Verslag van de 3e overlegvergadering van de faculteitsraad Geesteswetenschappen met het faculteitsbestuur op woensdag 26 november

Transcriptie

1 3 Verslag van de 3e overlegvergadering van de faculteitsraad Geesteswetenschappen met het faculteitsbestuur op woensdag 26 november 08 aanwezig van de raad: van het faculteitsbestuur: voorts aanwezig: verslag: afwezig met bericht: voorts afwezig: de heer Augusteijn, de heer Van Berkel, de heer Dahman, mevrouw De Greef, de heer Groot Karsijn,de heer Hofstee, mevrouw Kaburis, mevrouw Van Leest, mevrouw Mooi, mevrouw Muñoz Chandia, mevrouw De Muijnck, mevrouw Nijenhuis, de heer Van Os, de heer Praamstra, mevrouw van der Schaar, mevrouw Sneep, de heer Tilanus, de heer Todd, de heer Veldman, de heer Van der Veere, mevrouw Van de Wetering, mevrouw Winkel, mevrouw Van Woerkom-Chong de heer Van den Doel, de heer Verhagen, mevrouw Riel, mevrouw Kooijmans, de heer Carbo en de heer Bos mevrouw Leunissen, de heer De Ruiter mevrouw Van Daalen de heer Ter Borg, mevrouw Stoker mevrouw Bouwman, de heer De Haas, de heer d Hulst, mevrouw Koenig, de heer Van Kooten 1. Opening en vaststelling agenda 3 4 De voorzitter opent de overlegvergadering om. uur en stelt voor de agendapunten te beginnen met de agendapunten 4 en omdat die in elk geval behandeld moeten worden in verband met de besluiten die de faculteitsraad moet nemen over deze punten. Daarna kan de rest van de agenda worden afgewerkt. De raad is echter van mening dat, gezien de korte termijn tussen de beschikbaarheid van de stukken en de vergadering er onvoldoende tijd is geweest om de achterban te raadplegen, waardoor de raad zich niet in een positie wil laten dwingen om vandaag besluiten te nemen. Leunissen merkt op dat de reorganisatie Kunsten zich in een fase van het traject bevindt, waarin iets meer tijd voor een besluit genomen kan worden, maar dat het met het oog op het geplande overleg tussen College van Bestuur en Lokaal Overleg op 11 december a.s. wel zaak is dat het concept personeelsplan Letteren wordt behandeld. Van den Doel wijst erop dat alle binnengekomen commentaren op het personeelsplan door het faculteitsbestuur zullen worden behandeld, naast het advies van de faculteitsraad. De termijn om commentaren in te dienen is bovendien verruimd. Daarnaast wil hij graag dat er toch aandacht wordt besteed aan het reorganisatieplan Kunsten, omdat nu de heer De Ruiter aanwezig is om eventuele vragen te beantwoorden. De raad maakt hiervan gebruik en zal in een extra in te lassen vergadering zich buigen dan het reorganisatieplan Kunsten apart behandelen.. Reorganisatie Academie der Kunsten 0 Van den Doel vat samen dat het concept-plan in de vorige vergadering is besproken en dat dit geleid heeft tot een positief advies met kanttekeningen t.a.v. de studiecoördinatie en de functie van artistiek manager. Deze punten zijn in aangepast in de huidige voorliggende tekst van het plan. Van der Veere deelt mede dat in het vooroverleg van de raad de bespreking van dit punt heeft geleid tot een verzoek om uitstel. Er zijn op verschillende punten nog Verslag faculteitsraad d.d 26 november 08

2 2 3 onduidelijkheden, niet alleen wat betreft de zaken die in de vorige vergadering naar voren zijn gebracht. Zo was er een gemeenschappelijke regeling tussen het College van Bestuur van de Universiteit Leiden en het bestuur van de Hogeschool voor de Kunsten in Den Haag, die is opgezegd. Wat zijn de gevolgen als zo n regeling ontbreekt. Er is onduidelijkheid over de schakelfunctie. Daarnaast zijn er de punten die in de vorige vergadering naar voren zijn gekomen. Bovendien besprak de raad vorige keer een plan dat nog niet eens door de medewerkers van de Academie der Kunsten was gezien. Het commentaar van de medewerkers is pas aan de vooravond van de huidige vergadering aan de leden van de raad aangeleverd en de raad heeft nog niet voldoende tijd voor gehad om die zaken te doorgronden. Van den Doel wijst erop dat de raad nu van de gelegenheid gebruik kan maken om meer informatie te krijgen van de heer De Ruiter. De Ruiter meldt dat de oude regeling nog van kracht is. De regeling loopt af in 09. Er is een concept-tekst voor een nieuwe regeling in bespreking bij de besturen van universiteit en hogeschool. Deze regeling zal de bestaande vervangen. De nieuwe regeling wordt gemodelleerd naar de taak van de Academie der Kunsten conform het reoganisatieplan. De Ruiter deelt met de raad dat Leidse studenten die aan de hogeschool onderwijs volgen op een adequate wijze daarin ondersteund moeten worden. In het verleden was deze zorg nodig, maar de capaciteit daarvoor is in Den Haag zeker aanwezig. De faculteit moet erop toezien dat Den Haag deze begeleiding van Leidse studenten ook daadwerkelijk verleent. Daarnaast is in de nieuwe regeling de onduidelijkheid omtrent de promotietrajecten een punt van zorg voor Leidse studenten. De Muijnck wijst erop dat de investeringen in promotietrajecten volgens haar niet ten koste moeten gaan van de BA en MA opleidingen; zij zou het daarbij betreuren als de promotieopleiding alleen toegankelijk blijkt voor afgestudeerden van de hogeschool. Van den Doel wijst erop dat de taakstelling van de Academie ligt op het vlak van de promotieopleiding. In principe is het voor Leidse MA-afgestudeerden mogelijk om te worden toegelaten tot het promotietraject. Augusteijn vraagt of het mogelijk is om de functie van artistiek manager te splitsen in een organisatorische component en een specifieke artistieke begeleiding. De Ruiter zegt dat daar niet voor is gekozen vanwege het grote aantal promovendi en het daarmee samenhangende nog grotere aantal promotoren. Dit is een zware taak, die je niet kunt opsplitsen. Het bestuur zal een extra vergadering uitschrijven om op korte termijn over het reorganisatieplan van de Academie der Kunsten nader van gedachten te wisselen met de raad. 4. Concept Personeelsplan 4 0 Van den Doel verwijst naar het in de afgelopen periode behandelde reorganisatieplan en de notitie inzake de begroting en de besluitvorming daarover. Alles wat daarin is vastgelegd heeft nu zijn weerklank gevonden in het voorliggende concept personeelsplan. Het personeelsplan staat op de agenda voor het overleg tussen College van Bestuur en de vakbonden op 11 december a.s. Van der Veere deelt mede dat in het vooroverleg naar voren is gekomen dat de raad discrepanties heeft geconstateerd tussen het nu voorliggende personeelsplan en het reorganisatieplan; ook zijn er vragen van andere aard. De instituutsdirecteuren hebben onmiskenbaar een grote inbreng gehad bij de totstandkoming van het personeelsplan, maar de raad vraagt zich af wat de rol van het faculteitsbestuur is geweest. Daarnaast vindt de raad dat in het personeelsplan niet helder naar voren komt hoe gebruik is gemaakt van mogelijkheden om medewerkers vervroegd uit te laten treden om zo onnodige pijn in de noodzakelijke maatregelen te voorkomen. Bovendien krijgt de raad uit dit plan de indruk dat er een topzware structuur zal ontstaan met veel hoogleraren. Het aantal hoogleraren neemt zelfs toe, ten koste van het aantal UD/UHD. Tenslotte constateert de raad dat bepaalde groepen onevenredig zwaar getroffen worden en er zijn discrepanties tussen de Verslag overlegvergadering d.d. 26 november 08

3 instituten. Samenvattend vindt de raad dat dit plan een aantal onverwachte onaangename verrassingen brengt, die niet worden onderbouwd. Van den Doel antwoordt m.b.t. de rol van het bestuur dat de instituutsdirecteuren het voortouw hebben genomen in het opstellen van het plan. Er zijn vele gesprekken geweest tussen het faculteitsbestuur, de instituutsdirecteuren en de opleidingsvoorzitters. Het faculteitsbestuur heeft de voorstellen van de instituutsdirecteuren tegen het licht gehouden en geconstateerd dat de voorstellen, zoals die er nu liggen verdedigbaar zijn. Het faculteitsbestuur neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor het plan op zich. Deze gang van zaken sluit ook aan bij de plaats en de rol van de instituten in de nieuwe organisatie. Het bestuur zal alle commentaren die op het huidige concept binnenkomen afwegen en waar nodig zal het plan worden aangepast. Dit aangepaste plan gaat dan naar het College van Bestuur voor het overleg met de vakbonden. Op december zal het plan door het Faculteitsbestuur worden vastgesteld. Dit om medewerkers niet lang in onzekerheid te laten. Leunissen antwoordt m.b.t. de zogenoemde pre 62 arrangementen dat door het overheidsbeleid, gericht op langer doorwerken, minder mogelijk is dan enkele jaren geleden. Er is wel een soort remplacantenregeling waarvan beperkt gebruik gemaakt zou kunnen worden in specifieke gevallen. Mooi vraagt naar de uitgangspunten/de basis. Van den Doel legt uit dat de verdeling van de middelen uit de eerste geldstroom de systematiek volgt waarvoor de universiteit heeft gekozen; de basis hiervan zijn de gerealiseerde studiepunten. In de vertaling hiervan in de faculteit doet het werken met een differentiatie in de DP s recht aan verschillen tussen grote en kleine(re) opleidingen en hun mogelijkheden om doelmatigheid te realiseren. Voorts bevat het allocatiemodel instrumenten om op beleidmatige overwegingen kwetsbare vakgebieden te sauveren. Zo poogt het bestuur een zo breed mogelijke expertise te behouden. De instituten moeten keuzes maken, maar die keuzes zijn gebonden aan allerlei regels. Augusteijn vindt sommige keuzes niet helder. De opbouw is in disbalans. Met name het UD bestand moet zijns inziens inleveren t.g.v. de hoogleraren. Van den Doel zegt dat de leerstoelen en vacatures voor hoogleraren vaststaan. Persoonlijk hoogleraren worden bij vertrek vervangen door UD, ordinariaten door hoogleraren. Mooi heeft ook het gevoel dat functies op lager niveau meer te verduren hebben dan de hoogleraren. Waarom geldt het solliciteren naar de eigen functie in de nieuwe organisatie niet voor hoogleraren? Van den Doel zegt dat er relatief veel ordinariaten binnen de faculteit bestaan. Dit brengt het karakter van de geesteswetenschappen met zich mee. Van Woerkom vraagt naar de externe financiering van de hoogleraren modern India en Chinese economie. Van den Doel zegt dat het vinden van externe financiering voor deze leerstoelen geen voorwaarde is voor het vestigen van die leerstoelen. Als externe financiering niet lukt, moet het LIAS de financiering ter beschikking stellen. Als het lukt om externe financiering te realiseren, krijgt het LIAS meer (beleids)ruimte voor andere doeleinden. Praamstra vraagt zich af waarom bij het Institute for Cultural Disciplines de bezuinigingen alleen bij Nederlands, Dutch Studies en Boekwetenschap plaatsvinden. Van den Doel antwoordt dat ervoor is gekozen om niet de kaasschaafmethode te gebruiken, maar het DP-model. Bij Nederlands was sprake van een overbezetting. Voor de verzorging van het programma Dutch Studies is, naast de capaciteit voor de Nederlandse taal- en letterkunde bij ICD en LUCL, ook expertise aanwezig in de School of Art History en in het Institute for History. Hij herhaalt dat alternatieven door het faculteitsbestuur zorgvuldig zullen worden afgewogen. Nijenhuis merkt op dat didactiek aan buitenlandse studenten zeer specifieke kennis vereist. Dat moet niet worden wegbezuinigd. Daarnaast betreurt zij het dat in het huidige plan de brede specialisatiemogelijkheden bij Boekwetenschap worden afgesloten. Van den Doel zegt toe dat dit opnieuw afgewogen zal worden. Van Os merkt op dat bij Kunstgeschiedenis recent 1, fte is aangesteld in hoge schalen (de functie C.0 en C.17, p.6). Nu wordt in dit plan 1, fte geschrapt in lagere schalen. Verslag overlegvergadering d.d. 26 november 08

4 4 De betrokkenen hadden dan achteraf beter kunnen solliciteren naar één van deze functies. Van den Doel zegt dat dat niet kan. Dat hadden zij dan destijds moeten doen Vervolgens wordt het plan per onderdeel besproken. Augusteijn vraagt n.a.v. de gehanteerde methodiek in hoeverre het principe last in/first out is gehanteerd, ondanks de belofte dat dit niet zou gebeuren. Van den Doel zegt dat dit in enkele specifieke gevallen bij Nederlands en architectuur is gebeurd. Leunissen zegt dat dit verder een zaak is voor het overleg met de vakbonden. Institute for Area Studies Van Woerkom meent dat Van den Doel eerder de belofte heeft gedaan dat de hoogleraar Moderne Chinese economie extern gefinancierd zou worden en dat deze niet zou drukken op de eigen middelen van het LIAS. Nu blijkt externe financiering niet beschikbaar en zodat het instituut toch voor de kosten opdraait. Van den Doel en Verhagen wijzen erop dat het bestuur de verwerving van externe middelen in gesprek heeft gebracht in relatie tot de leerstoel voor het moderne India. Bij de bespreking van de notitie over de begrotingssystematiek en de allocatie 09 heeft het bestuur voorts gemeld de leerstoel voor de moderne Chinese economie te laten drukken op de middelen van LIAS en, voor een aantal jaren, deels ook op de beleidsruimte van het faculteitsbestuur. Daarnaast wijst Van Woerkom erop dat de publicatie van de advertentie op het web al had plaatsgevonden, voordat de faculteitsraad over deze functie een besluit had genomen. Dat vindt zij een kwalijke zaak. Augusteijn constateert bij de nieuwe organisatie feitelijk een omzetting van UD-plaatsen in docentplaatsen bij de School of Middle Eastern Studies. Van den Doel zegt dat in dit geval het LUCL helaas geen middelen had die een andere keuze mogelijk maakten. Winkel constateert dat bij Indonesië Javaans wordt teruggedrongen, bijvoorbeeld filologie. In samenhang met de collecties die hier in Leiden aanwezig zijn is het zonde dat dit expertisegebied wordt teruggebracht. Van den Doel betoogt dat er in eerste instantie een minimale capaciteit van 4. fte voor Indonesisch gewaarborgd is; LIAS en LUCL stellen uiteindelijk middelen voor.3 fte beschikbaar. Binnen deze ruimte moeten verschillende expertisegebieden, waaronder het moderne Indonesië, geaccommodeerd worden; dat maakt keuzes helaas onvermijdelijk. Van der Veere vraagt waarom er wel een hoogleraar Modern India is voorzien, maar de UD-posities voor de levende Indiase talen als Tamil verdwijnen. Van den Doel antwoordt dat het gebrek aan middelen helaas geen andere keuze mogelijk maakte. LUCL Nijenhuis spreekt allereerst haar bewondering uit voor de grote slag die dit instituut heeft gemaakt, maar is tevens verbaasd over het feit dat impliciet beleid ineens staand beleid lijkt te zijn geworden; zij doelt hierbij op de hantering van de promotie-eis. Waarom worden bij verschillende opleidingen verschillende beslissingen genomen? Praamstra voegt hieraan toe de vraag waarom er grote klappen vallen bij Nederlands, Duits,Dutch Studies en bij andere opleidingen niet? Wat betreft de veranderingen bij het Talencentrum moet opgepast worden voor rechtsongelijkheid. Van den Doel zegt toe dat hier nog nader naar gekeken wordt. Leunissen voegt hieraan toe dat het College universiteitsbreed de lijn heeft ingevoerd dat voor posities vanaf docent 2 de promotie-eis geldt; voorts is er ook het uitgangspunt van de eenheid van onderwijs en onderzoek. Van de Schaar vraagt waarom het LUCL onevenredig veel moet bezuinigen. Van den Doel zegt dat de continuïteit bij het LUCL in uitkomsten van oude en nieuwe allocatiemechanismen groter is dan in het personeelsplan in eerste instantie duidelijk wordt. Complicerende factor is dat voor de taalwetenschap de hoeveelheid vast wetenschappelijk personeel, dat niet ten laste kwam van de reguliere formatie buitenproportioneel groot was. Verslag overlegvergadering d.d. 26 november 08

5 3 4 0 De beleidsruimte die de directeuren voor afwegingen hebben gehad in het opstellen van het conceptpersoneelsplan is, zo constateert Van den Doel, zeer beperkt geweest. Augusteijn constateert dat, met het schrappen van de voorziening NT1 bij het Talencentrum, er hulpmiddelen wegvallen om studenten met deficiënties in het schrijven van werkstukken bij te spijkeren. Kan er in de nieuwe organisatie in iets soortgelijks worden voorzien? Van den Doel zegt dat dat een beslissing van het betrokken instituut, bijvoorbeeld Geschiedenis, is of het die middelen beschikbaar wil stellen om deze kennis in te huren van het Talencentrum. Praamstra vindt dat het Talencentrum naar verhouding veel OBP heeft. Van den Doel zegt dat dat in de praktijk wel meevalt, want het docentenaantal van het Talencentrum is veel groter dan hier vermeld. Het Talencentrum huurt veel tijdelijk personeel in, dat in het CPP niet wordt vermeld. Praamstra heeft de indruk dat met dit conceptpersoneelsplan het totaal een OBPcapaciteit eerder lijkt te groeien dan af te nemen. Hij illustreert dit met enkele getallen die hij uit het plan afleidt. Riel antwoordt dat hij in zijn berekeningen niet het decentraal aangestelde OBP meeneemt. Wanneer dit wel in de sommen betrokken wordt is er wel degelijk sprake is van een reductie van de OBP-staf in lijn met wat in het reorganisatieplan voorzien. Institute for History De opmerking op pag. 3 over de uitstekende werksfeer is niet passend in dit plan en zal worden verwijderd. Institute for Cultural Disciplines Dit is grotendeels reeds bij het begin van dit punt besproken. Tilanus vraagt waarom bij Kunstgeschiedenis twee docentenplaatsen gehandhaafd blijven terwijl er enkele UDfuncties sneuvelen. Van den Doel antwoordt dat dit voortvloeit uit de gemaakte keuzes. Sturend hiervoor zijn overwegingen om sommige expertisegebieden te behouden. Onderwijs- en studentenzaken De huidige benaming studiecoördinator bestaat niet als UFO-term; achter deze benaming gaat de combinatiefunctie (UFO) studieadviseur 1 / beleidsmedewerker 3 schuil. In de nieuwe organisatie krijgt de functie van studiecoördinator vorm in de combinatie van de UFO-profielen studieadviseur 1 en onderwijscoördinator. Deze combinatiefunctie dekt het samenstel van taken dat in 1997 door de faculteit Letteren is gedefinieerd als studiecoördinator. Op dat moment bestond UFO nog niet. Verhagen wijst erop dat de faculteit nu in feite achterstallig onderhoud pleegt. Nijenhuis vraagt of de beleidsmatige taken van de oude studiecoöordinatoren dan verdwijnen. In feite gaan ze er ook een schaal op achteruit. Verhagen antwoordt dat de functiedefinitie, zoals in 1997 èn nu, in beperkte mate beleidsmatige elementen bevat; die zijn overigens ook herkenbaar in de profielen van studieadviseur 1 en onderwijscoördinator die nu samen de functie van studiecoördinator opleveren. De huidige bezetting heeft een salarisgarantie, maar op termijn is inderdaad sprake van bezuiniging. Faculteitsbureau Nijenhuis vraagt naar het verdwijnen van de eigen afdeling Documentatie en Registratie. Riel antwoordt dat deze afdeling uit één persoon bestaat. Dit is een vrij kwetsbare situatie. Besloten is dat daarom voor dit takenpakket een beroep te doen op de expertise van de centrale dienst DIA. Dat neemt het risico van kwetsbaarheid weg. Vervolgens wenst de raad over het innemen van een standpunt te vergaderen buiten aanwezigheid van het bestuur. De vergadering wordt hervat om 18.0 uur. Nijenhuis deelt het besluit van de raad mede, hetgeen inhoudt dat na stemming een positief advies wordt uitgebracht over het ontwerp voor het concept personeelsplan met Verslag overlegvergadering d.d. 26 november 08

6 6 uitzondering van hoofdstuk 3.4, paragrafen en Daarnaast nodigt de raad het bestuur van de faculteit Geesteswetenschappen dringend uit het ontwerp voor het conceptplan aan te passen in die zin dat er recht wordt gedaan aan de voorstellen die door de voorzitters van de opleidingen Nederlandse taal en cultuur en Dutch Studies en vertegenwoordigers van de opleiding Boekwetenschap in reactie op het plan aan de decaan zijn gedaan. De raad behoudt zich bovendien het recht voor, onder het uiten van zijn bezwaar tegen de krappe termijnen waarbinnen besluitvorming moet plaatsvinden, op basis van toekomstige reacties op het ontwerp conceptpersoneelsplan vanuit de facultaire gemeenschap, een aanvullend advies uit te brengen. 8. Rondvraag en beantwoording rondvraag Nijenhuis deelt mede dat zij wegens het aanvaarden van een andere functie de universiteit Leiden gaat verlaten en daarmee ook haar zetel in de faculteitsraad zal opgeven. Zij dankt de raad en het bestuur voor het vertrouwen. Het kritisch volgen van de besluitvorming is voor haar altijd belangrijk geweest. Zij hoopt dat de raad het bestuur kritisch blijft volgen en wenst het bestuur een kritische raad toe. Van den Doel bedankt mw. Nijenhuis voor haar grote inzet en wenst haar alle succes in haar nieuwe functie. Van Os vraagt waarom het concept-personeelsplan niet in het Engels is aangeboden aan medewerkers die het Nederlands niet voldoende beheersen. Van den Doel antwoordt dat de opleidingsvoorzitters waar nodig uitleg kunnen geven in het Engels. 9. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om uur en dankt alle aanwezigen voor hun inbreng. Verslag overlegvergadering d.d. 26 november 08