Een duik in mariene gegevens

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een duik in mariene gegevens"

Transcriptie

1 Een duik in mariene gegevens Lange termijnveranderingen van populaties van enkele mariene organismen (roggen, weekdieren, kreeftachtigen e.a.) als gevolg van menselijk handelen. Periode A.W. Grnelig Meyling & R.H. de Bruyne 2001 Stichting ANEMOON Heemstede

2

3 Een duik in mariene gegevens Lange termijnveranderingen van populaties van enkele mariene organismen (roggen, weekdieren, kreeftachtigen e.a.) als gevolg van menselijk handelen. Periode A.W. Gmelig Meyling R.H. de Bruyne Rapport December Stichting ANEMOON, Heemstede Tekening omslag: H. Holsteijn Tekeningen: H. Holsteijn

4 Titel: Subtitel: Een duik in mariene gegevens Lange termijnveranderingen van populaties van enkele mariene organismen (roggen, weekdieren, kreeftachtigen e.a.) als gevolg van menselijk handelen. Periode Samenstellers: A.W. Gmelig Meyling, R.H. de Bruyne Illustratie omslag: H. Holsteijn Illustraties : H. Holsteijn Datum: 27 december 2001 Anemoon rap.nr: Aantal pagina's: 32 Aantal bijlagen: 5 Project: Bijdrage aan Milieu Compendium 2001 RNM Opdrachtgever: Kader: Milieu Compendium 2001 Begeleider: A. van Strien, CBS Voorburg Dit rapport is te bestellen door overmaking van 12,00 postbanknummer ten name van Stichting ANEMOON, postbus 29 Bennebroek, onder vermelding van anemoonrapport Dit bedrag is inclusief verzendkosten Stichting ANEMOON. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting ANEMOON. Stichting ANEMOON ANalyse Educatie Marien Oecologisch ONderzoek Heemskerklaan 119, 2181 XN Hillegom Postbus 29, 2120 AA Bennebroek Tel: Kvk: anemoon@cistron.nl Website:

5 Inhoud Samenvatting 6 1. Invloed van de visserij Ei leggende haaien en roggen in de Noordzee Grote weekdieren en andere bodemdieren Invloed van de Deltawerken Invloed van klimaatsverandering Invloed van transport en invoer consumptiedieren (exoten) Invloed van gifstoffen (TBT en de Purperslak) 24 Dankwoord 26 Literatuur 28 Index 30 Bijlagen 4

6 Figuur 1. De Wijde mantel Aequipecten opercularis wordt sinds, enkele jaren in de Oosterschelde waargenomen. (Tekening Harry Holsteijn) 5

7 Samenvatting De mens heeft een grote invloed op de natuur, waardoor meerdere dier- en plantsoorten in aantallen achteruit gaan en andere soorten juist in aantallen toenemen. Dit is niet alleen waarneembaar op het land, maar ook in zee. Dit rapport toont onder meer de resultaten van mariene inventarisatie- en monitoring-projecten, zoals het Monitoringproject Onderwater Oever met sportduikers en het Strand Monitoring Project met behulp van Strandwachten. Dit zijn projecten die worden gedragen door vrijwilligers en worden gecoördineerd door Stichting ANEMOON. Uit de resultaten komen een aantal interessante trends naar voren. De visserij heeft grote invloed gehad op de populaties van meerdere roggen- en haaiensoorten. De meeste eileggende roggensoorten lijken op basis van aangespoelde aantallen eikapsels zelfs bijna verdwenen uit de Noordzee. De Deltawerken hebben een grote invloed gehad op het leven in de Zeeuwse wateren. Dankzij de Stormvloedkering is het unieke biotoop van de Oosterschelde grotendeels behouden. Meerdere sommige soorten zijn zelfs toegenomen of als nieuwkomer verschenen. Dit is vermoedelijk vooral het gevolg van een stabieler en hoger zoutgehalte. Door scheepvaart en uitzetting van organismen voor menselijke consumptie zijn de afgelopen eeuw de Nederlandse kustwateren met tientallen nieuwe soorten "verrijkt". Meerdere van deze soorten komen oorspronkelijk van buiten de Europese kustwateren en noemen we exoten. Deze soorten weten zich vaak in relatief korte tijd opvallend snel te vermenigvuldigen. Soms treedt tijdelijke plaagvorming op. Enkele nieuwkomers lijken het voorkomen van autochtone soorten negatief te beïnvloeden. Door gebruik van gifstoffen kunnen populaties van soorten sterk afnemen. Zo is de Purperslak zeer gevoelig voor Tributyltin (TBT) dat in aangroeiwerende verven worden gebruikt ten behoeve van de scheepvaart. Deze soort is in onze kustwateren sterk achteruitgegaan en op meerdere locaties zijn populaties zelfs geheel verdwenen. Er zijn aanwijzingen dat de temperatuur op aarde toeneemt, als gevolg van uitstoot van broeikasgassen. Deze opwarming zou tot gevolg kunnen hebben dat de noordelijke verspreidingsgrens van soorten opschuift. Uit de analyses kwam naar voren dat er bij drie mariene soorten aanwijzingen zijn dat het verspreidinggebied zich naar het noorden heeft uitgebreid. 6

8 Figuur 2. De Japanse zakpijp Styela clava komt oorspronkelijk van buiten de Europese kustwateren. Daarom wordt het een exoot genoemd. (Tekening Harry Holsteijn) Figuur 3. Van de Paarse buisjesspons Haliclona xena is het oorspronkelijke verspreidingsgebied niet bekend. De soort is echter te opvallend om tot 1977 niet te zijn opgemerkt. Daarom wordt aangenomen dat deze soort van buiten Europa komt en dus een exoot mag worden genoemd. (Tekening Harry Holsteijn) 7

9 Inleiding Het Natuurplanbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek geven gezamenlijk het Natuurcompendium uit. Hierin wordt onder meer aandacht geschonken aan veranderingen binnen de Nederlandse natuurlijke ecosystemen. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de gevolgen van menselijk handelen. Aangezien ook het mariene milieu in het compendium wordt behandeld, is aan Stichting ANEMOON gevraagd een achtergronddocument aan te leveren. De doelstelling daarbij is het presenteren van opvallende trends die met ten minste enige zekerheid in verband gebracht kunnen worden met menselijke activiteiten. Gekozen is voor de volgende onderwerpen: 1) invloed van de visserij 2) invloed van de Deltawerken 3) invloed van klimaatsverandering 4) invloed van transport en invoer van consumptie-organismen 5) invloed van gifstoffen (TBT en de Purperslak) Het is de bedoeling om een aantal van de hier gepresteerde trends (al dan niet gecombineerd) als indicators of graadmeters op te nemen in het Natuurcompendium en voor langere tijd in gebruik te nemen om zo bepaalde invloeden van menselijk handelen beter te kunnen volgen. De rapportage is naar onderwerp ingedeeld in vijf aparte hoofdstukken. Per hoofdstuk wordt in een korte inleiding steeds een beschrijving gegeven van de problematiek, daarna volgende de opdracht, de gebruikte gegevensbronnen, de methoden waarmee de trends tot stand zijn gekomen en tot slot de resultaten van de uitgevoerde analyses. Tabellen en grafieken worden gegeven in de bijlagen waarvan de nummers corresponderen met de hoofdstukken. Figuur 4. De Wulk Buccinum undatum staat vermoedelijk onder druk van de visserij en Tributyltin, een gifstof die wordt gebruik in aangroeiwerende verf. (Tekening Harry Holsteijn) 8

10 / ",l I { ' '--~-- Figuur 5. De boomkorvisserij heeft verwoestende invloed op de bodemfauna. De wekkettingen die dienen om bodemvis op te schrikken, hebben als bijeffect dat de bodem sterk wordt omgewoeld. Daardoor sterven veel bodemdieren. Afgebeeld is hier een kleine vissersboot die gebruik maakt van twee kleine boomkorren van drie meter breed. Grote schepen maken gebruik van boomkorren tot maximaal 12 meter. Gezamenlijk ploegen die grote delen van de Noordzee meerdere keren per jaar om. 9

11 1. Invloed van de visserij Over de invloed van visserij op de Noordzeefauna is inmiddels veel bekend, onder meer door onderzoek door (overheids)instituten als NIOZ en RIVO. Stichting ANEMOON richt zich primair op beheer, verwerking en analyse van gegevens verzameld door en via vrijwilligers. In deze bijdrage beperken we ons uitsluitend tot enkele trends die na analyse van gegevens in de ANEMOON-datasets naar voren kwamen Eileggende haaien en roggen in de Noordzee Inleiding/ problematiek In de Noordzee komen diverse soorten haaien en roggen voor. Ten minste elf roggensoorten en twee soorten haaien zijn te beschouwen als min of meer vaste Noordzeebewoners (Bisseling et al., 2001). Uit onderzoek gebaseerd op visserijgegevens (Walker, 1998), blijkt dat tegenwoordig in de Noordzee veel minder haaien en roggen worden gevangen dan vroeger. Op het Nederlands Continentaal Plat lijken roggen zelfs bijna verdwenen. Haaien en roggen zijn door hun wijze van voortplanten zeer gevoelig voor visserij druk. De dieren zijn pas op hoge leeftijd geslachtsrijp (zie bijlage 1 a) en produceren, in tegenstelling tot de meeste andere vissoorten, tijdens hun leven slechts een gering aantal nakomelingen. Bij de eileggende soorten (er zijn ook levendbarende soorten) bevindt het embryo zich voor langere tijd veilig in een eikapsel, waarin het een volledige ontwikkeling doormaakt. Hierdoor is de kans op sterfte relatief klein. Deze succesformule was vóór de huidige intensieve visserij voldoende om de bestanden op peil te houden. Met de toegenomen visserij is echter ook de vangkans sterk toegenomen, waarbij veel 'moederdieren' worden weggevangen, vaak zelfs nog voordat ze zich hebben kunnen voortplanten. Het geringe aantal nakomelingen en de lange tijd vóór dat ze tot reproductie kunnen komen, hebben tot gevolg dat zelfs bij een afnemende visserijdruk een eventueel herstel uiterst traag zal verlopen. Eileggende haaien en roggen zetten hun eieren af op plaatsen waar deze respectievelijk met aan de eikapsels verbonden draden of hoorns kunnen worden verankerd aan allerlei voorwerpen en wieren. Afhankelijk van de soort, komen de eieren na 4 tot 10 maanden uit, waarna de lege eikapsels overblijven. Deze hoornige hulzen raken na verloop van tijd los van het substraat, vermoedelijk door rotting van achtergebleven organische resten, en drijven vervolgens naar het wateroppervlak. De drijvende eikapsels worden met name door de wind verplaatst, zodat ze na enige tijd op de stranden kunnen aanspoelen bij aanlandige wind. De drijvende eikapsels worden vooral aangetroffen in de vloedlijn en kunnen bij harde wind zelfs tegen (of over) de duinvoet worden geblazen.. Er is bij waarnemers door de jaren heen veel aandacht geweest voor aangespoelde eikapsels. De vele duizenden waarnemingen in de af gelopen eeuw zijn vastgelegd in literatuuroverzichten, in het Centraal Systeem van de Strandwerkgemeenschap, in de database van Stichting ANEMOON en bewaard in collecties van Musea en particulieren. Deze waarnemingen maken het mogelijk de veranderingen in aangespoelde aantallen haaien- en roggeneikapsels in beeld te brengen. Aangenomen mag worden dat wanneer een haaien- ofroggenpopulatie afneemt, ook het aantal geproduceerde eieren afneemt en dus ook het aantal eikapsels dat aanspoelt op de Nederlandse stranden. Bijlage 1 a geeft een overzicht van enkele biologische gegevens van haaien en roggen. Voor meer informatie over roggen- en haaien eieren wordt verwezen naar Bor (1998) en naar de website 10

12 Opdracht Breng de trends in beeld van de aantallen aangespoelde eikapsels van roggen en haaien op de Nederlandse stranden. Bronnen Vanaf het begin van deze eeuw tot heden zijn aangespoelde eikapsels verzameld en waarnemingen vastgelegd. In 1939 verscheen de eerste determinatietabel (hnmerzeel, 1939), waarna er meer volgden (Bor, 1998). Vooral vanaf de tweede wereldoorlog zijn vele duizenden waarnemingen doorgegeven aan het Centraal Systeem (CS) van de Strandwerkgemeenschap (een papieren archief), in logboeken genoteerd en in collecties opgenomen. Stichting ANEMOON heeft een belangrijk deel van deze gegevens inmiddels ontsloten en elektronisch opgeslagen. Sinds 1991 worden in het kader van het Strand Monitoring Project (SMP) met behulp van zogenaamde strandwachten wekelijks alle aangespoelde eikapsels geteld op een viertal strandtrajecten: Den Haag, Katwijk Noordwijk, Petten en Texel. Strandwacht Katwijk-Noordwijk doet dit al vanaf Voor methode en resultaten van het SMP wordt verwezen naar Gmelig Meyling (1993), Gmelig Meyling & de Bruyne (1993, 1994) en Gmelig Meyling & Bor (1994,2002). Methode Databewerking: virtuele strandwachtroutes Duizenden 'losse' waarnemingen zijn, in tegenstelling tot de Strandmonitoringgegevens, niet systematisch uitgevoerd. Op deze gegevens gebaseerde trends zouden het gevolg kunnen zijn van inspanning en interesse van de waarnemers. Om dit effect te voorkomen, is per periode van vijf jaar een groep waarnemers geselecteerd die naar alle waarschijnlijkheid altijd al hun waarnemingen van haaien- en roggeneieren hebben doorgegeven aan het es, noteerden in hun logboek en/of de eieren opnamen in een collectie. Uitsluitend die waarnemers zijn geselecteerd die zich niet alleen toelegden op haaien- en roggeneieren, maar ook op allerlei andere soorten, zodat zoveel mogelijk bezoekdata van deze waarnemers konden worden achterhaald. Alleen de waarnemingen van de Noordzee zandstranden tussen Hoek van Holland t/m Schiermonnikoog zijn gebruikt. Waarnemingen uit het Waddengebied en in de Zeeuwse zeearmen zijn niet bij de analyse betrokken omdat de wijze van waarnemen immers te veel verschilt met die bij strandwachten. De Noordzeestranden van de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden zijn buiten beschouwing gelaten, door het vrijwel ontbreken van waarnemmgen. Zo werd een dataset verkregen met bezoekdata en het aantal waargenomen exemplaren. Wanneer geen eikapsels waren waargenomen is het aantal 0 ('nul') in het analysebestand opgenomen. Voor de berekeningen zijn de waargenomen aantallen per bezoek in abundantieklassen omgezet zoals deze ook in gebruik zijn bij het Strandmonitoringproject. Klasse 1: 1-9 exemplaren per bezoek; klasse 2: exemplaren; klasse 3: exemplaren, enz.. Deze gegevens zijn samen met de gegevens uit het Strandmonitoringproject in één bestand geplaatst. Daarna is de kustlijn van Hoek van Holland t/m Schiermonnikoog ingedeeld in 10 gebieden. Per periode van vijf jaar zijn vanaf 1945 de geïndexeerde gemiddelde abundanties berekend met behulp van TRIM (Pannekoek & van Strien, 2001), zodat wordt gecorrigeerd voor waarnemingsinspanning over de verschillende trajecten en waarmee ontbrekende waarden voor bepaalde perioden en trajecten worden bij geschat. Daarbij is de basisperiode op 100% gesteld. In overleg met A. van Strien (CBS) is de indexberekening voor de Stekelrog Raja clavata iets aangepast. Voor deze soort is abundantieklasse 1 als 0 (nul) bij de berekeningen meegenomen. De reden hiervoor is dat in tegenstelling tot de andere soorten roggen de 11

13 eikapsels van de Stekelrog tot 1960 geregeld in veel grote aantallen aanspoelden. Het is daarom niet geheel zeker dat alle waarnemers uit de geselecteerde groep consequent de waarnemingen hebben doorgegeven als het maar om één of enkele exemplaren ging. Omdat bij de huidige Strandwachten consequent wel de lage aantallen worden genoteerd kan er een vertekend beeld ontstaan. Hier aan wordt tegemoet gekomen door abundantieklasse 1 op 0 (nul) te stellen. Resultaten De resultaten zijn weergegeven in de bijlage 1 b. Van zeven roggensoorten en één haaiensoort zijn voldoende eikapsels waargenomen om tijdreeksen te kunnen samenstellen. Dit zijn de Vleet Dipturus batis, de Sterrog Amblyraja radiata, de Grootoogrog Leucoraja naevus, de Blonde rog Raja brachyura, de Stekelrog Raja clavata, de Kleinoogrog Raja microocellata, de Gevlekte rog Raja montagui en de Hondshaai Scyliorhinus canicula. De indexcijfers van zes van de zeven roggensoorten laten een duidelijke daling zien, waaruit blijkt dat de aantallen eikapsel op de stranden en dus ook in zee zijn afgenomen. Voor de Vleet, de Grootoogrog, de Blonde rog, de Kleinoogrog en de Gevlekte rog geldt dat eikapsels van deze soorten na 1965 nauwelijks zijn aangetroffen. Eikapsels van de Vleet zijn vanaf 1962 niet meer gemeld vanaf het Nederlandse strand. Eikapsels van de Stekelrog worden vanaf 1960 tot 2000 nog vaak aangetroffen, maar de aantallen zijn doorgaans veel lager dan in de periode De Stekelrog toont na 1960 een plotseling forse daling. Vanaf 1970 is sprake van een.geringe maar gestage toename. De aantallen liggen echter in 2000 nog ver beneden die van de periode Herstel blijkt ook uit Heessen & Bol (2000) die melding maken van jonge Stekelroggen gevangen in het nabije kustgebied van de Voordelta tot Noordwijk, terwijl algemeen werd aangenomen dat de soort niet meer in de Nederlandse wateren voor kwam. Het is aannemelijk dat de gevonden exemplaren in de Nederlandse kustwateren zijn geboren. Voor de Sterrog geldt als enige van de zeven roggensoorten dat de indexcijfers in de periode hoger zijn dan in de periode Net als van de andere roggensoorten zijn de indexcijfers van de Sterrog in de periode opvallend laag. Het patroon doet vermoeden dat de aantallen van de Sterrog in de Noordzee zijn toegenomen, in ieder geval vanaf de periode Dit kan mogelijk verklaard worden doordat juist de Sterrog een kleine soort is, die in vergelijking met de andere roggensoorten snel geslachtsrijp is. Voor de Hondshaai geldt dat de indexwaarden van lager zijn dan voor de periode Vanaf is sprake van een significant stijgende trend, maar de indexcijfers komen nog niet op het niveau van Discussie Bij dit onderzoek is voor de indexberekening de periode op 100% gesteld. Dit zou kunnen suggereren dat de periode een goede referentie is voor de natuurlijk situatie. Dit is echter niet het geval. Uit meerdere bronnen blijkt dat ook voor 1945 het aantal roggen al sterk was afgenomen. Zo schrijft Redeke (1941): "De Vleet is de zeldzaamste onzer roggen, doch schijnt in vroeger jaren meer in ons gebied te zijn 12

14 voorgekomen, dan tegenwoordig; Athans Schlegel (1862), schrijft, dat hij algemeen, van Bemmelen (1865) zelfs, dat hij zeer algemeen langs onze kust wordt aangetroffen." Hieruit kan worden opgemaakt dat de soort al aan het begin van deze eeuw sterk in aantallen is afgenomen. Ook de Gevlekte rog schijnt ver voor 1945 algemener te zijn geweest. Redeke (1941) schrijft over deze soort die toen nog Gladde rog werd genoemd: "De Gladde rog wordt bij ons slechts zelden aangetroffen, al hoewel Van Bemmelen hem nog "vrij algemeen" noemt". Wat betreft de Stekelrog blijkt uit Redeke (1941) dat ook vóór de oorlog de soort al sterk was afgenomen: "Aan onze kust komt de Stekelrog, die van alle Europeesche Raja-soqren het meest ook in ondiep water wordt aangetroffen, veel voor, vooral des zomers, wanneer de dieren ter wille van de voortplanting de vlakke gedeelten opzoeken. In vroeger jaren werd er in de Waddenzee, met name in de omgeving van Wieringen en bij Terschelling, druk op gevischt, doch, zooals dr. Verwey de goedheid had mij mede te deelen, schijnt hij de laatste tientallen jaren zeer sterk te zijn afgenomen en is de Waddenzee nog slechts van geringe beteekenis. " 1.2. Grote weekdieren en andere bodemdieren Niet alleen van de roggen en haaien is bekend dat de populaties sterk onder druk staan van de visserij. Met name de grotere, meerjarige, weinig mobiele bodemsoorten als Wulk Buccinum undatum (figuur 4), Noordkromp Arctica islandica, Fluwelen zeemuis Aphrodite aculeata en de Kamster Astropecten irregularis lijken de laatste decennia sterk te zijn afgenomen door met name de boomkorvisserij (figuur 5). Het was de bedoeling ook trends van deze soorten in beeld te brengen op de wijze zoals gebruikt voor eikapsels van roggen en haaien. Voor deze soorten ontbraken echter voldoende waarnemingen, of is (nog) geen informatie aanwezig omtrent het al dan niet consequent op deze soorten letten door de waarnemers. Alleen voor de aangespoelde eikapsels van de Wulk kon met behulp van strandwachtgegevens een dalende trend worden aangetoond in de periode van 1977 tot 2000 (Bijlage lc).wulkeneieren werden overigens vóór 1977 wel ook zeer geregeld en in grote aantallen waargenomen. Echter ook hier ontbrak informatie omtrent het al dan niet consequent op eikapsels letten door de waarnemers. De achteruitgang van de Wulk is mogelijk ook het gevolg van het gebruik van de gifstof TBT (hoofdstuk 5). 13

15 2. Invloed van de Deltawerken Inleiding/ problematiek Na de stormramp in 1953 waardoor een groot deel van de provincie Zeeland door de zee werd overspoeld, werd het Deltaplan ontwikkeld. Dit plan had tot doel de Deltawerken te realiseren waarbij met uitzondering van de Westerschelde, alle Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeearmen met dammen afgesloten dienden te worden van de Noordzee. Om het rijke onderwaterleven, de schelpdierkweek en de visserij voor de Oosterschelde te behouden, werd bij deze zeearm uiteindelijk afgezien van totale afsluiting. In plaats daarvan is gekozen voor een stormvloedkering, die de Oosterschelde alleen volledig afsluit wanneer wordt voorspeld dat bij storm het zeeniveau tot boven de drie meter +NAP zal stijgen. De stormvloedkering kwam voor gebruik gereed in Wat betreft de invloed van de Deltawerken beperken we ons hierbij tot de invloed op de Oosterschelde. Om de Stormvloedkering te kunnen aanleggen werd eerst het werkeiland Neeltje Jans aangelegd in de mond van de Oosterschelde. Daarna werd de stormvloedkeringen. aangelegd. Tijdens de aanleg en met de komst van de stormvloedkering werd de hoeveelheid water die per getij naar in- en uitstroomt verminderd. Daardoor zijn met name stroomsnelheden in het oostelijk deel van de Oosterschelde afgenomen. Slib kan daardoor beter bezinken dan vroeger, waardoor de helderheid van het water is toegenomen. Ook het verschil tussen hoog- en laag water is kleiner geworden, en daarmee het oppervlak aan intergetijdengebied. Niet alleen de stormvloedkering heeft het Oosterschelde-milieu beïnvloed. De afsluiting van het Volkemak door ondermeer de Philipsdam heeft tot gevolg gehad dat er geen zoetwater meer wordt aangevoerd van uit het Rijn-Waal-Maas-gebied, hierdoor is het zoutgehalte in de Oosterschelde niet alleen toegenomen, maar ook stabieler geworden. Vraagstelling Breng voor wat betreft de Oosterschelde opvallende trends in beeld die mogelijk verband houden met de aanleg van de Deltawerken. Bronnen Voor het samenstellen van tijdreeksen van soorten uit de Oosterschelde is gebruik gemaakt van waarnemingen van (sport-)duikers. Waarnemingen in de periode vanaf 1994 werden verzameld in het kader van het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) (Gmelig Meyling, et al., 1999). Data uit de periode vóór de start van het MOO zijn afkomstig uit duiklogboeken van diverse waarnemers. Het MOO is in begin 1994 door Stichting ANEMOON in het leven geroepen en wordt gedragen door sportduikers met kennis van de onderwaterfauna. Na het duiken vult de waarnemer het MOO-formulier in en plaatst achter ieder van de 117 standaardsoorten een kruisje in de kolom die van toepassing is. Er zijn vijf kolommen:?: niet op soort gelet; 0: Wel op soort gelet, maar niet gezien; Z: Zeldzaam (1-9 exemplaren ofkolonies); A: Algemeen (10-99 exemplaren ofkolonies), Massaal (100 of meer exemplaren op kolonies). De kolommen 0, Z, A, M, corresponderen met de abundantieklassen 0, 1, 2 en 3. 14

16 hnniddels zijn er ruim honderd MOO-waarnemers actief bij het project betrokken en zijn door ANEMOON enkele duizenden MOO-formulieren ontvangen en grotendeels verwerkt met waarnemingen uit vooral de Oosterschelde en Grevelingen, maar ook uit het Veerse Meer, Oostvoornse meer, de Eemshaven, het Marsdiep en de open Noordzee. Methode Data bewerking tot 1994 Voor de periode tot 1994 moesten als het ware met terugwerkende kracht MOOwaarnemingen worden gereconstrueerd. Dit was mogelijk omdat zich onder de MOOwaarnemers meerdere duikers bevinden met een accurate soortenkennis, die bovendien jarenlang nauwgezet al hun waarnemingen hebben genoteerd. Van deze waarnemers is bekend op welke soorten wel en niet is gelet en vanafwelkjaarbepaalde soorten steeds werden genoteerd. Enkele waarnemers maakten voor bepaalde periodes zelfs al gebruik van standaardformulieren, vergelijkbaar met die van het huidige MOO. Omdat ook de datums waarop gedoken is precies bekend zijn, kon steeds veilig een 0 ('nul') voor een soort worden opgenomen wanneer deze niet was genoteerd. Op deze wijze konden oudere gegevens met terugwerkende kracht als gestandaardiseerde MOO-waarnemingen in de gegevensbestanden worden opgenomen en bij de analyse als 'gewone' MOO waarnemingen worden betrokken en meeberekend. Bijschrijfsoorten Voor een deel van de soorten die bij de analyse zijn betrokken geldt dat deze niet op het Standaard MOO-formulier staan, maar als 'bijschrijfsoort' werden genoteerd. Deze soorten waren bij aanvang van het MOO nog niet waargenomen of zeer zeldzaam. Voor deze soorten geldt dat alleen waarnemingen bij de analyses zijn betrokken van waarnemers waarvan vrijwel zeker is dat ze de soort zouden hebben genoteerd als ze deze hadden waargenomen. Voor deze soorten geldt dat wanneer deze niet was waargenomen door waarnemers 'met kennis' er veilig een 0 ('nul') in het bestand kon worden opgenomen. Index berekeningen Omdat voor de oude waarnemingen niet met zekerheid en mogelijk niet consequent aantallen zijn opgegeven zijn abundantieklassen 1, 2, en 3 omgezet naar 1, zodat in feite wordt verder gerekend met de presentie. Met behulp van TRIM (Pannekoek & van Strien, 2001) zijn de jaarlijkse indexcijfers berekend, waardoor wordt gecorrigeerd voor waarnemingsinspanning over de verschillende duiklocaties en waarmee ontbrekende waarden voor bepaalde perioden en locaties worden bij geschat. Daarbij is 2000 als basisjaar gekozen en op 100% gesteld. Nieuwe soorten in de Oosterschelde Door Elgershuizen et al. (1979) werd met behulp van grondig literatuuronderzoek een inventarisatie van aquatische planten en dieren in de Oosterschelde uitgevoerd. De lijst bevat alle soorten die vóór 1978 zijn waargenomen. Met behulp van deze lijst als referentie kon worden na gegaan welke soorten na 1977 door MOO-waarnemers als nieuwkomers zijn waargenomen. Van deze nieuwkomers zijn de trefkansen op minimaal één exemplaar berekend. De trefkansen zijn voor de inmiddels wat algemenere soorten berekend met behulp van de 'Time Totals' verkregen bij de tijdreeksanalyse door TRIM (Pannekoek & van Strien, 2001). Voor de zeer zeldzame soorten zijn de trefkansen zonder correcties berekend: het aantal keren waargenomen door waarnemers die de soort kennen 'gedeeld door' aantal keer opgelet door deze waarnemers. De 'nieuwkomers' en hun trefkansen zijn gegeven in bijlage 2b. Tevens zijn het aantal soorten met een trefkans groter dan 1 % uitgezet in een grafiek (bijlage 2c ). 15

17 Resultaten De resultaten zijn gegeven in de bijlagen 2a t/m 2d, maar ook in bijlage 3c, 4c, 4e. Inmiddels zijn voor een beperkt aantal soorten lange-termijn-trends berekend, indien mogelijk over de periode , maar voor sommige soorten waren onvoldoende gegevens beschikbaar voor de periode In dat geval zijn deze jaren buiten beschouwing gelaten. Korte-termijn-trends vallen buiten het bestek van dit onderzoek. Trends over de periode worden gegeven door Gmelig Meyling et al. (1999). Paarse buisjespons (bijlage 4e) De Paarse buisjesspons Haliclona xena (figuur 3) werd voor het eerst in 1977 in de Oosterschelde waargenomen. De herkomst van deze soort is tot op heden onbekend. Het is wel vrijwel zeker dat deze soort oorspronkelijk van buiten de Europese wateren komt en vermoedelijk met importoesters is geïntroduceerd (pers. Meded W. de Weerd). Daarom wordt deze soort als exoot beschouwd en de trend behandeld in hoofdstuk 4. Het is niet onwaarschijnlijk dat door de aanleg van de Deltawerken een milieu is geschapen waardoor deze soorten goed kan gedij en. Gewimperde zwemkrab (bijlage 2a) Uit logboekgegevens van de duikers blijkt dat de Gewimperde zwemkrab Liocarcinus arcuatus in 1981 voor het eerst is waargenomen in de Oosterschelde (Adema, 1991). Vanaf 1984 worden melding aangetroffen in de ANEMOON-database. Vanaf 1989 nam deze soort in de Oosterschelde sterk toe. In 1996 zien we een daling, mogelijk als gevolg van de strenge winters van Daarna neemt de soort weer geleidelijk toe. De Gewimperde zwemkrab is geen exoot. Het verspreidingsgebied van deze soort strekt zich uit van Noorwegen tot in de Middellandse Zee (Adema, 1991). Door de Deltawerken is waarschijnlijk een milieu verkregen dat geschikt is voor deze soort. Gewone spinkrab (bijlage 2a) De Gewone spinkrab Hyas araneus toont min of meer golvende fluctuaties. Over de periode is sprake een geringe significante daling. Noordzeekrab (bijlage 2a) De geruchten dat de Noordzeekrab Cancer pagurus zou zijn achteruitgegaan wordt niet door de indexcijfers bevestigd. Van deze soort blijven de indexcijfers over de jaren stabiel. Zeekreeft (bijlage 2a) De Zeekreeft Homarus gammarus toont een opvallende geleidelijke toename. Vanaf 1990 lijkt de soort niet verder meer toe te nemen. De toename van deze soort is vermoedelijk Vooral te danken aan het hogere en stabielere zoutgehalte. Japanse zakpijp (bijlage 4c) De Japanse zakpijp Styela clava is een exoot die in voor het eerst in ons land is waargenomen. De soort is sindsdien in de Oosterschelde gestaag toegenomen. Vanaf 1991 lijkt de populatie stabiel (zie verder hoofdstuk 4). Het is niet waarschijnlijk dat specifiek de Deltawerken de toename van deze soort hebben bevorderd, omdat ook in andere gebieden, zoals de Grevelingen, havens langs Noordzee en Waddenzee, de soort sterk toegenomen. Druipzakpijp (bijlage 3c) De Druipzakpijp Aplidium glabrum is in 1991 voor het eerst in de Oosterschelde waargenomen en sindsdien sterk in aantallen gestegen. De Druipzakpijp is een zuidelijke 16

18 soort. Dat wil zeggen dat Nederland op de noordgrens ligt van het areaal. Het is mogelijk dat de toename het gevolg is van een opwarmend klimaat (zie hoofdstuk 3). Het is echter waarschijnlijk dat naast invloeden van klimaat ook de aanleg van de Deltawerken tot gevolg hebben gehad dat er een voor deze soort gunstig milieu is geschapen. Glanzende ba/zakpijp (bijlage 2a) De Glanzende bolzakpijp Aplidium glabrum is een nieuwe soort. Deze soort werd voor het eerst aangetroffen in 1977 bij Yerseke, maar was tot 1988 kennelijk nog dusdanig zeldzaam dat de sportduikers de soort niet tegenkwamen. In 1990 wordt de soort plotseling veel meer waargenomen. De Glanzende bolzakpijp is een Atlantische soort, waarvan, de Nederland min of meer in het centrum ligt van het verspreidingsgebied. De soort had zich hier dus al veel eerder kunnen vestigen. Het is dus waarschijnlijk dat door de Deltawerken er een voor deze soort gunstig milieu is geschapen. Zwarte grondel (bijlage 2a) De Zwarte grondel Gobius niger werd in 1964 voor het eerst gevangen in het brakke Veerse Meer. Daarna heeft de soort haar areaal binnen Nederland weten uit te breiden Eerst naar Grevelingenmeer en daarna naar de Oosterschelde. In de Oosterschelde nam de soort in de periode van 1986 tot 1990 plotseling sterk toe en is daar thans zeer algemeen. Nieuwe soorten (bijlage 2b, 2c en 2d) Na 1977 zijn door sportduikers in ieder geval 27 soorten in de Oosterschelde waargenomen die voor 1977 volgens Elgershuizen et al. (1979) niet zijn aangetroffen. Het betreffen W akama-wier Undaria pinnatifida, Paarse buisjesspons Haliclona xena, Paarse waaierslak Coryphella pedata, Gestippelde knotsslak Cuthona amoena, Bleke knuppelslak Eubranchus pallidus, Slanke rolsprietslak Hermaea bifida, Groene rolsprietslak Hermaea dendritica, Wrattig tipje Janolus hyalinus, Satijnslak Jorunna tomentosa, Limacia clavigera, Harlekijnslak Polycera quadrilineata, Gestippelde mosdierslak Thecacera pennigera, Wijde mantel Aequipecten opercularis (figuur 1 ), Ongevlekt koffieboontje Trivia arctica, Roodbuik-aasgarnaal Hemimysis lamornae, Harig spookkreeftje Caprella macho, Kreeftgamaal Athanas nitescens, Roodsprietgarnaal Palaemon adspersus, Munida rugosa, Penseelkrab Hemigrapsus enicillatus, Gewimperde zwemkrab Liocarcinus arcuatus, Blauwpootzwemkrab Liocarcinus depurator, Glanzende bolzakpijp Aplidium glabrum, Botrylloides leachi, Druipzakpijp Didemnum 1ahillei, Grijze korstzakpijp Diplosoma listerianum en de Gehoornde slijmvis Parablennius gattorugine. Bijlage 2b geeft een overzicht van deze nieuwe soorten en de jaarlijkse trefkansen. Bijlage 2c geeft per jaar het aantal nieuwe soorten waarbij alleen de soorten zijn meegeteld waarvan de trefkans in het betreffende jaar hoger is dan 1 %. In bijlage 2d worden het aantal nieuwe soorten opgesplitst naar soorten met een Atlantische verspreiding, een zuidelijke verspreiding en soorten die oorspronkelijk van buiten de Europese wateren komen (exoten). Uit bijlage 2b en 2c blijkt dat het aantal nieuwe soorten voor de Oosterschelde vanaf 1977 gestaag stijgt en dat de meeste nieuwe soorten zich blijvend lijken te vestigen. Uit bijlage 2d blijkt dat de nieuwe soorten vooral soorten zijn met een Atlantische verspreiding. Voor Atlantische soorten geldt dat Nederland min of meer in het centrum ligt van het verspreidingsgebied. Daarnaast zijn er ook exoten (zie hoofdstuk 4) bijgekomen en zuidelijke soorten (zie hoofdstuk 3) waarvan de Nederland ligt op de noordelijke areaal grens. Noordelijke soorten (waarvan Nederland min of meer ligt op de zuidelijke areaalgrens) zijn niet als nieuwe soort voor de Oosterschelde aangetroffen. 17

19 3. Invloed van klimaatsveranderingen Inleiding / problematiek Het klimaat is momenteel een 'hot item'. Er bestaan aanwijzingen dat de temperatuur op aarde toeneemt. In hoeverre deze opwarming is toe te schrijven aan het broeikaseffect, en dus door de mens wordt veroorzaakt, is nog een discussiepunt. Eveneens een discussiepunt is of er ook een geleidelijke opwarming van het zeewater plaatsvindt. Wanneer het zeewater opwarmt is het waarschijnlijk dat bij de soorten die in Nederland de noordgrens van hun areaal bereiken, de areaalgrens zal opschuiven naar het noorden. In Nederland zullen deze soorten in aantallen toenemen. De meeste mariene soorten hebben echter eén Atlantische verspreiding (Siepel et al, 1993), dat wil zeggen dat Nederland min of meer ligt in het centrum van het verspreidingsgebied of in ieder geval niet duidelijk aan de grens daarvan. Slechts voor enkele soorten geldt dat Nederland min of meer op de noordgrens ligt van het verspreidingsgebied. We spreken dan van zuidelijke soorten, omdat het grootste deel van het verspreidingsgebied ten zuiden van Nederland ligt. Voor maar heel weinig mariene soorten geldt dat ze tot de Noordelijke soorten kunnen worden gerekend. Het gevolg is dat daardoor bij de ANEMOON-projecten geen Noordelijke soorten zijn betrokken. Er kan daarom géén vergelijking worden gemaakt tussen trends van zuidelijke soorten en die van noordelijke soorten. We beperken ons daarom tot alleen het presenteren van trends van enkele zuidelijke soorten. De methode waarbij soorten worden ingedeeld in zuidelijk- en noordelijke soorten op basis van het zwaarte punt (grootste dichtheden) van hun verspreidingsgebied is niet toegepast. Deze methode is voor de meeste mariene soorten nog niet mogelijk, omdat van de populatiegroottes op Mondiale en Europese schaal nog te weinig bekend is. Taakstelling Breng trends van enkele soorten met een zuidelijke verspreiding in beeld. Bronnen Voor de trendberekening van de Breedpootkrab en de Kleine heremietkreeft is gebruik gemaakt van de gegevens uit het Strand Monitoring Project (SMP). De trendberekening van de Druipzakpijp is uitgevoerd met gegevens voortkomend uit het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) en logboekgegevens van sportduikers. Methode Voor de gebruikte methode wordt verwezen naar hoofdstuk 1.1. en 2. Resultaten De resultaten zijn gegeven in de bijlagen 3a t/m 3c. Kleine heremietkreeft (bijlage 3a) De Kleine heremietkreeft Diogenes pugilator is een zuidelijke soort en wordt niet noordelijker gevonden dan Nederland. Het is een soort die de laatste jaren geregeld levend in getijdenpoelen op het strand kan worden aangetroffen. Ze worden echter gemakkelijk over het hoofd gezien, omdat de dieren zich vrijwel geheel in kunnen graven. De juveniele exemplaren van de Grote heremietkreeft Pagurus bernhardus zijn regelmatig in poelen op het strand te vinden. Ze zijn ongeveer even groot als de volgwassen Kleine heremietkreeften, maar deze kunnen zich niet ingraven. 18

20 Rond 1940 en 1950 werd de Kleine hermietkreeft incidenteel aangetroffen op onze stranden. Uit de periode tussen 1950 en 1990 zijn geen waarnemingen bekend. Vanaf 1991 wordt de soort in toenemende mate op het strand waargenomen. Uit bijlage 3a blijkt dat in 1996 de index voor deze soort plotseling sterk daalt waarschijnlijk als gevolg van de strenge winter van Ook in 1997 wordt de soort weinig waargenomen, waarschijnlijk eveneens het gevolg van het koude voorjaar van De jaren daarna stijgt de index weer en lijkt de populatie zich te herstellen. Breedpootkrab (bijlage 3b) De Breedpootkrab Portumnus latipes is een zuidelijke soort en komt tot aan Denemarken voor. Vanaf 1981 wordt de soort in toenemende mate waargenomen door de strandwachtwaarnemers. Evenals de Kleine heremietkreeft toont de index een daling in de jaren 1996 en Ook voor deze soort geldt dat deze daling waarschijnlijk wordt veroorzaakt door sterfte als gevolg van strenge winters. De Breedpootkrab werd vanaf 1962 tot 1978 slechts zeven keer waargenomen. Vóór 1940 was de soort waarschijnlijk wél algemeen voor onze kust (Adema 1991: gebaseerd op de vele dieren in de collectie van Naturalis). Druipzakpijp (bijlage 3c) De Druipzakpijp Didemnum lahillei is een zuidelijke soort die vóór 1991 niet noordelijker is waargenomen dan Wimereux (noord Frankrijk). Daarbij moet worden opgemerkt dat over de systematiek van deze soort nog verwarring bestaat en daarmee de verspreiding nog niet met zekerheid bekend is. In 1991 verscheen een nieuwe kolonievormende zakpijp in de Oosterschelde uit de familie Didemnidae. Soorten uit deze familie kunnen alleen met behulp van uitgebreid microscopisch onderzoek met zekerheid op naam worden gebracht. Een monster van een Druipzakpijp werd opgestuurd naar Museum National d'histoire Naturelle alwaar Dr. F. Monniot de wetenschappelijk naam Didemnum lahillei vaststelde (Ates, 1998). Deze soort is algemeen langs Franse Atlantische kusten en heeft als noordelijkste vindplaats Wimereux (noord Frankrijk). De soort wordt in ons land in 1991 voor het eerst waargenomen in het westelijk deel van de Oosterschelde bij Neeltje Jans. Daarna worden tot 1995 van de soort kleine aantallen kolonies waargenomen in het oostelijk deel van de Oosterschelde. Vanaf 1996 neemt het aantal waargenomen kolonies per duik met name in het Zijpe zeer sterk toe. Vanaf 1997 beschrijven duikers dat grote delen van het substraat door de Druipzakpijp worden overwoekerd en daarmee andere substraatbewoners volledig worden verdreven. "Er is op vele plaatsen een bizar en ééntonig onderwaterlandschap ontstaan." Ook in de rest van de Oosterschelde wordt de soort steeds vaker waargenomen. De index gegeven in bijlage 3c laat dan ook een spectaculaire toename zien die eerder past bij de introductie van een exoot dan bij de opkomst van een zuidelijke soort. 19

21 4. Invloed van transport en invoer consumptiedieren (exoten) Inleiding/ problematiek De mobiliteit van de mens is deze eeuw enorm toegenomen. Transport van goederen met ondermeer schepen bleef daarbij niet achter. Daardoor zijn bewust en onbewust organismen mee getransporteerd. Wanneer dit gaat om soorten die van buiten Europa komen en in Europa oorspronkelijk niet voorkwamen, spreken we van exoten. Deze term wordt met name gebruikt voor soorten die na invoer in ons land 'aanslaan', dat wil zeggen: zich voortplantende populaties vormen. Opmerkelijk is dat deze soorten in hun nieuwe, gebied vaak zeer grote populaties vormen. Soms kan dat een negatieve invloed hebben op de oorspronkelijk inheemse fauna. Reise et al. (1998) geven een overzicht van alle waargenomen exoten in de Noordzee. In deze lijst is ook aangegeven hoe de soorten de Noordzee hebben bereikt. Ongeveer de helft van de soorten heeft de Noordzee bereikt door scheepvaart, ondermeer door aanhechting aan de romp of als larven meegevoerd in ballastwater zoals de Amerikaanse zwaardschede Ensis americanus. De andere helft heeft de Noordzee bereikt doordat deze zijn uitgezet voor consumptie, zoals de Japanse oesters Crassostrea gigas. Sommige soorten zijn met deze consumptiedieren mee gekomen, zoals het Muiltje Crepidulafornicata. Ook bij mariene exoten zien we soorten waarvan de populaties zich explosief ontwikkelen. Soms kan zelfs min of meer worden gesproken van een plaag. In het algemeen nemen populaties van dergelijke soorten daarna wel weer iets af, maar blijven deze wel talrijk. Het Japans bessenwier Sargasum muticum is bijvoorbeeld nog steeds op vele plaatsen talrijk, maar is niet meer zo massaal als een paar jaar na de introductie. Bij sommige soorten treedt plaagvorming op in golfen. Een dergelijk verloop zien we we bij de Chineese wolhandkrab Eriocheir sinensis. Dit is een binnenwatersoort die voor de voorplanting is aangewezen op zee. Deze exoot werd hier voor het eerst waargenomen in 1929 (Adema, 1991). Tot op heden is deze soort nog steeds in sommige jaren een plaag voor de binnenvisserij. Meerdere exoten hebben een negatieve invloed op de inheemse soorten. Een voorbeeld hiervan is de Japanse oester Crassostrea gigas die de Zeeuwse oester Ostrea edule lijkt te verdringen. Een nieuwe "aanwinst" is het W akama-wier Undaria pinnatifida, dat in 1999 voor het eerst in de Oosterschelde werd waargenomen. Momenteel is de soort al op meerdere duiklocaties zo algemeen dat duikers klagen dat deze bijzonder grote soort het leven van allerlei roodwieren onmogelijk maakt door het wegnemen van licht (mond. med. P. van Bragt). De tijd zal leren of ook de populatieomvang van W akama na een verwachte verdere forse toename op den duur weer zal slinken. Taakstelling Geef een overzicht van de in de Nederlandse kustwateren talrijk aanwezige exoten die zonder technische hulpmiddelen zoals loep of binoculair kunnen worden gedetermineerd en geef grafisch hun aanwezigheid weer in de loop van Beschrijf de opkomst van de Japanse oester Crassostrea gigas. Presenteer trends van drie exoten: de Amerikaanse zwaardschede Ensis americanus, de Japanse zakpijp Styela clava en de Paarse buisjesspons Haliclona xena. 20

22 Bronnen De lijst en het jaar waarop de exoten voor het eerst zijn waargenomen in onze kustwateren is samengesteld met behulp van de bestanden van Stichting ANEMOON. Voor wat betreft de trendberekening van de Amerikaanse zwaardschede is gebruik gemaakt van gegevens uit het Strandwachttraject Katwijk-Noordwijk. De trendberekening van de Japanse zakpijp en Paarse buisjesspons is uitgevoerd met gegevens voortkomend uit het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) met behulp van sportduikers en logboek gegevens. Methode Voor de methoden wordt verwezen naar hoofdstuk 1.1. en 2. Ten aanzien van de trendberekening van de Amerikaanse zwaardschede dient te worden opgemerkt dat in de periode 1988 t/m 1990 het Strandwachttraject niet is gelopen. Het was nog niet haalbaar om een landelijke trend met behulp van waarnemingen te presenteren, doordat voor 1993 de andere strandwachten nog niet actief waren. (Het ligt in de bedoeling in de toekomst een model te ontwikkelen om uitgaande van de trends waargenomen op de strandwachttrajecten en de verplaatsingssnelheid langs de kust te komen tot landelijke indexcijfers.) Resultaten De resultaten zijn weergegeven in de bijlagen 4a - 4e. Overzicht van exoten (Bijlage 4a) Bijlage 4a toont de waargenomen exoten sinds 1870 in de Nederlandse kustwateren. Hierbij zijn alleen de talrijk voorkomende soorten opgenomen die door waarnemers zonder technische hulpmiddelen als loep of binoculair kunnen worden gedetermineerd. Het betreffen de volgende soorten: Japans bessenwier Sargassum muticum, Wakama-wier Undaria pinnatifida, Paarse buisjesspons Haliclona xena, Groene golfbrekeranemoon Haliplanella lineata, Gewone golfbrekeranemoon Diadumene cincta, Amerikaanse boormossel Petricola pholadiformis, Amerikaanse zwaardschede Ensis americanus, Japanse kruiskwal Gonionemus vertens, Japanse oester Crassostrea gigas, Muiltje Crepidula fornicata, Zuiderzee-schijfslak Corambe obscura, Nieuw Zeelandse zeepok Elminius modestus, Harig spookkreeftje Caprella macho, Zuiderzeekrabbetje Rhithropanopeus harrisii, Chinese wolhandkrab Eriocheir sinensis, Penseelkrab Hemigrapsus penicillatus en Japanse knotszakpijp Styela clava, De Blauwe zwemkrab Callinectes sapidus, een exoot afkomstig van de Amerikaanse oostkust, is niet in bijlage 4a opgenomen, omdat deze (nog) niet door ANEMOONwaarnemers is waargenomen en vermoedelijk met uitzondering van de Westerschelde en het Noordzeekanaalgebied (Adema, 1991) zeer zeldzaam is in onze kustwateren. Ba/anus amphitrite, een soort zeepok afkomstig uit Australie en sinds 1962 waargenomen in ons land, is wegens zijn geringe voorkomen eveneens niet opgenomen. Van de soort zijn slechts enkele autochtone waarnemingen bekend, waaronder het kanaal door Walcheren en de koelwateruitlaat van de electriciteitscentrales bij Borssele. Het kleine aantal waarnemingen kan het gevolg zijn van de geringe interesse voor de groep van de zeepokken en de relatief moeilijke herkenbaarheid. Ook exoten die zich vóór 1870 hebben gevestigd zijn niet in bijlage 4a opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn de Paalworm Teredo navalis en de Grote strandgaper Mya arenaria. 21

23 Aantal aanwezige exoten in de tijd (Bijlage 4a en 4b) Bijlage 4a geeft de genoemde exoten in volgorde van introductie in de Nederlandse kustwateren, de voormalige Zuiderzee, de Grevelingen en/of het Veerse Meer. Het cumulatief aantal exoten waargenomen in de tijd is weergegeven in bijlage 4b. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de Zuiderzeeschijfslak Corambe obscura alleen voorkwam in de voormalige Zuiderzee (Redeke, 1922, 1936). Deze brakke binnenzee werd in 1932 afgesloten door de Afsluitdijk. Sindsdien wordt de Zuiderzee IJsselmeer genoemd. Door de afsluiting en door directe aanvoer van water uit de IJssel werd het IJsselmeer snel zoet. Daardoor was al rond 1940 de Zuiderzeeschijfslak geheel uit Nederland verdwenen (Beaufort, 1954). In de grafiek van bijlage 4b telt de soort daarom na 1940 niet meer mee. Een andere exoot die voor 1940 alleen in de Zuiderzee voorkwam is het Zuiderzeekrabbetje Rhithropanopeus harrisii. Deze soort is eveneens na 1940 uit het IJsselmeer verdwenen. Enige tientallen jaren daarna werd deze soort weer in het Veerse Meer aangetroffen. Thans is de soort daar zeer algemeen en wordt door MOO-waarnemers vaak en in grote aantallen waargenomen. Ook is deze soort nog wel aangetroffen in het Noordzee-Kanaal (Adema, 1991). Japanse oester (geen bijlage) In bijlage 4a is ook de Japanse oester Crassostrea gigas opgenomen. Het is echter discutabel of deze soort als exoot mag worden opgevat uitgaande van de definitie dat een exoot oorspronkelijk van buiten de Europese kustwateren komt. De Japanse oester en de Portugese oester Crassostrea angulata werden vroeger als twee soorten beschouwd. De Japanse oesters zijn de laatste decennia vanuit Japan ingevoerd en in Europa gekweekt naast de Portugese oester. De Portugese oester is al sinds 1884 uit Nederland bekend en is door oesterkwekers vanuit Frankrijk ingevoerd (Bottemanne, 1885). Deze soort heeft zich hier echter nooit kunnen voorplanten. In zuid Europa bleken Japanse en Portugese oester echter vruchtbare nakomelingen te produceren. Daarom wordt dit soortcomplex tegenwoordig gezien als één soort, met in ons l~d de naam Japanse oester. Omdat het één soort is die van oorsprong dus ook in de Europese wateren voorkwam mag feitelijk niet worden gesproken van een echte exoot. Meerdere auteurs beschouwen de soort echter toch als exoot, waaronder Reise et al. (1998). In zeker zin is daar wat voor te zeggen. Door vermoedelijk inbreng van nieuw genetische eigenschappen van de oesters uit Japan en een selectieproces heeft de soort zich zo aangepast dat de soort.zich thans wel in onze kustwateren kan handhaven. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van de opmars van deze soort. (Een grafische presentatie van de trend kan (nog) niet worden gegeven.) In de strenge winter van 1963 vroren de meeste Zeeuwse oesters Ostrea edule dood. In 1964 werden in de Oosterschelde voor het eerst Japanse oesters uitgezet. In 1979 en 1980 werden weer ruim 30 miljoen exemplaren afkomstig van meerdere plekken uit Europa in de Oosterschelde uitgezet. Men dacht de controle over de populatie te kunnen houden, omdat de Japanse oester zich alleen gedurende warme zomers kan voortplanten. Na de bijzonder zachte winters en warme zomers na die uitzetting, begon de populatie zich voort te planten en begon daarmee met een onstuitbare opmars. In 1994 heeft de Japanse oester zich over het gehele oosterlijke deel van de Oosterschelde uitgebreid. Vanaf 1997 wordt de Japanse oester op bijna alle duiklocaties in de Oosterschelde waargenomen. De opkomst van de Japanse oester heeft tot gevolg dat de oorspronkelijke Zeeuwse oester Ostrea edule bijna letterlijk in de verdrukking is gekomen. Zowel in Oosterschelde als Grevelingenmeer vertoont het voorkomen van de Zeeuwse oester een duidelijke daling (Gmelig Meyling in prep.). De Japanse oester is inmiddels ook in de Waddenzee aangetroffen en wordt sinds 2000 in toenemende mate ook door de Strandwachten aangespoeld op de Zuid- en Noord Hollandse stranden aangetroffen. 22

24 Amerikaanse zwaarschede (Bijlage 4c) De Amerikaanse zwaardschede Ensis americanus bewoonde oorspronkelijk alleen de Oostkust van Amerika. In 1979 werd de soort voor het eerst waargenomen in de Duitse Bocht voor de Elbemonding. Larven van deze soort zijn vermoedelijk meegekomen met ballastwater van schepen dat in de omgeving van de Duitse Bocht is geloosd. Van daaruit begon de soort z'n opmars, zowel in noordelijke richting langs de westkust van Denemarken als in westelijke richting. In 1982 werd de soort voor het eerst waargenomen in de Nederlandse Waddenzee (Essink, 1986). In 1984 werd Zandvoort bereikt en in 1986 trof men de soort voor het eerst op het strandwachttraject Katwijk-Noordwijk aan (Gmelig Meyling, 1993). Vanaf dat moment zien we de soort op dat traject spectaculair toenemen (bijlage 4c ). De Amerikaanse zwaardschede is een soort die zeer dicht onder de kust leeft. Uit de gegevens afkomstig van de Strandwacht Katwijk-Noordwijk blijkt dat meerdere soorten bodemdieren die eveneens dicht onder de kust leven in steeds kleinere aantallen aanspoelen. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of deze dalende trends in verband kunnen worden gebracht met de blijvend hoge aantallen van de Amerikaanse zwaardschede. Opkomst Japanse zakpijp (Bijlage 4b) De Japanse zakpijp Styela clava (figuur 2) wordt als inheems beschouwd langs de kusten - van Japan, Korea en Siberië. In 1954 werd de soort bij Plymouth in Engeland ontdekt. Rond 1972 werd de soort voor het eerst waargenoplen langs de kusten van Australie en de westkust van Amerika. In bereikte de Japanse zakpijp ons land en is in 1979 al op veel plaatsen langs onze kust te vinden (Buizer, 1980; Buizer, 1983). Maar de opmars gaat wereldwijd nog verder. Rond 1981 verscheen de soort ook aan de oostkust van Noord Amerika. In korte tijd werd de Japanse zakpijp een ware kosmopoliet, waarbij deze soort voor z'n verspreiding gebruik maakt van scheepswanden waaraan ze zich hechten. Bijlage 4b geeft de explosieve opkomst van de Japanse zakpijp weer in de Oosterschelde. Er zijn geen aanwijzingen dat deze nieuwe soort de populaties van andere soorten negatief heeft beïnvloed. De Japanse zakpijp vormt zelfs voor meerdere andere sessiele organismen een aantrekkelijk substraat. Paarse buisjesspons (Bijlage 4e) De Paarse buisjesspons Haliclona xena (figuur 3) werd voor het eerst in 1977 in de Oosterschelde waargenomen. Door sportduikers word en waarnemingen van deze soort echter pas in 1987 aangedragen. In de periode voor 1987 kwam de soort vooral voor op oesterbanken (Van Geldere en V analderweireldt, 1995) waar niet wordt gedoken. Uit bijlage 4e kan worden geconcludeerd dat na 1987 de soort fors is toegenomen. In tegenstelling tot de meeste andere exoten is de herkomst van de Paarse buisjesspons tot - op heden onbekend (pers. med. W.H. de Weerdt). Het is wel waarschijnlijk dat deze opvallende sponsensoort is geïntroduceerd met de import van oesters. 23

Roggen en omvang vissersvloot,

Roggen en omvang vissersvloot, Indicator 17 december 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste roggen van het Nederlands

Nadere informatie

Purperslak en wulk en aangroeiwerende verven,

Purperslak en wulk en aangroeiwerende verven, Indicator 9 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door vermindering van tributyltin,

Nadere informatie

i/ue, ^^vende f^atuur

i/ue, ^^vende f^atuur i/ue, ^^vende f^atuur De mens reist heel wat af over de wereld. Onbewust of juist doelbewust reizen er allerlei organismen mee. Zo bereiken dier- en plantensoorten gebieden waar ze op eigen kracht niet

Nadere informatie

Purperslak en wulk en aangroeiwerende verven,

Purperslak en wulk en aangroeiwerende verven, Indicator 16 mei 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door vermindering van het gebruik

Nadere informatie

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen Tim Termaat Libellenstudiedag Vlaanderen 15 februari 2014 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Hoe gaat

Nadere informatie

Het Duiken Gebruiken 2

Het Duiken Gebruiken 2 Het Duiken Gebruiken 2 (23) Gegevensanalyse van het Monitoringproject Onderwater Oever, Fauna-onderzoek met sportduikers in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer Periode 1978 t/m 22 A.W. Gmelig Meyling

Nadere informatie

De leerlingen lopen langs het strand en zoeken naar organismen uit zee.

De leerlingen lopen langs het strand en zoeken naar organismen uit zee. aanspoelsels inventarisatie Doel Duur Materialen Werkwijze De leerlingen lopen langs het strand en zoeken naar organismen uit zee. 30 minuten turflijsten, aanspoelsels, zoekkaarten, strandwaaier (optioneel),

Nadere informatie

(Duik-)CS-verslag Rien de Ruijter

(Duik-)CS-verslag Rien de Ruijter 47 (Duik-)CS-verslag Rien de Ruijter In deze speciale uitgave van het zeepaard kunnen in het CS-verslag natuurlijk geen duikwaarnemingen ontbreken. Veel duikwaarnemingen krijg ik echter normaal niet, maar

Nadere informatie

informatie: schelpen - slakken

informatie: schelpen - slakken informatie: schelpen - slakken Er leven tientallen soorten slakken op het wad en op de bodem van de Noordzee. Hun huisjes vind je vaak als schelpen op het strand. Er zijn slakjes die vooral grazend door

Nadere informatie

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden.

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie

E I KAPSELS VAN HAAIEN EN ROGGEN LANGS DE BELGISCHE

E I KAPSELS VAN HAAIEN EN ROGGEN LANGS DE BELGISCHE -156- E I KAPSELS VAN HAAIEN EN ROGGEN LANGS DE BELGISCHE KUST. III. G. RAPPE Dit verslag maakt melding van de mij bekende vondsten van aangespoelde eikapsels van haaien_en roggen op de Belgische kust

Nadere informatie

d rm Neder wa e landopg

d rm Neder wa e landopg Opgewarmd Nederland deel Plant en dier: blijven, komen, weggaan of... Soorten, verspreiding en klimaat Kleine beestjes: sterk in beweging Libellen: voordeel van een warmer klimaat Dagvlinders: extra onder

Nadere informatie

Het Strand KNNV basiscursus 2012

Het Strand KNNV basiscursus 2012 Het Strand KNNV basiscursus 2012 Programma Eén groot natuurgebied - land en water - eb en vloed - zacht en hard substraat Ordening - plankton - wieren - neteldieren - wormen - gewervelden - geleedpotigen

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. 1 In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de periode vanaf 1 januari tot 1 juli 2004.

Nadere informatie

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen De halsbandparkiet (Psittacula krameri) komt van oorsprong voor in Afrika, in een gordel ten zuiden van de Sahara en op het Indisch

Nadere informatie

Exoten in de Nederlandse kustwateren

Exoten in de Nederlandse kustwateren Arjan Gittenberger & Marjolein Rensing Exoten in de Nederlandse kustwateren Exoten zijn tegenwoordig niet meer weg te denken uit de Nederlandse natuur. Dit is ook het geval in onze mariene wateren waarbij

Nadere informatie

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Intensiteit van de visserij op de Noordzee, Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gebieden met hoge ecologische

Nadere informatie

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. In het westelijke deel van het Nieuwediep kwamen in vier vakken Krabbenscheer V, voor in fraaie velden, die een leef-

Nadere informatie

De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee.

De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee. Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl

Nadere informatie

Weekdieren van de Habitatrichtlijn,

Weekdieren van de Habitatrichtlijn, Indicator 8 juni 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De zeggekorfslak vertoont in het

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren.

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie

Wijnimport Nederland naar regio

Wijnimport Nederland naar regio DO RESEARCH Wijnimport Nederland naar regio Sterke opmars wijn uit Chili Jeroen den Ouden 1-10-2011 Inleiding en inhoudsopgave Pagina I De invoer van wijn in Nederland 1 II De invoer van wijn naar herkomst

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de jaren 2002 en 2003. De notitie is als

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

Ons kenmerk: DvS/13-062 Betreft: zienswijze ontwerpbesluiten vooroeverbestortingen Oosterschelde

Ons kenmerk: DvS/13-062 Betreft: zienswijze ontwerpbesluiten vooroeverbestortingen Oosterschelde Het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland Cluster Natuur en Landschap Postbus 6001 4330 LA Middelburg 13 november 2013 Ons kenmerk: DvS/13-062 Betreft: zienswijze ontwerpbesluiten vooroeverbestortingen

Nadere informatie

Visvangst in de Noordzee,

Visvangst in de Noordzee, Indicator 4 september 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door overbevissing zijn veel

Nadere informatie

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Herkennen van HAAIEN & ROGGEN ILVO

Herkennen van HAAIEN & ROGGEN ILVO Herkennen van HAAIEN & ROGGEN project HAROKIT ILVO Inhoudsopgave HAROkit-map Inleiding Legende Zoekkaart ID-fiches ROGGEN Stekelrog Blonde Rog Grootoogrog Kleinoogrog Gevlekte Rog Golfrog Sterrog Zandrog

Nadere informatie

Eendenkuikenproject resultaten 2018

Eendenkuikenproject resultaten 2018 Eendenkuikenproject resultaten 218 Erik Kleyheeg Ook in 218 werd weer samen met het Nederlandse publiek onderzoek gedaan naar de overleving van kuikens van de Wilde Eend. Het project, dat loopt vanaf 216,

Nadere informatie

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Libellen van de Habitatrichtlijn, Indicator 19 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan negen soorten Nederlandse

Nadere informatie

Knorhaan 43 Nieuwsbrief Strandwerkgroep KNNV afd. Regio Alkmaar

Knorhaan 43 Nieuwsbrief Strandwerkgroep KNNV afd. Regio Alkmaar december 04 Knorhaan 43 Nieuwsbrief Strandwerkgroep KNNV afd. Regio Alkmaar Inhoud Excursieprogramma Verslag excursie Zuidpier IJmuiden, 3 december 04 Strandvondsten Eikapsels aan de Hollandse kust Foto's

Nadere informatie

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE 2005-2016 Juni 2016 Kengetallen mobiliteitsbranche 2005-2016 1 INHOUD 1. Aanleiding 3 2. Conclusie 5 3. Resultaten 10 3.1 Werkgevers 10 3.2 Medewerkers 27 3.3 Branchemobiliteit

Nadere informatie

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Kevers van de Habitatrichtlijn, Indicator 19 juni 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het oorspronkelijke areaal van

Nadere informatie

EIKAPSELS VAN HAAI&\ EN ROGGEN U\NGS DE BELGISCHE KUST.II. G. RAPPE

EIKAPSELS VAN HAAI&\ EN ROGGEN U\NGS DE BELGISCHE KUST.II. G. RAPPE -61- EIKAPSELS VAN HAAI&\ EN ROGGEN U\NGS DE BELGISCHE KUST.II. G. RAPPE Dit overzicht maakt melding van vondsten van aangespoelde eikapsels van haaien en roggen op de Belgische kust tussen l juli 1981

Nadere informatie

Kennisvraag. Methoden. Ministry of EZ Anne Marie Svoboda PO Box EK The Hague

Kennisvraag. Methoden. Ministry of EZ Anne Marie Svoboda PO Box EK The Hague Postbus 68 1970 AB IJmuiden Ministry of EZ Anne Marie Svoboda PO Box 20401 2500 EK The Hague Kennisvraag In verband met de Nederlandse verplichting om voor de KaderRichtlijn Marien (KRM) te rapporten aan

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord De meeste kolonies zijn inmiddels ingevoerd, tijd dus voor een overzicht van het afgelopen jaar in ons district. De gegevens die op 24 januari 2018 zijn ingevoerd,

Nadere informatie

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 3 december 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Dankzij herintroducties (vanaf

Nadere informatie

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO .7 Bram bij de Vaate, RIZA (b.bdvaate@riza.rws.minvenw.nl) en Erwin Winter, RIVO (erwin.winter@wur.nl) Een aanzienlijk deel van de macrofauna op harde substraten bestaat uit exoten. Dat kan problemen opleveren

Nadere informatie

Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv

Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv Trendanalyse GKv, drs. M.J. Wijma, Praktijkcentrum, Zwolle, mei 216. Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv Auteur:

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn;

Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn; Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn; 2010-2016. Op diverse plaatsen binnen de gemeente Borger-Odoorn zijn velden Krabbenscheer aangetroffen met daarbij populaties Groene glazenmaker.

Nadere informatie

2. We nu nog levende katachtige is volgens deze stamboom het meest verwant aan de Poema? A de Cheeta B de Europese lynx C de Huiskat D de Jaguar

2. We nu nog levende katachtige is volgens deze stamboom het meest verwant aan de Poema? A de Cheeta B de Europese lynx C de Huiskat D de Jaguar 14 C datering De techniek van werken met het verval van 14 C is afkomstig uit onderzoek naar de ouderdom van bepaalde fossielen. De halfwaardetijd van 14 C is 5730 jaar. Over dit onderzoek worden twee

Nadere informatie

TOETS BIODIVERSITEIT

TOETS BIODIVERSITEIT TOETS BIODIVERSITEIT Opdracht 1 Inleiding Deze toets over biodiversiteit is - dat zal je nu niet meer verbazen - een beetje anders de biologieproefwerken die je gewend bent. Een woord ter geruststelling

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2009 tijdvak 1 biologie CSE GL en TL Bijlage met informatie. 913-0191-a-GT-1-b De Waddenzee - Informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. De Waddenzee Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. 2p 40 In de informatie worden biotische en

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Haag - Rohrbeck. Luister naar de zee!

Haag - Rohrbeck. Luister naar de zee! Belangrijke informatie Dit product gebruikt drie batterijen van 1,5V (knoopcel batterijen van het type AG10/LR1130). Gebruik geen oude en nieuwe batterijen door elkaar. Plaats de nieuwe batterijen met

Nadere informatie

Living Planet Index voor Nederland,

Living Planet Index voor Nederland, Indicator 30 september 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Gewervelde dieren zijn gemiddeld

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Fleeting images dynamics of North Sea ray populations Walker, P.A. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Fleeting images dynamics of North Sea ray populations Walker, P.A. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Fleeting images dynamics of North Sea ray populations Walker, P.A. Link to publication Citation for published version (APA): Walker, P. A. (1999). Fleeting images

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Mark Hoekstein & Sander Lilipaly Delta ProjectManagement (DPM)

Nadere informatie

Het Strand cursus veldbiologie 2016

Het Strand cursus veldbiologie 2016 Het Strand cursus veldbiologie 2016 Programma Eén groot natuurgebied - land en water - eb en vloed - zacht en hard substraat Ordening - plankton - wieren - neteldieren - wormen - geleedpotigen - manteldieren

Nadere informatie

4. Vind je dat de wasbeer in Nederland thuishoort? Wasbeer hoort van oorsprong niet in Nederland thuis. Waarschijnlijk is het een uitgezet dier.

4. Vind je dat de wasbeer in Nederland thuishoort? Wasbeer hoort van oorsprong niet in Nederland thuis. Waarschijnlijk is het een uitgezet dier. Oefentoets Wasbeer doet het goed in Nederland De wasbeer is een soort die van nature voorkomt in Canada. 1. Wat is de beschrijving van een soort? Soort = een verzameling organismen die zich onderling kunnen

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Reptielen van de Habitatrichtlijn, Indicator 28 mei 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Gladde slang, muurhagedis en zandhagedis

Nadere informatie

De Waddenzee - Informatie

De Waddenzee - Informatie De Waddenzee - Informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. Informatie 1 De Waddenzee R

Nadere informatie

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Memo Aan Saskia Huijs (Rijkswaterstaat Zee en Delta) Datum Kenmerk Doorkiesnummer Van +31(0)88335 7945 Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Aantal pagina's 9 E-mail kees.denheijer

Nadere informatie

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Oosterschelde en Voordelta in het najaar van 2005

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Oosterschelde en Voordelta in het najaar van 2005 onderzoek en advies - mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 mobiel: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl notitie nr. 2005.48.1 Inventarisatie

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

Eikenprocessierups en klimaatverandering,

Eikenprocessierups en klimaatverandering, Indicator 31 januari 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Sinds de eerste waarneming van

Nadere informatie

Verslag van een geologische excursie naar Simonszand (oostelijke Waddenzee) op 21 september 2013.

Verslag van een geologische excursie naar Simonszand (oostelijke Waddenzee) op 21 september 2013. Verslag van een geologische excursie naar Simonszand (oostelijke Waddenzee) op 21 september 2013. Bert van der Valk 1 en Albert Oost 2 Met de Stichting Verdronken Geschiedenis is per ms Boschwad een bezoek

Nadere informatie

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Texel Landschappelijke ontwikkelingen Texel Landschappelijke ontwikkelingen Een LIA-presentatie LIA staat voor: Landschappen ontdekken In een Aantrekkelijke vorm. Lia is ook de geograaf die zich gespecialiseerd heeft in de veranderende Noord-Hollandse

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,

Nadere informatie

Herintroductie bever,

Herintroductie bever, Indicator 20 december 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Dankzij herintroducties vanaf

Nadere informatie

Ontwikkeling aantal dagvlinders in Zuid-Holland

Ontwikkeling aantal dagvlinders in Zuid-Holland Ontwikkeling aantal dagvlinders in Zuid-Holland Ontwikkeling aantal dagvlinders in Zuid-Holland Tekst Roy van Grunsven Chris van Swaay Rapportnummer VS2017.034 Projectnummer P-2017.121 Productie De Vlinderstichting

Nadere informatie

Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO)

Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO) Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO) Er werd voor de productie van de zoekkaarten voor haaien en roggen gekeken naar de algemene kennis over haaien en roggen. Deze steekproeven werden uitgevoerd op

Nadere informatie

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016 Ringslangen in Oostvaardersveld 216 Jeroen Reinhold Rapport LBF-216-15 Inleiding. Het Oostvaardersveld was het eerste gebied in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland waar reproductie van de ringslang vastgesteld

Nadere informatie

Internationale handel visproducten

Internationale handel visproducten Internationale handel visproducten Marktmonitor ontwikkelingen 27-211 en prognose voor 212 Januari 213 Belangrijkste trends 27-211 Ontwikkelingen export De Nederlandse visverwerkende industrie speelt een

Nadere informatie

ONDER HET ZAND BELAND

ONDER HET ZAND BELAND ONDER HET ZAND BELAND Effecten van strand- en onderwatersuppleties op het macro- en epibenthos van de nabije kustzone, onderzocht met behulp van Systematisch Strandonderzoek (pilotstudie) Periode 1978-

Nadere informatie

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn BILAN RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh Veldonderzoek naar rode eekhoorn DEFINITIEF CONCEPT in opdracht van Pluryn Werkenrode Groep Rapport-ID Titel Nijmegen (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Opmars van de Helmkrab Corysfes cassivelaunus (PEN- NANT, 1777) aan de Westkust. Waarnemingen tijdens de krokusvakantie 1993 te Koksijde.

Opmars van de Helmkrab Corysfes cassivelaunus (PEN- NANT, 1777) aan de Westkust. Waarnemingen tijdens de krokusvakantie 1993 te Koksijde. 126 De Strandvjo, 13(4): 126-133 (1993) Opmars van de Helmkrab Corysfes cassivelaunus (PEN- NANT, 1777) aan de Westkust. Waarnemingen tijdens de krokusvakantie 1993 te Koksijde. M.-Th. Vanhaelen Il i';

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl]

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Jaaroverzicht walvisstrandingen 2014 [datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Het totale aantal aangespoelde walvissen in 2014 is wat lager uitgekomen dan

Nadere informatie

Grote vos Nymphalis polychloros

Grote vos Nymphalis polychloros Nymphalis polychloros Jan Goedbloed Soortbeschrijving De is een grote bruinrode vlinder, behorend tot de familie van de schoenlappers Nymphalidae waar ook, Atalanta, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia en Distelvlinder

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Blauwe Reiger. Purperreiger

Blauwe Reiger. Purperreiger Resultaten kolonievogels in Zuid-holland noord Hoe is het met de kolonievogels in Zuid-holland gegaan? Nemen de soorten toe of af? Hoe is dat het afgelopen seizoen vergaan? En hoe ontwikkelen de aantallen

Nadere informatie

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed dem s Jaargang 8 Mei ISSN 69-47 Een uitgave van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Bulletin over Bevolking en Samenleving inhoud Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Nadere informatie

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Vlinders van de Habitatrichtlijn, Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten

Nadere informatie

Wageningen IMARES Risico inventarisatie schelpdier transporten

Wageningen IMARES Risico inventarisatie schelpdier transporten Wageningen IMARES Risico inventarisatie schelpdier transporten Edwin Foekema Themadag werkgroep exoten NecoV Wageningen, 13 december 2007 Project-team IMARES Yerseke: Jeroen Wijsman, Aad Smaal TNO-IMARES

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt In deze notitie wordt een beeld geschetst van de recente ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting 2. Achtergrond

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VWO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn, Indicator 3 augustus 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Vijf landzoogdieren staan op

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001 Dienst Landelijk Gebied Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001 Inleiding. In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de agrarische grondprijzen

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor juni 211 (cijfers t/m maart 211) Inhoud: 1. Werkloosheid 2. Werkloosheid naar leeftijd 3. Vacatures, bedrijven, leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en de woningmarkt?

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

1 Het gevaar van water

1 Het gevaar van water 1 Het gevaar van water 1 a 1 Dordrecht 2 Enschede 3 Tiel 4 Eindhoven b Dordrecht Tiel 2 a 60% b Antwoord verschilt per leerling. 3 a Een door dijken omringd gebied waarbinnen de waterstand geregeld kan

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED 1988-2014

BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED 1988-2014 ONTWIKKELINGEN BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED - Dit document is een vertaling van: Population and population developments The Dutch Wadden Area - VERSIE 20150414

Nadere informatie