00u Europese antiterrorisme wetgevingen en de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden Progress Lawyers Network i.s.m. I.A.P.L. (International

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers Inhoud 1 Inleiding 15 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Heropvoeding 21 2.3 Niet het delict maar de toekomst van het kind 24 2.4 Psychologisering van het criminele kind 29

Nadere informatie

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Welkom Pedagogische verwaarlozing anno 2013 Bron: Haren de Krant d.d. 22 april 2010 1 2 Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Vraagstelling n.a.v. twitterbericht d.d. 12-06-2013 van Chris Klomp

Nadere informatie

Praktische opdracht Maatschappijleer Kindermishandeling

Praktische opdracht Maatschappijleer Kindermishandeling Praktische opdracht Maatschappijleer Kindermishandeling Praktische-opdracht door een scholier 2140 woorden 24 januari 2010 4,8 17 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Algemeen, historie, overheid,

Nadere informatie

Rechten van alle kinderen

Rechten van alle kinderen Rechten van alle kinderen Uitgeverij Eenvoudig Communiceren Lezen voor Iedereen www.eenvoudigcommuniceren.nl www.lezenvooriedereen.be LEZEN VOOR IEDEREEN UITGEVERIJ EENVOUDIG COMMUNICEREN Rechten van alle

Nadere informatie

T oetsingskader voor toezicht naar Veilig Thuis in 2015

T oetsingskader voor toezicht naar Veilig Thuis in 2015 T oetsingskader voor toezicht naar Veilig Thuis in 2015 Utrecht, juni 2015 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie

Nadere informatie

Aanpak kindermishandeling in internationaal perspectief: Daphne project Prevent and Combat CAN: What Works?

Aanpak kindermishandeling in internationaal perspectief: Daphne project Prevent and Combat CAN: What Works? Aanpak kindermishandeling in internationaal perspectief: Daphne project Prevent and Combat CAN: What Works? Caroline Vink Nederlands Jeugdinstituut Prevent and combat CAN: What works? Daphne project in

Nadere informatie

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken 32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid Nr. 5 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 april 2012 Mede namens de Staatssecretaris

Nadere informatie

7 Het zorgaanbod jeugdzorg 134 7.1 Inleiding 134 7.2 Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135

7 Het zorgaanbod jeugdzorg 134 7.1 Inleiding 134 7.2 Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135 Inhoud 1 Inleiding 11 1.1 Jeugdzorg en jeugdbeleid 11 1.2 Leeftijdsgrenzen 12 1.3 Ordening van jeugdzorg en jeugdbeleid 13 1.3.1 Algemeen jeugdbeleid 14 1.3.2 Specifiek gemeentelijk jeugdbeleid 14 1.3.3

Nadere informatie

BELANG VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 5

BELANG VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 5 BELANG VAN DE MINDERJARIGE Artikel 5 Het belang van de minderjarige vormt de belangrijkste overweging bij het verlenen van jeugdhulp. Het belang van de minderjarige wordt vastgesteld in dialoog met de

Nadere informatie

12671/17 van/asd/sp 1 DG D 2C

12671/17 van/asd/sp 1 DG D 2C Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2017 (OR. en) 12671/17 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: 12112/17 Betreft: het voorzitterschap FREMP 99 JAI 847 COHOM 103 POLGEN 125 AUDIO 103 DIGIT 196 het

Nadere informatie

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Nederland is helemaal geen representatieve democratie 8 sept 2013 Nederland is helemaal geen representatieve democratie Politici in Nederland zeggen dat Nederland een representatieve democratie is. Dat roept een paar vragen op. Allereerst wat een representatieve

Nadere informatie

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis Utrecht, juli 2016 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming

Nadere informatie

Politieke legitimiteit

Politieke legitimiteit Politieke legitimiteit Op het snijvlak van wetenschap en samenleving Geerten Waling De Responsieve Rechtsstaat, 22 september 2016 Bij ons leer je de wereld kennen 1 Routeplanner Even voorstellen Wat is

Nadere informatie

Movies that Matter @ school begeleidt en adviseert bij het vertonen van mensenrechtenfilms op school.

Movies that Matter @ school begeleidt en adviseert bij het vertonen van mensenrechtenfilms op school. Movies that Matter @ school begeleidt en adviseert bij Opdrachtenblad Naam film: Aanduidingen Kijkwijzer: Regie: Jaar: Duur: Eventueel website van de film: Leerdoelen 1. Je kunt op een kaart aanwijzen

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11 Inhoudsopgave Woord vooraf / 11 1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal? / 13 Mariëlle Bruning & Ton Liefaard 1.1 Inleidende opmerkingen / 13 1.2 De OTS na 1995 / 13 1.3 Aanleiding tot

Nadere informatie

Wie komt in aanmerking voor de award

Wie komt in aanmerking voor de award Wie komt in aanmerking voor de award 1. Alle Rotterdamse burgers of organisaties (zoals stichtingen, instellingen, scholen, of bedrijven) kunnen meedingen naar de Award. 2. Rotterdams betekent: a. Een

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

Samenvatting Kinderrechtenmonitor 2012 voor kinderen en jongeren

Samenvatting Kinderrechtenmonitor 2012 voor kinderen en jongeren Samenvatting Kinderrechtenmonitor 2012 voor kinderen en jongeren Het gaat goed met kinderen in Nederland. Uit onderzoeken blijkt dat Nederlandse kinderen in vergelijking met kinderen uit andere rijke landen

Nadere informatie

Gemeente Haarlem. Mr. B.B. Schneiders. burgemeester

Gemeente Haarlem. Mr. B.B. Schneiders. burgemeester *1* Gemeente Haarlem Mr. B.B. Schneiders burgemeester Haarlem Aan De leden van de Commissie Bestuur Datum Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer E-mail Bijlage Onderwerp 13 juli 2016 DVV/VH/2016/3 3

Nadere informatie

Geachte leden, In die zin voegt de vondelingenkamer niets toe. BOW/ RIS Aan de leden van de Commissie Samenleving. R.

Geachte leden, In die zin voegt de vondelingenkamer niets toe. BOW/ RIS Aan de leden van de Commissie Samenleving. R. Typ teksttyp teksttyp tekst I. van Engelshoven Wethouder van Kenniseconomie, Internationaal, Jeugd en Onderwijs, 060 Retouradres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag Aan de leden van de Commissie Samenleving

Nadere informatie

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- 4. JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- ZONDHEmSZORG. Soms rijst bij hulpverleners binnen de sector van de jeugdhulpverlening een vermoeden dat een kind slachtoffer is (geweest) van ritueel

Nadere informatie

Ter attentie van de leden van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie

Ter attentie van de leden van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie De Kinderombudsman Position paper kleinkinderen en omgang na scheiding 1 april 2015 Ter attentie van de leden van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie Inleiding De Kinderombudsman is door

Nadere informatie

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland 1 Inspectie Jeugdzorg Utrecht, oktober 2015 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN SECRETARIAAT-GENERAAL Brussel, SG-Greffe(2008)D/ Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Herrmann-Debrouxlaan 48 1160 Brussel Betreft:

Nadere informatie

KINDEREN IN DE JEUGDZORG

KINDEREN IN DE JEUGDZORG informatieblad voor jongeren KINDERRECHTEN KINDEREN IN DE JEUGDZORG Voor wie? Dit informatieblad is bedoeld voor jongeren van de tweede en derde klas van het voortgezet onderwijs die meer willen weten

Nadere informatie

Johannes Wier Stichting 12 december 2014. weafldkje. Transitie van de Jeugdzorg en de Rechten van het Kind

Johannes Wier Stichting 12 december 2014. weafldkje. Transitie van de Jeugdzorg en de Rechten van het Kind Johannes Wier Stichting weafldkje Transitie van de Jeugdzorg en de Rechten van het Kind Programma Inleiding Defence for Children 25 jaar VN-Kinderrechtenverdrag De nieuwe Jeugdwet Raakvlakken jeugdwet

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

Kinderrechten in ontwikkelingssamenwerkin

Kinderrechten in ontwikkelingssamenwerkin Kinderrechten in ontwikkelingssamenwerkin KINDERRECHTEN IN ONTWIKKELINGS- SAMENWERKING BTC Infocyclus April 2016 Annelies Maertens (KIYO) PLATFORM KINDERRECHTEN IN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2007 nalv wetswijziging

Nadere informatie

Kinderstudies ACK. chtheid aan pleegouders. GeheSymposium. Rechten van het kind in nationaal en internationaal perspectief

Kinderstudies ACK. chtheid aan pleegouders. GeheSymposium. Rechten van het kind in nationaal en internationaal perspectief Amsterdams Centrum voor Kinderstudies ACK interdisciplinair onderzoek naar kinderen, ouders en samenleving GeheSymposium chtheid aan pleegouders Rechten van het kind in nationaal en internationaal perspectief

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 238 Wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen

Nadere informatie

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten Geachte heer ( ), Bij brief van 16 mei 2013 heeft u bij ons een klacht voorgelegd van mevrouw ( ) over de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V). Op 2 juli 2015 heb ik u laten weten dat wij een onderzoek

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 25 januari 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 25 januari 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

PRIVACY IN DE KETEN. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem

PRIVACY IN DE KETEN. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem PRIVACY IN DE KETEN Mr Jolanda J.A. van Boven VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem Angst delen gegevens ik heb een vertrouwensrelatie daar zit mijn cliënt niet op te wachten als ik gegevens deel, ben

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 21 501-21 Jeugdraad Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan Logopedie en Kindermishandeling Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) Juni 2009 Inleiding Omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling

Nadere informatie

P L E I T A A N T E K E N I N G E N

P L E I T A A N T E K E N I N G E N P L E I T A A N T E K E N I N G E N Inzake: Zitting 15 augustus 2016 Vovo en beroep NJCM, PAX, Campagne tegen Wapenhandel versus de Staat HAA 16/3033 en HAA 16/3036 DKRCHT BI41 advocaat: mr J. Klaas De

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Datum 16 november 2018 Betreft Beantwoording vragen

Nadere informatie

11246/16 roe/fb 1 DG C 1

11246/16 roe/fb 1 DG C 1 Raad van de Europese Unie Brussel, 18 juli 2016 (OR. en) 11246/16 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 18 juli 2016 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.: 10998/16 Betreft:

Nadere informatie

Toetsingskader Voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag

Toetsingskader Voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag Toetsingskader Voorkomen seksueel grensoverschrijdend Utrecht, maart 2014 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie

Nadere informatie

Datum Gemeentelijke opvang illegalen 1 juli 2014 Ons kenmerk 2014/0162/LK/LvdH/IS

Datum Gemeentelijke opvang illegalen 1 juli 2014 Ons kenmerk 2014/0162/LK/LvdH/IS Zijne Excellentie mr. F. Teeven Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EX DEN HAAG Onderwerp Datum Gemeentelijke opvang illegalen 1 juli 2014 Ons kenmerk 2014/0162/LK/LvdH/IS Zeer

Nadere informatie

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: Respect voor staatssoevereiniteit versus bescherming van mensenrechten? PROEFSCHRIFT ter verkrijging van het doctoraat in

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat-generaal aan: het Coreper / de Raad nr. vorig doc.: 12712/3/12

Nadere informatie

Beleidsplan

Beleidsplan Beleidsplan 2016-2020 Beste lezer, Wij presenteren hier het Beleidsplan 2016-2020. Dit beleidsplan is tot stand gekomen na consultatie van onze lid organisaties, medewerkers, vrijwilligers, Raad van Advies

Nadere informatie

Functieprofiel Raad van Toezicht

Functieprofiel Raad van Toezicht Functieprofiel Raad van Toezicht Opgesteld: november 2014 Vastgesteld: 25 november 2014 Functieprofiel Raad van Toezicht SALTO 1 Functieprofiel Raad van Toezicht SALTO Organisatieschets In 2001 zijn de

Nadere informatie