De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities [1]

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities [1]"

Transcriptie

1 Tijdschrift voor Insolventierecht, De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: TvI 2014/2 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. P.R.W. Schaink De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities [1] Op 19 april 2013 heeft de Hoge Raad in de zaak Koot/Tideman een buitengewoon belangrijk arrest gewezen. Kort gezegd: de reikwijdte van het begrip boedelschulden is ingeperkt en die van het begrip faillissementsschulden is uitgebreid. Het ruime toedoencriterium als ontstaansgrond voor boedelschulden geldt niet langer. Ter voorkoming van het vallen van gaten ofwel: het creëren van niet-verifieerbare vorderingen, omvat de herformulering van de faillissementsschuld nu ook een categorie schulden die pas ná faillissement ontstaat. De beruchte niet-verifieerbare Van Gelder Papier vordering (claim op bedongen beëindigingsvergoeding bij ontslag na faillissement) blijkt echter te zijn gehandhaafd. De auteur belicht de stand van zaken en houdt een pleidooi. Koot/Tideman en de voorgeschiedenis Het arrest Koot/Tideman [2] betreft een sprongcassatie waarin het draait om de vraag of de vordering van de verhuurder, bij het einde van de huurovereenkomst, tot vergoeding van schade aan het gehuurde pand schade die vóór het faillissement van de huurder is ontstaan voor de curator een boedelschuld oplevert. De curator had de huurovereenkomst opgezegd en het gehuurde leeg maar niet gerepareerd opgeleverd. Voor het standpunt dat zijn vordering een boedelschuld opleverde beriep de verhuurder zich op het arrest Circle Plastics [3]. In dat arrest ging het ook om ontruiming van het gehuurde na opzegging van de huurovereenkomst door de curator van de huurder. In het gehuurde bevond zich vijfduizend ton vervuild landbouwplastic, in feite grondstof van het failliete bedrijf dat dit materiaal tot schone plastic korrels omwerkte. De curator liet het plastic liggen. De verhuurder claimde de door hem gemaakte verwijderingskosten als boedelschuld, omdat die schuld door toedoen van de curator was ontstaan, namelijk door het opzeggen van de huurovereenkomst. De Hoge Raad sanctioneerde dit standpunt. In Koot/Tideman loopt het anders af, maar ik nodig de lezer eerst uit iets verder in het verleden te kijken. Het oordeel in Circle Plastics lag in de lijn van het ruim tien jaar daaraan voorafgaande, in de arbeidsrechtelijke sfeer gelegen arrest Frima/Blankers [4]. Dat betrof de casus van een werkgever op wie de verplichting rustte bij beëindiging van het dienstverband van een werkneemster over te gaan tot affinanciering van pensioenverplichtingen ( backservice ), ten behoeve van een zogeheten eindloonpensioen. Die verplichting was materieel gezien ontstaan door loonstijgingen tijdens het arbeidsverleden van de werkneemster, maar zij werd volgens de pensioenwetgeving pas opeisbaar bij ontslagverlening. Dat ontslag werd gegeven door de curator van de inmiddels gefailleerde werkgever. De Hoge Raad oordeelde dat de backservice een boedelschuld was, omdat zij was ontstaan door toedoen van de curator, die immers het ontslag had verleend. Op zijn beurt vormde dit oordeel weer een vervolg op het arrest De Ranitz/Ontvanger [5], waarin het draaide om belastingrechtelijke schulden. De verkoop van boedelgoederen door de curator gold als trigger voor de (wettelijke) verplichting tot terugbetaling van WIR-premie, een fiscale investeringssubsidie die de failliet vóór diens deconfiture had genoten. Voor het eerst paste de Hoge Raad hier het toedoencriterium toe als maatstaf om te beslissen dat de betalingsverplichting van de failliet een boedelschuld opleverde. De drie zojuist aangestipte arresten die aan Koot/Tideman voorafgingen hebben veel pennen in beweging gebracht. Het aantal boedelschulden zou door deze uitspraken tot onverantwoorde hoogte stijgen; gelet op de materiële ontstaansdatum van de desbetreffende schuld was er toch eerder sprake van een prefaillissementsschuld, en 1

2 leverde de door de Hoge Raad ingeslagen weg welbeschouwd een verstoring van de paritas creditorum op. Voorts: de curator heeft met zijn toedoen niet beoogd die schuld in het leven te roepen, zij is slechts het nevengevolg van een handeling die een ander doel had. De diverse standpunten van de kritische schrijvers passeren in de conclusie van A-G Wissink voor Koot/Tideman de revue. De kantonrechter stak in deze zaak zijn nek uit door te oordelen dat de vordering van de verhuurder tot schadevergoeding geen boedelschuld maar een faillissementsschuld opleverde. De grondslag hiervoor was dat de verplichting tot vergoeding van die schade, anders dan de verplichting tot oplevering van het gehuurde, al vóór de faillissementsdatum zou zijn ontstaan. De A-G ging uitgebreid in op het als weerbarstig geldende onderwerp van het ontstaansmoment van schulden, kwam uiteindelijk tot een ander oordeel dan de kantonrechter en concludeerde tot vernietiging. De nieuwe weg van de Hoge Raad De Hoge Raad laat het ontstaansmoment van de schadevergoedingsplicht in het midden en slaat een andere weg in, waarbij hij het tot dan toe ontwikkelde toedoen criterium overboord zet. De aanvangsoverweging is (r.o. 3.5) dat de schadevergoedingsvordering van de verhuurder geen boedelschuld oplevert omdat dit niet te verenigen valt met de regels van de Faillissementswet in art. 37 e.v. aangaande de wederkerige overeenkomsten. Op basis hiervan (r.o ) heeft de curator de mogelijkheid overeenkomsten niet gestand te doen en daaruit voortvloeiende verbintenissen niet na te komen; gewezen wordt in deze op het Nebula arrest [6]. Voor de wederpartij resteert dan steeds behoudens door de wet erkende redenen van voorrang een concurrente vordering. Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering (r.o ), om billijkheidsredenen, indien de gefailleerde huurder of werkgever is, waar het betreft huur of loon en premieschulden vanaf faillissementsdatum, op grond van art. 39 en 40 Fw. Deze vormen een boedelschuld. Wil de curator de huurovereenkomst of de arbeidsovereenkomst niet langer voortzetten, dan moet hij die opzeggen, met inachtneming van de daarvoor geldende termijn, om te voorkomen dat de boedelschuld oploopt. Tot die opzegging is de curator bevoegd, en door die opzegging ontstaat geen schadeplichtigheid. Bij dit laatste wijst de Hoge Raad op het nog nader te bespreken arrest Aukema/Uni-Invest. Als de curator besluit de huur- of arbeidsovereenkomst op te zeggen is dus slechts sprake van een boedelvordering met betrekking tot huur of loon en premieschulden over een beperkte periode na de faillietverklaring. De Hoge Raad vervolgt (r.o ) met de overweging dat in dit stelsel niet past: dat, indien de curator in het belang van de boedel de huur beëindigt, de schadevergoedingsverplichting die in verband met de huurbeëindiging ontstaat, een boedelschuld is op de enkele grond dat zij is ontstaan als gevolg van een rechtshandeling en dus door toedoen van de curator. Daarmee zou immers een uitzondering worden gemaakt op de hoofdregel dat indien de curator in het belang van de boedel geen uitvoering geeft aan een door de gefailleerde voor de faillietverklaring aangegane overeenkomst, slechts een concurrente vordering voor de wederpartij resteert, en op het aan die regel ten grondslag liggende beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers. Voor die uitzondering valt in de Faillissementswet geen rechtvaardiging of grond te vinden. Van een boedelschuld is daarom geen sprake. Vervolgens gaat de Hoge Raad (r.o ) over tot herdefiniëring althans aanscherping van het begrip boedelschuld: Op grond van die wet [bedoeld is de Faillissementswet] zijn boedelschulden slechts die schulden die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel hetzij ingevolge de wet, hetzij omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan, hetzij omdat zij een gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. Onder het aangaan van een schuld door de curator in deze zin is te verstaan dat de curator deze schuld op zich neemt bij een rechtshandeling, doordat zijn wil daarop is gericht (art. 3:33 en 35 BW). In de daarna volgende rechtsoverwegingen (r.o ) komt de Hoge Raad tot een uitbreiding van het begrip faillissementsschulden (die op de voet van art. 26 Fw bij de curator ter verificatie moeten worden ingediend), en geeft hij voorts een nog iets verdere uitwerking aan het nieuwe begrip boedelschuld: Vorderingen die een boedelschuld opleveren, moeten worden onderscheiden van vorderingen op de 2

3 schuldenaar, met het oog op de voldoening waarvan de vereffening van de boedel plaatsvindt. Vorderingen die voortvloeien uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding met de schuldenaar en die geen boedelschuld opleveren op de hiervoor in vermelde gronden, behoren tot de bedoelde vorderingen op de schuldenaar, ook als ze pas tijdens het faillissement ontstaan, zoals onder meer blijkt uit art. 37 en 37a Fw en de op art. 37 Fw gegeven toelichting (Van der Feltz I, p. 409). Opmerking verdient dat uit het hiervoor in vermelde uitgangspunt van de Faillissementswet dat het faillissement geen invloed heeft op de wederkerige overeenkomsten, volgt dat de curator niet bevoegd is om overeenkomsten op te zeggen, tenzij de wet of de overeenkomst hem (of de schuldenaar) daartoe bevoegd maakt. Zegt de curator onbevoegd een overeenkomst op, dan is de verplichting tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade een boedelschuld, omdat hij dan in strijd handelt met een door hem na te leven verbintenis. Daarmee valt op een lijn te stellen het geval dat de curator wel bevoegd is tot opzegging van een overeenkomst, maar alleen tegen betaling van een schadeloosstelling in verband met die beëindiging. Op basis van een en ander merkt de Hoge Raad de door de verhuurder gevorderde schadevergoeding als een faillissementsschuld aan. Hij meldt voorts in expliciete bewoordingen terug te komen op de arresten De Ranitz/Ontvanger, Frima/Blankers en Circle Plastics, naar aanleiding van de in de literatuur op het toedoen criterium geuite kritiek. In een laatste opmerking zegt de Hoge Raad nog, voor de goede orde, [7] dat de ontruimingsverplichting als zodanig, met betrekking tot het gehuurde, op de curator in zijn hoedanigheid rust en derhalve een boedelschuld is. Arbeidsrechtelijke relevantie Als een onderneming failleert geniet het personeel, even afgezien van de narigheid wegens baanverlies, in zekere zin de status van driedubbel geprivilegieerde faillissementscrediteur, in het bijzonder wanneer men die vergelijkt met de positie van de handelscrediteuren. Ten eerste is de vordering van de werknemer ten titel van vóór faillissementsdatum nog verschuldigd salaris cum annexis bevoorrecht krachtens art. 3:288 sub e BW. Hetzelfde geldt voor een vóór faillissement verschuldigd geworden arbeidsrechtelijke afvloeiingsvergoeding. Ten tweede levert zijn aanspraak op salaris, vanaf faillissementsdatum, krachtens art. 40 Fw een boedelvordering op (en wel een preferente boedelvordering). Ten derde bestaat voor hem met het oog op snelle voldoening van zijn aanspraken en mede ter vermijding van het risico van lege boedels de loongarantieregeling van hoofdstuk IV Werkloosheidswet. Ondanks deze sterke positie kunnen óók werknemers als crediteur worden geconfronteerd met wat men zou kunnen noemen het spook van de niet-verifieerbare vordering: een vordering die wel bestaat maar in het faillissement van de schuldenaar op geen enkele wijze geldend kan worden gemaakt. Het pleegt veelal te gaan, kortheidshalve, om een vordering tot betaling van een geldsom uit de boedel, die pas na faillietverklaring van de schuldenaar (lees: de werkgever) is ontstaan, en die géén boedelschuld is. Het belang van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casuïstiek ligt niet zozeer in de downgrading van sommige boedelschulden tot faillissementsschulden. Dat lot treft weliswaar de vordering van de werknemer tot betaling van de backservice, als aan de orde in het arrest Frima/Blankers (en dan gaat het ook nog om degradatie tot concurrente vordering, niet tot preferente, want art. 3:288 sub e BW is niet van toepassing [8] ). Maar: backserviceverplichtingen komen in de praktijk weinig meer voor sinds de meeste pensioenregelingen gebaseerd op eindloon zijn vervangen door regelingen op basis van middelloon. Het belang van Koot/Tideman ligt veeleer in de mogelijke upgrading van voorheen als niet-verifieerbaar beschouwde vorderingen, in het bijzonder de Van Gelder Papier vordering, tot (wellicht preferente) verifieerbare claims. Alvorens daarop nader in te gaan is het voor het overzicht nuttig kort erbij stil te staan welke werknemersvorderingen die voorheen boedelschuld opleverden dat nog steeds doen. Voorheen boedelschuld, nog steeds boedelschuld Ten aanzien van boedelschulden placht een hoofdregel te worden gehanteerd: boedelschulden ontstaan hetzij krachtens de wet hetzij door toedoen van de curator. In het arrest Koot/Tideman is het toedoen criterium geschrapt maar het krachtens-de-wet criterium is ongewijzigd gebleven. Op grond van art. 40 Fw respectievelijk art. 239 Fw is het loon met al zijn bestanddelen vanaf faillissementsdatum nog steeds boedelschuld. Voor wat betreft die bestanddelen kan men mede denken aan loon in natura, zoals het recht op privégebruik van een 3

4 bedrijfsauto (c.q. een daarvoor in de plaats tredende vergoeding), als dat uit de arbeidsovereenkomst voortvloeit. Wat ook ongewijzigd blijft is de vordering tot uitbetaling van niet genoten vakantiedagen, bij einde dienstverband [9]. Voor zover niet door de loongarantieregeling gedekt, kan de werknemer zich wenden tot de curator die hem ontsloeg, met een (preferente) boedelvordering, ongeacht of de claim betrekking heeft op vóór of na het faillissement opgebouwde vakantieaanspraken. De onderbouwing hiervan, door de Hoge Raad in het arrest LISV/Wilderink [10], is aldus dat de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen ex artikel 7:641 BW als loon moet worden beschouwd (en niet als schadevergoeding) alsmede dat het begrip loon in artikel 40 Fw niet afwijkt van het begrip loon in het BW, voorts dat de aanspraak op de uitkering ex artikel 7:641 BW eerst ontstaat bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zodat deze aanspraak dus loon na faillissementsdatum is en daarmee een boedelschuld oplevert op grond van artikel 40 lid 2 Fw. Een wettelijke grondslag voor het ontstaan van een boedelschuld ligt voorts in art. 24 Fw: voor verbintenissen van de schuldenaar, ontstaan na de faillietverklaring, is de boedel aansprakelijk voor zover deze ten gevolge daarvan is gebaat. In arbeidsrechtelijke context zal dat niet vaak aan de orde zijn. Toch een voorbeeld [11] : aan een werkgever werd na diens faillietverklaring een octrooi verleend voor een door een werknemer gedane uitvinding. Deze claimde als boedelvordering (de tegenhanger van boedelschuld) de billijke vergoeding als bedoeld in art. 10 lid 2 Rijksoctrooiwet. De werknemer diende te bewijzen dat de boedel door de octrooiverlening was gebaat. Wellicht kan men langs dezelfde lijn als boedelschuld kwalificeren sommige fiscale verplichtingen die opkomen tijdens faillissement, zoals de toe te passen loonheffing op het salaris van werknemers die nog ten gunste van de boedel doorwerken. [12] In de categorie boedelschuld-oud door toedoen van de curator kan men na Koot/Tideman nog steeds rechtshandelingen van de curator aanwijzen die als gerichte wilshandelingen zouden moeten worden aangemerkt en daardoor tevens als boedelschuld-nieuw zijn te beschouwen. Ik ga er daarbij van uit dat onder het aangaan van schulden, en het op zich nemen van schulden bij een rechtshandeling zoals nu in Koot/Tideman door de Hoge Raad verwoord, tevens behoort te worden verstaan het welbewust willens en wetens accepteren van schulden in het kader van een rechtshandeling die strekt tot beëindiging van een rechtsrelatie, in dit geval een arbeidsovereenkomst. Als men de formulering van de Hoge Raad strikter interpreteert, en beperkt tot het aangaan van nieuwe rechtsrelaties, leidt dat tot ongewenste en niet bedoelde gevolgen, zo tonen Van Andel en Van Zanten aan in een recent artikel in dit tijdschrift. [13] Mijns inziens mag dan ook worden aangenomen dat de vergoedingsplicht die voortvloeit uit een door de curator gegeven schadeplichtig ontslag ex artikel 7:677 BW (niet in acht nemen van de opzegtermijn), ter hoogte van de gefixeerde schadeloosstelling van artikel 7:680 BW, nog steeds een boedelschuld oplevert. [14] Hetzelfde geldt in theorie voor een ontbindingsvergoeding ex artikel 7:685 BW, indien die ontbinding plaatsvindt op verzoek van de curator (wat zelden of nooit zal voorkomen). Denkbaar is verder dat de curator de arbeidsovereenkomst met een werknemer welbewust kennelijk onredelijk opzegt, als bedoeld in art. 7:681 BW. In het ook overigens nog te bespreken arrest Van Gelder Papier [15] heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat art. 40 Fw niet uitsluit dat een door de curator gegeven ontslag kennelijk onredelijk kan zijn, al zal dat uitzonderingsgevallen betreffen: bijvoorbeeld in de situatie dat slechts een deel van het personeel wordt ontslagen en een ander deel aanblijft, terwijl de curator bij de keus ter zake een kennelijk onredelijke maatstaf hanteert. [16] Een aldus door de curator verschuldigde vergoeding wegens het nadeel dat de werknemer lijdt door het niet voortduren van de arbeidsovereenkomst tijdens faillissement, is boedelschuld. Dit ligt besloten in de belangenafweging die de wetgever ten aanzien van art. 40 Fw heeft gemaakt. Aldus de Hoge Raad in Van Gelder Papier; er is geen reden om hierover ná Koot/Tideman anders te denken. Nòg een voorbeeld: stel dat een arbeidsovereenkomst een non-concurrentiebeding bevat, waarbij de werknemer heeft bedongen dat, indien de werkgever hem ontslaat en hem tevens aan het beding houdt, hij aanspraak heeft op een vergoeding. Indien het de curator is die ontslaat en de betrokkene vervolgens aan het beding houdt, zal de bedongen vergoeding in mijn ogen eveneens boedelschuld zijn. Ten slotte, meer voor de dogmatiek dan voor de praktijk: aan het slot van het arrest Koot/Tideman heeft de Hoge Raad overwogen, zoals hierboven al aangestipt, dat de zuivere ontruimingsverplichting van de curator met betrekking tot het gehuurde een boedelschuld oplevert. Annotator Boekraad spreekt hier over een boedelschuld op goederenrechtelijke (revindicatoire) grondslag. In arbeidsrechtland zou men deze situatie kunnen vergelijken met een curator die aan de ontslagen werknemer diens persoonlijke bezittingen moet teruggeven die hij in de failliete onderneming aantreft. Ik vind de term boedelschuld in deze niet 4

5 heel gelukkig. Niet zelden wordt die term gebruikt ter onderscheiding van de niet-verifieerbare vordering/schuld, zoals in het arrest Van Gelder Papier. Daarbij gaat het om materiële begrippen. Het verwarrende is dat de als boedelschuld aangeduide revindicatoire claim tegelijk een in processuele zin niet-verifieerbare vordering als bedoeld in art. 25 Fw is. Op de keper beschouwd staat tegenover elke boedelschuld een processuele nietverifieerbare vordering, maar omgekeerd geldt dat bepaald niet. [17] Van Gelder Papier : de casus In het arrest Van Gelder Papier ging het om een werknemer, Van der Kooi, die 42 jaar bij Van Gelder Papier (VGP) in dienst was toen deze in staat van faillissement werd verklaard. Er gold bij VGP een sociaal plan, gesloten met zes vakbonden, waarvan de laatste herziene versie van een jaar vóór het faillissement dateerde. Op grond daarvan had Van der Kooi recht op een vergoeding in geval van ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Na de faillietverklaring werd hij door de curatoren ontslagen. In de daaropvolgende procedure was de insteek van Van der Kooi vastgesteld te krijgen dat zijn vordering, gebaseerd op het sociaal plan dat als onderdeel van zijn arbeidsovereenkomst moest worden beschouwd, een boedelschuld opleverde, althans in ieder geval een preferente faillissementsvordering, zijnde de claim aan te merken als een bij voorbaat vastgestelde voorziening als bedoeld in artikel 1639s BW (oud), met andere woorden: een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De Hoge Raad vangt zijn overwegingen aan met de constatering dat de regeling van de (relatief) korte opzegtermijnen van artikel 40 Fw is getroffen om te vermijden dat de boedelschulden zouden oplopen tot een door de wetgever niet verantwoord geachte hoogte. De regeling berust op een afweging van werknemersbelang en crediteurenbelang. Hierboven is al aangehaald wat de Hoge Raad vervolgens overwoog met betrekking tot de als uitzondering aan te merken situatie dat de curator kennelijk onredelijk ontslag verleent. Zijn rechtsoverwegingen gaan als volgt verder, enigszins verkort weergegeven: In artikel 40 Fw ligt tevens besloten dat vorderingen uit de arbeidsovereenkomst die dateren van ná datum faillissement slechts binnen de grenzen van de wet boedelschulden kunnen opleveren, maar niet voor verificatie in aanmerking komen, terwijl dit laatste wel het geval is met vorderingen ontstaan vóór datum faillissement. Het strookt niet met het aldus weergegeven stelsel om aan de werknemer een vergoeding toe te kennen wegens geleden nadeel ná faillissement, op basis van een vóór faillissement aangegane overeenkomst, zonder dat is komen vast te staan dat het ontslag kennelijk onredelijk was in de zin van de wet, of, als dat wel het geval was, dat de vergoeding overeenkomt met wat de rechter naar wettelijke maatstaven zou hebben vastgesteld. Uit een dergelijke overeenkomst kan dan ook geen boedelschuld ontstaan, en evenmin een voor verificatie vatbare vordering. Een technisch detail nog: waar het een door de curator eventueel kennelijk onredelijk te verlenen ontslag betreft, heeft de Hoge Raad de vordering van de werknemer met analogische toepassing van artikel 40 derde lid [Fw] als boedelschuld bestempeld. Deze omschrijving is m.i. weinig zuiver omdat zij de indruk wekt dat een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag loon is, hetgeen niet strookt met de algemene opvatting daaromtrent. [18] Logischer zou zijn geweest het boedelschuldkarakter van de vergoeding te baseren op toedoen van de curator [19]. In Van Gelder Papier ging het om een collectieve afvloeiingsregeling bij voorbaat. De uitkomst zou niet anders geweest zijn indien een voorziening aan de orde zou zijn geweest ter voorkoming van kennelijk onredelijk ontslag in een individuele arbeidsovereenkomst [20]. Denk bijvoorbeeld aan een gefixeerde schadeloosstellingsclausule in de arbeidsovereenkomst van een manager die een riante positie bij werkgever A verwisselt voor een onzekere toekomst bij werkgever B, en daarom een vergoeding bedingt voor het geval hij binnen een bepaalde periode schuldloos het veld moet ruimen. Krijgen deze manager en werknemer Van der Kooi een sterkere positie na het arrest Koot/Tideman? Ofwel: hebben zij thans een (preferente) verifieerbare vordering? Bij eerste beschouwing lijkt het antwoord zonder meer bevestigend te luiden: de claim op de beëindigingsvergoeding vloeit immers voort uit een ten tijde van de faillietverklaring van de werkgever reeds bestaande rechtsverhouding, zijnde de arbeidsovereenkomst. Toch is dit niet het geval, zoals zal blijken. Terzijde: de Hoge Raad heeft, zoals wij zagen, in Koot/Tideman het begrip boedelschuld uitgebreid tot een schadevergoedingsplicht van de curator wanneer deze in strijd handelt met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis. Daarna volgen de woorden dat daarmee op één lijn te stellen is het geval dat de curator wel bevoegd is tot opzegging van een overeenkomst, maar 5

6 alleen tegen betaling van een schadevergoeding in verband met die beëindiging. Waar dit op ziet is mij niet helemaal duidelijk, maar ik meen dat het toch niet bedoeld kan zijn voor een Van Gelder Papier casus, omdat een andere opvatting zou betekenen dat de niet-verifieerbare vordering van werknemer Van der Kooi onder Koot/Tideman alsnog zou leiden tot een boedelschuld. Als de Hoge Raad dat had beoogd zou hij dat wel expliciet hebben aangegeven. Van Gelder Papier ná Koot/Tideman: bevestigd in het arrest Romania Er doet zich een probleem voor ten aanzien van het toekennen van de status: verifieerbaar, aan vorderingen van het type Van Gelder Papier. De moeilijkheid is gelegen in de parlementaire geschiedenis van art. 39 en art. 40 Fw, waarin de wetgever van 1896 de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst heeft beschouwd als een soort tweelingzusjes, en ze heeft behandeld als een lex specialis ten opzichte van de wederkerige overeenkomst in het algemeen. Deze geschiedenis heeft in betrekkelijk recente jurisprudentie aangaande de huurovereenkomst geleid tot uitspraken die roet in het eten gooien als het gaat om het verifieerbaar verklaren van Van Gelder Papier claims. Het parlementaire debat destijds voltrok zich in hoofdzaak rond de huurovereenkomst (van een huis of een hoeve met land ), in het verlengde waarvan de arbeidsovereenkomst werd gezien als huur van diensten [21]. Waar bij de parlementaire behandeling van art. 40 Fw de vraag naar eventuele schadeplichtigheid in geval van ontslag van een werknemer niet aan de orde komt, is dat wel het geval bij de behandeling van de beëindiging van de huur krachtens art. 39 Fw. De regering is zeer stellig in haar standpunt: indien de curator van de huurder conform het artikel met inachtneming van een termijn van drie maanden de huur opzegt (en aannemende dat de huur over die drie maanden ook als boedelschuld wordt betaald), is er niet de minste reden, om den verhuurder ook nog een recht op schadevergoeding te geven. Tot zover het beknopte parlementaire debat. Nu de jurisprudentie. In het arrest BaByXL/ALM [22] was een casus aan de orde waarin de huurovereenkomst een clausule bevatte die de verhuurder de bevoegdheid gaf om, in geval van intreden van insolventie van de huurder (surseance of faillissement), welk intreden contractueel werd aangemerkt als een event of default, de huurovereenkomst onmiddellijk buitengerechtelijk te ontbinden en, bij wijze van gefixeerde schadeloosstelling, een bedrag te vorderen gelijk aan de nog resterende termijnen van het huurcontract. De Hoge Raad overwoog dat een van de cassatiemiddelen terecht aanvoerde dat bij een beëindiging van de huur op de voet van artikel 39 of 238 Fw (bij surseance) de verhuurder geen recht op schadevergoeding heeft, maar dat dit niet aan de geldigheid van het overeengekomen ontbindingsbeding in de weg stond en dat artikel 238 Fw niet in zoverre een exclusieve werking heeft dat deze bepaling de bedongen bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding aan de verhuurder ontneemt. In het al aangestipte arrest Aukema/Uni-Invest [23] was de huurder failliet verklaard; de curator zegde de huur op, krachtens artikel 39 Fw, met een opzegtermijn van 3 maanden. Een aantal maanden na afloop daarvan riep de verhuurder de contractuele ontbindings- en schadevergoedingsclausule in (van hetzelfde type als die in BaByXL) en eiste de daarmee samenhangende bankgarantie op, waaraan de bank gehoor gaf (die zich daarna verhaalde op door de huurder gestelde zekerheden). De curator eiste van de verhuurder afdracht van de uit de bankgarantie ontvangen gelden, en slaagde daarin. De Hoge Raad oordeelde, in feite complementair op BaByXL, dat in het onderhavige geval de curator de huurovereenkomst op de voet van artikel 39 Fw heeft beëindigd door opzegging, waaraan voor de verhuurder het voordeel is verbonden dat de huurschuld vanaf faillissementsdatum boedelschuld is, in welk geval de wetgever niet de minste reden heeft gezien aan de verhuurder ook nog recht op schadevergoeding te geven. De slotoverwegingen van de Hoge Raad luiden als volgt: Aldus is, wat schadevergoedingsbedingen betreft, onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gevallen van opzegging op de voet van art. 39 waarin de wettelijke regeling een beding tot het vooraf bepalen van de schadevergoeding in geval van opzegging bij faillissement niet toelaat, en anderzijds gevallen waarin de wettelijke regeling (ook art. 39) zich niet verzet tegen een contractuele regeling betreffende de vergoeding van schade bij tussentijdse ontbinding. Bij dit laatste gaat het om gevallen waarin krachtens wettelijke of contractuele regels tussentijdse ontbinding van de huurovereenkomst mogelijk is ( ) en waarin de vordering op grond van het schadevergoedingsbeding overeenkomstig art. 37a voor verificatie in aanmerking komt. De gevolgtrekking mag duidelijk zijn: als deze leer van de Hoge Raad ten aanzien van de huurovereenkomst 6

7 onverkort heeft te gelden ten aanzien van de historische tweelingzus de arbeidsovereenkomst, dan is en blijft een vordering van het type Van Gelder Papier niet verifieerbaar, omdat zij is gekoppeld aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst, en niet aan ontbinding ervan. Dit is exact de conclusie die Boekraad in summiere bewoordingen trok in zijn annotatie bij Koot/Tideman. Ook Van Andel en Van Zanten oordeelden in het genoemde recente artikel dat Van Gelder Papier nog altijd fier overeind staat. [24] De auteurs hebben gelijk gekregen, wat blijkt uit een zeer recent, alweer huurrechtelijk arrest, Romania, d.d. 15 november [25] Het ging om opzegging van bedrijfsruimtehuur door de curator na faillietverklaring van de huurder. De huurovereenkomst bevatte wederom een schadevergoedingsbeding ten gunste van de verhuurder bij tussentijdse beëindiging na faillietverklaring van de huurder. In dit geval was er een derde die nakoming van de vorderingen van de verhuurder had gegarandeerd. De Hoge Raad besteedde enkele overwegingen aan het arrest Aukema/Uni-Invest, waaruit ik citeer: Deze beslissing is daarop gebaseerd dat art. 39 Fw, blijkens zijn totstandkomingsgeschiedenis, berust op een afweging van enerzijds het belang van de boedel tot voorkoming van het oplopen van schulden ter zake van niet langer gewenste huurverhoudingen, en anderzijds het belang van de verhuurder bij betaling van de huurprijs. Het resultaat van deze afweging kan niet worden ontgaan door een andersluidend beding (rov van het arrest Aukema q.q./uni-invest).(vgl. ook HR 12 januari 1990, ECLI:NL:1990:AC2325, NJ 1990/552 (Van Gelder)). De Hoge Raad vervolgt, toegespitst op de Romania casus, dat het hiervoor genoemde schadevergoedingsbeding niet nietig is en dat het intact blijft jegens de garantsteller. Het arrest Aukema/Uni-Invest moet aldus worden verstaan dat dit beding in het geval van opzegging op de voet van art. 39 Fw alleen geen effect sorteert jegens de boedel. Onwenselijkheid, pleidooi voor nadere nuancering Om met een voor de Van Gelder Papier werknemer positief geluid te beginnen: met het Romania arrest heeft hij in die zin een opsteker dat het ook ten aanzien van werkgeversschulden wel voorkomt dat een derde de nakoming ervan heeft gegarandeerd, in het bijzonder als er sprake is van een in concernverband afgegeven 403- verklaring (voor de betekenis hiervan, zie het laatste onderdeel van dit artikel waarin die verklaring in een andere context aan de orde komt). Jegens de hoger in de organisatiestructuur geplaatste vennootschap die de verklaring afgaf (de moeder ) heeft de door de curator van zijn gefailleerde werkgever ontslagen werknemer dus een effectueerbare vordering tot nakoming van zijn sociaal plan of contractueel vastgelegde afvloeiingsvergoeding anderszins. Stel, bepaald niet denkbeeldig, dat de moeder vervolgens ook failleert. Waar een claim op een afvloeiingsvergoeding jegens de werkgever krachtens boek 7 BW zoals hiervoor gememoreerd preferent is, zal dat niet gelden in het faillissement van de moeder. De grondslag van de claim jegens de moeder is immers geen arbeidsrechtelijke, zij is gebaseerd op een sui generis hoofdelijke aansprakelijkheidsverklaring [26]. Dat levert een concurrente vordering op. Stel dat de moeder gelijktijdig met haar dochter, de failliet verklaarde werkgever, failleert. Is de vordering van de werknemer in het faillissement van de moeder evenzeer niet-verifieerbaar als in dat van de dochter-werkgever? Vóór het arrest Koot/Tideman moest het antwoord op die vraag bevestigend luiden [27], simpelweg omdat de vordering na de faillietverklaring van de moeder is ontstaan. Na Koot/Tideman mogen we aannemen dat sprake is van een concurrente verifieerbare vordering nu zij is gebaseerd op een reeds ten tijde van het faillissement van de moeder bestaande rechtsverhouding, belichaamd in de 403-verklaring. Nu het minder positieve geluid met betrekking tot het Romania arrest. De Hoge Raad heeft één zinnetje tussen haakjes voldoende geacht om ons duidelijk te maken dat de leer inzake Van Gelder Papier, waarin de ontslagen werknemer met een jegens de boedel niet-verifieerbare vordering blijft zitten, nog steeds geldend recht is. Wellicht kon dat praktisch gezien ook moeilijk anders; een genuanceerde benadering van een werknemersclaim ten opzichte van een verhuurdersclaim, zoals ik hieronder wil bepleiten, kan in een gerechtelijk geschil uiteraard slechts toepassing vinden in een werkelijke arbeidsrechtelijke casus, á la Van Gelder Papier. Niettemin stelt de terloopse vanzelfsprekendheid die schuil lijkt te gaan in het en passant noemen van het Van Gelder Papier arrest in de Romania casus mij niet bijzonder gerust, als het gaat om de mogelijke bereidheid van de Hoge Raad de leer als verkondigd in Aukema/Uni-Invest nader te nuanceren. Die leer, waarbij een scherp onderscheid geldt tussen de rechtsgevolgen van opzegging dan wel ontbinding, tijdens faillissement, is overigens (nog) niet geheel waterdicht. 7

8 De ratio van het niet toelaten van een contractuele schadevergoedingsclaim ingeval een huurovereenkomst door opzegging is geëindigd, ligt in de bevoordeelde positie van de verhuurder, ten opzichte van andere crediteuren, jegens de failliete huurder: hij heeft nog recht op drie maanden huur als boedelschuld. Denkbaar is niettemin een Aukema/Uni-Invest scenario, waarin de verhuurder zowel (een deel van) de huur na de faillietverklaring als boedelschuld incasseert, alsook zijn schadevergoedingsclaim laat verifiëren. Dat kan zich voordoen als de curator de huur opzegt, vervolgens de huurtermijnen tijdens de opzegperiode doorbetaalt, en de verhuurder vlak vóór het verstrijken van de opzegtermijn de contractuele ontbindings- en schadevergoedingsclausule inroept. Voor zover mij bekend is er nog geen rechter geweest die heeft geoordeeld dat dit niet kan of mag. Met andere woorden: in de praktijk kunnen (vooralsnog) de rechtsgevolgen van opzegging dan wel ontbinding minder ongenuanceerd diametraal liggen dan volgens de Aukema/Uni-Invest doctrine beoogd. De nuancering waarvoor ik nu een lans wil breken ligt elders, en gaat uit van de opvatting, simpel gezegd, dat de vergelijking tussen huurovereenkomst en arbeidsovereenkomst in faillissement ergens ophoudt. Ten eerste is er een verschil in beëindigingsmogelijkheden. Bij BaByXL ging het om huur van computerapparatuur, bij Aukema/Uni- Invest om huur van kantoorruimte. Bij die vormen van huur is beëindiging van de huurovereenkomst niet slechts mogelijk op basis van opzegging maar tevens op basis van buitengerechtelijke ontbinding (art. 7:228 lid 2, art. 7:231 juncto art. 7:210 BW). Die keuzemogelijkheid bestaat bij de arbeidsovereenkomst niet. Op grond van art. 7:686 BW is buitengerechtelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst immers geheel uitgesloten. Anders gezegd: zelfs al zouden werkgever en werknemer in de arbeidsovereenkomst een ontbindings- en schadevergoedingsclausule willen opnemen zoals die in huurovereenkomsten steeds gebruikelijker is, dan is dat onmogelijk. De vergelijking tussen huurovereenkomst en arbeidsovereenkomst gaat hier dus al mank. Een volgende constatering is wezenlijker van aard. Waar de Faillissementswetgever van 1896 de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst als bijzondere tweelingzusjes ten opzichte van de algemene wederkerige overeenkomst heeft behandeld, betreft het casusposities die, in ieder geval maatschappelijk bezien, elkaars tegenovergestelde zijn. Bij toepassing van art. 39 Fw gaat het om het faillissement van de onderliggende partij, de huurder, en bij art. 40 Fw om de deconfiture van de bovenliggende partij, de werkgever. Omgekeerd: de crediteuren van deze gefailleerden zijn, respectievelijk, de maatschappelijk sterker geachte verhuurder en de maatschappelijk zwakker geachte werknemer. Het arbeidsovereenkomstenrecht is doortrokken van de achterliggende idee van ongelijkheidscompensatie, bescherming van de zwakkere partij. In het huurrecht met betrekking tot woonruimte geldt overigens iets vergelijkbaars. In de Van Gelder Papier casus had werknemer Van der Kooi een bepaald niet ongebruikelijke contractuele vordering, kort gezegd, ter voorkoming van reguliere maar kennelijk onredelijke opzegging als bedoeld in (thans) art. 7:681 BW. Een gespiegelde vordering van dien aard, ten behoeve van de verhuurder in geval van opzegging van de huurovereenkomst, kent de wet bij mijn weten niet. Het, in faillissement, bij opzegging van de huurovereenkomst onthouden van een contractuele schadevergoeding aan de verhuurder is in maatschappelijke zin dan ook totaal iets anders dan het onthouden van een contractuele schadevergoeding aan de werknemer. In die zin zou ik dan ook willen spreken van het vergelijken van appels en peren. Dat komt ook hierin tot uitdrukking dat een gefailleerde huurder gewoonlijk maar één verhuurder heeft, terwijl de gefailleerde werkgever niet zelden vele werknemers heeft. Heel wel denkbaar is dat bij een in zwaar weer verkerende onderneming, waar voor de werknemers krachtens bijvoorbeeld CAO een sociaal plan geldt bij gedwongen vertrek, een aantal werknemers het bedrijf reeds verlaat terwijl andere werknemers doorwerken tot ná de faillietverklaring van hun werkgever, die alsnog onontkoombaar blijkt. Stel dat de groep die eerder vertrok de afvloeiingsvergoeding conform het sociaal plan nog niet heeft ontvangen. Deze werknemers kunnen zonder meer worden geacht voor die vergoeding een preferente vordering in het faillissement van de werkgever te hebben [28]. De andere werknemers, die het langst aan boord van het zinkende schip bleven en door de curator worden ontslagen zouden volgens de Van Gelder Papier leer uit 1990 met lege handen achter moeten blijven omdat destijds nog niet gold dat een na faillissement ontstane vordering, die haar grondslag in een al ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding vindt, verifieerbaar is. De in Koot/Tideman gewijzigde leer ten aanzien van faillissementsvorderingen maakt het op zichzelf mogelijk die ongelijkheid in behandeling te elimineren. Dat is ook 8

9 hoogst wenselijk omdat, tenminste maatschappelijk gezien, in de geschetste casus in hoge mate sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen waar het betreft het onderscheid tussen degenen die vóór en hen die ná faillissement op straat kwamen te staan; een onderscheid dat geen weldenkend mens kan begrijpen. Nu echter in het faillissementsrecht ten aanzien van de huurovereenkomst, met haar eigen dynamiek, zo nodig een scherp onderscheid ontwikkeld moest worden tussen beëindiging van de overeenkomst door opzegging en door ontbinding, moet in het faillissement ten aanzien van de arbeidsovereenkomst, zo blijkt uit Romania, de geschetste ernstige maatschappelijke ongelijkheid waarvan in het huurrecht niet goed een pendant denkbaar is in stand blijven. Mij dunkt dat de balans van het recht hier niet meer in evenwicht is. (Voor de goede orde: ik kan prima leven met het oordeel, in Van Gelder Papier, dat de werknemersclaim geen boedelschuld oplevert; daar gaat het nu niet om). Deze gedachtegang klemt temeer wanneer men zich realiseert dat het in modern en lelijk taalgebruik een-op-een laten doorwerken van de Aukem/Unie-Invest doctrine in arbeidsrechtelijke casusposities niet slechts leidt tot handhaving van het niet-verifieerbare karakter van de vordering van de Van Gelder Papier werknemer, maar zelfs onder omstandigheden zal leiden tot het alsnog niet-verifieerbaar moeten verklaren van claims op een afvloeiingsvergoeding die tot op heden aan het lot van Van Gelder Papier konden ontkomen en verifieerbaar werden geacht. Ik doel op de zaak die handelde over afvloeiing van Fokker Aircraft 55+personeel [29]. Er gold een personeelsregeling die erop neer kwam dat men bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd kon vertrekken onder toekenning van een bepaalde vergoeding. Bij de onderhavige groep betrokkenen viel dat tijdstip na faillietverklaring van Fokker, terwijl er tot dat tijdstip als gebruikelijk werd doorgewerkt. Het saillante verschil met de Van Gelder Papier casus was dat de op voorhand getroffen afvloeiingsvoorziening door het hof niet werd uitgelegd als een vordering die eerst na faillissementsdatum was ontstaan, maar als een ten tijde van de faillietverklaring reeds bestaande vordering van de betrokkenen, telkens onder de opschortende voorwaarde van het bereiken van de 55- jarige leeftijd van eenieder van hen. Een dergelijke vordering komt voor verificatie in aanmerking op de voet van artikel 131 Fw. De rechter ging voorbij aan het door curatoren opgeworpen argument dat in de getroffen regeling nog een ontslagvergunningsprocedure dan wel een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter was ingebouwd. Het hof beschouwde dit als slechts een formaliteit, die niet kon afdoen aan het bindende karakter van de gemaakte afspraken. Ik kan het moeilijk anders zien dan dat de claims van dit 55+personeel, in geval van suprematie van de Aukema/Unie-Invest doctrine, zouden moeten sneuvelen, vanwege de enkele reden dat de arbeidsovereenkomst met betrokkenen niet is ontbonden wat ook niet mogelijk zou zijn maar is opgezegd. Het geheel van bovenstaande argumenten levert m.i. belangwekkende redenen op ervoor te pleiten dat werknemersvorderingen met betrekking tot contractuele schadevergoedingsregelingen ik zou zeggen: mits passend binnen het stelsel van titel 10 van boek 7 BW die eerst ontstaan door ontslag vanwege de curator van de werkgever, voor verificatie in aanmerking komen. Dit ongeacht de ten aanzien van de huurovereenkomst ontwikkelde jurisprudentie. Dit pleidooi sluit aan bij de naar het lijkt algemeen onderkende wenselijkheid het aantal niet-verifieerbare vorderingen zo veel mogelijk terug te dringen. Die wenselijkheid valt te bespeuren in het Koot/Tideman arrest; zij is ook zichtbaar in het belangrijke werkstuk van het thans niet meer actueel zijnde Voorontwerp Insolventiewet [30]. Waar Van Andel en Van Zanten in hun meergenoemde artikel aan de hand van buiten het arbeidsrecht gelegen voorbeelden laten zien dat met het arrest Koot/Tideman de balans lijkt te zijn doorgeslagen voor wat betreft de verifieerbaarheid van ná faillissement ontstane vorderingen, [31] lijkt de klok ten aanzien van arbeidsrechtelijke claims met betrekking tot afvloeiingsvergoedingen krachtens sociaal plan e.d. eerder te zijn teruggezet. Wanneer men bereid is die claim als een verifieerbare faillissementsvordering te accepteren, dan behoeft dat niet een concurrente vordering te zijn, maar kan het, zoals bij werknemersclaims meestal het geval is, ook gaan om een preferente vordering. In het systeem van art. 37 en 37a Fw wordt slechts gesproken over een concurrente vordering, maar volgens de Hoge Raad in Koot/Tideman geldt dit behoudens door de wet erkende redenen van voorrang. Hiermee is een oude onduidelijkheid weggenomen, aldus Van Andel en Van Zanten. [32] De ontbindingsvergoeding ex art. 7:685 BW, toegekend na faillietverklaring Ofschoon het weinig zal voorkomen kan het zijn dat tijdens de faillietverklaring van de werkgever een verzoek van 9

10 de werknemer bij de kantonrechter aanhangig is, strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en tot toekenning van een vergoeding naar billijkheid (art. 7:685 BW). Laten we aannemen dat de curator in het geding wordt geroepen en op de voet van art. 28 lid 2 Fw het proces overneemt en dat, ondanks diens verweer, de kantonrechter een vergoeding toekent. Onder het pre-koot/tideman regime heeft Loesberg bepleit [33] dat dan sprake is van een boedelschuld. Diens standpunt is erop gebaseerd dat de curator als dan in hoedanigheid wordt veroordeeld. Ook Grapperhaus [34] houdt het op een boedelschuld maar gooit het over een andere boeg. Hij kwalificeert de ontbindingsvergoeding als boedelschuld omdat in Van Gelder Papier een vergoeding wegens een door de curator eventueel kennelijk onredelijk gegeven ontslag door de Hoge Raad met analogische toepassing van artikel 40 derde lid [Fw] als boedelschuld wordt beschouwd. Hierboven gaf ik aan de geciteerde woorden van de Hoge Raad ongelukkig te achten. Mijn eigen standpunt, althans voor wat betreft het pre- Koot/Tideman tijdperk, is dat de door de kantonrechter toegekende vergoeding een niet-verifieerbare vordering oplevert. Ik heb dat verdedigd [35] vanuit het vertrekpunt dat tijdens de parlementaire geschiedenis van de oorspronkelijke Faillissementswet een ontbinding door de rechter, gekoppeld aan een constitutieve toekenning van een vergoeding, nog niet bekend was en de wetgever aldus niet heeft stilgestaan bij de vraag of een dergelijke toekenning al dan niet een boedelvordering zou opleveren. Van een boedelschuld krachtens de wet kan dus geen sprake zijn. Enig toedoen van de curator is evenmin aan de orde. Hoe dit ook zij, de vraag is nu hoe in het post-koot/tideman tijdperk over die vergoeding moet worden geoordeeld, in het bijzonder of zij kwalificeert als verifieerbare faillissementsschuld. Dat hangt ervan af hoe ruim men de woorden van de Hoge Raad moet interpreteren: vorderingen die voortvloeien uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding met de schuldenaar. De geciteerde woorden tonen veel gelijkenis met die uit de verrekeningsbepaling van art. 53 Fw, die zich verheugt in overvloedige jurisprudentie. Zonder daar in extenso op in te gaan: het Postgiro arrest [36] lijkt in deze rechtspraak een leidend criterium te bieden, waar de Hoge Raad overweegt dat de wetgever, door het gebruik van de formule voortvloeien uit handelingen voor de faillietverklaring verricht, de mogelijkheid van een beroep op compensatie heeft geopend voor het geval de schuldeiser van de boedel aan deze een schuld heeft die, hoewel zij niet vóór de faillietverklaring is ontstaan, uit de afwikkeling van een vóór de faillietverklaring tot stand gekomen rechtsbetrekking voortvloeit. Voor verdere jurisprudentie kan worden verwezen naar Wessels [37], die spreekt van een ruime benadering in de rechtspraak. Ik meen dat de ontbinding van een arbeidsovereenkomst door een rechter, na faillissement, onder toekenning van een vergoeding, kan worden gezien als een wijze van afwikkeling van een rechtsbetrekking als zojuist geciteerd. Een bevestigend concreet voorbeeld doet zich elders in de rechtspraak voor, op het gebied van de hoofdelijke aansprakelijkheidsverklaring bedoeld in art. 2:403 lid 1 sub f BW (bekend als de 403-verklaring ). Ook in dit wetsartikel gaat het om uit rechtshandelingen van de rechtspersoon voortvloeiende schulden. Rechtbank en Hof Amsterdam kregen te oordelen over claims van drie werknemers onder de 403-verklaring, gericht tegen de moedervennootschap van hun werkgever [38]. Twee van de drie claims betroffen door de kantonrechter toegewezen ontbindingsvergoedingen ex art. 7:685 BW. Zowel rechtbank als hof oordeelde dat de vorderingen vielen onder de aansprakelijkheid van de moeder, krachtens art. 2:403 lid 1 sub f BW. Ook in de literatuur wordt dit standpunt bepleit. [39] Al met al zou ik er daarom van uit willen gaan dat een door de (kanton)rechter ná faillietverklaring toegekende ontbindingsvergoeding een verifieerbare en wel preferente vordering in het faillissement van de werkgever oplevert. Slot Het arrest Koot/Tideman is baanbrekend. Het heeft, in een arbeidsrechtelijke context, door afschaffing van het toedoen criterium gevolgen voor sommige tot dan toe als boedelschuld aangemerkte verplichtingen, zoals in een casus als die van Frima/Blankers. Voor de praktijk is belangrijker de in het arrest neergelegde uitbreiding van het begrip faillissementsschuld, waar het betreft vorderingen van werknemers die eerst zijn ontstaan na faillietverklaring van de werkgever, maar voortvloeien uit (de afwikkeling van) de voordien bestaande arbeidsovereenkomst. Bepleit 10

11 is dat dit geldt voor de overigens weinig voorkomende situatie van door de kantonrechter na faillietverklaring van de werkgever aan de werknemer toegekende vergoedingen op de voet van art. 7:685 BW. De in Koot/Tideman uitgesproken uitbreiding zou evenwel eerst en vooral de kans kunnen bieden om de als onwenselijk beschouwde niet-verifieerbare claim op een afvloeiingsvergoeding van een werknemer in een Van Gelder Papier -situatie voortaan te behandelen als een verifieerbare, preferente faillissementsvordering. In het arrest Romania heeft de Hoge Raad evenwel, door zij het terloops Van Gelder Papier op één lijn te plaatsen met Aukema/Unie-Invest hier een stokje voor gestoken. Ik heb beargumenteerd dat dit een heroverweging verdient. Belangrijkste daarbij zal zijn te erkennen dat de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst in faillissement niet langer ondanks de parlementaire geschiedenis van de wet van 1896 identiek behoren te worden behandeld. Voetnoten Voetnoten [1] Gelieve dit artikel aan te halen als: P.R.W. Schaink, De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities, TvI 2014/2. P.R.W. Schaink is advocaat bij BLIX advocaten te Amsterdam. [2] HR 19 april 2013, JOR 2013/224, m.nt. Boekraad (Koot Beheer/Tideman q.q.). [3] HR 18 juni 2004, o.a.: NJ 2004/617, m.nt. Van Schilfgaarde (Van Galen q.q./circle Vastgoed, ook wel Circle/Plastics). [4] HR 12 november 1993, NJ 1994/229, m.nt. Kleijn (Frima q.q./blankers-van Gennip). [5] HR 28 september 1990, NJ 1991/305, m.nt. Van Schilfgaarde (De Ranitz q.q./ontvanger) [6] HR 3 november 2006, JOR 2007/76, m.nt. Kortmann en Bartels (Nebula). [7] En onder verwijzing naar HR 9 juni 2006, NJ 2007/21, r.o (Smit/Van Hees q.q.). [8] Dat volgt uit HR 24 januari 2003, JOR 2003/72, m.nt. Wessels (Niehe/Heidinga q.q.). [9] Zo ook: B.J. Tideman en R.P.R. Nolten in: Vordering tot niet-genoten vakantiedagen van door de curator ontslagen werknemers: boedelschuld of toch niet?, TvI 2013/43; ook al zijn de schrijvers met hun constatering niet gelukkig. [10] HR 3 december 1999, JOR 2000/17, m.nt. Boekraad (LISV/Wilderink q.q.). [11] Rb. Amsterdam 12 mei 1982, NJ 1984/264. [12] Zie hierover: A.J. Tekstra, FIP 2013, p ; zie ook Boekraad in diens noot bij Koot/Tideman. [13] W.J.M. van Andel en T.T. van Zanten, Over wederkerige overeenkomsten en boedelschulden, Beschouwingen naar aanleiding van HR 19 april 2013 inzake Koot Beheer/Tideman q.q., TvI 2013/26, par. 5. [14] Zie ook: E. Loesberg, TvI 1998, nr. 4, p. 72. [15] HR 12 januari 1990, NJ 1990/662, m.nt. Van Schilfgaarde (Van der Kooi/Curatoren Van Gelder) [16] Zie ook Ktr. s-gravenhage 5 maart 2003, JAR 2003/94. [17] Zie ook mijn noot bij Hof Arnhem-Leeuwarden 10 september 2013, JOR 2013/324. [18] Zie J.M. van Slooten, Arbeid en Loon, Dissertatie Amsterdam (UvA), Deventer: Kluwer 1999, p. 69 e.v. [19] Zie in deze zin Rb. Amsterdam 25 juni 2003, JOR 2003/245. [20] Vgl. Rb. Maastricht 20 februari 1997, JOR 1997/42. [21] Van der Feltz, bewerkt door Kortmann/Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet, Serie Onderneming en Recht, Deel I, Kluwer-Deventer 1994, p [22] HR 13 mei 2005, NJ 2005/406, m.nt. Van Schilfgaarde (Curatoren BaByXL/ALM). [23] HR 14 januari 2011, JOR 2011/101, m.nt. J.J. van Hees (Aukema q.q./uni-invest). [24] Van Andel en Van Zanten, TvI 2013/26, par.3. [25] HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244 (X/Romania Beheer). [26] Vgl. Rb. Haarlem 28 juli 2010, JOR 2010/264, m.nt. S.M. Bartman. [27] P.R.W. Schaink, Arbeidsovereenkomst en Insolventierecht, Serie Recht en Praktijk Insolventierecht nr. 4, Deventer: Kluwer 2012, hfdst [28] HR 23 mei 1980, NJ 1980/502, m.nt. P.A. Stein (Nebig/Nolen). 11

12 [29] Rb. Amsterdam 23 december 1998, JOR 1999/205, en Hof Amsterdam 3 februari 2000, JOR 2000/63, m.nt. Loesberg. [30] S.C.J.J. Kortmann & N.E.D. Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet, Voorontwerp Insolventiewet, Onderneming & Recht deel 2 IV, Deventer: Kluwer 2007, art , met toelichting in p De regeringscommissie die het Voorontwerp heeft opgesteld heeft hier met zoveel woorden het Van Gelder Papier arrest genoemd waar het betreft een rechtstoestand die vermijding verdient. [31] Van Andel en Van Zanten hebben er in hun bijdrage in TvI moeite mee een na faillietverklaring verschenen aansporingsboete in haar algemeenheid als verifieerbaar te beschouwen. Dergelijke aansporingsboetes komen ook in het arbeidsrecht voor, in het bijzonder de boete op te late betaling van loon, krachtens art. 7:625 BW. Ik ben het met genoemde schrijvers eens dat het verifieerbaar verklaren van dergelijke, na faillissement verschenen boetes, te ver gaat. [32] Van Andel en Van Zanten, TvI 2013/26, par. 4. [33] Zie diens noot bij JOR 2002/185, alsmede diens annotatie bij JOR 2007/101 waar hij spreekt over een ontbindingsprocedure die de werknemer pas na faillissement tegen de curator entameert. [34] F.B.J. Grapperhaus, De aanspraak van de werknemer van een failliete werkgever jegens de boedel op (schade)vergoeding wegens het eindigen van het dienstverband na de faillietverklaring, Insolad Jaarboek 1999, Deventer: Kluwer 2000, p. 70. [35] P.R.W. Schaink, Arbeidsovereenkomst en Insolventierecht, Serie Recht en Praktijk Insolventierecht nr. 4, Deventer: Kluwer 2012, par [36] HR 27 maart 1976, NJ 1977/612, m.nt. B. Wachter (Postgiro). [37] B. Wessels, Insolventierecht, deel III, Gevolgen van faillietverklaring (2), Kluwer 2010, nr. 3403/4. [38] Rb. Amsterdam 20 december 2000, JOR 2001/53; Hof Amsterdam 26 juli 2001, JOR 2004/94, beide m.nt. Bartman (Ekelmans c.s./tevema Beheer). [39] Zie J.P.H. Zwemmer, De 403-verklaring en de aansprakelijkheid voor uit arbeidsovereenkomsten (en andere duurovereenkomsten) voortvloeiende verplichtingen,ondernemingsrecht 2011/45, par

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN?

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN? HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN? HOGE RAAD 19 APRIL 2013 LJN: BY6108 PROGRAMMA: Verplichtingen van de huurder (artikel 7:218 en 7:224 BW) Faillissement en beëindiging van de huurovereenkomst

Nadere informatie

Huurrecht en faillissement

Huurrecht en faillissement Presentatie Vogon 1 april 2015 Jurjan Adriaansens Advocaat vastgoed sinds 2002-2007 303-taxateur + bedrijfsjurist bij DTZ 2007-2008 Sinds 2008 terug als vastgoedadvocaat Oprichter/partner M2 Advocaten

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BY6108

ECLI:NL:HR:2013:BY6108 ECLI:NL:HR:2013:BY6108 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-04-2013 Datum publicatie 19-04-2013 Zaaknummer 12/00081 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY6108,

Nadere informatie

HR 15 november 2013, Nieuwburen/Romania, nr 12/1669, ECLI:NL:HR:2013:1244

HR 15 november 2013, Nieuwburen/Romania, nr 12/1669, ECLI:NL:HR:2013:1244 HR 15 november 2013, Nieuwburen/Romania, nr 12/1669, ECLI:NL:HR:2013:1244 De curator beëindigt de huurovereenkomst op grond van art. 39 Fw. De huurovereenkomst houdt in dat de huurder bij beëindiging van

Nadere informatie

Tijdschrift voor Insolventierecht, Bankgaranties voor leegstandschade: bankier Iet op uw zaak!

Tijdschrift voor Insolventierecht, Bankgaranties voor leegstandschade: bankier Iet op uw zaak! Page 1 of 5 Tijdschrift voor Insolventierecht, Bankgaranties voor leegstandschade: bankier Iet op uw zaak! Vindplaats: Tvl 2014/17 Bijgewerkt tot: 08-05-2014 Auteur: Remco Rosbeeku Bankgaranties voor leegstandschade:

Nadere informatie

Bedrijfsjuridische berichten, Oplevering van het gehuurde na faillissement van de

Bedrijfsjuridische berichten, Oplevering van het gehuurde na faillissement van de Bedrijfsjuridische berichten, Oplevering van het gehuurde na faillissement van de huurder Bb 2004, 46. Bijgewerkt tot 2004-08-19. Auteur: Mr. J.K. Six-Hummel 1 Jurisprudentieingang: HR 18 juni 2004, RvdW

Nadere informatie

ONTBINDINGSCLAUSULE HUUROVEREENKOMST GELDIG IN SURSÉANCE EN FAILLISSEMENT HR 13 mei 2005, RvdW 2005/72 (Curatoren BabyXL/Amstel Lease)

ONTBINDINGSCLAUSULE HUUROVEREENKOMST GELDIG IN SURSÉANCE EN FAILLISSEMENT HR 13 mei 2005, RvdW 2005/72 (Curatoren BabyXL/Amstel Lease) ONTBINDINGSCLAUSULE HUUROVEREENKOMST GELDIG IN SURSÉANCE EN FAILLISSEMENT HR 13 mei 2005, RvdW 2005/72 (Curatoren BabyXL/Amstel Lease) Inleiding In het hierna te bespreken arrest heeft de Hoge Raad beslist

Nadere informatie

HR 19 april 2013, Koot/Tideman q.q., nr 12/81, ECLI:NL:HR:2013:BY6108

HR 19 april 2013, Koot/Tideman q.q., nr 12/81, ECLI:NL:HR:2013:BY6108 HR 19 april 2013, Koot/Tideman q.q., nr 12/81, ECLI:NL:HR:2013:BY6108 In dit arrest verlaat de Hoge Raad het toedoen-criterium voor het ontstaan van boedelschulden in faillissement. 1. Feiten Koot Beheer

Nadere informatie

Wederkerige overeenkomsten in faillissement: over insolventieclausules

Wederkerige overeenkomsten in faillissement: over insolventieclausules Wederkerige overeenkomsten in faillissement: over insolventieclausules en boedelschulden Mr. M.P. van EEdEn-van HarskaMP de Hoge raad heeft op 12 en 19 april 2013 twee belangrijke arresten gewezen op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:3915

ECLI:NL:RBDHA:2017:3915 ECLI:NL:RBDHA:2017:3915 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 08-05-2017 Zaaknummer 5339395 CV EXPL 16-4891 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Analyse proceskansen. Geachte heer R

Analyse proceskansen. Geachte heer R te Per e-mail Ministerie van Financiën uw ref. - inzake Analyse proceskansen 10 juli 2015 Geachte heer R 1 Inleiding 1.1 Vandaag, op 10 juli 2015, heeft de tweede aandeelhoudersvergadering van de N.V.

Nadere informatie

Huurvorderingen in faillissement anno 2013

Huurvorderingen in faillissement anno 2013 Huurvorderingen in faillissement anno 2013 mr. D.M. van Geel en mw. mr. J.M. de Bruin * 1. Inleiding Bij het faillissement van de huurder van een bedrijfsruimte ziet de verhuurder zijn rechtspositie ten

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

Page 1 of 23 Knowledge Portal JOR 2013/224 Aflevering JOR 2013, afl. 7-8 Publicatiedatum 04-07-2013 Rolnummer 12/00081 Instantie Hoge Raad 's-gravenhage 19 april 2013 (mr. Bakels, mr. Van Buchem-Spapens,

Nadere informatie

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten 34 LEERGANG ARBEIDSRECHT DE ARTIKELEN NADELIGE GEVOLGEN VAN DE WWZ VOOR OPVOLGEND WERKGEVERSCHAP BIJ DOORSTART NA FAILLISSEMENT Met de inwerkingtreding

Nadere informatie

Buitengerechtelijke kosten bij verhuur van woonruimte.

Buitengerechtelijke kosten bij verhuur van woonruimte. Vastgoed/Six-Hummel/Know how/incasso/notitie buitengerechtelijke kosten 2012-07-24/MVA Buitengerechtelijke kosten bij verhuur van woonruimte. Met ingang van 1 juli 2012 is de regelgeving met betrekking

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

De reikwijdte van art. 39 Fw

De reikwijdte van art. 39 Fw De reikwijdte van art. 39 Fw Een analyse van HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:42, NJ 2015/43 (Doka/Kalmijn q.q.) M r. H. V. S c h u l t e e n m r. D. J. M. K u l k * 1 Inleiding De curator van een gefailleerde

Nadere informatie

Corporate Alert: de 403-verklaring

Corporate Alert: de 403-verklaring Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 2 Klacht Verzoekster klaagt erover, dat de gemeente Delft na 24 jaar de relatie met haar heeft beëindigd, zonder haar op een of andere wijze te compenseren

Nadere informatie

VVJ Actualiteitendag Vastgoedrecht 2015. ONDERDEEL ACTUALITEITEN HUURRECHT DOOR MR. M.F.A. Evers I FAILLISSEMENT EN HUUR. 1. Wettelijke regeling

VVJ Actualiteitendag Vastgoedrecht 2015. ONDERDEEL ACTUALITEITEN HUURRECHT DOOR MR. M.F.A. Evers I FAILLISSEMENT EN HUUR. 1. Wettelijke regeling VVJ Actualiteitendag Vastgoedrecht 2015 ONDERDEEL ACTUALITEITEN HUURRECHT DOOR MR. M.F.A. Evers I FAILLISSEMENT EN HUUR 1. Wettelijke regeling Art. 39 Fw.: in geval van faillissement van de huurder kan

Nadere informatie

Het Concurrentiebeding

Het Concurrentiebeding meest gestelde vragen over Het Concurrentiebeding De Gier Stam & De 10 meest gestelde vragen over Het Concurrentiebeding De Gier Stam & Colofon De Gier Stam & Advocaten Lucasbolwerk 6 Postbus 815 3500

Nadere informatie

Datum uitspraak , Publicatie JAR 2017/312 (Sdu Jurisprudentie Arbeidsrecht), aflevering 17, 2017

Datum uitspraak , Publicatie JAR 2017/312 (Sdu Jurisprudentie Arbeidsrecht), aflevering 17, 2017 pagina 1 van 19 JAR 2017/312, Hoge Raad, 17-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2907, ECLI:NL:PHR:2017:1094, 17/01157 (annotatie) Gegevens Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 17-11-2017, 06-10-2017 Publicatie JAR

Nadere informatie

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam &

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & De 10 meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & Colofon De Gier Stam & Advocaten Lucasbolwerk 6 Postbus 815 3500 AV UTRECHT t: (030)

Nadere informatie

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten Onder Professoren Aansprakelijkheid van bestuurders 14 april 2015 VAAN Utrecht prof. mr. Claartje Bulten Aansprakelijkheid van bestuurders Onderwerpen Interne aansprakelijkheid Externe aansprakelijkheid

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) 1. Definities 1.1 In deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder: Opdracht : a) De overeenkomst waarbij Opdrachtnemer hetzij alleen

Nadere informatie

Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie. Mw. mr. M.E.C. Lok, Advocaat te Amsterdam. (www.bakermckenzie.com/marjonlok)

Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie. Mw. mr. M.E.C. Lok, Advocaat te Amsterdam. (www.bakermckenzie.com/marjonlok) pagina 1 van 14 WPNR 2014(7005) Het toedoen ten onder (II, slot) Publicatie Aflevering 145 afl. 7005 Paginanummers 133-143 Publicatiedatum 08 februari 2014 Auteurs Het toedoen ten onder (II, slot) Weekblad

Nadere informatie

Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie

Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie pagina 1 van 12 WPNR 2014(7004) Het toedoen ten onder (I) Publicatie Aflevering 145 afl. 7004 Paginanummers 106-115 Publicatiedatum 01 februari 2014 Auteurs Het toedoen ten onder (I) Weekblad voor Privaatrecht,

Nadere informatie

82. schadevorderingen en garanties na einde huur door faillissement

82. schadevorderingen en garanties na einde huur door faillissement De stand van zaken na het Romania-aRRest 82. schadevorderingen en garanties na einde huur door faillissement mr. F. van Buchem en mr. R.a. veldman in het op 15 november 2013 gewezen Romania-arrest maakt

Nadere informatie

1 Huurrecht is burgerlijk recht

1 Huurrecht is burgerlijk recht 1 Huurrecht is burgerlijk recht 1.1 Personen Om het huurrecht goed te kunnen positioneren, is het van belang vast te stellen dat huurrecht onderdeel uitmaakt van het burgerlijk recht. Grof gezegd bestaat

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE. Leegstandschade van de verhuurder in het faillissement van de huurder Tijd voor een nieuwe regeling?

MASTERSCRIPTIE. Leegstandschade van de verhuurder in het faillissement van de huurder Tijd voor een nieuwe regeling? MASTERSCRIPTIE Leegstandschade van de verhuurder in het faillissement van de huurder Tijd voor een nieuwe regeling? Student: Nina Tutein Nolthenius Studentnummer: 5939089 Begeleider: Mw. mr. S. de Groot

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4790 Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73 van de programmawet (I) van 27 december 2006, gesteld door de Vrederechter van het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring

Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring Inhoud I 1 2 3 4 5 5a II 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 Algemeen Drie procedures Het faillissement De surseance van betaling De schuldsanering natuurlijke personen Commissie Insolventierecht Herijking van het

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

ECLI:NL:CRVB:2017:1820 ECLI:NL:CRVB:2017:1820 Instantie Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8607 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Nota van toelichting

Nota van toelichting Nota van toelichting In het Algemeen Overleg van 11 november 2008 heb ik nadere regelgeving voor buitengerechtelijke incassokosten aangekondigd (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 144). Bij brief van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-06-2006 Datum publicatie 26-06-2006 Zaaknummer 709062 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

De classificatie van vorderingen in het Voorontwerp Insolventiewet: een einde aan de wildgroei van boedelvorderingen?

De classificatie van vorderingen in het Voorontwerp Insolventiewet: een einde aan de wildgroei van boedelvorderingen? De vraag rijst, of het wenselijk is het huidige art. 51 lid 2 Fw te handhaven, en de derde die om niet heeft verkregen dus alleen te beschermen als hij kan aantonen dat hij niet is gebaat. Dat heeft tot

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Loondoorbetaling na 104 weken ziekte

Loondoorbetaling na 104 weken ziekte Loondoorbetaling na 104 weken ziekte Brief minister Donner Datum 2 februari 2010 Bij brief van 2 juli jl. heeft u gereageerd op mijn brief van 19 december 2008. Uw reactie heeft u inmiddels ook bij brief

Nadere informatie

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr... pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29

Nadere informatie

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt.

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt. Artikel 1 - Toepasselijkheid Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Leegstandschade en bankgaranties: hoe zat het ook al weer? En hoe moet het verder?

Leegstandschade en bankgaranties: hoe zat het ook al weer? En hoe moet het verder? Leegstandschade en bankgaranties: hoe zat het ook al weer? En hoe moet het verder? mr. V.G.J. Boumans 1 Tot enkele jaren geleden was het voor verhuurders mogelijk om bij het faillissement van een huurder

Nadere informatie

Boedelschulden, bij de curator in te dienen vorderingen en nietverifieerbare

Boedelschulden, bij de curator in te dienen vorderingen en nietverifieerbare 720 Ars Aequi september 2018 annotatie Annotatie arsaequi.nl/maandblad AA20180720 Boedelschulden, bij de curator in te dienen vorderingen en nietverifieerbare vorderingen Prof.mr. R.M. Wibier HR 23 maart

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

1. Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Middelharnis, 23 november 2009, WR 2010, 24. 2. Femke Borst is advocaat/partner bij Six Advocaten.

1. Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Middelharnis, 23 november 2009, WR 2010, 24. 2. Femke Borst is advocaat/partner bij Six Advocaten. heeft grotendeels betrekking op de periode die ligt na de datum waartegen de curator heeft opgezegd. De huurder had de kwartaalhuur reeds vooruit betaald. De algemene huurvoorwaarden (ROZ 1996) bevatten

Nadere informatie

uitspraak van de week

uitspraak van de week Auteur : mr. W.A.E. Meuris Datum : 18 juli 2018 Onderwerp : Loondoorbetalingsverplichting voor werkgever indien in hoger beroep door het Hof wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht was?

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

B.J. Sap HVG Law. Faillissement. Boedelschuld. Niet-genoten vakantiedagen.

B.J. Sap HVG Law. Faillissement. Boedelschuld. Niet-genoten vakantiedagen. 26 Arbeidsrecht «JIN» Jurisprudentie in Nederland maart 2018, afl. 2 192 overeenstemming is met wat in de richtlijn is bedoeld. Op basis van het Botzen-arrest zou bepalend zijn met welk onderdeel de werknemer

Nadere informatie

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt.

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt. Artikel 1: Toepasselijkheid Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

I. ALGEMENE BEPALINGEN... 1 II. DIENSTEN INZAKE TOT STAND KOMEN VAN OVEREENKOMSTEN... 2 III. OVERIGE VOORWAARDEN... 5

I. ALGEMENE BEPALINGEN... 1 II. DIENSTEN INZAKE TOT STAND KOMEN VAN OVEREENKOMSTEN... 2 III. OVERIGE VOORWAARDEN... 5 Algemene voorwaarden Schoeman consultants B.V. Per juli 2013 De algemene voorwaarden Schoeman consultants B.V. zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen tussen opdrachtnemer en opdrachtgever, behoudens

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

De verificatie van na faillissement ontstane vorderingen

De verificatie van na faillissement ontstane vorderingen De verificatie van na faillissement ontstane vorderingen Een aanbeveling aan het adres van de Hoge Raad tot inperking van het na Koot Beheer/Tideman q.q. herziene faillissementsschuldcriterium Masterscriptie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-02-2015 Zaaknummer 3792692 CV EXPL 15-683 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Goederenrecht

Nadere informatie

Samenvatting masterclass Arbeidsrecht

Samenvatting masterclass Arbeidsrecht Samenvatting masterclass Arbeidsrecht Samenvatting masterclass Arbeidsrecht Auteur: Jack Damen en Gerrit Jan Mulder Personeel & Organisatie Avans +, dé specialist in het ontwikkelen van mensen en organisaties.

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Faillissement, vriend of vijand van de verhuurder? mr. R. Arnoldus

Faillissement, vriend of vijand van de verhuurder? mr. R. Arnoldus Faillissement, vriend of vijand van de verhuurder? mr. R. Arnoldus Programma 1. Faillissement als incassomiddel 2. Gevolgen overeenkomst 3. Gevolgen verhuur 4. Wat te doen 5. Positie verhuurder 6. Soorten

Nadere informatie

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire vergadering van het Landelijk overleg

Nadere informatie

CURATOR VERSUS VERHUURDER

CURATOR VERSUS VERHUURDER CURATOR VERSUS VERHUURDER DE SPELREGELS VAN EN BIJ HET BEËINDIGEN VAN EEN HUUROVEREENKOMST Mr. J.F.C. Butterhoff-Veelenturf en Mr. F.F.A. Smetsers 1 Dit artikel is verschenen in de INSOLAD Congresbundel

Nadere informatie

Bijlage: Artikelsgewijs commentaar

Bijlage: Artikelsgewijs commentaar Bijlage: Artikelsgewijs commentaar Artikel 68 lid 2 (nieuw) en artikel 69 lid 1 (gewijzigd) Ook nu doet een goede curator al aangifte bij onregelmatigheden, hetgeen in de praktijk wordt afgestemd met de

Nadere informatie

Opzegging duurovereenkomst. Mr. dr. H. Wammes

Opzegging duurovereenkomst. Mr. dr. H. Wammes Opzegging duurovereenkomst Mr. dr. H. Wammes * HR 1 juli 2014, NJ 2015,2 (noot T.T.T.) Eneco beëindigt sponsorovereenkomst met organisator en gaat de Benelux Tour zelf organiseren. * HR 10 oktober 2014,

Nadere informatie

Openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet

Openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet Openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet Nummer: 5 Datum: 28 december 2011 Gegevens onderneming : Peter Beurskens Digital B.V. Datum uitspraak : 9 november 2010 Curator : mr. S.V. Hardonk Rechter-commissaris

Nadere informatie

4. De toepasselijkheid van eventuele voorwaarden van de wederpartij worden uitdrukkelijk van de hand gewezen.

4. De toepasselijkheid van eventuele voorwaarden van de wederpartij worden uitdrukkelijk van de hand gewezen. ALGEMENE VOORWAARDEN GRAFONDERHOUD.NL Artikel 1 - Toepasselijkheid 1. Deze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op elk aanbod van de ondernemer en op elke tot stand gekomen overeenkomst tussen ondernemer

Nadere informatie

Inleiding. 2 Zie Curatoren Imtech N.V. 18 augustus Curatoren Imtech N.V. 21 augustus 2015.

Inleiding. 2 Zie Curatoren Imtech N.V. 18 augustus Curatoren Imtech N.V. 21 augustus 2015. Inleiding De afgelopen tijd zijn in Nederland veel faillissementen uitgesproken waarbij de nodige werknemers waren betrokken. Een voorbeeld hiervan is het moederbedrijf Royal Imtech N.V. dat op 13 augustus

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Veel gebruikte afkortingen / XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding en onderzoeksvragen / 1

INHOUDSOPGAVE. Veel gebruikte afkortingen / XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding en onderzoeksvragen / 1 INHOUDSOPGAVE Veel gebruikte afkortingen / XI HOOFDSTUK 1 Inleiding en onderzoeksvragen / 1 1.1 Arbeidsrecht en insolventierecht: een spanningsveld / 1 1.2 Begripsbepaling / 4 1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier.

Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier. Datum Onderwerp advies Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Geachte -------------------------, Door deze komen wij terug op de Viva! dossiers die bij ons in behandeling zijn, waaronder uw dossier. De

Nadere informatie

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A. BONS BEHEER B.V. d.d. 18 juli 2013. : de besloten vennootschap A. Bons Beheer B.V.

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A. BONS BEHEER B.V. d.d. 18 juli 2013. : de besloten vennootschap A. Bons Beheer B.V. Dit verslag ziet uitsluitend op hetgeen zich in de afgelopen verslagperiode heeft voorgedaan. Daar waar de nummering ontbreekt, zijn de hoofdstukken reeds afgesloten en wordt voor informatie verwezen naar

Nadere informatie

Rechtbank Midden-Nederland 30-01-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0341, (werkneemster/curatoren in het faillissement van Econcern)

Rechtbank Midden-Nederland 30-01-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0341, (werkneemster/curatoren in het faillissement van Econcern) commentaar op Rechtbank Midden-Nederland 30-01-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0341, (werkneemster/curatoren in het faillissement van Econcern) datum 12-03-2013 auteur J.P.H. Zwemmer Rechtbank Midden-Nederland

Nadere informatie

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Algemene Voorwaarden Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Artikel 1 Algemeen Artikel 2 Uitvoering van de overeenkomst Artikel 3 Betaling Artikel 4 Eigendomsvoorbehoud

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

De curator en de huurovereenkomst: van slakkengang naar ratrace!

De curator en de huurovereenkomst: van slakkengang naar ratrace! De curator en de huurovereenkomst: van slakkengang naar ratrace! mr. W.J.G. Smits 1 Curatoren zaten in het verleden regelmatig in een lastige spagaat bij de vraag of een huurovereenkomst al dan niet moest

Nadere informatie

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbevelingen ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

faillissement 18 Rechtspraak 28

faillissement 18 Rechtspraak 28 28 - De looptijd van de schuldsaneringsregeling na voorafgaand faillissement Eva Timmermans Rechtbank Den Haag 27 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:7671 1. Inleiding In de wet staat dat de termijn van de schuldsaneringsregeling

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857

Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857 Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857 Z.H. Duijnstee-van Imhoff Published in WR 2009/109, p. 388-390. 1 Noot bij ktr. Utrecht 16 september

Nadere informatie

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering Mr. drs. KP. van Koppen Kluwer - Deventer - 1998 Voorwoord V Gebruikte afkortingen XV Algemene inleiding en verantwoording 1 Verantwoording 1 2 Een körte schets

Nadere informatie

Opdracht tot dienstverlening en de Algemene Consumentenvoorwaarden

Opdracht tot dienstverlening en de Algemene Consumentenvoorwaarden 1. Kan de makelaar de opdracht teruggeven? Op basis van artikel 6 lid 4 van de Algemene NVM 2010 is het voor een NVM-makelaar mogelijk om op basis van gewichtige redenen de opdracht terug te geven. Als

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491

ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491 ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 26-04-2006 Datum publicatie 09-05-2006 Zaaknummer 17636 \ VV EXPL 06-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF 3. Algemeen verbintenissenrecht Het gebruik van algemene voorwaarden; zo standaard is het niet!

NIEUWSBRIEF 3. Algemeen verbintenissenrecht Het gebruik van algemene voorwaarden; zo standaard is het niet! NIEUWSBRIEF 3 Welkom bij de periodieke nieuwsbrief van Koppelaar & Linssen Advocaten. In een kort tijdsbestek bent u op de hoogte van uw rechten, plichten en (recente) juridische ontwikkelingen. In onze

Nadere informatie

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement Workshop Insolventierecht FR&R Deel 2: Tijdens faillissement Rolf Verhoeven / Johan Jol 3 september 2009 Onderwerpen Mogelijke procedures en hun gevolgen Spelers en hun bevoegdheden Verhaalsmogelijkheden

Nadere informatie

Administratiekantoor Bouw-Mouw

Administratiekantoor Bouw-Mouw ALGEMENE VOORWAARDEN Administratiekantoor Bouw-Mouw Zoomweg 55 8071 EH Nunspeet Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel 08147387 Artikel 1. Toepasselijkheid van deze voorwaarden 1. Deze voorwaarden gelden

Nadere informatie

Uitleg van de werkingssfeer van cao s CAO S IN DE PRAKTIJK. Workshop. Mr. dr. Esther Koot-van der Putte www.cao-recht.

Uitleg van de werkingssfeer van cao s CAO S IN DE PRAKTIJK. Workshop. Mr. dr. Esther Koot-van der Putte www.cao-recht. CAO S IN DE PRAKTIJK Uitleg van de werkingssfeer van cao s Workshop Mr. dr. Esther Koot-van der Putte www.cao-recht.nl 23 juni 2015 Het Adimac-arrest Viel Adimec onder Cao Metalektro? Adimec is een onderneming

Nadere informatie

Het pensioenontslag. ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3431; Ktr. Delft, 23 april 2009, JAR 2009/116.

Het pensioenontslag. ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3431; Ktr. Delft, 23 april 2009, JAR 2009/116. 1 Het pensioenontslag Inleiding Het maken van onderscheid op grond van leeftijd bij arbeid is verboden. De hierop betrekking hebbende EG-Richtlijn 1 is in Nederland geïmplementeerd door de Wet gelijke

Nadere informatie

Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds

Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds Advies over het verschil van mening tussen Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds en FNV (Zorg en Welzijn) en CNV (Zorg & Welzijn) anderzijds, hierna gezamenlijk

Nadere informatie

Pacht en faillissement

Pacht en faillissement mr. dr. T.T. van Zanten * 1. Inleiding Beschouwingen over pacht en faillissement zijn schaars. De laatste mij bekende publicatie dateert al weer van 50 jaar geleden, toen Polak over dit onderwerp schreef

Nadere informatie