Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Transcriptie

1 Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /MV/AG. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (MDI-EENHEID), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN SCHELDELAAN 600, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 8 september 2004 ingediend door de N.V. BASF Antwerpen, gevestigd Haven 725-Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een chemisch bedrijf (MDI-eenheid), gelegen te 2040 Antwerpen, Haven Scheldelaan 600, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 20-A-2/p, 20- D-9/r, 20-D-14/d2, te veranderen, als volgt: door uitbreiding: met de bijkomende productie van ton/jaar methyleendianiline (MDA) als tussenproduct en ton als eindproduct tot een totaal van ton/jaar MDA als tussenproduct en ton/jaar als eindproduct (7.4.b d); met de bijkomende productie van ton/jaar methyleendifenyldiisocyanaat (MDI) tot een totaal van ton/jaar ( d); met de bijkomende omzetting van chloor met CO tot fosgeen met Nm³/u tot een totale doorzet van Nm³/u en de bijkomende productie van chloorwaterstof met Nm³/ u tot een totale productie van Nm³/u (16.1.b.3); door het bijplaatsen van een koelunit op D700, het vervangen van 3 units door 5 op E600, het vervangen van 3 gascompressoren door 1 op E600, zodat het totaal geïnstalleerd vermogen stijgt van kw naar kw ( ); met de bijkomende aanwezigheid (17.2.2) van: - 3 ton fosgeen tot een totaal van 34 ton; - 17 ton ammoniak, 500 ton formol en 233 ton aniline tot een totaal van ton giftige stoffen; ton monochloorbenzeen tot een totaal van ton ontvlambare stoffen; ton monochloorbenzeen en 690 ton MDA tot een totaal van ton milieugevaarlijke stoffen (R51/53) met de bijkomende opslag van ton oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen tot een totaal van ton ( ); met de bijkomende opslag van m³ MDI en 5 m³ diverse oliën tot een totaal van m³ P3-producten ( ); met bijkomende stoomvaten met een waterinhoud van liter tot een totaal van liter (39.2.2); Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 15 met bijkomende warmtewisselaars met een waterinhoud van liter tot een totaal van liter (39.4.2); van de naverbrandingsinstallatie zodat het thermisch vermogen 1,4 MW bedraagt (43.1.2) wijziging door: het vervangen van de transformatoren door 11x1,25 MVA, 6x2 MVA en 2x12,5 MVA ( ); het verplaatsen van tank B512 en het verwisselen van de opslag van 250 m³ MDI (B520) in de opslag van 250 m³ monochloorbenzeen (MCB) (17.2.2); door: op blokveld D700: het plaatsen van een nieuwe MDA-eenheid en van de MDAproductie-installatie, afkomstig van blokveld E600; het plaatsen van een bijkomende monomeer-mdi-eenheid (MMDI-eenheid); het verhogen van de productiecapaciteit en het verplaatsen van de MMDA-installatie; het plaatsen van 3 bijkomende MDI-tanks van resp. 1x m³ (B1523) en 2x330 m³ (B1597 en B1596); het veranderen van de afgaseenheid; op blokveld E600: het veranderen van de fosgeenproductie en de fosgenering; het verwijderen van de MDA-productie-installatie; het verwijderen van de 100m³ MCB-tank (B512) en van de 300 m³ MCB-tank (B513) het veranderen van de afgaseenheid; op blokveld F600: het plaatsen van de 100 m³ MCB-tank (B512); het verwisselen van de opslag van 250 m³ MDI (B520) in de opslag van 250 m³ MCB; wijzigingen en uitbreidingen aan de infrastructuur, m.n. van: het koelsysteem; het stoom- en condensaatproces; de gascompressoren; het restwatersysteem. zodat het totaal vermogen stijgt met kw tot een totaal van kw; Gelet op het feit dat de hierna volgende klasse 3-inrichtingen worden gemeld: 2 bijkomende airco s op blokveld E600 tot een totaal van 106,6 kw ( ); Vlarem-rubricering volgens aanvrager: 7.4.b d b ; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: besluit nr. MLAV1/ d.d van de bestendige deputatie houdende gedeeltelijke vergunning voor het verder exploiteren en veranderen door uitbreiding van de MDI-fabriek voor een termijn verstrijkend op ; besluit nr. MLVER/ d.d van de bestendige deputatie houdende aanpassing van het besluit MLAV1/ d.d , nl. rechtzetting van een materiële fout; aktename nr. MLVER/ d.d door de bestendige deputatie m.b.t. de MDIfabriek, geldend als vergunning voor een termijn verstrijkend op ; besluit nr. MLAV1/00-35 d.d van de bestendige deputatie houdende vergunning voor het veranderen door uitbreiding van MDI-fabriek voor een termijn verstrijkend op ; besluit nr. MLAV1/ d.d van de bestendige deputatie houdende vergunning voor het veranderen door uitbreiding van de MDI-fabriek voor een termijn verstrijkend op ;

3 3 / 15 aktename nr. MLVER/04-12 d.d door de bestendige deputatie houdende vergunning voor verandering door uitbreiding van de MDI-fabriek voor een termijn verstrijkend op ; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 8 september 2004; op het feit dat op datum van 22 september 2004 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het verslag van de informatievergadering dd. 14 oktober 2004, zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlarem, waarbij de ganse MDI-productie werd geplaatst in de context van de totale productieketen en het MER en het VR werden toegelicht; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 2 november 2004 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 29 oktober 2004 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk SW/BDR/VLA AN2004/535/FP); Gelet op het gunstig advies dd. 19 november 2004 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/04/855); op volgende elementen uit dit advies : 1. Voornaamste eindconclusies van het MER: a) Bodem- en grondwater: - In 2001 werd een globaal oriënterend bodemonderzoek op het volledige BASF-terrein uitgevoerd en op het noordelijk gedeelte van E 600 werd in 2002 een aanvullend oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van een overdracht. - Over geheel het terrein is een verontreiniging met arseen, zink en nikkel in de grond en het grondwater vastgesteld die kan toegeschreven worden aan de kwaliteit van de gronden die gebruikt werden voor de ophogingen van het terrein. - Ter hoogte van het blokveld D700 is er een verhoogde concentratie aan monochloorbenzeen (MCB) vastgesteld in het grondwater en op het blokveld F 600 is er in het grondwater voor benzeen een overschrijding van de 80% van de bodemsaneringsnorm vastgesteld evenals verhoogde concentraties aan aniline en MCB. Deze specifieke verontreinigingen worden als historisch beschouwd. - Fig van het MER geeft de kritische locaties weer in de huidige situatie. Alle kritische locaties zijn gelegen op een verhard oppervlak. - De veranderingen in de geplande situatie zijn enkel op de blokvelden E600 en D700 gesitueerd en de kritische locaties worden weergegeven op de fig van het MER. - De risico's naar bodem- en grondwaterverontreiniging zijn in de nieuwe situatie beperkt en er zijn voldoende preventieve maatregelen voorzien om potentiële bodem- en grondwaterverontreiniging uit te sluiten. Als milderende maatregelen wordt een regelmatige bemonstering voorgesteld van het opgepompte grondwater t.b.v. de bijkomende constructies zodat, afhankelijk van de resultaten van deze analyses, kan bepaald worden of dit grondwater naar de waterzuiveringsinstallatie (WZI) of naar de regenwaterafvoer afgevoerd wordt. Tevens wordt een controlesysteem voor de restwaterputten voorgesteld via een peilput met een tweejaarlijkse bemonstering omdat deze restwaterputten niet beschikken over een controlemogelijkheid voor lekken. b) Oppervlaktewater:

4 4 / 15 - Door de geplande uitbreiding van de MDI-productie zal het afgevoerde proceswater dat naar de WZI wordt gestuurd met 14 m³/u (van 46 m³/u tot 60 m³/u) toenemen. De totale bijdrage van het MDI-bedrijf tot het influentdebiet van de WZI stijgt hierdoor van 3,9 % tot ca. 5 %. - Door de uitbreiding dient er in de toekomst extern formaldehyde aangekocht te worden en deze formaldehyde bevat een hoger gehalte methanol als onzuiverheid dan de door BASF geproduceerde formaldehyde. Hierdoor verhoogt in de geplande situatie de bijdrage van het MDI-bedrijf tot de totale influent-vracht van de WZI van 14% naar 33,6% voor CZV en van 16,5% naar 26,1 % voor BZV. Voor de parameter totaal N is er een verhoging van 2,5% tot 4,4%. De verwachte verhoging van effluentconcentratie is beperkt en er wordt een verhoging van 130 mg/l naar 133 mg/l verwacht voor CZV, van 6 mg/l naar 7 mg/l voor BZV en voor totaal N blijft de effluentconcentratie 13 mg/l (telkens als gemiddelde waarde). - De waterkwaliteit van het Scheldewater voldoet niet aan de richtwaarden voor wat betreft de parameters CZV, BZV en totale P. Rekening houdende met het verdunningseffect in de Schelde kan gesteld worden dat de uitbreiding van het MDI bedrijf geen significante effecten zal hebben op de waterkwaliteit van de Schelde. - Het max. koelwaterverbruik verhoogt van m³/u naar m³/u voor het blokveld D700, voor het blokveld E600 is er een verhoging van m³/u tot m³/u en voor blokveld F600 blijft het huidige debiet van m³/u ongewijzigd. Het spuiwaterdebiet van de koelwaterkringen dat in het kanaaldok B3 en het Schelde- Rijnkanaal wordt geloosd blijft echter ongewijzigd op ca. 317 miljoen m³/jaar aangezien de bestaande koelcapaciteit volstaat. Er wordt geen significante verhoging van de temperatuur van het dokwater/kanaalwater verwacht evenmin als een significante bijdrage van specifieke parameters die een ecotoxicologische invloed kunnen hebben. - Voor wat betreft het aspect 'oppervlaktewater' worden er in het MER geen milderende maatregelen voorgesteld. c) Lucht: - In de huidige situatie zijn er relevante geleide emissies afkomstig van de 2 fosgeneringsbunkers op de blokvelden F600 en E600 (V450E/K430E - V450F/K430F), de schouw K100 van de MDA-ontluchting en de restgasreiniging K420 (naverbrandings-oven E600 +NaOH wasser). Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere geleide emissiepunten. - De tabellen t/m geven voor de geleide emissies de emissievrachten en -concentraties weer in de referentiesituatie. - Er zijn tevens 3 fakkels waarvan de fakkel 405D op het blokveld D700 een continu werkende fakkel is. De fakkels 405E op het blokveld E600 en 405F op het blokveld F600 treden enkel in werking bij het uitvallen van de naverbrandingsovens. De tabellen t/m geven voor de referentiesituatie de berekende emissies voor de 3 fakkels. - In de geplande situatie verhoogt het emissiedebiet van de fosgeringsbunkers met 50% als gevolg van een verhoogde luchtverversingsgraad in deze bunkers, het emissiepunt K100 vervalt en de afgassen van zowel de bestaande als de nieuw te bouwen MDAeenheid zullen naar de fakkel 405D gestuurd worden. Ook het debiet van de restgasreiniging K420 verhoogt met 50%. Voor de kleinere geleide emissiepunten wordt een verdubbeling van de emissies aangenomen tot een totale emissie van 13,6 kg/jaar. De emissies in de geplande situatie worden weergegeven in de tabellen 7.3.9, , en In het MER wordt ook nagegaan of er alternatieven zijn voor de continue fakkel 405D. Tabel geeft de emissievrachten weer voor de 3 mogelijke verwerkingsopties. De aansluiting van de betreffende restgassen op de naverbrandingsoven op het blokveld E600 zou enkel voor de parameter CO een reductie opleveren van ca. 16 ton per jaar doch hiervoor moet het ovenlichaam aangepast worden en dient er een volledig nieuwe afgasreiniging geplaatst te worden. De deskundige merkt op dat de parameter CO geen kritische parameter is m.b.t. de luchtkwaliteit en dat een aansluiting op de naverbrandingsoven niet kosteneffectief is.

5 5 / 15 - Door de uitbreiding is er, met uitzondering van tolueen, voor alle polluenten een verhoging van de emissievracht en voor de parameters CO, KWS, MDI en roet is deze stijging quasi proportioneel met de productiecapaciteit. De emissies van NO x, MCB, HCl en Cl 2 stijgen minder snel in verhouding met de productiecapaciteit en de emissie van tolueen vervalt. - Om de verspreiding van de verontreinigde componenten in de referentie- en in de toekomstige situatie na te gaan is er gebruik gemaakt van het IFDM model. In de toekomstige situatie is de gemiddelde bijdrage van het MDI bedrijf t.o.v. de actuele luchtkwaliteit voor de parameters NO x, CO en stof beperkt tot max. 0,03% in Zandvliet en tot max. 0,07% in het Groot Buitenschoor. - Voor de parameters MDI, MCB en HCl bedraagt deze bijdrage in de geplande situatie te Zandvliet resp. 18%, 25% en 10% en voor het Groot Buitenschoor resp. 61%, 50% en 25%. De gemiddelde bijdrage t.o.v. de doelstelling bedraagt max. 0,1% voor MDI en MCB en max. 1% voor HCl. - De berekende immissiebijdrage voor MCB bedraagt max. 0,1 µg/m³ zodat, gezien de geurdrempel van µg/m³ voor deze parameter, er geen rekening dient gehouden te worden met mogelijke geuroverlast. Door de zeer beperkte immissiebijdrage voor NO x is de bijdrage van het MDI-bedrijf tot de zure depositie in het gebied eveneens insignificant. - Er worden geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld. d) Geluid: - Het geluidsvermogenniveau in bedraagt in de referentiesituatie resp. 116,1 dba) voor blokveld D700, 114,3 db(a) voor blokveld E600-zuid en 114,4 db(a) voor blokveld F600- zuid. - In het kader van de capaciteitsuitbreiding werden een aantal geluidsbeperkende maatregelen getroffen zoals het binnen opstellen van HCl-compressoren en ventilatoren evenals de fosgenering van lijn 2. - In de geplande situatie is er voor het blokveld D700 de bouw van een MDA-3 lijn van 107 db(a) en een bijkomende pomp van 94 db(a) doch het globaal geluidsvermogenniveau van 116,1 db(a) zal hierdoor niet wijzigen. Op het blokveld E600 valt de MDA-2 installatie (106 db(a)) weg doch er zijn een aantal bijkomende geluidsbronnen van samen 107 db(a) zodat het actuele geluidsvermogenniveau niet significant zal wijzigen. Voor het blokveld F600 zijn er geen specifieke wijzigingen. - Door de geplande uitbreiding verhoogt het specifiek geluid van het MDI-bedrijf met 0,2 db(a) tot 40,8 db(a) in het Groot Buitenschoor, met 0,1 db(a) tot 37,4 db(a) ten noorden van BASF (Nederland) en met 0,2 db(a) tot 30,9 db(a) op de Zoutedijk. Het specifiek geluid voor geheel BASF bedraagt op deze 3 locaties resp. 46,5 db(a), 52 db(a) en 51 db(a). Het specifiek geluid van het MDI-drijf dient te voldoen aan de geluidsnormen voor nieuwe inrichtingen en uit de gegevens van tabel blijkt dat hieraan wordt voldaan. Er wordt aanbevolen om na de implementatie van de geluidswerende maatregelen na te gaan of deze effectief het vooropgestelde resultaat hebben bereikt. e) Fauna en Flora: - Het Groot Buitenschoor is een zeer waardevol natuurgebied dat relatief dicht bij BASF Antwerpen gelegen is en dat gevoelig is voor rustverstoring door geluid. Het huidige omgevingsgeluid in het Groot Buitenschoor situeert zich rond de drempelwaarden voor geluidsverstoring. Door het nemen van een aantal geluidsreducerende maatregelen bij de realisatie van de uitbreiding zal het omgevingsgeluid ter hoogte van het Groot Buitenschoor nauwelijks verhogen. - Op basis van de berekende immissiewaarden kan besloten worden dat de door het MDIbedrijf geëmitteerde gassen ter hoogte van het Groot Buitenschoor geen directe schadelijke effecten zullen veroorzaken op planten of cultuurwassen. Er worden ook

6 6 / 15 geen significante effecten verwacht op fauna en flora ten gevolge van de lozing van bedrijfsafvalwater. f) Mens: - Binnen een straal van meter rond het MDI-bedrijf zijn er geen omwonenden, de woongebieden in de omgeving van BASF zijn het sluizencomplex op 2000 m met 50 inwoners, Zandvliet op meter met inwoners en Berendrecht op m met inwoners. - Daarnaast zijn er ook nog een groot aantal werknemers terwerkgesteld binnen BASF Antwerpen zelf en in een aantal omliggende buurbedrijven. - In het MER zijn de gezondheidseffecten door de blootstelling aan stof, MCB, MDI en HCl onderzocht. Doordat de immissiebijdrage voor deze stoffen verschillende grootteordes lager liggen dan de grenswaarden worden er geen nadelige effecten verwacht. - Ook m.b.t. geur, geluid, straling, trillingen,licht en visuele hinder worden er geen bijkomende nadelige effecten verwacht. - Door de uitbreiding van het MDI-bedrijf zal het aantal vrachtwagenbewegingen toenemen van 47 per dag naar 74 per dag doch het aandeel van het MDI bedrijf in het vrachtvervoer ter hoogte van de Tijsmans- en de Liefkenshoektunnel bedraagt slechts 0,24%. 2. Voornaamste eindconclusies van het omgevingsveiligheids rapport: a) Binnen de MDI-inrichting komen diverse gevaarlijke stoffen voor. De belangrijkste is het zeer giftige fosgeen dat zowel in gasvormige als in vloeibare toestand in de installaties voorkomt. De aanwezigheid van deze stof is bepalend voor de externe risico's van de MDIinrichting. b) Het geplande project is OVR-plichtig omdat de bijkomende aanwezigheid van fosgeen meer bedraagt dan 0,75 ton. c) Uit de kwantitatieve risicoanalyse is gebleken dat, zonder rekening te houden met de voorziene veiligheidsschakelingen, verschillende lekken in de installatie aanleiding kunnen geven tot een lethaal letsel in de omgeving (lethaliteit van 1% of meer op terreingrens). d) Figuur III.1 bij het OVR geeft voor de MDI-inrichting het individueel risico voor de huidige en de geplande toestand waaruit blijkt dat de geplande uitbreiding slechts aanleiding geeft tot een minimale uitbreiding van de risicocontouren, dat de contour volledig binnen het BASF-bedrijfsterrein gelegen is en dat de isorisico-contour zowel in de huidige als in de geplande situatie de zuidelijke perceelsgrens slechts over een beperkte afstand overschrijdt. Het groepsrisico situeert zich volledig in de zone 'verwaarloosbaar'. e) Fig III.3 en III.4 geeft het globale individuele risico en het globale groepsrisico voor BASF Antwerpen nv en hieruit blijkt dat de geplande uitbreiding geen invloed heeft op de globale risico's van BASF Antwerpen. f) Voor wat betreft de milieurisico's wordt verwezen naar het AVR. Het project introduceert immers geen nieuwe stoffen, nieuwe processen of anders soortige installaties en de wijzigingen vinden plaats binnen de bestaande installaties. 3. Verslag van het onderzoek. a) Het MDI-bedrijf is gesitueerd op de blokvelden D 700, E 600 zuid en F 600 zuid en via deze aanvraag wenst men een vergunning te bekomen om de MDI-productie uit te breiden met t/j tot t/j en om de productie van monomeer MDA uit te breiden met t/j tot t/j. De geplande uitbreidingen zijn op zichzelf zowel MER-plichtig (bijkomende productie > t/j organische chemicaliën) als OVR-plichtig (bijkomende aanwezigheid van > 0,75 ton fosgeen). b) Het productieproces omvat o.a. de productie van MDA d.m.v. aniline en formaldehyde, de productie van fosgeen d.m.v. koolmonoxidegas en chloorgas, de productie van ruw MDI d.m.v. MDA en fosgeen met gebruik van monochloorbenzeen als hulpstof en waarbij er als nevenstroom HCl geproduceerd wordt, de productie van monomeer MDI (MMDI) door een destillatie van ruw MDI en een productie van monomeer MDA (MMDA) door een destillatie van ruw MDA.

7 7 / 15 c) Het chloorgas, dat ingezet wordt bij de productie van fosgeen komt bij productieproces van ruw MDI terug vrij als HCl dat nadien ingezet wordt in de dichloorethaanproductie-eenheid. Verschillende grondstoffen voor de MDI-productie (aniline, formaldehyde, CO) worden ook geproduceerd op de site van BASF Antwerpen. d) In de basisvergunning MLAV1/ voor de MDI-eenheid is ook de toenmalige rubriek 7.2.b.2 (geïntegreerde chemische installatie - onverzadigde cyclische KWS m.i.v aromaten met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton/jaar) vergund. Gelet op de verbondenheid met andere productie-eenheden op de BASF-site dient ook de huidige rubriek 7.2 (geïntegreerde chemische installaties voor de fabricage op industriële schaal van organische basischemicaliën) van toepassing gesteld te worden op deze aanvraag. e) De extra productiecapaciteit wordt o.a. gerealiseerd door de bouw van een bijkomende productie-eenheid voor MDA op D700 ter vervanging van de bestaande MDA-eenheid op E 600, een optimalisatie (ontdubbeling apparatuur) van de MMDA-installatie op D700, de bouw van een bijkomende MMDI-eenheid op D700 en een aanpassing/debottlenecking van de fosgeenproductie op E600. Op het blokveld D700 komen er 3 bijkomende MDI-opslagtanks, een vergunde tank voor de opslag van 100 m³ MCB wordt verplaatst van E600 naar F600, 2 vergunde MCB-tanks worden verwijderd en een tank vergund voor de opslag van 250 m³ MDI op F600 wordt in de toekomst gebruikt voor de opslag van MCB. f) Door een heroplijning van bepaalde restgasstromen verdwijnt het huidige geleid emissiepunt K100 op D700 en de restgassen van zowel de bestaande als de nieuwe MDA-eenheid op D700 zullen naar de continu werkende fakkel 405 D op dit blokveld geleid worden. g) In het MER wordt gesteld dat 2 mogelijke andere verwerkingsopties voor deze afgasstromen (een regeneratieve kooladsorptie of een aansluiting op de naverbrandingsoven E 600) niet kosteneffectief zijn omdat dit dure investeringen vergt en er voor de kritische parameters geen duidelijke milieuwinst is. h) Het MDI-bedrijf beschikt over één naverbrandingsoven met een nageschakelde loogwasser (emissiepunt K420 op E600) waarin in de geplande situatie de afgassen van de installaties voor de productie van fosgeen en ruw MDI op E600 en F600 en de afgassen van de productie van MMDI op E600 worden behandeld. Voor deze afgassen in de oven worden verbrand, worden deze behandeld via een loogwasser. Hierdoor wordt de emissie van HCl ten gevolge van de verbranding van gechloreerde KWS vermeden. i) Uit het MER blijkt dat voor de parameters NO X, CO en stof de immissiebijdrage van de MDIinstallatie in Zandvliet en het Groot Buitenschoor beperkt tot quasi verwaarloosbaar is ( < 0,1%) doch dat voor de parameters MCB en MDI er wel een belangrijke bijdrage is t.o.v. de actuele luchtkwaliteit. Indien deze bijdrage echter vergeleken wordt met de kwaliteitsdoelstelling blijkt dat de max. bijdrage voor deze 2 parameters hooguit 0,1% zal zijn in de geplande situatie. j) Door de uitbreiding zal het specifiek geluid met 0,2 db(a) verhogen ten opzichte van de actuele toestand. Lawaaierige toestellen zoals koelinstallaties en compressoren staan ofwel in een eigen omkasting of in een bunker. Het 44 meter hoge gebouw van de Polystyreeninstallatie op blokveld E720 dient tevens als geluidsscherm voor de nieuwe MDAen MDDI-installatie op het blokveld D700. k) Gelet op het actuele niveau van achtergrondgeluid ter hoogte van het Groot Buitenschoor is voor wat betreft het specifiek geluid van de MDI-installatie een standstill-situatie wenselijk. l) Indien de bijkomende vereiste hoeveelheid formaldehyde extern dient aangevoerd te worden, zal dit gebeuren via de reeds bestaande ontladingsinstallatie op D.700. Deze is uitgerust met een pendelleiding zodat de emissies van formaldehyde tot een minimum beperkt blijven. m) De nieuwe opslagtank met een inhoud van m³ wordt geplaatst binnen een betonnen mantel waardoor de volledige inhoud van deze tank kan opgevangen worden. De 2 bijkomende tanks voor 330 m³ MDI worden geplaatst binnen een bestaand MDI-tankpark en aangezien de inhoud van de grootste tank binnen deze inkuiping groter is dan 330 m³ hebben de 2 bijkomende tanks geen impact op de vereiste inkuipingscapaciteit.

8 8 / 15 n) De aanvraag bevat een attest van een bevoegd deskundige waarin deze verklaard dat de tank B520 geschikt is voor een opslag van MCB in plaats van het thans vergunde MDI. Deze tank is reeds voorzien van een betonnen inkuiping. o) Zowel de fosgeenreactor als de fosgeenstripper van E600 staan op dit moment buiten opgesteld en er is hiervoor een ammoniak-stoomgordijn voorhanden, zoals opgelegd in de milieuvergunning. De fosgeenreactor en de fosgeenstripper van F 600 staan reeds in een bunker opgesteld. Ook de fosgeenreactor en de fosgeenstripper van E600 zullen in een bunker geplaatst worden waardoor de kans van het ontsnappen van fosgeen naar de omgeving verkleint. Deze bunker staat constant onder een lichte onderdruk en wordt continu op fosgeen bewaakt. Eventueel fosgeenhoudende afgassen uit de bunker worden behandeld in een loogwasser. Hierdoor heeft een ammoniakstoomgordijn voor de toekomstige situatie geen zin meer. p) BASF Antwerpen is toegetreden tot de benchmarkconvenant doch de aanvraag bevat geen concrete gegevens van de doorlichting van het bedrijf. Waar technisch mogelijk worden topcondensors en destillatie-kolommen uitgevoerd als stoomproducent en het overschot aan stroom wordt aan het interne BASF stoomnet afgegeven. Voor de blokvelden E600 en D700 stijgt het elektriciteitsverbruik met ca. 66% en het stoomverbruik met ca. 148% t.o.v. de bestaande situatie (nota: de MDI productie verhoogt met 79%). q) Het stoomverbruik is rechtstreeks gekoppeld aan de jaarcapaciteit en aan het verkoopassortiment. De productie van MMDI en MMDA vergen immers extra energie en omwille van de uitbreiding van de MMDA-capaciteit stijgt het stoomverbruik proportioneel meer dan de stijging van de MDI-productiecapaciteit. r) Om het energiegebruik te beperken is er een optimaal gebruik van interne warmtekoppeling, een recuperatie van condensatie-energie via stoomproductie, productie van lagedruk stoom uit het condensaat van hogedruk stoom en het minimaliseren van de circulerende oplosmiddelenstroom ter beperking van de hoeveelheid destillatief te scheiden oplosmiddel. s) In bijlage 13 worden de hoeveelheden voor de rubriek vermeld (gebaseerd op het OVR) doch door het niet bouwen van de tanks B 164 en B 511 en het herschikken van de MCB opslag dienen deze hoeveelheden aangepast te worden tot de hoeveelheden zoals vermeld in punt A van dit verslag. Voor MCB bedraagt de hold-up 905 ton en de opslag 650 ton en voor MDA bedraagt de hold-up 505 ton en de thans vergunde opslag 2080 ton. Het totaal voor de stoffen met gevaarskenmerk R51/53 wordt bijgevolg ton (MCB) ton (MDA) = ton. t) De totale aanwezigheid van ammoniak bedraagt 37 ton (verhoging met 17 ton) en de totale aanwezigheid van aniline bedraagt 484 ton (uitbreiding met 233 ton). Daarnaast is er nog een opslag van ton formaldehyde en ton aniline zodat het totaal voor de toxische stoffen (zonder fosgeen) ton bedraagt; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (APSG); Gelet op het gunstig advies dd. 25 november 2004 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk FDC/ME/AK/P(24960/17762); op volgende elementen uit dit advies : 1. De geplande verandering houdt een capaciteitsuitbreiding in van het MDI-bedrijf, nl. de huidige productiecapaciteiten van ton/jaar MDI, ton MDI-prepolymeren en ton monomeer MDA zal toenemen tot ton MDI, ton MDI-prepolymeren en ton monomeer MDA. De productie-uitbreiding zal geschieden door het bijplaatsen van nieuwe identieke productie-

9 9 / 15 eenheden; ook verschillende neveninstallaties zoals opslagtanks, koelinstallaties, gascompressoren en dergelijke meer zullen dienen aangepast. 2. In het bij de milieuvergunningsaanvraag bijgevoegde MER worden de reeds bestaande productie-eenheden beschreven en worden de huidige emissiebronnen, de bijhorende restgaszuiveringsinfrastructuur en de uiteindelijke emissies toegelicht. In de toekomstige situatie zal een gelijkaardige behandeling geschieden voor de restgassen van de MDI-productie, nl. verbranding van de Cl-KWS in een oven met nageschakelde scrubber ter verwijdering van de HCl. De uit de MDA-productie afkomstige afgassen zullen worden afgeleid naar een continue fakkel in plaats van de huidige lozing na de waskolom. Emissies vanwege de opslagtanks zijn minder belangrijk gezien de vrij lage dampspanning van de meeste opgeslagen producten. Desgewenst zijn de tanken verbonden via een pendelleiding om verdrijvingverliezen op te vangen. 3. Rekening houdende met de aard van de gebruikte grondstoffen en de geproduceerde producten zullen de afgassen/restgassen naast NO x, CO en stof ook nog de voor de betreffende processen typische componenten bevatten, nl. MDI, MCB en HCl. Door de geplande productieverhoging zullen de meeste uitgestoten componenten ongeveer evenredig met de productieverhoging toenemen. Ten opzichte van de door de gehele BASF-vestiging uitgestoten emissievrachten zijn de aan het MDI-bedrijf toe te schrijven zowel in de huidige als in de geplande situatie NO x-, CO- en stofemissies zeer beperkt (minder dan 1%). Het aandeel van de HCl- en MCB-uitstoot is meer significant. In het MER werd voor de periode de evolutie van de emissies (NO x, CO, stof en VOS) opgelijst en werd ook de uitstoot per ton geproduceerd product voor deze periode berekend; zowel de absolute uitstoot als de specifieke emissie vertoonden een dalende (minimaal tot zeer aanzienlijk) trend. 4. Om het effect van het MDI-bedrijf op de heersende luchtkwaliteit na te gaan werden voor de betreffende parameters immissieberekeningen uitgevoerd. De berekende bijdragen werden getoetst aan zowel de gemeten of uit literatuur afkomstige achtergrondconcentratie als aan de overeenkomstige immissiegrenswaarde, -richtwaarde en/of toetsingswaarde (bv WHO) en aan de geurdrempelwaarde. 5. Voor NO x, CO en stof is de bijdrage van het MDI-bedrijf ten opzichte van de achtergrondconcentratie en luchtkwaliteitsdoelstellingswaarden verwaarloosbaar zowel in de nabije als de ruime omgeving in woon- en natuurgebieden. De bijdrage van o.m. MCB en HCl is wel significant te noemen ten opzichte van de achtergrondconcentratie ten opzichte van de geldende toetsingswaarden zijn de bijdragen dan ook weer als verwaarloosbaar te beschouwen. De berekende immissieconcentraties voor geurgevoelige componenten overschrijden evenmin de overeenkomstige geurdrempelwaarden en zullen dus zeker geen aanleiding geven tot enige geurhinder. 6. Gezien in de huidige toestand voor de gemeen ingeschatte achtergrondconcentraties geen overschrijdingen van de overeenkomstige grens-, richt- of toetsingswaarden voor luchtkwaliteit werden vastgesteld en gelet op de weinig significante tot verwaarloosbare bijdrage van het MDIbedrijf ten opzichte van deze grens-, richt- en toetsingswaarden kan gesteld worden dat door de geplande uitbreiding geen of weinig merkbare impact op de heersende luchtkwaliteit zal worden veroorzaakt en dat met andere woorden voor de milieuvergunningsaanvraag een gunstig advies kan worden verleend; Gelet op het gunstig advies dd. 14 december 2004 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. Horen van partijen Mevrouw E. Paredis, hoofd milieudienst van nv BASF Antwerpen, en de heer Van den Abeel, technologie MDI nv BASF Antwerpen, worden gehoord namens de exploitant. Mevrouw E. Paredis bevestigt dat de omschrijving van de aanvraag, zoals voorgesteld door de AMV, correct is. Zij bevestigt tevens dat de exploitant akkoord kan gaan met de door de

10 10 / 15 AMV voorgestelde bijzondere voorwaarden, mits de geluidsnorm van max. 0,2 db(a) te vervangen door niet significant. Zij vraagt in welke mate de door het schepencollege voorgestelde brandweervoorwaarden worden weerhouden door de vergunningverlenende overheid. De PMVC stelt hierop dat deze nooit door de bestendige deputatie worden weerhouden, maar dat deze tot stand moeten komen in overleg tussen de exploitant en de brandweer. 2. Omschrijving en rubrieken Omschrijving en rubrieken zoals voorgesteld door de AMV kunnen worden overgenomen. De door de AMV bij rubriek vermelde bijkomende opslag/aanwezigheid van: 3 ton fosgeen (aanwezigheid) tot een totaal van 34 ton; 17 ton ammoniak (aanwezigheid) en 233 ton aniline (aanwezigheid) tot een totaal van ton giftige stoffen; 10 ton monochloorbenzeen (aanpassing vergunde opslaghoeveelheid) en 190 ton MDA (aanwezigheid) tot een totaal van ton MCB en ton MDA; samen ton milieugevaarlijke stoffen (R51/53) betreffen de situatie ná het door de exploitant opgestelde OVR, zodat deze omschrijving van de AMV kan overgenomen worden. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid De inrichting is stedenbouwkundig verenigbaar 4. Openbaar onderzoek bezwaren Er werden geen bezwaren, noch opmerkingen ingediend. 5. Milieutechnische evaluatie De PMVC volgt de gunstige adviezen en de vergunning kan worden verleend. Er kan akte genomen worden van de klasse 3-inrichtingen. 6. Termijn Tot 21 november 2017, zijnde de vervaldatum van de lopende vergunningen met een termijn voorafgaand aan de ingebruikname van 3 jaar. 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden (zoals voorgesteld door de AMV) V01: algemene milieuvoorwaarden algemeen V02: algemene milieuvoorwaarden geluid V05: algemene milieuvoorwaarden lucht b. Sectorale voorwaarden (zoals voorgesteld door de AMV) V30: chemicaliën V35: elektriciteit V38: gassen algemeen V39: gassen productie of omzetting V40: gassen koelinrichtingen compressoren V46: opslag gevaarlijke stoffen ondergrondse en bovengrondse houders V61: luchtverontreiniging thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens V81: stoomtoestellen De door het schepencollege voorgestelde sectorale voorwaarden V04, V67 en V69 dienen niet te worden opgelegd, vermits er in voorliggend dossier geen toepasselijke Vlarem-rubrieken worden aangevraagd. c. Bijzondere voorwaarden De brandweervoorwaarden, zoals voorgesteld door het schepencollege, worden niet weerhouden als een bijzondere voorwaarde maar moeten tot stand komen in overleg tussen de exploitant en de brandweer. De bijzondere voorwaarden van de AMV worden weerhouden, mits in de laatste bijzondere voorwaarde de norm van max. 0,2 db(a) te vervangen door niet significant. De geluidsstudie dient door de Stad Antwerpen en door de AMI geëvalueerd te worden. Volgende bijzondere voorwaarden dienen bijgevolg opgelegd te worden :

11 11 / 15 Vloeibaar fosgeen (zuiver en oplossingen die meer dan 5% fosgeen bevatten) mogen enkel binnen in de productiebunker voorkomen. Het fosgeengehalte van de ontluchting van de productiebunker dient continu gemeten te worden met behulp van 2 onafhankelijke meettoestellen. De vrije ontluchting van de productiebunker naar de buitenlucht dient automatisch gestopt te worden wanneer: - één of beide analysetoestellen een concentratie meten van meer dan 0,8 mg/nm³; - één van de beide analysetoestellen uitvalt. Ook buiten het bunkergebouw dient er een fosgeendetectiesysteem aanwezig te zijn. Na de realisatie van de uitbreiding dient er door een erkend deskundige in de discipline geluid en trillingen aangetoond te worden dat het specifiek geluid van de MDI-inrichting ter hoogte van het Groot Buitenschoor niet significant verhoogd is ten gevolge van de uitbreiding. Dit verslag dient in 3-voud bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid binnen een termijn van 3 maanden na de volledige ingebruikname van de uitbreiding, die het ter evaluatie voorlegt aan de stad Antwerpen en aan de AMI; Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Antwerpen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 21 november 2017; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp Aan de, gevestigd Haven 725-Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een chemisch bedrijf (MDI-eenheid), gelegen te 2040 Antwerpen, Haven Scheldelaan 600, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 20-A-2/p, 20-D-9/r, 20-D-14/d2 te veranderen als volgt: door uitbreiding: met de bijkomende productie van ton/jaar methyleendianiline (MDA) als tussenproduct en ton als eindproduct tot een totaal van ton/jaar MDA als tussenproduct en ton/jaar als eindproduct ( b d); met de bijkomende productie van ton/jaar methyleendifenyldiisocyanaat (MDI) tot een totaal van ton/jaar ( d);

12 12 / 15 met de bijkomende omzetting van chloor met CO tot fosgeen met Nm³ tot een totale doorzet van Nm³/u en de bijkomende productie van chloorwaterstof met Nm³/u tot een totale productie van Nm³/u (16.1.b.3); door het bijplaatsen van een koelunit op D700, het vervangen van 3 units door 5 op E600, het vervangen van 3 gascompressoren door 1 op E600, zodat het totaal geïnstalleerd vermogen stijgt van kw naar kw ( ); met de bijkomende opslag/aanwezigheid (17.2.2) van: - 3 ton fosgeen (aanwezigheid) tot een totaal van 34 ton; - 17 ton ammoniak (aanwezigheid) en 233 ton aniline (aanwezigheid) tot een totaal van ton giftige stoffen; - 10 ton monochloorbenzeen (aanpassing vergunde opslaghoeveelheid) en 190 ton MDA (aanwezigheid) tot een totaal van ton MCB en ton MDA; samen ton milieugevaarlijke stoffen (R51/53) met de bijkomende opslag van ton oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen tot een totaal van ton ( ); met de bijkomende opslag van m³ MDI en 5 m³ diverse oliën tot een totaal van m³ P3-producten ( ); met bijkomende stoomvaten met een waterinhoud van liter tot een totaal van liter (39.2.2); met bijkomende warmtewisselaars met een waterinhoud van liter tot een totaal van liter (39.4.2); met een naverbrandingsinstallatie met een thermisch vermogen 1,4 MW (43.1.2) door wijziging, omvattend: het wijzigen/vervangen van de transformatoren tot een totaal van 11x1,25 MVA, 6x2 MVA en 2x12,5 MVA ( ); het verplaatsen van tank B512 (vergund voor de opslag van 100 m³ MCB) en het verwisselen van de opslag van 250 m³ MDI (B520) in de opslag van 250 m³ monochloorbenzeen (MCB) (17.2.2); door: op blokveld D700: - het plaatsen van een nieuwe MDA-eenheid op D 763, analoog aan de bestaande MDAeenheid op D 769; - het plaatsen van een bijkomende monomeer-mdi-eenheid (MMDI-eenheid); - het verhogen van de productiecapaciteit en het verplaatsen van de MMDA-installatie; - het plaatsen van 3 bijkomende MDI-tanks van resp. 1x m³ (B1523) en 2x330 m³ (B1597 en B1596); - het veranderen van de afgaseenheid; op blokveld E600: - het veranderen van de fosgeenproductie en de fosgenering; - het verwijderen van de MDA-productie-installatie; - het verwijderen van de 100 m³ MCB-tank (B512) en van de 300 m³ MCB-tank (B513) - het veranderen van de afgaseenheid; op blokveld F600: - het plaatsen van de 100 m³ MCB-tank (B512) afkomstig van E600; - het verwisselen van de opslag van 250 m³ MDI (B520) in de opslag van 250 m³ MCB; wijzigingen en uitbreidingen aan de infrastructuur, m.n. van: - het koelsysteem; - het stoom- en condensaatproces; - de gascompressoren; - het restwatersysteem; zodat het totaal vermogen stijgt met kw tot een totaal van kw. Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichtingen:

13 13 / 15 2 bijkomende airco s van samen 45,6 kw op blokveld E600 tot een totaal van 106,6 kw ( ). Vlarem-rubricering: B D B ARTIKEL 2 Koppeling aan de bouwvergunning 1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning vereist is krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, en deze bouwvergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouwvergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouwvergunning te melden aan de bestendige deputatie bij ter post aangetekende zending. 2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouwvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. 3 De bouwvergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. 4 Deze geschorste bouwvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage): 1. Algemene: V01, V02, V05; 2. Sectorale: V30, V35, V38, V39, V40, V46, V61, V81; 3. Bijzondere: Vloeibaar fosgeen (zuiver en oplossingen die meer dan 5% fosgeen bevatten) mogen enkel binnen in de productiebunker voorkomen. Het fosgeengehalte van de ontluchting van de productiebunker dient continu gemeten te worden met behulp van 2 onafhankelijke meettoestellen. De vrije ontluchting van de productiebunker naar de buitenlucht dient automatisch gestopt te worden wanneer: één of beide analysetoestellen een concentratie meten van meer dan 0,8 mg/nm³; één van de beide analysetoestellen uitvalt. Ook buiten het bunkergebouw dient er een fosgeendetectiesysteem aanwezig te zijn. Na de realisatie van de uitbreiding dient er door een erkend deskundige in de discipline geluid en trillingen aangetoond te worden dat het specifiek geluid van de MDI-inrichting ter hoogte van het Groot Buitenschoor niet significant verhoogd is ten gevolge van de uitbreiding. Dit verslag dient in 3-voud bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid binnen een termijn van 3 maanden na de volledige ingebruikname van de uitbreiding, die het ter evaluatie voorlegt aan de stad Antwerpen en aan de AMI;

14 14 / 15 ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouwvergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de bestendige deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 21 november 2017, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning dd. 19 juni ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 - Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden.

15 15 / 15 Antwerpen, in zitting van 06 januari Aanwezig: de heer L. Helsen, wd.-gouverneur, voorzitter, de heren J. Geuens en F. Geudens, mevrouw M. De Graef, de heren M. Wellens en C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, D. Toelen L. Helsen