GEMEENTE LENDELEDE B E K E N D M A K I N G ====================

Transcriptie

1 Provincie West-Vlaanderen Arrondissement Kortrijk GEMEENTE LENDELEDE B E K E N D M A K I N G ==================== De gemeenteraad van de gemeente Lendelede, provincie West-Vlaanderen heeft in zitting van 24 april punt 2 volgend reglement goedgekeurd met als onderwerp: Wijzigen algemene politieverordening. Het beslissend gedeelte van dit besluit luidt als volgt : Artikel 1 : Goedkeuring te verlenen aan de voorgestelde wijzigingen van de algemene politieverordening te wijzigen (de doorgehaalde tekst wordt geschrapt de tekst in vet zijn de wijzigingen) waarbij volgende artikels samen de regeling voor de begraafplaatsen omvatten : TITEL 6. BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING HOOFDSTUK 1. Vaststelling van overlijden en vervoer van stoffelijk overschot Afdeling 1.Vaststelling van overlijden Art. 124 Voordat de toegelaten geneesheer vaststelt dat het een natuurlijke dood betreft mag er niet overgegaan worden tot een lijkschouwing (behalve bij gerechtelijk onderzoek), tot het nemen van dodenmaskers en tot het balsemen of kisten. Art. 125 De aangevers regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving, asuitstrooiing of bijzetting in een columbarium of urnenveld. Bij ontstentenis daarvan wordt door het gemeentebestuur beslist over dag en uur van de begrafenis. De begrafenis zal plaatsvinden meer dan vierentwintig uren, doch uiterlijk de zesde dag volgend op de datum van het overlijden. Om gewichtige redenen kan de burgemeester hiervan afwijken. Afdeling 2. Vervoer van het stoffelijk overschot Art. 126 Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten moeten individueel met een lijkwagen of op een passende wijze worden vervoerd. Art. 127 In afwijking van artikel 126 is het toegelaten dezelfde lijkwagen te gebruiken uitsluitend in volgende gevallen: 1 voor het vervoer van een moeder en haar doodgeboren kind of voor het vervoer van een doodgeboren meerling; 2 voor het vervoer van twee bloed- en aanverwanten tot de tweede graad en voor personen die op het ogenblik van het overlijden een feitelijk gezin vormden, die, tengevolge van hetzelfde feit overleden zijn, onder voorwaarde dat de kisten op behoorlijke wijze in de lijkwagen kunnen geplaatst worden. Art. 128 In afwijking van artikel 126 is het toegelaten dat de lijkjes van kinderen van minder dan één maand, van doodgeborenen en van foetussen, door diegene die instaat voor de begrafenis, naar het dodenhuis of naar de begraafplaats vervoerd worden met een behoorlijk uitgerust voertuig.

2 Art. 129 De lijkstoet naar de begraafplaats dient te gebeuren langs de kortst mogelijke weg. De orde van de lijkstoet mag niet verstoord worden. Art. 130 Elk vervoer van lijk of as naar de gemeentelijke begraafplaats is verboden buiten de openingsuren, op zondag en wettelijke feestdagen, uitgezonderd in geval van overmacht of omwille van de bescherming van de openbare gezondheid. HOOFDSTUK 2. Ordemaatregelen voor begraafplaatsen Afdeling 1. Algemeen Art. 131 De begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven van lijken en de as van de gecremeerde lijken van: 1 personen die overleden zijn in de gemeente of er dood zijn aangetroffen; 2 personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn maar die ingeschreven zijn in de bevolking -, vreemdelingen-, of wachtregisters van de gemeente. Hiermee worden gelijkgesteld de personen die de gemeente effectief bewonen, doch van die inschrijving zijn vrijgesteld krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten; 3 personen begunstigd van een recht op begraving op een gemeentelijke begraafplaats; 4 personen die voordien hun gewone verblijfplaats in de gemeente hadden en die op het moment van overlijden opgenomen waren in een instelling buiten de gemeente of inwoonden bij een bloedverwant buiten de gemeente; 5 ongehuwde personen van wie de bloedverwanten in 1 ste of 2 de graad wel ingeschreven zijn in de gemeente. Afdeling 2. Toegang en orde Art. 132 De begraafplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek op de uren zoals bepaald in de specifieke verordening. Art. 133 Op de begraafplaatsen is het verboden: 1 de muren en omheiningen van de begraafplaatsen, evenals de omheiningen van de graven, de grafstenen en de gedenkstenen te beklimmen; 2 de *graven, de strooiweide, de gras- en bloemperken te betreden; 3 afval, papier en andere voorwerpen weg te werpen binnen de omheining van de begraafplaats, tenzij in de daartoe bestemde korven of bakken. Deze korven of bakken mogen alleen gebruikt worden voor afval afkomstig van de begraafplaats; 4 zonder toelating binnen te dringen in de lokalen voorbehouden aan het personeel; 5 te bedelen, geld in te zamelen, gelijk welke voorwerpen uit te stallen of te verkopen of zijn diensten aan te bieden; 6 reclamebriefjes uit te delen, aanplakbiljetten, borden, geschriften of andere publiciteitstekens aan te brengen, zowel binnen de begraafplaats als op de poorten en muren met uitzondering van een plaatje van maximum 5x10 cm van de maker van het grafteken; 7 op gelijk welke wijze de doorgang van een lijkstoet belemmeren; 8 zonder toelating van een grafbewaker om het even welk voorwerp dat zich op de begraafplaats bevindt, weg te nemen of te verplaatsen met uitzondering van de voorwerpen op de graven van nabestaanden; 9 enig dier mee te brengen of binnen te laten met uitzondering van begeleidingshonden en sociale honden; 10 kinderen te laten rondlopen of spelen op de begraafplaatsen; 11 met gemotoriseerde voertuigen (andere dan een lijkwagen) de begraafplaats binnen te rijden tenzij om uitzonderlijke redenen waartoe toelating wordt verleend door de burgemeester;

3 12 op de begraafplaatsen begrafenissen of lijkstoeten te filmen of fotograferen, met uitzondering voor familieleden of mits toelating van de familie; 13 zich zodanig te gedragen dat men anderen stoort of beledigt, of op een wijze die onverenigbaar is met de rust en de waardigheid van de plaats of met de eerbied die aan de doden is verschuldigd. Al deze bepalingen gelden ook voor de aannemers die gelast zijn werken te verrichten. Afdeling 3. Graftekens, bouwwerken en beplantingen Art. 134 Het is verboden op zaterdagnamiddag, zondag en op wettelijke feestdagen enige bouwactiviteit op de begraafplaatsen te verrichten of bouwmateriaal op de begraafplaats te brengen, behalve mits toelating door de burgemeester verleend om reden van noodzakelijkheid. Art. 135 Behoudens toestemming van de burgemeester is het op zaterdagnamiddag, op zondagen, op wettelijke feestdagen en vanaf de laatste werkdag van oktober tot en met 2 november van elk jaar verboden: 1 graftekens of erbij horende voorwerpen te plaatsen of weg te nemen. Dit verbod betreft niet het neerleggen van eenvoudige draagbare herinneringstekens, kransen, bloemen, medaillons noch de graftekens met of zonder water te reinigen of ze recht te zetten; 2 opschriften op graftekens te beitelen of de bestaande opschriften dieper te maken, enig bouw-, beitel- of schilderwerk uit te voeren; 3 aanplantingen van meer dan 60 cm hoogte te planten; 4 de begraafplaatsen te betreden met krui- of blokwagens, watertonnen, ladders en andere werktuigen. Enkel het verzorgen van tuintjes is toegelaten, op voorwaarde dat de lanen en wegen niet beschadigd worden en in behoorlijke toestand worden gehouden. Art. 136 De graftekens en de aanplantingen moeten voldoen aan de bepalingen van het huishoudelijk reglement betreffende de begraafplaatsen. De opschriften van grafschriften mogen de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied, niet storen. Art. 137 Uitsluitend de gemeentelijk aangestelde is ertoe bevoegd: 1 een volgnummer aan te brengen op de kist of de urne; 2 de as uit te strooien; 3 de kist of de urn in de kuil, grafkelder of het columbarium te plaatsen; 4 een graf te delven voor begravingen of bijzettingen in volle grond en de kuil te vullen; 5 de nis in een columbarium en het graf op een urnenveld te openen, te plaatsen en af te sluiten. Art. 138 Gedenktekens die niet overeenstemmen met de gemeentelijke reglementering terzake dienen terug verwijderd te worden door diegenen in wiens opdracht ze geplaatst werden. De opdrachtgever of zijn nabestaanden, indien gekend, zullen hiervoor schriftelijk in gebreke worden gesteld. Daarenboven zal, gedurende zes maanden, een bericht worden uitgehangen aan het grafteken en aan de ingang van de begraafplaats. Bij gebrek aan herstel binnen een periode van zes maanden na de ingebrekestelling en na de aanplakking van het bericht zal de verwijdering door het gemeentebestuur gebeuren, en zullen de kosten ten laste gelegd worden van de bekende opdrachtgever(s).

4 Art. 139 Binnen de omheining van de begraafplaats mag geen enkel materiaal achtergelaten worden. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate van de behoeften. Alvorens op de begraafplaats te worden toegelaten, moeten de voor de graftekens bestemde tekens langs alle zichtbare kanten afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Bij overtreding wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten en risico van de overtreder. TITEL 6. BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING HOOFDSTUK 1. Vaststelling van het overlijden Art. 297 In afwijking van artikel 125 kan de burgemeester een afwijking toestaan van maximum 2 dagen op voorwaarde dat de begrafenis niet op een zaterdag valt. Art. 297bis Elk overlijden te Lendelede, alsook elke ontdekking van een overledene op het grondgebied van de gemeente, moet aangegeven worden aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Geen teraardebestelling geschiedt zonder een kosteloos afgegeven verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand, die dit echter niet mag afgeven dan nadat hij zich van het overlijden heeft vergewist aan de hand van een overlijdensattest, en eerst vierentwintig uren na het overlijden, behalve in de gevallen door politieverordeningen bepaald. De toelating tot lijkverbranding wordt slechts afgeleverd mits voorlegging van de stukken voorgeschreven door de wet van op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en de daaropvolgende wijzigende wetten. Art. 297ter Ingeval van gewelddadige dood zal de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand onmiddellijk verslag uitbrengen aan een officier van politie, die zich zal gedragen naar de schikkingen van het Burgerlijk Wetboek. Art. 297quater In afwijking van art. 126 kan de burgemeester bij uitzonderlijke gebeurtenissen en bij rampen, toelating verlenen het stoffelijk overschot van de slachtoffers gezamenlijk te vervoeren met een daartoe geschikte wagen. HOOFDSTUK 2. Toegang tot de begraafplaatsen Art. 298 Het is aan het publiek verboden de begraafplaatsen te betreden van zonsondergang tot 08 uur 's morgens. Art. 299 De toegang tot de begraafplaats is verboden aan personen in staat van dronkenschap. HOOFDSTUK 3. Begraafplaatsen Art. 300 De begrafenissen hebben plaats op één van de gemeentelijke begraafplaatsen, namelijk: 1 op de begraafplaats Centrum- Ingelmunstersestraat; 2 op de begraafplaats St. Katharina Sentestraat. De as van de overledene kan : 1 Binnen de omheining van de begraafplaats: a) in urnen geplaatst worden ter aarde besteld op dezelfde wijze als de lijken. b) in urnen geplaatst worden ter aarde besteld op de daartoe bestemde urnenvelden.

5 c) in urnen geplaatst in een columbarium worden bijgezet. d) uitgestrooid worden op de daartoe bestemde strooiweiden. 2 Buiten de omheining van de begraafplaats: a) uitgestrooid worden op de aan het land grenzende territoriale zee, mits naleving van de wetgeving terzake. b) begraven, uitgestrooid of bewaard worden op een andere plaats dan de begraafplaats, mits naleving van de wetgeving terzake. Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens nog niet hebben bereikt, kunnen na een zwangerschapsduur van ten volle 12 weken op verzoek van de ouders begraven of gecremeerd worden. Deze foetussen mogen op het daartoe bestemde perceel begraven worden, of na crematie begraven of uitgestrooid worden. Vermelding van namen en het plaatsen van om het even welk grafmonument is verboden. Ontgraving is niet toegelaten. HOOFDSTUK 4. Personen die in Lendelede kunnen worden begraven Art. 301 De voormelde begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven van lijken en de as van de gecremeerde lijken van : 1 de personen vermeld onder artikel 131 van het algemeen deel van deze politieverordening; 2 de personen die behoren tot de parochie Sint Katharina ( Kuurne-Kortrijk); 3 de gewezen inwoners van Lendelede, die op het ogenblik van hun overlijden hun domicilie naar een andere gemeente overgebracht hebben; 4 niet inwoners van Lendelede mits toelating van de burgemeester en mits de verplichting een concessie te nemen. Dit alles onverminderd artikel 131 van het algemeen deel van deze politieverordening. HOOFDSTUK 5. Voertuigen op de begraafplaats Art. 302 In afwijking van artikel 133,11 mogen gemotoriseerde rolwagens voor gehandicapten de begraafplaatsen binnenrijden. Voertuigen nodig bij de uitvoering van werken mogen de begraafplaatsen binnenrijden op voorwaarde dat ze onmiddellijk verwijderd worden zodra ze voor de uitvoering van de werken niet langer nodig zijn. HOOFDSTUK 6. Lijkenvervoer Art. 303 Het lijkenvervoer binnen de grenzen van het grondgebied Lendelede zal geschieden met lijkwagens, eigendom van overeenkomstig de vestigingswet erkende begrafenisondernemers. Art. 303bis Het is aan eenieder die niet in dienst is van de begrafenisondernemers verboden plaats te nemen in de lijkwagens, zowel op weg naar de begraafplaats als op de terugweg. Ingeval van vervoer buiten het grondgebied van de gemeente is het aan de familie van de overledene toegelaten plaats te nemen in de lijkwagen, indien deze daartoe speciaal is ingericht. Het is verboden door het meedragen van zinnebeelden, tekens of andere voorwerpen de orde in de lijkstoet te verstoren. De personen die een lijkstoet vergezellen, moeten zich welvoeglijk gedragen met de eerbied aan de doden verschuldigd.

6 HOOFDSTUK 7. Begravingen en ontgravingen Art. 304 De begraving van niet-gecremeerde overschotten kan enkel plaatshebben in volle grond of in een bestaande ondergrondse grafkelder. Art. 304bis Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten of procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. De begrafenisondernemer of hij die instaat voor het kisten van het lijk is persoonlijk verantwoordelijk voor de naleving van deze bepaling. De grafmaker zal weigeren tot de teraardebestelling over te gaan van elk lijk dat gekist werd in overtreding met voorgaande bepalingen. Indien de families of erfgenamen niet binnen de drie dagen in de vervanging of verwijdering van de onbederfelijke stoffen voorzien, zal dit ambtshalve gedaan worden tot last van hen en voor hun risico. Alle kosten zullen verhaald worden op de families of erfgenamen. Art. 305 De begravingen worden volgens plan in regelmatige volgorde uitgevoerd. Dat plan wijst de percelen aan voor begraving in volle grond, grafkelders, kindergraven alsook voor de bijzetting in de nissen van het columbarium, het urnenveld en voor de asuitstrooiing. Art. 305bis 1. Niet vergunde graven : de niet-geconcedeerde percelen voor het begraven in volle grond van 1 lichaam of 1 urne, hebben een eenvormige oppervlakte van 1m x 2 m. De niet-geconcedeerde percelen voor het begraven van 1 urne in het urnenveld hebben een eenvormige oppervlakte van 1 m x 1 m. 2. Vergunde graven : De geconcedeerde percelen voor het begraven in volle grond hebben een eenvormige afmeting van 1 m x 2 m. De geconcedeerde percelen in het urnenveld hebben een eenvormige afmeting van 1 m x 1 m Het aantal plaatsen in de geconcedeerde percelen wordt bepaald volgens art. 321 bis van dit reglement. 3. Gedenktekens. De gedenktekens, zerken en graftekens te plaatsen op gewone graven, moeten de volgende afmetingen hebben: Voor de begraafplaats Lendelede-Centrum : 2 m x 1 m. De maximum hoogte wordt beperkt tot 1m25. Voor de begraafplaats St. Katharina : 1m80 x 1 m De maximum hoogte wordt beperkt tot 1m25. De gedenktekens, zerken en graftekens te plaatsen op kindergraven, moeten de volgende afmetingen hebben: Voor de begraafplaats Lendelede-Centrum : 1 m x 0,70 m. De maximum hoogte is niet bepaald. Voor de begraafplaats St. Katharina : 1 m x 0,70 m. De maximum hoogte is niet bepaald. 4. Afsluitplaat columbaria. Aan de voorkant van de columbariumnis moet een afdekplaat aangebracht worden. De aankoop, afhaling, graveren en de plaatsing ervan dient te gebeuren door de begrafenisondernemer of de aangestelde van de familie. Lettertype kan vrij gekozen worden.

7 Deze afdekplaat kan aangekocht worden bij de gemeente. Men mag ook elders een afdekplaat aankopen mits deze identiek is qua afmetingen en dikte als deze van de gemeente. 5. Urnenveld. Op de begraafplaats worden geen afzonderlijke perken voorzien voor vergunde als voor niet-vergunde grond, voor het begraven van urnen. Op deze urnenvelden zijn kelders niet toegelaten. De oppervlakte van de vergunning op het urnenveld is 1 m x 1 m. Lettertype is vrij te kiezen. Uniform urnenveld. Er zal een afzonderlijk perk voorzien worden waar de gemeente gelijke afdekplaten voorziet die op een uniforme wijze geplaatst worden. Deze afdekplaten moeten aangekocht worden bij de gemeente. De afmetingen van de afdekplaat bedragen 0.60 m X 0.60 m. Om de uniformiteit van dit perk te bewaren mogen op deze platen geen monumentjes geplaatst worden. De afdekplaten worden afgehaald, gegraveerd en geplaatst door de begrafenisondernemer of de aangestelde van de familie. Urnenveld met eigen keuze Er zal ook een afzonderlijk perk voorzien worden waar men de mogelijkheid heeft om zelf een afdekplaat te kiezen die men elders aankoopt mits deze afdekplaat identiek is qua afmetingen en dikte als deze van de gemeente. Tevens mag men op deze afdekplaat een monumentje plaatsen. De totale hoogte van de afdekplaat en het monumentje samen wordt beperkt tot 0.50 m. De plaatsing geschiedt door de eigen steenkapper, dit in samenspraak met de begrafenisondernemer, en na kennisgeving aan de grafbewaker. 6. Strooiweide Op de strooiweiden op de begraafplaatsen worden gedenkzuilen opgericht. De mogelijkheid bestaat voor de familieleden van de overledene om een herdenkingsplaatje op deze gedenkzuilen te laten aanbrengen. De aanvraag hiertoe gebeurt via een aanvraagformulier te bekomen bij de dienst die instaat voor de bestelling ervan. De herdenkingsplaatjes worden aangeplakt door de grafbewaker. Het betreft een eenvormig gedenkplaatje met vermelding van naam, geboorteen overlijdensjaar. De gedenkplaatjes blijven minimum 10 jaar hangen vanaf de aanplakking - achteraf is er geen verhaal mogelijk. In de strook rond de gedenkzuilen mogen geen tekens, symbolen, bloemen en versieringen worden aangebracht. Art. 305ter 1. Alle bouwwerken, herstellingen en wijzigingen aan graftekens en -kelders geschieden onder de verantwoordelijkheid van de families, de vergunninghouders of hun rechthebbenden, die alle voorzorgsmaatregelen moeten treffen om ongevallen en schade aan de nabijgelegen grafstenen te voorkomen. Ze blijven te allen tijde verantwoordelijk voor elk ongeval dat te wijten zou zijn aan hun nalatigheid of onvoorzichtigheid. 2. De families, de vergunninghouders of hun rechthebbenden, blijven te allen tijde verantwoordelijk tegenover derden, voor de schade die zou berokkend worden aan de nabijgelegen grafkelders en gedenktekens, of voor ongevallen waarvan de bezoekers of bedienden van de begraafplaats het slachtoffer zouden worden, ten gevolge van de slechte hoedanigheid van het aangewend materiaal, de gebrekkige uitvoering van de werken of het gebrek aan onderhoud. Iedere schade dient onmiddellijk door de betrokkene op zijn kosten hersteld of vergoed, volgens akkoord met de belanghebbende familie.

8 3. De nodige stellingen moeten zodanig worden opgericht dat ze geen schade berokkenen aan de nabijgelegen bouwwerken, graftekens en beplantingen. Het is verboden, zonder toelating van het gemeentebestuur, de graftekens in de omgeving van de uit te voeren werken, weg te nemen of te verplaatsen, onder welk voorwendsel ook. Het is evenmin toegelaten touwwerk aan de bomen vast te maken, er werktuigen of stellingen tegen te plaatsen, bouwmaterialen aan hun voet neer te leggen, of er enigerlei schade aan te berokkenen. 4. Onmiddellijk na de voltooiing van de werken moeten de families, de vergunninghouders of hun rechthebbenden, of de aannemers, alle materiaal, afval, puin, enz... weghalen, de omgeving van de gedenktekens reinigen, en de plaats waar de werken uitgevoerd werden in behoorlijke staat herstellen. Vuilnis, afval, puin, alsmede de aarde voortkomende van graafwerken, moeten onmiddellijk weggevoerd worden, ofwel naar de plaats door de grafbewaker aangeduid, ofwel buiten het kerkhof. In dit laatste geval mag de aarde slechts de begraafplaats verlaten nadat de grafbewaker er zich van vergewist heeft dat ze geen beenderen bevat. Het is onder geen enkel voorwendsel toegelaten de aarde aan de ingang van de begraafplaats neer te leggen. Het is de families, vergunninghouders of hun rechthebbenden, of de aannemers, ten strengste verboden, vuilnis, afval, puin of aarde, voortkomende van graafwerken, achter te laten op de perken, lanen, wegen of graven. Indien de betrokkenen zich niet schikken naar de bepalingen van onderhavig artikel, zal de opruiming ambtshalve gedaan worden ten laste en op risico van de overtreder, onverminderd de rechterlijke straffen. 5. Het is het publiek niet toegelaten de plaatsen waar graafwerken uitgevoerd worden te betreden. Te dien einde zullen de families, de vergunninghouders of hun rechthebbenden, of de aannemers, deze werken op goed zichtbare wijze afsluiten. 6. Iedere persoon die beenderen opgraaft, moet daarvan onmiddellijk de grafbewaker in kennis stellen. 7. Indien de families, de vergunninghouders of hun rechthebbenden, of de aannemers, zich niet zouden schikken naar de bepalingen van dit artikel zal de grafbewaker de werken doen stilleggen. Ze mogen slechts hernomen worden mits toelating van de Burgemeester. 8. In geval van overmacht kan de Burgemeester bevel geven de werken te staken. Art. 306 Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is in het reglement op de vergunningen, heeft elke teraardebestelling plaats in een afzonderlijk graf. Het is evenwel toegelaten de moeder samen met haar doodgeboren kind of een doodgeboren meerling in één en dezelfde kist en in één en hetzelfde graf te begraven. Art. 307 Er zijn geen begrafenissen op zondagen of op wettelijke feestdagen. Er wordt begraven en bijgezet op de dagen en uren zoals bepaald in het overzicht dat door de bevoegde diensten wordt opgesteld. Dit overzicht ligt ter inzage bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Begrafenissen, bijzettingen van urnen in columbarium of urnenveld en asverstrooiingen zijn enkel toegelaten op de gewone werkdagen van 8u.30 tot 17 uur en op zaterdag van 8u.30 tot 14 uur behoudens bijzondere toelating van de burgemeester of de gerechtelijke overheid. Voor de plaats en het tijdstip moeten de betrokkenen zich schikken naar de beslissingen van de burgemeester of zijn aangestelde. Art. 308 Alvorens tot de teraardebestelling mag worden overgegaan, moet de grafmaker in het bezit zijn van deze toelating afgeleverd door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

9 Art. 309 Behoudens uitdrukkelijke en geschreven toelating van de burgemeester zijn lijkstoeten met optocht te voet van de plaats waar het stoffelijk overschot zich bevindt naar de kerk, tempel of rouwkapel en naar de begraafplaats, verboden. Deze bepaling is niet toepasselijk op de lijkstoeten van: 1 de St.-Blasiuskerk naar de begraafplaats Centrum; 2 de St. Katharinakerk naar de begraafplaats van St. Katharina. Het is verboden een lijkkist te dragen zonder voorafgaandelijke toelating van de Burgemeester. Art. 309bis Plechtigheden, niet overeenstemmend met de gewone lijkplechtigheden, zijn verboden binnen de omheining van de begraafplaatsen, tenzij met voorafgaande toelating van de burgemeester. De bedienaars van de onderscheiden erediensten en de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing mogen vrijelijk overgaan tot de plechtigheden eigen aan hun godsdienst of hun filosofische en levensbeschouwelijke opvatting. De grafmaker mag de plechtigheden evenwel onderbreken of doen inkorten, indien deze een volgende teraardebestelling zouden belemmeren. Art. 309ter De voorwerpen die op de begraafplaatsen gevonden worden, dienen onverwijld aan de grafmaker toevertrouwd, die ze ter bewaring zal geven aan het politiekantoor. De gemeente is niet aansprakelijk voor de diefstallen die ten nadele van de families zouden gepleegd worden. Al wie verdacht wordt, zonder toelating, voorwerpen weg te nemen van de graven of materiaal of gereedschappen te vervreemden, is gehouden op verzoek van het personeel, zich voor het onderzoek naar het politiekantoor te begeven. Art. 309quater De aanwijzingen en bevelen van de grafmaker nopens het voorkomen van hinder en van beschadigingen moeten stipt nageleefd worden. De Burgemeester kan tijdelijk en volgens de belangrijkheid der gevallen, de toegang tot de begraafplaatsen verbieden aan personen, die een bepaling van dit reglement zouden overtreden. Art. 310 Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing mag de kist na het kisten niet meer geopend worden. Art. 310bis 1. Behalve op bevel van de rechterlijke overheid mag tot geen opgraving overgegaan worden, zonder machtiging van de Burgemeester. Deze machtiging zal evenwel geweigerd worden indien de opgraving uitsluitend tot doel heeft, door de overplaatsing van gebeenten in een kleine kist, een plaats vrij te houden voor een bijkomende teraardebestelling in dezelfde vergunning. Wanneer de op te graven persoon overleden is ten gevolge van een besmettelijke of epidemische ziekte, zal de Burgemeester de toelating weigeren, of bijzondere maatregelen voorschrijven. De aanvraag tot opgraving moet schriftelijk gedaan worden door het naaste familielid van de overledene. 2. De opgraving van een lijk met het oog op de lijkverbranding wordt slechts toegelaten, indien de formaliteiten overeenkomstig de voorschriften van de wet van 20 juli 1971 en de daaropvolgende wijzigende wetten, vervuld zijn.

10 Art. 310ter Voor het opgraven van de asurn of het wegnemen ervan uit het columbarium op de begraafplaats met het oog op het uitvoeren van de laatste wilsbeschikking van de overledene die de wil uitdrukte dat zijn as een andere bestemming zou krijgen dan die welke voorzien is in artikel 300 is een toelating vereist van de burgemeester van de gemeente waar de begraafplaats waarop de urn begraven is of bijgezet is in een columbarium, zich bevindt. Wanneer de overledene minderjarig is, onder voogdij gesteld is of een voorlopige bewindvoerder is toegekend, dan dient het verlof respectievelijk door de ouders, de voogd of de voorlopige bewindvoerder schriftelijk aangevraagd te worden. Art. 311 Er moet tot ontgraving worden overgegaan in tegenwoordigheid van de grafmaker en van een gemachtigde die door de burgemeester is aangesteld en die er verslag van opmaakt. Art. 312 De opgravingen hebben plaats op de datum en het uur in gemeen akkoord vastgesteld tussen de grafbewaker en de families. Van 15 oktober tot en met 5 november worden geen opgravingen verricht. Naast de van ambtswege aangestelden, mogen alleen de familieleden van de overledene, of de door hen daartoe aangestelde personen, bij de opgraving aanwezig zijn. Art. 313 Bij ontgraving van kisten mogen slechts volgende personen aanwezig zijn: 1 de politie; 2 de gemeentearbeiders en personen aangeduid door de burgemeester; 3 de begrafenisondernemer; 4 familieleden. Art. 314 De kosten voor de opgraving, met uitsluiting van deze, 1 door de rechterlijke overheid bevolen, 2 van het stoffelijk overschot van militairen en burgers, gesneuveld voor het vaderland, 3 veroorzaakt door de bestemmingsverandering van de begraafplaats, zijn onderworpen aan de betaling van een taks, waarvan het bedrag door de gemeenteraad in het bijzonder tariefreglement wordt vastgesteld. zijn ten laste van de aanvrager. De gemeente duidt de aannemer aan die de opgraving dient uit te voeren en deze aannemer factureert de kosten rechtstreeks aan de aanvrager. Art. 315 De grafbewaker zal de vernieuwing van de kist voorschrijven indien hij dit nodig acht. De kosten die eventueel voortvloeien uit de afbraak en de terugplaatsing van de naburige graftekens, vallen ten laste van de families, die de opgraving aangevraagd hebben. Art. 315bis Indien een opgegraven lijk naar een andere begraafplaats moet gevoerd worden, is het onontbeerlijk de eerste kist in een hermetisch gesloten metalen hulsel te sluiten. Deze bepaling is evenwel niet verplichtend, wanneer het vervoer enkel slaat op de overbrenging van het lijk van de ene gemeentelijke begraafplaats naar de andere, of wanneer ze gebeurt binnen de omheining van één der begraafplaatsen. Art. 316 Na ontgraving van het stoffelijk overschot dienen alle regels inzake vervoer, crematie en begraven gerespecteerd te worden.

11 HOOFDSTUK 8. Concessies Art. 317 Elke wijze van begraven van een stoffelijk overschot, behalve de asuitstrooiing, kan het voorwerp uitmaken van een concessie. Art. 318 Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om de concessies te verlenen conform de modaliteiten van het huishoudelijk reglement en de tarieven voorzien in het tariefreglement betreffende de gemeentelijke begraafplaatsen, dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Tevens wordt het college van burgemeester en schepenen gemachtigd om de concessies te beëindigen bij toepassing van een procedure van verwaarlozing. Art. 319 De concessie wordt schriftelijk aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen. Zij vermeldt de identiteit van de aanvrager(s) en van de begunstigde(n). Art. 320 De prijzen van de vergunningen moeten volledig betaald zijn, vooraleer de vergunningen in gebruik mogen worden genomen. De betaling gebeurt aan de gemeenteontvanger gemeentelijke financieel beheerder. Art. 320bis De aanvragen tot vergunningen behelzen vanwege de aanvragers de verbintenis: 1 Binnen het jaar te rekenen vanaf de dag van de aanvraag van de vergunning, op de vergunde grond een gedenkteken op te richten, overeenkomstig de bepalingen van de administratieve verordening op de begraafplaatsen en de onderrichtingen op de grondconcessie. 2 Het grafteken gedurende de ganse duur van de vergunning te laten staan en in goede staat te onderhouden. 3 Zich te onderwerpen aan al de reglementen en ordemaatregelen die thans de dienst van de begrafenissen beheersen en aan die welke in de toekomst zullen uitgevaardigd worden. 4 Op het eerste verzoek van het gemeentebestuur aan het gedenkteken en gebeurlijk aan de bestaande kelder, al de werken uit te voeren door om het even welke reden genoodzaakt. Indien het gedenkteken niet binnen de voorgeschreven termijn is opgericht, kan na een aangetekend schrijven elke verdere teraardebestelling verboden worden en kan de vergunning ambtshalve toegelegd worden ter bescherming van de naastliggende graven. Indien het gedenkteken niet volgens de reglementaire bepalingen is opgericht, kan na een aangetekend schrijven elke verdere teraardebestelling verboden worden en kan het gedenkteken ambtshalve binnen de reglementaire bepalingen worden gebracht. Is dit niet mogelijk zal het gedenkteken worden afgebroken. De kosten van bovenvermelde maatregelen zullen verhaald worden op de concessiehouder of zijn erfgenamen. Art. 320ter Bij elke grondvergunning worden de volgende voorwaarden gesteld: a) Bij de oprichting van een of ander grafteken is het uitdrukkelijk verboden enig lijk te verplaatsen. De aarde en de bouwstoffen, alsook de beenderen die uitgegraven worden op de vergunde grond, moeten onmiddellijk, ten koste van de vergunninghouders, vervoerd en gestort worden op de daartoe aangewezen plaats. De vergunninghouder is ook verplicht, binnen de twee dagen na de voltooiing, de toegang tot de oprichting te doen reinigen, de grond aan te stampen en de grasperken te herstellen of te herzaaien. Alle andere schending of schade veroorzaakt door werken, uitgevoerd op bevel van de vergunninghouder, zullen ook te zijnen laste hersteld worden.

12 Indien hieraan niet voldaan wordt, zal de Burgemeester van ambtswege dit zelf doen uitvoeren ten laste van de vergunninghouder. b) De vergunde grond mag geen andere bestemming hebben dan deze voorzien in de verordening op de begraafplaatsen. c) De vergunninghouder moet zich voegen naar de bepalingen van de verordening op de begraafplaatsen. Art. 320quater 1. De eeuwige vergunningen en de vergunningen van vijftig jaar, waarin de begravingen in volle grond gebeuren, zijn onderworpen aan dezelfde voorwaarden wat betreft de funderingen, als in voorgaand artikel bepaald. Wanneer kelders gebruikt werden, mag de bovenkant ervan niet boven het peil van de begane grond uitkomen. De gedenktekens moeten onmiddellijk op de kelder geplaatst worden. 2. Alle aanvullingen of verhogingen, noodzakelijk voor het plaatsen van de deksteen, dienen vervaardigd uit steen of steenachtige materialen. Wanneer voor een begrafenis een grafzerk dient weggenomen of teruggeplaatst te worden op het kerkhof dient dit te gebeuren door een arduinkapper of een grafsteenmaker, dit in samenspraak met de begrafenisondernemer, en na kennisgeving aan de grafbewaker. In geval van bijplaatsing in bestaande grafkelders dient de grafkelder eveneens geopend en dichtgemaakt te worden door een arduinkapper of een grafsteenmaker. De bouw- en herstellingswerken mogen in geen geval de vrije doorgang in de wegen belemmeren. 3. De gedenktekens en omheiningen op de grafvergunningen moeten voortdurend in volmaakte staat van bewaring, onderhoud en reinheid worden gehouden door de belanghebbenden. Verwaarlozing opleverend onderhoudsverzuim staat vast, als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is. De verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de Burgemeester of zijn gemachtigde; die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt, en meegedeeld aan de gekende familieleden met verzoek de concessie in goede staat te brengen. Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling, kan het College van Burgemeester en Schepenen een einde maken aan het recht op de concessie. Art De personen voor wie de vergunning bestemd is worden aangeduid, hetzij in de aanvraag tot het bekomen van een vergunning, hetzij bij schriftelijke verklaring van de vergunninghouder. Is deze laatste overleden, dan hebben volgens het geval, zijn naaste familieleden of zijn algemene erfgenamen of zijn erfgenamen te algemenen titel het recht, de personen aan te duiden voor wie de nog niet bezette of niet voorbehouden plaatsen in de vergunning bestemd zijn. 2. De aangeduide personen kunnen bij schriftelijke verklaring van hun plaats in de vergunning afzien. Het feit in een andere vergunning begraven te worden staat gelijk met het afzien van zijn plaats. Het opgraven van een lijk dat definitief in de vergunning was bijgezet met het doel het op een andere plaats te begraven staat gelijk aan het verzaken aan deze plaats. Deze plaats kan dan niet meer ingenomen worden. De gemeenschappelijke vergunningen worden toegestaan overeenkomstig de wet van 20 juli 1971 en de daaropvolgende wijzigingen. Eenzelfde concessie mag slechts dienen voor de aanvrager, zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloed- of aanverwanten en voor de leden van een of meer religieuze gemeenschappen, evenals voor de personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid. Door de concessiehouder aangewezen derden kunnen daar ook worden bijgezet. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblijk een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen. Eveneens mag een vraag om vergunning ingediend worden ten behoeve van een derde en zijn familie.

13 De personen voor wie de vergunning bestemd is worden aangeduid, hetzij in de aanvraag tot het bekomen van een vergunning, hetzij bij schriftelijke verklaring van de vergunninghouder. Is deze laatste overleden, dan hebben volgens het geval, zijn naaste familieleden of zijn algemene erfgenamen of zijn erfgenamen te algemenen titel het recht, de personen aan te duiden voor wie de nog niet bezette of niet voorbehouden plaatsen in de vergunning bestemd zijn. De aangeduide personen kunnen bij schriftelijke verklaring van hun plaats in de vergunning afzien. Het feit in een andere vergunning begraven te worden staat gelijk met het afzien van zijn plaats. Het opgraven van een lijk dat definitief in de vergunning was bijgezet met het doel het op een andere plaats te begraven staat gelijk aan het verzaken aan deze plaats. Deze plaats kan dan niet meer ingenomen worden. Art. 321bis 1. Tegen de door het tariefreglement vastgestelde voorwaarden mag eenzelfde grondconcessie (volle grond) slechts aangewend worden voor : - 2 grote lijkkisten en naarmate de mogelijkheid en mits toestemming van de burgemeester, mag de overgebleven ruimte aangewend worden voor het bijbegraven van een kleine lijkkist of één urne. - 1 grote lijkkist en 2 urnen. Kunnen als kleine kist beschouwd worden : de lijkkisten van kinderen van minder dan 6 jaar en deze, die de gebeenten van opgegraven lijken bevattend, die ofwel gedurende tenminste 15 jaar in een vergunning in volle grond hebben berust, ofwel overgebracht worden uit lagen die het voorwerp uitmaken van een beslissing tot herneming. 2. In het columbarium mogen maximum 2 urnen bijgezet worden, in het urnenveld mogen 2 urnen begraven worden. Voor zover de grootte van de urnen dit toelaat en mits toestemming van de burgemeester kan eventueel een derde urne worden bijgezet of begraven. Art. 322 De vergunningen worden toegestaan in de volgorde door de burgemeester aangeduid. Art De vergunningen zijn niet overdraagbaar en onvervreemdbaar. 2. De vergunningen worden slechts toegestaan voor onmiddellijk gebruik. Ter gelegenheid van de aanvraag evenwel mag één bijkomend aaneenpalend perceel aangevraagd worden, mits de aanvraag daartoe tezelfdertijd gebeurt. 3. De oppervlakte van de grondvergunning (perceel grond) is 1 m x 2 m of 2 m². De oppervlakte van de vergunning op het urnenveld is 1 m x 1 m of 1 m². Ze is ondeelbaar. De prijs wordt berekend per vergunning. Art. 324 De vergunde grond mag teruggenomen worden indien het openbaar belang of de noodwendigheid van de dienst dit vereisen. In dit geval wordt de vergunninghouder een nieuwe plaats aangewezen. Het opgraven en het overbrengen van de lijken, het plaatsen van het gedenkteken vallen ten laste van de gemeente. Art. 324bis Worden de concessies niet vernieuwd, dan worden de gronden van de tijdelijke vergunningen van 30 jaar, ook urnenvelden en de ruimten van de vergunningen in het columbarium, teruggenomen op 31 december volgende op het verstrijken van het 30ste jaar, te rekenen van de datum van het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen, waarbij ze werden toegekend. Wanneer de laatste bijzetting in de vergunning echter geen 9 jaar bedraagt, wordt de terugname uitgesteld tot op 31 december van het jaar waarin deze termijn bereikt wordt.

14 De graftekens en monumenten moeten door de vergunninghouders, of indien deze overleden zijn, volgens het geval, door hun naaste familieleden of door hun algemene erfgenamen of erfgenamen te algemenen titel, weggehaald worden binnen de zes maanden, volgende op deze datum, zonder dat het gemeentebestuur gehouden is hen hiertoe uit te nodigen. Zo niet, zullen de graftekens en monumenten ambtshalve weggeruimd worden en worden ze eigendom van de gemeente. Evenwel zullen de vergunninghouders, of indien deze overleden zijn, volgens het geval, hun naaste familieleden, hun algemene erfgenamen of erfgenamen te algemenen titel, die het bureau van de Burgerlijke Stand bij schrijven op de hoogte houden van hun woonplaats, een schriftelijke uitnodiging ontvangen. Art. 324ter De grond voor de niet-vergunde graven en de niet-vergunde percelen in het urnenveld worden teruggenomen bij het verstrijken van het 20e jaar, te rekenen vanaf de datum der teraardebestelling. Na het verstrijken van diezelfde periode wordt eveneens de plaats van de niet-vergunde nis in het columbarium teruggenomen. Bekendmaking gebeurt door middel van aanplakking aan het graf en aan de ingang van het kerkhof gedurende minstens één jaar. Vanaf deze bekendmaking mogen de rechthebbenden, na toelating van de aangestelde van de begraafplaats alle graftekens, zerken en andere voorwerpen wegnemen, die zij op de grafstede hebben geplaatst. Niet teruggenomen voorwerpen worden na verloop van voormelde duur van ambtswege door het gemeentebestuur weggenomen en worden eigendom van de gemeente. Art. 324quater Bij het aflopen van de begravingstermijn of het verstrijken van de vergunning in het columbarium of het urnenveld wordt de as van de overledene verspreid op de strooiweide, tenzij vóór deze datum een verlenging van de vergunning aangevraagd en toegestaan werd, overeenkomstig de voorwaarden van dit reglement. Art. 325 In geval van verplaatsing van een gemeentelijke begraafplaats, hebben de houders van vergunningen, waarvan de duur nog niet verstreken is, en de houders van eeuwige vergunningen, geen andere rechten dan de kosteloze opgraving en het kosteloos bekomen, in de nieuwe begraafplaats, van een grond van dezelfde oppervlakte als deze van hun vergunning. De gemeente is geen vergoeding verschuldigd, uit welke hoofde ook, in het bijzonder ten opzichte van de verplichting aan de vergunninghouders opgelegd de over te brengen gedenktekens af te breken en de grafkelders en -tekens op de nieuwe grond te herbouwen. Art. 325bis Alle regelingen i.v.m. begraafplaatsen niet bepaald in dit reglement worden geregeld door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 2 : Onderhavig reglement treedt in voege op 1 mei 2014 en de administratieve verordening op de begraafplaatsen dd wordt op deze datum opgeheven. Artikel 3 : Deze verordening zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 186 en 187 van het gemeentedecreet.

15 Artikel 4 : Een afschrift van onderhavige politieverordening wordt toegestuurd aan de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, de Procureur des Konings, de griffier van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, de griffier van de politierechtbank van Kortrijk, aan de sanctionerende ambtenaren, de bemiddelingsambtenaar, de korpschef van de PZ VLAS, de lokale politie, de voorzitter van het politiecollege en aan de lokale begrafenisondernemers. Deze beslissing wordt bekendgemaakt via publicatie op de gemeentelijke website op dinsdag 29 april De Secretaris, De Burgemeester, Vandecasteele C. Dewaele C.