De invloed van taal op antwoordstijlen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De invloed van taal op antwoordstijlen"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR De invloed van taal op antwoordstijlen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de bedrijfseconomie Ellen Bruynoghe onder leiding van Prof. Dr. Maggie Geuens

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR De invloed van taal op antwoordstijlen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de bedrijfseconomie Ellen Bruynoghe onder leiding van Prof. Dr. Maggie Geuens

4 Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Ellen Bruynoghe

5 Voorwoord Deze scriptie zie ik als mijn persoonlijke bijdrage tot het volbrengen van een uiterst interessant jaar. De keuze voor een economische richting was minder evident dan de keuze voor een talenrichting, maar dit jaar was minstens even boeiend als de vier vorige jaren. Bij aanvang van deze thesis zou ik dan ook graag de gelegenheid ter harte nemen om enkele mensen te bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. dr. Maggie Geuens bedanken. Zij stelde mij dit onderwerp voor en gaf mij zo de kans om bij mijn eindwerk mijn vorige studies te betrekken. Bovendien stond zij mij gedurende het jaar met raad en daad bij. In een studierichting en een faculteit die mij niet bekend was, betekende dit voor mij een grote steun. Haar praktische tips in verband met het SPSS-programma en de inhoud van de thesis, wist ik ten zeerste te appreciëren. Vervolgens wil ik graag de vakgroep Marketing van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde bedanken voor de tussenkomst in de financiëring van mijn enquête. Ze betaalden niet alleen de drukkosten van de vragenlijsten, maar ook 12 cinematickets die voor mij een grote hulp betekenden bij de stimulatie van de deelnemers aan mijn onderzoek. Tot slot nog een woordje van dank voor alle mensen die, vrijwillig of minder vrijwillig, deelgenomen hebben aan mijn onderzoek en zonder wie het absoluut onmogelijk geweest zou zijn deze scriptie tot een goed einde te brengen. Gent, mei 2009 Ellen Bruynoghe I

6 Inhoud Voorwoord Inhoud Lijst van tabellen Lijst van afkortingen 1 Inleiding... IV 2 Antwoordstijlen Concept Soorten antwoordstijlen Theoretische verklaring voor antwoordstijlen Taal en antwoordstijlen Taal, cognititie en cultuur Bilinguisme Taalkundige verklaring Taal en antwoordstijlen Hypothesen Probleemstelling Hypothesen Empirisch onderzoek Inleiding Methodologie Kader Vragenlijst Resultaten en interpretatie Conclusie Besluit Verificatie van de hypothesen Verklaringen Beperkingen en aanbevelingen Bibliografie Bijlagen II

7 Lijst van de tabellen Tabel 1: Geslacht en gemiddelde leeftijd van de respondenten 21 Tabel 2: Tijdstip, taal- en labelvariatie.21 Tabel 3: Overzicht van de labels...22 Tabel 4: Hercoderen van gegevens naar antwoordstijlen.24 Tabel 5: Paired samples T-test Tabel 6: Paired samples T-test Tabel 7: Independent samples T-test 28 Tabel 8: MANOVA, invloed van taal en label apart 29 Tabel 9: MANOVA, invloed van taal en label samen..30 III

8 Lijst van afkortingen ARS DARS ARS ERS MRS CR RR L1 L2 Acquiescence response style Disacquiescence response style Net acquiescence response style Extreme response style Midpoint response style Non-contingent response style Response range Eerste taal Tweede taal IV

9 1 Inleiding Men heeft de neiging om aan te nemen dat mensen hun werkelijke mening weergeven bij het invullen van enquêtes, maar na enkele decennia onderzoek blijkt niets minder waar te zijn. Net zoals men bij vragenlijsten rekening moet houden met het voorkomen van fouten, moet men ook het bestaan van antwoordstijlen in rekening nemen. Antwoordstijlen zijn trouwens een onderdeel van systematische fouten, die evenwel niet inhoudsgerelateerd zijn. Watkins en Cheung (1995) omschrijven een antwoordstijl dan ook als de onbewuste neiging van een individu om op een bepaalde manier op items te antwoorden. Ook O Neill (1967) beschrijft een antwoordstijl vele jaren eerder al als de neiging om items op een specifieke manier te beantwoorden, zonder rekening te houden met de inhoud van dat item. Wat dan precies een invloed heeft op die antwoordstijlen kan heel sterk variëren. Uiteraard zijn er per respondent persoonlijke verschillen, maar uit voorgaand onderzoek bij groepen weet men dat response styles onder meer beïnvloed worden door cultuur (Johnson et al., 2005), ras (Bachman en O Malley, 1984) en gemoedstoestand (Meesschaert, 2006). Ook meer vormelijke aspecten, zoals het aantal antwoordcategorieën die gebruikt worden bij likertgeschaalde vragen, kunnen de antwoordstijl van de respondent sturen (Albaum en Murphy, 1988). In deze masterproef is het echter niet de bedoeling één van deze variabelen te meten. Wij willen namelijk nagaan in hoeverre taal een invloed kan hebben op antwoordstijlen. In het domein van het cross-cultureel onderzoek, dat zich eerder bezig houdt met de invloed van cultuur op antwoordstijlen, is men tot de conclusie gekomen dat de invloed van taal wel eens even belangrijk, zo niet belangrijker, zou kunnen zijn voor het onderzoek naar antwoordstijlen. Verschillende onderzoekers, die zich voornamelijk bezig houden met onderzoek naar de invloed van nationaliteit op antwoordstijlen (Weijters et al., 2008; De Jong et al., 2008; Harzing, 2006; Johnson et al., 2005; Van Herk et al., 2004) slaagden er reeds in dit aan te tonen. Wat dit onderzoek specifiek maakt is dat er onderzocht wordt of tweetaligen in elke taal onderling gevoelig zijn aan taalinvloeden. Zij verschillen namelijk van testpersonen die slechts in één van beide talen (Nederlands en Frans) ondervraagd werden. Bij tweetaligen kan de culturele invloed immers uitgesloten worden omdat zij ondanks dat zij twee verschillende talen beheersen toch maar in één cultuur opgegroeid zijn. 1

10 We beginnen in hoofdstuk twee met een uiteenzetting over antwoordstijlen. Wat houdt dit concept juist in, wie waren de gangmakers in het onderzoek naar antwoordstijlen, welke antwoordstijlen kunnen we onderscheiden en welke verklaringen kunnen aan antwoordstijlen gegeven worden. Daarnaast is het ook noodzakelijk om het taalkundig domein te verkennen en de thema s aan te halen die uiteindelijk zullen leiden tot een verklarende basis voor ons onderzoek. Dit gebeurt in hoofdstuk drie. Het betreft hier hoofdzakelijk de relatie tussen taal en cultuur en tussen taal en cognitie. Omdat we specifiek rond tweetaligheid werken, komt er ook een overzicht van het relevante onderzoek naar bilinguïsme. Uiteindelijk wordt in het derde hoofdstuk ook nog de link gelegd tussen taal en antwoordstijlen, waarin we naar voorgaand onderzoek verwijzen. In het vierde hoofdstuk stellen we een onderzoeksvraag en hypothesen op. In het vijfde hoofdstuk doen we ons empirisch onderzoek uit de doeken om uiteindelijk in hoofdstuk zes af te sluiten met een conclusie en een paar bevindingen, gebreken en voorstellen voor verder onderzoek. 2

11 2 Antwoordstijlen 2.1 Concept Wanneer men antwoorden op vragenlijsten gaat analyseren om er conclusies uit te trekken, moet men rekening houden met twee soorten fouten. (Depelsmacker en Van Kenhove, 2006) Enerzijds is er de toevalsmatige fout, die een impact heeft op de betrouwbaarheid van vragenlijsten als meetinstrument. Anderzijds komt ook de systematische fout voor, die dan op zijn beurt weer de validiteit van de antwoorden aantast. Deze systematische fout kan inhoudsgerelateerd zijn, maar dat is niet perse zo. Wanneer inhoudsgerelateerde factoren niet van tel zijn bij de beïnvloeding van de antwoorden van de respondenten, spreekt men over antwoordstijlen. Zij beïnvloeden dus ook de validiteit van de conclusies die men uit dergelijk item-gerelateerd onderzoek kan trekken. (Greenleaf, 1992a) De onderzoeker waarmee het echter allemaal begon, is Cronbach. Hij is in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw de grondlegger van het onderzoek naar antwoordstijlen. Hij introduceerde onder meer de term response set (Cronbach, 1950), waarmee hij wou verwijzen naar tendensen in antwoorden, die aanleiding geven tot het fout interpreteren van data. Volgens Cronbach kon dit vermeden worden door items anders te formuleren of door op verschillende tijdstippen de interviewen, maar hij moest vaststellen dat er toch vaste antwoordstijlen bleven voorkomen en dat een volledig antwoord wellicht gezocht moest worden in de persoonlijkheid van de ondervraagde. De onderzoekers die na hem kwamen gaan allen ook eerder diezelfde richting uit. Hiermee legde Cronbach al de basis voor wat Baumgartner en Steenkamp (2001) zovele jaren later ook nog zouden aanhalen, maar zij zijn van mening dat antwoordstijlen naast persoonlijkheidsverschillen ook sterk door situationele verschillen beïnvloed worden en dat een correcte analyse alleen maar kan plaatsvinden door beide variabelen te controleren. Latere onderzoekers, zoals Jackson en Messick (1958), maar ook O Neill (1967), vonden het belangrijk een onderscheid te maken tussen een antwoordset en een antwoordstijl. Het eerste is inhoudsgerelateerd en slaat op de specifieke antwoorden die de respondent heeft gegeven. Het gaat bij antwoordsets om sociale wenselijkheid: personen die zichzelf zo goed mogelijk willen naar voor brengen door positief geconoteerde antwoorden te geven. Het tweede is helemaal niet inhoudsgerelateerd en daardoor ook een stuk complexer. Van Herk et al. (2004) definiëren antwoordstijlen dan ook als antwoordtendensen van één enkele persoon, die stabiel zijn doorheen de tijd, items, methodes en gedragingen. 3

12 Antwoordstijlen worden gemeten aan de hand van likertschalen. Likert ontwikkelde deze methode al in De bedoeling is om met een cijfer aan te geven in welke mate je het eens bent met de geponeerde stelling. In het onderzoek naar antwoordstijlen wordt dit cijfer aangevuld met een woordreferentie, een label als het ware. (Weijters, Baumgartner, Geuens en De Wulf, nog niet uitgegeven) Dit is belangrijk omdat er verschillende labels bestaan die op hetzelfde cijfer toegepast kunnen worden en dit dus de antwoorden van de respondenten kan beïnvloeden. Daarnaast kunnen antwoordstijlen ook beïnvloed worden door het aantal antwoordmogelijkheden die gebruikt worden (Clarke III, 2001). Hui & Triandis (1985) zijn bijvoorbeeld van mening dat het gebruik van een 5-punten likertschaal de kans op ERS verhoogt, omdat je dan minder keuze hebt om te antwoorden. Doorgaans variëren het aantal antwoordmogelijkheden bij likertgeschaalde items tussen 5 en 10. In dit onderzoek werken we met een likertschaal met 5 antwoordmogelijkheden. Een andere constante in het onderzoek naar antwoordstijlen zijn de culturele dimensies van Hofstede (2003) (machtsafstand, individualisme, masculiniteit, onzekerheidsvermijding en korte- versus langetermijndenken). Zijn cultureel model over nationaliteiten vormt voor onderzoekers naar invloed van cultuur op antwoordstijlen dikwijls een basis voor hun studie. Ze veronderstellen dan dat dezelfde factoren die aan de basis liggen voor het onderscheid tussen de culturele dimensies van Hofstede ook de verklaring vormen voor de antwoordstijlen bij de verschillende nationaliteiten. 2.2 Soorten antwoordstijlen Van Baumgartner en Steenkamp (2001) nemen we de indeling van antwoordstijlen over. Zij onderscheiden zeven verschillende antwoordstijlen: 1. Acquiescence response style (ARS): akkoord gaan met items, ookal zijn die inhoudelijk erg verschillend. Bij een zeven punten likertgeschaalde vragenlijst zou dit inhouden dat de respondent de neiging heeft om optie 5, 6 of 7 te kiezen. 2. Disacquiescence response style (DARS): niet akkoord gaan met items, ookal zijn die inhoudelijk erg verschillend. Deze antwoordstijl is de tegenhanger van de eerste 4

13 antwoordstijl. Het komt er dus op aan dat respondenten op een zeven punten likertgeschaalde vragenlijst kiezen voor de eerste drie opties. 3. Net acquiescence response style (NARS): ARS min DARS. Bij mensen die beide voorgaande antwoordstijlen vertonen, is NARS de neiging om vaker acquiescence dan disacquiescence te gebruiken. NARS is vergelijkbaar met het gemiddelde van een set van antwoorden die inhoudelijk sterk verschillend zijn. Dit blijkt ook de meest voorkomende antwoordstijl te zijn. 4. Extreme response style (ERS): de neiging om de meest extreme antwoordmogelijkheden op de schaal aan te duiden. Bij een 7-punten likertschaal zijn dit dus de opties 1 en Response range (RR): de neiging om een wijde of enge reeks van antwoordmogelijkheden te gebruiken ten opzichte van het gemiddelde. Dit is gelijk aan de standaarddeviatie van de antwoorden van een individu. 6. Midpoint response style (MRS): een voorkeur om de middelste antwoordmogelijkheid op de schaal aan te duiden. Op een 7-punten likertschaal betekent dit dus dat men het vaakst voor 4 kiest. 7. Non-contingent response style (NCR): in het wilde weg en zonder specifieke voorkeur antwoorden. De idee is om vooral met vier van die responsestijlen te werken, namelijk ARS, DARS, ERS en MRS. Volgens Weijters, Schillewaert & Geuens (2008) verschillen de antwoordstijlen in de verschillende talen namelijk op deze vier vlakken en niet op één van de vlakken zoals wel meerdere onderzoekers op hebben willen focussen. Velen houden namelijk alleen rekening met ERS (Greenleaf, 1992; Gibbons et al., 1999; Clarke III, 2001; Arce-Ferrer, 2006 en De Jong et al., 2008). Met alle zeven verschillende antwoordstijlen rekening houden zou ons dan weer te ver leiden. 5

14 2.3 Persoonlijkheidskenmerken als verklaring voor antwoordstijlen Baumgartner en Steenkamp (2001) zijn van mening dat antwoordstijlen nauw samenhangen met zowel de persoonlijkheid van de respondent als de situatie waarin die zich bevindt. Ze stellen dat bepaalde gedragingen of persoonlijkheidskenmerken bepaalde antwoordstijlen veroorzaken. Zo zou de neiging om akkoord te gaan met de likert-items (acquiescence) vooral voorkomen bij extroverte, stimulatie-zoekende mensen die de neiging vertonen om impulsief beweringen te aanvaarden. (Couch en Keniston, 1960; Messick, 1991) Mensen met een lage sociale status of met lage cognitieve kwaliteiten vertonen dezelfde neiging. Zij worden echter niet door impulsiviteit gedreven, maar zijn niet in staat om kritisch genoeg te zijn over de geponeerde items. (Knowles en Nathan, 1997; Messick, 1991; Schuman en Presser, 1981) Het is ook gebruikelijk dat mensen die onzeker zijn over een antwoord, of de stelling vaag vinden en niet goed begrijpen, of geen uitdrukkelijke mening hebben over het feit, neigen naar ARS. (Messick, 1967; Paulhus, 1991; Ray, 1983) Uiteindelijk lijkt het ook zeer gebruikelijk dat mensen ARS vertonen wanneer zij over onvoldoende cognitieve bronnen beschikken of wanneer zij afgeleid zijn of over onvoldoende tijd beschikken om rustig op de vragenlijst te antwoorden. (McGee, 1967) DARS, de tegenhanger van ARS, komt vaak voor bij introverte personen die gecontroleerd en reflectief zijn en die externe stimulatie proberen te vermijden. (Couch en Keniston, 1960) Respondenten met een NARS-profiel beantwoorden aan de kenmerken die voor beide bovenstaande antwoordstijlen opgenoemd werden. ERS is een uiting van rigiditeit, het niet tolereren van ambiguïteit en dogmatisme. Het kan bovendien gerelateerd worden aan hogere vormen van angst en mogelijk afwijkend gedrag. (Hamilton, 1968) Personen wiens antwoordstijlen door ERS gekenmerkt zijn, lijken ook minder gedifferentieerde cognitieve structuren en weinig ontwikkelde schemata te vertonen. (Shulman, 1973) 6

15 Als laatste factor kunnen we natuurlijk ook nog stellen dat ERS een uiting is van een mening die voor de respondenten erg sterk of van grote betekenis is. (O Donovan, 1965) Baumgartner en Steenkamp menen dat aan RR dezelfde verklaringen ten grondslag liggen als aan ERS. MPR wordt dan weer vooral veroorzaakt door de onwil van de respondent om voor zijn echte mening uit te komen, diens onmogelijkheid om te beslissen of diens onverschilligheid met betrekking tot het onderwerp. (Messick, 1968; Schuman en Presser, 1981) De laatste antwoordstijl, NCR, is dan weer te verklaren doordat de respondent door gebrek aan motivatie de instructies niet heeft gelezen en de moeite niet doet om de items correct te interpreteren. (Jackson, 1967) Antwoordstijlen worden dus in de hand gewerkt door een veelvoud aan variabelen zoals demografische kenmerken (Johnson et al., 2005; Bachman en O Malley, 1984), de schaalmethode van de likert-items (Albaum en Murphy, 1988) en de invloed van verschillende culturen (Hofstede, 2003). Het onderzoek naar antwoordstijlen is dan ook in het werk gesteld om de invloed van die verschillen zo veel mogelijk uit te zuiveren zodanig dat de vergelijkbaarheid van internationale enquêtes optimaal wordt. 7

16 3 Taal en antwoordstijlen Drie verschillende onderzoeksvelden in de algemene taalkunde zouden van groot belang kunnen zijn in het onderzoek naar taal en antwoordstijlen. Het betreft het onderzoek in de neurolinguistiek, dat we kort behandelen in het volgende onderdeel waarin we het hebben over tweetaligheid, de relatie tussen taal en cognitie en uiteindelijk ook het verband tussen taal en cultuur. De eerste categorie is goed te onderscheiden van de andere twee categorieën, die onderling dicht bij elkaar aanleunen en elkaar zelfs soms overlappen. 3.1 Taal, cognititie en cultuur Zowel in de cognitieve en culturele invloed op taal kan een basis voor differentiatie tussen beide talen gevonden worden. Enerzijds beïnvloedt cultuur de taal, dat weerspiegelt zich vooral in de woordenschat. Anderzijds wordt de manier van denken dan weer mede bepaald door de structuur van de taal. Dit is de cognitieve invloed en die is eerder grammaticaal van aard. De cognitieve verklaring legt een link tussen taal en denken. Doorgaans kan men twee standpunten onderscheiden. (Willems, ) Enerzijds denkt men dat taal voor het denken van zeer groot belang is, dat het denken ongestructureerd zou zijn zonder taal. Anderzijds is er de opvatting dat taal niet zo belangrijk is en dat concepten al gevormd worden lang vóór zij in taal tot uitdrukking gebracht worden. Men denkt hierbij bijvoorbeeld aan de ideeënwereld van Plato. Beide stellingen zijn behoorlijk extreem en wellicht ligt het juiste antwoord ergens tussenin. Maar als we veronderstellen dat antwoordstijlen beïnvloed worden door de taal die men spreekt, moeten wij in dit onderzoek toch eerder uitgaan van de eerste opvatting, namelijk dat er wel degelijk een belangrijk verband is tussen taal en denken. Doorheen de geschiedenis hebben vele wetenschappers en filosofen dergelijk verband willen aantonen. (Willems, ) In de Klassieke Oudheid wordt onder andere al door Heraclitus ( v. Chr.) en de Eleaten een eenheid van het zijn, denken en spreken gepredikt. 8

17 De Middeleeuwen kenmerken zich door een twist tussen Realisten en Nominalisten. De eersten beweren dat begrippen werkelijk bestaan en dat zij zelfs aan de individuele feiten vooraf kunnen gaan. De tweede groep daarentegen, meent dat woorden holle begrippen zijn en aan geen enkele werkelijkheid vorm geven. In de Renaissance komt de Engelse filosoof Francis Bacon ( ) op de proppen met zijn idola fori-kritiek. Over de taal van het volk zegt Bacon het volgende: De overgeleverde woorden hebben zich in het verstand van de mensen vastgenesteld en oefenen op het denken een dwang uit. De taal insinueert daardoor visies op de werkelijkheid die bij nader onderzoek van de natuur helemaal niet blijken waar te zijn. (Willems, , p.34) In de twintigste eeuw draait het debat met grote taalwetenschappers zoals Noam Chomsky ( 1928) vooral rond universalisme en relativisme. Enerzijds benadrukt men de grote verscheidenheid van talen in de wereld (relativisme) en kan men, zoals voorloper Humboldt ( ) in de Romantiek een duidelijke link leggen met de culturele invloed op taal. Anderzijds is het een feit dat iedere verschillende taal een realisatie is van hetzelfde taalvermogen (neurolinguistiek) en dat al die talen bepaalde universele kenmerken met elkaar delen (universalisme). Ook Weisgerber ( ) is een aanhanger van het relativiteitsprincipe en hecht een grote waarde aan de relatie tussen taal en cultuur. De mens die in een taal opgroeit, staat voor de rest van zijn leven in de ban van zijn moedertaal, en zij is werkelijk de taal die voor hem denkt. (Willems, , p.35) Taal is op zich al een vorm van kennis. De taal is het geheugen van een specifieke taalgemeenschap aan de hand waarvan het individu zijn denken ordent, handelt en de werkelijkheid ervaart. De Sapir-Whorf hypothese, die misschien wel nog de bekendste relativistische theorie is, leunt bij hetzelfde gedachtegoed aan en zal uiteindelijk een goede basis vormen voor wat we in deze masterproef willen aantonen. Hier is het ook al moeilijk om cultuur nog van denken te scheiden en worden beiden als een amalgaam beschouwd die een grote invloed heeft op de taal. De taalanthropoloog Benjamin Lee Whorf ( ) stelt dat bv Hopi-Indianen de wereld anders ervaren omdat hun taal de werkelijkheid op een andere manier structureert. Diens leermeester Edward Sapir ( ), drukte het als volgt uit: De werelden waarin 9

18 verschillende maatschappijen leven, zijn verschillende werelden, niet zomaar dezelfde wereld met verschillende etiketten voor de dingen. (Willems, , p.35) Whorf toonde ook aan dat taal en cultuur sterk met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds beïnvloeden. Hij deed dat aan de hand van verschillende voorbeelden met betrekking tot woordenschat. Whorf kon ondermeer aantonen dat Eskimo s bijvoorbeeld zeven verschillende woorden hadden voor sneeuw, al naargelang de kwaliteit, kleur, etc van de sneeuw in kwestie. Dat is veel meer dan in de meeste andere culturen. Azteken bijvoorbeeld hadden slechts één woord voor ijs, sneeuw, koude, etc, omdat dat natuurfenomenen zijn die bij hen niet voorkomen. Ondertussen slaagden andere onderzoekers er in om het aantal woorden van Eskimo s voor sneeuw nog sterk op te drijven. In Japan is respect voor de oudere of de hogergeplaatste een erg belangrijk gegeven in de cultuur. Ze hebben er dan ook meer dan tachtig verschillende aanspreektitels en dat alleen nog maar voor vrouwen! Dat taal en denken sterk met elkaar verweven zijn, bewijst ook de kleurenwoordenschat in verschillende talen. (Berlin & Kay, 1969) Niet elke taal heeft immers woorden voor alle kleuren, maar er zit wel een logica in. Men bouwt namelijk op. Een taal die rood kent, zal ook zwart en wit kennen, maar een taal die een woord heeft voor zwart en wit, zal niet noodzakelijk een woord voor rood hebben. Deze indeling is gebaseerd op extralinguïstische factoren en lijkt universeel te zijn. Aan de hand van de 11 basiskleuren, zijn Berlin en Kay erin geslaagd de volgende hiërarchie op te bouwen: wit groen purper < rood < < blauw < bruin < roze zwart geel oranje grijs Hunt & Agnoli (1991) halen op hun beurt nog een paar voorbeelden aan om de theorie van Berlin en Kay te staven. Het oud Hebreeuws had maar één term voor groen en geel. Klassiek Grieks maakte geen onderscheid tussen zwart en blauw. Het Italiaans kent vier termen voor blauw (blu, celeste, azzurro en turchino), terwijl het Engels daar maar één woord voor heeft (blue). 10

19 Op cognitief niveau wordt er steeds meer bewijs voor de Whorfiaanse hypothese gevonden (Hunt & Agnoli, 1991). Zij stellen dat taal van invloed kan zijn op de verwerking van informatie. In tegenstelling tot Whorf, zijn zij er wel van overtuigd dat er voor ieder woord van de L1 een vertaling bestaat in de L2. Toch zijn ook zij van mening dat die vertaling daarom niet altijd even duidelijk is en misschien zelfs niet de volledige lading van het woord in de eerste taal dekt. Hunt & Agnoli halen ook een onderzoek van Loftus & Palmer (1974) aan. Zij stellen dat geheugen sterk samen hangt met taal. Ooggetuigenverslagen beschreven naar gelang de taal waarin ze afgenomen werden volledig andere taferelen. Whorf wees ook op het gevaar voor linguïstisch determinisme: de opvatting dat het denken enkel en alleen door taal beïnvloed wordt en dat de taal dus als het ware denkt voor de spreker ervan. Om misvattingen te vermijden is het dan ook nodig de relatie tussen taal en cultuur enigszins te nuanceren: - Zowel talen als culturen zijn nooit volledig autonome en zuivere structuren. Denk bijvoorbeeld aan het veelvuldig gebruik van Engelse woorden voor technische termen of aan migratie voor wat cultuur betreft. - De relatie tussen taal en cultuur is dynamisch. Ze verandert constant en is sterk historisch beïnvloed. - Natuurlijke, levende talen zijn steeds in beweging. Ze beperken de spreker niet in zijn handelen, want de spreker gaat op een creatieve manier om met taal. Zo ziet men bijvoorbeeld dat het woordenaantal in levende talen constant toeneemt. De relatie tussen taal en cultuur laat ook filosofen niet onberoerd. De Duitse denker Martin Heidegger ( ) noemt de taal het huis van het zijn van de mens. Ludwig Wittgenstein ( ) is op taalgebied vooral bekend om zijn Tractatus Logicophilosophicus (1966), waarin hij zijn taalscepsis uit. Eén van zijn bekende quotes uit dat boek is onder meer: The limits of my language indicate the limits of my world. Hij evolueert naar een visie op taal die inhoudt dat taal steeds in een maatschappelijke context is ingebed. Een taal beschikt dan ook niet over vaste betekenissen, maar het taalgebruik zelf is bepalend voor de betekenis van de woorden en zinnen. 11

20 Naast cognitieve invloeden, zijn er ook heel wat grammaticale verschijnselen die de invloed van taal op het denken kunnen verklaren, maar dit is een erg uitgebreid thema en we gaan er hier niet verder op in. 3.2 Bilinguisme Taalkundige verklaring Wat meertaligheid betreft, kunnen veel specificaties gemaakt worden. Niet alleen zal de invloed van tweetaligheid op antwoordstijlen afhangen van de mate waarin men beide talen beheerst, het zal ook beïnvloed worden door welke talen men net beheerst en de leeftijd waarop men de tweede taal verwerft (Saur et al., 2008). Onderzoek naar tweetaligheid treedt hier evenwel niet op het voorplan, omdat die tweetaligheid in dit onderzoek in de eerste plaats een wijze is om de invloed van cultuur op antwoordstijlen uit te sluiten. Nochtans heeft tweetaligheid een invloed op de werking van de hersenen, waardoor ook hiermee rekening moet gehouden worden bij het beschouwen van de testresultaten. De leeftijd waarop men de tweede taal beheerst is erg belangrijk. Er worden traditioneel drie indelingen gemaakt (Willems, ): - Vroegtijdige tweetaligheid komt voor indien het kind beide talen verwerft voor de leeftijd van 10/11 jaar. Dit is de beste manier om twee talen te leren beheersen. - Adolescentie-tweetaligheid is de benaming voor de tweetaligheid die men verwerft tussen 10/11 jaar en 16/17 jaar. De uiteindelijke beheersing van de talen is vaak ook nog zeer goed. - Volwassentweetaligheid tenslotte vindt plaats na 16/17 jaar. Vaak beheerst men de tweede taal dan ook minder goed. In dit onderzoek is het niet echt mogelijk de invloed van die verschillende niveau s te meten, aangezien tweetaligen ondervraagd werden onafhankelijk van de leeftijd waarop zij de tweede taal verwierven. Wel is het zo dat als men niet van kinds af aan tweetalig is, men de taal door intense studie en opleiding wel goed onder de knie heeft gekregen. We gaan er dan ook van uit dat het niveau van tweetaligheid bij iedere respondent voldoende is om geldige conclusies te kunnen trekken uit het onderzoek. 12

21 In combinatie met de intensiteit van blootstelling aan de tweede taal, kan men onder invloed van de leeftijd waarop men de tweede taal verwierf, een indeling maken tussen gecoördineerde en samengestelde tweetaligheid. Samengestelde tweetaligen beschikken over één semantisch systeem voor beide talen. Gecoördineerde tweetaligen gebruiken voor iedere taal apart een ander semantisch systeem. Men kan dus ook zeggen dat het denken in verschillende talen bij samengestelde tweetaligen interdependent is, terwijl dat bij gecoördineerde tweetaligen eerder onafhankelijk van elkaar gebeurd. Voorgaande onderzoekers in de invloed van tweetaligheid op antwoordstijlen (Ji et al., 2004) haalden reeds dit onderscheid aan, maar het moet toch enigszins genuanceerd worden. Taalkundigen hebben op dit punt veel discussie en stellen geen strikte tweescheiding, maar een continuüm voor. Ieder individu beleeft taalverwerving namelijk op een andere manier en er zijn dan ook gradaties in die samengestelde en gecoördineerde tweetaligheid. Sommige taalkundigen (Hamers & Blanc, 1983) gaan er zelfs van uit dat een onderscheid maken zinloos is. Wij nemen aan dat er inderdaad een onderscheid is al naargelang de intensiteit van het contact met de tweede taal. Bepaalde tweetaligen zullen inderdaad meer dan anderen grotere verschillen in denken vertonen afhankelijk van de taal waarin ze handelen. Dat sommigen dit onderscheid dan ook liever niet maken, hangt nauw samen met de verschillende definities die er voor tweetaligheid geformuleerd worden. Die liggen namelijk soms sterk uiteen. Sommige taalkundigen (oa De Bot, 1989) zijn van mening dat iemand tweetalig is wanneer hij beide talen perfect beheerst. Deze definitie is echter zo nauw dat er slechts héél weinig tweetaligen bestaan als ze strikt toegepast wordt. De Bot verwijst zelf naar de definitie van Haugen, die een stuk breder is. Volgens hem is iemand met taal A als moedertaal, die in staat is zich betekenisvol uit te drukken in taal B, een tweetalige. De taalkundige Kessler meent dat iemand tweetalig is wanneer die zich in beide talen met groot gemak en op een duidelijke wijze in alle communicatieve situaties kan uitdrukken. (In Goorhuis en Schaerlaekens, 1994). Lamers (2000) vult deze definitie aan door te stellen dat dit zowel van toepassing moet zijn in het luisteren, lezen, spreken en schrijven. Paradis (1987) gaat echter voor een veel technischere definitie. Volgens hem is iemand tweetalig wanneer die minstens vierhonderd uur instructie gehad heeft in een bepaalde taal of wanneer die minstens drie jaar in een bepaald taalgebied gewoond heeft. 13

22 Wanneer men taalverwerving in het algemeen beschouwt, kan men het onderzoek in de neurolinguistiek in principe links laten liggen en wel om wille van de volgende reden: elk individu verwerft taal op dezelfde manier, ongeacht de taal die hij leert spreken. Bij iedereen worden dus dezelfde delen in de hersenen gestimuleerd bij het verwerven van taal. Dat verklaart ook waarom iemand van een andere etnische afkomst toch perfect een taal kan spreken die aan de andere kant van de wereld gesproken wordt. Iedereen doet een beroep op dezelfde mechanismen voor het leren van een taal en dus kan in de algemene neurolinguistiek geen basis voor differentiatie gevonden worden. Wat het verwerven van meerdere talen betreft, moet er echter gespecifieerd worden. Nog steeds worden in de hersenen bij het verwerven van gelijk welke taal dezelfde plaatsen gestimuleerd, maar er is onenigheid tussen onderzoekers over de intensiteit waarmee hersenhelften gestimuleerd worden. (Hamers en Blanc, 1983) Wat vaststaat is dat de linkerhersenhelft dominant is bij het gebruik van taal, maar sommige onderzoekers menen bovendien dat tweetaligen bij het spreken van de L2 een grotere stimulatie van de rechterhersenhelft vertonen dan sprekers die maar één taal beheersen of dan wanneer die hun hoofdtaal, de L1, spreken. Hamers en Blanc (1983) buigen zich ook over de taalkundige theorieën die zich bezig houden met het taalgeheugen. Daarin kan men het onderscheid maken tussen twee groepen. De enen zijn van mening dat er slechts één geheugen is voor alle talen die een individu spreekt. De anderen steunen dan weer de hypothese dat elke taal een apart geheugen in beslag neemt. Het meest voor de hand liggende antwoord ligt wellicht ergens tussenin. De onderliggende concepten zouden volgens Hamers en Blanc toch op dezelfde plaats gesitueerd zijn, maar er moet een verschil gemaakt worden voor wat de verbale uiting betreft. Dat kan men onder andere aantonen doordat er bij synoniemen in beide talen, andere associaties gemaakt worden door de spreker. Het beeld wordt dus gevormd in één geheugen, terwijl op het lexicale niveau de talen van elkaar gescheiden moeten worden. Ze worden in het geheugen namelijk apart behandeld en men kan dus spreken over een unieke geheugenplaats voor elke taal die men beheerst. Deze idee wordt zelfs versterkt door wat we weten over afasie bij twee- of meertaligen. Afasie is een taalstoornis ten gevolge van een hersenletsel. Iedere patiënt beleeft afasie op een andere manier. Er zijn dus geen twee gelijke gevallen bekend. De omvang van de afasie hangt onder meer af van de ernst van het hersenletsel, het taalvermogen waarover de patiënt voorheen beschikte en zijn persoonlijkheid. Bij twee- of meertaligen zijn meerdere gevallen bekend van personen die één taal volledig verloren, terwijl ze de andere nog perfect konden 14

23 spreken. De mate waarin men een taal beheerst, speelt daarbij helemaal geen rol. Zo is er een bekend geval van afasie bij de romanschrijver Pierre Loti, die toen hij van een hersenletsel herstelde, makkelijker in het Turks kon communiceren dan in het Frans, hoewel die laatste taal zijn moedertaal was, de taal was waarin hij zijn romans schreef en bovendien ook de taal was waarin hij het meest converseerde. Ook dit versterkt de idee van aparte organisatiesystemen voor elke taal. Al deze taalkundige argumenten doen ons vermoeden dat antwoordstijlen wel degelijk door taal beïnvloed worden Taal en antwoordstijlen In de zelfde lijn als dit onderzoek werd verschil in talen al gemeten. Zo vergeleek men bijvoorbeeld antwoordstijlen van Amerikanen en Chinezen (Ji et al., 2004). Het zou fout zijn in dit onderzoek te verwachten dat de verschillen even sprekend zouden zijn. Veel hangt af van de talenfamilies die met elkaar vergeleken worden. Iedere taal is anders opgebouwd en het is net die opbouw die vaak een invloed heeft op de manier van denken. Het is dan ook logisch dat talen met grote grammaticale verschillen wellicht grotere diversiteit zullen laten merken in de antwoordstijlen van de sprekers dan talen die nauw verwant zijn. Zo hebben de talen uit het voorbeeld, Engels (Indo-Europese talenfamilie) en Chinees (Sino-Tibetaanse talenfamilie), zo goed als geen verwantschap, terwijl onze talen, Nederlands en Frans, dat juist wel hebben. Nederlands mag dan wel een Germaanse taal zijn en Frans een Romaanse, beide talengroepen vinden hun roots in het Indo-Europees. Een talenfamilie die duizenden jaren geleden in onze contreien gesproken werd. Aangezien veel grammaticale structuren in het Frans en het Nederlands gelijkaardig zijn, zal dat de impact op de manier van denken ook veel minder beïnvloeden en zullen de antwoordstijlen wellicht ook minder verschillen dan bij talen die geen gemeenschappelijke roots delen. Dezelfde onderzoekers (Ji et al., 2004) wezen bovendien ook al op het verschil tussen samengestelde en gecoördineerde tweetaligen. Zij zijn van mening dat een taaleffect enkel vastgesteld kan worden bij gecoördineerde tweetaligen omdat die over verschillende denkpatronen per taal beschikken. Daarbij speelt de leeftijd van het verwerven van de taal dan ook een rol. 15

24 Harzing (2006) benadrukt het belang van de antwoordcategorieën/labels en de nuanceverschillen die hun vertaling met zich mee brengt. Aangezien wij in dit onderzoek met verschillende labels werken ( akkoord / eens en accord, met nuanceverschillen al naargelang het bijvoegelijk naamwoord dat erbij geplaatst wordt), zal ook dit onderscheid wellicht erg belangrijk blijken voor het interpreteren van de resultaten. (cf. Infra) Lang voor Harzing, veronderstelden ook Bachman & O Malley (1984) al dat taal een invloed heeft op antwoordstijlen, hoewel hun hoofdintentie was om het rasseneffect op antwoordstijlen te meten. Vele onderzoekers beseffen dus dat taal een invloed heeft op antwoordstijlen, maar nog al te vaak verwarren zij nationaliteit met taal, om de invloeden van beiden dan samen onder de noemer van culturele invloed te analyseren. (Weijters, Baumgartner, Geuens en De Wulf, nog niet uitgegeven) Deze vergelijking gaat echter niet op, want hoe pakt men dan landen aan waar meertaligheid heerst, zoals in België of Zwitserland? Of hoe gaat men om met verschillen in antwoordstijlen van respondenten die wonen in landen waar de culturen uiteindelijk niet zo erg van elkaar verschillen, zoals in de West-Europese landen? Nationaliteit en taal moeten dus wel degelijk van elkaar gescheiden worden. Weijters et al. (nog niet uitgegeven) toonden aan dat focussen op de taal, zonder rekening te houden met cultuur, een goede aanpak was. Het testen op antwoordstijlen bij tweetaligen heeft dan ook als doel nog eens extra te onderstrepen dat antwoordstijlen veel meer door die taal, dan door cultuur beïnvloed worden, want hier gaat het dus om dezelfde mensen die in één cultuur zijn opgegroeid, maar waarvan men verwacht dat een eventueel verschil in antwoordstijl puur aan de gebruikte taal te wijten is. 16

25 4 Hypothesen 4.1 Probleemstelling Bij dit onderzoek is het de bedoeling om te toetsen wat de invloed van taal op antwoordstijlen is bij tweetaligen (Nederlands-Frans). Zijn die even gevoelig voor de taalbijzonderheden en kan het voorgaand onderzoek dus opnieuw gestaafd worden? Of zijn zij net minder of even gevoelig voor taal dan iemand die slechts één taal beheerst? De reden waarom net met tweetaligen gewerkt wordt is omdat bij hen de culturele invloed volledig kan uitgeschakeld worden. Waar in vorige onderzoeken (Baumgartner & Steenkamp, 2001; Harzing, 2006) altijd een between subjects opzet werd gebruikt, onderzoeken we nu de resultaten van een within subjects opzet. Aan de hand daarvan zullen de voorgaande resultaten al dan niet bevestigd kunnen worden. 4.2 Hypothesen BASIS 1: The lack of words to denote various levels of precision contributed to an excess in using extreme portions of the Spanish versions of GERS 1 because respondents could not make the finer semantic distinctions of which they were not fully aware (Arce-Ferrer, 2006, p.387) De bovenstaande quote dient als basis voor een eerste hypothese. Ons onderzoek bevat in het Nederlands twee verschillende woorden om eensgezindheid weer te geven, namelijk akkoord en eens. In het Frans kunnen beide woorden echter alleen vertaald worden door accord, wegens een gebrek aan synoniemen (cf. Supra). Als we dit ook als een gebrek aan variatie van woordenschat beschouwen, zoals in de aangehaalde stelling, kunnen we als eerste hypothese stellen dat in het Frans wellicht extremer geantwoord zal worden dan in het Nederlands, net door dit gebrek aan variatie. Ook de theorie van Harzing (2006) sluit hier bij aan. Zij is van mening dat één van de hoofdredenen voor de verschillen in antwoordstijlen te wijten is aan het betekenisverschil die men bij de labels krijgt als men ze gaat vertalen. BASIS 2: Language serves as an organizer of knowledge and there is reason to believe that aspects of language influence categorization. (Ji et al., 2004, p.58) Als taal kan beïnvloeden 1 GERS is een andere notatie voor ERS, gebruikt door Greenleaf. 17

26 hoe men dingen zal categoriseren is het ook plausibel dat taal een invloed zal hebben op de antwoordcategorieën die men zal prefereren. BASIS 3: Whorf (1956) is één van de eerste taalkundigen die een duidelijk verband ziet tussen taal en cultuur. Taalkundige patronen, zoals grammatica, hebben een invloed op het denken. Als dit klopt, kunnen we veronderstellen dat er sowieso verschillen zullen zijn tussen de antwoorden in het Nederlands en in het Frans, ookal werden de vragenlijsten door dezelfde personen ingevuld. Whorfs theorie veronderstelt namelijk dat we anders denken in de ene taal dan wel in de andere taal. BASIS 4: Eerder onderzoek naar hoe men staat tov adverteren wees uit dat Nederlanders daar veel negatiever tegenover staan dan Fransen. (Baumgartner & Steenkamp, 1998, p. 88) Over taalverschillen wordt in het artikel niet gepraat. Toch is het goed mogelijk dat ook taal hier een invloed heeft omdat beide landen uiteindelijk erg dicht bij elkaar liggen en dat fundamentele cultuurverschillen daardoor minder plausibel zijn. Om hieruit te stellen dat Nederlandstaligen negatiever (DARS) zouden antwoorden dan Franstaligen, die dan weer eerder de positieve labels zouden kiezen (ARS), is misschien wat voorbarig, maar toch vinden wij dat deze optie open gehouden moet worden en dat dit onderzoek kan wijzen op verschillende antwoordstijlen. BASIS 5: Eerder onderzoek -dat evenwel nog niet gepubliceerd werd- van Weijters, Baumgartner, Geuens & De Wulf, brengt resultaten aan voor beide talen apart. Zij kwamen tot de bevinding dat de antwoordstijl van Nederlandstaligen gekenmerkt wordt door een lage ARS, een relatief hoge DARS, de laagste ERS en de hoogste MRS. Franstaligen werden gekenmerkt door een ietwat hogere ARS, een relatief lage DARS, de hoogste ERS en een gemiddelde MRS. Deze resultaten leunen aan bij het onderzoek dat aangehaald werd in BASIS 4, namelijk dat Nederlandstaligen neigen naar negatieve antwoorden, terwijl Franstaligen positiever antwoorden. Concreet kunnen we, toegepast op het huidig onderzoek, de volgende hypothesen poneren: H1: Nederlands taalgebruik wordt gekenmerkt door een lagere ARS dan Frans taalgebruik. 18

27 H2: Nederlands taalgebruik wordt gekenmerkt door een hogere DARS dan Frans taalgebruik. H3: Nederlands taalgebruik wordt gekenmerkt door een lagere ERS dan Frans taalgebruik. H4: Nederlands taalgebruik wordt gekenmerkt door een hogere MRS dan Frans taalgebruik. Het onderzoek zou dus moeten uitwijzen dat in het Frans positiever geantwoord wordt dan in het Nederlands en dat men in het Frans ook meer gebruik zal maken van de extremen, terwijl in het Nederlands meer voor de middelpunt-optie gekozen wordt. Eerder vermeldden we al dat de hoofdzaak van het onderzoek het opzetten van een within subjects was. Doordat we echter met verschillende labels werken, kan het ook nuttig zijn om een between subjects te testen met het label als onafhankelijke variabele. In het Nederlands kan men op twee manieren een onderscheid maken. Specificaties kunnen zowel gemaakt worden met eens en akkoord, als met de bijvoeglijke naamwoorden die erbij geplaatst worden. In het Frans bestaat er echter maar één variant voor zowel eens als akkoord, dat is accord. Een onderscheid in antwoordcategorieën hangt in het Frans dus volledig af van de verschillende bijvoeglijke naamwoorden die bij het label geplaatst worden. Het is dan ook logisch dat een between subjects opzet in het Nederlands wellicht meer verschillen zal prijs geven dan een between subjects opzet in het Frans. Hieruit kunnen we dan ook een vijfde hypothese afleiden. H5: Het gebruik van andere labels in de antwoordcategorieën zal in het Nederlands grotere verschillen in antwoordstijlen prijs geven dan in het Frans. 19

28 5 Empirisch onderzoek 5.1 Inleiding Het opzet van dit onderzoek is het nagaan van de invloed van taal op antwoordstijlen. We controleren dit bij tweetaligen, omdat zij uiteraard slechts over één cultuur beschikken en we zo die variabele kunnen uitschakelen. Bovendien is dit een ideale testgroep om twee identieke vragenlijsten in twee verschillende talen in te vullen. Met het empirisch onderzoek zullen we proberen om onze opgestelde hypothesen aan te tonen of te weerleggen. We beginnen met de methodologie om uit te leggen hoe we voor ons onderzoek te werk zijn gegaan. Daarna worden de testen die we op onze gegevens hebben uitgevoerd en de resultaten die we met deze testen hebben bekomen, uiteengezet. Uiteindelijk gaan we na welke conclusies we uit deze resultaten kunnen trekken. 5.2 Methodologie Kader Respondenten Voor dit onderzoek reageerden 89 tweetaligen, die zowel vlot het Nederlands als het Frans spreken, twee maal op onze enquêtes. De respondenten werden opgedeeld in twee groepen: één groep vulde de enquête in via de paper-pencil methode, de andere groep antwoordde via een online bevraging. De eerste groep is homogeen wat leeftijd en niveau betreft. Het zijn allen Nederlandstalige studenten Franse taal-en letterkunde aan de Universiteit Gent, uit de derde bachelor of de masteropleiding. De enquête werd in klasverband afgenomen. We bekwamen bij deze groep uiteindelijk 45 bruikbare koppels van vragenlijsten. 7 daarvan werden ingevuld door mannen, 38 vragenlijsten werden door vrouwen ingevuld. Samen hadden ze een gemiddelde leeftijd van 20,91 jaar. De jongste was 20, de oudste 23. De tweede groep is diverser: het betreft hier tweetaligen van gemengde leeftijd en afgestudeerde romanisten. Hier bekwamen we 44 bruikbare dubbele resultaten. Er namen 10 mannen en 34 vrouwen deel. Hun gemiddelde leeftijd was 26,18 jaar. De jongste was 15, de oudste 64. Het onevenwicht tussen mannen en vrouwen komt er enerzijds omdat de doelgroep waaruit we respondenten haalden hoofdzakelijk romanisten zijn en dit een studierichting is die 20

29 traditioneel veel meer vrouwen dan mannen trekt. Anderzijds hebben wij niet specifiek gezocht naar een evenwicht. Dit leek ons moeilijk haalbaar omdat we maar een beperkte groep mensen hadden die in aanmerking kwamen om deel te nemen aan de enquête. Een te grote selectiviteit zou er wellicht toe geleid hebben dat we niet aan een voldoende aantal respondenten kwamen. GROEP GESLACHT GEMIDDELDE LEEFTIJD Paper & Pencil 7 mannen (16%) 20,91 jaar 38 vrouwen (84%) Online bevraging 10 mannen (23%) 26,18 jaar 34 vrouwen (77%) Totaal 17 mannen (19%) 72 vrouwen (81%) 89 respondenten 23,5 jaar Tabel 1: Geslacht en gemiddelde leeftijd van de respondenten Tijdstip Het afnemen van de vragen gebeurde in twee keer, met een tussenperiode van twee weken. Dit met de bedoeling dat de respondenten ondertussen hun antwoorden op de vorige enquête vergeten zouden zijn en dus los van hun voorgaande antwoorden opnieuw zouden kunnen dezelfde enquête invullen. Beide vragenlijsten bevatten immers dezelfde vragen. De ene week vulde men de Nederlandse vragenlijst in, de andere week de Franse vragenlijst of vice versa. GROEP TIJDSTIP TAAL LABEL EE S LABEL AKKOORD Paper-pencil 1 Week 1 Nederlands Eerste 31 items Laatste 24 items Paper-pencil 2 Frans Eerste 31 items Laatste 24 items Paper-pencil 1 Week 3 Frans Eerste 31 items Laatste 24 items Paper-pencil 2 Nederlands Eerste 31 items Laatste 24 items Online 1 Week 1 Nederlands Laatste 24 items Eerste 31 items Online 2 Frans Laatste 24 items Eerste 31 items Online 1 Week 3 Frans Laatste 24 items Eerste 31 items Online 2 Nederlands Laatste 24 items Eerste 31 items Tabel 2: Tijdstip, taal- en labelvariatie 21

30 Items De hoofdvragen bestaan uit een set van 55 heterogene items. De reden hiervoor is omdat de inhoud van de vragen niet van tel is. Alleen als er geen doorlopend thema in de verschillende vragen verweven zit, kan men optimaal de antwoordstijlen meten. Voor de antwoordmogelijkheden werd gewerkt met een likertschaal met 5 intervallen en 2 verschillende labels. Beurtelings kregen de eerste 31 items en de laatste 24 items de labels EENS en AKKOORD opgespeld. In het Frans vertalen deze twee labels zich enkel naar D ACCORD, omdat er maar één variant bestaat om eensgezindheid weer te geven. Het onderscheid werd aangebracht door verschillende bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. LABELS EDERLA DS FRA S EENS Volledig oneens Complètement en désaccord Enigszins oneens Quelque peu en désaccord Noch oneens, noch eens Ni en désaccord, ni d'accord Enigszins eens Plus ou moins d'accord Volledig eens Tout à fait d'accord AKKOORD Sterk niet akkoord Fortement pas d'accord Eerder niet akkoord Plutôt pas d'accord Neutraal Neutre Eerder akkoord Plutôt d'accord Sterk akkoord Fortement d'accord Vragenlijst Tabel 3: Overzicht van de labels De 89 respondenten kunnen, zoals eerder vermeld, opgedeeld worden in twee groepen: studenten Frans (45) en tweetaligen (44) die via mail gecontacteerd werden. De eerste groep werd niet op de hoogte gesteld van het onderzoek, dat in klasverband werd afgenomen. De tweede groep uiteraard wel, aangezien die via mail uitgenodigd moesten worden om deel te nemen. Beide groepen waren niet op de hoogte van het opzet van het onderzoek en konden dus onbevooroordeeld op de vragen antwoorden, teneinde het resultaat niet te beïnvloeden. De deelname werd gestimuleerd door een beloning onder de vorm van 12 Fnac-bonnen. De vragenlijst waarmee gewerkt werd, was reeds opgesteld. Wel moest ze nog vertaald worden naar het Frans. Dat deden we via de translation & back-translation methode. Dat 22

31 houdt in dat ze eerst van het Nederlands naar het Frans vertaald werd, waarna de Franse versie door een andere persoon terug naar het Nederlands vertaald werd. Beide Nederlandse versies werden dan met elkaar vergeleken, om de Franse versie zo identiek mogelijk te maken aan de Nederlandse. Vertalingen brengen vaak problemen met zich mee omdat woorden altijd een andere conotatie hebben (Bruce & Anderson, 1967). We proberen dit met deze vertaalmethode dan ook zo veel mogelijk te beperken. De vragenlijst 2 bestond uit verschillende onderdelen. Eerst moesten de respondenten zich identificeren aan de hand van een lettercode om hun beide vragenlijsten aan elkaar te kunnen koppelen en tegelijkertijd toch de anonimiteit te kunnen verzekeren. Zo moesten ze een zes persoonlijke vragen invullen als Wat is de eerste letter van de straatnaam van je wettelijk verblijfadres? of Wat is de derde letter van je vaders voornaam?, etc. Daarna werden de respondenten blootgesteld aan twee reeksen likert-items, die onderbroken werden door een vraag die peilde naar hoe de respondenten hun eigen niveau van de taal waarin ze ondervraagd werden, beoordeelden. Naar gelang de groep waarin ze onderverdeeld werden, waren de antwoordcategorieën van de likert-items met varianten van EENS of AKKOORD gelabeld. De twee volgende vragen van de lijst, moesten de intensiteit van de antwoordmogelijkheden meten. Bij de eerste vraag moesten de respondenten scores geven aan de afzonderlijke labels. De tweede vraag bestond eruit de labels tegenover elkaar af te wegen en uit een keuze van vier het zwakste en het sterkste label te kiezen. De bedoeling was om te meten welk label respondenten als het meest intens beschouwen. Verder wilden we ook nog weten wat het geslacht en de leeftijd van de respondent was. Studenten die de enquête op papier invulden, moesten bovendien hun studierichting neerschrijven. Dit met de bedoeling om mogelijke twijfel over de identiteit van de persoon volledig weg te werken en hun beide enquêtes met behulp van het handschrift te kunnen vergelijken. De tweede enquête was identiek aan de eerste, maar dan in een andere taal. Zoals eerder vermeld, werden er twee weken tussen de beide afnameperiodes gelaten om zo min mogelijk beïnvloeding van de eerste vragenlijst te hebben. 2 De vier verschillende vragenlijsten die gebruikt werden vind je terug in de bijlage. 23

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Samenvatting Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Negen casestudies naar de verwerving van het Engels, Duits en Zweeds door volwassen moedertaalsprekers

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST

DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 2009 DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Toekomst voorspellingen

Toekomst voorspellingen Toekomst voorspellingen Dit zoek is een vragenlijst waarin aan jou gevraagd wordt om over voorspellingen na te denken die mensen maken in verschillende omstandigheden. Deelname duurt ongeveer 1 minuten.

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Het proximiteitseffect: misrespons bij omgekeerde items en het effect van antoniemen vs negaties. Masterproef voorgedragen tot

Nadere informatie

Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet

Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet Hoe meetfouten bij specifieke respondenten te detecteren en corrigeren? Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet Hester van Herk Department Marketing, VU University,

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004 STUDIE NAAR DE RELEVANTIE VAN MISSION STATEMENTS IN VLAAMSE

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Nederlandse samenvatting Tweetaligheid en cognitie: de verwerving van het Fries en het Nederlands Deze dissertatie is het resultaat

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen Pre-Academisch Onderwijs Ontwikkelingslijnen en leerdoelen LEERDOELEN PER ONTWIKKELINGSLIJN Ontwikkelingslijn 1: De leerling ontwikkelt een wetenschappelijke houding 1.1 De leerling ontwikkelt een kritische

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel Masteropleiding: Nederlandkunde/ Dutch Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

6 Valkuilen bij het maken van testvragen die eenvoudig zijn te ontwijken. Meer informatie? Bezoek ons op

6 Valkuilen bij het maken van testvragen die eenvoudig zijn te ontwijken. Meer informatie? Bezoek ons op 6 Valkuilen bij het maken van testvragen die eenvoudig zijn te ontwijken Veel hangt af van de formulering van een vraag in een test, quiz of enquête. Ook als je precies weet wat je wilt vragen beïnvloedt

Nadere informatie

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties Ronde 3 Joost Hillewaere Eekhoutcentrum Contact: joost.hillewaere@kuleuven-kulak.be Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties 1. Inleiding Waarom leren kinderen taal op school? Taal heeft

Nadere informatie

Burgerbaan enquête 2018 Plartform Burgerbaan

Burgerbaan enquête 2018 Plartform Burgerbaan Burgerbaan enquête 2018 Plartform Burgerbaan Regensburg, bron pixabay 16-5-2018 In 2018 heeft Platform Burgerbaan vijf grote vragen voorgelegd aan verschillende netwerken met geschat in totaal zo'n 10.000

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? Wim Biemans Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen 4 juni, 2014 2 Het doen van wetenschappelijk onderzoek Verschillende

Nadere informatie

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Respondent: Jill Voorbeeld Email: voorbeeld@testingtalents.nl Geslacht: vrouw Leeftijd: 39 Opleidingsniveau: wo Vergelijkingsgroep: Normgroep marketing

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. natuurkundeonderwijs, motivatie, differentiatie, flipping the classroom

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. natuurkundeonderwijs, motivatie, differentiatie, flipping the classroom ONTWERPONDERZOEK; PAPER 3 Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Drs. R.K.A.M. Mallant natuurkunde Flipping my Classroom Differentiatie ter bevordering van motivatie Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten.

Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 2009 Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de bedrijfseconomie

Nadere informatie

Beeld van het Europees Parlement in Nederland

Beeld van het Europees Parlement in Nederland Directoraat-generaal Voorlichting Afdeling Analyse van de publieke opinie Ter attentie van het DG Voorlichting van het Europees Parlement Afdeling Analyse van de publieke opinie Brussel, september 2013

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Samenvatting Onderzoek Pilot ISO Milieuprestatiemeting

Samenvatting Onderzoek Pilot ISO Milieuprestatiemeting Samenvatting Onderzoek Pilot ISO 14001 Milieuprestatiemeting 28 november 2018 door Mart van Assem N181101 VERSI E 28 NOVEMB ER 2018 SAMENVATTING ONDERZOEK PILOT ISO 14001 MILIEUPRESTATIEMETING 1 1 Achtergrond

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Toekomst voorspellingen

Toekomst voorspellingen Toekomst voorspellingen Dit zoek is een vragenlijst waarin aan jou gevraagd wordt om over voorspellingen na te denken die mensen maken in verschillende omstandigheden. Deelname duurt ongeveer 1 minuten.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 220 Nederlandse Samenvatting Summary in Dutch Teams spelen een belangrijke rol in moderne organisaties (Devine, Clayton, Phillips, Dunford, & Melner, 1999; Mathieu, Marks, & Zaccaro, 2001). Doordat teams

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur Iedere ouder zal het volgende herkennen: de blauwe en rode potloden uit de kleurdozen van kinderen zijn altijd het eerst op. Geel roept aanvankelijk ook warme gevoelens

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

De impact van stemming op antwoordstijlen

De impact van stemming op antwoordstijlen FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2005-2006 De impact van stemming op antwoordstijlen Liesbet Meesschaert Promotor: Prof. Dr. M. Geuens

Nadere informatie

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek.

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek. Bijeenkomst 3 1 Programma Mini-presentaties Vragenlijst maken Kwaliteit van de vragenlijst: betrouwbaarheid en validiteit Vooruitblik: analyse van je resultaten Aan de slag: - Construct-> dimensies ->

Nadere informatie

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting Directoraat-Generaal Communicatie Directoraat C - Betrekkingen met de burgers EENHEID MONITORING PUBLIEKE OPINIE 15/09/2008 EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2)

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

HET EFFECT VAN KLEUR OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST. VERSCHILLEN IN ANTWOORDPATRONEN.

HET EFFECT VAN KLEUR OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST. VERSCHILLEN IN ANTWOORDPATRONEN. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 2010 HET EFFECT VAN KLEUR OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST. VERSCHILLEN IN ANTWOORDPATRONEN. Masterproef voorgedragen tot

Nadere informatie

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen Bijlage p. 1 Bijlagen Bijlage p. 2 Bijlage 1 Domeinoverschrijdende doelen - Leerplan BaO (p. 83-85) 5.2 Doelen en leerinhouden 5.2.1 Wiskundige problemen leren oplossen DO1 Een algemene strategie voor

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen TIPS VOOR ENQUÊTES 1. Opstellen van de enquête 1.1 Bepalen van het doel van de enquête Voor je een enquête opstelt denk je eerst na over wat je wil weten en waarom. Vermijd een te ruime omschrijving van

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2017 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Russische studies Deze onderwijs- en examenregeling is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs

Nadere informatie

ANTICONCEPTIEKEUZE Achtergronden en uitkomsten van anticonceptiegebruik

ANTICONCEPTIEKEUZE Achtergronden en uitkomsten van anticonceptiegebruik ANTICONCEPTIEKEUZE Achtergronden en uitkomsten van anticonceptiegebruik Charles Picavet, Linda van der Leest en Cecile Wijsen Rutgers Nisso Groep, mei 2008 Achtergrond Hoewel er veel verschillende anticonceptiemethoden

Nadere informatie

ALVAST HEEL ERG BEDANKT VOOR UW MEDEWERKING!

ALVAST HEEL ERG BEDANKT VOOR UW MEDEWERKING! OVER HET ONDERZOEK Beste leraar, Dit onderzoek gaat in op de die u bij de leerlingen ontwikkelt tijdens de geschiedenisles, en het beslissingsproces dat daaraan voorafgaat. Met die informatie kan toekomstig

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010 Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010 Opleidingsspecifiek deel Masteropleiding: Nederlandkunde/ Dutch Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag Werkinstructies voor de 1. De vragenlijst Waarvoor is de bedoeld? De is bedoeld om de kwaliteit van zorg in de huisartspraktijk tijdens kantooruren te meten vanuit het perspectief van de patiënt. De vragenlijst

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Inhoud. Introductie tot de cursus

Inhoud. Introductie tot de cursus Inhoud Introductie tot de cursus 1 Inleiding 7 2 Voorkennis 7 3 Het cursusmateriaal 7 4 Structuur, symbolen en taalgebruik 8 5 De cursus bestuderen 9 6 Studiebegeleiding 10 7 Huiswerkopgaven 10 8 Het tentamen

Nadere informatie

Masterproef oktober 2009

Masterproef oktober 2009 Masterproef 1 29 oktober 2009 Wat is een masterproef? Beslaat +/- 50 blz (15000 woorden) Volgt de structuur van een wetenschappelijk artikel (onderzoek of literatuurstudie) Volgt de APA richtlijnen Deontologie

Nadere informatie

MINOR TAAL & MAATSCHAPPIJ I: INLEIDING SOCIOLINGUÏSTIEK. Onderdeel Taalverandering en Taalcontact. 2007-2008, 1e semester. 4e college (29-11-2007)

MINOR TAAL & MAATSCHAPPIJ I: INLEIDING SOCIOLINGUÏSTIEK. Onderdeel Taalverandering en Taalcontact. 2007-2008, 1e semester. 4e college (29-11-2007) MINOR TAAL & MAATSCHAPPIJ I: INLEIDING SOCIOLINGUÏSTIEK Onderdeel Taalverandering en Taalcontact 2007-2008, 1e semester 4e college (29-11-2007) Leven en dood van talen 1. Hoe ontstaan talen? 2. Bedreigde

Nadere informatie

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen Tweede graad aso In de tweede graad aso kies je voor een bepaalde richting. Ongeacht je keuze, blijft er een groot gemeenschappelijk basispakket van 26 lesuren algemene vakken. Het niveau van deze vakken,

Nadere informatie

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN De onderwijsvorm ASO is een breed algemeen vormende doorstroomrichting waarin de leerlingen zich voorbereiden op een academische of professionele bacheloropleiding.

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Zaltbommel 30 mei 2016 Leadership Connected! Where Business meets Science 1 Inleiding Onderzoeksrapport Leadership Connected In tijden waarin ontwikkelingen

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2016 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Taalwetenschap Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Sint-Jan Berchmanscollege

Sint-Jan Berchmanscollege Sint-Jan Berchmanscollege Infobrochure Klassieke Talen (2de en 3de graad ASO) Leerlingprofiel Je leest graag, je wil je taalvaardigheid versterken, en je hebt interesse in cultuur en maatschappij? Een

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg in opdracht van de Raad voor Volksgezondheid & Zorg Datum 24 april 2014 Versie 1.0 Auteur Miquelle Marchand T: +31 13 466 8323 E: m.marchand@uvt.nl

Nadere informatie

Sint-Jan Berchmanscollege

Sint-Jan Berchmanscollege Sint-Jan Berchmanscollege Infobrochure Klassieke Talen (2de en 3de graad ASO) Leerlingprofiel Je leest graag, je wil je taalvaardigheid versterken, en je hebt interesse in cultuur en maatschappij? Een

Nadere informatie

Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti

Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti Samenvatting Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selectieprocedures zijn over het algemeen prijzig.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Relaties op school ontcijfert

Relaties op school ontcijfert Relaties op school ontcijfert Promotoren: Prof. Dr. Stevens en Prof. Dr. Van Houtte Contactpersoon: Drs. Fanny D hondt Adres: Korte Meer 5, 9000 Gent Telefoonnummer: 09/2646729 E-mailadres: fannyl.dhondt@ugent.be

Nadere informatie

In: Vroeg, vakblad vroegtijdige onderkenning en integrale vroeghulp bij ontwikkelingsstoornissen. Jaargang 29 maart 2012, p.12-14.

In: Vroeg, vakblad vroegtijdige onderkenning en integrale vroeghulp bij ontwikkelingsstoornissen. Jaargang 29 maart 2012, p.12-14. Praten met Gebaren In: Vroeg, vakblad vroegtijdige onderkenning en integrale vroeghulp bij ontwikkelingsstoornissen. Jaargang 29 maart 2012, p.12-14. Trude Schermer Nederlandse Gebarentaal en Nederlands

Nadere informatie

Examen HAVO. Nederlands

Examen HAVO. Nederlands Nederlands Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 20 juni 13.30 16.30 uur 20 06 Vragenboekje Voor dit examen zijn maximaal 47 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in language. A typological study Sterre Leufkens Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden, zinnen, klanken, regels),

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Uw imago onder uw regionale belanghouders. Resultaten imago-onderzoek Heuvelrug Wonen

Uw imago onder uw regionale belanghouders. Resultaten imago-onderzoek Heuvelrug Wonen Uw imago onder uw regionale belanghouders Resultaten imago-onderzoek Heuvelrug Wonen Over het onderzoek Heuvelrug Wonen heeft in oktober 2017 deelgenomen aan het imago-onderzoek dat KWH uitvoerde onder

Nadere informatie

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST Dit rapport wordt ter informatie aangeboden om uit te leggen hoe Selor de taalcompetenties evalueert en hoe Selor feedback geeft in de feedbackrapporten voor kandidaten. Dit voorbeeld dekt niet alle mogelijke

Nadere informatie

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door Team Mirror Handleiding Team Mirror Rapport Vertrouwelijk document uitgegeven door www.unicorngroup.be Met deze handleiding geven we je als facilitator de nodige achtergrond om de resultaten van het Team

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017 EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017 PANTA RHEI BAKEN ADVIESGROEP JUNI 2017 AUTEUR: ANNE MOSTERT 1 INLEIDING Voor u ligt de eindrapportage Oudertevredenheidsonderzoek van basisschool Panta Rhei.

Nadere informatie

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van Samenvatting Het is niet eenvoudig om te leren spellen. Om een woord te kunnen spellen moet een ingewikkeld proces worden doorlopen. Als een kind een bepaald woord nooit eerder gelezen of gespeld heeft,

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Russische Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van

Nadere informatie

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011 Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011 1615793 Scriptiebegeleider: dr. H. Mazeland Tweede lezer: prof. dr. C.M. de Glopper Voorwoord Soms

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

VOORBEELDRAPPORT MARKETING EN SALES POTENTIEEL TEST

VOORBEELDRAPPORT MARKETING EN SALES POTENTIEEL TEST VOORBEELDRAPPORT MARKETING EN SALES POTENTIEEL TEST Respondent: J. de Vries ( voorbeeld) E- mailadres: jdevries@example.com Geslacht: Man Leef tijd: 32 Opleiding sniveau: HBO Verg elijking sg roep: Normg

Nadere informatie

Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid

Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid Samenvatting Samenvatting Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid In de komende jaren zullen meer echtgenoten samen oud worden en zelfstandig

Nadere informatie

Leren parafraseren & synthetiseren

Leren parafraseren & synthetiseren Leren parafraseren & synthetiseren Inhoud 1. Standpunt / conclusie (vs) argumenten / onderzoek 2. Een samenhangend betoog schrijven 3. Verwijzen naar andere auteurs 4. Taal in wetenschappelijke teksten

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20566 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Wit, Frank R.C. de Title: The paradox of intragroup conflict Issue Date: 2013-02-28

Nadere informatie