De Invloed van Stereotypen en Vooroordelen op Gedrag: Onvermijdelijk of. Mogelijkheid tot Inhibitie? H. S. Gerritsen. Universiteit van Amsterdam

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Invloed van Stereotypen en Vooroordelen op Gedrag: Onvermijdelijk of. Mogelijkheid tot Inhibitie? H. S. Gerritsen. Universiteit van Amsterdam"

Transcriptie

1 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 1 De Invloed van Stereotypen en Vooroordelen op Gedrag: Onvermijdelijk of Mogelijkheid tot Inhibitie? H. S. Gerritsen Universiteit van Amsterdam Bachelorthese Sociale Psychologie Datum: 28 november 2013 Aantal woorden: 6260 Aantal woorden abstract: 119 Aantal woorden onderzoeksopzet: 1894 Studentnummer: Begeleider: Tim Faber

2 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 2 Abstract In dit literatuuronderzoek werd bekeken of de invloed van stereotypen en vooroordelen op gedrag onvermijdelijk is, of vermijdelijk door inhibitie. Het blijkt dat veel personen ras bias vertonen, maar dat personen met tijdelijke of chronische egalitaire doelen, in staat zijn om stereotypen en vooroordelen op impliciet niveau te inhiberen, waardoor een invloed op gedrag uitblijft. Verder blijkt de IAT, een veelgebruikte maat voor impliciete stereotypen en vooroordelen, minder valide dan eerder aangenomen, waardoor personen als meer gestereotypeerd en bevooroordeeld uit deze test komen dan in werkelijkheid het geval is. Wanneer de maatschappij nog meer de nadruk legt op de negatieve gevolgen van gestereotypeerd en bevooroordeeld gedrag, zouden wellicht meer personen egalitaire doelen kunnen ontwikkelen, met als gevolg minder discriminatie. De invloed van stereotypen en vooroordelen op gedrag: onvermijdelijk of mogelijkheid tot inhibitie? Voor de wet is iedereen gelijk, maar de stereotypen en vooroordelen die bestaan en de discriminatie die hieruit voortkomt, laten zien dat niet iedereen daadwerkelijk gelijk behandeld wordt (Rijksoverheid, z.j.). Onder stereotypen worden kennis structuren, overtuigingen en verwachtingen over een groep verstaan (Moskowitz, 2005), hier gaat het om een cognitief construct. Bij vooroordelen gaat het om een affectief construct, over een gevoel dat geassocieerd wordt met een bepaalde groep (Moskowitz, 2005), waarbij dit gevoel vaak negatief is (McConahay & Hough, 1976, aangehaald in Amodio & Devine, 2006). Discriminatie gaat over het gedrag voortkomend uit stereotypen en vooroordelen. Hieronder wordt ongerechtvaardigd negatief gedrag verstaan, dat gericht is op leden van een outgroup, gebaseerd op hun behoren tot deze outgroup. (Stangor, 2004). Een voorbeeld hiervan is dat

3 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 3 personen met een niet-nederlandse naam in Nederland een kleinere kans hebben, uitgenodigd te worden voor een sollicitatie gesprek dan personen met een Nederlandse naam (Kalkman, 2008). Onder andere de negatieve beeldvorming van zwarte personen in de media kan zorgen voor bekendheid met stereotypen en vooroordelen, die discriminatie tot gevolg kan hebben. Niet iedereen gelooft echter in deze stereotypen en niet iedereen is bevooroordeeld. Men zou denken dat personen die niet geloven in stereotypen en niet bevooroordeeld zijn, ook niet zullen discrimineren. Uit onderzoek blijkt echter dat personen die van zichzelf aangeven niet bevooroordeeld te zijn, dit op impliciet niveau wel kunnen zijn (Devine, 1989). Personen maakten in Devine s (1989) onderzoek gebruik van impliciete stereotypen bij het vormen van een oordeel over een zwart persoon en konden discriminatie alleen voorkomen door deze stereotypen op expliciet niveau te onderdrukken. Devine concludeerde dan ook dat stereotyperen op impliciet niveau onvermijdelijk is. Onder impliciet wordt het niveau bij het associëren verstaan waar attitudes onbewust, oncontroleerbaar en onbekend voor personen kunnen zijn (Greenwald & Banaji, 1995, aangehaald in Dovidio, Kawakami, & Gaertner, 2002). Onder expliciet wordt het niveau bij het associëren verstaan waar attitudes bewust en controleerbaar zijn, opzettelijk zijn gevormd en makkelijk te rapporteren zijn. In tegenstelling tot Devine (1989) kwamen andere onderzoekers (Lepore & Brown, 1997) tot de conclusie dat er wel degelijk een verschil is tussen personen die wel of niet bevooroordeeld zijn. Personen die wel of niet bevooroordeeld waren, reageerden even negatief op zwarte personen, wanneer zij op impliciet niveau blootgesteld werden aan negatieve stereotypen over zwarten. Wanneer personen die niet bevooroordeeld waren, echter blootgesteld werden aan primes van zwarte personen zonder eerst aan de negatieve stereotypen te zijn blootgesteld, reageerden zij positief op zwarte personen. De bevooroordeelde personen bleven ook in dit geval negatief reageren. Impliciete stereotypen en

4 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 4 vooroordelen zouden dus niet bij iedereen en in alle gevallen een negatieve invloed hebben op gedrag. Dit zou impliceren dat stereotyperend en bevooroordeeld gedrag wel vermijdbaar zijn. Bovenstaande onderzoeken komen uit de vorige eeuw, maar er is nog steeds geen overeenstemming over dit onderwerp bereikt. Om deze reden zal de besproken tegenstelling nader bekeken worden in dit literatuuronderzoek en zal getracht worden deze tegenstelling te verklaren. De vraag die hierbij centraal zal staan is of stereotypen en vooroordelen een onvermijdelijke invloed hebben op gedrag, of dat dit vermeden kan worden door inhibitie. In de eerste paragraaf wordt onderzoek beschreven waaruit geconcludeerd is dat stereotyperend en bevooroordeeld gedrag onvermijdelijk is. In de tweede paragraaf staat onderzoek beschreven met de conclusie dat stereotyperend en bevooroordeeld gedrag wel te vermijden is. De verschillen tussen de onderzoeken met tegengestelde conclusies worden hierbij besproken, om zo dichter bij een verklaring van de tegenstelling te komen. In de derde paragraaf wordt dieper ingegaan op één van de meest gebruikte meetinstrumenten voor impliciete vooroordelen en stereotypen: de Implicit Association Test (IAT). De IAT zal hier geëvalueerd worden, ook om de tegenstelling verder te kunnen verklaren. De onvermijdelijkheid van stereotypen en vooroordelen Sinds Devine (1989) tot de conclusie kwam dat stereotyperen onvermijdelijk is, kwamen na haar veel onderzoekers tot vergelijkbare conclusies (o.a. Bargh, 1999; Dovidio & Fazio, 1992; Monteith, 1993, aangehaald in Blair, 2002). Dit leidde tot de theorie dat de perceptie van cues gerelateerd aan een sociale categorie, in dit geval zwarte personen, resulteert in de automatische activatie van stereotypen en vooroordelen, wat een onvermijdelijke invloed heeft op gedrag. Om te kunnen beoordelen of deze theorie hier terecht uit is voortgekomen, zal een deel van het onderzoek dat deze theorie ondersteunt, in deze paragraaf weergegeven worden.

5 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 5 Amodio en Devine (2006) toonden met hun onderzoek aan dat impliciete stereotypen en impliciete vooroordelen verschillende effecten hebben op gedrag. Uit hun onderzoek (studie 2 en 3) bleek een relatie te bestaan tussen impliciete stereotypen en instrumenteel gedrag en een relatie tussen impliciete vooroordelen en gedrag gerelateerd aan interpersoonlijke voorkeuren en sociale afstand. Deelnemers moesten hiervoor twee IATs doen. Een IAT is een meting van impliciete associaties met groepen. Bij een standaard IAT krijgen deelnemers op een computerscherm eerst gezichten van zwarte en blanke personen (of de woorden zwart en blank) te zien. Deze moeten zij categoriseren door op één van twee toetsen de drukken. In het blok hierna komen woorden in beeld met positieve of negatieve valentie, die ook gecategoriseerd moeten worden door dezelfde toetsen in te drukken. In het derde blok moeten deelnemers voor zwarte gezichten en negatieve woorden op dezelfde toets drukken en voor blanke gezichten en positieve woorden op de andere toets drukken. In het laatste blok moet dezelfde toets ingedrukt worden voor zwarte gezichten en positieve woorden en de andere toets voor blanke gezichten en negatieve woorden. De deelnemers moeten hierbij steeds zo snel mogelijk reageren. Het verschil in gemiddelde reactietijd tussen de laatste twee blokken is de basis voor de IAT meting. In studie 3 van Amodio en Devine deden deelnemers de stereotype IAT, gebruikmakend van stereotype woorden, en een standaard IAT, die vooroordelen moest meten. Hierna werd de deelnemer verteld dat deze voor een test samen zou gaan werken met een andere deelnemer. Dit bleek een zwart persoon te zijn. De deelnemer moest kiezen welk type vragen van de test hij/zij zelf zou gaan beantwoorden en welke de partner zou doen, op basis van wie waarin het beste zou zijn. De vier vraagsoorten betroffen wiskunde, verbale vaardigheden, populaire cultuur en sport. Hierna werd de deelnemer in dezelfde ruimte geroepen als diens partner, terwijl de partner naar de wc was. De spullen van de partner lagen nog in een stoel, zodat gekeken kon worden hoe dicht de deelnemer bij de spullen zou gaan

6 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 6 zitten. Uit de resultaten bleek dat de score op de stereotype IAT voorspelde wat voor vraagsoorten de deelnemer toewees aan diens partner, waarbij deelnemers met een hoge score op de stereotype IAT, vraagsoorten toewezen waarin zwarte personen volgens het stereotype goed zouden zijn (populaire cultuur en sport). De score op de standaard IAT voorspelde hoe ver de deelnemer van de spullen van de partner ging zitten; hoe hoger de score, hoe verder weg de deelnemer ging zitten. Behalve verschillende effecten van impliciete stereotypen en vooroordelen op gedrag, bestaan er ook verschillen in hoe impliciete en expliciete vooroordelen samenhangen met het type gedrag (Dovidio, Kawakami, & Gaertner, 2002). In het onderzoek van Dovidio et al. (2002) werd gekeken naar raciale bias in verbaal en non-verbaal gedrag, geuit door blanke personen tijdens korte interacties met een zwart of blank persoon. De deelnemer, gesprekspartner en observators beoordeelden na afloop van de interactie de vriendelijkheid van de deelnemer. Deze beoordeling werd gekoppeld aan de resultaten van de deelnemer op een expliciete en impliciete test van vooroordelen. Het bleek ten eerste dat bij de deelnemers sprake was van negatieve impliciete vooroordelen over zwarte personen. Deze impliciete vooroordelen bleken gerelateerd te zijn aan non-verbaal gedrag. Beiden voorspelden de beoordeling van de gesprekspartners en observators. Expliciete vooroordelen waren vooral gerelateerd aan verbaal gedrag en beiden voorspelden hoe de deelnemers hun eigen vriendelijkheid beoordeelden. Impliciete vooroordelen voorspellen dus beter hoe anderen gedrag beoordelen dan expliciete vooroordelen. Bovendien blijkt non-verbaal gedrag in deze beoordeling belangrijker dan verbaal gedrag. Dit onderzoek lijkt te suggereren dat de vooroordelen over zwarte personen gedurende de hele interactie saillant blijven en minder vriendelijk non-verbaal gedrag veroorzaken. Kunda, Davies, Adams en Spencer (2002) keken naar wat er gebeurt wanneer men voor een wat langere tijd in aanraking is met een zwart persoon. Hieruit bleek dat stereotypen eerst

7 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 7 geactiveerd werden, maar dat deze, na het langer zien van de zwarte persoon, minder saillant waren. Deelnemers moesten in het onderzoek van Kunda et al. (2002) naar een filmpje kijken waarin een zwarte of blanke persoon aan het woord was. Het filmpje werd aan de helft van de deelnemers heel kort vertoond en aan de andere helft wat langer. Aan de hand van een Lexical Decision Task (LDT) werd getest of stereotypen van zwarte personen door het filmpje geactiveerd waren. Deelnemers kregen bij de LDT een serie van letters te zien waarbij ze moesten aangeven of dit een woord was of niet. Hierbij werden stereotype woorden en neutrale woorden gebruikt. Het bleek dat stereotypen wel geactiveerd waren na korte blootstelling aan het filmpje, maar niet na lange blootstelling. In studie 2 keken de deelnemers eenzelfde filmpje en lazen een stuk over een rechtszaak, waarbij zij moesten bepalen of de verdachte schuldig was of niet. Hierna werd bekend of de persoon uit het filmpje de verdachte zag als schuldig of onschuldig, zodat de deelnemer wist of deze persoon het eens of oneens was met hem/haar. Om stereotype activatie te meten werd weer een LDT afgenomen. Het bleek dat deelnemers die het oneens waren met de zwarte persoon uit het filmpje, meer stereotype activatie lieten zien dan deelnemers die het eens waren met deze persoon. Dit effect werd ondersteund in studie 3 en 4 van Kunda et al. De onderzoekers concludeerden hieruit dat stereotypen, na het langer zien van een zwart persoon, minder saillant worden, maar dat deze weer geactiveerd kunnen worden wanneer men het oneens is met deze persoon. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de deelnemer zich afvroeg waarom de persoon uit het filmpje het niet met hem/haar eens was. De deelnemer kan zich hierdoor bekritiseerd voelen (Sinclair & Kunda, 1999, aangehaald in Kunda et al., 2002). Bij het zoeken naar een verklaring voor de onenigheid zou de deelnemer kunnen focussen op diens verschillen met de persoon uit het filmpje, bijvoorbeeld het feit dat deze persoon zwart is, waardoor de

8 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 8 stereotypen geactiveerd werden. Ook zou de deelnemer de onenigheid kunnen afschrijven aan negatieve kenmerken van de zwarte persoon, bijvoorbeeld door de persoon op een gestereotypeerde manier te bekijken. Uhlmann, Brescoll en Paluck (2006) tonen aan dat het relevant is om het concept van egalitair zijn te betrekken in onderzoek. Zij laten namelijk zien dat automatische negatieve associaties met zwarte personen ook voort kunnen komen uit egalitaire overwegingen, in plaats van uit vooroordelen. Kunda et al. (2002) en Dovidio et al. (2002) hebben het concept van egalitair zijn niet meegenomen in hun onderzoek, terwijl dit wel relevant blijkt te zijn. Wellicht dat er ook in hun onderzoek een verschil in de resultaten zou zijn voor personen met en zonder egalitaire overwegingen. In studie 1 van Uhlmann et al. (2006) deden deelnemers de standaard IAT en een onderdrukking IAT, die als aanpassing had dat de positief/negatief categorie was vervangen door een privilege/onderdrukking categorie. Uit de resultaten bleek een relatie tussen de zwart/onderdrukking associaties en de zwart/negatief associaties. In studies 2 en 3 werd gedemonstreerd dat deelnemers die geconditioneerd werden om een nieuwe groep te associëren met onderdrukking, later negatievere IAT scores hadden dan deelnemers die geconditioneerd werden om neutrale associaties te vormen met de groep. Deze resultaten laten zien dat negatieve associaties met een outgroup kunnen voortkomen uit het associëren van deze groep met onderdrukking, in plaats van uit vooroordeel. Uhlmann et al. concludeerden hieruit dat de IAT ook negatieve associaties kan meten die voorkomen uit egalitaire overwegingen. Zij concluderen echter ook dat dit maar tot op bepaalde hoogte het geval is en dat de IAT vooral negatieve associaties meet die voortkomen uit vooroordelen. Dit laatste hebben zij in hun onderzoek echter niet getest. Verder zouden volgens Uhlmann et al. automatische negatieve associaties voorspellend zijn voor bevooroordeeld gedrag, ongeacht

9 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 9 de bron van deze associaties. In hun onderzoek hebben zij deze gedragsvoorspelling echter ook niet getest. In de bovenstaande onderzoeken is vooral gekeken naar de algemene effecten van stereotypen en vooroordelen. De nadruk is minder gelegd op de situatie of de omstandigheden (de context) waarbinnen het gebruik van stereotypen en vooroordelen zich afspeelde. Dat het relevant is hier de context bij te betrekken, lieten Lambert et al. (2003) zien met de bevinding dat deelnemers in publieke context meer gebruik maakten van stereotypen en vooroordelen dan in privé context. Ook Payne, Lambert en Jacoby (2002) lieten de relevantie van de context zien, met de bevinding dat deelnemers onder tijdsdruk meer gebruik maakten van stereotypen en vooroordelen. Zowel Lambert et al. als Payne et al. verklaarden hun bevinding door te wijzen op de verminderde cognitieve controle die kan ontstaan in een publieke situatie, wanneer mensen meer druk kunnen voelen (Lambert et al., 2003), of wanneer mensen onder tijdsdruk moeten reageren (Payne et al., 2002). Lambert et al. (2003) vertelden de deelnemers dat zij zich tijdens het onderzoek een indruk moesten vormen van een persoon. De helft van de deelnemers kreeg te horen dat hun antwoorden privé waren, de andere helft zou later een groepsdiscussie hebben waarbij zij hun indruk van de persoon moesten omschrijven. De deelnemers lazen een ambigue beschrijving over een zwarte persoon, waarin ook stereotype eigenschappen zoals luiheid en intelligentie waren opgenomen. Hierna moest de deelnemer beoordelen hoe aardig deze persoon zou zijn en bepalen in hoeverre deze persoon bepaalde eigenschappen had. Ook vulden de deelnemers een vragenlijst in die sociale angst mat. Alvorens het onderzoek was al een expliciete meting naar raciale attitudes afgenomen. Uit de resultaten bleek dat deelnemers met veel sociale angst en veel negatieve raciale attitudes, in de publieke context wel bevooroordeelde en stereotype antwoorden lieten zien, maar niet in de privé context. Deelnemers met weinig sociale angst en deelnemers met weinig negatieve raciale attitudes lieten zowel in de privé als

10 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 10 de publieke context weinig bevooroordeelde en stereotype antwoorden zien. De onderzoekers concludeerden dat deelnemers met sociale angst in de publieke context meer cognitief belast werden, waardoor zij minder cognitieve controle hadden. Door de verminderde controle werden bevooroordeelde en stereotype antwoorden gegeven. Volgens de onderzoekers is een stereotype of bevooroordeelde reactie in dit geval de meest makkelijke, en daardoor, dominante reactie. De verminderde cognitieve controle ontstond in dit onderzoek dus door de invloed van de situatie, die privé of publiek was. Het gevonden effect van Lambert et al. (2003) had daarom alleen betrekking op personen met sociale angst en trad alleen op in een publieke context. Voor deze personen, in deze situatie, was een stereotype of bevooroordeelde reactie dominant. Dit hoeft echter niet het geval te zijn voor iedereen in elke context. Doordat Payne et al. (2002) de verminderde cognitieve controle op een andere, meer algemene manier operationaliseerden door tijdsdruk, wordt met hun bevinding duidelijker dat een verminderde cognitieve controle bij iedereen voor meer gebruik van stereotypen en vooroordelen kan zorgen. Payne et al. (2002) keken ook naar de invloed van verschillende doelen op het reageren op een stereotype manier. Deelnemers in de controle conditie hadden geen expliciet doel, in de vermijd ras conditie moesten deelnemers het ras van de persoon met wie zij geprimed werden negeren en bij de gebruik ras conditie moesten deelnemers juist letten op raciale kenmerken. Deelnemers moesten een taak doen waarbij zij geprimed werden met een blank of zwart gezicht en hierna een wapen of gereedschap te zien kregen, waarvan zij moesten bepalen of dit een wapen was. Er waren meerdere blokken, waarin de toegestane reactietijd steeds korter werd. Uit de resultaten bleek dat deelnemers uit de vermijd ras conditie alleen op een niet-stereotype manier reageerden wanneer zij genoeg reactietijd hadden. Bij minder reactietijd reageerden alle deelnemers op een stereotype manier, door

11 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 11 vaker gereedschap aan te zien als wapen na een zwart gezicht en door wapens aan te zien als gereedschap na een blank gezicht. De deelnemers reageerden ook bij langere reactietijden op een stereotype manier, maar dit effect werd sterker bij kortere reactietijden. Hieruit concludeerden Payne et al. (2002) dat stereotype antwoorden dominant zijn bij verminderde cognitieve controle, ook al heeft men het doel ras, en dus stereotypen, te negeren. De vraag is echter of deelnemers in de vermijd ras conditie wel een eerlijke kans hadden om ras daadwerkelijk te vermijden. Door personen expliciet te vragen om iets te vermijden en ergens niet op te letten, doen mensen dit vaak automatisch juist wel (Wegner, Schneider, Carter, & White, 1987). Wellicht dat deelnemers wel in staat zouden zijn ras te vermijden wanneer hen dit op een andere, minder expliciete manier verzocht zou worden. Bovendien zou het kunnen dat personen met chronische egalitaire doelen het stereotyperen wel zouden kunnen vermijden. Omdat deze personen hier altijd mee bezig zijn, in plaats van alleen in een kort onderzoek, zijn deze personen hier waarschijnlijk meer in getraind, wat de kans verhoogt dat zij wél succesvol zouden zijn bij deze taak. De onderzoeken uit deze paragraaf ondersteunen de theorie dat personen gemiddeld genomen negatieve stereotypen en vooroordelen hebben over zwarte personen, dat deze stereotypen en vooroordelen automatisch geactiveerd kunnen worden en dat deze van invloed zijn op gedrag. Op basis van deze paragraaf kan echter nog niet gezegd worden of deze invloed onvermijdelijk is. In veel van de besproken onderzoeken (o.a. Amodio & Devine, 2006; Dovidio et al., 2002; Kunda et al., 2002) is namelijk geen onderscheid gemaakt tussen personen met of zonder het doel egalitair te zijn. Het zou kunnen dat personen met dit doel minder gestereotypeerd en bevooroordeeld gedrag uiten dan personen zonder dit doel. Wanneer echter geen onderscheid gemaakt wordt tussen personen met en zonder dit doel, zal steeds een gemiddeld effect van stereotyperend en bevooroordeeld gedrag gevonden worden, waardoor

12 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 12 het lijkt alsof alle personen stereotyperend en bevooroordeeld gedrag vertonen. Wanneer dit onderscheid echter wel gemaakt wordt, kan bekend worden of personen met het doel egalitair te zijn wel in staat zijn om de invloed van stereotypen en vooroordelen op gedrag te vermijden. Om deze reden is in de volgende paragraaf onderzoek betrokken waarin onderscheid gemaakt wordt tussen personen met en zonder egalitaire doelen. De vermijdbaarheid van stereotypen en vooroordelen In de vorige paragraaf is als beperking van het onderzoek genoemd dat geen onderscheid gemaakt is tussen deelnemers met of zonder het doel egalitair te zijn. Veel onderzoek beschreven in deze paragraaf maakt dit onderscheid wel. Bovendien staat deze paragraaf haaks op de vorige, aangezien de onderzoeken in deze paragraaf als conclusie hebben dat personen stereotyperend en bevooroordeeld gedrag wel kunnen vermijden. Door dit onderzoek te bekijken kan bepaald worden welk standpunt in de discussie over de (on)vermijdbaarheid van stereotypen en vooroordelen meer plausibel is. Andreychik en Gill (2012) onderzochten net als Uhlmann et al. (2006) of automatische negatieve associaties geen andere bron kunnen hebben dan vooroordelen. Uit studie 1 bleek dat deelnemers die externe verklaringen voor de ongunstige maatschappelijke positie van zwarte personen afwezen, automatische negatieve associaties hadden die gerelateerd waren aan expliciet negatieve attitudes over de Afro-Amerikaanse cultuur. Deelnemers die externe verklaringen wel accepteerden, hadden automatische negatieve associaties die gerelateerd waren aan het prijzen van de Afro-Amerikaanse cultuur. In studie 2 hoorden deelnemers over negatief gedrag van een fictieve groep. In één conditie kregen deelnemers alleen informatie over het negatieve gedrag, in de andere conditie werd ook de rol van externe factoren benadrukt, in het scheppen van het negatieve gedrag. Het bleek dat deelnemers uit beide condities even negatieve associaties hadden met de groep. Deze automatische negatieve

13 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 13 associaties voorspelden voor deelnemers uit de conditie zonder verklaring een voorkeur voor straf strategieën om met het negatieve gedrag van de groep om te gaan. Voor deelnemers uit de externe verklaring conditie voorspelden deze automatische negatieve associaties juist een voorkeur voor barmhartige strategieën. Uit studie 3 en 4 werd duidelijk dat de verschillen in de gevonden relaties met automatische negatieve associaties, toegeschreven kunnen worden aan het aanwezig zijn van empathie of vooroordelen. De onderzoekers concludeerden hieruit dat automatische negatieve associaties niet noodzakelijkerwijs vooroordeel impliceren, maar ook voort kunnen komen uit empathie. Dit onderzoek is zeer vergelijkbaar met het onderzoek van Uhlmann et al (2006). De conclusies uit beide onderzoeken verschillen echter van elkaar. Uhlmann et al. concludeerden dat automatische negatieve associaties vooral voortkomen uit vooroordelen, maar ook kunnen voortkomen uit egalitaire overwegingen. In hun studie hebben zij echter alleen gekeken naar egalitaire overwegingen als bron voor negatieve associaties. De conclusie die Andreychik en Gil (2012) trekken, beperkt zich tot hun eigen onderzoek en lijkt hiermee meer correct. Zij concludeerden dat negatieve associaties niet noodzakelijkerwijs impliceren dat personen bevooroordeeld zijn. Volgens Uhlmann et al. zouden automatische negatieve associaties ook voorspellend zijn voor bevooroordeeld gedrag, ongeacht de bron van deze negatieve associaties. Volgens Andreychik en Gil zouden negatieve associaties die voortkomen uit empathie, juist positieve reacties op de outgroup tot gevolg moeten hebben. Alleen personen wiens negatieve associaties voortkomen uit vooroordeel, zouden negatief en bevooroordeeld gedrag naar de outgroup vertonen. Beide studies hebben deze gedragsvoorspellingen echter niet getoetst en kunnen hier dus niet met zekerheid uitspraken over doen. Glaser en Knowles (2008) toetsten wel het effect op gedrag. Hieruit bleek dat personen met de impliciete motivatie om bevooroordeeld gedrag te voorkomen, geen relatie vertoonden tussen impliciete stereotypen en automatische gedrag. Personen zonder deze

14 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 14 motivatie vertoonden een sterke relatie tussen impliciete stereotypen en automatisch gedrag. Deze bevinding is dus meer in lijn met de uitspraken van Andreychik en Gil (2012) dan met die van Uhlmann et al. (2006). Glaser en Knowles (2008) keken in hun onderzoek naar de impliciete motivatie om bevooroordeeld gedrag te voorkomen en concludeerden dat deze motivatie bevooroordeeld gedrag ook daadwerkelijk kan voorkomen. Devine, Plant, Amodio, Harmon-Jones, en Vance (2002) toonden in hun onderzoek aan dat ook een expliciete motivatie om bevooroordeeld gedrag te voorkomen er voor kan zorgen dat personen zich minder bevooroordeeld gedragen. Devine et al. (2002) keken hierbij naar de interne en externe motivatie om niet bevooroordeeld te zijn, waarbij een externe motivatie inhield dat men niet bevooroordeeld wilde overkomen op anderen en een interne motivatie inhield dat men het zelf belangrijk vond niet bevooroordeeld te zijn. Het bleek dat deelnemers met hoge interne en lage externe motivatie, minder impliciete ras bias vertoonden dan alle andere deelnemers. Devine et al. (2002) hebben echter niet gecontroleerd voor de hoeveelheid vooroordelen over zwarte personen die deelnemers hebben. Sommige deelnemers zullen namelijk meer vooroordelen hebben dan andere deelnemers. Omdat Devine et al. hiervoor niet hebben gecontroleerd, is niet met zekerheid te zeggen of deelnemers met de motivatie niet bevooroordeeld te zijn, ook minder vooroordelen over zwarte personen hebben dan andere deelnemers. Als dit zo is, zou dit namelijk ook kunnen verklaren waarom zij minder ras bias vertoonden. Hierdoor rijst de vraag op of personen die bepaalde vooroordelen hebben, maar ook gemotiveerd zijn bevooroordeeld gedrag te voorkomen, in staat zijn dit bevooroordeelde gedrag daadwerkelijk te voorkomen, of dat alleen personen met minder vooroordelen hierin slagen. Onderzoek van Moskowitz, Gollwitzer, Wasel, en Schaal (1999, studie 1) geeft hier deels antwoord op. Mannelijke deelnemers met en zonder het chronische doel egalitair te zijn,

15 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 15 bleken namelijk over dezelfde stereotypen over vrouwen te beschikken. Ook blijkt uit onderzoek van Moskowitz et al. (studie 2) dat personen met het chronische doel egalitair te zijn, op impliciet niveau controle kunnen uitoefenen over stereotype activatie en stereotypen dus kunnen inhiberen, wat een invloed op gedrag zou moeten voorkomen. Personen zonder dit doel vertoonden wel stereotype activatie. Nu blijkt dat personen met bepaalde stereotypen deze stereotypen kunnen inhiberen als zij een doel hebben egalitair te zijn, zou men voorspellen dat ook personen met vooroordelen, met de motivatie bevooroordeeld gedrag te voorkomen, in staat zijn deze vooroordelen te inhiberen en hiermee een invloed op gedrag te voorkomen. Moskowitz et al. (1999) keken in tegenstelling tot Devine et al. (2002) en Glaser en Knowles (2008) naar het doel egalitair te zijn, in plaats van naar de motivatie om niet bevooroordeeld te zijn. Deze twee zijn echter aan elkaar te koppelen, aangezien het nodig is niet bevooroordeeld te zijn, om het doel egalitair te zijn te kunnen bereiken. Hierbij is de motivatie niet bevooroordeeld te zijn dus een middel om het doel van egalitair zijn te bereiken. Verder keken Moskowitz et al. (1999) naar gender stereotypen. Op basis van dit onderzoek alleen is het nog niet te zeggen of het effect van stereotype inhibitie alleen plaatsvindt bij bepaalde stereotypen, of dat dit effect optreedt bij stereotypen in het algemeen. Moskowitz, Salomon en Taylor (2000) deden daarom hetzelfde onderzoek, maar dan voor ras stereotypen. Zij repliceerden de resultaten van Moskowitz et al. (1999) en maken het hiermee aannemelijker dat het gevonden inhibitie effect plaats kan vinden bij stereotypen in het algemeen. Ook lieten Moskowitz et al. (2000, studie 2) zien dat bij personen met het chronische doel egalitaire te zijn, dit egalitaire doel geactiveerd wordt wanneer zij geprimed worden met een gezicht van een zwart persoon. Na deze prime reageerden zij bij een LDT namelijk sneller

16 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 16 op woorden gerelateerd aan egalitair zijn dan op controle woorden. Dit effect werd niet gevonden bij personen zonder het chronische doel egalitair te zijn. Personen met het chronische doel egalitair te zijn, blijken dus in staat stereotypen te inhiberen. Het blijkt echter niet noodzakelijk te zijn dat dit doel chronisch is. Personen bij wie het doel egalitair te zijn tijdelijk is geactiveerd, zijn namelijk ook in staat gestereotypeerde reacties te vermijden. Moskowitz, en Li (2011) lieten dit zien door deelnemers in hun onderzoek te vragen na te denken over een situatie waarin zij faalden egalitair te zijn naar een zwart persoon, of na te denken over een situatie waarin zij faalden om een traditie na te leven. Op deze manier werden verschillende doelen geactiveerd. Hierna deden de deelnemers een LDT taak. Deelnemers met een tijdelijk egalitair doel reageerden niet op een stereotype manier op de LDT, maar deelnemers met een tijdelijk traditie doel wel. Meer bewijs voor de bevinding dat ook tijdelijke doelen invloed kunnen hebben op het al dan niet reageren vanuit stereotypen en vooroordelen, komt van hersenonderzoek. Wheeler en Fiske (2005) lieten zien dat afhankelijk van het type verwerkingsdoel dat deelnemers hadden wanneer zij zwarte personen zagen, de amygdala andere activatiepatronen liet zien. Deelnemers lieten alleen amygdala-activatie zien die aan bevooroordeeld gedrag te koppelen was, toen zij een taak moesten doen die sociale categorisatie stimuleerde. Tijdens een stimulus detectie taak en sociale individuatie taak was dit niet het geval. De onderzoekers concludeerden dat bij personen met verschillende controleerbare verwerkingsdoelen, het zien van een zwart persoon voor verschillende neurale activatiepatronen zorgde. Dit was ongeacht de lange termijn doelen van personen ten opzichte van bevooroordeeld gedrag, Uit deze paragraaf blijkt dat stereotypen en vooroordelen vermeden kunnen worden. Hierbij blijken de doelen die personen hebben belangrijk te zijn. Stereotyperend en bevooroordeeld gedrag kunnen namelijk vermeden worden door personen met het tijdelijke (Moskowitz & Li, 2011) of chronische (Moskowitz et al., 1999; Moskowitz et al., 2000) doel

17 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 17 egalitair te zijn. Het is echter nog niet duidelijk of het alleen voor deze personen mogelijk is stereotyperen en bevooroordeeld gedrag te vermijden, of dat personen bij wie dit doel chronisch noch tijdelijk sterk aanwezig is, hiertoe ook in staat zijn. Door alleen naar de resultaten van de impliciete tests te kijken, wordt namelijk niet duidelijk of echt impliciete stereotypen en vooroordelen gemeten worden, of dat er slechts sprake is van de activatie van kennis van stereotypen en vooroordelen, wat een bepaalde reactie veroorzaakt. Verder kunnen automatische negatieve associaties met zwarte personen uit meerdere bronnen voortkomen (Andreychik en Gil, 2012; Uhlmann et al., 2006), en wijzen de resultaten van impliciete tests niet uit van welke bron sprake is. Hierdoor zouden personen meer stereotyperend en bevooroordeeld over kunnen komen op basis van de testresultaten, dan dat in werkelijkheid het geval is. Om deze reden moet aandacht besteed worden aan de meetinstrumenten van impliciete stereotypen en vooroordelen. In de volgende paragraaf zal daarom gekeken worden naar de IAT, wat één van de meest gebruikte impliciete meetinstrumenten voor stereotypen een vooroordelen is (Oswald, Mitchell, Blanton, Jaccard, & Tetlock, 2013). Beoordeling van de IAT In deze paragraaf zal verder ingegaan worden op de IAT. Aangezien de IAT veel gebruikt wordt om impliciete stereotypen en vooroordelen te meten, terwijl er veel kritiek op dit meetinstrument is, is het van belang na te gaan of de validiteit hiervan wel zo hoog is als eerder is aangenomen. Zo niet, heeft dit consequenties voor de eerder genoemde bevindingen. Deelnemers zouden dan uit de resultaten als meer stereotyperend en bevooroordeeld naar voren gekomen kunnen zijn, dan dat zij in werkelijkheid waren. Bovendien zou dit kunnen betekenen dat impliciete stereotypen en vooroordelen minder voorspellend zijn voor gedrag dan eerder werd aangenomen.

18 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 18 Uit een meta-analyse van Greenwald, Poehlman, Uhlmann en Banaji (2009) bleek dat de IAT een hoge predictieve validiteit had. De IAT voorspelde interraciaal gedrag beter dan dat expliciete maten dit deden. Greenwald et al. hebben in hun analyse echter meerdere factoren samengevoegd tot één factor, om hiermee één effectsize te produceren, die hierdoor niet zo veelzeggend meer is (Oswald et al., 2013). Ook hebben Greenwald et al. (2009) veel onderzoek voor hun meta-analyse gebruikt waarin gekeken is naar de koppeling tussen stereotyperen en bevooroordeeld zijn en hersenactiviteit. Bij dit soort studies is echter vaak sprake van inflated type 1 error, waarbij vaak significante effecten gevonden worden wanneer er in werkelijkheid geen sprake is van een effect (Oswald et al., 2013). Deze redenen hebben er waarschijnlijk voor gezorgd dat Greenwald et al. een te optimistische predictieve validiteit van de IAT hebben gerapporteerd. Oswald et al. (2013) vonden in hun meta-analyse dan ook een veel minder grote predictieve validiteit van de IAT. Zij concludeerden zelfs dat de IAT weinig inzicht biedt in welke personen discrimineren en welke niet. De IAT zou hierin niet meer inzicht bieden dan expliciete tests. Er zijn meerdere redenen die de beperkte validiteit van de IAT kunnen verklaren. Zoals al genoemd, is het onbekend of de IAT attitudes meet waar deelnemers achter staan, of dat associaties gemeten worden, die deelnemers zelf afwijzen. Ook is al gebleken dat de IAT geen onderscheid maakt tussen negatieve associaties die voortkomen uit egalitaire overwegingen en empathie enerzijds en vooroordelen anderzijds (Andreychik & Gil, 2012; Uhlmann et al., 2006). Deze negatieve associaties zouden verder ook kunnen voortkomen uit daadwerkelijke verschillen tussen zwarte en blanke personen. Sterfte- en criminaliteitscijfers liggen bijvoorbeeld hoger voor zwarte personen dan voor blanke personen (Arkes & Tetlock, 2004). Ook zijn de sociaaleconomische prestaties en testscores in het onderwijs van zwarte

19 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 19 personen lager dan die van blanke personen. Dit valt ook te koppelen aan negativiteit, zonder dat dit bevooroordeling impliceert. Ook valt kritiek te leveren op gedragsmaten die gebruikt worden om te kijken of IAT resultaten gedrag kunnen voorspellen. Een voorbeeld van zo n gedragsmaat is te vinden in het eerder besproken onderzoek van Dovidio et al. (2002). Deelnemers voerden hier een kort gesprek met een zwart persoon en hun gedrag werd hierbij beoordeeld door de gesprekspartner en observators. De gesprekspartner en observators zouden het non-verbale gedrag van de deelnemer als meer bevooroordeeld gezien kunnen hebben dan dat dit in werkelijkheid was (Arkes & Tetlock, 2004). Het is namelijk mogelijk dat een blank persoon zich ongemakkelijk voelt tijdens interactie met een zwart persoon, omdat deze zich bewust is van de discriminatie van zwarte personen, en zich schaamt voor de blanke personen die dit doen. Dit kan ongemakkelijkheid creëren, wat men terug zou kunnen zien in non-verbaal gedrag. De zitafstand die in het onderzoek van Amodio en Devine (2006) gebruikt wordt als gedragsmaat, heeft hetzelfde probleem: personen die egalitair zijn en zich schamen voor het gedrag van blanke personen en begrijpen dat zwarte personen boos op hen kunnen zijn, kunnen besluiten wat verder weg van een zwart persoon te gaan zitten, zonder dat dit vooroordeel impliceert (Arkes & Tetlock, 2004). Bovenstaande kritiekpunten zijn overigens ook van toepassing op andere veelgebruikte impliciete maten. Bijvoorbeeld bij tests waarbij een zwart of blank gezicht geprimed wordt, waarna een positief of negatief woord gezien wordt, waarvan aangegeven moet worden of dit woord positief of negatief is. Bij dit soort tests worden ook associaties gemeten, die dus ook door geactiveerde kennis van stereotypen en vooroordelen negatief kunnen uitvallen. Tot slot beargumenteerden Olson en Fazio (2004) dat eigenschappen van de IAT er voor kunnen zorgen dat normatieve informatie meer toegankelijk wordt tijdens het doen van

20 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 20 de IAT. Door deze toegankelijkheid van normatieve informatie, zou bij personen algemene, normatieve, kennis over stereotypen en vooroordelen ook meer toegankelijk kunnen worden, waardoor zij zwart en negatief wellicht makkelijker met elkaar associëren dan wanneer hun eigen attitudes meer toegankelijk zouden zijn. Een eigenschap van de IAT die zou kunnen zorgen voor het toegankelijker worden van normatieve informatie, is de gebruikte categorie benaming ( pleasant en unpleasant ), die vrij algemeen is. Ook de items die gebruikt worden om te categoriseren als pleasant of unpleasant, bijvoorbeeld liefde of bommen, worden universeel beschouwd als behorende tot één van die categorieën, waardoor normatieve informatie ook meer actief zou kunnen worden. Om deze reden stelden Olson en Fazio (2004) een gepersonaliseerde IAT voor, waarbij bovenstaande bezwaren zijn aangepast. Bij het testen hiervan bleken deelnemers minder raciale bias te vertonen op de gepersonaliseerde IAT dan op de standaard IAT. Ook bleek de gepersonaliseerde IAT een betere voorspeller van gedrag te zijn dan de standaard IAT. Uit deze paragraaf blijkt dat er veel nadelen kleven aan gebruik van de IAT. De validiteit van de IAT valt tegen. De predicitieve validiteit is bijvoorbeeld niet hoger dan die van expliciete tests (Oswald et al., 2013). Dit kan komen doordat de IAT behalve stereotypen en vooroordelen, ook kennis over deze stereotypen en vooroordelen kan meten. Welke van deze twee gemeten wordt, kan op basis van de IAT echter niet onderscheiden worden. Ook kunnen automatische negatieve associaties die gevonden worden met de IAT, meerdere bronnen hebben (Andreychik & Gil, 2012; Arkes & Tetlock, 2004; Uhlmann et al. 2006). Ook de gedragsmaten waarmee IAT scores gecorreleerd worden, zijn aan kritiek onderhevig en hoeven geen toepassing van stereotypen en vooroordelen te impliceren. In geen van het besproken onderzoek uit de eerste en tweede paragraaf is nog de gepersonaliseerde IAT van Olson en Fazio (2004) gebruikt. Hierdoor kan de raciale bias in deze onderzoeken te hoog zijn ingeschat. Dit kan betekenen dat de invloed van stereotypen en

21 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 21 vooroordelen op gedrag, ook voor personen zonder het doel egalitair te zijn, minder groot is dan dat onderzoek uit de eerste paragraaf doet vermoeden. Conclusies en discussie Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat stereotypen en vooroordelen wel degelijk van invloed zijn op gedrag, maar dat deze invloed te vermijden is door middel van inhibitie. Het blijkt dat personen gemiddeld genomen negatieve stereotypen en vooroordelen hebben over zwarte personen, en dat deze stereotypen en vooroordelen van invloed zijn op gedrag (Amodio & Devine, 2006; Dovidio et al., 2002; Lambert et al., 2003; Payne et al., 2002). Personen met een tijdelijk of chronisch doel egalitair te zijn, blijken stereotypen en vooroordelen echter te kunnen inhiberen (Moskowitz et al., 1999; Moskowitz et al., 2000; Moskowitz & Li, 2011), waardoor deze niet van invloed zijn op gedrag. Bovendien is de invloed van stereotypen en vooroordelen op gedrag in veel besproken onderzoek waarschijnlijk te hoog ingeschat, vanwege de beperkte validiteit van de IAT (Olson & Fazio, 2004; Oswald et al., 2013). Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat gestereotypeerd en bevooroordeeld gedrag in bepaalde situaties meer voorkomt dan in andere situaties. Dit kan afhankelijk zijn van bepaalde doelen die personen op een bepaald moment hebben (Moskowitz en Li, 2011; Wheeler en Fiske, 2005). Ook gedragen personen, die in een bepaalde situatie een verminderde cognitieve controle hebben, zich meer stereotyperend en bevooroordeeld dan wanneer zij een standaard cognitieve controle hebben (Lambert et al., 2003; Payne et al., 2002). Lambert et al. (2003) en Payne et al. (2002) maakten echter geen (goed) onderscheid tussen personen met en zonder doel egalitair te zijn. Vervolgonderzoek zou daarom nog moeten uitwijzen of tijdens verminderde cognitieve controle stereotypen en vooroordelen ook

22 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 22 meer invloed hebben op gedrag bij personen met het doel egalitair te zijn, of dat dit effect bij hen niet optreedt. Ook zou vervolgonderzoek nog uit moeten wijzen of de uiting van stereotypen en vooroordelen daadwerkelijk vermeden kan worden door personen met het doel egalitair te zijn. Uit het besproken onderzoek is namelijk gebleken dat stereotypen en vooroordelen op impliciet niveau geïnhibeerd kunnen worden, wat als aannemelijke gevolg zou moeten hebben dat deze ook niet tot uiting komen in gedrag. In slechts één van de besproken onderzoeken is getest of deze invloed op gedrag daadwerkelijk vermeden wordt. Hier was dit inderdaad het geval (Glaser & Knowles, 2008). Vervolgonderzoek zou dit nog aannemelijker kunnen maken door ook een gedragsmaat in het onderzoek toe te voegen. Tot slot zou in vervolgonderzoek gebruik gemaakt moeten worden van alternatieven voor de IAT, aangezien de validiteit hiervan bleek tegen te vallen (Oswald et al., 2013). Een goed begin in deze richting zou het gebruikmaken van de gepersonaliseerde IAT zijn, zoals Olson en Fazio (2004) dit voorstellen. Nu is gebleken dat stereotypen en vooroordelen minder van invloed zijn op het gedrag van personen met het doel egalitair te zijn, zou de maatschappij dit moeten erkennen, zodat vanuit het onderwijs en in voorlichtingscampagnes de nadruk gelegd wordt op de negatieve effecten van stereotypen en vooroordelen en de discriminatie die dit tot gevolg kan hebben. Zo zouden meer personen hiervan bewust kunnen worden en ook het doel kunnen ontwikkelen egalitair te zijn. Dit zou bij kunnen dragen aan minder discriminatie in de samenleving, waardoor op langere termijn de naam op een sollicitatieformulier misschien geen invloed meer heeft op de kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek.

23 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 23 Onderzoeksopzet Uit bovenstaand literatuuronderzoek is gebleken dat personen in staat zijn stereotypen en vooroordelen te vermijden, zodat deze geen invloed hebben op gedrag. Personen met het chronische of tijdelijke doel egalitair te zijn, kunnen stereotypen en vooroordelen namelijk inhiberen (Moskowitz et al., 1999; Moskowitz et al., 2000; Moskowitz & Li, 2011). Er zijn echter nog een paar onduidelijkheden. Zo is de daadwerkelijke invloed op gedrag slechts in één van de onderzoeken gemeten (Glaser & Knowles, 2008). Hieruit bleek dat personen met egalitaire doelen minder discriminerend gedrag voortkomend uit stereotypen (gemeten met de shooter bias taak) vertoonden dan personen zonder egalitaire doelen. Discriminatie voortkomend uit vooroordelen werd echter niet gemeten. Dit terwijl Amodio en Devine (2006) met hun onderzoek aantoonden dat impliciete stereotypen en vooroordelen verschillende effecten hebben op gedrag. Impliciete stereotypen en instrumenteel gedrag waren aan elkaar gerelateerd en er was een relatie tussen impliciete vooroordelen en gedrag gerelateerd aan interpersoonlijke voorkeuren en sociale afstand. In dit onderzoek zal daarom zowel naar discriminatie voortkomend uit stereotypen gekeken worden als naar discriminatie voortkomend uit vooroordelen. Verder is nog niet bekend of personen met het doel egalitair te zijn, minder goed in staat zijn hun stereotypen en vooroordelen te inhiberen bij verminderde cognitieve controle, of dat zij hier net zo goed toe in staat zijn als met voldoende cognitieve controle. Bovenstaande kritiekpunten zullen in acht genomen worden in deze studie, waarin onderzocht zal worden of personen met egalitaire doelen daadwerkelijk minder discriminerend gedrag vertonen, en of zij dit vol kunnen houden wanneer er sprake is van verminderde cognitieve controle. Het is aannemelijk dat personen met egalitaire doelen minder discriminerend gedrag zullen vertonen dan personen zonder deze doelen. Dit is dan ook wat Glaser en Knowles

24 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 24 (2008) vonden. Bovendien wijzen de bevindingen van Moskowitz et al. (1999), Moskowitz et al. (2000) en Moskowitz en Li (2011) ook in deze richting, aangezien de inhibitie van stereotypen en vooroordelen er voor zou moeten zorgen dat deze stereotypen en vooroordelen geblokkeerd worden en hierdoor geen invloed hebben op gedrag. Ook zou het aannemelijk zijn dat personen met egalitaire doelen tijdens verminderde cognitieve controle minder goed in staat zullen zijn stereotypen en vooroordelen te inhiberen. Het zou kunnen dat er in het geval van verminderde cognitieve controle sprake is van meerdere conflicterende doelen die de deelnemer op zo n moment heeft, bijvoorbeeld snel reageren en egalitair zijn. Afhankelijk van de prioriteiten van de deelnemer en hoe de prioriteiten van de onderzoeksleider naar de deelnemer gecommuniceerd worden, zou deze minder goed in staat kunnen zijn stereotypen en vooroordelen te inhiberen, omdat dit meer vergt tijdens cognitieve druk. Deelnemers met egalitaire doelen zullen hierbij echter minder discriminerend gedrag vertonen dan deelnemers zonder deze doelen. In studie 1 zal gekeken worden naar discriminatie voortkomend uit stereotypen. De helft van de deelnemers zal het tijdelijke doel egalitair te zijn krijgen. De andere helft krijgt een controle doel. Zij zullen een shooter bias taak doen, waarbij eerst relatief langzaam gereageerd kan worden, maar hierna sneller gereageerd moet worden. Verwacht wordt dat deelnemers met een tijdelijk egalitair doel geen tot weinig shooter bias zullen vertonen en sowieso minder dan deelnemers zonder dit doel. Ook wordt verwacht dat de deelnemers bij kortere reactietijd meer shooter bias zullen vertonen, maar dat dit effect minder sterk aanwezig is voor de deelnemers met een tijdelijk egalitair doel. In studie 2 wordt de shooter bias taak vervangen door een operationalisatie van discriminatie voortkomend uit vooroordelen. Hierbij zal de helft van de deelnemers een zwart persoon zien uitglijden, wanneer hij/zij een taak uitvoert waarbij heen en weer gelopen moet worden buiten de onderzoeksruimte. De andere helft zal een blank persoon zien uitglijden. De helft van de

25 DE INVLOED VAN STEREOTYPEN EN VOOROORDELEN OP GEDRAG 25 deelnemers zal een cognitief belastende taak doen en de ander helft van de deelnemers een controle taak. Verwacht wordt dat deelnemers uit de egalitaire conditie, die niet cognitief belast worden, de zwarte en blanke persoon evenveel zullen helpen en dat deelnemers zonder egalitair doel de zwarte persoon minder vaak zullen helpen dan deelnemers met egalitair doel. Ook wordt verwacht dat deelnemers die cognitief belast worden, de zwarte persoon minder vaak zullen helpen dan deelnemers die niet cognitief belast worden, maar dat dit effect minder sterk is voor deelnemers met een tijdelijk egalitair doel. Studie 1 In deze studie zal eerst gekeken worden naar discriminatie die voortkomt uit stereotypen. Hierbij zal ook gekeken worden naar de invloed van een verminderde cognitieve controle op het vermijden van stereotypen door personen met egalitaire doelen. Methode Deelnemers 70 Studenten van de Universiteit van Amsterdam zullen meedoen aan dit onderzoek. De helft wordt toegewezen aan de egalitaire conditie en de andere helft aan de controle conditie. Zij kunnen hiermee aan een vereiste van hun studie voldoen, of 7,- ontvangen. Materiaal De verschillende tijdelijke doelen zullen bij de deelnemers op dezelfde manier geactiveerd worden als bij Moskowitz en Li (2011). Deelnemers zullen namelijk gevraagd worden na te denken over een situatie waarin zij faalden egalitair te zijn naar een zwart persoon, of na te denken over een situatie waarin zij faalden om een traditie na te leven.

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Nunspeet, Félice van Title: Neural correlates of the motivation to be moral Issue

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen

Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen Introductie op Module 2 Training Selecteren zonder Vooroordelen Voor de beste match! Dit opleidingsaanbod is tot stand gekomen met financiële

Nadere informatie

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid ALCOHOLGEBRUIK: BEWUST OVERWOGEN OF ONBEWUST OVERKOMEN? Impliciete en expliciete processen bij alcoholgebruik en implicaties voor interventies Katrijn Houben k.houben@maastrichtuniversity.nl Alcoholgebruik,

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

Samenvatting Docentenhandleiding

Samenvatting Docentenhandleiding Samenvatting Docentenhandleiding Cursus Selecteren zonder vooroordelen: Voor de beste match! Module 1 Discriminatie in relatie tot stereotypen Dit opleidingsaanbod is tot stand gekomen met financiële steun

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Taal speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is een van de meest centrale aspecten bij de interactie tussen mensen. Ons taalgebruik wordt beïnvloed door onze

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Perfectionisme multi-dimensioneel concept Multidimensional Perfectionism Scale van Frost (MPS-F;

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt?

Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt? Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt? Februari 2016 SEPTEMBER 2016 ONDERZOEK NAAR DE PLAUSIBILITEIT VAN TRAININGEN GERICHT OP BEWUSTWORDING VAN VOOROORDELEN

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Sociolinguïstiek en sociale psychologie:

Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Nieuwe methodes voor attitudemeting Laura Rosseel, Dirk Geeraerts, Dirk Speelman OG Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek Inleiding sinds de jaren 1960

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary.

Samenvatting. Dutch Summary. Samenvatting Dutch Summary. 125 126 Dutch Summary Nederlandse Samenvatting (Summary in Dutch) Door de aanwezigheid van omstanders helpen mensen elkaar minder snel en minder vaak. Dit geldt voor zowel noodsituaties,

Nadere informatie

1 Conclusie en discussie 1

1 Conclusie en discussie 1 1 Conclusie en discussie 1 De gevolgtrekkingen uit de resultaten en een revisie op het onderzoek In dit hoofdstuk staan de conclusies en discussie centraal. Allereerst komt een korte terugblik aan bod,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Discriminatie in relatie tot stereotypen

Discriminatie in relatie tot stereotypen Discriminatie in relatie tot stereotypen Introductie op Module 1 Cursus Selecteren zonder vooroordelen: Voor de beste match! Dit opleidingsaanbod is tot stand gekomen met financiële steun van het PROGRESSprogramma

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING

SAMENVATTING SAMENVATTING Goed kunnen lezen is een van de belangrijkste vaardigheden in de huidige informatiemaatschappij, waarin communicatie en informatie centraal staan. Lezen is dan ook een onderwerp waar veel onderzoek naar

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen

Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen Ontstaan, werking, voortbestaan en verandering van stereotypen Introductie op Module 2 Cursus Selecteren zonder vooroordelen: Voor de beste match! Dit opleidingsaanbod is tot stand gekomen met financiële

Nadere informatie

Relaties op school ontcijfert

Relaties op school ontcijfert Relaties op school ontcijfert Promotoren: Prof. Dr. Stevens en Prof. Dr. Van Houtte Contactpersoon: Drs. Fanny D hondt Adres: Korte Meer 5, 9000 Gent Telefoonnummer: 09/2646729 E-mailadres: fannyl.dhondt@ugent.be

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

BEWIJS VOOR HET GEBREK AAN SKILLS VAN JONGEREN MET EEN MIGRATIE ACHTERGROND IS TE MAGER OM DAAR STERK OP IN TE ZETTEN

BEWIJS VOOR HET GEBREK AAN SKILLS VAN JONGEREN MET EEN MIGRATIE ACHTERGROND IS TE MAGER OM DAAR STERK OP IN TE ZETTEN Werkt het verbeteren van werknemerscompetenties tegen jeugdwerkloosheid? DECEMBER 2016 BEWIJS VOOR HET GEBREK AAN SKILLS VAN JONGEREN MET EEN MIGRATIE ACHTERGROND IS TE MAGER OM DAAR STERK OP IN TE ZETTEN

Nadere informatie

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Nederlandse Samenvatting [DUTCH SUMMARY] Nederlandse Samenvatting JONGLEREN MET MEDIA: DE GEVOLGEN

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Respectvol in gesprek over gewicht en leefstijl

Respectvol in gesprek over gewicht en leefstijl Introductie Respectvol in gesprek over gewicht en leefstijl 08/03/2018 SANNE NIEMER Onderzoeker kinderen en obesitas VU-projectleider LEFF 2 Waarom lastig om te bespreken? Vrees voor negatieve reacties

Nadere informatie

Onbevooroordeeld en onbevangen? Seksisme, racisme, & ageisme vandaag

Onbevooroordeeld en onbevangen? Seksisme, racisme, & ageisme vandaag Onbevooroordeeld en onbevangen? Seksisme, racisme, & ageisme vandaag Vera Hoorens Lessen voor de 21e eeuw 11e editie 13 december 2004 Definities! Stereotype = kennisgeheel over groep " Opgeslagen in geheugen

Nadere informatie

D U TC H S U M M A RY Samenvatting In zowel westerse als diverse niet-westerse samenlevingen wordt veel waarde gehecht aan schoolprestaties. Ouders en docenten stimuleren kinderen al op jonge leeftijd

Nadere informatie

Context Effecten op Interculturele Emotie Perceptie

Context Effecten op Interculturele Emotie Perceptie Bachelorthese Sociale Psychologie Context Effecten op Interculturele Emotie Perceptie Esther T.F. Martens Bachelorthese Sociale Psychologie 23-06-2013 Studentnummer 10007709 Begeleider: P. Kommattam 8033

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Tekst 21: The Signature Effect: Signing influences Consumption-Related Bahavior bij priming self-identity (Kettle & Haubl)

Tekst 21: The Signature Effect: Signing influences Consumption-Related Bahavior bij priming self-identity (Kettle & Haubl) Tekst 21: The Signature Effect: Signing influences Consumption-Related Bahavior bij priming self-identity (Kettle & Haubl) Inleiding Je handtekening zetten speelt een belangrijke rol in je leven. Als consument

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam STAXI-2 Vragenlijst over boosheid HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage INLEIDING STAXI-2 2/9 Inleiding De STAXI-2 is een vragenlijst waarmee op basis van zelfrapportage diverse aspecten

Nadere informatie

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten

Nadere informatie

Gedeelde Waarden in Confrontaties met Morele Weigeraars: Tegenovergestelde Effecten op Zelf- en Weigeraar Beoordelingen

Gedeelde Waarden in Confrontaties met Morele Weigeraars: Tegenovergestelde Effecten op Zelf- en Weigeraar Beoordelingen Gedeelde Waarden in Confrontaties met Morele Weigeraars: Tegenovergestelde Effecten op Zelf- en Weigeraar Beoordelingen Florien M. Cramwinckel 1, Kees van den Bos 1, Eric van Dijk 2, Anneke Bruin 1, Simone

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit SAMENVATTING Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit Leiders zijn belangrijke leden van organisaties. De

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito cursusboek2009.book Page 131 Thursday, March 30, 2017 3:23 PM Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode

Nadere informatie

LHBTIQ en de rest van het alfabet Aandacht voor seksuele en genderdiversiteit in zorg en welzijn. 24 maart 2017 Hanneke Felten

LHBTIQ en de rest van het alfabet Aandacht voor seksuele en genderdiversiteit in zorg en welzijn. 24 maart 2017 Hanneke Felten LHBTIQ en de rest van het alfabet Aandacht voor seksuele en genderdiversiteit in zorg en welzijn 24 maart 2017 Hanneke Felten 3/22/2017 Inhoud lezing Aandacht seksuele en genderdiversiteit in zorg en welzijn.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting INTRODUCTION Kinderen en jongeren met cerebrale parese (CP) kunnen vaak niet zo goed lopen, rennen of traplopen. Dat kan komen door spierzwakte. Spierzwakte wordt vaak gemeten als de kracht die kinderen

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 Gedurende de geschiedenis hebben verschillende factoren zoals slavernij, migratie, de katholieke kerk en multinationals zoals de Shell raffinaderij de gezinsstructuren

Nadere informatie

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties?

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties? Emotie en gewetensvorming in de behandeling Hedy Stegge Vrije Universiteit Amsterdam PI Research Duivendrecht Hedendaagse opvattingen over s Functioneel (belangenbehartigers) Persoonlijk welbevinden Kwaliteit

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens Onderzoek naar niewe medicijnen duurt jaren en doorloopt een aantal verschillende stadia. Tenslotte worden de medicijnen op mensen getest in klinische trials. Bij stap 1 wordt de veiligheid getest op gezonde

Nadere informatie

Het effect van doelstellingen

Het effect van doelstellingen Het effect van doelstellingen Inleiding Goalsetting of het stellen van doelen is een van de meest populaire motivatietechnieken om de prestatie te bevorderen. In eerste instantie werd er vooral onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer Samenvatting Leesvaardigheid is van groot belang in onze geletterde maatschappij. In veel wetenschappelijke studies zijn dan ook

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Ontwerponderzoek Janneke Metselaar - 10367705 Paper 2 Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Gebruik van de laptop tijdens de Aardrijkskundeles Inhoud pagina Inleiding... 1 Onderzoeksmethodiek:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Simon Janzen ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Simon Janzen ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam STAXI-2 Vragenlijst over boosheid HTS Report ID 255-237 Datum 16.11.2015 Zelfrapportage STAXI-2 Inleiding 2 / 11 INLEIDING De STAXI-2 is een vragenlijst waarmee op basis van zelfrapportage diverse aspecten

Nadere informatie

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Effectiviteitsonderzoek naar lesmateriaal Wijzer in geldzaken voor groep 7 www.wijzeringeldzaken.nl Inleiding:

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

Images of Older Workers. Content, Causes, and Consequences. A.C. Kroon

Images of Older Workers. Content, Causes, and Consequences. A.C. Kroon Images of Older Workers. Content, Causes, and Consequences. A.C. Kroon IMAGES OF OLDER WORKERS: CONTENT, CAUSES, AND CONSEQUENCES. Anne C. Kroon SAMENVATTING Oudere werknemers worden regelmatig geconfronteerd

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 169 Nederlandse samenvatting Het vakgebied internationale bedrijfskunde houdt zich bezig met de vraagstukken en de analyse van problemen op organisatieniveau die voortkomen uit grensoverschrijdende activiteiten.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie