Veelgestelde vragen m.b.t. Regionaal Transitiearrangementen

Transcriptie

1 Veelgestelde vragen m.b.t. Regionaal Transitiearrangementen Op deze pagina vindt u de veelgestelde vragen met betrekking tot de regionale transitiearrangementen die alle jeugdzorgregio s in de periode juni oktober 2013 hebben opgesteld. Voorbeelden van regionale transitiearrangementen vindt u hier. De RTA s moesten inzicht geven in de wijze waarop iedere regio omgaat met het realiseren van de continuïteit van zorg en de hiervoor benodigde infrastructuur, en het beperken van de frictiekosten als gevolg van de transitie per Een uitgebreide beschrijving van de opdracht vindt u in de handreiking Regionale Transitiearrangementen jeugd. Heeft u algemene vragen over de transitie jeugd en/of de nieuwe Jeugdwet? Kijk dan bij onze veelgestelde vragen op deze pagina. Categorieën: Formele eisen en beoordeling RTA Juridische status RTA s en voorbehouden Samenwerking bij het RTA Financiën en volumes in het RTA Inventarisatie van zorgconsumptie Frictiekosten Landelijk transitiearrangement Formele eisen en beoordeling RTA V: De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) toetst of de regio s afspraken hebben gemaakt over hoe de toeleiding in 2015 wordt belegd. Dit wordt door de regio's geïnterpreteerd als een beleidsrijke keuze en die willen ze later in het proces maken. De handreiking is daar veel instrumenteler in. Hoe moet de toeleiding in het transitiearrangement worden beschreven? A: De bestuurlijke afspraken en de uitwerking hiervan zijn leidend. De handreiking is geen aanvulling op de bestuurlijke afspraken. V: Hoe ver moet het beeld over de toekomst BJZ zijn in verband met het regionaal transitiearrangement? A: In het kader van het borgen van continuïteit voor zittende cliënten is o.a. van belang dat in het transitiearrangementen duidelijk wordt hoe het zorgaanbod/de taken van BJZ vanaf 2015 worden georganiseerd (onder andere jeugdreclassering en jeugdbescherming/gezinsvoogdij). Duidelijkheid over onder andere toegang en AMK is nodig in het kader van berekening frictiekosten BJZ. 1

2 V: Welke inhoudelijke criteria worden gebruikt om te bepalen of de zorg en de kwaliteit ervan gecontinueerd worden? Wie gaat dat voor specifieke doelgroepen bepalen? A: De TSJ toetst of het arrangement betrekking heeft op alle zorg (en dus ook de specifieke groepen) waarvoor gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden. De zorgverleners moeten aan de kwaliteitseisen voldoen die in de wet staan. De TSJ toetst niet of de zorgaanbieders zich aan deze eisen van de wet houden. In de Jeugdwet heeft de IJZ als taak het onderzoeken van de kwaliteit van de jeugdhulp in algemene zin. Samen met de IGZ houdt zij toezicht op de naleving van de wet. Daarnaast wordt in de nieuwe Jeugdwet een rol voor de Inspectie VenJ (IVenJ) opgenomen voor zover het betreft het toezicht op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. V: In hoeverre worden de regionale transitiearrangementen beoordeeld op de mate van transformatie? A: Dat sluit niet aan bij het doel van de regionale transitiearrangementen. Het doel is om de continuïteit van zorg te waarborgen van cliënten die op 1 januari 2015 al zorg ontvingen. V: Is er in de transitiearrangementen aandacht voor een zorgvuldige overdracht en borging van continuïteit van zorg bij de overgang na het 18e levensjaar uit de Jeugdwet naar andere wettelijke kader? A: De transitiearrangementen dienen om de continuïteit van zorg voor jeugdigen die onder de Jeugdwet komen te vallen te borgen in het eerste jaar na de decentralisatie. Wanneer een jeugdige na het 18e jaar niet meer onder de Jeugdwet valt, maar nog wel hulp nodig heeft, zal hij of zij onder een wettelijk kader komen te vallen dat voor volwassenen geldt. In de meeste gevallen zal het om hulp op basis van de Wmo - waar gemeenten ook verantwoordelijk voor zijn - gaan. In dit geval is het aan de gemeente om te zorgen voor een goede overgang naar het andere wettelijke kader. Ook wanneer beroep op de Participatiewet wordt gedaan, is dit het geval. Verder zal het regelmatig voorkomen dat een jeugdige met ggz-problematiek na het 18e jaar zorg nodig heeft. Dit is onderwerp van gesprek tussen Zorgverzekeraars Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Een doorstroom naar de AWBZ zal naar verwachting nauwelijks plaatsvinden, aangezien onder dit wettelijk kader andere zorg gaat worden geleverd dan op basis van de Jeugdwet. Mocht dit toch het geval zijn, dan kan dit worden meegenomen in de afspraken tussen ZN en de VNG. Op deze manier worden afspraken gemaakt om een goede doorstroom naar het wettelijke kader voor volwassenen structureel goed te borgen. V: Hoe streng houdt de TSJ in haar beoordeling van de transitiearrangementen vast aan haar eisen? A: De TSJ heeft zelf geen eisen gesteld waaraan de transitiearrangementen moeten voldoen. Waar in de Handleiding wordt gerefereerd aan eisen van de TSJ moet worden gelezen dat dit de eisen zijn die Rijk, VNG en IPO zijn overeengekomen ten aanzien van het opstellen van de transitiearrangementen. De TSJ is vervolgens gevraagd om de transitiearrangementen aan de 2

3 hand van deze eisen te beoordelen. Dat betekent dat de TSJ geen ruimte heeft om zelf eisen te stellen. Wel is het zo dat de TSJ zal bezien of een arrangement voldoet aan de eisen en daarover in november haar bevindingen aan de opdrachtgevers zal rapporteren. V: Hoe gaat de TSJ om met de monitoring van de transitiearrangementen? A: De TSJ is gevraagd om de regionale transitiearrangementen te beoordelen en heeft hiermee ingestemd. Dat betekent dat met de beoordeling in november een eind komt aan de taak van de TSJ met betrekking tot de transitiearrangementen. De TSJ zal haar reguliere monitoringtaak vervullen op basis van de stelselmeter en hierover rapporteren aan de opdrachtgevers Rijk, VNG en IPO. In dat kader kan volgend jaar wel worden gekeken of gemeenten de transitiearrangementen een vervolg geven. De TSJ wil graag door gemeenten geïnformeerd worden en is hiervoor altijd bereikbaar via het secretariaat. De TSJ heeft echter geen adviserende taak richting gemeenten. V: Als de TSJ constateert dat de continuïteit van zorg niet lijkt te worden gerealiseerd of de daarvoor benodigde continuïteit van de infrastructuur of de samenwerkingsafspraken tussen gemeenten niet voldoen, dan zal het Rijk een aanwijzing geven aan de betreffende regio. Deze aanwijzing houdt in welke transitieafspraken gemeenten onderling en met aanbieders verplicht zijn uit te voeren. Hoe gaat die aanwijzing in zijn werk? A: De aanwijzingsmogelijkheid is neergelegd in artikel 2.12 van de Jeugdwet. Naast de toezichtinstrumenten in de Gemeentewet kan het instrument van de aanwijzing, zoals geregeld in dit artikel, worden ingezet wanneer de ministers ernstige tekortkomingen vaststellen bij de uitvoering van bijvoorbeeld de verordeningsplichten in een gemeente. Deze aanwijzingsbevoegdheid zal, tezamen met een artikel dat gemeenten opdraagt om zich voor te bereiden op de decentralisatie, direct na publicatie van de wet in werking treden. Hierdoor wordt het voor de ministers ook mogelijk om een aanwijzing te geven aan het college als een gemeente onvoldoende voortgang boekt tijdens de transitiefase, waardoor deze onvoldoende voorbereid zal zijn op de daadwerkelijke decentralisatie van de taken op het moment van inwerking treden van deze wet. Indien er signalen zijn dat een gemeente onvoldoende voortgang boekt tijdens de transitiefase, waaronder het borgen van continuïteit van zorg zoals beoogd met de regionale transitiearrangementen. dan zal het Rijk vanuit haar stelselverantwoordelijkheid gemeenten hier tijdig op aanspreken en daar waar nodig ondersteuning bieden. Hierbij wordt gekozen voor een getrapte benadering, waarbij er eerst praktische ondersteuning wordt geboden en vervolgens gerichte gesprekken gevoerd worden over verdere ondersteuning. Als dit ook onvoldoende bewerkstelligt kan er aanleiding zijn om een aanwijzing te geven. Het corrigerend vermogen van de gemeenteraad zal hierbij een belangrijke factor zijn. Indien de controle door de gemeenteraad ertoe leidt dat de gemeente zelf al tot correctie van onrechtmatige uitvoering overgaat, zal er voor de ministers geen aanleiding bestaan te interveniëren. In het uiterste geval kan het Rijk, wanneer er sprake is van taakverwaarlozing, door indeplaatsstelling de verantwoordelijkheid van gemeenten overnemen en de taken op een andere wijze organiseren. Dit houdt in dat het Rijk een bepaalde gemeentelijke taak uitvoert op kosten 3

4 van de gemeente; de facto betekent dit dat het Rijk op kosten van de gemeente inkoopt (artikel 124 e.v. Gemeentewet). Naar het oordeel van de regering zijn deze ingrijpende instrumenten toereikend om zo nodig- een gemeente te corrigeren. Wat een ernstige tekortkoming is, zal in een concrete situatie moeten worden beoordeeld. Een ernstige tekortkoming zou kunnen zijn indien een gemeente nalatig blijft in het vaststellen van het beleidsplan of de verordening Juridische status RTA s en voorbehouden V: Wat is de juridische status van het transitiearrangement (TA)? A: Een transitiearrangement is een afspraak tussen gemeenten die ze na overleg met aanbieders en financiers op stellen. Het is een voornemen op welke wijze zij hun formele besluiten op grond van de jeugdwet zullen gaan nemen. De afspraken die in het arrangement worden aangegaan zijn niet vrijblijvend. Het continueren van zorg in 2015 is wettelijk vastgelegd en daarmee wel bindend. V: Welke voorbehouden zijn mogelijk bij het opstellen van het transitiearrangement? A: Voorbehoud goedkeuring gemeenteraad. De transitiearrangementen geven een voornemen om bepaalde budgetten te alloceren. Het ligt voor de hand om de gemeenteraden hiermee te laten instemmen. In dat geval dient er een voorbehoud gemaakt te worden ten aanzien van de instemming door de gemeenteraad. Voorbehoud van volumes. De transitiearrangementen dienen ruim een jaar voor de inwerkingtreding van de Jeugdwet te worden opgesteld. In het tussenliggende jaar kunnen de cijfers veranderen. Het ligt voor de hand dat er een voorbehoud wordt gemaakt met betrekking tot de volumes. Voorbehoud van macrobudget. In de meicirculaire van 2014 kunnen er wijzigingen in het budget optreden ten opzichte van wat er via de meicirculaire 2013 bekend is gemaakt. Het ligt voor de hand om hier een voorbehoud over op te nemen. Voorbehoud inwerkingtreding Jeugdwet. Het is een bestuurlijk voornemen dat de Jeugdwet op 1 januari 2015 wordt aangenomen, op basis van het voorstel zoals dat nu voorligt. Het ligt voor de hand het voorbehoud te maken dat het voorstel zoals dat nu voorligt niet op relevante onderdelen wordt aangepast. Voorbehoud certificering. Er kunnen afspraken met betrekking tot JB en JR worden gemaakt met de BJZ s. Dat dient dan te gebeuren onder voorbehoud van certificering van deze instellingen. Voorbehoud kwaliteitseisen. De afspraken met aanbieders van jeugdhulp dienen gemaakt te worden onder voorbehoud dat deze aanbieders voldoen aan die kwaliteitseisen in de jeugdwet die op voorhand toetsbaar zijn: voorzien in: een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling, medezeggenschap en systematische kwaliteitsbewaking een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. 4

5 V: De certificering van instellingen komt pas in Hoe kun je die voorwaarde het best opnemen in het arrangement? A: Regio's kunnen in hun arrangementen opnemen dat zij van aanbieders eisen dat deze gecertificeerd zijn. Naast aanbieders moeten ook professionals in het jeugddomein zich laten registeren/certificeren. De certificeringsregels worden in het najaar van 2013 bekendgemaakt. Er kunnen afspraken gemaakt worden met organisaties die werkzaam zijn op het gebied van Jeugdbescherming/Jeugdreclassering. Met deze organisaties (waaronder de huidige Bureaus Jeugdzorg) kunnen afspraken gemaakt worden onder voorbehoud van de certificering. Samenwerking bij het RTA V: Moeten alle aanbieders hun handtekening onder het transitiearrangement zetten? A: Er is bewust in de uitwerking van de bestuurlijke afspraken gesteld dat gemeenten het transitiearrangement onderling opstellen. Zij doen dat na overleg met financiers en aanbieders. Wel is belangrijk dat aanbieders aangeven of met deze afspraken de continuïteit van zorg geboden kan worden en dat zij dat in het arrangement aangeven. Met andere woorden: totale instemming is niet nodig, beoordeling door aanbieders of continuïteit van zorg voor hun cliënten is geborgd, is wel nodig. V: Wat is de rol van de aanbieders bij de totstandkoming van het transitiearrangement? A: De arrangementen komen tot stand na overleg met aanbieders. Dat betekent dat zij met gemeenten in overleg kunnen gaan over de vormgeving van het transitiearrangement, maar dat zij hiermee niet hoeven in te stemmen. Zorgaanbieders moeten beoordelen of op basis van de Regionale transitiearrangementen de continuïteit van zorg gerealiseerd kan worden. Het verdient aanbeveling het draagvlak waartoe het overleg heeft geleid, op te nemen in het arrangement. (zie p. 21, Handreiking, 5 juli 2013). V: Moeten cliënten- en patiëntenorganisaties worden betrokken bij het opstellen van de transitiearrangementen? A: In de bestuurlijke afspraken over de overgangsmaatregelen is niets vastgelegd over de betrokkenheid van de cliënt en (lokale) cliëntorganisaties. In het debat in de Tweede Kamer op 27 juni 2013 heeft de staatssecretaris van VWS aangegeven dat bij het beoordelen van de transitieplannen ook een opvatting van patiënten- en cliëntenorganisaties betrokken zou moeten zijn. V: Is de handreiking meer gericht op gemeenten dan op aanbieders, terwijl het een gezamenlijke inspanning is? A: Gemeenten zijn coördinerend bij het opstellen van de regionale transitiearrangementen vanwege hun wettelijke verplichtingen om zich goed voor te bereiden op de invoering van de nieuwe Jeugdwet en waarborging van de continuïteit van zorg. Zij zullen het regionale 5

6 transitiearrangement na goed overleg met aanbieders moeten opstellen. Met het ondersteuningsteam van de regionale transitiearrangementen is afgesproken dat aanbieders vragen kunnen stellen aan dit team. Financiën en volumes in het RTA V: We vragen de instellingen naar hun verwachting van volumes zorg. Moeten ze daarbij al rekening houden met de korting of kunnen ze dat niet? 120 miljoen in 2015? A: Het is verstandig rekening te houden met de bezuiniging van 120 miljoen in 2015 en de bezuinigingen op de zorg die nu nog onder de AWBZ valt zoals korting op de begeleiding en persoonlijke verzorging, vervoer en de pgb-maatregel. Dat hoeft niet noodzakelijk in de volumes doorvertaald te worden, dat kan ook in de prijs. V: Hoe ga je om met kortingen op je zwaardere vormen van zorg? Wat is haalbaar? Wat doen andere regio s? A: Een gedachte kan zijn om met zittende aanbieders het gesprek aan te gaan over het afbouwen van residentiëele / klinische plaatsen. Versterking van ambulante functies is veelal een voorwaarde voor het (op termijn) kunnen afbouwen van deze plaatsen. Per regio en per sector zullen de mogelijkheden voor afbouwen van deze plaatsen verschillen. V: In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg is afgesproken dat jeugdigen of ouders die vóór 1 januari 2015 (jeugd)zorg ontvangen of reeds een recht op (jeugd)zorg hadden ontvangen, dit in 2015 blijven ontvangen bij dezelfde aanbieder. Hoe verhoudt zich dit tot het aanbestedingsrecht? Als je je nu als gemeente vastlegt op een bepaald volume voor een bepaalde aanbieder, hoe dien je dan de zorg te financieren? A:Indien in een transitiearrangement zou worden opgenomen dat gemeenten bij een bepaalde zorgaanbieder zorg zullen inkopen, leidt dat in beginsel niet tot problemen met het aanbestedingsrecht, mits rekening wordt gehouden met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, zoals transparantie en gelijke behandeling. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de gevolgde procedure voor iedereen duidelijk en transparant moet zijn. Het gelijkheidsbeginsel betekent bijvoorbeeld dat de ene jeugdhulpaanbieder niet meer informatie mag krijgen dan de andere. Klik hier voor een nadere toelichting. Gemeenten kunnen keuzes maken in de mate waarin zij zich vastleggen op het leveren van een bepaald volume aan een bepaalde aanbieder. Zorgaanbieders zouden aan een transitiearrangement het vertrouwen kunnen ontlenen dat zij aanspraak kunnen maken op financiering. Daarom wordt aangeraden om in het regionale transitiearrangement voorwaarden op te nemen, bijvoorbeeld de voorwaarde dat financiering alleen kan worden toegekend indien de begroting toereikend is. De wijze van financiering is een onderwerp van gesprek tussen zorgaanbieder en gemeente. Klik hier voor een nadere toelichting. 6

7 V: Op welke wijze beïnvloedt het transitiearrangement de structurering van het inkoopproces? A: Indien in een transitiearrangement zou worden opgenomen dat gemeenten bij een bepaalde zorgaanbieder zorg zullen inkopen, leidt dat in beginsel niet tot problemen met het aanbestedingsrecht, mits rekening wordt gehouden met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, zoals transparantie en gelijke behandeling. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de gevolgde procedure voor iedereen duidelijk en transparant moet zijn. Het gelijkheidsbeginsel betekent bijvoorbeeld dat de ene jeugdhulpaanbieder niet meer informatie mag krijgen dan de andere. Klik hier voor een nadere toelichting. Indien een gemeente de zorggelden wil verdelen door middel van subsidiëring, dan kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat de gemeente voornemens is om jeugdzorg te bekostigen door middel van subsidies en dat nadere uitwerking zal plaatsvinden in bijvoorbeeld een subsidieverordening of subsidieregeling. Klik hier voor een nadere toelichting. Inventarisatie van zorgconsumptie V: Hoe inventariseer ik de zorgconsumptie ten behoeve van het RTA? A: Op pagina van de handreiking staat een lijst van bronnen ten behoeve van het in kaart brengen van de zorgvraag in de regio. Om een gedetailleerder inzicht te krijgen, is een praktische wijze om een uitvraag bij zorgaanbieders in de regio uit te voeren. Daarvoor is een voorbeeld invulformat beschikbaar, dat hier is te downloaden. Daarbij hebben regio's ook een verantwoordelijkheid om contacten te onderhouden tussen regio's. V: Is er een voorbeeld uitvraaglijst voor zorgaanbieders? A: Ja, er is een voorbeeld beschikbaar. V: Waar vind ik de Vektis gegevens? A: De gegevens van Vektis zijn beschikbaar bij de VNG op deze link. V: Hoe krijgen we inzicht in de jongeren die verblijven in instellingen buiten de regio? A: Het is een verantwoordelijkheid van die instellingen om gemeenten daarop te wijzen. V: Er zijn diverse thuiszorgorganisaties die ook begeleidingstrajecten voor jongeren, AWBZ-gefinancierd, aanbieden. Moeten deze aanbieders worden meegenomen in het arrangement? A: Ja. Het arrangement geldt immers voor alle zorg die overkomt naar gemeenten. Daarbij geldt wel dat wanneer organisaties maar voor een klein deel afhankelijk zijn in hun totale exploitatie van de taken die in het kader van de decentralisatie jeugd overkomen, de kans ook kleiner is dat de continuïteit van zorg in gevaar is. Deze organisaties zullen naar verwachting wel te maken krijgen met grote bezuinigingen vanuit andere financieringsstromen. 7

8 V: Hoe moet worden omgegaan met vrijgevestigde zorgaanbieders? A: Omdat het onmogelijk zal zijn met alle individuele vrijgevestigden afspraken te maken, is het voor alle partijen overzichtelijk en minder tijdrovend als vrijgevestigden een aanspreekpunt instellen. Dit bevordert eenduidigheid en helderheid in de communicatie met de gemeente. In het arrangement hoeft geen individueel budget per vrijgevestigde aanbieder opgenomen te worden, maar is het voldoende om aanbieders als groep op te nemen. (bron: pagina 13, bullet 4, van de Handreiking, 5 juli 2013). V: Wat is de definitie van relevante aanbieder? A: Alle jeugdzorgaanbieders waarvoor regionale afspraken noodzakelijk zijn om continuïteit van zorg te garanderen (bron: pagina 13 van de Handreiking, 5 juli 2013). V: Van welke cijfers gaan we nu uit? Welke opgaaf is leidend, de opgave van zorginstellingen (realisatie) of de cijfers uit de Cebeon meicirculaire? A: De cijfers in de meicirculaire zijn bepalend voor het budget dat gemeenten krijgen. De opgave van zorginstellingen bepaalt welk budget er bij die instellingen nu gemoeid is met de taak die ze uitvoeren. Er komen binnenkort meer veelgestelde vragen, gerelateerd aan dit onderwerp, beschikbaar. Houd de website in de gaten. V: Als we ons bij het opstellen van het TA baseren op cijfers , terwijl we afspraken maken over 2015, heeft dat eigenlijk zin / is dat voldoende betrouwbaar? A: Daarom gaan de afspraken niet tot op het niveau van de individuele cliënt, maar over te verwachten volumes. Ook bij de daadwerkelijke zorginkoop 2014 zullen de volumes in 2015 nog niet vaststaan, dat is inherent aan het proces van zorginkoop. Frictiekosten V: Wat betekenen uitvoeringskosten en coördinatiekosten zoals beschreven in de handleiding? A: Hiermee worden de kosten bedoeld die gemeenten en regio's maken in het organiseren van de zorg voor jeugd vanaf 1 januari Van het budget dat overgaat naar de gemeenten zal een deel nodig zijn voor apparaatskosten. In de septembercirculaire wordt hierover nadere informatie opgenomen. V: Wat doen we eerst: beleid opstellen of frictiekostenberekeningsmodel laten opstellen? A: Zie hiervoor het processchema in de handreiking p 28 en 33. Eerst beleidsrijke toekomstscenario's bepalen. Vervolgens bekijken wat de daarbij behorende zorgvraag is. Vervolgens op basis hiervan de frictiekosten berekenen. Deze frictiekostenberekening en de mogelijkheden tot beperking daarvan kunnen leiden tot aanpassing van de afspraken en van het beleid. 8

9 V: Wat zijn acceptabele frictiekosten? A: Iedere bezuiniging en stelselherziening gaat gepaard met frictiekosten. Ze worden problematisch wanneer de continuïteit van zorg in gevaar is. V: In hoeverre moet ik alle frictiekosten gedetailleerd inzichtelijk maken? Volstaat een beschrijving van de maatregelen om de frictiekosten te beperken? A:De handreiking gaat in op manieren om de frictiekosten inzichtelijk te maken en op mogelijkheden om deze te beperken (teneinde continuïteit van zorg te waarborgen). De handreiking gaat niet in op compensatie van frictiekosten omdat ook de arrangementen dat doel niet hebben. In de transitiearrangementen zal vooral aandacht zijn voor maatregelen waarmee frictiekosten worden beperkt. (bron: pagina 38 en verder van de Handreiking, versie 5 juli 2013). V: Hoe moeten we de frictiekosten definiëren? Moeten daartoe bijvoorbeeld ook kosten voor ICT/automatisering, waar een zorgaanbieder mee te maken krijgt als gevolg van de stelselwijziging, gerekend worden? A: Aangesloten wordt bij de definitie die door Panteia is gebruikt. De frictiekosten als gevolg van ICT zijn laag ingeschat en daarom buiten beschouwing gebleven, als ze voor zorgaanbieders wel een rol spelen kan dit in het gesprek met de betreffende gemeenten naar voren worden gebracht. Landelijk transitiearrangement V: Wanneer wordt het landelijk transitiearrangement opgeleverd? Het landelijk transitiearrangement is, net als de regionale transitiearrangementen, gereed op uiterlijk 31 oktober. Tussentijdse resultaten komen aan de orde in de bestuurlijke subcommissie jeugd van de VNG in september en oktober. Ook zal de VNG tussentijds informatie verspreiden aan gemeenten die noodzakelijk is voor de samenhang tussen het regionale en het landelijke arrangement. Eind augustus volgt tevens een update van de notitie uit juni, waarin is toegelicht voor welke functies er landelijke afspraken worden gemaakt waarvoor een landelijk transitiearrangement wordt opgesteld. V: Welk budget is gemoeid met het landelijk arrangement? 2,2 % van het budget. Alle regio s dienen 2,2% te reserveren voor het landelijk arrangement. V: Hoe verhoudt het landelijk arrangement zich tot landelijke functies zoals bijvoorbeeld de Kindertelefoon? De VNG bereidt een apart voorstel voor om de Kindertelefoon, Stichting Opvoeden en het onderdeel nazorg van de Stichting Adoptievoorzieningen collectief als gemeenten te financieren. Dat voorstel zal in september besproken worden in de subcommissie jeugd van de VNG, in oktober in het VNG bestuur en tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering van de VNG 9

10 eind november kunnen de leden daarover stemmen. De middelen die daarmee gemoeid zijn, zijn zo n 5,5 miljoen, waarvan zo n 4 miljoen al is toegevoegd aan het macrobudget. In de transitiearrangementen komen deze functies niet aan de orde, omdat dit niet gaat over het bieden van continuïteit van zorg in het overgangsjaar. V: Op welke manier moet het regionaal arrangement verwijzen naar het landelijk arrangement? In het regionale arrangement dient een verwijzing opgenomen te worden naar de afspraken uit het landelijk arrangement voor cliënten uit de regio die zorg ontvangen die valt onder het landelijk arrangement. Een en ander staat ook uitgelegd in de handreiking regionale transitiearrangementen jeugd dat door het transitiebureau is uitgebracht. 10