Concept-rekentoetswijzer 3S

Transcriptie

1 Concept-rekentoetswijzer 3S Flitsbijeenkomsten, september/oktober 2012 Jan van de Craats (vz rtwc3s)

2 Procedure Veldraadpleging:

3 Procedure Veldraadpleging: Via het internet: reacties uiterlijk 15 oktober 2012 op

4 Procedure Veldraadpleging: Via het internet: reacties uiterlijk 15 oktober 2012 op Veldraadplegingsbijeenkomst 8 oktober 2012, 17:30-20:30 uur, Regardz, Amersfoort.

5 Procedure Veldraadpleging: Via het internet: reacties uiterlijk 15 oktober 2012 op Veldraadplegingsbijeenkomst 8 oktober 2012, 17:30-20:30 uur, Regardz, Amersfoort. Zie verder

6 Procedure Veldraadpleging: Via het internet: reacties uiterlijk 15 oktober 2012 op Veldraadplegingsbijeenkomst 8 oktober 2012, 17:30-20:30 uur, Regardz, Amersfoort. Zie verder November: aanbieding eindversie rekentoetswijzer 3S aan de minister.

7 Opdracht

8 Opdracht Stel een rekentoetswijzer 3S inclusief voorbeeldopgaven op als uitgangspunt voor de rekentoets vwo. De rekentoetswijzer moet een goede vertaling zijn van het referentieniveau 3S. Zorg voor afstemming met docenten, inhoudelijk deskundigen en andere relevante partijen.

9 Opdracht Stel een rekentoetswijzer 3S inclusief voorbeeldopgaven op als uitgangspunt voor de rekentoets vwo. De rekentoetswijzer moet een goede vertaling zijn van het referentieniveau 3S. Zorg voor afstemming met docenten, inhoudelijk deskundigen en andere relevante partijen. Hieraan heeft OCW toegevoegd: Alle vwo-leerlingen doen eindexamen in wiskunde. OCW wil niet dat er onnodige overlap is tussen de rekentoets vwo en wiskunde. Daarom zullen het subdomein meetkunde en het domein verbanden geen onderdeel uitmaken van de rekentoetswijzer 3S.

10 Algemene uitgangspunten

11 Algemene uitgangspunten 1. Alle vwo-leerlingen moeten de rekentoets kunnen halen.

12 Algemene uitgangspunten 1. Alle vwo-leerlingen moeten de rekentoets kunnen halen. 2. Dit kan bereikt worden door de toets grotendeels te laten bestaan uit opgaven van een beperkt aantal welomschreven typen waarmee leerlingen uitgebreid kunnen oefenen voordat zij hun eerste officiële toetspoging doen.

13 Algemene uitgangspunten 1. Alle vwo-leerlingen moeten de rekentoets kunnen halen. 2. Dit kan bereikt worden door de toets grotendeels te laten bestaan uit opgaven van een beperkt aantal welomschreven typen waarmee leerlingen uitgebreid kunnen oefenen voordat zij hun eerste officiële toetspoging doen. 3. Leerlingen moeten door oefenen voldoende zelfvertrouwen kunnen opbouwen. Als zij voldoende hebben geoefend, mogen zij bij de toets niet voor verrassingen komen te staan.

14 Referentieniveaus (Meijerink)

15 Referentieniveaus (Meijerink) Drie referentiemomenten, bij resp. 12 jaar, 16 jaar, 18 jaar.

16 Referentieniveaus (Meijerink) Drie referentiemomenten, bij resp. 12 jaar, 16 jaar, 18 jaar. Twee sporen:

17 Referentieniveaus (Meijerink) Drie referentiemomenten, bij resp. 12 jaar, 16 jaar, 18 jaar. Twee sporen: 1F - 2F - 3F voor vmbo-mbo

18 Referentieniveaus (Meijerink) Drie referentiemomenten, bij resp. 12 jaar, 16 jaar, 18 jaar. Twee sporen: 1F - 2F - 3F voor vmbo-mbo 1S - 2S - 3S voor havo, vwo en vmbo-t

19 Referentieniveaus (Meijerink) Drie referentiemomenten, bij resp. 12 jaar, 16 jaar, 18 jaar. Twee sporen: 1F - 2F - 3F voor vmbo-mbo 1S - 2S - 3S voor havo, vwo en vmbo-t (...) in het voortgezet onderwijs [zijn] voor het rekenen twee sporen te onderscheiden met verschillende accenten, namelijk het F-spoor (fundamentele kwaliteit) van functioneel gebruiken en het S-spoor (streefkwaliteit) van formaliseren, generaliseren en abstraheren (...)

20 formaliseren, generaliseren, abstraheren wiskunde onderbouw vwo wiskunde onderbouw havo 1S 2S,3S 3F 1F 2F toepassen

21 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen

22 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord.

23 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord. Incidenteel ook meerkeuzevragen.

24 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord. Incidenteel ook meerkeuzevragen. Bij alle opgaven mag kladpapier worden gebruikt.

25 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord. Incidenteel ook meerkeuzevragen. Bij alle opgaven mag kladpapier worden gebruikt. Indeling van de toets: 1. een serie opgaven zonder context en zonder rekenmachine (ca. 30%);

26 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord. Incidenteel ook meerkeuzevragen. Bij alle opgaven mag kladpapier worden gebruikt. Indeling van de toets: 1. een serie opgaven zonder context en zonder rekenmachine (ca. 30%); 2. een serie contextopgaven zonder rekenmachine (ca. 30%);

27 Vorm van de toets en gebruik hulpmiddelen Korte opgaven, als regel open-antwoordvragen met een numeriek antwoord. Incidenteel ook meerkeuzevragen. Bij alle opgaven mag kladpapier worden gebruikt. Indeling van de toets: 1. een serie opgaven zonder context en zonder rekenmachine (ca. 30%); 2. een serie contextopgaven zonder rekenmachine (ca. 30%); 3. een serie contextopgaven met rekenmachine (ca. 40%).

28 Rekenvaardigheden

29 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden:

30 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden: gewenste rekenvaardigheden als ingangsniveau van klas 1 havo/vwo (grotendeels letterlijk ontleend aan rapport Meijerink);

31 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden: gewenste rekenvaardigheden als ingangsniveau van klas 1 havo/vwo (grotendeels letterlijk ontleend aan rapport Meijerink); domeinspecifieke rekenvaardigheden op niveau 3S;

32 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden: gewenste rekenvaardigheden als ingangsniveau van klas 1 havo/vwo (grotendeels letterlijk ontleend aan rapport Meijerink); domeinspecifieke rekenvaardigheden op niveau 3S; domeinoverstijgende algemene rekenvaardigheden.

33 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden: gewenste rekenvaardigheden als ingangsniveau van klas 1 havo/vwo (grotendeels letterlijk ontleend aan rapport Meijerink); domeinspecifieke rekenvaardigheden op niveau 3S; domeinoverstijgende algemene rekenvaardigheden. Let wel: niet alle in hoofdstuk 3 genoemde rekenvaardigheden kunnen en zullen getoetst worden in de rekentoets 3S.

34 Rekenvaardigheden Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van rekenvaardigheden: gewenste rekenvaardigheden als ingangsniveau van klas 1 havo/vwo (grotendeels letterlijk ontleend aan rapport Meijerink); domeinspecifieke rekenvaardigheden op niveau 3S; domeinoverstijgende algemene rekenvaardigheden. Let wel: niet alle in hoofdstuk 3 genoemde rekenvaardigheden kunnen en zullen getoetst worden in de rekentoets 3S. Wat getoetst zal worden, staat met voorbeeldopgaven beschreven in de hoofdstukken 4 en 5.

35 Vragen?