Onderwerp: Plan van aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn Nummer:

Transcriptie

1 COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE SKK ALGEMEEN BESTUUR SKK (D) 29 JANUARI 2015 Onderwerp: Plan van aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn Nummer: In D&H: 16 december 2014 Steller: M. van Bergen In Cie: BMZ Telefoonnummer: SKK Afdeling: Planvorming en Advies In AB: Portefeuillehouder: Van der Vorm Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter consultering ter advisering Besluiten College D&H - AB 18 mei 2011: Beleidsnota peilbeheer - D&H 18 oktober 2011: Eindresultaten doorontwikkeling GGOR - SKK 17 november 2011: Meerjarenplanning peilbesluiten en watergebiedsplannen - SKK 27 november 2014: Meerjarenplanning peilbesluiten 2014 Korte inhoudelijke omschrijving: Dit stuk beschrijft de hoofdlijnen en relevante bijzonderheden uit het Plan van Aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn Ter kennisneming: In de vergadering van 16 december 2014 heeft het college besloten: 1. In te stemmen met het plan van aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn. 2. Het plan van aanpak ter kennisneming toe te zenden aan de commissie SKK. Bijlage: 1. Plan van aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn (Vinex) (DM726384)

2 INLEIDING Het hoofddoel van dit project is de actualisatie van het raampeilbesluit Leidsche Rijn waarvan de wettelijke geldigheidsduur in 2015 zal verlopen: Achtergrond Voor een duurzame inrichting van het gebied heeft men een nieuw waterhuishoudkundig systeem ontworpen. Dit ontwerp is vastgelegd in het rapport Nieuwe stad, schoon water (Projectgroep Waterhuishouding Leidsche Rijn, 1997), ook wel NSSW genoemd. De waterpeilen van het te ontwikkelen watersysteem uit NSSW zijn destijds vastgelegd in een raampeilbesluit. Het raampeilbesluit betrof alleen vastlegging van peilen met betrekking tot de primaire watergangen van het hoofdwatersysteem. Er stonden (nog) geen peilgebieden in. Voorzien was dat bij de uitwerking van de afzonderlijke deelgebieden van de Leidsche Rijn deze peilen leidend waren voor het ontwerp. Aanvullend was opgenomen dat daar waar de inrichting van het gebied nog niet is afgerond formeel het peilbesluit voorafgaand aan het raampeilbesluit geldt. Dit is plaatselijk aan de orde binnen het plangebied. Aanpassing inrichtingsplan De oorspronkelijke verwachtingen ten aanzien van de waterkwaliteit binnen het gebied Vleuten- de Meern en Leidsche Rijn (Vinex) waren ten tijde van het ontwerp (NSSW) erg ambitieus. De uitgangssituatie en randvoorwaarden zijn heden ten dage (ca. 17 jaar na dato) anders en de beschikbare middelen zijn beperkt. Voor het plangebied is de waterkwaliteit echter nog steeds een speerpunt en onderzocht wordt hoe op een zorgvuldige en doelmatige manier invulling kan worden gegeven aan een goede waterkwaliteit in het verlengde van de doelstellingen van destijds. ARGUMENTEN De voorgestelde planvorm betreft die van een peilbesluit (toetsend). Het peilbeheer alsook de inrichting van het watersysteem is op diverse plaatsen, door voortschrijdende inzichten, behoorlijk veranderd ten opzichte van de vigerende peilbesluiten. Daarnaast zijn in het huidige watersysteem reeds diverse aandachtspunten aanwezig, en mogelijk volgen er uit toetsing nog aanvullende aandachtspunten dan wel opgaven die bij vastlegging van de huidige situatie niet worden opgelost. De huidige situatie (kenmerken gebied, huidige waterhuishouding en plaatselijke ontwikkelingen) binnen het plangebied brengt een aantal opgaven met zich mee. Binnen een peilbesluit is afweging van peilvarianten voor deze opgaven mogelijk, waarmee dit de meest passende planvorm betreft voor de huidige omstandigheden. Dit peilbesluit zal de vigerende peilbesluiten vervangen (hoofdzakelijk raampeilbesluit en plaatselijk voorafgaand peilbesluit). Bij het tot stand komen van het peilbesluit wordt onderzocht hoe gebieden die nog (plaatselijk) in ontwikkeling zijn kunnen worden meegenomen, zodat niet reeds na korte tijd aanpassing nodig is van het nieuwe peilbesluit. RELATIE MET ORGANISATIE, COLLEGEPROGRAMMA OF ANDERE BELEIDSDOCUMENTEN Het opstellen van het peilbesluit maakt onderdeel uit van de reguliere taak van het waterschap om peilbesluiten op te stellen, deze plicht is vastgelegd in de Waterwet en de Waterverordening HDSR Het tot stand komen van het peilbesluit past binnen de meerjarenplanning van peilbesluiten. De invulling vindt plaats volgens de Beleidsnota peilbeheer en doorontwikkeling GGOR. FINANCIËLE CONSEQUENTIES Er zijn geen kosten voor extern advies voorzien. KANTTEKENINGEN 1. De huidige inrichting betreft een afslanking van het oorspronkelijke ontwerp opgenomen in het NSSW. Dit is vooralsnog niet bestuurlijk (waterschap, gemeentelijk en provinciaal) afgestemd. Door tijdens het proces de afweging van varianten op te nemen wordt duidelijk wat effecten zijn en wordt een weloverwogen keuze gemaakt

3 2. Risico: gegevens zijn onvolledig of niet op tijd gereed (bijv. basisgegevens en/of aanpassing inrichtingsplan). Maatregel: indien achteraf of tijdens het opstellen van het peilbesluit blijkt dat er grote verschillen zijn die van invloed zijn op de afweging van varianten kan het nodig zijn om opnieuw varianten in beeld te brengen. Hierdoor loopt de planning uit. 3. Risico: hogere peilen blijken in een wateropgave wateroverlast te resulteren. Maatregel: de wenselijkheid van de peilen wordt mede beoordeeld aan de hand van de wateropgave wateroverlast. Indien gekozen wordt voor een peil met wateropgave wateroverlast, dan moeten hiervoor aanvullende maatregelen worden uitgewerkt. 4. Risico: vertraging als gevolg van gedeelde verantwoordelijkheden en betrokkenheid diverse partijen. Maatregel: in de planning is moment opgenomen om de planning te evalueren en indien nodig aan te passen, in afstemming met het dagelijks bestuur. COMMUNICATIE Na vaststelling van het plan van aanpak zal op basis van de inzichten uit de afgeronde verkenningsfase de methodiek voor communicatieprocessen (factor C) worden toegepast door de projectgroep. In deze stap worden alle partijen geïnventariseerd en hun rol, belang, en de verhoudingen in het krachtenveld geanalyseerd. Dit geeft inzicht in de problemen, de beelden en meningen van belanghebbenden, maar ook in (beleids)ontwikkelingen en emoties die spelen binnen het plangebied. Op basis van deze krachtenveldanalyse zal een communicatiestrategie worden uitgestippeld voor het peilbesluit. Hierbij worden randvoorwaarden, uitgangspunten en een doel (kernboodschap) geformuleerd ten aanzien van de communicatie. Naar aanleiding hiervan zal worden gekeken hoe belangengroepen en collega overheden die een relatie hebben met het plangebied bij het tot stand komen van het peilbesluit worden betrokken. Bestuurlijke terugkoppeling Het algemeen bestuur wordt over dit plan van aanpak geïnformeerd via een bestuursvoorstel ter kennisname aan SKK. Alvorens het ontwerp peilbesluit ter inzage te leggen zal het college het ontwerp (inclusief variantenanalyse), ter consultatie voorleggen aan de commissie SKK om vervolgens te kunnen vrijgeven voor inspraak. Bij de vaststellingsfase van het peilbesluit, inclusief inspraakrapport, heeft het algemeen bestuur een besluitvormende rol. BIJLAGE(N) nee ja, namelijk: Plan van aanpak peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn (Vinex) (DM726384)

4 Peilbesluit Vleuten - de Meern en Leidsche Rijn Plan van Aanpak Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Verantwoording Titel Peilbesluit Vleuten, de Meern en Utrecht (Vinex Leidsche Rijn) Kenmerk Afdeling Afdeling Planvorming & Advies Contact persoon Marije van Bergen

5 Inhoud 1. ALGEMEEN Aanleiding Doel Leeswijzer GEBIEDSBESCHRIJVING Kenmerken plangebied Opgaven, aandachtspunten en kansen Waterkwantiteit Waterkwaliteit Veiligheid Recreatie Gebiedsontwikkelingen en plannen met relatie tot peilbesluit Gezamenlijke plannen met gemeente KEUZE PLANVORM Werkwijze Plankeuze Uitwerking planvorm TIJDSPLANNING EN COMMUNICATIE Communicatie Planning Risico s en beheersmaatregelen

6 1. Algemeen Projectomschrijving Het voorliggende document vormt het plan van aanpak voor het opstellen van het peilbesluit Vleuten - de Meern en Leidsche Rijn. Dit document beschrijft de werkwijze van het tot stand komen van het peilbesluit; niet de inhoudelijke of beleidsmatige keuzen over het peilbeheer. 1.1 Aanleiding Als waterbeheerder van het oppervlaktewater is Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden verplicht peilbesluiten vast te stellen voor de gebieden onder haar beheer. Deze plicht is vastgelegd in de Waterwet en de Waterverordening HDSR Een vastgesteld peilbesluit biedt aan belanghebbenden duidelijkheid en rechtszekerheid over de oppervlaktewaterpeilen die gehandhaafd worden in het betreffende gebied. Het peilbesluit is een instructienorm die het hoogheemraadschap een inspanningsverplichting oplegt. De geldigheidsduur van een peilbesluit bedraagt tien jaar, waarna een verlenging van maximaal vijf jaar mogelijk is. Voor de ontwikkeling van VINEXlocatie Leidsche Rijn ten westen van Utrecht is in juli 2003 een raampeilbesluit voor Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn ( raampeilbesluit Leidsche Rijn ) vastgesteld, welke 27 oktober 2005 ingegaan. Het raampeilbesluit verloopt in 2015 en dient derhalve te worden vernieuwd. De begrenzing van het nieuw op te stellen peilbesluit Vleuten de Meern Leidsche Rijn is gebaseerd op watersysteemgrenzen. De begrenzing komt grotendeels (ca 90%) overeen met die van het raampeilbesluit (arcering figuur 1). Daarnaast liggen ook nog delen van de vigerende peilbesluiten Haarzuilens en Nieuwegein-West binnen de peilbesluitsgrens. Het gedeelte in Haarzuilens verloopt in 2021 en het gedeelte in Nieuwegein is reeds verlopen (circa 2010). Ten zuiden van de Leidsche Rijn is voor een groot gebied het oude peilbesluit niet bekend (niet achterhaalbaar). De genoemde peilen in het raampeilbesluit zijn van toepassing tot het nieuwe peilbesluit ingaat. Uitzondering hierop zijn de gedeelten waarvan de stedenbouwkundige inrichting ter plaatse nog niet gereed is en/of nieuwe peilen in werking zijn getreden. Hier gelden formeel de peilen uit de peilbesluiten voorafgaand aan het raampeilbesluit (bijvoorbeeld gedeelte Strijkviertel). Strijkviertel Figuur 1: Raampeilbesluit en oude peilbesluiten Raampeilbesluit Op deze VINEX locatie is destijds een stedelijke ontwikkeling voorzien tot 2015 van woningen en 340 hectare bedrijventerrein. Voor een duurzame inrichting van het gebied heeft men een nieuw waterhuishoudkundig systeem ontworpen. Dit ontwerp is vastgelegd in het rapport Nieuwe stad, schoon water (Projectgroep Waterhuishouding Leidsche 3

7 Rijn, 1997), ook wel NSSW genoemd, en vormde samen met het Masterplan Leidsche Rijn (Projectbureau Leidsche Rijn, 1995a) belangrijke uitgangspunten voor de inrichting van het watersysteem van Leidsche Rijn. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft voor het te ontwikkelen watersysteem de waterpeilen uit NSSW destijds vastgelegd in een raampeilbesluit. Het raampeilbesluit betrof alleen vastlegging van peilen met betrekking tot de primaire watergangen van het hoofdwatersysteem. Er stonden (nog) geen peilgebieden in. Voorzien was dat bij de uitwerking van de afzonderlijke deelgebieden van de Leidsche Rijn deze peilen leidend waren voor het ontwerp. Bij de verdere uitwerking van de deelgebieden is in het raampeilbesluit gestreefd naar zoveel mogelijk aansluiting op de voorgestelde peilen van het hoofdwatersysteem (aantal: 18 segmenten met verschillende peilen: stuwpanden). ter plaatse. In hoofdstuk 3 worden de opgaven, kansen en knelpunten toegelicht en in hoofdstuk 4 is de keuze van de planvorm nader uitgewerkt. Tenslotte is in hoofdstuk 5 weergegeven hoe de tijdsplanning en externe communicatie wordt vormgegeven. Doelstelling raampeilbesluit Een duurzaam watersysteem. Het watersysteem is zelfvoorzienend, wat inhoudt dat zoveel mogelijk water in het gebied zelf wordt vastgehouden en zo min mogelijk gebiedsvreemd water wordt ingelaten. Hierbij wordt flexibel peil beheer nagestreefd, infiltratie van water in hoge gebieden en berging van water in lage gebieden en dient de ontwatering op peil te blijven. 1.2 Doel Het hoofddoel van dit project is om betreffende de waterpeilen en de peilgebiedgrenzen tot een meest wenselijke belangenafweging te komen, die de in het gebied voorkomende functies dient en recht doet aan de oorspronkelijke ambities (NSSW) ten aanzien van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied.. Dit moet leiden tot de actualisatie van het peilbesluit. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een omschrijving gegeven van het gebied Vleuten, de Meern en Utrecht (Vinex Leidsche Rijn), het watersysteem en kenmerken van het gebied 4

8 2. Gebiedsbeschrijving In dit hoofdstuk is een omschrijving van het gebied gegeven, ontwikkelingen en aandachtspunten. Deze is gebaseerd op de gegevens zoals deze nu bij het waterschap bekend zijn. 2.1 Kenmerken plangebied De gebiedsgrens van het peilbesluit (2680 ha) komt in sterke mate overeen met het de grens van de ontwikkelingslocatie Leidsche Rijn. Dit ontwikkelingsgebied omvat de gelijknamige wijk Leidsche Rijn en tevens de wijk Vleuten-De Meern, respectievelijk ten noordoosten en zuidwesten van de witte lijn in figuur 2 (m.u.v. Haarzuilens en Rijnenburg). Het gebied wordt doorkruist door het kanaal Leidsche Rijn welke stroomt van het Amsterdam-Rijnkanaal naar de Oude Rijn bij Harmelen. De gebieden boven en onder de Leidsche Rijn zijn hydrologisch gezien enigszins gekoppeld doormiddel van een aantal sifons. Het kanaal zelf maakt geen onderdeel uit van het peilbesluit. Functies (grondgebruik) Het gebied heeft als functie stedelijk gebied, waaronder hoofdzakelijk woningbouw, maar ook bedrijventerreinen of kantorenparken. Ook zijn er diverse parken te vinden. De woningbouw is onderverdeeld in nieuwbouw en bebouwing die er reeds stond voor de ontwikkeling van de Vinex (o.a. kernen Vleuten en de Meern). De buurt Haarzicht (ca. 100 ha met bestemming wonen) ten westen van Vleuten en ten zuiden van Haarijnseplas en buurt Strijkviertel (ca. 70 ha met bestemming bedrijven) in het zuidoosten tegen het knooppunt Ouderrijn zijn nu nog grotendeels agrarisch (grasland). Ook het uiterste zuidoostelijke deel (grasland 60 ha) ten zuiden van de buurt Papendorp en de A12 is nu nog voor het overgrote deel agrarisch. Figuur 2: Wijken en buurten plangebied De wijk Leidsche Rijn bestaat uit twaalf subwijken/buurten. De wijk Vleuten-De Meern bestaat uit negen subwijken/buurten. De peilgebieden liggen bijna in zijn geheel in de gemeente Utrecht, met slechts een klein deel in de gemeenten Nieuwegein (ten zuiden van de A12, zie figuur 2), Woerden (westen) en Stichtse Vecht (noorden). Van de vier groter wateroppervlakten in het gebied zijn de Haarrijnseplas en de Plas Strijkviertel aangewezen als zwemplas. De overige twee grotere wateroppervlakten zijn de Veldhuizerplas ten zuiden van de buurt Veldhuizen en een plas in de buurt Vleuterweide. 5

9 eisen die zich richten op het beheren van het water op een zodanige wijze dat idealiter aan alle functies (natuur, landbouw, wonen, recreatie, opvang) kan worden voldaan (zie ook artikel 2.1 lid 1 Waterwet). Een aandachtspunt betreft een onderwerp dat bijzondere aandacht verdient of krijgt. Bij een kans wordt tijdens het peilbesluit gebruik gemaakt van een gunstige gelegenheid om bij te dragen aan de oplossing van een probleem, vraagstuk en/of opgave. In het gebied komen een aantal onderwerpen naar voren. Deze zijn in tabel 1 samengevat. In de navolgende paragrafen worden deze nader toegelicht. Tabel 1: Samenvatting uitspringende onderwerpen Figuur 3: Functiekaart inclusief bebouwing voor en na ontwikkeling Cultuurhistorie en archeologie Bij de inrichting van de Vinex is rekening gehouden met het cultuurhistorische verleden van dit gebied. Historische boerderijen en linten, maar ook archeologische resten - zoals de Romeinse weg (Limes) - zijn ingepast in de plannen. Voor deze gebieden is het handhaving van het peil ten opzichte van bestaande bebouwing en archeologische monumenten een aandachtspunt, omdat ze gevoelig zijn voor andere dan wel fluctuerende grondwaterstanden. 2.2 Opgaven, aandachtspunten en kansen Opgaven, aandachtspunten en kansen zijn het hart van een planvorm en vormen de essentie en het doel waarvoor de planvorm wordt opgesteld. Een opgave betreft een verplichting welke voortkomt uit wet- en regelgeving op Europees en nationaal niveau, uit vigerend en toekomstig (nationaal) beleid, en uit 6

10 2.3 Waterkwantiteit Watersysteem plangebied In het huidige systeem zijn er ongeveer vijf systemen die in meer of mindere mate circuleren (zie figuur). Figuur 4 geeft een versimpelde (schematische) weergave van de werkelijkheid om aan de hand van de circulatie, in- en uitlaten en de stroming van het water de waterhuishouding in het plangebied te kunnen beschrijven. In het huidige systeem wordt er water ingemalen vanuit het kanaal Leidsche Rijn via het gemaal aan de Houtrakgracht en gemaal Vleuterweide. Figuur 4: overzicht watersysteem Vleuten-de Meern & Leidsche Rijn Een ander belangrijk groot gemaal (Terwijde) in het gebied van Vleuten Leidsche Rijn zorgt ervoor dat het water uit het lage deel van de Haarrijnse plas weer in circulatie wordt gebracht voor het hoger gelegen zuidelijke deel. Dit water komt echter niet tot de hoogste delen van de dekzandrug (wadi s en IT-riool zijn aanwezig) hiervoor dient het gemaal aan de Houtrakgracht. Daarnaast zijn er nog negen kleinere gemalen in het gebied die opmalingsgebieden van water voorzien. Om het peil in de watergangen op de hoge delen van de dekzandrug te kunnen handhaven wordt door het gemaal aan de houtrakgracht continue water ingelaten. Bij Vleuterweide zou eigenlijk alleen water ingelaten worden als het peil op de Haarrijnse plas beneden het laagste raampeil zakt. In de praktijk blijkt dit niet altijd het geval. Dit werd mogelijk veroorzaakt doordat kort geleden (tot 2013) nog zand werd gewonnen in de plas. Er is nog geen gesloten circulatie mogelijk met de vier gebieden (Vleuterweide, Langerak, Veldhuizen en De Meern Strijkviertel) die in het plan eigenlijk als één lus zouden moeten functioneren. Nu wateren Langerak en Vleuterweide afzonderlijk af (via drie siphons) naar het zuidelijke deel beneden de Leidsche Rijn en staan Veldhuizen en De Meern Strijkviertel nog niet met elkaar in verbinding. Deze laatste twee gebieden brengen geen water naar de gebieden ten noorden van de Leidsche Rijn, maar voeren water af naar het landelijk gebied ten zuiden ervan. Peilafwijkingen Binnen het plangebied zijn 77 peilgebieden aanwezig, verdeeld over de 21 buurten. Voor het overgrote deel van het gebied zijn de huidige praktijkpeilen in beeld gebracht. Voor een aantal peilgebieden (ca 28) zijn er geen meetgegevens bekend omdat hier geen peilschalen aanwezig zijn. Het betreft iets meer dan een tiende deel van het gehele oppervlak van het peilbesluitgebied. Deze gebieden worden momenteel nader geïnventariseerd. Wat opvalt is dat van de 18 segmenten met verschillende peilen (stuwpanden) in het raampeilbesluit (op basis van NSSW) met een flexibel peil 1, er maar drie peilgebieden in de praktijk een min of meer flexibel peil voeren. Omdat belangrijke schakels en 1 Met de toepassing van flexibel peilbeheer wordt in het raampeilbesluit bedoeld dat in perioden met neerslagoverschot een peil gehandhaafd tot maximaal de bovengrens, voordat water wordt afgevoerd, om zoveel mogelijk water vast te houden voor droge perioden. In droge perioden zakken de waterstanden uit tot minimaal de ondergrens, waarna water wordt ingelaten. Met deze vorm van flexibel peilbeheer wordt de hoeveelheid in en uit te laten water zoveel mogelijk beperkt. 7

11 ontwikkelingen nog niet zolang geleden gereed zijn gekomen heeft het systeem nog niet optimaal kunnen functioneren. Ook is door voortschrijdende inzichten flexibel peil niet overal mogelijk dan wel wenselijk. In het raampeilbesluit staat opgenomen dat, indien nodig, in de wijkwatergangen lokaal afwijkende peilen kunnen worden ingesteld om voldoende drooglegging/ontwatering te garanderen ten behoeve van de bij de ontwikkeling van het gebied te handhaven bebouwing of andere functies (o.a. archeologie). Deze moeten middels een vergunning worden ingevoegd in het raampeilbesluit (in afwijking van de 18 peilen van segmenten van het hoofdwatersysteem) en vervolgens na 10 jaar worden opgenomen in het nieuwe peilbesluit. Er zijn voor zover bekend geen vergunningen afgegeven voor dergelijke peilafwijkingen. Op diverse locaties zijn ter plaatse van bestaande (oorspronkelijke) bebouwing of waardevolle objecten de oorspronkelijke peilen gehandhaafd. Hierdoor zijn er op dit moment er erg veel peilgebieden in het gebied aanwezig: 77 stuks (inclusief kleine locale peilafwijkingen). Wateropgave wateroverlast Bij hertoetsing van de wateropgave in 2013 is getoetst of het watersysteem van De Stichtse Rijnlanden op orde is. Hierbij is berekend of er binnen het gebied van De Stichtse Rijnlanden wateroverlast plaatsvindt die vaker optreedt dan de gebiedsnormen uit de provinciale waterverordening HDSR Het resultaat is het ariaal dat te vaak inundeert (in ha). Voor het plangebied zelf is hierbij geen wateropgave wateroverlast berekend. Wel is er een wateropgave berekend voor een aantal gebieden waarop het plangebied haar water afvoert. Het is vooralsnog niet bekend in hoeverre deze afvoer een bijdrage levert aan deze wateropgave wateroverlast. Opgemerkt wordt dat de huidige (praktijk) inrichting en peilbeheer in zekere mate afwijkt van hetgeen tijdens de berekening reeds was vastgelegd. Het is vooralsnog niet bekend of dit consequenties heeft voor de resultaten van de berekening van de wateropgave wateroverlast ter plaatse. Watertekort (KWA) In perioden met watertekort wordt via het hoofdwaterstelsel zoet water vanuit de Lek (via de Lopikerwaard) en het Amsterdam- Rijnkanaal (via de Leidsche Rijn) aangevoerd, naar de beheergebieden van Delfland, Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard. Afspraken hieromtrent zijn opgenomen in de Beheersovereenkomst Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen Midden-Holland (KWA). De Leidsche Rijn zelf maakt geen onderdeel uit van het peilbesluit. Er staan echter wel diverse peilgebieden in (afsluitbare/open) verbinding met de Leidsche Rijn. Hier dient bij het opstellen van het peilbesluit rekening te worden gehouden. Wat zijn de bijvoorbeeld de consequenties wanneer deze niet of wel worden afgesloten tijdens de KWA. Draagvlak Omdat de ontwikkeling in diverse stappen heeft plaatsgevonden zijn er plaatselijk tussentijdse waterhuishoudkundige situaties ontstaan, bij het ontbreken van bepaalde belangrijke schakels. Deze zouden uiteindelijk bij de afronding van de inrichting van het gebied en watersysteem worden afgerond in overeenstemming met het oorspronkelijke plan. Echter het gebied is ondertussen (de ontwikkeling vindt sinds 1997 plaats) gewend geraakt aan het huidige peilbeheer. Ook heeft men in het gebied zich aangepast aan het huidige (over het algemeen niet fluctuerende) peilbeheer. Te denken valt aan inrichting van tuinen, beschoeiingen en steigers. De verwachting is dat men onvoldoende bekend is met het plaatselijk fluctueren van het peil en dat het draagvlak hiervoor gering zal zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de bebouwing dat reeds aanwezig was voor de ontwikkeling van de Vinex, deze gebieden zijn namelijk ingebed in nieuwe over het algemeen opgehoogde gebieden. Ook zijn bewoners nu reeds een lange tijd onderworpen aan de omringende ontwikkelingen. De beleving bij deze bewoners is zodanig dat deze bebouwing in het bijzonder gevoelig is voor peilwijzigingen en eventuele fluctuaties. Bij het tot stand komen van het peilbesluit is dit een aandachtspunt ten aanzien van draagvlak, dit dient te worden meegenomen bij de communicatiestrategie. 8

12 Tevens zijn er diverse locaties met grondwateroverlast. In welke mate dit gerelateerd is aan het oppervlaktewaterpeil van de watergangen binnen het plangebied zullen we bij het opstellen van het peilbesluit onderzoeken. 2.4 Waterkwaliteit Er zijn in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) watergangen gedefinieerd als waterlichaam. Hiervoor zijn waterkwaliteitsdoelen (ecologisch en fysisch-chemisch) afgesproken. Binnen het plangebied ligt één KRWwaterlichaam: Ouwenaar Haarrijn (M3), zie kaartje. Deze behoort tot de gebufferde regionale kanalen (M3). Hoewel de Leidsche Rijn (M6) het plangebied doorsnijdt, valt het buiten dit peilbesluit. Er wordt echter wel water ingelaten in het gebied vanuit de Leidsche Rijn. Het KRW lichaam Ouwenaar Haarrijn scoort chemisch goed, en ecologisch (nog) niet. Zwemwater locaties De waterkwaliteit van de zwemwateren Plas Strijkviertel en de Haarrijnse plas worden als uitstekend beoordeeld. Chemische waterkwaliteit De waterkwaliteit binnen het plangebied is relatief goed. Het lijkt er op dat het huidige inlaatregime een beperkt effect op de chemische kwaliteit van de watergangen in het plangebied heeft. Echter, op dit moment is er te weinig inzicht in het huidige inlaatregime om vast te stellen of deze lokaal of tijdelijk tot verhoogde concentraties leidt. Wel is bekend dat er lokaal en/of tijdelijk knelpunten met de waterkwaliteit optreden binnen het plangebied. Het gaat om kroosvorming, stankoverlast en zuurstofloosheid met vissterfte als gevolg. De huidige nutriënten concentraties binnen het plangebied zijn over het algemeen voldoende laag voor een goede ecologische kwaliteit. Ecologische waterkwaliteit De vegetatie heeft zich niet conform de oorspronkelijke doelen ontwikkeld. Er zijn slechts weinig doelsoorten in het gebied aanwezig. Ook zijn enkele ongewenste exoten geconstateerd, bijvoorbeeld waternavel, maar ook in grote mate ongelijkbladig vederkruid. De visstand is tevens niet conform de doelen. Er is nog te veel brasem. Mogelijke oorzaken voor deze beperkte vegetatieontwikkeling en visstand zijn troebel water, waterdiepte, steile / beschoeide oevers, overheersing door riet, beheer & onderhoud (baggeren, maaibeheer), puntbelastingen (o.a. overstorten bij Vleuten) of het ontbreken van een zaadbank. Omdat de watergangen relatief nieuw zijn heeft de ecologie tijd nodig om tot ontwikkeling te komen. Ook in vergelijking met andere stedelijke gebieden en meetpunten in Utrecht scoren veel watergangen binnen het plangebied onder gemiddeld. Het gebied kent veel potentie voor een hoge(re) ecologische kwaliteit, op basis van de chemische waterkwaliteit. 2.5 Veiligheid Lokaal langs de grenzen van het plangebied zijn primaire waterkeringen aanwezig. Hieronder valt de niet-direct kerende primaire waterkering, de Meerndijk in beheer bij HDSR, en dijk aan de westkant van het Amsterdams Rijnkanaal, de Westkanaaldijk, in beheer bij Rijkswaterstaat zie figuur 5. Het noordelijke deel, ten noorden van de Meerndijk, valt in dijkring 14 (norm 1/10000 per jaar) en het zuidelijke deel in dijkring 15 (norm 1/2000 per jaar). Ook is langs de Leidsche Rijn aan weerszijden een regionale waterkering aanwezig. Het midden (de kruin) van de waterkering vormt de grens van het peilbesluit. De noordelijke regionale kering heeft kadeklasse-norm I wat overeen komt met een veiligheidsnorm van 1/10 per jaar en de zuidelijke regionale waterkering heeft een kadeklasse-norm van II wat overeen komt met een veiligheidsnorm van 1/30 per jaar. Aan de westrand ligt de Heycopkade met kadeklasse I. Er zijn diverse peilgebieden die in de dagelijkse situatie een open verbinding hebben met de Leidsche Rijn. Sommige van deze verbindingen zijn automatisch, en sommige gereguleerd, afsluitbaar bij hoge waterstanden op de boezem. Bij eventuele peilwijzigingen in de nabijheid van genoemde waterkeringen dient de invloed op de keringen in beeld te worden gebracht. 9

13 De primaire waterkering van het ARK (Westkanaaldijk) is in beheer bij Rijkswaterstaat. Ook van deze waterkering zal er in het peilbesluit moet komen te staan dat de stabiliteit van de waterkeringen is beoordeeld (in dit geval door RWS) en in orde bevonden. Dijkring 14 Figuur 5: Situering waterkeringen 2.6 Recreatie Dijkring 15 In de huidige situatie zijn in het gebied reeds recreatieve gebieden met veel water gerealiseerd in bijvoorbeeld het Maximapark, Haarrijnseplas en plas Strijkviertel. Er wordt veel aan het water gewoond en op gerecreëerd. Het water en groen in het gebied biedt belangrijke recreatieve mogelijkheden dicht bij het stedelijk gebied. Afgelopen jaren is door de gemeente flink geïnvesteerd in de recreatieve routes in het park. Om de watergangen te kunnen gebruiken voor schaatsen en kanoën moet het waterpeil overal even hoog zijn, zodat stuwen en dammen verwijderd kunnen worden. Hiervoor is op sommige plekken in en rondom het Máximapark een wijziging van het oppervlaktewaterniveau nodig. Om te inventariseren wat de mogelijke effecten hiervan zijn op de bebouwing, wordt er onderzoek gedaan door de gemeente. De resultaten en eventuele maatregelen die nodig zijn, worden meegenomen in de afweging rondom een peilwijziging. Een eventuele peilwijziging wordt door het waterschap vastgelegd in het peilbesluit. 2.7 Gebiedsontwikkelingen en plannen met relatie tot peilbesluit Huidige inzichten zijn gebaseerd op de gegevens zoals deze nu bij het waterschap bekend zijn. Als het resultaat van het tot stand komen van de grote hoeveelheid van ontwikkelingen binnen het plangebied, wordt nu langzaamaan inzichtelijk hoe de plannen in de praktijk hebben uitgepakt. Er ontbreken nog onderdelen van gegevens en inzichten, en met name ook de vastlegging hiervan. De gegevens worden waar mogelijk en doelmatig tijdens het peilbesluit zoveel mogelijk geïnventariseerd en vastgelegd. Kenmerkend voor het plangebied is dat het gaat om een gebied waar veel ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en er zijn er ook nog diverse voorzien. Er zijn veel verschillende partners die zich met de ontwikkeling (hebben) bezig(ge)houden. Ook heeft het water binnen de stad veel verschillende functies. In het gebied zijn diverse kenmerken aanwezig die potentieel kunnen leiden tot opgaven of aandachtspunten ten aanzien van wateroverlast. Deze kenmerken van het gebied betreffen: de specifieke bodemopbouw, de sterke verwevenheid aan functies, de variatie in maaiveldhoogte, de nieuwbouw (na 1997) rondom bestaande bebouwing (voor 1997). Uit de verkenning is gebleken, dat er in dit gebied reeds een aantal aandachtspunten in het watersysteem aanwezig zijn. Aanpassing inrichtingsplan De oorspronkelijke verwachtingen ten aanzien van de waterkwaliteit binnen de het plangebied waren ten tijde van het ontwerp (NSSW) erg ambitieus. De uitgangssituatie en randvoorwaarden zijn heden ten dage (ca. 17 jaar na dato) anders. De waterkwaliteit van het inlaatwater is veel beter en de beoogde maatregelen (op basis van slecht inlaat water) blijken moeilijk te realiseren binnen huidige beschikbare budgetten. Voor het plangebied is de waterkwaliteit echter nog steeds een speerpunt en onderzocht wordt hoe zorgvuldig en doelmatig invulling kan 10

14 worden gegeven aan een goede waterkwaliteit in het verlengde van de doelstellingen van destijds. In augustus 2012 is, door de gemeente in nauwe samenwerking met het waterschap, begonnen met werkzaamheden om te onderzoeken of en hoe het systeem kan worden aangepast in aansluiting op de uitgangspunten en randvoorwaarden van nu. Bijvoorbeeld de (chemische) waterkwaliteit van het water van de Vinex Leidsche Rijn zelf maar ook van het omringende (inlaat) water is aanzienlijk verbeterd waardoor kostbare waterkwaliteits maatregelen opgenomen bij het oorspronkelijke ontwerp naar verwachting niet noodzakelijk zijn. Ook staan enkele kostbare ontwerpaspecten met betrekking tot waterkwantiteit en recreatie ter discussie. Deze aspecten worden nader bezien vanuit het oogpunt van beperkte beschikbaarheid van middelen en noodzaak aan bijdrage aan het functioneren van het watersysteem. voorkomen van blauwalgengroei, botulisme en stank staan in deze wijkwaterplannen beschreven. Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vgrp) Utrecht Met de Wet Verbreding Gemeentelijke Watertaken (2008) is grondwater één van de verplichte onderwerpen geworden die in een vgrp moet worden behandeld. De gemeente moet hierin toelichten hoe zij haar grondwaterzorgplicht en hemelwaterzorgplicht vorm gaat geven. Een van de taken die de gemeente hierin heeft is het vervullen van een loketfunctie voor grondwaterproblemen bij burgers. Voor de peilbesluiten in stedelijk gebied wordt ook gebruik gemaakt van grondwaterproblemen die bij de gemeente bekend zijn. Voor de peilbesluiten van dit plan van aanpak zal daarom ook nauw contact gezocht worden met de gemeenten. Op dit moment vindt afronding plaats van het onderzoek ter onderbouwing van deze actualisatie van het ontwerp. Het onderzoek vindt plaats op initiatief van de gemeente Utrecht in nauw overleg met het waterschap. De aanpassingen hebben met name betrekking op besparingen van eerder genoemde maatregelen. Het effect op de waterkwaliteit staat centraal naast een hydraulische toetsing van het systeem (waterkwantiteit). Gebieden nog in stedelijke ontwikkeling Een aantal gebieden is nog in ontwikkeling, realisatie is naar verwachting op korte termijn (<3 jaar). Het betreft de gebieden: Leidsche Rijn centrum (winkelcentrum); Haarzicht (ontwikkeling nieuwe wijk). 2.8 Gezamenlijke plannen met gemeente Wijkwaterplan Leidsche Rijn en Vleuten- de Meern Aanvang van proces wijkwaterplan naar verwachting begin Hierin werken de gemeente Utrecht en HDSR intensief samen aan het oplossen van urgente knelpunten in het Utrechtse watersysteem. Maatregelen tegen wateroverlast, grootschalige vissterfte, 11

15 3. Keuze planvorm In hoofdstuk 2 is het gebied beschreven en wat er allemaal speelt. In dit hoofdstuk wordt afgewogen wat de beste planvorm is. Aandachtspunten, opgaven en kansen zijn het hart van de keuze in planvorm. Uitgangspunt voor de keuze van een planvorm is dat het waterschap zelf de trekker is, in nauwe samenwerking met de gemeente. Er zijn verschillende keuzes aan planvorming mogelijk: een watergebiedsplan, een peilbesluit of een eenvoudig peilbesluit. De planvormen onderscheiden zich door de benodigde aanpak van opgaven en aandachtspunten, oplossingsvarianten en communicatie. Opties zijn: Eenvoudig peilbesluit Een eenvoudig peilbesluit bestaat hoofdzakelijk uit vastlegging van de praktijkpeilen. Er is maar één variant: de praktijk. Voor het peilbesluit worden de huidige hydrologische situatie en de beleidsmatige eisen gecontroleerd. De communicatie is beperkt omdat er over het algemeen geen wijzigingen plaatsvinden. Het betreft een controlerend peilbesluit. Peilbesluit Voor het peilbesluit worden de huidige hydrologische situatie, de beleidsmatige eisen en de effecten van de in het peilbesluit voorgestelde peilen op het grondwatersysteem getoetst. Omdat er meerdere belangen en oplossingsrichtingen voor knelpunten mogelijk zijn, vindt een afweging van meerdere varianten plaats. Er is aandacht voor communicatie en (nauw) gerelateerde projecten. Omdat er meerdere belangen zijn die tegenstrijdige effecten van peilen kunnen hebben, wordt de streek intensief betrokken bij het afwegen van de varianten. Dit is een peilbesluit waar, indien mogelijk andere thema s bij mee worden genomen. Hoe meer thema s er worden meegenomen, hoe meer integraal het plan zal worden. Dit zal per plan verschillen. Het communicatietraject van een peilbesluit plus kan net zo intensief zijn als dat van een watergebiedsplan. Het betreft een toetsend peilbesluit. Watergebiedsplan Een peilbesluit met inrichtingsplan wordt een watergebiedsplan genoemd. In een watergebiedsplan is een aantal inrichtingsmaatregelen opgenomen om het watersysteem te verbeteren en het uitvoeren van het bijbehorende peilbesluit mogelijk te maken. De vraagstukken en voorgenomen maatregelen zijn bij een watergebiedsplan complexer dan bij een peilbesluit (dat geen inrichtingsplan heeft). In het plan worden meerdere thema s meegenomen (waterkwaliteit en kwantiteit). De actiepunten en varianten zijn meer integraal en het plan GGOR heeft behalve een peilbesluit ook een inrichtingsplan, een aanpassing in ontwerp van het watersysteem, tot gevolg. Er is een intensief communicatietraject met de burgers. Het betreft een ontwerpend peilbesluit. 3.1 Werkwijze Een peilbesluit wordt opgesteld volgens de GGOR-systematiek. GGOR is de afkorting voor Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime. Door de GGORsystematiek te gebruiken wordt gekeken naar effecten van maatregelen op het grondwater én het oppervlaktewater. Een peilbesluit legt oppervlaktepeilen vast, maar deze hebben ook effect op het grondwaterpeil en daarmee op het landgebruik. Figuur 6 geeft het stappenplan van de GGOR-systematiek weer. Het uitgangspunt van de GGOR systematiek betreft de huidige waterhuishoudkundige situatie. Startpunt is dan ook de analyse van het huidige watersysteem. De analyse van het watersysteem vindt plaats aan de hand van de bekende gegevens over het watersysteem, de waterkwaliteit en ecologie, gebiedskennis vanuit het Hoogheemraadschap en haar partners en de ruimtelijke ordening. Uit de analyse volgt de actuele situatie. Tegelijkertijd wordt voor alle landgebruikfuncties de optimale situatie (welk peil bedient de functie het best?) van het watersysteem in beeld gebracht. Door de actuele en de optimale situatie te vergelijken ontstaat inzicht in de punten die in het peilbesluit behandeld moeten worden: 12

16 de actiepunten. Vervolgens vindt een afweging plaats van oplossingsvarianten die de actiepunten kunnen verbeteren of oplossen. Uitgangspunten voor peilbeheer zoals onder andere weergegeven in de Beleidsnota peilbeheer bepalen de randvoorwaarden voor deze oplossingsvarianten. De gewenste situatie is de variant die als meest wenselijk wordt ervaren en haalbaar en betaalbaar is (doelmatig waterbeheer). De oppervlaktewaterpeilen die bij deze gewenste situatie horen, worden vastgelegd in het peilbesluit. Daarnaast kan advies worden uitgebracht aan het bevoegd gezag voor RO over de toekenning van functies. Figuur 6: Werkwijze op hoofdlijnen. Vergelijking van actuele en optimale situatie brengt de actiepunten in beeld. Vervolgens worden verschillende varianten opgesteld (binnen de uitgangspunten van het beleid); welke worden afgewogen en leiden tot de gewenste situatie en het daadwerkelijke peilbesluit. 3.2 Plankeuze Opgaven, aandachtspunten en kansen vormen de essentie en het doel waarvoor een planvorm wordt opgesteld. Tabel 2: focus opgaven en bijpassende plankeuze In onderstaande tabel 2 wordt aan de hand van deze aspecten, die zijn toegelicht in hoofdstuk 2, inzicht gegeven in de mogelijkheden van de bijpassende planvorm. De voorgestelde planvorm betreft die van een peilbesluit (toetsend). Het peilbeheer alsook de inrichting van het watersysteem is namelijk aanzienlijk veranderd ten opzichte van de vigerende peilbesluiten (raampeilbesluit en voorafgaand peilbesluit). Er zijn in het huidige watersysteem diverse opgaven aanwezig. Binnen een peilbesluit is afweging van peilvarianten voor deze opgaven mogelijk, waarmee dit de meest passende planvorm betreft voor de huidige omstandigheden. Aandachtspunten en kansen zijn niet leidend voor de varianten afweging. Ook kan een peilaanpassing alleen vaak deze aandachtspunten/ kansen niet oplossen. Indien mogelijk wordt wel naar een variant gezocht die een bijdrage levert aan de oplossing van aandachtspunten dan wel kansen. Met behulp van een eenvoudig peilbesluit (controlerend) wordt alleen beschrijvend aandacht besteed aan de in het gebied aanwezige opgaven en is er geen ruimte om hier een afweging van peilvarianten te laten plaatsvinden. Deze planvorm is derhalve niet geschikt. De ontwikkeling van het gebied is nog niet ten einde, ook zijn er nog aanpassingen in het ontwerp van het watersysteem voorzien binnen het plangebied. Deze zijn echter niet zoals gewoonlijk een het resultaat van grote opgaven in gebied, maar betreffen uitwerkingen van het oorspronkelijke ontwerp voor het systeem (NSSW). Op dit moment vindt afronding plaats van het in beeld brengen van de consequenties van deze voorziene aanpassingen in het ontwerp van het watersysteem en bijbehorend peilbeheer in beeld gebracht - ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerpplan - met behulp van een (modelmatig) onderzoek. De voortschrijdende inzichten inclusief financiële aspecten 13

17 spelen een grote rol bij het tot stand komen van deze nadere uitwerking van de inrichting en functioneren van het watersysteem. Bij een watergebiedsplan (toetsend en ontwerpend) is het, naast afweging van opgaven, tevens mogelijk om afwegingen te maken ten aanzien van aandachtspunten en kansen. Dit gaat, voor zover op dit moment is in te schatten, verder dan strikt nodig is gezien de huidige omstandigheid. De uitwerking van NSSW (aanpassing inrichtingsplan) voorziet hier namelijk al in. Tevens zijn de financiële randvoorwaarden ontoereikend om een hoger ambitieniveau dan is voorzien na te streven. Er hoeven dus geen aanvullende afwegingen gemaakt te worden. 3.3 Uitwerking planvorm Concreet betekent dit dat het voornemen is om in het overgrote deel de huidige praktijkpeilen en inrichting vast te leggen. Hiernaast wordt onderzocht of in de grote plassen (drietal peilvakken met wateroppervlak van 54% van het totaal aan water binnen het plangebied) flexibel peilbeheer mogelijk is. Aanvullend wordt gekeken of het mogelijk is om peilgebieden samen te voegen om het grote aantal te reduceren. Tenslotte is het streven om de actualisatie van het watersysteem (aanpassing oorspronkelijke inrichtingsplan, maar ook huidige inrichting) vast te leggen in het peilbesluit. De focus komt te liggen op wat er allemaal reeds is gerealiseerd en waar we met het peilbesluit nog verder invulling aan willen geven in het verlengde van de gedachtegoed van NSSW. De aandacht richt zich op hetgeen haalbaar en doelmatig is en niet op de verschillen met het oorspronkelijke plan. De wens is verder om te kijken of en hoe de resultaten van de actualisatie van het watersysteem (aanpassing inrichtingsplan) kunnen worden meegenomen in het peilbesluit. Gekeken wordt of dit input vormen kan voor de p eilafweging. 14

18 4. Tijdsplanning en communicatie In dit hoofdstuk wordt de tijdsspanne voor het tot stand komen van het peilbesluit en communicatiestrategie in beeld gebracht. 4.1 Communicatie Recent is binnen het waterschap gestart met het bepalen van de communicatiestrategie via factor C. Dit is een manier om weloverwogen te bepalen op welke manier rond een project gecommuniceerd gaat worden en zo ja: met wie, wat, op welke manier en wanneer. Binnen peilbesluit Vleuten-de Meern en Leidsche Rijn (Vinex) wordt deze methode toegepast. Communicatie projectgroep De kerngroep, een interne projectgroep van het waterschap, draagt zorg voor de voorbereiding en de inhoudelijke uitvoering van het project en de communicatie met de streek. Ook is een externe projectgroep gedefinieerd op basis van gedeelde verantwoordelijkheden en betrokkenheid van deze partijen. Deze projectgroep bestaat uit medewerkers van het waterschap (beheerders en experts) en vertegenwoordigers van de Gemeente Utrecht; beheerders van stedelijk water en vertegenwoordiger van een nieuw organisatieonderdeel met de naam Bureau (waaronder Negentien voormalig Projectbureau Leidsche Rijn). Als ontwikkelaar en van het gebied partner bij de ontwikkeling van het watersysteem, vanwege de grondwaterzorgplicht en hemelwaterzorgplicht heeft de gemeente een belangrijke rol (partner) bij het peilbesluit. De projectgroep heeft een adviserende/ sturende rol richting kerngroep. Communicatie buiten projectgroep Tijdens de knelpuntenfase zal op basis van de verkregen inzichten de methodiek voor communicatieprocessen (factor C) worden toegepast door de projectgroep. De diverse fases van het peilbesluit zijn opgenomen in figuur 7. In deze stap worden alle partijen geïnventariseerd en hun rol, verantwoordelijkheden, belang, en de verhoudingen in het krachtenveld geanalyseerd. Dit geeft inzicht in de problemen en de beelden en meningen van belanghebbenden tot (beleids)ontwikkelingen en emoties die spelen binnen het plangebied. Op basis van deze krachtenveldanalyse zal een communicatiestrategie worden uitgestippeld voor het peilbesluit. Hierbij worden randvoorwaarden, uitgangspunten en een doel (kernboodschap) geformuleerd ten aanzien van de communicatie. Naar aanleiding hiervan zal worden gekeken hoe belangengroepen en collega overheden die een relatie hebben met het plangebied bij het peilbesluit worden betrokken. 4.2 Planning De planning is weergegeven in de onderstaande figuur 7. Gestreefd wordt naar afronding binnen deze planning al is deze naar verwachting ambitieus, zie ook risico s en maatregelen punt 4. Evaluatiemoment Figuur 7: Planning en fases peilbesluit 4.3 Risico s en beheersmaatregelen 1. De huidige inrichting betreft een afslanking van het oorspronkelijke ontwerp opgenomen in het NSSW. Dit is vooralsnog niet bestuurlijk (waterschap, gemeentelijk en provinciaal) afgestemd. Door tijdens het proces de afweging van varianten op te 15

19 nemen wordt duidelijk wat effecten zijn en wordt een weloverwogen keuze gemaakt. 2. Risico: gegevens onvolledig of niet op tijd gereed (bijv. basisgegevens en/of aanpassing inrichtingsplan). Maatregel: indien achteraf of tijdens het opstellen van het peilbesluit blijkt dat er grote verschillen zijn die van invloed zijn op de afweging van varianten kan het nodig zijn om opnieuw varianten in beeld te brengen. Hierdoor loopt de planning uit. 3. Risico: hogere peilen blijken in een wateropgave wateroverlast te resulteren. Maatregel: de wenselijkheid van de peilen wordt mede beoordeeld aan de hand van de wateropgave wateroverlast. Indien gekozen wordt voor een peil met wateropgave wateroverlast, dan moeten hiervoor aanvullende maatregelen worden uitgewerkt. 4. Risico: vertraging als gevolg van gedeelde verantwoordelijkheden en betrokkenheid diverse partijen. Maatregel: in planning is een moment opgenomen om de planning te evalueren en indien nodig aan te passen, in afstemming met het dagelijks bestuur. 16

20