Nederlandse Vereniging van Banken

Transcriptie

1 Ministerie van Financiën Directie Algemene Fiscale Politiek t.a.v. directeur-generaal dr. P.F. Hasekamp Postbus EE DEN HAAG Datum 12 februari 2016 Referentie BR2489 Ministerie van Financiën Be Ontv. --"L Uited. afdoening Dossiemummer Trefwoord/DSP code Paraaf voor archiveren la 3 Betreft: Consultatie "Voorstellen voor vereenvoudiging van belastingwetgeving" Geachte heer Hasekamp, Naar aanleiding van de op 18 januari jl. gestarte consultatie "Voorstellen voor vereenvoudiging van belastingwetgeving" zend ik u hierbij de suggesties namens de Nederlandse Vereniging van Banken. Met vriendelijke groet, # Eelc [Deling Direct r Bijlagen: 1. Bankenbelasting 2. Dividendbelasting 3. Inkomstenbelasting Gustav Mahlerplein MS Amsterdam +31(0) www. nvb. n I 1/5

2 Bijlage 1 bij BR2489 Bankenbelasting De Nederlandse verzoekt u de wet zodanig te vereenvoudigen dat de bankenbelasting volledig wordt afgeschaft Wij lichten hieronder ons verzoek toe. Minister Dijsselbloem en staatssecretaris Wiebes hebben op 19 januari 2016 hun evaluatie van de bankenbelasting naar de Tweede Kamer verzonden. Zij geven in de brief bij de evaluatie aan dat de gronden voor de bankenbelasting inmiddels grotendeels zijn achterhaald. Zij komen desondanks tot de conclusie dat aanpassing van de wet op dit moment - niet aan de orde is. De Nederlandse is zoals bekend van mening dat de bankenbelasting geleidelijk dient te worden afgeschaft. Met de invoering van het zogenaamde bail-in raamwerk waarbij niet langer de belastingbetaler maar de obligatiehouder opdraait voor de kosten van een faillissement van een bank en een Europees resolutiefonds dat in noodgevallen kan worden aangesproken om banken in problemen netjes af te wikkelen, vervalt de argumentatie voor een nationale bankbelasting. De banken dragen al vanaf 2015 bij aan de opbouw van het Europese resolutiefonds waarin uiteindelijk 55 miljard euro beschikbaar zal zijn. Hierdoor is de kans dat de Nederlandse belastingbetaler moet bijdragen aan het redden van een bank sterk teruggebracht en verdwijnt dus ook de noodzaak voor een nationale bankbelasting. Een aantal landen (in ieder geval Duitsland, Finland en Slovenië) heeft inmiddels al geoordeeld dat hun nationale resolutiefondsheffing en het Europese resolutiefonds niet naast elkaar mogen of hoeven te bestaan. Verder heeft Frankrijk al aangekondigd haar bankenbelasting op termijn te willen afschaffen. Gustav Mahlerptein MS Amsterdam +31(0) I 2/5

3 Neaerlanase Bijlage 2 bij BR2489 dividendbelasting De Nederlandse verzoekt u de wet in de praktische uitvoering te vereenvoudigen, zodanig dat artikel 10 van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt uitgebreid met een inhoudingvrijstelling, waarbij de bestaande regeling voor teruggaaf kan blijven bestaan. Wij lichten hieronder ons verzoek toe. Vrijstelling aan de bron De dividendbelasting moet nu altijd eerst worden ingehouden en afgedragen, waarna de aandeelhouder al naar gelang zijn status deels of geheel teruggaaf van dividendbelasting kan claimen. Dit betekent met name in stationaire situaties een regelmatige herhaling van een administratief circus, dat zowel bij de aandeelhouder als bij de Nederlandse Belastingdienst tot uitvoeringslasten leidt. Een wettelijke vrijstelling aan de bron, uiteraard onder voorwaarden, kan deze uitvoeringslast reduceren tot een periodieke toetsing van de status. De automatische internationale uitwisseling van financiële gegevens in het kader van CRS, die vanaf van start is gegaan, kan hierbij ten aanzien van de fiscale woonplaats een belangrijk controle middel blijken. Gustav Mahlerplein MS Amsterdam +31(0) I 3/5

4 Neaerlandse Bijlage 3 bij B2489 Inkomstenbelasting De Nederlandse verzoekt u de wet zodanig te vereenvoudigen dat de minimumwaarderingsregel (MWR) volledig wordt afgeschaft. Wij lichten hieronder ons verzoek toe. Toepassing Minimumwaarderingsregel Op basis van artikel Wet IB 2001 wordt in het kader van het tegen gaan van oneigenlijk gebruik van lijfrenteproducten de MWR gehanteerd. Deze houdt in dat bij een schending niet slechts de werkelijke waarde van de lijfrente wordt belast, maar - indien van toepassing - de hogere inleg die in het verleden op het lijfrenteproduct is gedaan. Doel van deze regeling is de aftrek die de Belastingdienst heeft verleend terug te nemen als de belastingplichtige zich niet houdt aan de fiscale regels. Afschaffing MWR bij zuivere afkoop In het wetsvoorstel OFM 2016 is een wetswijziging voorgesteld inzake de MWR en aangenomen. Deze is afgeschaft als een lijfrente geheel of gedeeltelijk wordt afgekocht. Via het recent gepubliceerde lijfrentebesluit BLKB 2015/1080M is deze afschaffing al als beleid van de Belastingdienst gecommuniceerd. Gezien de tekst van het wetsvoorstel en toelichting hierop, concluderen wij dat de afschaffing alleen een zuivere afkoop van een box 1 lijfrente betreft. Bij andere schendingen zoals overschrijding wettelijke beslistermijn of verpanding blijft de MWR volgens de huidige wettekst in stand. Voorstel tot algehele afschaffing MWR Graag zien wij dat de MWR volledig wordt afgeschaft. Naar onze mening voegt handhaving voor een beperkte groep van schendingen weinig tot niets meer toe aan de belastingopbrengsten, komt het de begrijpelijkheid van de regelgeving zeker niet ten goede en leidt het tot disproportionele uitvoeringskosten. Wij lichten dit als volgt toe: - Belang voor de schatkist is laag Andere schendingen dan afkoop komen maar zeer beperkt voor. Wellicht de meest voorkomende andere schending is de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. Naar verwachting zal deze schending zich steeds minder vaak voordoen. Banken en verzekeraars spannen zich steeds meer in om klanten die de einddatum 1) van hun lijfrenteopbouwproduct naderen, te bereiken en tot actie te bewegen. Ook vanuit de AFM en de Belastingdienst is hier meer aandacht voor. Daar waar de wettelijke termijn toch wordt overschreden, geeft de Belastingdienst regelmatig een goedkeuring voor verlenging van de beslistermijn (op basis van bijzondere omstandigheden, zoals ook verwoord in par van het Lijfrentebesluit BLKB 2012/283M). Sommige schendingen worden door een aantal uitvoerders niet toegestaan. Denk bijvoorbeeld aan een verpanding waaraan een uitvoerder kan weigeren mee te werken. Daarnaast komt het regelmatig voor dat de totale premie die de klant op een lijfrenteproduct heeft ingelegd onbekend is. Bijvoorbeeld omdat dit niet in de administratie van de verzekeraar of bank is bijgehouden. En omdat ook de Belastingdienst lang niet altijd het hele premieverleden in haar administratie heeft vastgelegd. In een aantal gevallen zal de MWR bij een schending dus niet 'Onder einddatum wordt eveneens verstaan de uiterlijke datum waarop het lijfrenteopbouwproduct moet worden omgezet (denk bancair gezien aan einde kalenderjaar waarin leeftijd wordt bereikt van AOW-leeftijd + vijf jaar). Gustav Mahlerplein MS Amsterdam +31(0) www,n vb.n I 4/5

5 geëffectueerd kunnen worden. Tot slot is het de vraag hoe vaak de Belastingdienst de MWR in de praktijk toepast. De door de bank/verzekeraar aangeleverde informatie hiervoor wordt alleen als contra-informatie gebruikt en niet in de VIA meegenomen. - Ingewikkelde uitzondering in de wet Als de MWR overeind blijft voor andere schendingen dan afkoop, vindt een vorm van discriminatie plaats. Belastingplichtigen die een afkoop plegen, krijgen niet te maken met de MWR. Wanneer zij op andere wijze de regels overtreden en vervolgens tot afkoop overgaan, krijgen zij wel te maken met de MWR. Wanneer bijvoorbeeld een klant de wettelijke beslistermijn overschrijdt, wordt de lijfrente ineens in box 1 belast met toepassing van de MWR (en heffing van revisierente). De lijfrente loopt vervolgens verder in box 3. Er rust geen plicht meer op tot aankoop van periodieke uitkeringen. De klant zal dus het bedrag veelal ineens opeisen bij de uitvoerder. Het eindresultaat is dus hetzelfde: een lijfrente die in één een bedrag wordt uitgekeerd. Maar de fiscale gevolgen kunnen anders zijn door toepassing van de MWR bij de overschrijding van de termijn. Daarnaast is de uitvoerder bij een andere schending dan afkoop niet inhoudingsplichtig, maar aansprakelijk voor de fiscale claim van de belastingplichtige, incl. toepassing MWR. Toepassing van de MWR kan betekenen dat de fiscale claim hoger is dan de waarde van de lijfrente. De uitvoerder zal in dat geval de gehele waarde moeten achterhouden. Dit is moeilijk uit te leggen aan klanten, zeker als zij wachten op geld van de verzekeraar of bank om hun fiscale claim te voldoen. - Uitvoeringskosten Handhaving van de MWR noopt aanbieders van igrenteproducten ertoe, zich in te spannen om de totaal betaalde inleg op de lijfrente bij te houden in haar administratiesysteem. Bij een overdracht van het lijfrentekapitaal van de ene naar de andere uitvoerder is dit gegeven dan ook een onderdeel van de zogenaamde PSK-formulieren: de formulieren waarmee de overdragende uitvoerder de van belang zijnde fiscale informatie uitwisselt met de ontvangende (nieuwe) uitvoerder. Omdat dit gegeven lang niet altijd goed is bijgehouden in soms verouderde systemen, kost het veel werk om deze informatie uit te wisselen. Wanneer zich een schending dreigt voor te doen, moet de uitvoerder de klant waarschuwen voor de fiscale gevolgen, waaronder toepassing van de MWR. En als de schending zicht daadwerkelijk voordoet, moet de uitvoerder de totaal betaalde inleg renseigneren aan de Belastingdienst. Ook in de algemene productinformatie van aanbieders van lijfrenteproducten moet de MWR worden toegelicht. En adviseurs dienen in hun advies rekening te houden met de mogelijke toepassing van de MWR. Naar onze mening rechtvaardigt de sporadische toepassing van de MWR bij andere schendingen dan afkoop, al deze activiteiten niet meer." Gustav Mahlerplein MS Amsterdam +31(0) /5