Pensioenreglement Stichting Lucent Technologies Pensioenfonds. Versie 1.1 van 6 oktober 2006

Transcriptie

1 Pensioenreglement 2006 Stichting Lucent Technologies Pensioenfonds Versie 1.1 van 6 oktober 2006

2 Inhoudsopgave 1 Algemeen 1 Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1 Artikel 2 Deelnemerschap 4 2 Pensioenaanspraken van deelnemers 5 Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers 5 Artikel 4 Ouderdomspensioen 5 Artikel 5 Invaliditeitspensioen 5 Artikel 6 Nabestaandenpensioen 6 Artikel 7 Wezenpensioen 7 3 Pensioenaanspraken van deeltijdmedewerkers 8 Artikel 8 Berekening aanspraken van deeltijdmedewerkers 8 4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers 9 Artikel 9 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de normpensioendatum 9 5 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband 11 Artikel 10 Bijzonder nabestaandenpensioen 11 Artikel 11 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 11 6 Eerder met pensioen 13 Artikel 12 Eerder met pensioen 13 7 Omzetting nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen en egalisatie 14 Artikel 13 Omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen 14 Artikel 14 Pensioenegalisatie 14 8 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof 15 Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof 15 9 Waardeoverdracht 16 Artikel 16 Waardeoverdracht Aanpassing van opgebouwde pensioenen en indexering van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken 18 Artikel 17 Aanpassing van de opgebouwde pensioenen en indexering van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken Bijdragen 19 Artikel 18 Bijdragen Uitbetaling van pensioenen 20 Artikel 19 Uitbetaling van pensioenen 20 Artikel 20 Afkoop kleine pensioenen Verplichtingen van de deelnemer en verstrekken van informatie door het pensioenfonds 21

3 Artikel 21 Verplichtingen van de deelnemers 21 Artikel 22 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving, vermindering 22 Artikel 23 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving, vermindering Slotbepalingen 23 Artikel 24 Bijzondere bepalingen 23 Artikel 25 Anticumulatie 23 Artikel 26 Werkingssfeer 24 Artikel 27 Datum inwerkingtreding 24 Overgangsregeling Overgangsbepaling voor de omzetting van pensioenaanspraken op grond van het voorgaande pensioenreglement in pensioenaanspraken volgens dit reglement Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Reglement Pensioensparen Factoren met betrekking tot eerder met pensioen gaan Factoren met betrekking tot pensioenegalisatie

4 1 Algemeen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: Aangesloten ondernemingen: De vennootschap alsmede de moedermaatschappij Lucent Technologies EMEA B.V. en de direct of indirect met haar gelieerde ondernemingen die door de Vennootschap zijn aangewezen en door het Bestuur als aangesloten onderneming zijn toegelaten. Arbeidsongeschikte: Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest. Bestuur: Het bestuur van het Pensioenfonds. Brutogrondslag: 12 maal het met de medewerker overeengekomen vaste bruto maandsalaris, zoals vastgesteld per 1 januari van het betreffende jaar, uitgaande van een fulltime dienstverband, vermeerderd met de vakantie-uitkering en eventuele toeslagen welke naar het oordeel van het bestuur voor opneming in de brutogrondslag in aanmerking komen. 1 Voor de deelnemer wordt op de aanvangsdatum van deelname in de pensioenregeling en verder jaarlijks per 1 januari een brutogrondslag vastgesteld. Voor het laatst wordt een brutogrondslag vastgesteld per 1 januari voorafgaand aan de datum waarop de pensioendatum wordt bereikt. Voor medewerkers met een dienstverband voor onbepaalde tijd die niet vallen onder de werkingssfeer van de CAO, wordt de brutogrondslag gevormd door het jaarsalaris dat per 1 december is medegedeeld. Voor de toepassing van de artikelen 6 en 7 van dit reglement wordt voor de vaststelling van de brutogrondslag het jaarsalaris op het tijdstip van overlijden in aanmerking genomen. CAO: De Collectieve Arbeidsovereenkomst die de Vennootschap met de vakorganisaties is overeengekomen. CBS-norm: Het percentage collectieve loonstijging over een periode van twaalf maanden eindigend op 31 december van het voorafgaande jaar, zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerd wordt voor de sector Metaal- en elektrotechnische industrie. Deelnemer:

5 De medewerker die volgens de bepalingen van de statuten en het reglement in het Pensioenfonds is opgenomen en niet wegens gemoedsbezwaren is vrijgesteld van verplichtingen ingevolge sociale verzekeringen. Deeltijdmedewerker: Deelnemer met een kortere dan in de CAO vastgelegde volledige werktijd. Deeltijdpercentage: Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdmedewerker uitmaakt van de in de CAO vastgelegde volledige werktijd. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of, indien het bedoelde percentage na de eerste dag van de maand wijzigt, volgend op de datum van wijziging. Eventuele vaste toeslagen, welke naar het oordeel van het bestuur daarvoor in aanmerking komen en die niet in de brutogrondslag zijn opgenomen, kunnen in het deeltijdpercentage worden verwerkt. Echtgenoot: De man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gehuwd is dan wel een geregistreerd partnerschap is aangegaan als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Franchise: De franchise wordt per 1 januari van elk jaar vastgesteld en bedraagt 10/7 x de jaarlijkse AOW-uitkering van een ongehuwde pensioengerechtigde (inclusief vakantiegeld), als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De franchise bedraagt per 1 januari Gepensioneerde: Degene die op grond van de bepalingen van de statuten en het reglement van het Pensioenfonds pensioen ontvangt. 2 Gewezen deelnemer: De persoon van wie het deelnemerschap aan het Pensioenfonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het Pensioenfonds heeft verkregen en behouden. Huwelijk: Onder huwelijk wordt tevens verstaan een geregistreerd partnerschap als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Kind: Het kind tot wie de deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat. Maximum dagloon sociale verzekeringen: 261 maal het maximum premieloon zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, zoals dat geldt op 1 januari van enig jaar. Medewerker: Degene die door een arbeidsovereenkomst met een aangesloten onderneming is verbonden.

6 Normpensioendatum: De eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar is geworden. Partner: Onder partner wordt in dit reglement verstaan: a. de echtgenoot van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; b. de ongehuwde vrouw of man, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een door het Bestuur erkend samenlevingsverband is aangegaan. Het Bestuur zal het samenlevingsverband erkennen indien: > de deelnemer ten genoegen van het Bestuur aannemelijk maakt dat het samenlevingsverband tenminste een half jaar heeft geduurd en > de betreffende partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de (gewezen) deelnemer, of gepensioneerde is en > de deelnemer en diens partner een voor de pensioendatum notarieel verleden samenlevingscontract of aanvullend notarieel verleden akte inzake aanwijzing van de begunstigde voor het nabestaandenpensioen, aan het bestuur voorleggen, inhoudende 1. de naam en geboortedatum, zowel van de deelnemer als de partner 2. de aanvangsdatum van het samenlevingsverband 3. het woonadres op de aanvangsdatum 4. de aanwijzing door de partners, met uitsluiting van ieder ander, van elkaar als begunstigde van nabestaandenpensioen 5. de meldingsplicht aan het Pensioenfonds inzake de beëindiging van het partnerschap Voor de toepassing van dit reglement kan een ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op enig tijdstip slechts één partner hebben. 3 Pensioenbijdrage: Het door de deelnemer verschuldigde deel van de pensioenpremie. Pensioenfonds: Stichting Lucent Technologies Pensioenfonds. Pensioengrondslag: De pensioengrondslag is voor elke deelnemer gelijk aan de brutogrondslag verminderd met de franchise op 1 januari van dat jaar. De pensioengrondslag wordt op 1 januari van elk jaar vastgesteld. Pensioenjaar: Elke ononderbroken periode van één jaar deelneming aan het Pensioenfonds vanaf 31 december Prijsindexcijfer: De door het CBS vastgestelde Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens over een periode van twaalf maanden eindigend in december van het voorafgaande jaar, exclusief het effect van veranderingen in de tarieven van kostprijsverhogende (zogenaamde indirecte) belastingen en consumptiegebonden belastingen. Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.

7 Scheiding: Echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden. Sekseneutrale factoren: Voor mannen en vrouwen gelden gelijke actuariële factoren. Statuten: De statuten van het Pensioenfonds. Vennootschap: Lucent Technologies Nederland B.V., gevestigd te Hilversum. (Vervroegde) pensioendatum: Op zijn vroegst de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 59 ste verjaardag van de deelnemer valt, één en ander naar keuze van de deelnemer. WIA De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Stb. 2005, 572). WIA-uitkering: > de uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVAuitkering), dan wel > de uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGAuitkering). 4 Artikel 2 Deelnemerschap 1. Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop het dienstverband met een aangesloten onderneming is ingegaan. 2. Het deelnemerschap eindigt door: > pensionering; > het overlijden van de deelnemer; > beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming, tenzij de deelnemer bij beëindiging van dit dienstverband een dienstverband met een andere aangesloten onderneming aangaat; > het eindigen van de status van aangesloten onderneming waarmee de deelnemer een dienstverband heeft. Het Bestuur kan, na goedkeuring van de directie, besluiten in deze situatie de deelneming voor een nader te bepalen periode voort te zetten. Dit artikellid geldt niet indien en voorzover het in strijd is met de Regeling taakafbakening pensioenfondsen en artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

8 2 Pensioenaanspraken van deelnemers Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers 1. Overeenkomstig de bepalingen van de statuten en dit reglement heeft de deelnemer aanspraak op: a. ouderdomspensioen (artikel 4 van dit reglement) b. invaliditeitspensioen (artikel 5 van dit reglement) c. nabestaandenpensioen (artikel 6 van dit reglement) d. wezenpensioen (artikel 7 van dit reglement) 2. De deeltijdmedewerker bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 8 van dit reglement). 3. De deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 65-ste verjaardag valt (artikel 12 van dit reglement). De aangesloten onderneming dient de pensioendatum van de deelnemer - op een daartoe door het Pensioenfonds beschikbaar gesteld formulier wat zowel door de aangesloten onderneming als door de medewerker is ondertekend - aan het Pensioenfonds kenbaar te maken. 4. Bij beëindiging van het deelnemerschap op de (vervroegde) pensioendatum, heeft de deelnemer de keuzemogelijkheid om de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen (artikel 13 van dit reglement). 5. De deelnemer heeft de mogelijkheid om bij te sparen voor extra pensioen (Bijlage 1). 5 Artikel 4 Ouderdomspensioen 1. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt op de normpensioendatum voor elk pensioenjaar of gedeelte van een pensioenjaar 2,25% van de in het desbetreffende jaar of gedeelte van dat jaar geldende pensioengrondslag. 2. Het ouderdomspensioen gaat in op de normpensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. Artikel 5 Invaliditeitspensioen 1. Recht op (gedeeltelijk) invaliditeitspensioen heeft de deelnemer die tenminste 35% arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 1 van het reglement en van wie het dienstverband met een aangesloten onderneming wegens arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) is beëindigd. 2. Het jaarlijks invaliditeitspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid in ieder geval 7,5% van de franchise zoals omschreven in artikel 1 van het reglement (inkomensonafhankelijk arbeidsongeschiktheidspensioen).

9 3. Indien de brutogrondslag van de deelnemer hoger is dan het maximum dagloon sociale verzekeringen (2006: ,-), dan wordt het jaarlijks inkomensonafhankelijke invaliditeitspensioen verhoogd met 70% van het bedrag dat de bruto grondslag het maximum dagloon sociale verzekeringen te boven gaat (inkomensafhankelijke arbeidsongeschiktheidspensioen). 4. Het jaarlijkse invaliditeitspensioen bedraagt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een percentage van het in lid 2 en 3 berekende invaliditeitspensioen: 72,50% bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65-80% 60% bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65% 50% bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45-55% 40% bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45% 0% bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 0-35% 5. Het (gedeeltelijk) invaliditeitspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het dienstverband met een aangesloten onderneming vanwege arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd. 6. Het (gedeeltelijk) invaliditeitspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de normpensioendatum (65 jaar) of eerdere ingangsdatum van het pensioen, of ingeval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden. 7. Indien het arbeidsongeschiktheidspercentage van de WIA wijzigt, wordt het invaliditeitspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid; 8. Het bestuur kan aan de toekenning, herziening en het behoud van het invaliditeitspensioen zodanige voorwaarden verbinden als het redelijk en gewenst acht. 6 Artikel 6 Nabestaandenpensioen 1. Recht op nabestaandenpensioen heeft de nagelaten partner van de (gewezen) deelnemer respectievelijk de gepensioneerde, indien het huwelijk of het samenlevingsverband in de zin van dit reglement voor de (vervroegde) pensioendatum is aangegaan. 2. Het nabestaandenpensioen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde bedraagt 70% van het tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de deelnemer opgebouwde dan wel ingegane ouderdomspensioen. Indien de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het nabestaandenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de normpensioendatum zou hebben bereikt. 3. Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de nagelaten partner.

10 4. Indien er krachtens artikel 10 van dit reglement en/of krachtens voorgaande pensioenreglementen van het Pensioenfonds aanspraken jegens het Pensioenfonds bestaan op een bijzonder nabestaandenpensioen, dan zullen deze in mindering gebracht worden op het nabestaandenpensioen berekend volgens dit reglement. Artikel 7 Wezenpensioen 1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde. 2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, of voordien overlijdt. 3. In afwijking van hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot maximaal de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt: > indien en voor zolang het kind recht heeft op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet; > indien en voor zolang het kind wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering. 4. Het wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind van een (gewezen) deelnemer of een gepensioneerde 14% van het tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de deelnemer opgebouwde dan wel ingegane ouderdomspensioen. Indien de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de normpensioendatum zou hebben bereikt Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien: > beide ouders zijn overleden; > het een kind betreft van een ongehuwde (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde, en de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde geen partner heeft in de zin van dit reglement. 6. Indien daartoe naar het oordeel van het Bestuur aanleiding bestaat kan een wezenpensioen ook aan kinderen, die niet voldoen aan de in artikel 1 gestelde voorwaarden, worden toegekend. Het Bestuur kan het in dit lid genoemde wezenpensioen verdubbelen, indien daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat. 7. Het wezenpensioen van minderjarige kinderen wordt uitgekeerd aan de wettelijke vertegenwoordiger.

11 3 Pensioenaanspraken van deeltijdmedewerkers Artikel 8 Berekening aanspraken van deeltijdmedewerkers 1. Deelnemers die in deeltijd werken, bouwen pensioenaanspraken op naar rato van hun deeltijdpercentage. 2. Voor een deeltijdmedewerker wordt de pensioengrondslag vastgesteld alsof de binnen een aangesloten onderneming gangbare fulltime arbeidsduur zou gelden. 3. De pensioenaanspraken van de deeltijd medewerker worden, met uitzondering van de aanspraken op invaliditeitspensioen, berekend door de pensioenaanspraken bij een fulltime arbeidsduur voor de perioden van deeltijdwerk te vermenigvuldigen met het in die perioden geldende deeltijdpercentage. 4. Voor de berekening van de aanspraken op invaliditeitspensioen van de deeltijdmedewerker, wordt niet uitgegaan van de brutogrondslag bij een fulltime arbeidsduur, maar van het deeltijdsalaris op basis waarvan de brutogrondslag wordt berekend. 5. Bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdmedewerker het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de normpensioendatum zou hebben behouden. 8

12 4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers Artikel 9 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de normpensioendatum 1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt en de deelnemer minder dan een jaar deelgenomen heeft in het Fonds, vervallen alle aanspraken tegenover het Pensioenfonds. In dat geval ontvangt de gewezen deelnemer een bedrag ter grootte van de door de gewezen deelnemer op de op grond van artikel 18 voldane deelnemersbijdragen, onder aftrek van de wettelijk verplichte inhoudingen. Het voorgaande geldt niet als de deelnemer elders verworven pensioenaanspraken bij het pensioenfonds heeft ingebracht. 2. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen, een premievrij nabestaandenpensioen en een premievrij wezenpensioen. De aanspraken op invaliditeitspensioen komen te vervallen. 3. Tenzij het bestuur, na goedkeuring van de directie anders beslist, geldt het bepaalde in lid 2 van dit artikel ook indien het deelnemerschap eindigt doordat de onderneming waarmee de deelnemer een dienstverband heeft de status van aangesloten onderneming verliest. 4. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 4 en 8 van dit reglement. 5. Het premievrije nabestaandenpensioen bedraagt 70% van de in lid 4 van dit artikel omschreven premievrije aanspraak op ouderdomspensioen Het premievrije wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het in lid 4 van dit artikel omschreven premievrije ouderdomspensioen. 7. Na beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer op de pensioendatum de mogelijkheid om de premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen. Op deze keuzemogelijkheid zijn de bepalingen van artikel 13 van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. 8. De gewezen deelnemer heeft de mogelijkheid om de ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen te vervroegen onder gelijktijdige verlaging van dit premievrije ouderdomspensioen. Het afgeleide nabestaandenpensioen en het afgeleide wezenpensioen blijven daarbij 70% respectievelijk 14% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen. Het vervroegde premievrije ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 59-ste verjaardag van de gewezen deelnemer valt. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor.

13 De in dit lid genoemde keuze dient tenminste twee maanden voorafgaande aan de (vervroegde) pensioendatum door de gewezen deelnemer aan het Pensioenfonds kenbaar te worden gemaakt. 9. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken. 10

14 5 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband Artikel 10 Bijzonder nabestaandenpensioen 1. In geval van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband heeft de voormalige partner van de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen. 2. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de voormalige partner. 3. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de datum van scheiding dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband anders dan door overlijden was geëindigd. Wanneer de echtscheiding dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband plaatsvindt nadat het deelnemerschap reeds is geëindigd, is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de (geïndexeerde) premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen. 4. Tijdens en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder nabestaandenpensioen ieder jaar geïndexeerd volgens artikel 17 lid 2 van dit reglement. 5. Het bepaalde in lid 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) partner bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Pensioenfonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak. Artikel 11 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 1. In dit artikel wordt onder een bijzonder ouderdomspensioen verstaan het deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde, dat krachtens de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342) voor toekenning aan de (voormalige) partner in aanmerking komt. 2. In geval van scheiding ná 30 april 1995 heeft de (voormalige) partner van de (gewezen) deelnemer, dan wel gepensioneerde op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen mits één van beide partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Pensioenfonds.

15 3. Het bepaalde in lid 2 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders zijn overeengekomen. 4. In afwijking van hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat. 5. Indien en zolang er tegenover het Pensioenfonds recht bestaat op een bijzonder ouderdomspensioen, zal dat in mindering worden gebracht op het ouderdomspensioen berekend volgens dit reglement. 6. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van scheiding, de partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 10 van dit reglement bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen: > op het pensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige partner; > het recht op pensioen van de voormalige partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden geïndexeerd volgens artikel 17 lid 2 van dit reglement; > conversie is niet toegestaan indien de echtscheiding plaats vindt op of na de pensioendatum; > het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen Het Bestuur kan ten aanzien van de pensioenverevening nadere regels stellen en is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en de conversie bij de partners in rekening te brengen. 8. Aan de voormalige partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.

16 6 Eerder met pensioen Artikel 12 Eerder met pensioen 1. Het ouderdomspensioen kan op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 59-ste verjaardag van de deelnemer valt. Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen de eerste dag van de maand worden gekozen. Het ouderdomspensioen kan pas ingaan indien en voorzover het dienstverband is geëindigd. 2. Het Bestuur kan in bijzondere gevallen op verzoek van de deelnemer het ouderdomspensioen doen ingaan op een eerder tijdstip dan de eerste maand volgend op de leeftijd van 59 jaar. Bij deze vervroeging zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor. 3. Wanneer de deelnemer eerder met pensioen gaat wordt de ingangsdatum van het op grond van de artikelen 4 en 8 van dit reglement berekende ouderdomspensioen vervroegd onder gelijktijdige verlaging van dit ouderdomspensioen. Het afgeleide nabestaandenpensioen en het afgeleide wezenpensioen bedraagt 70% respectievelijk 14% van het voor de vervroeging vastgestelde ouderdomspensioen. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor. De factoren staan in Bijlage 2 van dit reglement. 4.a. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WAO/WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met een aangesloten onderneming, en die op de eerste ziektedag nog niet had gekozen voor een vervroegde pensioendatum, op de normpensioendatum met pensioen. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend. 13 b. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WAO/WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met een aangesloten onderneming, en die op de eerste ziektedag reeds gekozen had voor een vervroegde pensioendatum, op de reeds gekozen vervroegde pensioendatum met pensioen. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend.

17 7 Omzetting nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen en egalisatie Artikel 13 Omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen 1. Bij pensionering heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen. 2. De in lid 1 bedoelde verhoging van het jaarlijkse ouderdomspensioen bestaat uit een vast percentage van het om te zetten jaarlijkse nabestaandenpensioen. Dit percentage bedraagt 25%. Dit percentage wordt vanaf 1 januari 2006 eens per vijf jaar door het Bestuur, na raadpleging van de actuaris, opnieuw vastgesteld. 3. Indien de deelnemer een partner heeft, dan is voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde omzetting toestemming van de partner nodig. 4. Aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen kunnen niet in een verhoging van de aanspraken op ouderdomspensioen worden omgezet. 5. Indien de deelnemer van de in lid 1 genoemde mogelijkheid gebruik wil maken dient hij dit uiterlijk 3 maanden voorafgaande aan de ingangsdatum van het pensioen - op een door Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Pensioenfonds kenbaar te maken. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de deelnemer als de partner. 14 Artikel 14 Pensioenegalisatie Het Bestuur kan, op verzoek van een (gewezen) deelnemer van wie het ouderdomspensioen voor de leeftijd van 65 jaar ingaat - volgens door het Bestuur op te stellen regels - een ouderdomspensioen bij ingang tijdelijk verhogen respectievelijk verlagen, waarbij het daarna een gelijkwaardige verlaging respectievelijk verhoging zal ondergaan. Door deze tijdelijke verhoging respectievelijk tijdelijke verlaging, bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. Bij een verhoging als bedoeld in de vorige volzin blijft voor de vaststelling van de verhouding 100:75 in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de 65-jarige leeftijd, van de uitkering buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met tweemaal het bedrag van de op de pensioendatum geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9 lid 1 onderdeel b en vijfde lid onderdeel b van de Algemene ouderdomswet (AOW), vermeerderd met de vakantieuitkering. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor.

18 8 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof 1. Tijdens een tijdvak van een door een aangesloten onderneming toegekend ouderschapsverlof, wordt de opbouw van de pensioenen over het tijdvak van het ouderschapsverlof voortgezet op basis van het deeltijdpercentage voorafgaand aan de aanvang van het verlof. 2. De deelnemersbijdrage wordt op dezelfde wijze vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. 15

19 9 Waardeoverdracht Artikel 16 Waardeoverdracht 1. De deelnemer die voor indiensttreding bij een aangesloten onderneming premievrije pensioenaanspraken bij een vorige werkgever heeft opgebouwd, verkrijgt een aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits: a. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan; b. de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Pensioenfonds heeft overgedragen; c. en het gaat om een dienstverband dat na 8 juli 1994 is beëindigd. 2. De aan het Pensioenfonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van extra pensioenaanspraken volgens de ministeriële richtlijnen in het Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht. 3. In afwijking van hetgeen in de leden 1 en 2 van dit artikel is bepaald kan de deelnemer, die voor zijn indiensttreding bij een aangesloten onderneming premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd in een dienstbetrekking die beëindigd is vóór 8 juli 1994 op grond van de toetreding van het Pensioenfonds tot Het Pluscircuit voor waardeoverdracht van bovenwettelijke gevallen, het Pensioenfonds verzoeken om mee te werken aan waardeoverdracht van deze premievrije pensioenaanspraken. 4. De in artikel 9 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioen worden in geval van individuele beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioen- en spaarfondsenwet vervangen door een uitkering-ineens, mits: a. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenfonds of verzekeringsinstelling; b. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling; c. die instelling voldoet aan de bepalingen krachtens artikel 32b, lid 1c van de Pensioen- en spaarfondsenwet De in het vorige lid van dit artikel genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de ministeriële richtlijnen in het Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht, een en ander onder de voorwaarde dat met de pensioenbelangen van de (voormalige) partner op redelijke wijze rekening is gehouden. 6. De richtlijnen van de in dit artikel bedoelde Stichting Het Pluscircuit voor waardeoverdracht worden geacht deel uit te maken van dit pensioenreglement. De tekst van de richtlijnen ligt voor de deelnemers bij het Pensioenfonds ter inzage. 7. In geval van collectieve overgang van het personeel van een aangesloten onderneming, maakt het Bestuur nadere afspraken over de overdracht van de pensioenaanspraken van de deelnemers conform hetgeen

20 hierover in de Pensioen- en spaarfondsenwet gesteld is. De voorschriften van De Nederlandsche Bank worden hierbij in acht genomen. 17

21 10 Aanpassing van opgebouwde pensioenen en indexering van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken Artikel 17 Aanpassing van de opgebouwde pensioenen en indexering van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken 1. Het Bestuur past de per 1 april van enig jaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers jaarlijks per 1 april van hetzelfde jaar volgens de CBS-norm aan, met dien verstande dat de indexering minimaal 1% bedraagt. Indien de CBS-norm meer dan 1% bedraagt en minder dan 2%, past het Bestuur de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers jaarlijks per 1 april volgens de CBS-norm aan. Indien de CBS-norm meer dan 2% bedraagt past het Bestuur de opgebouwde pensioenaanspraken in ieder geval aan met 2%. Voor het meerdere geldt dat het Bestuur ernaar streeft de pensioenaanspraken aan te passen aan dat deel van de CBS-norm dat meer dan 2% bedraagt en beoordeelt of de financiële middelen toereikend zijn om de aanspraken aan te passen. De indexatie van het meerdere is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. 2. Het Bestuur streeft ernaar de per 1 april van enig jaar premievrije aanspraken en ingegane pensioenen jaarlijks op 1 april van hetzelfde jaar te indexeren met het prijsindexcijfer en beoordeelt of de financiële middelen toereikend zijn. De indexatie van de premievrije aanspraken en ingegane pensioenen is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. 18

22 11 Bijdragen Artikel 18 Bijdragen 1. Het Bestuur stelt jaarlijks, na advies van de actuaris, de totale jaarlijkse premie vast die nodig is ter financiering van de uit dit reglement voortvloeiende pensioenverplichtingen. De deelnemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling. 2. De pensioenbijdrage van de deelnemer wordt in overleg tussen de vennootschap en de werknemersorganisaties vastgesteld en bedraagt maximaal 8,25% van de pensioengrondslag. 3. De pensioenbijdrage van de deelnemer is verschuldigd tot de maand waarin de pensioendatum valt. De pensioenbijdrage wordt door de aangesloten ondernemingen in maandelijkse termijnen op het salaris ingehouden en aan het Pensioenfonds afgedragen. 4. Op 1 januari 2006 bedraagt de pensioenbijdrage van de deelnemer 6,0 % van de pensioengrondslag. 5. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld naar rato van het deeltijdpercentage. 6. De aangesloten onderneming heeft zich tegenover het Pensioenfonds verplicht tot het ten behoeve van alle deelnemers betalen van het resterende deel van de premie, tot het in de financieringsovereenkomst vastgelegde maximum. 7. Indien de uit dit reglement voortvloeiende pensioenverplichtingen als gevolg van de in het vorige lid genoemde maximering niet volledig kunnen worden gefinancierd, kunnen de in het betreffende jaar op te bouwen pensioenaanspraken naar rato van de afgedragen totale jaarlijkse premie worden vastgesteld. 19

23 12 Uitbetaling van pensioenen Artikel 19 Uitbetaling van pensioenen 1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende(n). 2. Het pensioen wordt maandelijks bij vooruitbetaling ten kantore van het Pensioenfonds uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen in de Europese Unie lopende bankrekening. Het maandelijks uit te keren pensioen is gelijk aan één twaalfde van het op jaarbasis vastgestelde pensioen. In geval van aanwijzing door de rechthebbende van een niet in Nederland en binnen de Europese Unie lopende bankrekening, is het Pensioenfonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen. 3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald. 4. Het recht op uitbetaling van enige pensioentermijn verjaart door verloop van vijf jaren. Het Bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen op deze verjaring geen beroep te doen. Artikel 20 Afkoop kleine pensioenen 1. Het Bestuur zal het pensioen door een uitkering-ineens vervangen indien het pensioen op het tijdstip van ingang een bedrag zoals genoemd in artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat. Afkoop van het ouderdomspensioen zal mede de afkoop van de daarvan afgeleide pensioenen betreffen In het geval dat de rechthebbende(n) zich in het buitenland heeft (hebben) gevestigd, zal het Bestuur op verzoek van de rechthebbende(n) bij of na uitdiensttreding de pensioenaanspraken ook vóór het tijdstip van ingang van het pensioen vervangen door een uitkering-ineens indien het pensioen op het tijdstip van afkoop het dubbele van het bedrag zoals genoemd in artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat. 3. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen.

24 13 Verplichtingen van de deelnemer en verstrekken van informatie door het pensioenfonds Artikel 21 Verplichtingen van de deelnemers 1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overgelegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht. 2. Indien de (gewezen) deelnemer, of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege heeft gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (voormalige) partner en kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Artikel 22 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds 1. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt als een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken Een keer in de vijf jaar, voor het eerst in 2005, wordt aan de gewezen deelnemer een opgave van de hoogte van de premievrije pensioenaanspraken verstrekt. 3. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het Pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van dit reglement. Het Bestuur kan besluiten een vergoeding te vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten. 4. Het Pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers door het Pensioenfonds schriftelijk van de wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement op de hoogte gesteld. 5. Het Pensioenfonds stelt overige belanghebbenden (zoals gewezen deelnemers en gepensioneerden) in staat desgewenst van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement kennis te nemen.

25 14 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving, vermindering Artikel 23 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving, vermindering 1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voorzover dit wettelijk is toegestaan. 2. Overdracht - niet zijnde waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16 van dit reglement - inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen)deelnemer, of gepensioneerde enig recht op pensioen of aanspraak op pensioen aan een ander toekent, heeft slechts werking ten opzichte van het Pensioenfonds voor zover beslag op pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten. 3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. 4. Behoudens in de bij of krachtens dit reglement voorziene gevallen kan een pensioen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht. 5. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig. 6. De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van een partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het Fonds worden verminderd, behalve in die gevallen waarin de Pensioen- en spaarfondsenwet of daarop gebaseerde regelgeving afkoop van genoemd pensioen toestaat. Het in de vorige zin bepaalde geldt ook met betrekking tot de aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer, tenzij deze en de partner het recht op pensioenverevening ingevolge de in artikel 11 bedoelde wet hebben uitgesloten dan wel deze wet niet van toepassing is. 22

26 15 Slotbepalingen Artikel 24 Bijzondere bepalingen 1. De aangesloten ondernemingen zijn, ter verbetering van de volgens dit reglement te verkrijgen pensioenen van de daarbij aangewezen deelnemers of hun na te laten betrekkingen, bevoegd tot het doen van extra bijdragen aan het Pensioenfonds. 2. Het Pensioenfonds is bevoegd ook andere dan de in dit reglement geregelde pensioenen uit te keren, mits de aangesloten ondernemingen daartoe de benodigde middelen ter beschikking stellen. De toekenning en de gegevens van een dergelijk extra pensioen worden de rechthebbende schriftelijk meegedeeld. 3. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur ten aanzien van het individu tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde door deze afwijking geen vermindering van betekenis ondergaan.de afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de Pensioen- en spaarfondsenwet of andere wettelijke regelingen. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd. 4. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kan - met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen - worden aangepast, indien nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien. 5. Wijzigingen van dit reglement, die leiden tot een ondermeer vermindering van pensioenen - ondermeer zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 van de statuten - zullen naar redelijkheid en billijkheid van kracht zijn voor alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten. 7. Indien het Pensioenfonds wordt opgeheven overeenkomstig artikel 11 van de statuten, zullen alle deelnemers die in dienst van de aangesloten onderneming zijn, worden geacht op het tijdstip van opheffing de dienst van de aangesloten onderneming te verlaten onder toekenning van de premievrije pensioenaanspraken vastgesteld volgens artikel 9 van dit reglement. Het Pensioenfonds in liquidatie waarborgt de rechten van de gepensioneerden en houders van premievrije pensioenaanspraken, alsmede die van hun nagelaten betrekkingen. Artikel 25 Anticumulatie 1. Het ouderdomspensioen mag, tezamen met een op dat moment lopende uitkering krachtens de WAO, WIA, of andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit het dienstverband met een aangesloten onderneming of andere daarmee door het Bestuur gelijk te stellen uitkeringen niet meer bedragen dan 100% van de laatst vastgestelde brutogrondslag. Bij overschrijding van de grens zullen de toegekende pensioenen verhoudingsgewijs worden verminderd.

27 2. Het nabestaandenpensioen mag, tezamen met een op dat moment geldende uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet of andere daarmee door het Bestuur gelijk te stellen wettelijke uitkeringen niet meer bedragen dan 70% van de laatst vastgestelde brutogrondslag. Indien conform artikel 7 wezenpensioen is toegekend, mag het nabestaandenpensioen tezamen met het wezenpensioen en vermeerderd met de in dit lid genoemde wettelijk uitkeringen, niet meer bedragen dan 100% van de laatst geldende brutogrondslag. De grens van 100% is ook van toepassing indien wel wezenpensioen maar geen nabestaandenpensioen is toegekend. Bij overschrijding van de grens van 70% of 100% zullen de toegekende pensioenen verhoudingsgewijs worden verminderd. Artikel 26 Werkingssfeer 1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op degenen die op 31 december 2005 deelnemer bij het Pensioenfonds zijn en aansluitend per 1 januari 2006 deelnemer worden in dit reglement of op of na 1 januari 2006 tot het Pensioenfonds toetreden. 2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in het eerste lid van dit artikel omschreven deelnemers, alsmede op de nagelaten betrekkingen van gewezen deelnemers en gepensioneerden van wie het deelnemerschap na 31 december 2005 beëindigd is. 3. Voor diegenen van wie het dienstverband met een aangesloten onderneming vanwege gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vóór 31 december 2005 gedeeltelijk is beëindigd, zijn de bepalingen van dit reglement alleen van toepassing indien en voorzover zij door een arbeidsovereenkomst aan een aangesloten onderneming gebonden zijn. Artikel 27 Datum inwerkingtreding 24 Dit reglement is op 1 januari 2006 in werking getreden onder de naam "Pensioenreglement Het is voor het laatst gewijzigd op 6 oktober Het pensioenfonds heeft het recht de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kwalificeert, heeft het pensioenfonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van dit pensioenreglement aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.