Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop.
|
|
- Jonas Cools
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop. 1.2 Scholieren krijgen lagere lonen en worden alleen opgeroepen als er veel werk is. Volwassenen met een vast contract moeten ook betaald worden als het niet zo druk is. 1.3 Gedaald. Door de kredietcrisis zijn er minder banen en meer werklozen, dus kunnen werkgevers gemakkelijk aan personeel komen tegen relatief lage beloning. Omgekeerd is het voor werkzoekenden moeilijk om werk te vinden en zullen ze dus geen looneisen te stellen. 1.4 a. Ze zijn nog jong, hebben een goede opleiding. Er zijn nog voldoende vacatures. b. Door de crisis hebben bedrijven minder personeel nodig wegens minder orders. 1.5 Werknemers uit andere landen werven. Hogere lonen betalen. Werknemers meer uren laten werken, bv. grotere deeltijdbanen en overwerk. Zelf mensen opleiden. 1.6 a. Omdat bedrijven veel uitbesteden aan andere bedrijven, die ook getroffen worden als een bedrijf minder produceert. b. De overheid moet uitkeringen betalen voor de deeltijd-ww. c. De mensen blijven deels aan het werk. Minder kosten voor re-integratie op de arbeidsmarkt. De kans op terugkeer naar een volledige baan is groot zodat de overheid in de toekomst minder (werkloosheids)uitkeringen hoeft te betalen.
2 a. I. vraag naar arbeid. II. aanbod van arbeid. b. c. Ja. Als het aanbod van arbeid sterker groeit dan de werkgelegenheid, zal de werkloosheid toenemen.
3 1.10 Stijgen. Op een krappe arbeidsmarkt is de vraag groot in verhouding tot het aanbod. Bedrijven zullen moeite hebben om aan personeel te komen en zullen hogere lonen moeten bieden om in de vacatures te kunnen voorzien.
4 Hoofdstuk 2 Het aanbod van arbeid 2.1 a. Arbeidsparticipatie is de mate waarin mensen zich aanbieden op de arbeidsmarkt. b. Lager opgeleiden hebben een lagere arbeidsparticipatie dan hoger opgeleiden. c. 1. Bij vrouwen. Vrouwen kiezen vaak voor het verzorgen van de kinderen. De opofferingskosten van vrije tijd zijn voor de mannen vaak hoger dan voor de vrouwen. 2. Bij mensen van 55 tot 65 jaar. In deze leeftijdscategorie: zijn relatief meer arbeidsongeschikten. maken mensen gebruik van vervroegde pensionering. 3. Bij laag opgeleiden. Laag opgeleiden doen vaker zwaar lichamelijk werk waardoor ze sneller arbeidsongeschikt raken. Laag opgeleiden verdienen minder waardoor het verschil tussen een inkomen door werken of een inkomen uit de bijstand vrij gering is. De motivatie om te werken kan daardoor laag zijn. 4. Bij allochtonen. Allochtonen zijn relatief laag opgeleid (zie 3). Culturele factoren: de vrouw hoort thuis in het gezin en moet niet buitenshuis gaan werken. Discriminatie en taalachterstand. d. Het zijn vooral vrouwen die in deeltijd werken omdat zij de opvoeding van de kinderen veelal combineren met een baan. Hierdoor werken zij minder in een volledige baan.
5 Beroepsbevolking: 2. Ahmed en 5. Lisanne. Niet-beroepsbevolking: 1. Yannick, 3. Ans en 4. Simon. 2.4 a. De stippellijnen verbinden een geboortepiek met een piek in de pensionering 65 jaar na de geboorte. b. De pensioneringscijfers moet je vergelijken met de geboortecijfers van 20 jaar eerder. In de periode is de pensionering hoger dan de geboorte in De beroepsbevolking zal in deze periode dus dalen. Daarna zal de beroepsbevolking ongeveer gelijk blijven want de geboortecijfers van 20 jaar eerder liggen in de buurt van de pensioneringsgetallen in die periode. c. 1. Het gevoel bestaat dat arbeidsmigranten voorrang hebben, terwijl men vindt dat eerst de Nederlandse werklozen die banen moeten krijgen. 2. Er is zwaar en laagbetaald werk dat Nederlandse werklozen niet willen verrichten. 2.5 a. Deeltijdfactor = 140/200 = 0,7 (70%). b. P/a-ratio = 200/140 = 1, a. P/a-ratio = / = 1,11. b. Deeltijdfactor = ( / ) = 0,79 (79,69%). c. Er gaan meer personen met een deeltijdbaan in een arbeidsjaar (volledige baan). d. 1. De werkgelegenheid in personen stijgt: er zijn meer personen nodig om dezelfde productie te halen.
6 2. De werkgelegenheid in arbeidsjaren blijft gelijk. De extra deeltijdwerkers vormen omgerekend naar arbeidsjaren weer evenveel volle banen, omdat productie gelijk blijft. e. P/a-ratio =( )/( ,563) = 1,3. f. Dalen. Als er meer personen in voltijd werken, betekent dit dat er gemiddeld minder mensen in een arbeidsjaar gaan. 2.7 a. Mensen die geen volledige baan willen, zullen zich wel aanbieden als ze in deeltijd kunnen werken. Hierdoor stijgt het aanbod van arbeid in arbeidsjaren. b. Mensen die eerst een volle baan hadden, gaan korter werken als dat mogelijk is. Hierdoor daalt het arbeidsaanbod in arbeidsjaren. 2.8 a. Het aantal vakantiedagen per jaar. Des te minder vakantiedagen, des te hoger is het aantal gewerkte uren per jaar. De mate van deeltijdarbeid. Hoe meer er in deeltijd wordt gewerkt, des te lager is het aantal gewerkte uren per jaar. b = 462 uur minder. De Nederlandse werknemer werkt gemiddeld 462/1.798 x 100% = 25,7% minder dan de Amerikaanse. 2.9 a. Spanje. b. Nederland. c. (0, , )/( ) 100% = 47,3% a. Netto participatiegraad = (11 1)/15 100% = 66,7%. Bruto participatiegraad = 11/15 100% = 73,3%. b. De potentiële beroepsbevolking (de noemer) blijft gelijk. De werkzame beroepsbevolking (de teller) stijgt, dus de netto participatiegraad neemt toe. De beroepsbevolking (de teller), werkenden en werklozen, blijft gelijk dus de bruto participatiegraad ook. c. De potentiële beroepsbevolking (de noemer) blijft gelijk. De werkzame beroepsbevolking (de teller) stijgt, dus de netto participatiegraad neemt toe. De beroepsbevolking (de teller) neemt omdat goedgekeurde arbeidsongeschikten tot de beroepsbevolking horen. De bruto participatiegraad neemt dus toe Volgens het CBS is de participatiegraad onder jarigen laag. Als deze groep niet meetelt, dan stijgt het gemiddelde van de participatiegraad, dus de participatiegraad is volgens de SER hoger.
7 2.12 a. A = / % = 67,9%. B = 0, = C = 7.793/ % = 70,8%. D = 0, = b. Nee. Het aandeel van de jarigen in de totale bevolking loopt terug van 67,9% naar 65,6%. Omdat er geen gegevens zijn over jongeren en 65-plussers kun je niet vaststellen of er ontgroening en vergrijzing is. c. Als de participatiegraad relatief sterker stijgt dan dat de beroepsgeschikte bevolking afneemt, zal de beroepsbevolking toch nog stijgen a. De toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen (van 59% naar 73,5%) en ouderen (van 27% naar 47,1%) leidt tot een stijgende participatiegraad van de bevolking in de leeftijd van 20 tot 65 jaar. b. Een stijgende opleidingsniveau betekent dat mensen langer studeren dus daalt de participatiegraad bij jongeren. Daar staat tegenover dat hoger opgeleiden een hogere participatiegraad hebben dan lager opgeleiden (tabel 2.4), omdat hoger opgeleiden hun opleiding te gelde willen maken in een betaalde baan. c. Dirk heeft gelijk: de hoogopgeleiden verdienen meer per uur dan laagopgeleiden en dus zijn hun opofferingskosten van vrije tijd hoger. Ilona maakt een denkfout. Werklozen horen ook bij de beroepsbevolking. Ze worden meegeteld bij het bepalen van de participatiegraad a. In de VS worden meer uren per jaar gewerkt. Het verschil in aantal gewerkte uren per jaar is in verhouding groter dan het verschil in arbeidsproductiviteit per uur. b. Scholing, prestatiebeloning, goede organisatie van werk, goede werksfeer, goede begeleiding van werknemers. c. 1, = 1, Dat is een toename van 49,8% a. Bij een stijgende i/a-ratio zijn er steeds meer inactieven t.o.v. de actieven. In 1970 moesten 100 actieven premie betalen om 45 uitkeringen te verzorgen. In 2009 moesten 100 actieven het geld opbrengen voor 71 inactieven. Hierdoor stijgt de premiedruk en wordt de betaalbaarheid van de sociale zekerheid moeilijker. b. Hoe hoger de i/a-ratio, des te hoger de sociale premies. De sociale premies zijn onderdeel van de loonkosten. Door stijging van de loonkosten verslechtert de concurrentiepositie van het bedrijfsleven ten opzichte van het buitenland. c. De mensen die werkloos zijn (WW-ers) of mensen in de ziektewet (ZW-ers).
8 2.16 a. 15 jaar en ouder jaar 65-plussers België Duitsland Frankrijk Japan Nederland Engeland Verenigde Staten Zweden b. Zweden de meeste (48 per 100 actieven) en de VS de minste (29 per 100 actieven). c. het aantal inactieven (de teller) daalt. het aantal actieven (de noemer) stijgt. d. Een hoge i/a-ratio voor mensen jonger dan 65 jaar kan wijzen op een hoge werkloosheid. Omdat er dan blijkbaar onvoldoende banen zijn moeten eerst de mensen die jonger zijn dan 65 jaar aan het werk. En daarna pas de 65-plussers a. Dan moet je 24 uur per dag werken en dat houd je niet lang vol. b = 18 uur. c. 720/24 = 30. d. 30. Als je één uur werken inruilt voor een uur vrije tijd neemt, loop je 30 loon mis. e. Door een hoger uurloon stijgen de opofferingskosten van vrije tijd en kies je voor minder vrije tijd en meer werken. f. Als je meer inkomen per uur ontvangt, kun je minder uren werken om hetzelfde inkomen te behouden.
9 g. h. Geerts punt (bijvoorbeeld F) ligt op de nieuwe lijn rechtsonder E maar niet lager dan een inkomen van 360. Marks punt (bijvoorbeeld G) ligt op de nieuwe lijn linksboven E a. 1,2%/3%= 0,4. b. De procentuele toename van het arbeidsaanbod = 0,25 5%= 1,25% Kleiner bij chirurgen. Als het loon voor chirurgen stijgt, zal het aantal chirurgen op korte termijn niet toenemen omdat er eerst meer opleidingplaatsen moeten komen en de opleiding lang duurt lang. Als het loon van taxichauffeurs hoger wordt, zal het aanbod van taxichauffeurs direct toenemen omdat de opleiding voor taxichauffeur kort is.
10 2.20 a. De getrokken lijn van (0,4000) naar (12.000,0). b. Maximaal km per auto: ,3 = 900 dus ook km per trein: ,1 = 300. Totaal km en Grafische oplossing: Lijn trekken tussen (6.000,0) en (0, 6.000) geeft het snijpunt met de budgetlijn van (3.000, 3.000); dit geeft aan dat hij maximaal autokilometers kan maken. c. De nieuwe budgetlijn is de gestippelde lijn. Het maximale aantal treinkilometers wordt nu 1.200/0,15 = kilometer. d. Hij gaat meer met de trein reizen. Als Langnek km met de auto blijft rijden, haalt hij de km niet. Als hij km met de auto rijdt, kan hij km met de trein reizen. Dat is precies voldoende om de vereiste km te maken. Grafische oplossing: Lijn trekken tussen (6.000,0) en (0, 6.000) geeft het snijpunt met de nieuwe budgetlijn van (4.000, 2.000); dit geeft aan dat hij maximaal autokilometers kan maken. Hij gaat meer met de trein reizen.
11 Hoofdstuk 3 Werkgelegenheid 3.1 a. Werkgelegenheid = 400 miljoen/ = arbeidsjaren. b. Indexcijfer werkgelegenheid in arbeidsjaren = 104,6/106,8 100 = 97,9. Een afname met 2,1%. 3.2 Indexcijfer loonkosten per product = 102,3/95,5 100 = 107,1. Een stijging met 7,1%. 3.3 a. Bedrijf Ada heeft hogere constante kosten en een lagere arbeidstijd per voetbal. Dit wijst op meer inzet van geavanceerde machines waardoor hoger opgeleid of meer ervaren personeel nodig is. Die kosten meer per uur. b/c. Zie tabel. Ada Niki constante kosten per jaar grondstofkosten per voetbal 0,60 0,60 arbeidstijd per voetbal (in minuten) 0,4 2 loonkosten per uur arbeidsproductiviteit (voetballen per uur) 60/0,4 = /3 = 30 loonkosten per voetbal 30/150 = 0,20 21/30 = 0,70 d. Werkgelegenheid = productie/arbeidsproductiviteit. Ada = /150 = uur. Niki = /30 = uur.
12 e. Niki is het meest arbeidsintensief want de arbeidstijd per voetbal is hoger. En de arbeidsproductiviteit is lager. f. Totale kosten: Ada = (0,60 + 0,20) = Totale kosten Niki = (0,60 + 0,70) = g. Totale kosten Ada = ,8q Totale kosten Niki = ,3q h. Zie grafiek. Snijpunt bij 0,8q = 1,3q ,5q = q= stuks. De totale kosten zijn dan , = Of: , = a. Als arbeid duurder wordt ten opzichte van kapitaal dan wordt arbeid/kapitaal vervangen door arbeid/kapitaal. Deze vervanging gebeurt op het moment dat
13 produceren met kapitaal goedkoper/duurder wordt dan met arbeid. Het productieproces wordt dan kapitaalintensiever/kapitaalextensiever en dus arbeidsintensiever/arbeidsextensiever. We noemen dit een breedteinvestering/diepte-investering. b. Arbeidsintensiever. De arbeidskosten worden lager ten opzichte van kapitaal. Arbeid zal kapitaal verdringen waardoor het productieproces arbeidsintensiever wordt. 3.5 a. Diepte-investering, want de verhouding kapitaal/arbeid is gestegen. b. Breedte-investering. Eerst zijn er 6 bussen met 9 chauffeurs en dat wordt 8 bussen met 12 chauffeurs. De verhouding kapitaal/arbeid is in beide gevallen 2 autobussen op 3 chauffeurs. Ook de arbeidsproductiviteit blijft gelijk: reizigers en rkm. 3.6 a. Hoe hoger de loonkosten hoe lager de winst. Dit komt doordat een stijging van de loonkosten niet volledig kan worden doorberekend in de prijzen, maar voor een deel ten koste zal gaan van de winst van de ondernemer. b. De winst is nul bij het snijpunt van de winstlijn met de x-as. Je kunt aflezen dat de loonkosten maximaal 75 per uur mogen zijn. c. Bij een loon lager dan 50 per uur. Bij een winst van 2,5 miljoen moet je midden tussen 2 en 3 miljoen (horizontaal) aflezen: je ziet dan 50 loonkosten per uur. Als de loonkosten per uur lager zijn dan 50 per uur is de winst groter dan 2,5 miljoen en zal de werkgelegenheid in Nederland blijven. d. Indexcijfer loonkosten per product = 106/102,5 100 = 103,4. De loonkosten per product stijgen met 3,4%. 3.7 a. Minder. b. Meer. 3.8 a. ( ,4)/100 = 104,44 stijging productiewaarde 4,44%. b. A = Index volume apt = 103,4/102,3 100 = 101,075 Stijging 1,08%. B = Index werkgelegenheid = 101,8/99,7 100 = 102,106 2,11%. C = Index volume toegevoegde waarde = (101,2 100,3)/100 = 101,504 1,50%. c. In de landbouw kan worden geautomatiseerd en in de zorg is dat moeilijker. 3.9 a. Gedaald van = 42% naar = 19%. Een daling van (19 42)/42 100% = 54,8%. b. Landbouw en industrie zijn sterk geautomatiseerd, waardoor de arbeidsproductiviteit sterk gestegen is en er minder personeel nodig is. de bestedingen en dus de productie in landbouw en industrie groeien minder hard dan in de dienstverlening. c. Door de vergrijzing. Ouderen hebben meer behoefte aan zorg.
14 De zorg is arbeidsintensief. De arbeidsproductiviteit stijgt minder dan in andere sectoren a. 10% 7 miljoen = banen gecreëerd. b. 7,5% 7 miljoen = banen verloren gegaan. c. Bij hoogconjunctuur is de creatie van banen groter dan destructie van banen. Bij laagconjunctuur is de creatie van banen lager dan de destructie van banen. d. Bij hoogconjunctuur is er netto groei van de werkgelegenheid. Bij laagconjunctuur is er netto verlies van werkgelegenheid Het aantal banen voor hoger opgeleiden groeide met personen doordat er substitutie plaatsvond. Banen voor middelbaar (8.200) of lager (15.600) opgeleiden gingen verloren a. Loonelasticiteit van de arbeidsvraag = procentuele verandering van de arbeidsvraag procentuele verandering van het loon b. Als het loon stijgt, daalt de vraag naar arbeid en als het loon daalt, stijgt de vraag naar arbeid. Er is dus een tegengesteld verband tussen loon en arbeidsvraag. c. De elektriciteitsproductie is een kapitaalintensieve sector. Een loonsverhoging heeft dan weinig invloed op de totale kosten. De fastfoodsector is arbeidsintensief. Een verhoging van de lonen heeft in deze sector een sterker negatief effect op de werkgelegenheid. Daarom is de loonelasticiteit van de arbeidsvraag in de sector elektriciteitsproductie absoluut gezien kleiner dan die in de fastfoodsector. d. Loonelasticiteit van de arbeidsvraag = -1%/5% = -0,2. e. De arbeidsvraag stijgt met -0,2-7% = 1,4%. f. De koopkracht daalt, waardoor de bestedingen, de productie en de werkgelegenheid kunnen dalen. Bedrijven gaan arbeidsintensiever produceren waardoor modernisering kan uitblijven. Armoede a. Laaggeschoolden hebben vaak een lage arbeidsproductiviteit. Als bij het minimumloon de loonkosten hoger zijn dan de arbeidsproductiviteit is de werknemer niet rendabel en wordt hij ontslagen. b. de overheid kan de loonkosten voor de werkgever verlagen door subsidie te geven als hij werkloze laaggeschoolden in dienst neemt. de overheid kan de premies voor de sociale zekerheid die de werkgever betaalt, verlagen voor werknemers die een minimumloon verdienen.
15 Hoofdstuk 4 Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden 4.1 a. 3,5% meer loon. 0,5% hogere eindejaarsuitkering. een betere beloning van jonge chauffeurs. b. afspraken over sociale veiligheid voor chauffeurs. c. Stakers willen publieksvriendelijk actie voeren om de publieke opinie mee te krijgen. Hun doel is de werkgevers te raken en niet de reizigers. Of: De stakers willen het sociale leven niet ontwrichten, om te voorkomen dat de rechter de staking verbiedt. d. Bij een krappe arbeidsmarkt. Werkgevers kunnen dan moeilijk aan personeel komen. Werkgevers zullen eerder tegemoet komen aan de eisen van hun personeel uit angst dat het personeel vertrekt naar de concurrent. 4.2 a. Geen vakbondslid worden is Tims dominante strategie. Dat geeft de hoogste uitbetaling, ongeacht wat andere werknemers kiezen: 50 > 35 en 0 > b. Als iedereen de dominante strategie volgt, wordt niemand vakbondslid, is er geen vakbond en heeft niemand voordeel. De werknemers weten dat als iedereen lid wordt (samenwerking) de opbrengst hoger zou zijn, maar ze kiezen niet voor samenwerking omdat ze uitgaan van hun eigen belang. De samenwerking komt daarom niet tot stand. 4.3 a. De vakbonden krijgen veel macht en kunnen hogere lonen afdwingen. Dat gaat ten koste van de winst. b. De keuzevrijheid van individuele werknemers wordt beperkt en het lidmaatschap kost geld. 4.4 a. omschrijving 1. kan een (bedrijfstak-)cao doen gelden voor alle bedrijven minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (en dus werknemers) in een bedrijfstak 2. treedt op namens vragers op de arbeidsmarkt werkgeversbond 3. overlegorgaan voor de sociale partners stichting van de arbeid 4. instituut dat de regering adviseert sociaal economische raad (ser) 5. instituut dat de economie voorspelt centraal planbureau (CPB) 6. vertegenwoordiger van het aanbod van arbeid vakbond b. Als algemeen verbindend verklaren wordt afgeschaft, hoeven bedrijven die geen lid zijn van een werkgeversbond zich niet aan de bedrijfstak-cao te houden. Zij kunnen lagere lonen afspreken met hun werknemers dan in de bedrijfstak-cao is overeengekomen. Daardoor kunnen de loonverschillen toenemen.
16 4.5 a. Lage transactiekosten. De werknemer hoeft niet zelf te onderhandelen maar laat dit over aan professionele krachten die daarin zijn gespecialiseerd. Dit bespaart de werknemer tijd en geld. Gelijke behandeling voor alle werknemers die onder de cao vallen. Werknemers kunnen erop vertrouwen dat ze niet worden achtergesteld bij andere werknemers. Rechtsbescherming. De cao heeft een wettelijke status zodat beide partijen het naleven van de cao-afspraken kunnen afdwingen. b. Lage transactiekosten. De werkgever hoeft niet zelf met elke werknemer afzonderlijk te onderhandelen. Dit bespaart tijd en geld. Zekerheid. Gedurende de looptijd van de cao heeft de onderneming zekerheid over de hoogte van de lonen. Er zal geen plotselinge stijging van de lonen optreden. Arbeidsrust. Zolang de cao loopt, mag er niet gestaakt worden voor betere arbeidsvoorwaarden. c. Bij een bedrijfstak-cao betalen alle bedrijven in de bedrijfstak hetzelfde loon. Het is voor concurrenten niet mogelijk goedkoper te produceren door lagere lonen te betalen. 4.6 a. productiefactoren naam beloning bedrag beloning ( ) arbeid loon 3 miljoen ( ) kapitaal rente en huur ( ) ondernemerschap winst b. Loon en winst. 4.7 a/b. Bike BV in 2010 bedrag ( ) aandeel van elke inkomenscategorie omzet in procenten van de toegevoegde inkoopwaarde grondstoffen en hulpstoffen waarde. toegevoegde waarde = productiewaarde % rente ,50% huur ,25% loon ,50% winst ,75
17 4.8 a/b 4.9 a. Arbeidsproductiviteit = productie/aantal werknemers = 4,8 miljoen/40 = b. Meer uren per jaar werken; Het productieproces efficiënter organiseren; Werknemers vervangen door machines. c. Arbeidsproductiviteit ( ) > Loon ( ). NB: het bedrag van is te vinden aan het begin van paragraaf 4.3. d. Dan maakt de onderneming verlies. De beloning van arbeid is hoger dan het totaal van de beloningen. Dat kan alleen als er een negatieve beloning is voor de eigenaars. e. Loonkosten per product = totale loonkosten/aantal producten = / = 250. f. Met minder dan 10%. De kostprijs bestaat niet geheel uit loonkosten, er zijn ook andere kosten a. Productiewaarde = omzet inkoopwaarde grondstoffen en hulpstoffen. Omzet = = 25 miljoen. Grondstoffen en hulpstoffen = = 10 miljoen. Productiewaarde = = 15 miljoen. b. Zie kolom 1. Loon = = 12 miljoen. Winst = = 3 miljoen. Loonkosten per woning = 12 miljoen/125 = c. Productie stijgt met 5/ % = 4%. Omdat het aantal werknemers gelijk blijft, stijgt de arbeidsproductiviteit (de productie per werknemer) ook met 4%.
18 d. Zie kolom Uitgangssituatie Arbeidsproductiviteit +4%: Arbeidsproductiviteit +4%: loon blijft onveranderd loonstijging 4% in in % in in % in in % productiewaarde loon = winst loonkosten per woning e. Het loonaandeel is gedaald en daardoor is het winstaandeel gestegen. f. De loonkosten per woning dalen door de gestegen arbeidsproductiviteit. g. Zie kolom 3. h. Als de loonstijging gelijk is aan de stijging van de arbeidsproductiviteit blijft het loonaandeel gelijk. i. Gelijk gebleven. Omdat de lonen even hard stijgen als de arbeidsproductiviteit blijven de loonkosten per woning gelijk a. De stijging is ( )/ % = 2,3%. b. ( )/ % = -2,7%. De prijzen dalen met 2,7%. Het deflatiepercentage is 2,7% a. 105/ = 101,94. De stijging van het reële loon is 1,94%. b. 100/ = 45,45. De koopkracht daalt met ,45 = 54,55% a. Stijging productiewaarde = ( )/100 = 105,06. De loonruimte is 5,06%. b. Het loonaandeel in de productiewaarde stijgt omdat de loonstijging (6%) groter is dan de loonruimte (5,06%) a. Bij een krappe arbeidsmarkt. Bij een krappe arbeidsmarkt hebben bedrijven moeite om aan personeel te komen. Om personeel te behouden, zullen ze iemand bijvoorbeeld een bonus geven. b. kenmerk van de loonstijging geldt voor alle werknemers die onder de cao vallen, gebaseerd op de prijsstijging. geldt voor alle werknemers die onder de cao vallen, gebaseerd op de stijging van de arbeidsproductiviteit. geldt niet voor alle werknemers. naam prijscompensatie initiële loonstijging incidentele loonstijging 4.15 Primair: loonsverhoging van 15 procent. Secundair: minder werkdruk en meer mogelijkheden van bijscholing.
19 4.16 a. Loonkosten per cliënt per week 500/40 = 12,50. b. De loonkosten per koelkast = 500/5 = 100. c. Loonkosten per cliënt per week worden 550/40 = 13,75. De loonkosten per koelkast worden 550/6 = 91,67. d. De verhouding daalt. De kostprijs van een koelkast daalt waardoor de verkoopprijs wordt verlaagd. In de verpleging stijgt de kostprijs waardoor het verpleegtarief wordt verhoogd. e. Loonstijgingen die niet gepaard gaan met stijgende arbeidsproductiviteit leiden tot een stijging van de loonkosten per product. Hierdoor stijgen de tarieven in de gezondheidszorg. f. Bij het werven van personeel moet de overheid concurreren met de particuliere sector. Als de overheid geen marktconforme beloning kan bieden, gaan de beste werknemers naar de marktsector. De dienstverlening van de overheid kan hierdoor verslechteren a. Variabele beloning. De prestaties zijn vrij eenvoudig te meten, zowel de kwantiteit als de kwaliteit. b. De vakbonden vinden het aantal bekeuringen een slechte maatstaf voor de beoordeling van de prestaties van een politieagent. De nadruk op bekeuringen kan ten koste gaan van de veiligheid in de maatschappij a. Managers die minder verdienen dan gemiddeld zijn ontevreden en eisen een hogere beloning. Als die eis wordt ingewilligd, stijgt de gemiddelde beloning waardoor andere managers onder het gemiddelde zakken. Die groep eist dan weer een hoger loon, enzovoort. b. De aandeelhouders, zij geven het management opdracht aandeelhouderswaarde te creëren. c. Managers zijn verzekerd van een vaste beloning. Ze kunnen wel meer krijgen, maar niet minder. Om bonussen in de wacht te slepen, kunnen ze te hoge risico's nemen zonder afgestraft te worden als het misgaat a. De werkgever wordt beroofd door de werknemer. De werkgever heeft geïnvesteerd in een opleiding voor de werknemer en omdat de werknemer vertrekt is de werkgever van zijn investering beroofd. b De werkgever had een langlopend contract met de werknemer kunnen afsluiten. De werkgever had kunnen afspreken dat de werknemer de opleidingskosten kosten terugbetaalt als hij op kortere termijn vertrekt a. De jeugdspelers worden op kosten van de club goede en waardevolle spelers. Door naar een andere club te gaan, beroven de opgeleide (jeugd)spelers de club van het geld dat in hun opleiding is gestoken.
20 b. Clubs zullen niet investeren in een jeugdopleiding als spelers zonder vergoeding voor de club kunnen vertrekken. c. Contracten om een bepaalde periode bij de club te blijven spelen, zorgen ervoor dat de club zelf profiteert van de jeugdopleiding. Via transfersommen bedingt een club een vergoeding als de speler toch vertrekt Winkeliers weten dat de extra winst die zij behalen door de nieuwe investeringen wordt afgeroomd (geroofd) door de maffia. Ze zullen die investeringen achterwege laten.
21 Hoofdstuk 5 Werkloosheid 5.1 Het CBS telt alleen personen van 15 tot en met 64 jaar. Het UWV stelt geen leeftijdsgrens. Het CBS telt alleen als werkloos de personen mee die direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Het UWV stelt deze eis niet. 5.2 a. Voorraadgrootheden = G, H. Stroomgrootheden = A t/m F. b. De arbeidsmarkt is dynamisch. Ten opzichte van de werkloosheid van personen is de uitstroom naar werkgelegenheid (pijl D) groot. De instroom naar werkloosheid uit de werkgelegenheid (pijl C) is ook groot. Mensen die werkloos worden vinden gemiddeld snel (binnen een jaar) een baan. c. Pijlen A en B. 5.3 a. Land A. b. Land A. c. (12/2) 1 miljoen = 6 miljoen mensen. d. 1 miljoen personen. e. Juist niet. Bij ontslagbescherming is het moeilijk om overtollig personeel kwijt te raken. f. Land A. Er worden veel werknemers ontslagen en na korte tijd weer aangenomen. 5.4 a. Frictiewerkloosheid en structurele werkloosheid. b. Structurele veranderingen in de economie zoals inkrimpen van de werkgelegenheid in bepaalde sectoren. Gebrek aan mobiliteit. Vervangen van arbeid door kapitaal. Verplaatsen van de productie naar lagelonenlanden. Hoge lonen. c. Als de arbeidsbemiddelaar sneller over meer informatie beschikt ten aanzien van de situatie op de arbeidsmarkt, kan hij vraag en aanbod sneller met elkaar in overeenstemming brengen. De zoektijd tussen twee banen wordt dan kleiner en schoolverlaters zullen sneller aan een baan komen. 5.5 a. Docenten Duits in het westen van het land krijgen een hoger loon aangeboden omdat er daar een tekort is. Docenten Duits in het oosten van het land krijgen een lager loon omdat er daar een overschot is. b. Door een grotere arbeidsmobiliteit zullen werkloze docenten Duits in het oosten van het land in het westen van het land gaan lesgeven. Werkloze docenten in het oosten krijgen een baan in het westen waardoor de natuurlijke werkloosheid daalt.
22 5.6 Als de overheidsbestedingen toenemen, geeft de overheid bijvoorbeeld meer geld uit aan ambtenarensalarissen. Dat leidt tot meer koopkracht en minder werkloosheid. Ook zullen meer overheidsbestedingen leiden tot meer overheidsinvesteringen. Daardoor neemt de productie bij de bedrijven toe en daalt de conjuncturele werkloosheid. 5.7 Het verlagen van de rente leidt ertoe dat consumenten minder sparen en meer lenen en dus meer besteden. Ook voor de producenten is een lage rente welkom. Een lage rente verlaagt de kosten van de investeringen en dat stimuleert de bedrijven om meer te investeren. Door toename van de consumptie en de investeringen zal de productie en de werkgelegenheid toenemen. 5.8 a. Linkeras: werkloosheid in procenten van de beroepsbevolking. Rechteras: aantal vacatures per banen. b. Periode eind 2001 t/m 2004 en eind 2008 en In deze perioden stijgt de werkloosheid en daalt de vacaturegraad. Opmerking: Internationaal gezien is de werkloosheid in Nederland relatief laag. c. Periode en 2005 t/m Structuurwerkloosheid 2. Conjunctuurwerkloosheid 3. Frictiewerkloosheid 4. Structuurwerkloosheid 5. Structuurwerkloosheid 5.10 a. In 2007 en De levertijd van vrachtauto's is lang wat wijst op veel vraag naar vrachtauto's ten opzichte van de productiecapaciteit. b. In 2009 en Een deel van het personeel is overbodig geworden en DAF zou deze werknemers willen ontslaan. c. De vraag naar vrachtauto's is conjunctuurgevoelig omdat in slechte economische tijden de aanschaf van nieuwe vrachtauto's uitgesteld kan worden. d. De verwachting is dat de vraag naar vrachtauto's binnen niet al te lange tijd weer zal aantrekken. DAF heeft dan goed geschoold en ervaren personeel nodig. Die zijn dan nog gemakkelijker beschikbaar voor DAF omdat ze nog voor een deel in dienst zijn. Nieuw personeel zoeken en opleiden is tijdrovend en duur.
23 Hoofdstuk 6 De arbeidsmarkt, geen gewone markt 6.1 Arbeid is niet homogeen. De arbeidsmarkt is niet transparant. 6.2 a. Iedereen met diploma leraar basisonderwijs mag aan alle klassen van de basisschool alle vakken geven. In het voortgezet onderwijs is elke docent met een diploma alleen bevoegd voor een of enkele vakken. Er zijn in het voortgezet onderwijs ook verschillende niveaus in bevoegdheid (1 e en 2 e graad). b. Voor ongeschoold werk is geen diploma nodig. 6.3 L2 ligt boven het evenwichtsloon. Het aanbod van arbeid is dan groter dan de vraag naar arbeid, dus is er werkloosheid. Het loon gaat dalen waardoor het aanbod van arbeid daalt en de vraag naar arbeid stijgt tot het evenwichtsloon (Le) is bereikt. 6.4 gebeurtenis verschuiving naar vraaglijn aanbodlijn links rechts toelichting de loonbelasting stijgt het nettoloon daalt, het is minder aantrekkelijk om te werken. veel babyboomers gaan met pensioen minder arbeid beschikbaar. de economie krimpt minder arbeid nodig door een lagere productie. De kans op een baan wordt minder. werkgeverspremies door lagere loonkosten stijgt de productie zodat er bij worden verlaagd hetzelfde loon meer arbeid wordt gevraagd. het machinepark groeit door breedte-investering meer arbeidsplaatsen beschikbaar. er wordt geïnvesteerd in arbeidsbesparende machines arbeid wordt vervangen door kapitaalgoederen. 6.5 De aanbodlijn snijdt de verticale as bij 5. Er is pas aanbod bij een uurloon boven a. 0,2L 2 = -0,2L + 6 0,4L = 8 L = 20 dus het evenwichtsloon is b. Zie figuur. c. Zie figuur. d = 10 dus e. Totale surplus = werkgeverssurplus + werknemerssurplus =[(30 20) 2]/2 + [(20 10) 2]/2 = = 20 miljard. Of: [(30 10) 2]/2 = 20 miljard. f. Op het gedeelte van de aanbodlijn rechts van het evenwichtsloon. Deze aanbieders zijn pas bereid arbeid te leveren als het loon hoger wordt dan per jaar.
24 6.7 a. Het aanbod was 1,5 miljoen en wordt 2,25 miljoen arbeidskrachten. Dat is een toename van de aangeboden hoeveelheid arbeid met 2,25 1,5 = 0,75 miljoen dus arbeidskrachten. b. De vraag was 1,5 miljoen en wordt 1 miljoen. Dat is een afname van de gevraagde hoeveelheid arbeid met 1,5 1 = 0,5 miljoen dus arbeidskrachten. c. Door invoering van het minimumloon ontstaat er een werkloosheid van = arbeidskrachten. Of: 2,25 1 = 1,25 miljoen werklozen. d. De vraag naar arbeid daalt van 1,5 miljoen naar 1 miljoen arbeidskrachten. Hierdoor verandert het werknemerssurplus. Het werknemerssurplus was bij 1,5 miljoen arbeidskrachten ADB. Het wordt bij 1 miljoen arbeidskrachten AETS. Door invoering van het minimumloon stijgt het werknemerssurplus met BCTS en neemt het af met EDC. e. Het oude totale surplus was ADR. Het nieuwe totale surplus is AETR. De afname van het totale surplus, de afname van de welvaart, is EDT. 6.8 De aanbodlijn verschuift hierdoor naar links. Bij hetzelfde loon bieden minder mensen zich aan op de arbeidsmarkt. 6.9 a. De vraaglijn verschuift hierdoor naar rechts. Bij hetzelfde loon vragen de bedrijven meer werknemers omdat de loonkosten door de subsidies lager zijn. b. Stijgen. Door de verschuiving van de vraaglijn naar rechts komt het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn hoger te liggen. Het evenwichtsloon van laaggeschoolde arbeid stijgt.
25 6.10 a. Zie figuur. b. 100L = -100L L = L = c. Qa = = arbeidsjaren. Qv = = arbeidsjaren. d. De beroepsbevolking is 3,5 miljoen arbeidsjaren. De werkgelegenheid is 3 miljoen arbeidsjaren. De werkloosheid bij het evenwichtsloon (= vrijwillige werkloosheid) = 3,5 3 = 0,5 miljoen = arbeidsjaren. e. Bezettingsgraad = ( )/140 miljard 100% = 85,7%. f. Zie figuur, lijn V2. g. Qa = Qv 100L = -100L L = L = Dat is 5.000/ % = 16,7% lager dan de oorspronkelijke h. 1. Als L = dan is Qa = = 3 miljoen arbeidsjaren. Qv= = 2 miljoen arbeidsjaren. De werkloosheid is 3 2 = 1 miljoen arbeidsjaren. 2. Bij het nieuwe evenwichtsloon van zou de werkgelegenheid 2,5 miljoen arbeidsjaren zijn. Bij het loon van is de werkgelegenheid 2 miljoen arbeidsjaren. Er zijn arbeidsjaren onvrijwillig werkloos. Dat is 50% (de helft) van de 1 miljoen werkloze arbeidsjaren. i. Zie figuur a. Qa = Qv P 20= -P P = 100 P = 50. b. Qv = = 30 dus flacons.
26 c. Zie figuur, lijn A1 en V1. d. Betalingsbereidheid marktprijs = 80 50= 30. e. Zie figuur. f. 1. Qa = Qv P 42 = -P P = 122 P = Dan is Qa = = 19. Qv = = 19. De evenwichtshoeveelheid is flacons. Of: Qv = = 19 dus flacons. g. Zie figuur, lijn A2. h. Opbrengst milieubelasting = = i. Surplus was eerst 0,5 (80 50) = Surplus is wordt 0,5 (80 61) = _ Afname surplus
Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m 1.12. Dit boekje elke les meenemen! 6 1.13 t/m 1.20 2.1 t/m 2.
Werkboek Werk Ver 2 Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m 1.12 Dit boekje elke les meenemen! 6 1.13 t/m 1.20 2.1 t/m 2.9 7 2.10 t/m 2.14 Afmaken beleggen Inleveren handelingsdeel bij docent
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6
Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk
Nadere informatieHoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop.
Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop. 1.2 Scholieren krijgen lagere lonen en worden alleen opgeroepen als er veel
Nadere informatieSamenvatting Economie Werk
Samenvatting Economie Werk Samenvatting door R. 2199 woorden 23 maart 2014 6,7 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Welvart = de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden
Nadere informatiearbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het
Samenvatting door C. 2040 woorden 29 mei 2016 4 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Arbeidsmarkt H.1 Een verkenning van de arbeidsmarkt Op de arbeidsmarkt ontmoeten vraag
Nadere informatie1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.
1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van
Nadere informatieLesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk
Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.
Nadere informatieSamenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1
Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli 2015 9 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Arbeidsmarkt is een abstracte markt waar vragers naar arbeid (werkgevers, zelfstandigen,
Nadere informatie7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op
Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders
Nadere informatie2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd
2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun
Nadere informatieWerken of vrije tijd?
Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken
Nadere informatieSamenvatting Werk & Werkloosheid
Samenvatting door Guusje 1600 woorden 13 januari 2018 7,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Werk & Werkloosheid H1 De welvaart wordt bepaald door hoe goed je behoeften met de beschikbare
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste
Nadere informatieIndexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100
Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1948 woorden 17 november 2009 7,2 12 keer beoordeeld Vak Economie Economie, arbeidsmarkt PTA 2 Hoofdstuk 1; De arbeidsmarkt op. 1.1 op
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatie4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst
4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst De arbeidsvoorwaarden van veel werknemers zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten
Nadere informatieDe beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werkelozen. aantal inactieven i/a-ratio = - x 100 aantal actieven
Samenvatting door een scholier 1702 woorden 21 maart 2016 7,3 55 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Door deeltijdarbeid is er een verschil tussen de werkgelegenheid/werkloosheid uitgedrukt
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieEconomie hoofdstuk 1:
Samenvatting door een scholier 3074 woorden 23 oktober 2011 5,8 33 keer beoordeeld Vak Economie Economie hoofdstuk 1: De meesten mensen moeten een inkomen verdienen en om daar aan te komen moeten ze meestal
Nadere informatie1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor
1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wat houdt het arbeidsvolume in? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieArbeid = arbeiders = mensen
Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%
Nadere informatie6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:
Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk
Nadere informatieBeroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.
Samenvatting door een scholier 1221 woorden 5 januari 2004 5,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 4: werk, werk, werk 4.1 Het aanbod van arbeid Beroepsbevolking: het aantal mensen
Nadere informatie6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld
Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober 2002 6,7 96 keer beoordeeld Vak Economie Aanbod van arbeid -> de beroepsbevolking: werknemers en werklozen. Aandeelhouder -> de eigenaren van een
Nadere informatie6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt
Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari 2006 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Arbeidsmarkt 1: Het Aanbod van Arbeid Het aanbod bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 64
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4
Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting door een scholier 1263 woorden 23 november 2002 5,9 14 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4 Hoofdstuk
Nadere informatie3.2 De omvang van de werkgelegenheid
3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal
Nadere informatieaanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)
Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken.
Nadere informatieStartkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.
Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te
Nadere informatieWat kun je verwachten?
Economie V5 Economie 2 3 Wat kun je verwachten? Urenverdeling V5: 3 uur per week V6: 3 uur per week Overhoringen Minimaal 2 overhoringen per periode (weging varieert) Weging Proefwerk: 3-4x (in april:
Nadere informatie4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober 2011 4,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting (zie ook bijlage, voor duidelijkere samenvatting met markering) Arbeidsmarkt
Nadere informatieHoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen.
Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen. 1.2 a. (1336 1798)/1798 100% = -25,7% dus 25,7% minder per jaar. b. 2.288/48 = 47,7 uur per week. c.
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid
Nadere informatieUIT loonruimte en AIQ v1.1
Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2008-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vergemakkelijken van het ontslaan
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%
Nadere informatieEindexamen vwo economie 2014-I
Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1500 woorden 30 mei 2006 6,8 66 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1, de arbeidsmarkt op. Aanbod van arbeid
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 977 woorden 10 maart 2004 7,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Beroepsbevolking: aantal mensen tussen 15-65 jaar Werkzame beroepsbevolking:
Nadere informatie8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari 2003 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Arbeidsmarkt: De wijze waarop vraag en aanbod zodanig bij elkaar komen dat er een prijs (=loon)
Nadere informatieUIT de arbeidsmarkt
Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid
Nadere informatie5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1
Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari 2016 5,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode H4 4.1 Mensen hebben verschillende motieven om te werken. Behalve om geld te verdienen, werken
Nadere informatieAntwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten
Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard
Nadere informatiekeer beoordeeld 12 februari 2015
0 Samenvatting door C. 919 woorden keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context Hoofdstuk 15 Markt en Welvaart Paragraaf 1 Arbeidsmarkt bestaat uit de totale vraag naar en
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1969 woorden 4 april 2006 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en 65 die kunne, willen
Nadere informatieGeboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.
Boekverslag door Een scholier 1354 woorden 17 december 2002 7.6 26 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie PW Hoofdstuk 4 4.1 Beroepsbevolking: Het aantal mensen tussen 15 en 65 jaar, dat
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 5+6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieAanpassingen lesbrieven havo
Aanpassingen lesbrieven havo 2012-2013 Lesbrief Vervoer blz. 5, na 5 e regel onder foto:..is aangesloten bij TCA. Toevoegen: Vanwege het grote marktaandeel mag TCA de marktleider genoemd worden. blz. 5,
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieAntwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)
Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2008-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 De werkgelegenheid verandert met
Nadere informatie4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december 2010 4,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 4.1 het aanbod van arbeid Arbeid is een productiefactor. De arbeidsmarkt is de abstracte
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5 Samenvatting door een scholier 1751 woorden 23 januari 2008 7,1 21 keer beoordeeld Vak Economie ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 1 De arbeidsmarkt op 1.1 Op
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2364 woorden 29 januari 2006 6 14 keer beoordeeld Vak Economie H 1 De arbeidsmarkt op 1.2 Het aanbod van arbeid Aanbod van arbeid:
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieKwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2
Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie
4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst
Nadere informatieHoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen.
Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen. 1.2 a. (1377 1778)/1778 100% = -22,55% dus 22,6% minder per jaar. b. 2.288/48 = 47,7 uur per week. c.
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2 t/m 6: de arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 t/m 6: de arbeidsmarkt Samenvatting door S. 3308 woorden 16 maart 2014 6,9 12 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 Beroepsbevolking: iedereen tussen 15
Nadere informatieEindexamen vwo economie I
Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing
Nadere informatieEindexamen economie vwo I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet
Nadere informatieArbeidsmarkt: begrippenlijst
Begrippenlijst door een scholier 2193 woorden 10 juni 2004 7,7 77 keer beoordeeld Vak Economie Arbeidsmarkt: begrippenlijst - Aanbod van arbeid = mensen die willen werken zijn de aanbieders van arbeid;
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 4477 woorden 25 juli 2008 7,4 7 keer beoordeeld Vak Economie Economie Repetitie Hoofdstuk 1&2 Begrippen Hoofdstuk 1 (de arbeidsmarkt op):
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-II
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 1 hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting Economie Module 1 hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 1452 woorden 28 oktober 2003 5,5 31 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Module 1 Mens en Arbeid Theorieboek
Nadere informatieLoonstarheid: lonen staan minimaal een jaar vastà vertraging à overschotten of tekorten niet meteen weggewerktà gevolg:
Samenvatting door K. 546 woorden 21 oktober 2013 9,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context 15.1 Arbeidsmarkt: Abstracte markt Aanbod: werkenden en werkzoekenden Vraag: vraag naar arbeidskrachten
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatieSamenvatting Economie Samenvatting Economie: Arbeid
Samenvatting Economie Samenvatting Economie: Arbeid Samenvatting door Noor 1972 woorden 30 april 2019 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting economie Arbeid, LWEO Hoofdstuk 1 Nederlandse
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieindexcijfers geven de verhouding weer tussen de omvang van een grootheid in een bepaalde periode en de op 100 gestelde omvang
Samenvatting door een scholier 1001 woorden 1 oktober 2003 3,9 15 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Module 4 Economie 1: Hoofdstuk 1: productiegroei => toeneming van het binnenlands product reële
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4 Samenvatting door een scholier 1453 woorden 14 januari 2006 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 1 Maatschappelijk vraagstuk: Het gaat
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2953 woorden 26 mei 2001 8,2 201 keer beoordeeld Vak Economie DE ARBEIDSMARKT OP. 1.2 Wat is dat de arbeidsmarkt? Een banenmarkt
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatieEindexamen economie vwo 2010 - I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieConsumptiemaatschappij: -> arbeiders blijven werken ook al hebben ze hun eerste levensbehoeften bevredigd
Samenvatting door Een scholier 933 woorden 14 juli 2004 7,1 23 keer beoordeeld Vak Economie MARKTEN deel 1 Arbeidsethos -> betekenis die mensen toekennen aan -> veranderingen hangen samen met andere organisatie,
Nadere informatieHOOFDSTUK 2 THEORIE EN PRAKTIJK
Boekverslag door M. 3014 woorden 31 mei 2011 8.4 5 keer beoordeeld Vak Economie H1 Naar de markt van arbeid Beroepsgeschikte bevolking (potentiële bevolking): iedereen tussen de 15-65 jaar. Gaat alleen
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieBetalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.
Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden
Nadere informatieSamenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeidsmarkt'
Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeids' Samenvatting door een scholier 3800 woorden 27 mei 2011 4,8 3 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H1 De arbeids op -Het aanbod van arbeid bestaat
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatie