Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen."

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen. 1.2 a. ( )/ % = -25,7% dus 25,7% minder per jaar. b /48 = 47,7 uur per week. c /48 = 27,8 uur per week. d. Het aantal vakantie- en verlofdagen kan per land verschillen. Niet iedereen in Nederland heeft een volledige baan. Veel mensen werken in deeltijd. De mate waarin mensen in deeltijd werken is ook een verklaring voor de verschillen tussen de landen. 1.3 a. Spanje. b. Nederland. c. Er werken 0, , = personen in deeltijd. Het totaal aantal werkenden is = personen. Dat is ( / ) 100% = 47,3%. 1.4 a. Voor een voltijdbaan (= arbeidsjaar) heb je meer dan een persoon nodig. b. De p/a-ratio zal dalen: per arbeidsjaar zijn er dan minder personen. 1.5 NL 72%, VS 74%, EU 67%. 1.6 a = personen. b personen Niet-beroepsbevolking. 2. Beroepsbevolking. 3. Beroepsbevolking. 4. Niet-beroepsbevolking. 5. Niet-beroepsbevolking. 6. Beroepsbevolking.

2 ( )/ % = 70,3% a. Vrouwen zorgen in die leeftijd meer voor kinderen. b. Veel mannen van jaar studeren nog. c. Veel mannen van jaar zijn met vervroegd pensioen of afgekeurd a. A: = B: = 709. C: = 36. D: = 742. E: = 452. b. Autochtonen 6.233/ % = 71,5%, westerse allochtonen 709/ % = 69,7%, niet-westerse allochtonen 742/ % = 62,1%. c. Door culturele verschillen: oudere allochtone vrouwen bieden zich minder aan op de arbeidsmarkt. Door taalachterstand achten allochtonen zich minder kansrijk op de arbeidsmarkt. Door discriminatie komen allochtonen moeilijker aan een baan Beroepsbevolking in 2008 = = Beroepsbevolking in 2004 = De beroepsbevolking is gegroeid met ( )/ % = 2,2%.

3 1.13 a = 9 uur. b. 180/9 = 20 (of 480/24). c = 15 uur. d = 300. e. Er is dan geen tijd om bijvoorbeeld te slapen, te eten of te ontspannen Meer naar rechtsonder. Hoe meer naar rechtsonder, hoe meer vrije tijd a = 120. b = 720. c. Piet: je offert eerder een uur vrije tijd op als dat meer inkomen oplevert. d. Marie: omdat je meer inkomen krijgt per uur kun je minder werken om in je behoeften te voorzien. e. Piet kiest voor punt B: hij gaat bij een hoger loon meer werken in ruil voor minder vrije tijd. Marie kiest voor punt C: bij hetzelfde inkomen heeft ze nu meer vrije tijd a. Als VT = 16 dan is AI = = 200. Als VT = 0 dan is AI = = 600. b. Zie figuur op volgende bladzijde. c. De opofferingkosten zijn gelijk aan het gederfde uurloon: 600/24 = a. Amerikaan /1.700 = 26,47. Nederlander /1.300 = 26,92. b. Ahmed: Amerikaan beschikt over meer inkomen per jaar. c. Truus: Nederlanders hebben meer vrije tijd en een hoger inkomen per uur a. Europeanen kiezen ervoor minder uren te werken. Er is niets mis met die keuze. b. Hoe langer je werkt, hoe vermoeider je wordt. De laatste uren zijn dan veel minder productief.

4 figuur bij opdracht 1.16c

5 1.19 a. Zie lijn a. b. Bij km per auto kun je maar nul km met de trein. Je haalt dan de km niet. Bij km per auto kan hij km per trein reizen. Samen km. Dit punt voldoet want het ligt op de budgetlijn. Controleberekening: km met de auto is ,30 = km met de trein is ,10 = 300 Totaal c. Zie lijn c. Het maximale aantal treinkilometers wordt nu 1.200/0,15 = kilometer. d. Als hij km met de auto rijdt, kan hij niet met de trein reizen en haalt hij de vereiste km niet. Als hij km met de auto rijdt, kan hij slechts km met de trein reizen en haalt hij de km niet. Als hij km met de auto rijdt, kan hij km met de trein reizen. Dat is precies voldoende om de vereiste km te maken. Hij reed in de oude situatie km met de auto en km met de trein. Hij gaat dus meer met de trein reizen. e. Hij kan niet voor met de auto km reizen en zal altijd een deel van het traject met de trein moeten. Omdat de trein duurder is geworden, is er minder geld voor reizen met de auto. Hij kiest voor meer met de trein reizen omdat dat goedkoper blijft dan reizen met de auto.

6 1.20 a. De getrokken lijn die loopt van 40 belminuten naar 100 sms jes. b. Omdat de prijzen gelijk blijven, verandert de helling van de budgetlijn niet. Maar Ismahan kan voor 5 meer budget 5/0,25 = 20 minuten extra bellen. De nieuwe budgetlijn zal evenwijdig 20 minuten naar boven verschuiven. c. Snijpunt met de verticale as wordt dan 10/0,4 = 25 minuten. Snijpunt met de horizontale as wordt dan 10/0,05 = 200 sms jes. d. Dovafone. Bij 40 sms jes kun je aflezen dat zij bij Dovafone meer belminuten (24 minuten) heeft dan bij Belfort (20 minuten).

7 Hoofdstuk 2 Moet de arbeidsparticipatie omhoog? 2.1 Gezondheidsproblemen. Nu al willen genieten van vrije tijd. 40 Jaar gewerkt, dus voldoende pensioen opgebouwd. Partner is al 65 en samen willen genieten van de oude dag. Ontslagen en geen kans op een nieuwe baan. 2.2 AOW is een uitkering voor iedereen van 65 jaar en ouder die deels wordt betaald door de sociale fondsen uit premies en deels door de overheid uit belastinggeld. Een bedrijfspensioen is alleen bestemd voor de mensen die zelf rechten hebben opgebouwd (premies hebben betaald) voor een toekomstige uitkering. 2.3 a. Dat neemt af. Het betreft vooral de personen van 20 tot 65 jaar. b. Aan het percentage 65-plussers: dat neemt in de loop der jaren toe. c. De gemiddelde leeftijd stijgt, want het aandeel van ouderen wordt steeds groter. d. De zorgkosten zullen stijgen, omdat bejaarden relatief meer zorgkosten hebben. 2.4 a. Om de bevolking in stand te houden moet iedereen zorgen voor een nakomeling. Omdat mannen geen kinderen kunnen krijgen, dient elke vrouw dus 2 kinderen te krijgen. Doordat sommige kinderen vroeg overlijden zijn er iets meer dan 2 kinderen per vrouw nodig om de bevolking in stand te houden. b. Er komen te weinig kinderen bij om de bevolking op peil te houden. Mensen worden wel steeds ouder, maar omdat er te weinig kinderen bijkomen zal de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgen. c. Meer kinderbijslag/kinderkorting, extra premie bij het derde kind, etc. d. Als het goed gaat met de economie kiezen vrouwen eerder voor een kind dan bij laagconjunctuur. Wanneer het slechter gaat in de economie zijn mensen banger hun carrière te onderbreken, omdat het lastiger wordt opnieuw een baan te krijgen. 2.5 Verruiming kinderopvang waardoor meer vrouwen kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt. Duur werkloosheidsuitkeringen beperken, waardoor werklozen eerder een baan gaan zoeken. Lengte vervolgstudies korter maken, waardoor studenten eerder op zoek gaan naar een baan. Arbeidsongeschikten (strenger) herkeuren, waardoor ze een baan moeten gaan zoeken. Via belastingmaatregelen het zoeken van werk voor huisvrouwen en huismannen aantrekkelijker maken. Pensioengerechtigde leeftijd verhogen, bijvoorbeeld van 65 naar 67 jaar zodat ouderen langer actief zijn op de arbeidsmarkt.

8 2.6 a. In 2008 zijn er 14,7% = mensen van 65 jaar of ouder. In 2032 zijn er 23,9% = mensen van 65 jaar of ouder. In procenten is dit een stijging van ( )/ % = 68,7%. b. Stijging van (82 63)/63 100% = 30,2%. 2.7 Een baby = geen van beide; Een werkende = een actieve; Een AOW er = een inactieve; Een rentenier = geen van beide. 2.8 a. Gunstig, het aantal uitkeringsgerechtigden daalt ten opzichte van het aantal werkenden. Meer actieven dragen de last van minder inactieven. b. Door de kredietcrisis raken veel mensen hun baan kwijt. Hierdoor daalt het aantal actieven en stijgt het aantal inactieven met een uitkering. Door de toenemende vergrijzing. 2.9 a. 5 1 = 4 kg voedsel. b. 1/5 100% = 20%. c kg = 100 kg voedsel. d. 100 kg/50 = 2 kg voedsel per inactieve. e. 2/4 100% = 50%. f. 100 kg/60 = 1,67 kg (1,7 kg) voedsel. g. Er moet dan 60 2 kg = 120 kg aan belasting en premies worden opgebracht. Per actieve is dat 120/100 = 1,2 kg voedsel. h. 1,2 kg/5 kg 100% = 24% a. 600 miljard/8 miljoen = b. 75/100 8 miljoen = 6 miljoen. c. Belasting en premies = 1/3 deel van = Het netto inkomen is = d. Inkomsten overheid bedragen 1/3 600 = 200 miljard. Dit wordt verdeeld over 6 miljoen inactieven. De gemiddelde uitkering bedraagt 200 miljard/6 miljoen = e. Uitkering wordt 200 miljard/6,8 miljoen = Scholing, technische ontwikkeling, betere organisatie van het arbeidsproces a. Aantal inactieven = 60/100 5 miljoen = 3 miljoen. b. Actieven dragen 30% van 400 miljard = 120 miljard af. Een gemiddelde uitkering bedraagt 120 miljard/3 miljoen = c. De toename van het aantal uren in procenten = {(36-32)/32} 100% = 12,5%. De toename van de productie bedraagt: 12,5% 400 miljard = 50 miljard.

9 d. 120/( ) 100% = 26,7%. e. Er is in totaal 120 miljard nodig voor de uitkeringen. Het nieuwe nationaal inkomen is 1, = 420 miljard. Dat is 120/ % = 28,6% Kan gevolgen vergrijzing goed opvangen. Mensen die eerst met pensioen gingen moeten nu nog doorwerken en blijven dus nog actief. Het aantal inactieven daalt en het aantal actieven stijgt dus daalt de i/a-ratio. 2. Kan gevolgen vergrijzing goed opvangen. Dan kunnen vooral meer huisvrouwen/huismannen toetreden tot de arbeidsmarkt en stijgt het aantal actieven. De i/a-ratio daalt. 3. Kan vergrijzing een beetje opvangen. Verlenging van de werkweek leidt niet tot een verandering van de i/a ratio. Wel werken de actieven langer per week, hebben meer inkomen en dragen meer belasting en premie af, waardoor de uitkeringen gemakkelijker zijn op te brengen a. De i/a-ratio = (38,5 + 1, ,25)/ = 65,5. Dat betekent dat er 65,5 inactieven zijn op 100 actieven. b. De arbeidsparticipatie van jarigen is in Nederland relatief laag, lager dan het EU-gemiddelde. c. Als AOW ers zelf meebetalen aan hun uitkeringen wordt de belasting- en premiedruk voor de actieven kleiner a. Er zijn 15 slaapleden op 35 hooligans. Dat is een s/h-ratio van 15/ = 42,9. b. De gemiddelde activiteitentijd is 600/35 = 17,1 uur. c. De s/h-ratio wordt (15 + 5)/(35 5) = 20/ = 66,7. Een stijging van (66,7 42,9)/42,9 100% = 55,5%. d. Er zijn nu 35 5 = 30 hooligans actief. De gemiddelde tijd die een hooligan per jaar in FKV stopt is 600/30 = 20 uur. Dat is een stijging met (20 17,1)/17,1 100% = 17,0%. e. De totale kosten en opbrengsten waren = Er zijn nu 60 FKV ers waarvan 10 nieuwe gefortuneerden die dubbel contributie betalen en 50 oude FKV ers die enkel betalen. Noem de contributie C. Dan geldt: 10 2C + 50 C = C = C = 145. Een gefortuneerde betaalt 2x de contributie dus = 290 contributie per jaar aan FKV.

10 Hoofdstuk 3 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 3.1 Het loon zal waarschijnlijk dalen. Er bieden zich veel mensen aan voor deze baan, dus er zullen ook jongens en meisjes bereid zijn de kranten voor een laag loon rond te brengen. 3.2 De participatiegraad kan toenemen, omdat de beroepsbevolking toeneemt Stijgt. 2. Stijgt. 3. Daalt. 4. Stijgt. 5. Daalt Daalt. 2. Stijgt. 3. Daalt. 4. Stijgt. 5. Blijft gelijk. (Het aanbod van arbeid daalt wel.) 3.5 Door de laagconjunctuur namen de bestedingen af. Hierdoor daalde de productie van de bedrijven en daalde de vraag naar arbeid. 3.6 Door mechanisering en automatisering. Dan wordt de vraag naar arbeid lager omdat werknemers vervangen worden door machines. 3.7 a. Aanbod van Arbeid. Vraag naar arbeid. b. Werklozen, werknemers, zelfstandigen. c. Werknemers, zelfstandigen. 3.8 a = b = c. Zie b. d = De werkloosheid zal stijgen. Er komen nieuwe arbeidskrachten op de markt, maar de groei wordt niet bijgehouden door de groei van het aantal banen a. Het aanbod van koopwoningen zal stijgen. b. De vraag naar koophuizen zal gedaald zijn. Door de kredietcrisis raakten veel mensen werkloos of kregen werktijdverkorting. Het consumentenvertrouwen

11 daalt. Hierdoor durven mensen geen nieuw huis te kopen omdat men bang is de rente en de aflossing niet op te kunnen brengen. Of: als door het toegenomen aanbod de prijs daalt, zal de vraag naar koopwoningen stijgen. c. Door de daling van de vraag en het grotere aanbod van koopwoningen zal de huizenprijs gaan dalen. Hierdoor kunnen de verkopers minder krijgen dan de hypotheekschuld en blijven ze met een schuldrest zitten. d. De overheid kan: subsidie of premie geven bij de aankoop van een woning. de overdrachtsbelasting verlagen. hypotheekrenteaftrek voor de lage inkomens vergroten.

12 Hoofdstuk 4 Loonvorming in de praktijk 4.1 a. Peter werkt 8,5 0,5 = 8 uur per dag. Hij verdient dan 8 3 = 24 per dag. Dat is (24 21,99)/21,99 100% = 9,1% boven het minimumjeugdloon van een 16-jarige. b. (21,99/34,5) 100 = 63,74. c. Om een minimale levensstandaard te garanderen. 4.2 a. 38% van de werknemers in de bouwsector is vakbondslid. b. De organisatiegraad in de bouw is veel hoger. Dus hebben bouwvakkers meer deskundige bijstand en kunnen ze gemakkelijker een vuist maken, bijvoorbeeld door te staken. De schoonmakers kunnen moeilijker gezamenlijk optreden omdat hun organisatiegraad lager is. c. Eigen mening. 4.3 a. De cel linksonder: als anderen wel contributie betalen en Peter niet dan heeft hij daar het meeste profijt van ( 25). Hij betaalt niet terwijl toch een hoger loon tot stand komt omdat alle andere werknemers wel lid worden van een vakbond = 25 voordeel. b. 0. De cel rechtsonder. Niemand betaalt contributie; er zijn geen kosten maar ook geen hoger loon. c. Als Peter ervan uitgaat dat anderen lid worden van een vakbond kan hij beter geen lid worden. Dan heeft hij het meeste profijt. Dit zie je in de cel linksonder, daar is 25 voor Peter de hoogste uitkomst want als hij wel lid wordt is de opbrengst maar 10 (zie cel linksboven). d. Als Peter ervan uitgaat dat anderen geen lid worden van een vakbond, kan hij dat beter ook niet doen. Dit zie je in de cel rechtsonder, daar is 0 voor Peter de hoogste uitkomst want als hij wel lid wordt is zijn opbrengst - 15 (zie cel rechtsboven). e. Peter zal geen lid worden van de vakbond. Wat anderen ook doen, geen lid worden levert hem steeds de hoogste opbrengst. f. Als iedereen zijn eigen belang nastreeft, komt er geen vakbond. Dat is nadelig voor iedereen (cel rechtsonder met 0). Door samen te werken, komt er wel een vakbond wat voordelig is (cel linksboven met 10). 4.4 a. Als bij collectieve dwang de opbrengst van het lidmaatschap in de vorm van meer loon hoger is dan de contributie zijn de werknemers beter af. b. Loon- en inkomstenbelasting opleggen, zorgverzekering verplicht stellen, verkeersregels instellen, verplichte WA-verzekering, etc. c. Vakbondsleden worden minder snel aangenomen omdat ze voor de werkgever duurder zijn dan niet-vakbondsleden. Ook zullen vakbondsleden mogelijk eerder gaan staken.

13 d. Betere beloning van vakbondsleden kan extra leden opleveren waardoor de macht van de vakbond groter wordt. 4.5 a. (45 40)/40 100% = 12,5%. b. (3 2,50)/2,50 100% = 20%. c. 1. Voor 40 zakgeld kon ze eerst 40/2,5 = 16 tijdschriften kopen. Nu kan ze voor 45 nog maar 45/3 = 15 tijdschriften kopen. Marleen kan één tijdschrift minder kopen. 2. Haar koopkracht is met 1/16 100% = 6,25% gedaald. 4.6 a. (100/100) 100 = 100. b. (112,5/120) 100 = 93,75. c. 93, = -6,25% dus met 6,25% gedaald. 4.7 (106/103) 100 = 102,91. Zijn reëel inkomen is 2,91% gestegen. 4.8 a. 1,5%. b. 3,8 1,5 = 2,3%. c. Koopkracht neemt toe want de lonen stijgen in procenten meer dan de prijzen % want 102/ = 100. De koopkracht van het loon blijft gelijk a. 50/40 = 1,25. b. 1) 55/42 = 1,31. 2) 52,50/44 = 1,19. 3) 52,50/42 = 1,25. c. Als het loon in procenten meer stijgt dan de arbeidsproductiviteit (105/98) 100 = 107,14. De loonkosten per product stijgen met 7,14% a. In 2004 en b. (A) IC Loonkosten 2002 = 100 1,01 1,045 = 105,5 5,5. Of: 3,5 + 0,5 + 1,5 = 5,5. (B) IC Arbeidsproductiviteit 2003 = (104,3/102,6) 100 = 101,7 1,7. (C) IC Loonkosten per product 2000 = (105,1/102,6) 100 = 102,4 2,4. (D) IC Loonkosten per product 2004 = (103,5/104,3) 100 = 99,2-0,8. (E) IC Loonkosten per product 2005 = (101,5/102,1) 100 = 99,4-0, a. Mensen die ouder zijn, hebben meer mogelijkheden gehad om carrière te maken. b. Werknemers bij de overheid zijn hoger opgeleid en ze zijn gemiddeld ouder dan werknemers in de particuliere sector. c. Nee, de leerling heeft niet gelijk. Het gegeven dat werknemers met alleen een basisopleiding een even hoog uurloon hebben dan werknemers met een mavo-

14 opleiding ligt aan het feit dat de werknemers met alleen basisonderwijs gemiddeld vijf jaar ouder zijn. d. 1. Op lagere leeftijd zijn er nog nauwelijks verschillen in de uurlonen van mannen en vrouwen. 2. Vrouwen werken veel meer in deeltijd dan mannen. Werknemers met een volledige baan verdienen 1,5 keer zoveel als mensen met een (kleine) deeltijdbaan Voor een laag loon willen mensen minder snel gevaarlijk werk doen. Er is dan te weinig aanbod van arbeid. Pas bij een hoger loon zijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in evenwicht Leraar havo/vwo G Rector F Minimumloon E Topman Nuon D Minister-president C Medisch specialist B Vuilnisman A a. Hier is meeliftersgedrag mogelijk: het wijkcentrum is voor iedereen, maar of je iets geeft aan de collecte en hoeveel je geeft, is geheel vrij. Dus als jij niets geeft (je lift mee) en de anderen wel dan wordt het wijkcentrum toch wel opgeknapt. b. Hier is meeliftersgedrag niet mogelijk: iedereen moet contributie betalen. c. Hierbij is meeliftersgedrag goed mogelijk. Een leerling die er niets voor gedaan heeft en daardoor geen bijdrage levert aan het resultaat profiteert wel van de bijdragen van de anderen a. De regeling is anoniem en vrijwillig. Free-ridergedrag wordt op geen enkele manier bestraft. b. De free riders worden nu bekend. Om te voorkomen dat ze als profiteurs worden beschouwd, zal een aantal betalen maar niet iedereen. c. Als je niet betaalt, mag je niet meedoen met de barbecue. Leerlingen zijn het daar mee eens.

15 Hoofdstuk 5 Loonvorming in theorie 5.1 a. Marijke, Peter en Carlijn. b. Marijke, Peter, Carlijn, Murat, Nienke en Aishe Als L = 2 dan worden er gevraagd: Qv = = 6 jongeren. Als L = 2 dan bieden zich Qa = 2 jongeren zich aan. 5.4 Qa = 7 jongeren bieden zich aan en Qv = = 1 jongere wordt gevraagd. 5.5 a. Zie de Qa-lijn in de grafiek. b. Er zullen zich meer verpleegkundigen aanbieden op de arbeidsmarkt. Vrouwen die thuis voor de kinderen zorgen zullen het bij een hoger loon aantrekkelijker vinden om te gaan werken.

16 c. Het gaat dan om de keuze tussen arbeid en vrije tijd. Als het loon stijgt, kun je hetzelfde verdienen met minder werken en meer vrije tijd hebben. d. Beneden Bij een bruto jaarloon van is het aanbod nul. Het loon moet meer dan zijn, willen verpleegkundigen zich aanbieden op de arbeidsmarkt. e. Zie de Qv-lijn in de grafiek. f. Als het loon stijgt, daalt de vraag naar arbeid. g. Het aanbod is en de vraag is h. Qa = = Qv = =

17 i. Qa = Qv 2L = -L L + L = L = L = /3 = j/k Qa = = a. Zie de stippellijn Qv1 in de grafiek van opdracht 5.5 e. b. Bij elk loon worden nu = verpleegkundigen meer gevraagd dan in de uitgangssituatie. c. Qa = Qv 2L = -L L + L = L = L = /3 = L invullen in Qa of Qv = arbeidsjaren. d. Bij dit loon bieden zich alle verpleegkundigen aan die gevraagd worden, dus is er geen werkloosheid. 5.7 Zie de stippellijn Qv2 in de grafiek van opdracht 5.5 e. 5.8 Het evenwichtsloon zal dan toenemen. Het snijpunt van de nieuwe aanbodlijn en de oorspronkelijke vraaglijn komt hoger te liggen. 5.9 a. Qa = Qv 0,1L 1 = -0,3L + 9 0,4L = 10 L = 10/0,4 = 25 dus per arbeidsjaar. b. Zie de Qa-lijn en de Qv-lijn in de figuur. c. Zie het gearceerde driehoekje in de figuur. d = 5 dus is het maximale werkgeverssurplus e. Op het gedeelte van de aanbodlijn voorbij het evenwichtsloon. Deze aanbieders zijn pas bereid arbeid te leveren als het loon hoger wordt dan per jaar.

18 5.10 De individuele aanbieder op een markt van volledige mededinging heeft geen enkele invloed op de prijs. Bij de gegeven marktprijs kan hij alleen bepalen hoeveel hij aanbiedt. Hij past dus de aangeboden hoeveelheid aan de prijs aan a. Qa = Qv -0,45P + 90 = 0,25P ,7P = 14 P = 20 ( 1.000) = b. Qv = -0,45P , Qv = 78,75 ( ) = personen. c. Qa = 0,25P , Qa = 82,25 ( ) = personen. d. Qa Qv = a. De woningbouwvereniging kan op korte termijn geen woningen bijbouwen, dus kan het aanbod niet veranderen ongeacht de huur die ze zouden vragen. b. Bij een huurprijs van 500 willen huurders een woning hebben. Het aanbod is woningen. Dus zullen er 750 mensen op een de wachtlijst staan.

19 c. Zie grafiek. C = consumentensurplus. P = producentensurplus. d. Het totale surplus blijft gelijk. Het vierkant ABDE wordt van producentensurplus consumentensurplus. e. Een meer marktconform huurbeleid betekent dat de prijs (de hoogte van de huur) sterker door vraag en aanbod worden bepaald zodat de huurprijs dichter bij de evenwichtsprijs komt te liggen. f. Nee. Bij een huurprijs van 600 zullen nog huurders een woning willen. Het aanbod blijft 1.500, dus zullen nog 500 mensen op de wachtlijst staan. g. Zie grafiek. h. Nee. Bij de vastgestelde prijs van 500 is de vraag woningen en het aanbod De wachtlijst bevat nog 250 huurders. i. Bij een huurprijs van 600. Bij die prijs zijn vraag en aanbod even groot. j. De vraaglijn. Een aantal huurders zal dan niet meer in de binnenstad willen wonen en een woning aan de rand van de stad huren. De vraaglijn naar huurwoningen in de binnenstad verschuift naar links Het product is homogeen, want voor de vragers zijn de tomaten allemaal van dezelfde kwaliteit. Er zijn veel vragers. De markt is transparant, want de aangeboden hoeveelheid is bekend. Vragers kunnen zelf besluiten of ze de tomaten kopen of niet. De veiling voldoet dus aan alle vier de kenmerken van volkomen concurrentie.

20 Hoofdstuk 6 Werkloosheid 6.1 a. 8,4% = % = (72.000/8,4) 100 = jongeren. b. 18,5% van = 0, = Dat is een toename van = jongeren. c. ( /72.000) 100% = 120,2%. 6.2 (304/7.714) 100% = 3,9%. 6.3 Niet werkloos. Arthur is niet direct beschikbaar wegens zijn 5 havo-opleiding. 6.4 a = personen. b = personen. c. Land A. Hier is de werkloosheid kortdurend omdat werkzoekenden gemakkelijk worden aangenomen en ontslagen. 6.5 Een bedrijf zal eerder een werkloze aannemen als het deze als werknemer ook weer gemakkelijk kan ontslaan als hij overbodig wordt of niet goed bevalt. 6.6 a ,9525 0,995 = 568,64 miljard. b. 8 miljoen 0,095 = personen. c. De krimp van de wereldhandel waardoor onze export daalt. 6.7 conjuncturele situatie bezettingsgraad arbeidsmarkt werkloosheid hoogconjunctuur hoog krap laag laagconjunctuur laag ruim hoog 6.8 a. (425/500) 100% = 85%. b. Een dalende bezettingsgraad betekent dat de vraag naar arbeid afneemt. Er wordt minder geproduceerd en daardoor zijn er minder werknemers nodig. 6.9 a. Hoogconjunctuur in de jaren 1994 tot 2000: werkloosheidspercentage daalt terwijl het aantal vacatures stijgt. b. 1993: 7,7% = werklozen. 2005: 6,6% = werklozen. c. In tijden van hoogconjunctuur is er veel vraag naar uitzendpersoneel. Zodra het minder gaat met de economie worden uitzendkrachten het eerst naar huis gestuurd Dalende lonen leiden tot minder koopkracht waardoor de bestedingen van de consumenten zullen dalen. Daardoor is er nog meer vraaguitval.

21 6.11 a. Qa = Qv 0,2L 2 = -0,2L ,2L + 0,2L = ,4L = 12 L = 12/0,4 = 30 dus b. Zie grafiek. c. Qv = -0,2L + 10 Qv = -0, Qv = = 4 dus 4 miljoen arbeidsjaren. d. (4 miljoen )/200 miljard 100% = 80%. e. 4 miljoen (1665/1332) = 5 miljoen personen. f. 0,2L 2 = -0,2L + 9 0,4L = 11 L = 11/0,4 = 27,5 dus ( )/ % = 8,3%: de lonen moeten met 8,3% dalen. g. Zie grafiek 6.2 (stippellijn). h. Qv = -0,2L + 9 Qv = -0, Qv = 3 Qa = 0,2L 2 Qa = 0, Qa = 6 2 Qa = 4. Qa Qv = 4 3 = 1 dus 1 miljoen arbeidsjaren. i. Zie grafiek.

22 6.12 a. De werkgelegenheid groeit 21 jaar met 2,3% per jaar, dus is de totale groeifactor 1, = 1,612. Dat is een groei van 61,2%. b. De werkgelegenheid daalt 21 jaar met 0,8% per jaar, dus is de totale groeifactor 0, = 0,845. De werkgelegenheid in de industrie excl. olie is gedaald met 15,5% a. 10% 7 miljoen = b. 7,5% 7 miljoen = c. Bij hoogconjunctuur is de creatie van banen groter dan de destructie van banen. Bij laagconjunctuur is de destructie van banen groter dan de creatie van banen. d. Bij hoogconjunctuur is er sprake van netto groei van de werkgelegenheid. Bij laagconjunctuur is er sprake van netto verlies van werkgelegenheid a. Frictiewerkloosheid en structurele werkloosheid. b. Structurele veranderingen in de economie (inkrimpen van de werkgelegenheid in bepaalde sectoren) en regionale verschillen. c. In Groningen is de vraag naar docenten Frans groter dan het aanbod. Hierdoor stijgt het loon in Groningen. In Limburg is het aanbod van docenten Frans groter dan de vraag. Hierdoor daalt het loon. d. Bij een grotere arbeidsmobiliteit verhuizen werkloze docenten Frans van Limburg naar Groningen waar een grote vraag is naar docenten Frans. Hierdoor daalt de natuurlijke werkloosheid in Limburg. e. Als de arbeidsbemiddelaar, het uwv werkbedrijf, op de hoogte is van alle wensen van werkgevers en werklozen dan kunnen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten a. De werkgevers vragen 4 miljoen arbeidskrachten bij een minimumloon van 40. b. Toename arbeidsaanbod = 9 6 = 3 miljoen. c. Afname werkgelegenheid = 6 4 = 2 miljoen. d. Werkloosheid = 9 4 = 5 miljoen. e. Het werknemerssurplus neemt toe met BCTS en het neemt af met CDE. f. DET Door scholing stijgt de arbeidsproductiviteit waardoor de werknemer eerder rendabel is voor de werkgever Structuurwerkloosheid. 2. Structuurwerkloosheid. 3. Conjunctuurwerkloosheid. 4. Frictiewerkloosheid. 5. Conjunctuurwerkloosheid.

23 6.18 Loon bestedingen productie werkgelegenheid (vraag naar arbeid) werkloosheid a. Veel machines en gebouwen zijn nog onbenut, dus zullen bedrijven daarin niet investeren. b. Door dalende bestedingen daalt de productie en daalt ook de vraag naar arbeid. c. Als de overheid meer geld uitgeeft aan onderwijs of wegenbouw zijn er meer leraren en bouwvakkers nodig a. 0,1P 0,5 = -0,05P + 2,5 0,15P = 3 P = 20 eurocent ( 0,20). Qa = 0,1P 0,5 0,1 20 0,5 = 1,5 miljoen liter. Is ook Qv. b. Zie grafiek, de Qa- en Qv-lijn. c. Door de prijsverhoging stijgt het aanbod en daalt de vraag. Dit resulteert in een aanbodoverschot. d. Qa = -0,5 + 0,1P -0,5 + 0,1 30 = 2,5 miljoen liter. Qv = 2,5 0,05P 2,5 0,05 30 = 1 miljoen liter. Qa Qv = 2,5 1 = 1,5 miljoen liter. Het aanbodoverschot is 1,5 miljoen liter. e. 1,5 miljoen 0,30 = f. Zie grafiek, het gearceerde blok rechtsonder. g. 1 = onjuist, 2 = onjuist, 3 = juist.

24

25

26

27

28

Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen.

Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen. Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd? 1.1 Geld verdienen om leuke spullen te kunnen kopen of voetballen. 1.2 a. (1377 1778)/1778 100% = -22,55% dus 22,6% minder per jaar. b. 2.288/48 = 47,7 uur per week. c.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m 1.12. Dit boekje elke les meenemen! 6 1.13 t/m 1.20 2.1 t/m 2.

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m 1.12. Dit boekje elke les meenemen! 6 1.13 t/m 1.20 2.1 t/m 2. Werkboek Werk Ver 2 Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m 1.12 Dit boekje elke les meenemen! 6 1.13 t/m 1.20 2.1 t/m 2.9 7 2.10 t/m 2.14 Afmaken beleggen Inleveren handelingsdeel bij docent

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk

Samenvatting Economie Werk Samenvatting Economie Werk Samenvatting door R. 2199 woorden 23 maart 2014 6,7 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Welvart = de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Economie hoofdstuk 1:

Economie hoofdstuk 1: Samenvatting door een scholier 3074 woorden 23 oktober 2011 5,8 33 keer beoordeeld Vak Economie Economie hoofdstuk 1: De meesten mensen moeten een inkomen verdienen en om daar aan te komen moeten ze meestal

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Wat kun je verwachten?

Wat kun je verwachten? Economie V5 Economie 2 3 Wat kun je verwachten? Urenverdeling V5: 3 uur per week V6: 3 uur per week Overhoringen Minimaal 2 overhoringen per periode (weging varieert) Weging Proefwerk: 3-4x (in april:

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wat houdt het arbeidsvolume in? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving

Nadere informatie

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken. Samenvatting door een scholier 1221 woorden 5 januari 2004 5,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 4: werk, werk, werk 4.1 Het aanbod van arbeid Beroepsbevolking: het aantal mensen

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli 2015 9 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Arbeidsmarkt is een abstracte markt waar vragers naar arbeid (werkgevers, zelfstandigen,

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het Samenvatting door C. 2040 woorden 29 mei 2016 4 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Arbeidsmarkt H.1 Een verkenning van de arbeidsmarkt Op de arbeidsmarkt ontmoeten vraag

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 1 Nog niet zo lang geleden had je als boer te maken met een melkquotum. Een melkquotum betekent dat je een maximale hoeveelheid

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid = mensen Door werkgevers: bedrijven en overheid Werkgelegenheid Hoe lager het loon, hoe groter de vraag naar arbeid Aanbod van arbeid: beroepsbevolking (iedereen tussen de

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Samenvatting Werk & Werkloosheid

Samenvatting Werk & Werkloosheid Samenvatting door Guusje 1600 woorden 13 januari 2018 7,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Werk & Werkloosheid H1 De welvaart wordt bepaald door hoe goed je behoeften met de beschikbare

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo 2010 - I

Eindexamen economie vwo 2010 - I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

De beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werkelozen. aantal inactieven i/a-ratio = - x 100 aantal actieven

De beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werkelozen. aantal inactieven i/a-ratio = - x 100 aantal actieven Samenvatting door een scholier 1702 woorden 21 maart 2016 7,3 55 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Door deeltijdarbeid is er een verschil tussen de werkgelegenheid/werkloosheid uitgedrukt

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

Aanpassingen lesbrieven havo

Aanpassingen lesbrieven havo Aanpassingen lesbrieven havo 2012-2013 Lesbrief Vervoer blz. 5, na 5 e regel onder foto:..is aangesloten bij TCA. Toevoegen: Vanwege het grote marktaandeel mag TCA de marktleider genoemd worden. blz. 5,

Nadere informatie

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven. Boekverslag door Een scholier 1354 woorden 17 december 2002 7.6 26 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie PW Hoofdstuk 4 4.1 Beroepsbevolking: Het aantal mensen tussen 15 en 65 jaar, dat

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1948 woorden 17 november 2009 7,2 12 keer beoordeeld Vak Economie Economie, arbeidsmarkt PTA 2 Hoofdstuk 1; De arbeidsmarkt op. 1.1 op

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: =

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: = Hoofdstuk 1 Rekenen 1.1 a. Bij het afronden van 5,45 op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma. Dat is een 4, dus moet je naar beneden afronden. 5,45 wordt dan een 5. b. De docent

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. HET GROTE ONDERNEMERSSPEL 1 B 2 A 3 maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste berekening: Loonkosten in twee jaar:

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag: Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei 2004 6,1 123 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdvraag: Wat is de relatie tussen jongeren, arbeid en geld? Deelvragen: 1. Hoeveel jongeren werken?

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vergemakkelijken van het ontslaan

Nadere informatie

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart 2003 7,2 8 keer beoordeeld Vak Economie 1 Veel jongeren kiezen voor een baantje naast school. Ook hebben veel jongeren vakantiewerk. Ze verdienen niet

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1 Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari 2016 5,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode H4 4.1 Mensen hebben verschillende motieven om te werken. Behalve om geld te verdienen, werken

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari 2006 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Arbeidsmarkt 1: Het Aanbod van Arbeid Het aanbod bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 64

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

economie havo 2015-II

economie havo 2015-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) verkoopmarkt bij (2) monopolistische

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop.

Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop. Hoofdstuk 1 Een verkenning van de arbeidsmarkt 1.1 Ze zijn intelligent en overal en flexibel inzetbaar. Jongeren zijn goedkoop. 1.2 Scholieren krijgen lagere lonen en worden alleen opgeroepen als er veel

Nadere informatie

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? VRAAG & AANBOD WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? De vraag naar een product kan bepaald worden door: Ø Een toe of afname van de bevolking Ø Een toe of afname van het inkomen Ø Een toe of afname behoeften

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 van het aanbod van arbeid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat

Nadere informatie

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december 2010 4,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 4.1 het aanbod van arbeid Arbeid is een productiefactor. De arbeidsmarkt is de abstracte

Nadere informatie

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Nadere informatie

UIT loonruimte en AIQ v1.1

UIT loonruimte en AIQ v1.1 Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 ja De prijselasticiteit

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

drs. J.P.M. Blaas vwo economie Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018

drs. J.P.M. Blaas vwo economie Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 2017 2018 drs. J.P.M. Blaas vwo economie Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 vwo economie Voorwoord Met deze examenbundel kun je je goed voorbereiden op het schoolexamen en het centraal examen

Nadere informatie