Concept. Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland (Periode 1 januari december 2012)

Transcriptie

1 Concept Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland 2012 (Periode 1 januari december 2012) De rapportage richt zich op het in beeld brengen van de belangrijkste veiligheidscijfers in relatie tot het gevoerde veiligheidsbeleid zoals dat is vastgelegd voor de periode in het Regionale Veiligheidsplan. Maart 2013

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 3 Conclusies... 4 Hoofdstuk 1 Overkoepelende doelstellingen... 7 Hoofdstuk 2 Prioriteiten RVP Doelstellingen Top 600 en High Impact-delicten Doelstelling geweld Doelstellingen jeugd Doelstellingen veelplegers Doelstellingen huiselijk geweld Doelstellingen discriminatie Doelstellingen zeden en mensenhandel Zedenmisdrijven Mensenhandel Doelstellingen zware criminaliteit, fraude en witwassen Aandachtsgebieden Geografische gebieden Openbaar Vervoer Taxi s Bijlage 1 - Politiecijfers Bijlage 2 Veiligheidsindex Amsterdam Bijlage 3 Veiligheidsindex Amstelland Bijlage 4 Definities Bijlage 5 - Bronnen

3 Inleiding Doelstelling Voor u ligt de Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland De rapportage richt zich op het in beeld brengen van de belangrijkste veiligheidscijfers in relatie tot het gevoerde veiligheidsbeleid. Het gaat daarbij om het beleid zoals dat is vastgelegd voor de periode in het Regionale Veiligheidsplan. In de Regionale Veiligheidsrapportage gaat het vooral om het monitoren van de hoofddoelstellingen van het veiligheidsbeleid. In de rapportage vinden geen interpretaties van gevonden resultaten plaats. Informatiebronnen De Regionale Veiligheidsrapportage stoelt op de volgende informatiebronnen: verschillende informatiesystemen van de politie: HKS (omvang van de doelgroepen), X- Pol / BVH (opgenomen aangiften, misdrijven en incidenten), NSA (meldingen die bij de politie binnenkomen betreffende overlast/criminaliteit) de Veiligheidsmonitor (bevolkingsonderzoeken) Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt nagegaan in hoeverre de overkoepelende hoofddoelstellingen van het regionale veiligheidsbeleid zich ontwikkelen. Hoofdstuk 2 behandelt negen prioriteiten van het RVP waaronder top600, (huiselijk) geweld, discriminatie en aandachtsgebieden. Per prioriteit worden de doelstellingen en de feitelijke ontwikkeling weergegeven. Een aantal feitelijke ontwikkelingen is voorzien van een gekleurd kader. Een groen kader betekent dat de de doelstelling gehaald is, een rood kader dat deze (nog) niet gehaald is. Een grijs kader betekent dat er geen informatie ten aanzien van de doelstelling voor handen is. In de bijlagen zijn de gebruikte politiecijfers, veiligheidsindexcijfers, definties en bronnen te vinden. De belangrijkste conclusies staan aan het begin van de rapportage. Verandering: van aangiften naar misdrijven Met ingang van deze rapportage is een belangrijke verandering de keuze om de resultaten te volgen middels het aantal misdrijven en niet meer middels het aantal aangiften zoals voorheen gebeurde. Deze keuze is een gevolg van de komst van de Nationale Politie. De politiecijfers in de gemeentelijke tabellen (bijlage 1) zijn met ingang van deze rapportage weergegeven in misdrijven volgens de landelijke definitie. De doelstelling woninginbraak is veranderd van aangiften in misdrijven omdat de monitoring gebaseerd is op een percentage. De doelstellingen huiselijk geweld, geweld in het (semi)publieke domein en discriminatie zijn op dit moment nog niet in misdrijven te volgen en blijven gemonitord aan de hand van aangiften. 3

4 Conclusies In de Regionale Veiligheidsrapportage 2012 wordt gerapporteerd over de gezamenlijke doelstellingen van gemeenten, regiopolitie en Openbaar Ministerie zoals vastgesteld in het Regionale Veiligheidsplan Over de ontwikkeling van de veiligheid kunnen in relatie tot de geformuleerde doelstellingen en in de bijlage vermelde politiecijfers de volgende conclusies worden getrokken: 1. De overkoepelende doelstelling van het Regionale College is tot en met 2014 als volgt verwoord: het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid in de regio door het verminderen van criminaliteit en overlast. Om dit te bereiken dient de Amsterdamse objectieve index zich in periode te bewegen tussen 76 en 72. Eind 2012 staat de Amsterdamse objectieve index op 70 en is daarmee verbeterd t.o.v (74). De Amstellandse objectieve index dient zich te bewegen tussen 48 en 42. Eind 2012 stond deze op 41, drie punten verbeterd t.o.v (44). Bij de subjectieve veiligheid gaat bijzondere aandacht uit naar de buurtproblemen en naar vermijding. In Amsterdam is de buurtproblemenindex vrijwel gelijk gebleven (60 in 2011 en 59 eind 2012) en voldoet hiermee aan de gestelde score tussen 62 en 55. De buurtproblemenindex voor de Amstellandgemeenten is gelijk gebleven t.o.v. 2011: 39 en voldoet hiermee aan de doelstelling om rond de 41 punten te stabiliseren. Het element vermijding is zowel voor Amsterdam als Amstelland vrijwel gelijk gebleven (1 punt gedaald t.o.v. 2011) en voldoet aan de gestelde doelstelling. 2. De aanpak Top600 ligt op schema: er zijn tot 13 januari 2013 in totaal 601 basisdossiers en 481 plannen van aanpak opgesteld. Hiermee is 81% van de huidige Top600 in control. 3. De High Impact delicten laten vergeleken met 2011 het volgende beeld zien: - Het aantal misdrijven diefstal/inbraak woning in de regio is in 2012 met 5% gestegen; In Amstelveen (-25%), Ouder-Amstel (-22%) en Diemen (-20%) is diefstal/inbraak woning afgenomen. In Amsterdam (+9%), Aalsmeer (+38) en Uithoorn (+27%) is dit misdrijf toegenomen - Het aantal misdrijven straatroof is in de regio toegenomen (4%); Met uitzondering van Diemen (-39%) en Aalsmeer (-20%) is de toename in de andere gemeenten waarneembaar. - het aantal misdrijven overval op woning en ondernemer is in totaal met 95 (-28%) gedaald. In vergelijking met 2008 is er sprake van een daling van meer dan 50%. - Het aantal aangiften in het (semi-)publieke domein van bedreiging, mishandeling en openlijke geweldpleging (exclusief huiselijk geweld) is in 2012 met 5% afgenomen. Alleen in Ouder-Amstel (+32%) en Uithoorn (+18%) is het aantal aangiften gestegen. 4. Het misdrijf zakkenrollerij is van alle misdrijven in de regio met 34% (bijna 2300 misdrijven) het meest toegenomen vergeleken met Ten opzichte van 2011: is in Amstelveen de diefstal uit/vanaf en van (motor)voertuigen en winkeldiefstal (+22%) in 2012 fors toegenomen; nemen in Aalsmeer de misdrijfcijfers over de gehele linie af; vormt diefstal/inbraak woning hierop een uitzondering (+38%); zijn in Uithoorn vooral de meldingen jeugdoverlast (+56%) in 2012 gestegen. 4

5 6. De doelstellingen met betrekking tot afname van recidive bij de jeugd in de regio worden gedeeltelijk gehaald. Het percentage recidivisten van minderjarige first offenders en lichtcriminelen voldoen aan de gestelde doelstellingen. Het aantal jeugdgroepen in de regio is sinds 2011 met 4 afgenomen tot 27. Het aantal hinderlijke jeugdgroepen daalde van 17 in 2011 naar 13 eind Het aantal overlastgevende groepen nam met één toe tot 12 en het aantal criminele groepen nam met één af tot 2 eind De afgelopen twee jaar is het aantal zeer actieve veelplegers in de regio beperkt afgenomen: 457 in augustus 2010 en 447 in augustus In 2012 zijn in de regio 315 huisverboden opgelegd, dit is ruim boven het gestelde doel van Het aantal binnengekomen meldingen discriminatie bij het Meldpunt MDRA in 2012 ligt met boven het gemiddelde van 960 in 2009/2010. De beoogde verhouding van 60% tussen het aantal aangiften ten opzichte van het aantal geregistreerde incidenten blijft met een realisatie van 51% nog achter. 10. Het aantal overlastmeldingen in de regio van/door jeugd en van/door persoon is afgenomen met respectievelijk 5% en 14% vergeleken met Het percentage ervaren jeugdoverlast is sinds 2010 met 2,5% afgenomen naar 17,3%. 11. De resultaten qua aandachtsgebieden zijn als volgt: - Van de buurtcombinaties in Centrum die extra aandacht krijgen is de objectieve index t.o.v voor de Burgwallen-Oude Zijde (-11) en de Grachtengordel- Zuid (-5) verbeterd, voor de Burgwallen-Nieuwe Zijde verslechterd (+6) en voor de Weteringschans (+1) vrijwel gelijk gebleven. - De aandachtsgebieden in Zuidoost, namelijk de H-Buurt in Bijlmer Centrum (-1), Bijlmer-Oost (-21) en Holendrechtbuurt (-18) voldoen eind 2012 aan de doelstellingen tav de objectieve index. Holendrechtbuurt is de enige buurt die ook subjectief aan de geformuleerde doelstelling voldoet met een daling van 23% tov De H-buurt zit met 10% halverwege de doelstelling om in 2014 een daling van 20% op de subjectieve index te hebben bereikt tov Bijlmer Oost is de enige buurt die (met 11%) gestegen is tov 2010 terwijl een daling van 10% wordt beoogd in Van de aandachtsgebieden in Nieuw-West (Slotervaart, Overtoomse Veld, Osdorp Oost, Slotermeer Noordoost, Slotermeer Zuidwest en Westlandgracht) valt op dat de objectieve index voor al deze gebieden is verbeterd tov Desondanks voldoen Westlandgracht en Slotermeer Noordoost nog niet aan de doelstellingen. Vergeleken met 2011 is Slotermeer Noordoost zelfs objectief verslechterd (+11). Voor wat betreft de subjectieve index voldoet alleen Osdorp Oost aan de gestelde daling. De andere gebieden hebben met uitzondering van Slotermeer Zuidwest wel een dalende subjectieve index vergeleken met 2009, maar de daling is nog niet sterk genoeg. Wanneer de subjectieve index voor deze gebieden vergeleken wordt met 2011dan stijgt deze voor Westlandgracht (+7) en Slotermeer Zuidwest (+17). - In West is de doelstelling om de objectieven en subjectieve veiligheid van de aandachtsgebieden Erasmusparkbuurt, de Hoofdweg e.o. en de Van Galenbuurt richting het stedelijk gemiddelde te brengen. Eind 2012 voldoet alleen de Erasmusparkbuurt aan deze doelstelling. De Hoofdwegbuurt e.o. laat echter 5

6 zowel met de feitelijke cijfers als de subjectieve index een forse verbetering zien ten opzichte van In Noord is het aantal overlastgevende groepen verminderd van 3 naar 0 en zijn de hinderlijke en criminele jeugdgroepen in Volewijck onveranderd gebleven ten opzichte van Het percentage buurtbewoners dat vindt dat jeugdoverlast met voorrang moet worden aangepakt is met 2% afgenomen. Het percentage bewoners dat in 2012 vindt dat rommel op straat (31%) en te hard rijden (17%) met voorrang moeten worden aangepakt, is met respectievelijk 9% en 2% toegenomen vergeleken met In Oost zijn de meldingen jeugdoverlast voor de Transvaalbuurt (van 153 in 2009 naar 31 eind 2012) en IJburg (van 194 in 2009 naar 74 eind 2012) fors gedaald. De meldingen drugs/drankoverlast 1 voor de Transvaalbuurt zijn met 77% afgenomen vergeleken met Voor de Indische Buurt West zijn de objectieve index (-10) en de subjectieve index (-21) verbeterd vergeleken met De doelstelling tav van de subjectieve index is hiermee behaald. - Het aantal geregistreerde misdrijven straatroof voor Diemen Zuid en Bergwijkpark bij de politie in de gemeente Diemen is gedaald van 38 in 2009 naar 17 in De politie registreert deze meldingen niet meer als zodanig. Het aantal is dankzij een speciale rekenmethode door O+S ten behoeve van de Veiligheidsindex tot stand gekomen. 6

7 Hoofdstuk 1 Overkoepelende doelstellingen Inzet op de prioriteiten en daarbij gestelde doelen dienen bij te dragen aan de overkoepelende ambitie van het Regionaal College, te weten: Verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid in de regio door het verminderen van criminaliteit en overlast. Doelstelling objectieve index Amsterdam: Een objectieve index die zich in de periode beweegt tussen 76 en 72. Feitelijke ontwikkeling: de objectieve index was 74 in 2011 en is 70 eind Figuur 1 Amsterdamse objectieve veiligheidsindex objectieve index inbraak diefstal geweld overlast vandalisme verkeer drugs Doelstelling objectieve index Amstelland-gemeenten: Een objectieve index die zich beweegt tussen 48 en 42. Feitelijke ontwikkeling: de objectieve index was 44 in 2011 en is 41 eind

8 Figuur 2 Amstelland-gemeenten objectieve veiligheidsindex objectieve index inbraak diefstal geweld overlast vandalisme verkeer drugs Doelstelling subjectieve index Amsterdam: Element buurtproblemen kende in 2010 een score van 62, voor 2014 wordt een score tussen 62 en 55 als doel gesteld. Feitelijke ontwikkeling: de subjectieve index element buurtproblemen was 60 in 2011 en is 59 eind Element vermijding kende in 2010 een score van 79, voor 2014 wordt een score tussen 79 en 73 als doel gesteld. Feitelijke ontwikkeling: de subjectieve index element vermijding was 76 in 2011 en is 75 eind Figuur 3 Amsterdamse subjectieve veiligheidsindex subjectieve index vermijding onveiligheidsbeleving buurtproblemen

9 Doelstelling subjectieve index Amstelland-gemeenten: Element buurtproblemen kende in 2010 een score van 41 doel is dit de komende jaren te stabiliseren. Feitelijke ontwikkeling: de subjectieve index element buurtproblemen was 39 in 2011 en is 39 eind Element vermijding kende in 2010 een score van 62. Het doel is dit de komende jaren te stabiliseren. Feitelijke ontwikkeling: de subjectieve index element vermijding was 59 in 2011 en is 58 eind Figuur 4 Amstelland-gemeenten subjectieve veiligheidsindex subjectieve index vermijding onveiligheidsbeleving buurtproblemen

10 Hoofdstuk 2 Prioriteiten RVP Doelstellingen Top 600 en High Impact-delicten 1) De overheid is in 2012 in scope en in control over de Top600 2) Terugdringen van de high impact criminaliteit in de regio door een persoonsgerichte aanpak op de Top600 3) Gedragsverandering op individueel niveau bij de Top600 Feitelijke ontwikkeling doelstelling 1: De aanpak Top600 ligt op schema: er zijn tot 13 januari 2013 in totaal 601 basisdossiers opgesteld. Ieder half jaar wordt opnieuw beoordeeld of personen nog aan de criteria voldoen. Hierdoor stroomt een deel uit (die niet meer voldoen aan de criteria) en stromen nieuwe personen in. De meest recente update dateert van oktober 2012 en bevat 595 personen. Van deze Top600-lijst is van 493 personen een basisdossier opgemaakt. Van de overige 102 personen zal in de eerste maanden van 2013 een basisdossier worden opgemaakt. Van de huidige lijst zijn tot 13 januari plannen van aanpak opgesteld en in uitvoering. Het grootste deel (81%) van de huidige Top600 is daarmee in control. Feitelijke ontwikkeling doelstelling 2 en 3: Op dit moment vinden analyses plaats van de eerste resultaten. De eerste uitspraken hierover zijn pas medio 2013 mogelijk. In de eerstvolgende regionale veiligheidsrapportage zullen cijfers op doelstellingen 2 en 3 kunnen worden toegevoegd. Daarbij valt te denken aan recidivecijfers van de Top600 op HIC-delicten, resultaten van aangeboden zorgtrajecten en trajecten van Dienst Werk en Inkomen. Woninginbraken Daling van de misdrijven 2 en terug te brengen naar maximaal misdrijven in 2014 (-18% ten opzichte van 2010: 6.992). Feitelijke ontwikkeling: het aantal misdrijven diefstal/inbraak woning bedroeg over geheel en is stabiel gebleven ten opzichte van Ten opzichte van 2011 is het aantal woninginbraken 5% gestegen. 2 In verband met de overgang van aangiften naar misdrijven zijn de cijfers herberekend. Het percentage is gelijk gebleven. 10

11 Figuur 5 Misdrijven diefstal/inbraak woning in de regio Misdrijven diefstal/inbraak woning Doelstelling geweld Afname van het aantal aangiften in het (semi-)publieke domein van bedreiging, mishandeling en openlijke geweldpleging (exclusief huiselijk geweld) met 5% eind 2014 t.o.v. eind Feitelijke ontwikkeling: het aantal aangiften was in 2010: en is over heel 2012: (-4%) Figuur 6 Aangiften geweld exclusief huiselijk geweld in de regio Geweld (excl. HG)

12 2.3 Doelstellingen jeugd 1) Afname van recidive (gedefinieerd als instroom dan wel doorstroom) in de regio naar: 10 % bij de minderjarige first offenders (was 15% op peildatum 1 januari 2010); 25 % bij de minderjarige lichtcriminelen (was 26% op peildatum 1 januari 2010); 35 % bij de potentiële jeugdige veelplegers (was 40% op peildatum 1 januari 2010); 40 % bij de harde kern jongeren (inclusief minderjarige HKJ) (was 47% op peildatum 1 januari 2010). Feitelijke ontwikkeling op peilmoment augustus 2012: de recidive van de groep minderjarige first offenders is 8%; de recidive van de groep minderjarige lichtcriminelen is 21%; de recidive van de groep potentiële jeugdige veelplegers 37%; de recidive van de groep harde kern (inclusief minderjarige HKJ) jeugd is 41%. 2) Afname van het aantal aangiften van bedreiging, mishandeling en openlijke geweldpleging in het (semi-)publieke domein (dus exclusief huiselijk geweld) met 5% eind 2014 t.o.v. eind 2010, waarbij een verdachte is betrokken uit de leeftijdscategorie of jaar. Feitelijke ontwikkeling: Verschil tov jaar % jaar % 3) Afname van het totale aantal jeugdgroepen in gemeente Amsterdam met 20% en in de Amstellandgemeenten met 10% ten opzichte van het peiljaar Daarbij wordt in beeld gebracht welke groepen nieuw zijn en welke groepen zijn opgehouden te bestaan. Feitelijke ontwikkeling: Per december 2012 is het aantal jeugdgroepen (23) met 28% afgenomen in Amsterdam tov 2010 (was 32 groepen). Voor Amstelland zijn de jeugdgroepen met 50% afgenomen van 8 in 2010 naar 4 eind december Vergeleken met de vorige periode (RVR ): - is ten aanzien van de criminele groepen niets veranderd; - zijn er vier overlastgevende groepen verdwenen en drie nieuwe overlastgevende groepen bijgekomen. Negen groepen zijn onveranderd; - zijn er vier hinderelijke groepen verdwenen en drie nieuwe hinderlijke jeugdgroepen bijgekomen. Tien groepen zijn onveranderd. 4) Ombuiging van de opgaande trend in door bewoners ervaren jeugdoverlast (dit is het percentage inwoners van de regio dat vaak jeugdoverlast ervaart, gemeten in bevolkingsonderzoek) en daling van het aantal overlastmeldingen jeugd met 10% ten opzichte van Feitelijke ontwikkeling: De door bewoners ervaren jeugdoverlast bedroeg eind december 2012: 17,3 %. Dit was 19,7% eind Het aantal meldingen jeugdoverlast is met 15% afgenomen van in 2010 naar eind december Uithoorn heeft in 2012 te maken met een toename van de meldingen jeugdoverlast (+56%) tov

13 2.4 Doelstellingen veelplegers 1) Toename van het aantal (zeer actieve) veelplegers (peildatum ) dat een stabiele mix heeft van huisvesting, inkomen en zorg tot 75% op Feitelijke ontwikkeling: De afgelopen tijd is er aandacht besteed aan het invullen van het registratiesysteem maar dit blijkt nog incompleet te zijn. Adequate cijfers worden in mei 2013 verwacht. Op peildatum 30 juni 2012 hadden tenminste 104 van de 453 zeer actieve veelplegers (23%) actueel contact met het DWI (uitkering of dagbesteding) of verbleven in maatschappelijke opvang. Voor deze personen is de stabiele mix deels ingevuld. 2) Deze groep heeft minder politiecontacten en/of pleegt minder ernstige feiten, in vergelijking met de periode dat zij nog niet in deze stabiele mix zaten (gemeten binnen een jaar tijd). Feitelijke ontwikkeling: Vanwege de doorlooptijd is er (nog) geen informatie beschikbaar. 3) Minimaal 50% van de zeer actieve veelplegers met een ISD-maatregel pleegt minder ernstige feiten dan voor de ISD-maatregel, gerekend binnen een jaar na het beëindigen van de maatregel. Feitelijke ontwikkeling: Gegevens over ZAV ers met een ISD maatregel zijn opgevraagd bij politie en DJI. In de volgende rapportage zal hierover bericht worden. 4) Eind 2014 is het aantal meldingen overlast van/door persoon afgenomen met 10% ten opzichte van eind 2010 (4.312 meldingen). Feitelijke ontwikkeling: eind 2012 bedroeg het aantal meldingen overlast van/door persoon Dit is een afname van 9% ten opzichte van Doelstellingen huiselijk geweld 1) Het bewerkstelligen van rond de 240 huisverboden in de gehele regio per jaar. Feitelijke ontwikkeling: Opgelegde huisverboden in 2012 Gemeente Amsterdam 267 Gemeente Amstelveen 22 Gemeente Aalsmeer 9 Gemeente Diemen 5 Gemeente Ouder Amstel 6 Gemeente Uithoorn 6 Totaal 315 2) Het aantal aangiften ten opzichte van het aantal incidenten huiselijk geweld is minimaal 30%. Feitelijke ontwikkeling: Het aantal aangiften was eind december Dit is 27% van het aantal incidenten dat eind december bedroeg. Dit is 2% minder dan In 2011 toen het 29% bedroeg. 13

14 3) Het percentage recidivisten 3 (per 2010:15,1.% 4 ) onder de verdachtenpopulatie daalt in de periode tot het streefcijfer van 10%. Feitelijke ontwikkeling: Eind 2012 bedroeg het percentage recidivisten 14,7%. Eind 2011 was dit 17,2%. 4) Maximale inspanning om ook tot vervolging over te gaan. Feitelijke ontwikkeling: Bij het parket Amsterdam heeft een herstructurering van de teams plaatsgevonden. Huiselijk geweld zaken stromen sinds 1 januari 2013 via twee verschillende routes in. Zaken waarin een first offender (zonder justitiële documentatie) verdachte is en die eenvoudig van aard zijn komen bij de afdeling ZSM binnen. Na aanhouding van de verdachte beslist OM, samen met politie en reclassering zo snel, slim, selectief, simpel en samenlevingsgericht (ZSM) mogelijk over het afdoeningstraject. Indien mogelijk wordt direct een afdoeningsbeslissing genomen. De persoon krijgt dan of wel een dagvaarding of een voorwaardelijk sepot en een afspraak voor een intakegesprek bij de reclassering mee als hij wordt heengezonden. Zo wordt in zaken waarin dat mogelijk is snel gehandeld en een justitieel kader geschapen waarbinnen d.m.v. drang en dwang hulpverlening aan (het systeem van) de dader kan worden gegeven. Zaken waarin sprake is van ernstiger geweld of recidivisten worden voorgeleid in het PGA-team (persoonsgebonden aanpak team) zodat beter op maat gestraft kan worden, na advies van de reclassering. 2.6 Doelstellingen discriminatie 1) Een toename van het aantal meldingen bij MDRA in de regio over de periode ten opzichte van het gemiddelde (960) over de jaren 2009 en Feitelijke ontwikkeling: Eind 2012 bedroeg het totaal aantal meldingen in de regio ) Stijging van het aantal aangiften ten opzichte van het aantal bij de politie geregistreerde incidenten naar 60%. Feitelijke ontwikkeling: Het aantal aangiften bedroeg eind 2012: 265. Het aantal incidenten was 518. Het aantal aangiften tov geregistreerde incidenten is 51%. Dit is 1% minder vergeleken met eind Doelstellingen zeden en mensenhandel Zedenmisdrijven 1) Gezien de ernstige aantasting van de persoonlijke integriteit als gevolg van een seksueel misdrijf vindt bij elke melding een informatief gesprek door de politie plaats en wordt er naar gestreefd om na iedere aangifte een opsporingsonderzoek te starten (conform de diverse aanwijzingen van het College van Procureurs-Generaal). Feitelijke ontwikkeling: De delictsoorten zedenmisdrijven verkrachting, aanranding en seksueel misbruik van kinderen vormen het grootste aandeel binnen het totale aantal 3 Met recidivist wordt bedoeld een persoon die in de laatste 12 maanden meer dan een keer voorkomt als verdachte van huiselijk geweld in BVH. 4 Dit cijfer was 13,5% maar is herberekend en in de RVR aangepast. 14

15 zedendelicten. In onderstaande grafiek is te zien in hoeveel gevallen in 2012 bij bureau Zedenpolitie melding is gedaan van voornoemde zedenmisdrijven. Figuur 7 Aantal Zedenmisdrijven 2012 Zedenmisdrijven Verkrachting Aanranding Seks. Misbr 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec tot aangifte Verkrachting % = 67 Aanranding %=142 Seks. Misbr % = 31 Gezien de ernstige aantasting van de persoonlijke integriteit als gevolg van een seksueel misdrijf, vindt bij elke melding hiervan een informatief gesprek door de politie plaats, dat als doel heeft een beeld te vormen van het plaatsgevonden misdrijf en het slachtoffer voor te lichten over de procedure die volgt op een eventuele aangifte en de kans op slagen van de vervolging. Daarnaast schrijven de aanwijzingen van het College van Procureurs-Generaal voor dat op elke aangifte een opsporingsonderzoek volgt. In 30 tot 40% van de gevallen waarin melding van een sexueel misdrijf wordt gedaan is dit ook gevolgd door een aangifte. Dit cijfer fluctueert per delictsoort (zie grafiek). Iedere opgenomen aangifte is gevolgd door een opsporingsonderzoek. 2) Het zoveel mogelijk bevorderen van een stijging van de meldings- en aangiftebereidheid bij seksueel geweld. De subdriehoek zeden beslist na afronding van verdiepende onderzoeken naar seksueel geweld in de stadsdelen West en Zuidoost over de prioritering en fasering van de uitvoering van de aanbevelingen uit deze onderzoeken. Het gaat hierbij ook om het benoemen van de inspanningen per partner. Feitelijke ontwikkeling: Naar aanleiding van bovenstaande onderzoeken is het Uitvoeringsplan Aanpak Seksueel Geweld Amsterdam opgesteld. In dit plan worden maatregelen en initiatieven genoemd om seksueel geweld tegen te gaan. In het kader van deze rapportage worden met name genoemd: Het onderzoek van de GGD naar aangiftebereidheid, waardoor meer inzicht moet ontstaan in de motieven voor het wel of niet doen van aangifte; 15

16 Het verbeteren van de hulpverlening aan slachtoffers door hen (1) begeleiding in de hulpverlening (adequaat en passend hulpaanbod) aan te bieden door middel van een zorgcoördinator en (2) een onderzoek te doen naar de haalbaarheid en wenselijkheid van een Centrum Seksueel Geweld in Amsterdam. Doel van het uitvoeringsplan is ook om de aanpak van seksueel geweld verder te intensiveren en meer samenhang aan te brengen tussen bestaande en nieuwe interventies op dit terrein. Door het uitvoeringsplan neemt de gemeente (DWZS) tevens haar rol als regisseur in de ketenaanpak. Het BOJZ&V heeft in december 2012 ingestemd met het uitvoeringsplan. Vervolgens heeft het College van B&W in januari 2013 ingestemd en is gestart met de uitvoering. 3) Vanaf mei 2011 wordt door gemeente, politie en OM een bijdrage geleverd aan de pilot Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen (pilot BIJ) van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Als doelstelling van de pilot BIJ is geformuleerd: het verbeteren van de informatiepositie van de burgemeester bij de terugkeer van zware gewelds- en zedendelinquenten in de samenleving. Dit teneinde het handelingsperspectief van de burgemeesters in het kader van hun verantwoordelijkheid bij het voorkomen van verstoringen in de openbare orde te verbeteren. Feitelijke ontwikkeling: De aan de gemeente verstrekte meldingen worden geïnventariseerd en door informatiespecialisten van de politie aangevuld en tot een rapport verwerkt. Deze rapporten worden besproken in het maandelijkse casusoverleg waaraan vaste vertegenwoordigers van de Directie Openbare Orde en Veiligheid, bureau Zedenpolitie, OM, GGD, reclassering en Directie Juridische Zaken deelnemen. In het geval een zedendelinquent terugkeert in de maatschappij, draagt Bureau Zedenpolitie zorg voor de rapportage. In het casusoverleg wordt een afgewogen oordeel gevormd over al dan niet te treffen maatregelen om eventuele maatschappelijke onrust te voorkomen dan wel te beteugelen. Het gaat telkens om maatwerk. In 2011 heeft Amsterdam 13 BIJ meldingen van zedendelinquenten ontvangen en in meldingen. Daarnaast zijn zedendelinquenten besproken die op andere wijze ter kennis van het casusoverleg zijn gekomen, maar waar ook het gevaar van maatschappelijke onrust aanwezig was. In individuele gevallen zijn stappen gezet om onrust te voorkomen. In geen enkel geval is van meer dan geringe onrust sprake geweest. In 2012 heeft het Rijk de pilot BIJ geëvalueerd. De G4 heeft een aantal verbeterpunten aangedragen. De verwachting is dat de pilot in 2013 omgezet wordt in een reguliere informatiestroom. 4) Gesteund door het Landelijk Verbeterprogramma Kinderpornografie wordt blijvend geïnvesteerd in de aanpak en bestrijding van kinderpornografie. Hierbij ligt de focus op het doorrechercheren (van downloader naar uploader) naar de producenten en vinden van de slachtoffers van kinderpornografie. Eveneens zal, zoals eerder genoemd, door middel van een barrièremodel getracht worden de verspreiding van kinderporno te voorkomen. Feitelijke ontwikkeling: Het team Kinderporno van bureau Zedenpolitie werkt vanaf 1 augustus 2012 onder landelijke aansturing en is voor wat betreft zowel personele bezetting als benodigde computerhard- en software volledig ingericht naar de 16

17 landelijk vastgestelde norm voor iedere eenheid. Er is extra werkruimte ingericht ten einde de specifieke taken die behoren bij het beoordelen van kinderpornografie, zo optimaal mogelijk uit te kunnen voeren. Het OM heeft sinds januari 2012 de capaciteit thema kinderporno verhoogd. Een landelijk OM-cluster kinderporno en kindersekstoerisme richt zich op de (door)ontwikkeling van kennis en expertise, de landelijke weging en sturing van zaken, de opvang van de stijgende instroom aan zaken en implementatie van de programmatische aanpak. In 2012 zijn 65 zaken/meldingen afgehandeld waarbij 35 verdachten bij justitie zijn gebracht. Figuur 8 Aantal Kinderpornozaken 2012 Kinderporno Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Om de landelijke voorraad van kinderpornozaken te doen afnemen is in 22 gevallen, soms voor langere tijd, bijstand verleend aan kinderpornoteams van andere regio s. Dit past in de landelijke ontwikkelingen en komt voort uit een centraal wegings- en sturingsmodel dat specifiek van toepassing is op de Kinderporno teams. 5) De samenwerking tussen de verschillende hulpverleningsinstanties en politie zal worden verbeterd en geïntensiveerd, zoals de commissie Gunning adviseert. Er komt één centraal coördinatiepunt dat zorg draagt voor een juiste afhandeling en opvolging van signalen van kindermisbruik door (vrijwillige) beroepskrachten. Feitelijke ontwikkeling: Het Extern Gemeentelijk Casusoverleg (EGC) is inmiddels opgestart. De projectleider Seksuele Kindermishandeling vertegenwoordigt in dit overleg bureau Zedenpolitie. Tweewekelijks vindt het EGC plaats en indien de urgentie van een melding dit verlangt, vaker. Alle deelnemende partijen kunnen casussen aanleveren. In 2012 zijn er 32 zaken in het EGC besproken. In een aantal zaken is hierna nader onderzoek ingesteld door bureau Zedenpolitie. Tijdens dit overleg worden alle lopende zaken besproken en worden acties uitgezet om de zaken af te ronden. Indien er spoedgevallen zijn informeren de deelnemers van het overleg elkaar en wordt er tussentijds en snel actie ondernomen. De samenwerking tussen de deelnemers aan het casusoverleg is goed ondanks het feit dat iedereen vaak vanuit een andere invalshoek de zaken benadert. Er is weinig tot geen verschil van mening en het is nog niet nodig gebleken dat er in een zaak 17

18 opgeschaald moest worden naar de stuurgroep. Het OM neemt, naast de EGCpartners, deel aan de Stuurgroep. 6) Er wordt een brede aanpak van (mogelijke) daders van seksueel kindermisbruik ontwikkeld, ook op advies van de Commissie Gunning. Het doel van deze aanpak is misbruik voorkomen en vervolgen. Feitelijke ontwikkeling: Het ambtswoninggesprek over seksueel kindermisbruik dat op 8 november 2011 heeft plaatsgevonden, heeft geleid tot het formuleren van zeven interventies die lokaal inzetbaar zijn bij de aanpak van seksueel misbruik van kinderen. Deze interventies zijn verwerkt in het Plan van aanpak seksueel kindermisbruik, preventieprogramma plegers. Daarnaast zijn er in het plan van aanpak relevante ontwikkelingen op strafrechtelijk gebied en op landelijk niveau genoemd. Het plan van aanpak is in april 2012 vastgesteld door de Driehoek, op 31 mei 2012 is het in de Commissie AZ behandeld en is gestart met de uitvoering van het plan van aanpak Mensenhandel Het begrip mensenhandel wordt beperkt tot de (gedwongen) prostitutie. 1) Het toezicht op en de handhaving van de (il)legale prostitutiebranche wordt geïntensiveerd door de inzet van gemeentelijke toezichthouders naast de zedencontroleurs van de politie. Feitelijke ontwikkeling: De inzet van de gemeentelijk toezichthouders is wederom geevalueerd en met name de samenwerking tussen politie en toezichthouders is nog niet optimaal te noemen. Voor 2013 is het de bedoeling dat het aantal gemeentelijk controleurs naar 8 zal gaan groeien. Zij zullen naast de binnenstad, ook de ramen gaan controleren op de Ruysdaelkade. Door Team mensenhandel is in 2012 geinvesteerd in de controle van de niet vergunde prostitutie naar aanleiding van advertenties op internet. Er zijn 12 avonden gepland waarop deze controles zijn uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in 45 controles waarvoor 45 bestuurlijke rapportages/doorzon pvb s zijn opgemaakt. 2) Amsterdam en de Amstelland-gemeenten kennen een vergunningplicht voor escortbureaus. De zedenpolitie voert jaarlijks 25 controles uit in de escortbranche. De komende jaren zullen deze controles van vergunde en onvergunde escortbureaus worden voortgezet. Feitelijke ontwikkeling: Een aantal Amstelland-gemeenten kent nog geen vergunningplicht voor escortbureaus. De politie is aangewezen als toezichthouder in Amsterdam en Diemen, echter niet in de gemeenten Amstelveen, Ouder Amstel, Uithoorn, Aalsmeer. De 25 controles per jaar op de escort bedrijven, in nauwe samenwerking met het Bestuur zijn in 2011 gehaald. In het eerste half jaar van 2012 heeft het Team Mensenhandel 3 avonden gepland voor de controle op de escortbranche. Hierbij zijn 18 bedrijven zowel vergund als niet vergund, gecontroleerd in samenwerking met de medewerkers van de afdeling Vergunningen van stadsdeelcentrum. Deze controles zijn ook in de 2 e helft van 2012 voortgezet. In totaal zijn 5 avonden besteed aan dergelijke 18

19 acties waarbij de samenwerking met het Bestuur bijzonder goed te noemen is. 3) Inspanningsverplichting richting het Rijk dat er een landelijke regeling voor escortbedrijven komt waarbij voorzien wordt in adequate mogelijkheden voor toezicht en handhaving in deze branche. Feitelijke ontwikkeling: De Wet Regulering van prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche voorziet in een landelijke vergunningplicht voor escortbedrijven. De Eerste Kamer heeft deze wet, waar op 6 november 2012 over gestemd zou worden, terugverwezen naar de Minister. 4) Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche omvat onder andere een verhoging van de minimumleeftijd van prostituees naar 21 jaar en een registratieplicht voor prostituees. De implementatie van de wet zal geschieden in nauwe samenwerking tussen de verschillende (driehoeks)partners. Hiervoor wordt een Plan van Aanpak opgesteld dat in het eerste kwartaal van 2012 gereed zal zijn. Daarnaast worden er jaarlijks afspraken gemaakt over het aantal uit te voeren onderzoeken en controles. Feitelijke ontwikkeling: De inwerkingtreding van de Wet Regulering Prostitutie is op dit moment nog niet duidelijk. De genoemde termijn van juli 2012 gaat waarschijnlijk niet gehaald worden. De implementatie is daarom ook nog niet duidelijk, Momenteel wordt in nauw overleg met bestuur, OM en politie een Nota Prostitutie uitgewerkt waarin de verantwoordelijkheden en de rollen van de verschillende partners nader worden beschreven. De wet is eind 2012 door de 1 e Kamer terugverwezen naar de Minister. Het Bestuur heeft hierna de nota prostitutiebeleid aangepast. 5) Een nog nader vast te stellen aantal grote mensenhandelonderzoeken over de gehele RVP periode met een doorlooptijd van 6 maanden tot 1 jaar (2). Feitelijke ontwikkeling: Zie punt 6. 6) Een nog nader per jaar vast te stellen aantal middelgrote (doorlooptijd 3-6 maanden) en kleinere (doorlooptijd 3-4 weken)mensenhandelonderzoeken (16). Feitelijke ontwikkeling: Voor wat betreft het aantal mensenhandel onderzoeken op lange, middellange en korte termijn, zijn de gestelde doelen in 2011 gehaald. De verwachting is dat ook de doelstellingen van 2012 worden gehaald. In 2012 wordt door het korps geïnvesteerd om de info huishouding te verbeteren wat zal genereren in meer projectvoorstellen en de aanpak van eventueel criminele samenwerkingsverbanden. Dat houdt weer verband met de gestelde doelen over het aantal onderzoeken. Het Team Mensenhandel heeft in 2011 circa 110 onderzoeken gedraaid en daarbij 26 verdachten aangehouden, 107 vrouwen in de B9 gebracht. In 2012 heeft het Team Mensenhandel de volgende resultaten geboekt: Er zijn 83 signalen mensenhandel doorgegeven aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Er zijn 35 mogelijke slachtoffers van mensenhandel in de B9 procedure gebracht. In 2012 heeft Team mensenhandel 124 zaken onderzocht waarin aangiftes zijn opgenomen van slachtoffers van mensenhandel. Van deze 124 zaken 19

20 zijn 26 projectmatige onderzoeken. Deze projectmatige onderzoeken kenmerken zich door een langere doorlooptijd en de inzet van Bijzondere Opsporings Middelen. In totaal zijn in verdachten aangehouden door het Team mensenhandel waarna deze zijn voorgeleid aan de Officier van Justitie. Daarbij werd gebruik gemaakt van 20 telefoontaps. Buiten de 124 zaken zijn verder nog 71 losstaande onderzoeken verricht en is 573 manuren assistentie verleend aan andere onderzoeksteams. In 11 zaken staat de verdachte nog gesignaleerd. 7) Minimaal 2 en maximaal 8 informatiegestuurde prostitutiecontroles per bedrijf of raam in postcodegebied 1012 per jaar door zowel politiecontroleurs als gemeentelijke toezichthouders; Feitelijke ontwikkeling: Zowel politiecontroleurs als gemeentelijke toezichthouders hebben de gestelde aantallen prostitutiecontroles gehaald. In 2012 heeft het Team mensenhandel de 17 clubs elk 6 maal gecontroleerd, dit leverde 4 rapportages op. De escortbranche is conform afspraak 5 avonden in samenwerking met het Bestuur gecontroleerd. Door het prostitutiecontoleteam in de binnenstad zijn de ramen gecontroleerd in het Wallen- en Singelgebied. Het Singelgebied is 4 maal gecontroleerd. Het gebied SintAnne en Ouderkerksplein zijn eveneens 4 maal gecontroleerd. De rest van het Wallengebied (Oudezijds met aangrenzende straten) is nagenoeg allemaal 4 maal gecontroleerd. Niet alles is te verifieeren vanwege een storing in SHOP/HiS. Daarnaast zijn er het afgelopen jaar wat verschuivingen van bordelen geweest alsmede (tijdelijke) sluitingen van bordelen, waardoor sommige bordelen niet 4 maal gecontroleerd konden worden. 8) 25 zogenaamde hotelkamer-escortcontroles per jaar onder regie van bureau Zedenpolitie. Feitelijke ontwikkeling: Zie eerdere toelichting. Samenwerkingsinspanning: Om de bestrijding van mensenhandel sterker vorm te geven zal een intensievere samenwerking op het gebied van de informatiehuishouding plaatsvinden, enerzijds binnen de politieorganisatie tussen bureau zedenpolitie en bureau Vreemdelingenpolitie en Team Mensenhandel en anderzijds binnen de gemeentelijke organisatie, het OM, de Belastingdienst en andere RIEC-partners. Daar waar mogelijk zal informatie-uitwisseling geïntensiveerd worden. Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) speelt hierbij een faciliterende rol. Feitelijke ontwikkeling: De ontwikkelingen op gebied van verbeterde informatiehuishouding zijn in de eerste 6 maanden van 2012 gecontinueerd. Het Team Mensenhandel is uitgebreid met een tweede analist. Er is een intensieve informatiestroom op gang gekomen vanuit de Kamer van Koophandel. De bestaande overlegvormen met ketenpartners in de handhavingstaak zijn in de 2 e helft van 2012 gecontinueerd. Maandelijks vindt casusoverleg plaats (door politie, OM, bestuur, Belastingdienst) over misstanden in de vergunde en onvergunde branche in Amsterdam. Deze 20

21 casusoverleggen worden voorgezeten door de Ketenregisseur Misstanden Prostitutie (gepositioneerd bij het bestuur). Het OM, de politie en het bestuur ondersteunen op professionele wijze vanuit de eigen taakopvatting het slachtoffer in het uitoefenen van haar/zijn rechten. Gezamenlijk staan zij voor: - een correcte en persoonlijke bejegening, waaronder het bieden van praktische, emotionele en juridische ondersteuning; - het zo spoedig mogelijk verstrekken van duidelijke en relevante informatie; - het regelen van passende opvang en zorg; - het zoveel mogelijk benutten van de mogelijkheid tot schaderegeling in het kader van de afhandeling van de strafzaak. Feitelijke ontwikkeling: Door personeel van Team Mensenhandel zijn in 2012 conform de aanwijzingen mensenhandel van het college van pg s, door daartoe gecertificeerde opsporingsambtenaren, in totaal aan 78 personen de B9 status verleend. Door de Vreemdelingenpolitie is dat bij 16 personen gebeurd, dus in totaal 94 maal. De bestaande overlegvormen en samenwerkingsverbanden met de ketenpartners in de zorg zijn gecontinueerd. De opvangcapaciteit in Amsterdam voor slachtoffers van mensenhandel is in 2012 uitgebreid naar in totaal 41 opvangplaatsen. Naast de 14 plaatsen die door de gemeente Amsterdam betaald worden, zijn in juni 2012 de 20 plaatsen uit de pilot van het ministerie van Veiligheid & Justitie gecontinueerd en met nog eens 7 plaatsen uitgebreid. Daarnaast worden vanuit het ACM (Amsterdams Cöordinatiepunt Mensenhandel) circa 50 cliënten buiten de opvang ambulant begeleid. Deze begeleiding bestaat uit maatschappelijk werk, woonbegeleiding en psychosociale ondersteuning vanuit Equator. Hiermee is de opvang van slachtoffers mensenhandel in het ACM de grootste van Nederland. 2.8 Doelstellingen zware criminaliteit, fraude en witwassen Om te komen tot een totaal overzicht van de problematiek en omvang van fraude pleit Bureau Financiële Economische Recherche (BFER) in diverse gremia voor een landelijk centraal fraudepunt, waar de meldingen/ aangiften uit den lande verzameld en geanalyseerd worden om zo tot een compleet en eenduidig beeld te komen. Het afnemen van het crimineel profijt (hetzij strafrechtelijk hetzij fiscaal) vormt een van de belangrijkste pijlers bij de aanpak van de zware criminaliteit in deze RVP-periode. Er wordt geïnvesteerd in de versterking van de strafrechtketen gericht op het afpakken van crimineel vermogen. Hierbij wordt door de regio (geïnitieerd vanuit en onder regie van Bureau Financiële Economische Recherche) aansluiting gezocht bij/ deelgenomen aan het landelijk ketenprogramma Afpakken. Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Amsterdam Amstelland Voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid en kunnen investeren in de reguliere economie. De gemeenten in de regio Amsterdam-Amstelland, de politie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst werken daartoe samen in de geïntegreerde aanpak (methode Emergo), alsmede in de verdere ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak. 21

22 Feitelijke ontwikkeling: a) Binnen het RIEC is het fenomeen 1% motorclubs opgepakt. In het gezamenlijk plan van aanpak zijn interventies opgesteld. Binnen de RIEC-werkgroep 1% motorclubs wordt nader uitvoering gegeven aan het integrale plan. b) In juni zijn de eerste schreden gezet voor de clusters mensenhandel en witwassen. Trekkers hiervan zijn respectievelijk OM en de belastingdienst. c) De werkgroep woonfraude is op 1 oktober 2012 ondergebracht bij het RIEC Amsterdam-Amstelland. Trekker is de Dienst WZS van de gemeente Amsterdam, d) De Bibob analyse en expertisegroep valt sinds 1 oktober 2012 onder het RIEC AA. Trekker hiervan is het Van Traa-team van de Directie OOV. Zodra de wijziging van de Wet Bibob begin 2013 van kracht wordt zal de mogelijkheid tot informatiedeling tussen de partners aanzienlijk worden vergroot. Binnen de genoemde clusters zijn de havens en postcodegebied 1012 bijzondere aandachtsgebieden. e) Op 1 oktober heeft de Driehoek plus Belastingdienst ingestemd met de inrichtingsplannen voor het Programmabureau RIEC AA. Het Programmabureau RIEC AA zal werken ten behoeve van het samenwerkingsverband. Het wordt voor de PIOFAH taken ondergebracht bij de Directie Openbare Orde en Veiligheid van de Gemeente Amsterdam. f) Het fenoneem Ondermijning in het havengebied is door onder meer het ketenoverleg opgepakt. Dit heeft geleid tot 7 mogelijke risico s. Een van de risico s (sleutelfiguren) is geprioriteerd en wordt begin 2013 binnen het RIEC geconcretiseerd waarbij Zwa.Cri. trekker is. Innovatie Om onder andere Co-creatie verder te ontwikkelen in een snel veranderende omgeving, is innovatie een noodzaak. Samen met Justitie en andere partners zijn er op verschillende gebieden netwerken gebouwd om barrières op te werpen in het crimineel proces. Feitelijke ontwikkeling: Het innovatieteam heeft als speciale taak, naast het oppakken van calamiteiten en het draaien van opsporingsonderzoeken, om co-creatie met goedwillende burgers/ondernemers vorm te geven. Voorbeelden van co-creatie om criminaliteit tegen te gaan zijn het sluiten van een convenant met een makelaarsorganisatie en samenwerking met de BOVAG. Doelstellingen en inspanningen Ten einde de vereiste informatiepositie te verbeteren zal, indachtig voornoemde insteek van aanpak van de zware criminaliteit, door de RVP-partners (maar nadrukkelijk samen met de belastingdienst) inspanningen moeten volgen door het doen van: 1) Integrale overheidscontroles sleutelplaatsen (10, waaronder postcodegebied 1012 ter opvolging van Emergo). Feitelijke ontwikkeling: Er zijn 6 dynamische controles gehouden op verschillende thema s. Er is een werkboek opgeleverd waarin de methode van de dynamische controle uitgebreid is beschreven met het oog op borgen. Er zijn diverse bestuurlijke rapportages opgemaakt, onder meer inzake criminele relaties bij voetbalclubs. 2) (Jaarlijks) een fenomeenonderzoek 22

23 Feitelijke ontwikkeling: Bureau Financiële Economische Recherche heeft in mei 2012 in samenwerking met De Nederlandse Bank onderzoek gedaan naar een nieuwe trend in het betalingsverkeer en middel om vermogen te verplaatsen. Dit betreft de zogenaamde DEBET-Cards welke op prepaid (anoniem) en op naam verstrekt worden door een groeiend aantal instanties. Dit hangt nauw samen met crimineel vermogen en witwassen. Een open bronnenonderzoek is inmiddels gedaan, momenteel vindt verdiepend onderzoek naar dit fenomeen plaats en wordt een theoretische verkenning/beschrijving van het fenomeen opgesteld. Tevens zijn Bureau Financiële Economische Recherche en Bureau Informatie van de Dienst Regionale Recherche in het najaar in gezamenlijkheid aanvangen met een fenomeenonderzoek naar ondergronds bankieren, daarbij ook gebruik makend van informatie/expertise hieromtrent bij partners zoals bijv. het Financieel Economisch Centrum (Belastingdienst, FIOD, DNB etc.). Het onderzoek richt zich op ondergronds bankieren faciliterend aan zware criminaliteit. Het meest relevante huidige systeem van ondergronds bankieren, mogelijke toekomstige systemen van ondergronds bankieren en huidige spelers en hun samenwerking worden in kaart gebracht. Het uiteindelijke doel is om in gezamenlijkheid met partners te komen tot efficiënte en effectieve interventiestrategieën. 3) Jaarlijks een beschrijving van een Crimineel Samenwerkingsverband (CSV) Feitelijke ontwikkeling: Onder regie van de tactische analyse van Bureau Informatie zijn 4 CSV's geinventariseerd en beschreven. 4) Opstelling Criminaliteitbeeldanalyes (CBA) (i.i.g. o.g.v. milieu) Feitelijke ontwikkeling: In september 2012 is een aanvang gemaakt met het maken van een CBA op het gebied van milieu met als thema bodem/grond. De verwachting is dat deze CBA juni 2013 zal worden opgeleverd. Het eindrapport zal de volgende kwalitatieve en beschrijvende beelden bevatten: - een beeld van de (kwetsbare) onderdelen en risico s in de bodemketen - een beschrijving van de huidige aanpak - aanbevelingen voor een effectieve aanpak In 2013 wordt een aanvang gemaakt met het vervaardigen van een strategische analyse afval. Door de toenemende welvaart is niet alleen het volume van het geproduceerde afval toegenomen, maar is er ook steeds meer schadelijker afval vrijgekomen. Door intensivering van de regelgeving is het steeds lastiger geworden om van allerlei afvalstoffen af te komen en nemen de kosten hiervan toe. Door verschillen in regelgeving tussen Europese landen ontstaan er grensoverschrijdende afvalstromen om verschillende redenen. Doordat het verwerken van afval geld kost is er een levendige markt ontstaan in afval. Uit meerdere strafrechtelijke onderzoeken van het Bureau Milieu Criminaliteit (BMC) is gebleken dat er diverse afvalstromen Nederland binnenkomen voor bewerking in Nederland of voor doorvoer. Hierbij zijn diverse misdrijven geconstateerd. Teneinde een goed zicht te krijgen in de aard en omvang van de inkomende afvalstromen is een strategische analyse noodzakelijk. 23