Meldpunt Wtcg 2009 van de CG-Raad

Transcriptie

1 TNO-rapport KvL/GB Meldpunt Wtcg 2009 van de CG-Raad Preventie en Zorg Wassenaarseweg 56 Postbus CE Leiden T F info-zorg@tno.nl Datum November 2009 Auteur(s) G.J. Wijlhuizen R.J.M. Perenboom Opdrachtgever CG-Raad Projectnummer Aantal pagina's 44 (incl. bijlagen) Aantal bijlagen 1 Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan TNO

2 Samenvatting Inleiding Op 1 januari 2009 is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) ingegaan. De Wtcg regelt de compensatie in de vorm van een forfait voor chronisch zieken en gehandicapten een algemene tegemoetkoming in extra (niet op andere wijze vergoedde) kosten die zij maken vanwege hun ziekte of handicap. Dit forfait zal in 2010 moeten worden uitgekeerd aan personen die chronisch ziek of gehandicapt zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de chronisch zieken en gehandicapten daarvoor geen aanvraag behoeven in te dienen, maar dat het forfait zal worden uitgekeerd aan een selecte groep op basis van vast te stellen criteria. Voor de uitkering van de algemene tegemoetkoming gaat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) uit van een afbakening (wie komt er wel/ niet in aanmerking voor een forfait). Deze afbakening is gebaseerd op zorggebruik volgens de zogenoemde Vektis-criteria (de Boo e.a., 2008). De criteria waarop de beoogde mensen gevonden worden, zijn op dit moment nog in ontwikkeling. Aan de hand van de huidige voorlopige afbakeningscriteria worden nog niet alle beoogde chronisch zieken gevonden. Meldpunt Wtcg In het kader van de invoering van de Wtcg heeft de CG-Raad TNO verzocht om een Meldpunt Wtcg te ontwikkelen. Personen kunnen zich hier melden die om verschillende redenen aanspraak denken te kunnen maken op een forfait vanwege meerkosten die gemoeid zijn met de gevolgen van een chronische ziekte of handicap. De werving van respondenten en de gegevensverzameling via de website vielen onder verantwoordelijkheid van de CG-Raad. Daartoe heeft de CG-Raad op verschillende manieren contact gezocht met chronische zieken of gehandicapten. De CG-Raad heeft zijn leden benaderd en berichten in de landelijke pers gekregen. Het Meldpunt-Wtcg heeft op het internet, bereikbaar via de website van de CG-Raad, open gestaan van 26 augustus tot en met 7 oktober Aan de respondenten zijn vragen voorgelegd over hun chronische aandoening of handicap, zorggebruik, medicijngebruik, arbeidsongeschiktheid en de mate waarin de respondenten beperkingen ervaren in Activiteiten en Participatie aan de hand van IMPACT (ICF 1 Measure of Participation and Activity). Doelstelling De doelstelling van het Meldpunt Wtcg is inzicht verschaffen in de kenmerken van personen met een chronisch zieke en/of handicap die aangeven geen forfait te krijgen volgens de huidige Vektis-criteria. Drie aspecten zijn daarbij bijzonder van belang, te weten: - Op basis van welk zorg/voorzieningengebruik zijn respondenten te vinden; - Op basis van welke verandering in criteria kunnen respondenten mogelijk alsnog in aanmerking komen voor een forfait; - Inschatting maken van vermoedelijke meerkosten die respondenten maken. 1 International Classification of Functioning, Disability and Health (WHO, 2001)

3 Resultaten en conclusies De gepresenteerde gegevens zijn illustratief voor de respondenten die via het Meldpunt Wtcg de vragenlijst hebben ingevuld en zijn niet representatief voor alle personen die vinden dat ze ten onrechte geen forfait lijken te krijgen in het kader van de Wtcg. Allereerst zijn op basis van het onderzoek de volgende inzichten ontstaan over de respondenten die aangeven dat ze ten onrechte geen forfait lijken te krijgen in het kader van de Wtcg. 1. Van alle respondenten, rapporteert 61% een grote verscheidenheid aan chronische ziektes of handicaps. Het gaat daarbij ondermeer om problemen met het bewegingsapparaat (artrose, reuma, rugproblemen), hartproblemen, longaandoeningen, allergieën en diabetes, bloedziekten en depressie. 2. Vrijwel alle respondenten (91%) geven aan dat ze medicijnen gebruiken die door een arts is voorgeschreven. Daarvan geeft 58% aan dat ze medicijnen gebruiken die voorkomen in een farmaceutische kostengroep (FKG). 3. De helft van het totaal aantal respondenten geeft aan dat ze meer dan 35% arbeidsongeschikt is en iets meer dan eenderde van de respondenten geeft aan een uitkering via het Uwv te krijgen. 4. Van de respondenten maakt 43% gebruik van één of meerdere typen zorg of zorgvoorzieningen. Ruim 25% van alle respondenten zou gevonden kunnen worden door een hulpmiddel vanuit de zorgverzekeringswet of WMO (rolstoelen (elektrisch en gewoon) en andere hulpmiddelen. 5. De meerderheid van de respondenten (75%) rapporteert één of meerdere (grote) beperkingen in Activiteiten en Participatie. Ze blijken vooral grote beperkingen te hebben in Mobiliteit (55%), Belangrijke levensgebieden, zoals arbeid en opleiding (40%), deelnemen aan Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven (39%), en uitvoeren van huishoudelijke taken (38%). Opvallend is dat respondenten die geen medicijnen gebruiken relatief vaak grote beperkingen rapporteren. Er is in het onderzoek nagegaan welke inschatting er op basis van het onderzoek is te maken van vermoedelijke meerkosten van respondenten. 6. Voor 30% van de respondenten (345 respondenten), met relatief grote beperkingen, kan worden ingeschat dat de jaarlijkse meerkosten gemiddeld ca euro bedragen (categorie met hoogste meerkosten). Voor de respondenten die geen medicatie gebruiken geldt, dat ze relatief vaak deze hoge geschatte meerkosten hebben (gemiddeld ca euro). Dit gegeven hangt samen met het feit dat ze relatief vaak grote beperkingen hebben gerapporteerd. Het onderzoek heeft een aantal typen zorg/voorzieningengebruik gevonden op basis waarvan respondenten te vinden zijn. 7. Uit de resultaten blijkt dat via verschillende typen zorg/voorzieningen (inclusief FKG medicijngebruik) in totaal 70% van alle respondenten kan worden gevonden. Via FKG medicijnengebruik > 180 dagen kan 51% worden gevonden en daarnaast voegt het gebruik van een hulpmiddel verstrekt door de zorgverzekeraar daar 8% aan toe. De gehandicaptenparkeerkaart, het Pgb en het hebben van een arbeidsongeschiktheidsuitkering voegen in totaal nog 11% toe.

4 Van de respondenten met relatief hoge geschatte meerkosten kan in totaal 96% worden gevonden met zes typen zorg/voorzieningengebruik. Via respondenten met FKG medicijnengebruik >180 dagen, een hulpmiddel verstrekt door de zorgverzekeraar en respondenten met een gehandicaptenparkeerkaart kan al 77% worden gevonden. Op basis van de resultaten kan een indicatie gegeven worden van welke verandering in criteria respondenten mogelijk alsnog in aanmerking kunnen doen komen voor een forfait. 8. Veel respondenten, met name respondenten met relatief hoge meerkosten, kunnen via FKG medicijnengebruik > 180 dagen worden gevonden. Een deel van deze personen zou alsnog in aanmerking kunnen komen voor een forfait als het criterium van 180 dagen en de dag dosering van de medicatie zouden worden aangepast. Speciale aandacht vraagt de groep personen die geen medicatie gebruiken en waarvan is gebleken dat ze relatief grote beperkingen en hoge geschatte meerkosten hebben. Uit tabel 19 blijkt dat een groot deel van deze groep met hulpmiddelen vanuit de ZVW en-of WMO gevonden zou kunnen worden.

5 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Methode Vragenlijst voor het Meldpunt Wtcg Openstelling van het meldpunt en werving/ instroom van respondenten Analyse Resultaten Demografische kenmerken van respondenten van het Meldpunt Wtcg Typen en aantal chronische aandoeningen Zorg Beperkingen in activiteiten en participatie Vinden van respondenten aan de hand van zorg/voorzieningen gebruik Inschatting meerkosten van de respondenten Kenmerken van respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben Vinden van respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben Overwegingen en Conclusies Overwegingen Conclusies Literatuur Bijlage(n) A Vragenlijst Meldpunt Wtcg van de CG-Raad

6 TNO-rapport KvL/GB November / 30 1 Inleiding Op 1 januari 2009 is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) ingegaan. De Wtcg regelt de compensatie in de vorm van een forfait voor chronisch zieken en gehandicapten een algemene tegemoetkoming in extra (niet op andere wijze vergoedde) kosten die zij maken vanwege hun ziekte of handicap. Dit forfait zal in 2010 moeten worden uitgekeerd aan personen die chronisch ziek of gehandicapt zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de chronisch zieken en gehandicapten daarvoor geen aanvraag behoeven in te dienen, maar dat het forfait zal worden uitgekeerd aan een selecte groep op basis van vast te stellen criteria. Voor de uitkering van de algemene tegemoetkoming gaat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) uit van een afbakening (wie komt er wel/ niet in aanmerking voor een forfait). Deze afbakening is gebaseerd op zorggebruik volgens de zogenoemde Vektis-criteria (de Boo e.a., 2008). De criteria waarop de beoogde mensen gevonden worden, zijn op dit moment nog in ontwikkeling. Aan de hand van de huidige voorlopige afbakeningscriteria worden nog niet alle beoogde chronisch zieken gevonden. Via internet is momenteel wel door het Ministerie van VWS een test beschikbaar gesteld ( waarmee mensen kunnen nagaan of ze, volgens de huidge voorlopige afbakeningscriteria, in aanmerking komen voor een forfait. In het begin van 2010 bespreekt de Tweede Kamer opnieuw de afbakening. Meldpunt Wtcg De CG-Raad wil een beter inzicht krijgen in de chronisch zieken en gehandicapten die op basis van de op dit moment bekende criteria geen tegemoetkoming (forfait) zouden krijgen. In het kader van de invoering van de Wtcg heeft de CG-Raad TNO verzocht om een Meldpunt Wtcg te ontwikkelen. Personen kunnen zich hier melden die om verschillende redenen aanspraak denken te kunnen maken op een forfait vanwege meerkosten die gemoeid zijn met de gevolgen van een chronische ziekte of handicap. Doelstelling De doelstelling van het Meldpunt Wtcg is inzicht verschaffen in de kenmerken van personen met een chronisch zieke en/of handicap die aangeven geen forfait te krijgen volgens de huidige Vektis-criteria. Drie aspecten zijn daarbij bijzonder van belang, te weten: - Op basis van welk zorg/voorzieningengebruik zijn respondenten te vinden; - Op basis van welke verandering in criteria kunnen respondenten mogelijk alsnog in aanmerking komen voor een forfait; - Inschatting maken van vermoedelijke meerkosten die respondenten maken. Vraagstellingen 1 Wat zijn de demografische kenmerken van personen (geslacht, leeftijd, opleiding, samenstelling huishouden) die zich hebben gemeld bij het Meldpunt Wtcg van de CG-Raad en daar de vragenlijst hebben ingevuld? 2 Welke chronische ziekte of handicap rapporteren de respondenten (type en aantal)? 3 Welke typen en aantal zorggebruik rapporteren de respondenten?

7 TNO-rapport KvL/GB November / 30 4 Wat is het percentage respondenten dat arbeidsongeschikt is en het percentage respondenten dat door arts voorgeschreven medicijnen gebruikt die al dan niet behoren tot een farmaceutische kostengroep (FKG)? 5 Welke beperkingen in activiteiten en participatie worden gerapporteerd door de respondenten (totaal, en uitgesplitst naar wel geen gebruik van medicijnen)? 6 Welk aandeel van de respondenten is te vinden aan de hand van/combinaties van zorg- of voorzieningengebruik? 7 Is er een inschatting te geven van de vermoedelijke meerkosten van de respondenten (totaal, en uitgesplitst naar wel geen gebruik van medicijnen)? 8 Welke kenmerken hebben respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben? 9 Welk aandeel van de respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben is te vinden aan de hand van zorg/voorzieningengebruik?

8 TNO-rapport KvL/GB November / 30 2 Methode 2.1 Vragenlijst voor het Meldpunt Wtcg De CG-Raad heeft in overleg met TNO de vragenlijst opgesteld die binnen het meldpunt aan de respondenten is voorgelegd. Het betreft een vragenlijst die via internet bereikbaar is gesteld via de website van de CG-Raad. In bijlage A is de vragenlijst weergegeven. De doelgroep voor het Meldpunt Wtcg is personen met een chronische ziekte of handicap die volgens de huidige Wtcg afbakeningscriteria geen forfait zouden krijgen. De eerste vragen van de vragenlijst zijn erop gericht om aan de respondenten duidelijk te maken dat alleen personen de vervolgvragen van het meldpunt dienen te beantwoorden die volgens de Vektis-criteria geen forfait zouden krijgen. Deze vragen waren: Heeft u de Wtcg test gedaan? En: Krijgt u een tegemoetkoming? Respondenten konden dat uitvinden aan de hand van het invullen van de door het Ministerie van VWS opgestelde Wtcg test. Deze test is te vinden via internet op Als uit die test zou blijken dat ze wel in aanmerking voor een forfait komen, dan konden ze dat invullen. Deze persoon was het niet mogelijk om nog verder vragen in te vullen. Personen die geen forfait zouden krijgen, konden verder in de vragenlijst met een aantal vervolgvragen. De vervolgvragen betreffen: algemene kenmerken (geslacht, leeftijd opleiding, samenstelling van het huishouden); vragen over welke chronische ziekte of handicap de respondent heeft (in 20 categorieën en een extra categorie anders, namelijk: waarin respondenten zelf andere chronische ziekten of handicaps konden aangeven). Daarnaast werd gevraagd naar lidmaatschap van patiëntenvereniging; gebruik van verschillende typen zorg en/of voorzieningen (16 door de CG-Raad aangegeven relevante categorieën, en een extra categorie anders, namelijk:); door een arts voorgeschreven medicijngebruik (ja, nee); meer dan 35% arbeidsongeschiktheid (ja, nee) en uitkering Uwv (ja, nee, weet niet). Optioneel konden respondenten de vragenlijst vervolgen met het invullen van vragen over ervaren beperkingen aan de hand van de IMPACT vragenlijst (ICF Measure of Participation and ACTivities) die betrekking heeft op beperkingen in activiteiten en participatie (Post et al., 2008). De ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health, (WHO, 2001)) is een classificatie van het menselijk functioneren, waarvan het uitvoeren van activiteiten en het participeren een belangrijk onderdeel is. De classificatie is onderverdeeld in 9 domeinen op 2 gebieden, Activiteiten (A) en Participatie (P) (zie ook bijlage A). De negen domeinen zijn: 1. Leren en toepassen kennis (A, item 25-27); 2. Algemene taken en eisen (A, item 28-29)); 3. Communicatie (A, item 30-32); 4. Mobiliteit (A, item 33-39);

9 TNO-rapport KvL/GB November / Zelfverzorging (A, item 40-42); 6. Huishouden (P, item 43-46); 7. Tussenmenselijke interacties en relaties (P, item 47-50); 8. Belangrijke levensgebieden (P, item 51-52) ; 9. Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven (P, item 53-56). De IMPACT vragenlijst bestaat uit 32 vragen, waarmee mogelijkheden, beperkingen en problemen binnen deze 9 domeinen worden vastgelegd. Iedere vraag kent 4 antwoordcategorieën: geen beperkingen, enige beperkingen, grote beperkingen, kan ik helemaal niet. De CG-Raad heeft de vragenlijst op het internet geplaatst en toegankelijk gemaakt voor de doelgroep van mensen met een beperking door chronisch ziekte of handicap. 2.2 Openstelling van het meldpunt en werving/ instroom van respondenten 2.3 Analyse Het Meldpunt-Wtcg heeft open gestaan van 26 augustus tot en met 7 oktober De werving van respondenten en de gegevensverzameling via de website vielen onder verantwoordelijkheid van de CG-Raad. Daartoe heeft de CG-Raad op verschillende manieren contact gezocht met chronische zieken of gehandicapten. De CG-Raad heeft zijn leden benaderd en berichten in de landelijke pers gekregen. De werving was erop gericht om zoveel mogelijk personen naar het Meldpunt te krijgen die vinden dat ze ten onrechte geen forfait zouden krijgen. De instroom is als volgt verlopen. Gerichte en massamediale bekendmaking van bestaan en doel van Meldpunt Wtcg. Personen die op Meldpunt Wtcg komen moeten aangeven of ze, volgens Wtcg test van VWS een forfait zouden kunnen krijgen. Als ze wel een forfait zouden kunnen krijgen, dan geven ze dat aan en dan stopt voor hen de vragenlijst. Als ze geen forfait zouden kunnen krijgen, dan kunnen de respondenten verder met de vragenlijst. Op 7 oktober is het meldpunt gesloten en is het gegevensbestand door TNO geanalyseerd. Bij de analyse is, waar nodig, onderscheid gemaakt tussen het totaal aantal respondenten en de respondenten die de IMPACT vragenlijst hebben ingevuld Vraagstelling 1 en 4 Van de demografische kenmerken van de respondenten (vraagstelling 1) en de items arbeidsongeschiktheid en het gebruik van voorgeschreven medicijnen (vraagstelling 4) zijn frequenties weergegeven Vraagstelling 2 en 3 Met betrekking tot beantwoording van de vraagstellingen 2 en 3 zijn de volgende analyses uitgevoerd op de gegevens afkomstig van de vragen uit de vragenlijst over chronische ziekte of handicap en gebruik van zorg en voorzieningen. Bij de antwoorden over de chronische ziekte of handicap en over het gebruik van zorg en voorzieningen konden respondenten gebruik maken van antwoordcategorieën. Er was de mogelijkheid om andere chronische ziekte of handicap op te geven of een

10 TNO-rapport KvL/GB November / 30 andere zorgvorm in een tekstveld aan te geven. Deze antwoorden zijn gegroepeerd, waardoor een aantal categorieën is toegevoegd aan de categorieen die in de vragenlijst zijn weergegeven. Multimorbiditeit is bepaald door het aantal chronische ziekten welke een respondent aangeeft bij elkaar op te tellen. Een zelfde procedure is gevolgd voor meervoudig zorggebruik. In de rapportage is een ordening aangebracht naar frequentie van voorkomen Vraagstelling 5 en 8 Voor de beantwoording van vraagstelling 5 en deels ook voor vraagstelling 8 is allereerst voor elk type beperking de frequentie van de antwoordcategorieën weergegeven. Per item is vervolgens over de totale groep een totaalscore berekend welke weergeeft welke beperking het meest voorkomt, gewogen naar ernst in de respondentengroep. De totaalscore is als volgt bepaald: Ernst van de beperking totaal score = N (enige beperkingen) + Nx2 (grote beperkingen) + Nx3 (kan helemaal niet). Ten aanzien van de IMPACT vragenlijst zijn daarnaast nog enkele bewerkingen uitgevoerd. De vier antwoordcategorieën van de 32 vragen zijn gedichotomiseerd door samenvoeging van geen of enige beperkingen in score 0, en grote beperkingen/kan ik helemaal niet in score 1. Een totale IMPACT score is berekend door vervolgens alle antwoorden bij elkaar op te tellen, met als resultaat een score tussen 0 en 32. De 32 IMPACT-vragen dekken bij elkaar de 9 ICF-domeinen af. Een respondent is beperkt in één of meer domeinen als hij/zij aangeeft op minstens één van de vragen uit dat domein te hebben aangegeven tenminste grote beperkingen te hebben. Dit wordt op 2 manieren gepresenteerd: Het percentage respondenten dat in 0, 1 of meer domeinen aangeeft tenminste grote beperkingen te hebben. Per domein het percentage respondenten dat aangeeft tenminste grote beperkingen te hebben Vraagstelling 6 en 9 Ten behoeve van de beantwoording van de vraagstellingen 6 en 9 zijn de volgende analyses uitgevoerd op de gegevens van de vragenlijst: Om te bezien op welke wijze de respondenten die nu aangeven geen forfait te krijgen toch gevonden kunnen worden, is de volgende weg bewandeld: 1. Uitgegaan is van zorggebruik en uitkering voor arbeidsongeschiktheid (tezamen te noemen zorg/voorzieningen-gebruik); 2. Vervolgens is bekeken welk zorg/voorzieningen-gebruik als eerste het meest frequent voorkomt. 3. Vervolgens is voor de resterende groep opnieuw bekeken welk zorg/voorzieningen-gebruik dan het meest frequent voorkomt. 4. Deze procedure is herhaald tot het aantal toe extra gevonden (toegevoegde) respondenten minder dan 15 is Vraagstelling 7 Voor de beantwoording van vraagstelling 7 is gebruik gemaakt van resultaten van het rapport Meerkosten in kaart (2007). Het gaat om het inschatten van meerkosten van respondenten. In dit rapport is eveneens gebruik gemaakt van IMPACT in een versie waarin de vragenlijst bestond uit 33 items, met drie antwoordcategorieën (geen, een beetje, grote beperkingen). In dit Meerkostenrapport is onderscheid gemaakt tussen

11 TNO-rapport KvL/GB November / 30 scores op het gebied van Activiteiten en op het gebied van Participatie. Binnen ieder gebied zijn de ranges van de scores verdeeld in 4 gelijke categorieën. Voor de inschatting van de meerkosten in onderhavig onderzoek hebben we enkele bewerkingen op de IMPACT vragenlijst van het meldpunt uitgevoerd. Allereerst is er een extra variabele aangemaakt (dummy) binnen het participatie onderdeel. In de huidige versie van IMPACT zijn hier twee vragen samengevoegd over het omgaan met financiën op korte en lange termijn. Deze dummy is gemaakt door de gemiddelde score van de andere participatie vragen te gebruiken. Daarnaast zijn de antwoordcategorieën grote beperkingen en kan niet van de IMPACT lijst uit het meldpunt samengevoegd. Op deze wijze is een indicatie te geven van de vermoedelijke meerkosten die de respondenten van het Meldpunt Wtcg maken. In het rapport Meerkosten in kaart (2007) zijn voor het onderdeel activiteiten (A) en het onderdeel participatie (P) aparte totaalscores berekend. Omdat we in dit onderzoek enig zicht willen krijgen op de meerkosten die de respondenten maken, hebben we eenzelfde splitsing gemaakt in scores op Activiteiten en op Participatie (met dummyvariabele). Deze scores zijn op dezelfde op dezelfde wijze als de totale IMPACT score is berekend en vervolgens is de range van ieder gebied in 4 categorieën verdeeld. Opgemerkt moet nogmaals worden dat het hier gaat om een aantal bewerkingen en dat de feitelijke meerkosten in onderhavig onderzoek niet zijn bevraagd. Het gaat derhalve om een indicatie van de meerkosten die de respondenten (op groepsniveau) hebben. In het Meerkosten rapport is een duidelijke relatie aangetroffen tussen de score op de twee gebieden Activiteiten en Participatie en de hoogte van de (gemiddelde) meerkosten. In onze vergelijking hebben we ons geconcentreerd op de gemiddelde meerkosten die de groepen met de hoogste scores op de beide gebieden hebben (hoogste twee categorieën in de scorerange).

12 TNO-rapport KvL/GB November / 30 3 Resultaten In dit resultatenhoofdstuk zullen de resultaten die passen bij de verschillende vraagstellingen per paragraaf aan de orde komen. 3.1 Demografische kenmerken van respondenten van het Meldpunt Wtcg In totaal hebben 1608 personen het meldpunt bezocht. Daarvan gaven 1303 respondenten (81%) aan geen forfait te krijgen volgens de criteria van de Wtcg-test. Van de 305 bezoekers van het meldpunt die de vragenlijst niet hebben beantwoord, zijn geen gegevens bekend. In de analyses en deze rapportage worden deze personen verder niet meegenomen. Van de 1303 respondenten hebben 1140 respondenten ook de IMPACT-vragenlijst beantwoord. De kenmerken van beide groepen (alle 1303 respondenten versus 1140 IMPACT-invullers) worden hieronder in de tabellen 1 t/m 5 weergegeven. Tabel 1 Respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen verdeeld naar geslacht (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Geslacht N % N % Man Vrouw Totaal Tabel 2 Respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen verdeeld naar leeftijd (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Leeftijd N % N % 17 of jonger totaal Tabel 3 Respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen verdeeld naar opleiding (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Opleiding afgemaakt N % N % Geen Basis/ lagere school VMBO MBO HAVO, VWO, HBS, Atheneum, Gymnasium Hogeschool, Universiteit, HBO totaal

13 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Tabel 4 Respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen verdeeld naar aantal volwassenen (18+) in huishouden (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Aantal volwassenen N % N % (18+) in huishouden Geen of meer totaal Tabel 5 Respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen verdeeld naar aantal kinderen (17 jaar of jonger) in huishouden (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Aantal kinderen (18-) in N % N % huishouden Geen of meer Totaal In het algemeen kan over de groep respondenten gezegd worden dat wat meer vrouwen dan mannen de vragenlijst hebben ingevuld, en dat de meeste respondenten uit de leeftijdsgroep 36 tot 65 jaar komen. De verdeling over de opleidingsniveaus is divers. Uit de tabellen komt naar voren dat de achtergrondkenmerken van personen die de IMPACT vragenlijst hebben ingevuld (N=1140) niet verschillen van de kenmerken van de totale respondentengroep (N=1303). 3.2 Typen en aantal chronische aandoeningen In tabel 6 worden de door de respondenten gerapporteerde chronische ziektes of handicaps weergegeven, in volgorde van voorkomen. Omdat een respondent meer chronische aandoeningen tegelijk kan hebben (multimorbiditeit), is in tabel 7 de verdeling van het aantal chronische aandoeningen weergegeven. Uit tabel 6 blijkt dat problemen met het bewegingsapparaat (artrose, reuma, rugproblemen), hartproblemen, longaandoeningen, allergieën en diabetes, maar ook bloedziekten en depressie het meest genoemd worden. Uit tabel 7 blijkt dat 2% van de respondenten aangeeft geen chronische aandoening te hebben. 61% geeft aan meer dan één chronische aandoening te hebben.

14 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Tabel 6 Gerapporteerde chronische chronische ziekte of handicap bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Chronische ziekte of handicap Totaal N=1303 IMPACT ingevuld N=1140 N % N % 1 Artrose Ernstige hartkwaal of hartinfarct Reuma Astma of COPD Hernia of andere langdurige rugaandoening Allergieën Diabetes, suikerziekte Bloedziekte Depressie Kwaadaardige aandoening of kanker Spijsvertering of Stoma Hormoon of Klieraandoening Incontinentie Autisme of ADHD en andere psychiatrische aandoeningen MS of verlamming Doof of ernstig gehoorgestoord Spierziekte Aangeboren lichamelijke handicap Amputatie of verminking Zenuwaandoening of Neurologisch Vaataandoening Blind of ernstig slechtziend Huidaandoening Beroerte Nierziekte ME of Chronische vermoeidheid Immuunziekte Chronische pijn Verstandelijke handicap Longaandoening Balans (Méniere) HIV of Aids Dementie Overig Tabel 7 Gerapporteerd aantal chronische ziektes of handicaps bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Aantal ziektes of handicaps Totaal IMPACT ingevuld N % N % Totaal

15 TNO-rapport KvL/GB November / Zorg Medicijngebruik In tabel 7 wordt weergegeven het aantal personen dat aangeeft medicijnen te gebruiken op voorschrift van een arts. Vrijwel alle respondenten (91%) geven aan dat ze door een arts voorgeschreven medicijnen gebruiken. Van de 1192 personen die een voorgeschreven medicijn gebruiken, maken 694 (58%) personen gebruik van een medicijn dat voorkomt op de FKG-lijst (tabel 8). Tabel 7 Gerapporteerd door arts voorgeschreven medicijngebruik bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld Gebruikt voorgeschreven medicijnen N % N % Nee Ja Totaal Tabel 8 Gebruik medicijnen op FKG-lijst Totaal IMPACT ingevuld Gebruikt FKG-medicijn N % N % Nee Ja Totaal En van deze groep die een medicijn van de FKG-lijst gebruikt geeft 670 (97%) personen aan dat zij dit middel langer dan 180 dagen gebruiken (tabel 9). Tabel 9 Duur van gebruik van FKG-medicijnen Totaal IMPACT ingevuld N % N % Korter dan 180 dagen Langer dan 180 dagen Totaal Van de 1191 personen die medicijnen krijgen voorgeschreven geven 919 personen (77%) aan nog andere dan de FKG-medicijnen te gebruiken. Hiervan gebruikt 881 (96%) deze medicijnen langer dan 180 dagen. Voor de 1033 medicijngebruikers die ook de IMPACT gegevens hebben ingevuld zijn dan de getallen: 793 personen ( 77%) gebruikt ook andere voorgeschreven medicatie en 765 (96%) gebruikt deze langer dan 180 dagen Arbeidsongeschiktheid De helft van de respondenten geeft aan dat ze tenminste voor 35% arbeidsongeschikt is (zie tabel 10). Tweederde van de respondenten daarvan geeft aan een uitkering van de Uwv te krijgen (zie tabel 11).

16 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Tabel 10 Gerapporteerde arbeidsongeschiktheid (>35%) bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld >35% arbeidsongeschikt N % N % Nee Ja Totaal Tabel 11 Gerapporteerde uitkering van Uwv bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Totaal IMPACT ingevuld uitkering van Uwv N % N % Nee Ja Niet geantwoord Totaal Overig zorggebruik In tabel 12 worden de door de respondenten gerapporteerde typen zorggebruik weergegeven, volgorde van voorkomen. Relatief veel respondenten geven aan dat ze een hulpmiddel van hun zorgverzekeraar hebben verkregen (18%), en/of dat ze een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) hebben (14%). In totaal 57% van de respondenten geeft aan geen zorg, hulpmiddel of voorziening te hebben of te krijgen en 23% van de respondenten geeft aan twee of meerdere typen zorg te krijgen (zie tabel 13). Tabel 12 Gerapporteerd zorggebruik bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Zorggebruik Totaal IMPACT ingevuld N=1140 N=1303 N % N % 1 Hulpmiddel van mijn zorgverzekeraar Gehandicaptenparkeerkaart GPK Aangepast vervoermiddel. Bijvoorbeeld een aangepaste auto, fiets of scootmobiel 4 Woningaanpassing van de gemeente. Bijvoorbeeld een traplift 5 Persoonsgebonden budget Pgb/ persoonsvolgend budget 6 Rolstoel van de gemeente maar geen elektrische rolstoel Andere hulpmiddelen vanuit de gemeente Speciaal vervoer vanuit de gemeente. Bijvoorbeeld de regiotaxi 9 Valyspas Huishoudelijke hulp door de thuiszorg via de gemeente Elektrische rolstoel van de gemeente Geld voormantelzorg van de Sociale Verzekerings Bank SV 13 Bijzonder onderwijs Rugzakje Leerlingenvervoer Geregistreerde mantelzorg bij Centrum Indicatiestelling Zorg 17 Anders namelijk Ik heb/ krijg geen zorghulpmiddelen of voorzieningen

17 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Tabel 13 Gerapporteerd aantal typen zorggebruik bij respondenten die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen (totaal en respondenten die IMPACT hebben ingevuld) Aantal typen zorggebruik Totaal IMPACT ingevuld N % N % of meer Totaal Beperkingen in activiteiten en participatie Totaal aantal respondenten In tabel 14 zijn de beperkingen in activiteiten en participatie van de respondenten weergegeven, geordend naar de meest frequent als relatief ernstig aangegeven beperking, zoals weerspiegeld in de Totaal score. Tabel 14 Gerapporteerde beperkingen door respondenten, die op het meldpunt Wtcg aangeven geen forfait te krijgen, geordend naar de meest frequent als relatief ernstig aangegeven beperking (Totaal score)(totale N = 1140) Beperking Geen Enige (1) Grote (2) Kan ik niet (3) Totaal Score 2 N % N % N % N % 1 Tillen Werk en opleiding Vrije tijd besteding Lichaamshouding Huishoudelijke werkzaamheden Uitvoeren activiteiten in onrustige omgeving 7 Lopen Bewegen voorwerpen met benen/voet 9 Maatschappelijke activiteiten Intieme relaties Vervoermiddel gebruik Helpen anderen Verzorgen planten/dieren Geheugen en concentratieproblemen 15 Grotere beweging hand/arm Uitvoeren activiteiten in rustige omgeving 17 Rol als burger Gebruiken zintuig In huis halen van dagelijkse benodigdheden 20 Meedoen religieuze activiteiten Ernst van de beperking Totaal score = N (enige) + Nx2 (grote) + Nx3 (kan niet)

18 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Beperking Geen Enige (1) Grote (2) Kan ik niet (3) Totaal Score 2 N % N % N % N % 21 Opnieuw aanleren van dingen Zichzelf wassen, aankleden Voeren van gesprek Goede gezondheid behouden Nauwkeurig handgebruik Aangaan en onderhouden van informele relaties 27 Toiletgang Aangaan/onderhouden formele relaties 29 Hanteren omgangsvormen met mensen 30 Omgaan met financiën Iets duidelijk maken aan anderen Begrijpen van mensen Respondenten rapporteren het meest frequent dat ze relatief grote beperkingen hebben bij tillen, werk en opleiding, vrije tijdbesteding, het handhaven van lichaamshouding en huishoudelijke werkzaamheden. Figuur 1 laat de verdeling zien van de respondenten naar het aantal items waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren. Bijna 25% van de respondenten geeft op geen enkel item aan dat ze tenminste grote beperkingen ervaren. Figuur 1 Verdeling van de respondenten naar het aantal items waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren. Verdeling Impact totaal score percentage personen Impact score

19 TNO-rapport KvL/GB November / 30 In figuur 2 is de verdeling van respondenten weergegeven naar het aantal ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren. Circa 60% van de respondenten geeft aan dat ze in twee of meer ICF domeinen tenminste grote beperkingen ervaart. Vervolgens wordt in figuur 3 de verdeling van respondenten naar de negen ICF domeinen (activiteiten en participatie) weergegeven waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren. Uit deze figuur blijkt dat respondenten vooral grote beperkingen hebben in Mobiliteit (55%), Belangrijke levensgebieden, zoals arbeid en opleiding (40%), deelnemen aan Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven (39%), en uitvoeren van huishoudelijke taken (38%). Figuur 2 Verdeling van respondenten naar het aantal ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren % Respondenten Aantal ICF domeinen Figuur 3 Verdeling van respondenten naar de negen ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren % Respondenten Mobiliteit Belangrijke levensgebieden Maatschappelijk, sociaal en burgelijk leven Huishouden Algemene taken en eisen Leren en toepassen van kennis Tussenmenselijke interacties en relaties Zelfzorg Communicatie ICF domeinen

20 TNO-rapport KvL/GB November / Uitgesplitst naar wel/geen medicijngebruik In figuur 4 is de verdeling weergegeven van respondenten naar het aantal ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren, uitgesplitst naar: Geen medicijngebruik (N=107), Gebruik FKG medicijnen > 180 dagen (N=569) en Overig medicijngebruik (N=464). Uit de figuur komt naar voren dat de respondenten die geen medicijn gebruiken relatief vaak grote beperkingen ervaren op één of meerdere (6 of meer) ICF domeinen. Daarnaast zijn er relatief weinig van deze respondenten die op geen enkel ICF domein grote beperkingen ervaren; 7,5% tegen ca. 25% bij respondenten die wel medicijnen gebruiken. Figuur 4 Verdeling van respondenten naar het aantal ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren, uitgesplitst naar geen (N=107), FKG (N=569) en overig medicijngebruik (N=464) % Respondenten Geen medicijngebruik Gebruik medicijn FKG lijst > 180 dagen Overig medicijngebruik Aantal ICF domeinen In figuur 5 is de verdeling weergegeven van respondenten naar de negen ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren, uitgesplitst naar geen, FKG en overig medicijngebruik. Uit de figuur blijkt dat de respondenten die geen medicijn gebruiken op elk van de 9 domeinen vaker tenminste grote beperkingen ervaren Figuur 5 Verdeling van respondenten naar de negen ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren, uitgesplitst naar geen (N=107), FKG (N=569) en overig medicijngebruik (N=464) % Respondenten Geen medicijngebruik Gebruik medicijn FKG lijst > 180 dagen Overig medicijngebruik 0 Mobiliteit Belangrijke levensgebieden Maatschappelijk, sociaal en burgelijk leven Huishouden Algemene taken en eisen Leren toepassen van kennis Tussenmenselijke interacties en relaties ICF domeinen Zelfzorg Communicatie

21 TNO-rapport KvL/GB November / Vinden van respondenten aan de hand van zorg/voorzieningen gebruik In deze paragraaf hebben wij beschreven op welke wijze respondenten die aangeven geen forfait te zullen krijgen toch kunnen worden gevonden. Onder de term vinden worden twee verschillende zaken begrepen. Ten eerste gaat het om respondenten die wel in de diverse voor de Vektis-criteria gebruikte bestanden aanwezig zijn, maar die door de gebruikte criteria niet in aanmerking komen voor een forfait. Hierbij gaat het vooral om het medicijngebruik en de dosering. Ten tweede gaat het om de groep personen die gebruik maken van andere vormen van zorg en daarmee wellicht in andere registraties voorkomen (of niet). Uit tabel 9 blijkt dat van de 1303 respondenten 670 (51%) personen medicijnen gebruiken die op de FKG-lijst voorkomen en die deze medicijnen langer dan 180 dagen (een half jaar) gebruiken. Ervan uitgaande dat zij volgens de in de Wtcg-test geen recht hebben op een forfait, kan dit alleen aan de dagdosering te wijten zijn. Indien de dagdosering aangepast wordt, kunnen deze personen alsnog gevonden worden. In de onderstaande tabel 15 wordt vervolgens bekeken hoeveel respondenten vervolgens nog gevonden kunnen worden als andere vormen van zorggebruik in de criteria betrokken worden. Tabel 15 Aantal en cumulatief % respondenten dat zou kunnen worden toegevoegd/gevonden op basis van medicijn en overige zorggebruik en uitkering Uwv Type zorggebruik Toegevoegde respondenten Cumulatief N N % Medicatie FKG-groep 180-dagen Hulpmiddel zorgverzekeraar Gehandicaptenparkeerkaart Persoonsgebonden budget Pgb/persoonsvolgend budget Arbeidsongeschiktheidsuitkering Uwv Totaal gevonden 907 Totaal respondenten Uit de tabel blijkt dat als naast de medicatie ook het gebruik van een hulpmiddel verstrekt door de zorgverzekeraar wordt gehanteerd, er nog eens 8% meer personen toegevoegd/gevonden kunnen worden. In totaal wordt dan 59% gevonden/toegevoegd. Indien de gehandicaptenparkeerkaart toegevoegd wordt, komt daar nog eens 3% bij, terwijl dan toevoeging van het Pgb nog eens 1 % toevoegt. Als tenslotte ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering een criterium wordt, bovenop voornoemde zorg, wordt nog eens 7% extra gevonden. In totaal zou met bovengenoemd zorggebruik (inclusief de medicatie) 70% van de personen die aangeven geen forfait te krijgen toegevoegd of gevonden kunnen worden. 3.6 Inschatting meerkosten van de respondenten Totaal aantal respondenten De respondenten is in dit onderzoek niet gevraagd naar de meerkosten die ze maken als gevolg van hun chronische ziekte of handicap. Vanuit een ander onderzoek Meerkosten in kaart (2007) zijn wel gegevens bekend over de gemiddelde meerkosten van

22 TNO-rapport KvL/GB November / 30 personen met chronische ziekten of handicaps gekoppeld aan beperkingen scores die zijn gebaseerd op beperkingen in activiteiten en participatie. Dit is gemeten met een versie van IMPACT, die later op onderdelen is aangepast. In de methoden paragraaf is beschreven op welke wijze de gegevens uit het rapport Meerkosten in kaart (2007) en uit het huidige onderzoek Meldpunt Wtcg zo verantwoord mogelijk zijn gekoppeld. In tabel 16 zijn daarvan de resultaten weergegeven. Voor beperkingen in zowel Activiteiten als voor Participatie is binnen het Meldpunt onderzoek een somscore berekend. Deze somsores zijn zowel voor Activiteiten als voor Participatie onderverdeeld in vier ernstcategorieën die ook gebruikt zijn in het Meerkosten in kaart (2007) rapport. Tabel 16 Somscores van beperkingen in Activiteiten en Participatie ( (1) weinig beperkingen (4) relatief grote beperkingen) van respondenten van het meldpunt Wtcg afgezet tegen corresponderende gemiddelde meerkosten uit het rapport: Meerkosten in kaart (2007) Respondenten Meldpunt Wtcg Geschatte jaarlijkse gemiddelde meerkosten ** Somscores beperkingen* Activiteiten N % Euro 95% BI*** (1) (2) (3) (4) Totaal Participatie (1) (2) (3) (4) Totaal * Bij het berekenen van de somscores zijn de categorieën grote beperkingen en kan niet samengenomen in één categorie met de score 3. ** Het betreft de meerkosten die zijn gerapporteerd in het rapport: Meerkosten in kaart (2007). *** 95% BI staat voor Betrouwbaarheids Interval, het interval waarbinnen 95% van de gegevens valt. Uit tabel 16 komt naar voren dat voor Activiteiten totaal 232 (20%) respondenten in de hoogste twee categorieën vallen (3,4) waar de geschatte gemiddelde meerkosten per jaar relatief hoog zijn; euro respectievelijk euro. Voor Participatie zijn dat 287 (25%) respondenten met geschatte meerkosten van euro (3) en euro (4) Uitgesplitst naar wel/geen medicijngebruik In tabel 17 zijn de gegevens uit tabel 16 uitgesplitst naar respondenten die geen medicatie gebruiken, die langer dan 180 dagen medicatie gebruiken die op de FKG lijst staan, en overige gebruikers van medicatie. Respondenten die geen medicatie gebruiken hebben vermoedelijk relatief vaak hoge meerkosten omdat ze oververtegenwoordigd zijn in categorie (4) van beperkingen in Activiteiten (10,3% versus 2,8% en 2,2%) en in Participatie (22,4% versus 8,9% en 8,2%).

23 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Tabel 17 Somscores van beperkingen in Activiteiten en Participatie ( (1) weinig beperkingen (4) relatief grote beperkingen) van respondenten van het meldpunt Wtcg afgezet tegen corresponderende gemiddelde meerkosten uit het rapport: Meerkosten in kaart (2007), uitgesplitst naar respondenten die geen medicatie gebruiken, die langer dan 180 dagen medicatie gebruiken die op de FKG lijst staan, en overige gebruikers van medicatie. Respondenten Meldpunt Wtcg Somscores beperkingen* geen medicatie gebruik FKG langer dan 180 dagen overig gebruik Geschatte jaarlijkse gemiddelde meerkosten ** Activiteiten N % N % N % Euro 95% BI*** (1) , , , (2) , , , (3) , , , (4) ,3 16 2,8 10 2, Totaal Participatie (1) , , , (2) , , , (3) , , , (4) ,4 51 8,9 38 8, Totaal * Bij het berekenen van de somscores zijn de categorieën grote beperkingen en kan niet samengenomen in één categorie met de score 3. ** Het betreft de meerkosten die zijn gerapporteerd in het rapport: Meerkosten in kaart (2007). *** 95% BI staat voor Betrouwbaarheids Interval, het interval waarbinnen 95% van de gegevens valt. 3.7 Kenmerken van respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben In deze paragraaf wordt nader ingegaan op kenmerken van de respondenten die tabel 15 voor beperkingen in Activiteiten en/ of Participatie in de categorieën 3 of 4 vallen. In tabel 18 is de verdeling van respondenten weergegeven naar hun score in Activiteiten en Participatie. De Pearson correlatie tussen deze scores op Activiteiten en Participatie=.80 (p<.001). In totaal 345 respondenten hebben ofwel op Activiteiten of Participatie een score 3 of 4 (30% van het totaal aantal respondenten). Tabel 18 Somscores van beperkingen in Activiteiten afgezet tegen somscores van beperkingen in Participatie in vier categorieën ( (1) weinig beperkingen (4) relatief grote beperkingen) van respondenten van het meldpunt Wtcg. Somscore beperkingen in 4 categorieën Activiteiten Participatie Totaal Totaal In figuur 6 is voor deze 345 respondenten, met relatief hoge geschatte meerkosten, weergegeven in welke mate ze voor elk van de negen verschillende ICF domeinen beperkingen ervaren. In deze figuur zijn tevens de gegevens van de totale respondentengroep (N=1140) per domein als contrast weergegeven.

24 TNO-rapport KvL/GB November / 30 Figuur 6 Verdeling van respondenten naar de negen ICF domeinen (activiteiten en participatie) waarop ze tenminste grote beperkingen ervaren, uitgesplitst naar de totale groep (N=1140) en de groep met relatief hoge geschatte meerkosten (N=345). % Respondenten Mobiliteit Belangrijke levensgebieden Maatschappelijk, sociaal en burgelijk leven Huishouden Algemene taken en eisen Leren en toepassen van kennis Tussenmenselijke interacties en relaties ICF domeinen Zelfzorg Communicatie Totaal Hoge meerkosten Uit figuur 6 komt naar voren dat de respondenten met relatief hoge geschatte meerkosten binnen elk van de ICF domeinen vaker tenminste grote beperkingen ervaren. Bijna 90% van deze subgroep van respondenten ervaart tenminste grote beperkingen in Mobiliteit, en meer dan 80% ervaart tenminste grote beperkingen in Belangrijke levensgebieden, zoals arbeid en opleiding, deelnemen aan Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven, en uitvoeren van Huishoudelijke taken. 3.8 Vinden van respondenten die vermoedelijk hoge meerkosten hebben In tabel 19 wordt aangegeven via welke type zorg/voorzieningengebruik de respondenten met relatief hoge geschatte meerkosten gevonden kunnen worden. Tabel 19 Aantal en % respondenten met relatief hoge meerkosten (ook cumulatief) dat zou kunnen worden gevonden op basis van gerapporteerd zorg/ voorzieningen gebruik. Type zorg/voorzieningen gebruik Toegevoegde Cumulatief respondenten N N % Gebruik FKG medicijnen >180 dagen Hulpmiddel verzekeraar Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) Woningaanpassing Rolstoel (niet electrisch) Ander hulpmiddel gemeente Totaal gevonden 319 Totaal respondenten met relatief hoge meerkosten