Externe evaluatie ecbo. evaluatierapport
|
|
- Sterre van den Berg
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Externe evaluatie ecbo evaluatierapport
2 Colofon Titel Commissie Secretaris Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport J. Franssen (voorzitter); Prof. dr. R.L. Martens (lid); Prof. dr. P.L. Meurs (lid); J. van der Pluijm Datum Maart 2012
3 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Opdracht ecbo Opdracht Commissie Externe Evaluatie Resultaten zelfevaluatie Resultaten per kerntaak Positieve ontwikkelingen Verbeterpunten Resultaten externe evaluatie Wat gaat goed? Wat kan beter? De toekomst van het landelijke onderwijsonderzoek Conclusies en aanbevelingen Inleiding Beschrijving: inventarisatie en analyse Oordeel: conclusies en aanbevelingen Bijlage 1 Overzicht gespreksdeelnemers Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 3
4 4 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
5 Voorwoord Per 1 januari 2009 is het expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) opgericht op basis van de Overeenkomst Oprichting en Instandhouding Expertisecentrum Beroepsonderwijs, hierna te noemen oprichtingsovereenkomst. Ondertekenende partijen zijn de Stichting Cinop, de MBO Raad, de Universiteit van Amsterdam (UvA) en Colo (op 4 november 2008). In deze overeenkomst staan de afspraken over de doelstellingen van ecbo en de oprichting, besturing, organisatorische inbedding en financiering van ecbo door betrokken partijen. In de overeenkomst is opgenomen dat er een evaluatieverslag wordt vastgesteld over de werkzaamheden van ecbo en de realisatie van de doelstellingen in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december Het doel van de evaluatie is zicht te krijgen op de realisering van de toegevoegde waarde van ecbo voor het beroepsonderwijs en op de mogelijke aandachtspunten voor het bijstellen van de huidige koers en het ontwikkelen van de toekomstige koers van ecbo. De oprichtingspartijen adviseren op basis daarvan de Minister van OCW over continuering van participatie in ecbo en de condities hiervoor. De evaluatie van ecbo vindt plaats in twee fasen: 1 Een zelfevaluatie, uit te voeren door ecbo (fase 1). De zelfevaluatie kijkt naar de input, het werkproces en de output van ecbo binnen de context van de organisatie. 2 Een externe evaluatie, uit te voeren door een onafhankelijke commissie van externe experts (fase 2). De externe evaluatie kijkt naar de effectiviteit, efficiency en innovativiteit van ecbo. Daarbij ligt de nadruk vooral op oordeelsvorming met betrekking tot de realisering van de doelstellingen en op de formulering van aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkeling van ecbo. De ecbo-directie is verantwoordelijk voor uitvoering van de zelfevaluatie, terwijl de Programmaraad opdrachtgever is van de externe evaluatiecommissie en het evaluatieverslag vaststelt. De Programmaraad heeft hiertoe met ingang van 1 september 2011 de Commissie Externe Evaluatie ingesteld. De commissie bestaat uit drie leden: Jan Franssen (voorzitter), Rob Martens en Pauline Meurs. De commissie heeft de taak om voor 31 januari 2012 haar onafhankelijke eindrapportage op te leveren. Hiertoe heeft de commissie gesprekken gevoerd (zie bijlage voor een overzicht van de gespreksdeelnemers), documenten bestudeerd en de zelfevaluatie van ecbo geanalyseerd. In het voorliggende rapport worden de bevindingen van de externe evaluatiecommissie gepresenteerd. Het rapport kent de volgende opbouw. In het eerste inleidende hoofdstuk wordt kort het werk van ecbo geschetst en wordt de opdracht van de Commissie Externe Evaluatie uitgewerkt. In het tweede hoofdstuk wordt de zelfevaluatie van ecbo geanalyseerd. In het derde hoofdstuk staat de externe evaluatie centraal en worden de resultaten uit de gesprekken met betrokken organisaties beschreven. In het vierde en laatste hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen van de commissie gepresenteerd. Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 5
6 6 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
7 1 Inleiding 1.1 Opdracht ecbo Ecbo is op 1 januari 2009 ontstaan door de fusie van twee onderzoeksorganisaties: het Expertisecentrum (EC) van Cinop en het Max Goote Kenniscentrum (MGK) van de Universiteit van Amsterdam. Het nieuwe expertisecentrum beroepsonderwijs werd gepositioneerd binnen de Stichting CINOP als een onafhankelijk expertisecentrum. Ecbo is werkzaam in de driehoek van onderwijspraktijk, onderwijsbeleid en onderwijsonderzoek en probeert tussen de velden van deze driehoek steeds de samenwerking te zoeken, met als doel het ontwikkelen, ontsluiten en verspreiden van kennis op basis van vragen en behoeften uit de bve-sector. Ecbo doet dit door zelf onderzoek te (laten) doen, afstemming te realiseren met onderzoekinstellingen en wetenschap, actuele onderzoeksresultaten te verbinden met landelijke (beleids)discussies en kennis te verspreiden. Deze activiteiten kunnen worden samengevat in de drie kerntaken van ecbo: 1 1. Kennis ontsluiten: het toegankelijk maken van kennis die door anderen is ontwikkeld. 2. Kennis ontwikkelen: het uitvoeren van onderzoek en systematisch betekenis geven aan kennis over het beroepsonderwijs. 3. Kennis verspreiden: het actief delen van kennis met de praktijk van onderwijs, onderzoek en beleid en het agenderen van nieuwe vraagstukken. De werkzaamheden van ecbo zijn in 2011 verdeeld over vijf programmalijnen: 1. Beroepsonderwijs in de kenniseconomie: de focus van deze lijn ligt op het niveau van het stelsel: worden de kwalificerende en socialiserende functies van het beroepsonderwijs adequaat vervuld. 2. Leven lang leren: in deze lijn gaat het om de vraag wat de veranderingen op de arbeidsmarkt betekenen voor de kwalificatievragen, kennis en vaardigheden van de huidige en toekomstige beroepsbevolking en hoe de sector daarop kan inspelen. 3. Effectief beroepsonderwijs, leren en opleiden: de focus van deze lijn ligt op het primaire proces in het middelbaar beroepsonderwijs. 4. Beleid, bestuur en organisatie: de centrale vraag van deze lijn is die naar het functioneren van de instellingen in het licht van het realiseren van hun doelstellingen: hoe kan de kwaliteit van bestuur, beleid en organisatie van de instellingen in de sector verbeterd worden. 5. Beroepsonderwijs als keten: deze lijn wil kennis ontwikkelen en toegankelijk maken over de ontwikkeling van leerlingenstromen in en rond het mbo en de strategische en beleidsmatige reacties van het onderwijs op veranderingen in leerlingenstromen. 1 Ecbo (2011). Zelfevaluatie van het landelijk Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Den Bosch/Utrecht: ecbo Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 7
8 Deze vijf programmalijnen komen overeen met de kernthema s van de twee organisaties (EC en MGK) die samen in ecbo zijn opgegaan. De programmaraad van ecbo stelt de meerjarenprogrammering vast en daarbinnen het jaarprogramma. De directeur en programmaleiders van ecbo vertalen de centrale vraagstukken in concrete thema s, onderzoeksprojecten en activiteiten voor het jaarprogramma. 1.2 Opdracht Commissie Externe Evaluatie Volgens het Besluit Programmaraad ecbo tot instelling van de Commissie Externe Evaluatie en het Plan van aanpak Evaluatie ecbo heeft de commissie de opdracht evaluatie en reflectie te bieden op het werk van ecbo. Volgens deze kaders dient de evaluatie recht te doen aan de breedte van het werkterrein van ecbo. Dat betekent dat in de evaluatie de (drieledige) relatie met onderzoekspraktijk, beleid en onderzoek tot uitdrukking dient te komen, alsmede de drievoudige taakstelling kennis ontsluiten, kennis ontwikkelen en kennis verspreiden. De evaluatie moet zicht bieden op de realisering van de toegevoegde waarde van ecbo voor het beroepsonderwijs en op de mogelijke aandachtspunten voor het bijstellen van de huidige koers en het ontwikkelen van de toekomstige koers van ecbo. De commissie maakt dit inzichtelijk door de zelfevaluatie van ecbo te toetsen in het licht van de oprichtings- en instandhoudingsovereenkomst ecbo en de balans op te maken ten aanzien van de realisering van de doelstellingen zoals geformuleerd in artikel 1 van genoemde overeenkomst (zie kader). De commissie kan tevens in vrijheid uitspraken doen over de toekomstige programmering van ecbo in brede zin. Evaluatiekader: Artikel 1 Overeenkomst Oprichting en Instandhouding Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 1. Partijen stemmen in met de oprichting van het Expertisecentrum door CINOP. 2. Het Expertisecentrum voert een eigen en voor de bve-sector herkenbaar merk. 3. Het Expertisecentrum streeft actief naar een groot draagvlak binnen de bve-sector en de wetenschap. 4. Het Expertisecentrum verspreidt zijn kennis en onderzoeksresultaten actief binnen de bve-sector. 5. Het Expertisecentrum ontwikkelt zijn kennis en verricht zijn onderzoeken op basis van de vragen en behoefte van de bve-sector en draag zorg voor wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoeksresultaten. 6. Het Expertisecentrum past alle passende vormen van kennisontwikkeling en kennisdeling toe, waar relevant en mogelijk wordt praktijkkennis in het veld aangewend om te komen tot nieuwe voor de praktijk relevante kennis. 7. Het Expertisecentrum ontwikkelt zich tot een informatiepunt waar binnen het kader van het meerjarig onderzoeksprogramma van het Expertisecentrum ontwikkelde actuele kennis beschikbaar is over het beroepsonderwijs. Het Expertisecentrum onderhoudt daartoe in ieder geval intensieve contacten met de (bijzondere) hoogleraren bve, met de lectoren in mbo en hbo en met universitaire onderzoekers (inclusief NWO-PROO). 8. Het Expertisecentrum speelt een actieve rol in het verbinden van actuele onderzoeksresultaten met landelijke (beleids)discussies. 8 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
9 9. Het Expertisecentrum draagt bij de uitvoering van onderzoeken zorg voor een goede afstemming met de voor de bve-sector relevante onderzoeksinstellingen. 10. Het Expertisecentrum maakt bij de uitvoering van onderzoeken gebruik van de expertise van de voor de bve-sector relevante onderzoeksinstellingen. 11. Het Expertisecentrum zal de wetenschappelijke belangstelling voor zijn onderzoeken bevorderen en contacten met de wetenschap onderhouden. Wetenschappelijke medewerkers die belast zijn met de uitvoering van onderzoeksprogramma s verrichten hun onderzoeksactiviteiten met behoud van wetenschappelijke onafhankelijkheid. Samengevat bestaat de opdracht van de externe evaluatiecommissie uit twee delen, een beschrijvend deel en een oordelend deel, die samen het toetsingskader voor de externe evaluatie vormen. Deze delen worden als volgt omschreven: Beschrijvend (inventarisatie en analyse): 1. Op basis van de zelfevaluatie van ecbo en de externe evaluatie door de evaluatiecommissie worden de werkzaamheden van ecbo inzichtelijk gemaakt door antwoord te geven op de volgende deelvragen: a) Thematiek en werkwijze: Doet ecbo de goede dingen en op de goede manier? Op welke wijze heeft ecbo invulling gegeven aan de drie kerntaken in relatie tot de driehoek onderwijspraktijk, onderwijsbeleid en onderwijsonderzoek? b) Bereik van en relatie met bve-sector: Worden de beoogde doelgroepen bereikt en betrokken en vormen ze een actief draagvlak voor ecbo? Is er naamsbekendheid, waardering en draagvlak gerealiseerd in het veld? c) Organisatorische inbedding en de organisatie: Beschikt ecbo over de strategische positie en de organisatorische randvoorwaarden om de beoogde doelen te realiseren? Biedt de huidige organisatievorm de optimale mogelijkheden om op efficiënte en effectieve wijze te voorzien in de behoefte aan een expertisecentrum voor de bve-sector, nu en in de toekomst? Oordelend (conclusies en aanbevelingen): 2. De commissie maakt de balans op ten aanzien van de realisering van de doelstellingen zoals geformuleerd in artikel 1 van genoemde overeenkomst (zie evaluatiekader) en komt tot het oordeel of (en in welke mate) ecbo, vanuit een ontwikkelingsperspectief bezien 2, tot dusverre de beoogde doelstellingen en de beoogde toegevoegde waarde heeft gerealiseerd. 3. De commissie formuleert mogelijke aandachtspunten voor het bijstellen van de huidige koers en het ontwikkelen van de toekomstige koers van ecbo. 2 De oorspronkelijke doelen richten zich op de lange termijn, terwijl de evaluatie de eerste drie jaar betreft. Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 9
10 4. De commissie doet uitspraken over de toekomstige programmering van ecbo in brede zin, mede in het licht van relevante sectorontwikkelingen en de landelijke discussie over de toekomst van onderzoek. 3 3 De commissie zal ook (zijdelings) aandacht besteden aan de huidige landelijke discussie over de toekomst van (onderwijs)onderzoek. Volgens de conclusie van de evaluatiecommissie van NWO/PROO (juni 2009) is een diepgaande reflectie over de optimalisering van de financiering, de structuur en de doelstellingen van onderwijskundig onderzoek in Nederland (..) dringend en dit kan leiden (tot) grotere efficiëntie en effectiviteit. De Commissie de Graaf (november 2009-december 2010) heeft inmiddels het Nationaal Plan Toekomst Onderwijswetenschappen uitgebracht, waarin wordt ingegaan op de toekomst van het onderwijsonderzoek. De evaluatie van ecbo heeft niet tot doel deze of andere sectorontwikkelingen op zich te onderzoeken. Het benoemen van relevante sectorontwikkelingen is echter wel nodig om de ontwikkeling van ecbo in een realistische context te plaatsen. 10 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
11 2 Resultaten zelfevaluatie Deze paragraaf bevat een samenvatting van de resultaten van de zelfevaluatie zoals die door ecbo is uitgevoerd. De externe evaluatiecommissie doet in deze beschrijvende paragraaf geen uitspraken over de zelfevaluatie. In de afsluitende paragraaf komt de commissie in reflectieve zin terug op de resultaten van de zelfevaluatie. 2.1 Resultaten per kerntaak Ecbo heeft drie kerntaken: kennisontsluiting, kennisontwikkeling en kennisverspreiding. In de zelfevaluatie worden de volgende resultaten per kerntaak genoemd. 1. Kennisontsluiting: ecbo vervult in toenemende mate een vraagbaakfunctie voor veel organisaties in de kennisinfrastructuur rond het beroepsonderwijs. Wat betreft de kennisontsluiting zijn de volgende concrete acties uitgevoerd: Vijf theoretische reviewstudies. Maandelijks online resultaten recent onderzoek uit hele veld (Signaal!). Tweewekelijks online bericht met aanstaande activiteiten (Flits!), die goed wordt ontvangen in het veld. 2. Kennisontwikkeling: via de programmaraad is er sprake van een breed, sectoraal gedragen en meerjarig onderzoeksprogramma in antwoord op de behoeften van de sector. Daarbij wordt het onderzoeksveld breed opgevat. Er zijn vijf programmalijnen, die zowel de sector als geheel bestrijken, als afzonderlijke thema s op stelselniveau en op de werkvloer van het beroepsonderwijs in scholen en in bedrijven beschrijven. Concrete praktijkvraagstukken vormen het uitgangspunt van onderzoeksactiviteiten en ook vertegenwoordigers uit veld worden vanaf het begin bij projecten betrokken. De afgelopen jaren is gezocht naar nieuwe vormen van kennisontwikkeling en is er, door het niet meer actief werven van marktgelden, naar verhouding (dat wil zeggen in termen van de besteding van de publieke middelen) meer onderzoek zelf uitgevoerd. In de jaren 2009, 2010, 2011 is het bedrag dat extern is aanbesteed in afstemming met de voorkeuren van de programmaraad hoger geweest dan een kwart van de publiek ter beschikking gestelde middelen. Er is daarnaast actief gezocht naar andere vormen van samenwerking, niet alleen in geheel of gedeeltelijke uitbesteding van projecten. Ook is de bij ecbo aanwezige interne expertise aangevuld met specialistische kennis van derden en is gewerkt aan een betere verbinding met beschikbare databronnen (DUO, CBS, et cetera). 3. Kennisverspreiding: de afgelopen jaren is gezocht naar een combinatie van verschillende methodieken, passend bij diverse doelgroepen: bestuurders, beleidsmakers en kennismakelaars in de scholen (en in mindere mate de docenten). Er wordt gewerkt met rapporten, artikelen, webpublicaties, participatieve werkvormen en multimedia. Hierdoor heeft ecbo in korte tijd Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 11
12 grote naamsbekendheid gekregen. Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een online Informatiepunt Onderzoek BVE. Wat de verhouding tussen de drie kerntaken betreft, heeft de kennisontwikkeling de meeste aandacht gekregen in 2009 en Vanaf 2010 zijn de drie kerntaken steeds vaker in projecten geïntegreerd. Tegelijkertijd heeft vanaf 2010 een accentverschuiving plaatsgevonden naar meer kenniscirculatie en kennisontsluiting en de nadruk op communicatie via internet (webportal, e-zines en internetpagina s voor projecten), publieke debatten en extra seminars. 2.2 Positieve ontwikkelingen Op basis van de zelfevaluatie oordeelt ecbo dat in algemene zin ruim tegemoet wordt gekomen aan de missie: bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig stelsel van beroepsonderwijs en kwalificatieverkrijging door het ontsluiten, ontwikkelen en verspreiden van kennis over het beroepsonderwijs in interactie met onderwijspraktijk, onderwijsbeleid en onderwijsonderzoek. Sinds de oprichting is volgens ecbo sprake van een duidelijke en behoorlijke ontwikkeling en groeit de belangstelling voor kennisontwikkeling in het beroepsonderwijs. Ecbo baseert dit oordeel onder andere op de volgende positieve ontwikkelingen: Er was sprake van een goede startpositie door de fusie van twee gevestigde organisaties met goede netwerkrelaties in het veld. De opstartfase van ecbo is achter de rug. Ecbo ontwikkelt zich nu van een projectorganisatie naar een geïntegreerd kenniscentrum. Ecbo beschikt over gekwalificeerde en ervaren medewerkers. De afgelopen jaren zijn diverse jonge promovendi aangetrokken en zijn de drie bijzondere hoogleraren beroepsonderwijs betrokken als adviseur of projectuitvoerder, waardoor de verbinding met de wetenschap beter wordt gerealiseerd. Daarnaast zijn er ook andere vormen van samenwerking met universiteiten tot stand gebracht. Het meerjarige onderzoeksprogramma draagt bij aan de opbouw van een stabiel kennisdomein voor de sector. De samenstelling van de programmaraad zorgt voor een sectoraal breed gedragen programma. Door het separaat reserveren van budget kan ecbo ook inspelen op actuele vraagstukken. Volgens een representatieve steekproef zijn gebruikers en relaties positief over de toegevoegde waarde voor de kennisinfrastructuur, het ingaan op praktijkvragen en de geboden deskundigheid. De opkomst bij bijeenkomsten is goed, de kennisproducten zijn duidelijk zichtbaar en het imago ontwikkelt zich positief. 12 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
13 2.3 Verbeterpunten Naast de positieve ontwikkelingen, biedt de zelfevaluatie ook inzicht in de verbeterpunten die ecbo zelf voor ogen heeft: 1. De betrokken stakeholders verschillen in belang en belangstelling. Hierdoor is er een breed onderzoeksprogramma en behoefte aan diversificatie van producten en inzichten. Maar dat maakt gerichte vraagsturing lastig en zorgt voor versnippering en workload voor de medewerkers. Er zal meer focus aangebracht moeten worden in het programma, ook door het teruglopende budget. Daarnaast is een scherpere profilering ten aanzien van de inhoud en vorm van het aanbod van producten en diensten nodig. 2. De huidige programmalijnen fungeren nu te veel als kokers, waardoor de kennis intern niet altijd overgedragen wordt. Projecten zullen meer geëvalueerd moeten worden; op die manier kan beter vastgesteld gaan worden in welke mate gebruikers betrokken zijn in projecten en de mate waarin zij de resultaten die voor hen betekenisvol zijn ook daadwerkelijk gebruiken. 3. De kennisontwikkeling kan nog beter aansluiten bij de ontwikkeling op de scholen/roc s en het beroepsonderwijs op de werkvloer van bedrijven en instellingen. Ecbo zal zich onder andere gaan richten op het meer onderzoeks-minded maken van het beroepsonderwijs, bijvoorbeeld door onderzoeksresultaten uit de instellingen te vergelijken of door praktijknabije onderzoeksmethodes in te zetten. 4. De kennisdiensten, zoals praktijkonderzoek, denktankrol, info- en vraagbaakfunctie zijn minder goed zichtbaar bij de doelgroepen. Verder ontwikkelen van de kennisdienstverlening en van de informatieen vraagbaakfunctie. Daarbij moeten de sterke producten van ecbo beter uitgevent worden. 5. Soms heeft ecbo de beoogde doelgroep en het gewenste resultaat niet helder voor ogen, waardoor de achtergrond en verwachtingen van deelnemers te veel uit elkaar liggen. Doelgroepen zullen beter geïdentificeerd moeten worden bij het organiseren van bijeenkomsten. Daarnaast zal ook meer actief gewerkt worden aan het toegankelijk maken van de ecbo-producten voor de praktijkmensen. Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 13
14 14 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
15 3 Resultaten externe evaluatie De evaluatiecommissie heeft gesprekken gevoerd met een aantal interne en externe betrokkenen (bijlage 1). In deze gesprekken is ingegaan op de rol die ecbo heeft gespeeld op het gebied van kennisontsluiting, kennisontwikkeling en kennisverspreiding. Ook is ingegaan op de organisatie, werkwijze en inbedding in het onderwijsveld van ecbo en is gekeken naar verbeterpunten en kansen. Dit hoofdstuk bevat de belangrijkste opbrengsten van de gesprekken; dat wil zeggen de beschrijvingen van wat de commissie heeft gehoord van de gespreksdeelnemers. Ingegaan wordt op vragen als wat doet ecbo goed en wat kan beter en hoe ziet landelijk de toekomst van het onderwijsonderzoek er uit. 3.1 Wat gaat goed? De diverse gesprekspartners geven aan dat ecbo voldoet aan de behoefte aan meer kennis over het bve. Ecbo weet wat er op het gebied van bve-onderzoek gebeurt en zo n kennispartner is nodig voor de onderbouwing van ontwikkelingen met feiten. Volgens de gesprekspartners was er bij de start van ecbo sprake van een achterstand op het gebied van kennisontwikkeling en expertise rond de bve. Ecbo heeft zich in de eerste jaren goed gericht op het ontsluiten van wat al bekend was en het opstarten van kennisontwikkeling op basis van een brede agenda. Men is positief over vertegenwoordiging van het veld in de programmaraad; het zorgt voor een sterkere inbreng van stakeholders en voorkomt dat ecbo te veel wordt geleid door de waan van de dag. Er is gewerkt aan de wetenschappelijke inkadering, onder andere door de instelling van een interne redactieraad en de peerreview op het niveau van de programmaleiders. Met name de wetenschappelijk ingestelde directeur heeft volgens de gesprekspartners een flinke professionaliseringsslag kunnen maken. Gesprekspartners uit het veld zijn positief over de producten en werkwijze van ecbo. Ze vinden dat ecbo systematisch en consequent werkt en dat ze komen met goede kennis in goede vormen (korte, krachtige en bruikbare rapporten) en met een hoge praktijkrelevantie. Ze zien ook dat ecbo nog niet uitontwikkeld is, zeker niet wat betreft de kennisontsluiting. Op dat gebied is men bezig met het verkennen van diverse aanpakken en worden nieuwe methoden van uitwisseling van kennis met het beroepsveld ontwikkeld. In het algemeen zijn de gesprekpartners, mede gezien het korte bestaan van ecbo, positief over wat er is gerealiseerd. 3.2 Wat kan beter? Profilering en doelstelling ecbo Uit de gesprekken komt het beeld naar voren dat de doelstelling van ecbo erg breed is. Kennisontsluiting, -ontwikkeling, en verspreiding zijn schuivende panelen en omvatten een breed scala aan activiteiten die ook om verschillende rollen en expertise/kwaliteiten van de medewerkers vragen. Het is de vraag of Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 15
16 ecbo wel op alle drie de vlakken een doelstelling moet hebben. Misschien moet de nadruk meer liggen op het samenhangend aan het veld presenteren van de resultaten van anderen. Ecbo moet explicieter aangeven waar ze wel en waar ze niet voor zijn. Ecbo wordt nog te veel gezien als een onderzoeksinstituut en zou zich verder kunnen ontwikkelen tot een expertisecentrum dat meedenkt over de actualiteit, inspeelt op trends en die inzichtelijk maakt. Kennisontwikkeling: vraagsturing en programmering De huidige brede onderzoeksagenda is het resultaat van de historie (de twee fusiepartners) en van de betrokkenheid van vele partijen (met ieder hun belangen en verwachtingen). Nu vinden zowel de interne als de externe gesprekspartners dat het tijd is om meer focus aan te brengen, ook gezien het beschikbare budget. De interne gesprekspartners geven aan dat het soms lastig is om scherp te blijven door het brede scala aan thema s en activiteiten. De externe gesprekspartners vinden dat de focus meer gericht zou moeten zijn op de vertaling van kennis voor en de verspreiding naar de praktijk, zodat de kwaliteit van het onderwijs beter wordt en men beleidsmatig betere keuzes kan maken. Ze vinden dat ook de inhoudelijke thema s opnieuw bepaald moeten worden, mede in het kader van nieuwe ontwikkelingen en behoeften in het veld. Dat laatste, het vraaggestuurd bepalen van de onderzoeksagenda, kan volgens de gesprekspartners nog beter. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de gesprekspartners hele verschillende opvattingen hadden over wat vraagsturing precies betekent en wie de vragers zijn. Directeur en programmaleiders van ecbo hebben op verschillende manieren geprobeerd binnen het meerjarenonderzoeksprogramma, een jaarprogramma te maken waarin de stem van het veld goed doorklinkt. De directeur heeft verschillende vergaderingen bezocht waarin bestuurders van roc s bijeenkwamen, ook is hij bij vele besprekingen geweest waarbij het Ministerie, de MBO Raad en Colo uiteenlopende vragen hebben gesteld. De programmaleiders hebben op hun beurt per programmalijn vragen opgehaald bij scholen. In de beleving van de externe respondenten is het beeld echter vaak dat de onderzoeksvragen door de onderwijswetenschappen of de pedagogische centra worden geformuleerd, waarna ecbo scholen benadert om te kijken of ze dit een interessant onderwerp vinden en hier bij aan willen haken. Vanuit ecbo is het motto dat vraagarticulatie alleen mogelijk is, als de vraag ook wordt gestuurd. Dat roept de vraag op of daadwerkelijke vraagaftapping uit veld voldoende structureel is belegd. In de gesprekken zijn dan ook vragen gesteld bij de mate waarin met name het veld (de praktijk) betrokken is bij de programmering. Het idee leeft bij sommigen dat juist wetenschap (en soms beleid) een te grote vinger in de programmeerpap hebben. Het concept van vraagsturing zou dus beter uitgewerkt en methodologisch ondersteund moeten worden. Daarbij zou ecbo bijvoorbeeld de netwerken in de scholen beter kunnen benutten. Nu richt men zich vaak op het College van Bestuur, terwijl volgens de gesprekspartners juist de laag daaronder meer zicht heeft op de ontwikkelingen en behoeften op de werkvloer. Ecbo zou daarom na kunnen denken hoe ze bijvoorbeeld schoolleiders, afdelingsleiders en docenten van het roc gaan betrekken bij de vraagarticulatie. 16 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
17 Kennisverspreiding: doelgroep en bereiken van kennismakelaars Een thema dat in de gesprekken steeds terugkomt, is de vraag wie precies de doelgroep van ecbo is. Dit is volgens de gesprekspartners niet altijd helder of wordt niet helder gecommuniceerd. In de zelfevaluatie heeft ecbo de doelgroep breed gedefinieerd: ecbo is op de hele bve-sector gericht, van ministerie tot scholen en bedrijven. In de ogen van de gesprekspartners is echter niet altijd duidelijk waar voor ecbo prioriteiten liggen binnen deze brede doelgroep. Met name het betrekken van de werkvloer (docenten) lijkt voor ecbo lastig te zijn. Toch zou ecbo volgens de gesprekspartners meer een rol moeten vervullen in het bereiken van docenten. Ecbo heeft een functie in het vertalen van kennis uit de wetenschap naar de praktijk, zodat docenten die kennis kunnen aftappen en gebruiken. Ecbo zou het gat kunnen dichten tussen wetenschap en praktijk, bijvoorbeeld door, eventueel in samenwerking met andere organisaties, resultaten uit onderzoek meer uit te werken in hulpmiddelen en tools die door de praktijk (de docenten) gebruikt kunnen worden. Het bereiken van de docenten kan ecbo zelf te doen, maar het is ook mogelijk gebruik te maken van bestaande netwerken en structuren, zoals de innovatiestaf van scholen, de bedrijfstakgroepen of de kenniscentra; dat zijn mogelijke knooppunten waar ecbo verbinding mee kan leggen. De aansluiting met de docenten kan ook verbeterd worden door zich meer te richten op de kennismakelaars in de scholen, zodat de scholen zelf verantwoordelijk worden voor het bereiken van de werkvloer. Dat betekent dat ecbo voldoende tijd en aandacht moet besteden aan de strategische mogelijkheden in de roc s om verspreiding van kennis te optimaliseren en na te gaan wat de effecten hiervan zijn. Zo ontstaat een meer gerichte communicatie van onderzoeksresultaten naar het veld en wordt het veld ook ingezet bij de verspreiding en vertaling van de onderzoeksresultaten. Al deze zaken dragen ook bij aan de oplossing van het probleem dat het nu volgens de gesprekspartners soms onduidelijk is waar de kennis landt en in welke mate er gebruik van wordt gemaakt. Interne organisatie, afstemming en professionalisering De externe gesprekspartners hebben weinig zicht op de interne organisatie van ecbo. Volgens de interne gesprekspartners werken de verschillende programmalijnen soms als kunstmatige schotten. Er is meer samenhang en afstemming nodig. Er worden diverse werkvormen ingezet gericht op meer interne kennisdeling om zich verder te kunnen ontwikkelen tot een expertisecentrum. Intern zijn hier al slagen in gemaakt en wordt gekeken hoe de overlap eruit gehaald kan worden. De externe gesprekspartners geven tot slot te kennen dat het voor hen weinig inzichtelijk is hoe de relatie tussen ecbo en Stichting Cinop in elkaar zit. 3.3 De toekomst van het landelijke onderwijsonderzoek De evaluatie van ecbo kan niet los worden gezien van de huidige landelijke discussie rond de organisatie van het onderwijsonderzoek. In de gesprekken is hier dan ook uitgebreid bij stilgestaan. De Commissie de Graaf concludeert dat de kennisinfrastructuur in de onderwijssector dringend versterking behoeft. Er is een grote kloof tussen het onderwijs onderzoek enerzijds en anderzijds de Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 17
18 disseminatie naar de onderwijspraktijk en het gebruik in de onderwijspraktijk van onderzoeksresultaten. De Commissie de Graaf concludeert dat er momenteel sprake is van een grote versnippering in het onderwijsonderzoek: partijen weten niet van elkaar wat ze doen, de vraaglegitimatie is zwak, net als de valorisatie (kennisverspreiding). Het onderwijsonderzoek is gebaat bij een meer coherente programmering, meer vraagsturing en een betere bruikbaarheid in de praktijk. Daarom heeft de Commissie voorgesteld om een nieuw, klein en centraal instituut op te richten met een programmatische functie voor het gehele onderwijsonderzoek. Dit instituut moet zorgen voor een meer evenwichtige verdeling tussen de onderwijssectoren, moet de vraagsturing aan de voorkant beter organiseren en ook kijken of de gebruiker krijgt wat hij er van verwacht. Naar verwachting zal de helft van het budget geprogrammeerd worden en zal de andere helft via een open competitie worden weggezet, waarbij participatie en cofinanciering van grote scholen/onderwijsinstellingen (gekoppeld aan vraagarticulatie en disseminatie) een belangrijke rol gaan spelen. Wat betekent dit voor de toekomst van ecbo? In Nederland is het onderzoek naar het beroepsonderwijs altijd versnipperd geweest en onvoldoende belegd bij de universiteiten. Vanuit het ministerie van OCW blijft er daarnaast behoefte aan een organisatie die snel antwoorden kan geven op specifieke vragen met betrekking tot de bve-sector. Een instituut zoals ecbo wordt als een versterking gezien van de onderzoekscapaciteit mits het er voldoende in slaagt een brug te slaan tussen onderzoek en de praktijk van het beroepsonderwijs.. Ecbo heeft in dit verband ook een belangrijke meerwaarde ten opzichte van onderzoeksbureaus die moeten concurreren om de middelen voor praktijkgericht onderzoek. In het volgende hoofdstuk, bij de aanbevelingen voor de positionering en de toekomstige koers van ecbo (paragraaf 4.3.2), zal deze constatering verder uitgewerkt worden. 18 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
19 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Inleiding In dit afsluitende hoofdstuk wordt antwoord gegeven op het beschrijvende en het oordelende deel van het toetsingskader dat door de evaluatiecommissie is gevolgd. In het beschrijvende deel (paragraaf 4.2) worden, op basis van de zelfevaluatie van ecbo en de externe evaluatie door de evaluatiecommissie, de werkzaamheden van ecbo inzichtelijk gemaakt aan de hand van de volgende deelvragen: a) Thematiek en werkwijze: Doet ecbo de goede dingen en op de goede manier? Op welke wijze heeft ecbo invulling gegeven aan de drie kerntaken in relatie tot de driehoek onderwijspraktijk, onderwijsbeleid en onderwijsonderzoek? b) Bereik van en relatie met bve-sector: Worden de beoogde doelgroepen bereikt en betrokken en vormen ze een actief draagvlak voor ecbo? Is er naamsbekendheid, waardering en draagvlak gerealiseerd in het veld? c) Organisatorische inbedding en de organisatie: Beschikt ecbo over de strategische positie en de organisatorische randvoorwaarden om de beoogde doelen te realiseren? Biedt de huidige organisatievorm de optimale mogelijkheden om op efficiënte en effectieve wijze te voorzien in de behoefte aan een expertisecentrum voor de bve-sector, nu en in de toekomst? In het oordelende deel (paragraaf 4.3) wordt de balans opgemaakt: in welke mate heeft ecbo, vanuit een ontwikkelingsperspectief bezien, tot dusverre de beoogde doelstellingen en de beoogde toegevoegde waarde gerealiseerd? In deze paragraaf staat vooral de toekomstige koers van ecbo centraal: hoe kan de strategische rol van ecbo optimaal benut worden, mede in het licht van relevante sectorontwikkelingen en de landelijke discussie over de toekomst van onderzoek. 4.2 Beschrijving: inventarisatie en analyse A: Thematiek en werkwijze Uit de gesprekken komt naar voren dat ecbo een goede start heeft gemaakt in het ontsluiten en verder ontwikkelen van de expertise over het bve-veld. Vanuit een brede agenda is gezocht naar overeenkomsten in de belangen en verwachtingen van de vele betrokken partijen. De externe partijen geven overwegend aan dat ze blij zijn met de producten en werkwijze van ecbo: ecbo werkt systematisch en consequent, de praktijkrelevantie is hoog en ze komen met een goede combinatie van aanpakken om de kennis te verspreiden. Kortom, een positief beeld. Wel komt de evaluatiecommissie op basis van de zelfevaluatie en de externe gesprekken tot enkele verbeterpunten ten aanzien van de Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 19
20 thematiek en werkwijze van ecbo: De brede inhoudelijke agenda van ecbo heeft zijn doel gehad, maar nu is het tijd voor meer focus. Soms is het niet geheel duidelijk "waar ecbo precies van is". De precieze afbakening en verdeling tussen de programmalijnen, die mede zijn ontstaan vanuit de historie van de fusie, is niet altijd duidelijk en soms fungeren de programmalijnen intern als kokers. Dit blijkt ook uit de zelfevaluatie. Daarin heeft ecbo gesteld dat het de laatste drie jaar heeft ingezet op kennisaccumulatie per programmalijn. Deze kennisopbouw heeft geleid tot geïdentificeerde domeinen waar een rijkere kennisbasis is gerealiseerd. Er is nu echter behoefte aan focus, aan prioritering binnen de programmalijnen of aan het samenvoegen van bepaalde lijnen. Ecbo probeert in te spelen op diverse doelgroepen in de sector van het beroepsonderwijs. Om dat effectief te doen is ook binnen de drie kerntaken van ecbo behoefte aan een sterkere prioritering. Dit raakt aan de discussie over het feitelijke doel van ecbo. De afgelopen jaren lag de nadruk met name op de kennisontwikkeling, terwijl het brede veld dat ecbo bestrijkt ook (en met name) behoefte heeft aan een expertisecentrum dat als knooppunt van kennis fungeert. Dit vraagt om een verschuiving van de kerntaken richting kennisontsluiting en kennisverspreiding. De commissie vindt het dan ook een goede ontwikkeling dat sinds 2009 de budgetverdeling voor kennisontwikkeling ten opzichte van kennis verspreiden wat meer verschoven is in de richting van de laatste categorie, maar de commissie wil graag nog een stap verder (zie voor een verdere uitwerking paragraaf 4.3.2). Wat de werkwijze betreft is er binnen het meerjarenprogramma van ecbo relatief veel aandacht voor beschrijvend praktijkonderzoek en systematisch literatuuronderzoek. De oriëntatie op praktijkgericht onderzoek dat soms ook snel resultaten moet opleveren, kan leiden tot concessies aan de wetenschappelijke kwaliteit. Daarnaast vraagt de samenleving en de hardnekkige kloof tussen onderzoek en praktijk, ook steeds meer om andere vormen van onderzoek: meer modus 2 onderzoek waarbij sprake is van een cocreatie met de scholen. Dit gebeurt nu nog te weinig binnen ecbo. De nadruk ligt op modus 1 onderzoek (wetenschappers produceren kennis die ze vervolgens verspreiden). In 2011 (voorlopige cijfers) is er door ecbo meer onderzoek zelf uitgevoerd en minder onderzoek extern uitbesteed. Hierdoor bestaat het risico dat het percentage projecten waarbij sprake is van externe betrokkenheid afneemt. De commissie vindt dit geen wenselijke trend. Het staat haaks op de behoefte aan een netwerkorganisatie die meer als makelaar onderzoek initieert, partijen bij elkaar brengt en in specifieke gevallen zelf samen met het veld onderzoek uitvoert. Volgens de externe gesprekspartners is vraagsturing in de programmering van ecbo niet altijd inzichtelijk. De uitwerking van deze vraagsturing is naar het oordeel van de evaluatiecommissie niet geheel duidelijk of procedureel vastgelegd en de doelgroep (wat is vraagsturing en wie zijn de vragers?) is niet altijd helder. Ook is onduidelijk wat precies de rol van de programmaraad hierin is. De programmaraad lijkt meer bestuurlijk dan inhoudelijk samengesteld te zijn. Vraagsturing is naar het inzicht van de evaluatiecommissie meer dan een brede vertegenwoordiging van bestuurders 20 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
21 in de programmaraad. De evaluatiecommissie adviseert ecbo het proces van vraagsturing en vraagarticulatie nader uit te werken en inzichtelijker te maken. B: Bereik van en relatie met de bve-sector Het is moeilijk een reëel beeld te krijgen van het bereik van en de relatie met de bve-sector gezien de relatief korte periode waarin ecbo nu functioneert. Volgens de zelfevaluatie is er sprake van een toenemende naamsbekendheid en weten steeds meer mensen de kennisdiensten van ecbo te vinden. Uit de gesprekken blijkt echter dat er nog geen uitgekristalliseerd beeld bestaat en er verschillend wordt gedacht over de positie en mogelijkheden van ecbo. Daarom zijn met name op dit terrein verbeteringen mogelijk: Er is behoefte aan een verdere professionalisering en intensivering van de kennisverspreiding. Daarnaast blijkt uit de zelfevaluatie dat ecbo meer bekendheid moet geven aan de eigen kennisdiensten. Een eerste vereiste om de kennisverspreiding te kunnen verbeteren, is inzicht in de doelgroep. Uit beide evaluaties blijkt dat het moeilijk is om de doelgroep van ecbo helder voor ogen te hebben. Zo geven diverse externe partijen aan dat de bekendheid met ecbo onder docenten tamelijk gering is en dat zij op dit moment (te) weinig betrokken zijn bij de vraagsturing. Tegelijkertijd vragen anderen zich af of docenten wel tot de doelgroep behoren van ecbo. De commissie is van mening dat docenten een belangrijke doelgroep voor ecbo vormen en actiever betrokken moeten worden. Een andere observatie is dat bij kennisverspreiding voornamelijk lijkt te worden uitgegaan van eenrichtingsverkeer (de eerder genoemde modus 1 opvatting). In de modus 2 opvatting van wetenschap is meer sprake van cocreatie en heeft de praktijk ook de gelegenheid te reageren en commentaar te leveren, of de vragen te articuleren. Dit op basis van meer complementariteit. Uit de externe evaluatie blijkt duidelijk dat er behoefte is aan meer samenwerking/onderzoek doen met het veld, met daarin een duidelijke rol van de scholen. C: Organisatorische inbedding en organisatie De rol van ecbo als kennismakelaar wordt door de diverse partijen in het veld onderschreven en als zeer nuttig ervaren. De directeur heeft hierin een belangrijke en positieve bijdrage geleverd. De vragen die in beide evaluaties rond de organisatie zijn gesteld, hebben met name betrekking op de organisatorische randvoorwaarden om de beoogde doelen te bereiken. Die zijn niet optimaal en belemmeren in sommige gevallen het benutten van de strategische positie. Het gaat dan met name om de volgende punten: De externe evaluatie laat zien dat de profilering van ecbo onvoldoende helder is voor de verschillende doelgroepen. Door de huidige combinatie van rollen (onderzoeksbureau, expertisecentrum, kennismakelaar) is voor het veld niet altijd helder wat de positie van ecbo is. Ecbo zou in de ogen van de commissie scherper kunnen zijn op de eigen profilering, zodat de strategische positie die ecbo heeft als expertisecentrum beter tot zijn recht komt. Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 21
22 Het andere belangrijke punt betreft de professionalisering van de interne werkprocessen en van de medewerkers. Wetende dat ecbo de omslag moet maken van een projectorganisatie naar een volwaardig expertisecentrum ligt de prioriteit nu bij het verbeteren van de interne en externe kwaliteitsborging. Deze is naar het oordeel van de evaluatiecommissie nog impliciet en eenzijdig. De versterking hiervan vraagt niet alleen om heldere afspraken over de kwaliteitsprocedure en over de evaluatie en de borging van de resultaten, maar ook om bewuste keuzes als het gaat om het verder professionaliseren van de medewerkers. Er is zowel behoefte aan meer gepromoveerde medewerkers die goed de relatie kunnen leggen tussen de wetenschap en de praktijk als aan mensen die niet zozeer goede onderzoekers zijn, maar die veel meer de kennismakelaarsrol kunnen vervullen. Dit vraagt om een sterke bevoegdheid van de directeur om, snel personele beslissingen te kunnen nemen die nodig zijn om ecbo als expertisecentrum steviger te positioneren. In het verlengde van het vorige punt constateert de commissie dat de borging van de wetenschappelijke kwaliteit aandacht vraagt. In de zelfevaluatie heeft ecbo aangegeven verschillende vormen van kwaliteitsborging te hanteren: in de meerjaren- en jaarprogrammering, bij de beschrijving van projecten, bij de uitvoering van projecten en in de redactieraad. Daarop bestaat ook extern toezicht. Ook zijn er begeleidingscommissies en expertgroepen per programmalijn en bij de diverse projecten die worden uitgevoerd. De commissie stelt vast dat de borging van de wetenschappelijke kwaliteit de aandacht heeft van ecbo en adviseert dit verder te versterken en expliciteren. Tevens moet de vraag gesteld naar de rol van de programmaraad. De programmaraad keurt de meerjaren en jaarprogrammering goed en borgt dat de verbinding met het onderwijsveld (in brede zin) goed is. De programmering vindt plaats op hoofdlijnen. De raad vergadert echter niet vaak en de samenstelling van de programmaraad is meer bestuurlijk en vertegenwoordigend dan inhoudelijk. De facto is de raad in de ogen van de commissie meer een adviesorgaan dan een programmaorgaan. Tot slot stelt de evaluatiecommissie vast dat het onhandig is dat ecbo, dat al klein is, ook nog met een bilocatie te maken heeft. Deze keuze is vanuit de historie bezien begrijpelijk, maar werkt nu, drie jaar na dato, mogelijke suboptimaliteit in de hand. De positionering van dit expertisecentrum bij het CINOP (Stichting CINOP), in plaats van bijvoorbeeld onder de vlag van een universiteit, lijkt vooralsnog effectief te zijn. Ecbo maakt, zoals in de zelfevaluatie staat, gebruik van de organisatorische ondersteuning van Stichting Cinop via Huisvesting, ICT, PZ, Finance en Control, en dergelijke. De personele constructie van detachering maakt het onder andere mogelijk om mensen (expertise) aan de organisatie te binden. De voor- en nadelen van de verhouding tussen het consultancybedrijf Cinop en ecbo zijn de commissie, gezien het tijdsbestek van de evaluatie, niet voldoende helder geworden. 22 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
23 4.3 Oordeel: conclusies en aanbevelingen Realisatie van de doelstellingen en de toegevoegde waarde van ecbo Allereerst wil de commissie vaststellen dat de evaluatie van ecbo vroeg en misschien zelfs te vroeg komt. Ecbo is pas korte tijd onderweg en is bezig om bestaansrecht te ontwikkelen. Er is nog weinig inzicht in de feitelijke impact die ecbo heeft op het beroepsonderwijs. De organisatie is in ontwikkeling en maakt bovendien een cultuuromslag in werkwijze en bemensing door de transitie van een projectorganisatie naar een expertisecentrum. Daar komt bij dat de doelstelling van ecbo breed is, zoals ook vastgelegd was in de oprichtingsovereenkomst; ecbo wil een bijdrage leveren in verschillende fases van de kennisontwikkeling en toepassing. Het is nog niet duidelijk of ecbo op alle gebieden meerwaarde kan leveren, mede omdat de context waarin zij moet functioneren nauwelijks op onderzoek en kennisontwikkeling is gericht. Er zijn echter belangrijke argumenten voor het bestaansrecht van ecbo. Bij de universiteiten is weinig aandacht voor onderzoek naar het beroepsonderwijs, kenniscentra zoals aangesloten waren bij Colo (nu onderdeel van de structuur rond SBB) zijn weinig gericht op algemeen onderzoek naar het beroepsonderwijs en zijn geen natuurlijke partners, en in het veld zelf zijn beperkte mogelijkheden om te investeren in een adequate kennisinfrastructuur. In deze complexe context moet ecbo niet alleen goede diensten en producten leveren, zij moet ook investeren in de inrichting van de sector zelf opdat de diensten en producten ook goed kunnen landen. Met inachtneming van het feit dat de evaluatie erg vroeg komt, is de commissie zeer te spreken over de resultaten die zijn bereikt. Er is nog veel werk te verzetten maar ecbo heeft een stevige basis weten te leggen onder haar werkzaamheden en heeft zich langzaam maar zeker een positie weten te verwerven in het brede bve-veld. Er is volgens de commissie inhoudelijk dan ook geen reden om te twijfelen aan het bestaansrecht van ecbo. De signalen zijn gunstig en de gesprekken bevestigen de keuze voor een apart expertise centrum voor het mbo: door ecbo is meer kennis ontwikkeld en ontsloten voor het bve. Over het algemeen wordt ook vanuit de MBO Raad de rol van ecbo als kennismakelaar gewaardeerd. Duidelijk is dat ecbo een specifieke en belangrijke rol kan vervullen die bijvoorbeeld vanuit het onderwijsonderzoek van NWO PROO de afgelopen jaren onvoldoende is waargemaakt. De evaluatiecommissie is dan ook van mening dat er specifieke aandacht, geld en infrastructuur nodig is voor de versterking van de kennisbasis van de bvesector en dat ecbo daarin een goede rol kan vervullen. Omdat ecbo nog geen drie jaar in de huidige vorm operationeel is, is men op zoek naar de beste werkwijze voor het initiëren, uitvoeren en verspreiden van praktijkrelevant onderwijs onderzoek gericht op de bve-sector. Ecbo moet de kans krijgen om deze professionaliseringsslag te realiseren. Dit vraagt wel van ecbo dat zij haar potentieel de komende jaren waar moet maken. Dit betekent de basis van het instituut te versterken, het aanscherpen van de doelstelling van ecbo, het creëren van meer samenhang in het werk en het daadwerkelijk realiseren van de omslag van projectenbureau naar expertisecentrum, onder meer door een Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport 23
24 herformulering van de taken en functies van medewerkers, directeur en programmaraad. De aanbevelingen uit de volgende paragraaf kunnen hier als richting fungeren Aanbevelingen voor de positionering en toekomstige koers van ecbo Positionering ecbo algemeen De huidige strategische positie van ecbo is niet helder en sterk genoeg. De gewenste profilering ligt volgens de commissie minder bij de kennisontwikkeling en veel meer bij het realiseren van een knooppunt van kennis van en voor het beroepsonderwijs. Ecbo verkeert nu in de pioniersfase met een groeiende positie richting overheid, wetenschap, onderwijsinstellingen en kenniscentra. Het is belangrijk dat ecbo de kans krijgt zijn positie te versterken en de organisatie te consolideren. Dat is niet alleen van belang voor ecbo zelf maar vooral ook voor het brede veld van het beroepsonderwijs. Dat dwingt ecbo sterkere verbindingen met het veld te zoeken en er voor te zorgen dat scholen en de beroepsgroep een stevige positie hebben in de vraagarticulatie (dus meer dan alleen onderzoeksobject zijn). Dit alles vraagt om een onafhankelijke positie van ecbo. Volgens de commissie kan ecbo zijn onafhankelijkheid en zijn meerwaarde versterken door zich te concentreren op de legitimiteit van het instituut: de kwaliteit van het verbinden van kennis en het verbinden van werkveld, praktijk en wetenschap. In het licht van de huidige landelijke discussie over de programmering van onderwijsonderzoek (Commissie De Graaf) adviseert de evaluatiecommissie om ecbo voor de komende vijf jaar een zelfstandige positie te laten behouden met eigen middelen en het ecbo niet te laten opgaan in de nieuwe programmeringsorganisatie. Ecbo zou daarbij een expliciete opdracht moeten meekrijgen om zich te ontwikkelen tot een gezaghebbend expertise- en kenniscentrum voor de bve-sector. In hoofdstuk 3 is reeds aangegeven dat er vanuit het ministerie van OCW behoefte blijft aan een organisatie die snel antwoorden kan geven op specifieke vragen met betrekking tot de bve-sector. Een zelfstandig ecbo kan een belangrijke meerwaarde bieden ten opzichte van een onderzoeksbureau dat als één van de partijen moet concurreren om de middelen. Ecbo als kennisinstituut Bij de algemene positionering van ecbo is al aangegeven dat de evaluatiecommissie met name kansen ziet voor een vergaande nadruk op twee van de drie kerntaken, namelijk kennisontsluiting en kennisverspreiding. Dat zou betekenen dat ecbo minder bezig zou moeten zijn met de daadwerkelijke zelf uitvoering van onderzoek, maar meer met vormen van onderzoek die de makelaarsfunctie versterken en ondersteunen. Door meer onderzoek uit te besteden en door meer cocreatie met het veld te stimuleren (kennispartners bij elkaar brengen, modus 2 onderzoek), hoeft ecbo niet op alle onderzoeksterreinen expertise op te bouwen. De nadruk komt dan veel meer te liggen op de transferrol, waardoor ecbo meer een echt expertisecentrum wordt dat onderzoek bij elkaar brengt, synthetiseert en weer verspreidt. Een 24 Externe evaluatie ecbo, evaluatierapport
Samenvatting. Aanleiding en adviesvraag
Samenvatting Aanleiding en adviesvraag In de afgelopen jaren is een begin gemaakt met de overheveling van overheidstaken in het sociale domein van het rijk naar de gemeenten. Met ingang van 2015 zullen
Nadere informatieEen academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015
Een academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015 Bernard Teunis & Nienke van der Steeg b.teunis@poraad.nl n.vandersteeg@poraad.nl Opzet workshop 1. Voorstellen 2. Answergarden
Nadere informatieAan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 6 juli 2012 Oprichten van een regieorgaan onderwijsonderzoek
a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl
Nadere informatieCurriculum in beweging
Curriculum in beweging SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Strategische Agenda SLO 2017-2020 Curriculum in beweging De afgelopen twee jaar is een breed, landelijk debat gevoerd over een
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting 9
Samenvatting Sinds de introductie in 2001 van lectoraten in het Nederlandse hoger beroepsonderwijs wordt aan hogescholen steeds meer gezondheidsonderzoek uitgevoerd. De verwachting is dat dit niet alleen
Nadere informatieLeergang bve 2015. Programma
Leergang bve 2015 Programma Dinsdag 21 april 2015, 10.00-19.30 uur Beroepsonderwijs en educatie: bestel en beleid anno 2015 10.00 10.15 uur Ontvangst en koffie/thee 10.15 11.45 uur Opening, kennismaking
Nadere informatieBeleid Horizontale dialoog Hogeschool Viaa
Beleid Horizontale dialoog Hogeschool Viaa Vastgesteld door het college van bestuur op 4 januari 2016 Positief advies beleidsoverleg 13 oktober 2015 Goedgekeurd door de raad van toezicht 18 december 2015
Nadere informatieLeergang bve 2015. Programma
Leergang bve 2015 Programma Dinsdag 21 april 2015, 10.00-19.30 uur Beroepsonderwijs en educatie: bestel en beleid anno 2015 10.00 10.15 uur Ontvangst en koffie/thee 10.15 11.45 uur Opening, kennismaking
Nadere informatieFUNCTIEPROFIEL 1. ORGANISATIE. Noorderpoort
FUNCTIEPROFIEL Opdrachtgever: Functienaam: Deskundigheid Noorderpoort Lid Raad van Toezicht Sociale domein 1. ORGANISATIE Noorderpoort Noorderpoort bereidt jongeren en volwassenen voor op hun rol in de
Nadere informatieSKPO Profielschets Lid College van Bestuur
SKPO Profielschets Lid College van Bestuur 1 Missie, visie SKPO De SKPO verzorgt goed primair onderwijs waarbij het kind centraal staat. Wij ondersteunen kinderen om een stap te zetten richting zelfstandigheid,
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 28 101 Doeltreffendheid en effecten van de Kaderwet adviescolleges Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter
Nadere informatieVerbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie
Verbinden van wetenschap en samenleving NWO-strategie 2019-2022 Verbinden van wetenschap en samenleving Dit strategisch plan beschrijft de koers van NWO voor de jaren 2019 tot en met 2022. NWO legt hierin
Nadere informatieLeergang mbo Programma
Leergang mbo 2016 Programma Dinsdag 22 maart 2016, 10.00-19.30 uur Beroepsonderwijs en educatie: bestel en beleid anno 2016 10.00 10.15 uur Ontvangst en koffie/thee 10.15 11.45 uur Opening, kennismaking
Nadere informatieUw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer
OC enw De heer T. Kok p/a Cool Capital BV Singel 53 1012 VD AMSTERDAM Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon (079) 323 Telefax (079) 323
Nadere informatieLeergang mbo 2016. Programma
Leergang mbo 2016 Programma Dinsdag 22 maart 2016, 10.00-19.30 uur Beroepsonderwijs en educatie: bestel en beleid anno 2016 10.00 10.15 uur Ontvangst en koffie/thee 10.15 11.45 uur Opening, kennismaking
Nadere informatieNota inzake Economic Development Board
Nota inzake Economic Development Board Inleiding De economische ontwikkeling van Noord-Limburg krijgt een grote impuls met de campusontwikkeling, maar daarmee zijn niet alle economische uitdagingen deze
Nadere informatieLeergang mbo Programma
Leergang mbo 2017 Programma Dinsdag 28 maart 2017, 10.00-19.30 uur Beroepsonderwijs en educatie: bestel en beleid anno 2017 10.00 10.15 uur Ontvangst en koffie/thee 10.15 11.45 uur Opening, kennismaking
Nadere informatieStichting Ieder mbo een practoraat
Jaarverslag 2016 Verslag van de realisatie van de activiteiten Stichting Ieder mbo een practoraat Voor u ligt het jaarverslag 2016 van de Stichting Ieder mbo een practoraat. In dit jaarverslag staat wie
Nadere informatieDocentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs
Docentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs Naar een professionele infrastructuur als voorwaarde voor studiesucces José van Alst Riekje de Jong Hanno van Keulen VSNU april 2009 Radboud Universiteit
Nadere informatieSamen bouwen aan schoolontwikkeling
H og er o n d e r w ij s School ont wi kk ing el S c h o ol k Wer der e n An j e p a r ti pl a at so nd e r w ij s o n d e e rzo k Samen bouwen aan schoolontwikkeling Een werkmodel voor onderzoekssamenwerking
Nadere informatieIn het Pi7 consortium werken Pedologische scholen en instituten samen aan onderzoek binnen het domein gedrag.
In het Pi consortium werken Pedologische scholen en instituten samen aan onderzoek binnen het domein gedrag. Waar Instituut Scholen Amsterdam De instituten: Amsterdam: Rotterdam: Groningen: De Bascule
Nadere informatieOnderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland
Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland Kenniscentrum Bèta Techniek Floor Binkhorst Februari 2013 Inhoudsopgave
Nadere informatieOnderwijsonderzoek: Vlaamse beleidsontwikkelingen voor de toekomst. Dirk Van Damme Kabinetschef onderwijs
Onderwijsonderzoek: Vlaamse beleidsontwikkelingen voor de toekomst Dirk Van Damme Kabinetschef onderwijs Aanzetten tot debat VIWTA-onderzoek over onderwijsonderzoek in Vlaanderen VLOR-advies OESO en Europese
Nadere informatieRegionale broedplaatsen voor onderzoek en praktijkleren
Werkplaatsen Sociaal Domein Regionale broedplaatsen voor onderzoek en praktijkleren www.werkplaatsensociaaldomein.nl Verbinden en versterken De transitie en vooral de daaruit voortvloeiende transformaties
Nadere informatieDutch Interview Protocols Vraagstellingen voor interviews
Dutch Interview Protocols Vraagstellingen voor interviews PLATO - Centre for Research and Development in Education and Lifelong Learning Leiden University Content Vraagstellingen voor case studies m.b.t.
Nadere informatieFunctieprofiel: Lector Functiecode: 0101
Functieprofiel: Lector Functiecode: 0101 Doel Zorgdragen voor de ontwikkeling en uitvoering van praktijkgericht onderzoek, uitgaande van de strategische speerpunten van de HU en de maatschappelijke relevantie,
Nadere informatieer materiaal op tafel komt waarmee de overheid, de samenleving in brede zin, en de leerlingen, ouders en studenten de prestaties van het onderwijs kun
Rekenschap in het onderwijs aan de rijksoverheid over de wijze waarop de instellingen voldoen aan de wettelijke eisen van deugdelijkheid en kwaliteit aan de maatschappij over de kwaliteit en prestaties
Nadere informatieBeoordelingsformulier projectvoorstellen KFZ
sformulier voor de projectvoorstellen. sformulier projectvoorstellen KFZ Callronde: Versie 14-02-13 Instelling: Naam project: 1) Algemeen Het beoordelingsformulier wordt gebruikt om de projectvoorstellen
Nadere informatieAuditrapportage 2014. Bijlage 1 Typologieën en het fasemodel. Dynamiek onderweg
Auditrapportage 2014 Bijlage 1 Typologieën en het fasemodel Dynamiek onderweg De vier geïdentificeerde typologieën van de Centra co-creator; incubator; transformator; facilitator - zijn hieronder kort
Nadere informatieCompetenties directeur Nije Gaast
Competenties directeur Nije Gaast De s voor directeuren van Nije Gaast zijn vertaald in vijf basiss. De beschrijving is gebaseerd op de schoolleiderscompententies die landelijk zijn vastgesteld en zijn
Nadere informaties t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202
VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie
Nadere informatieOrganisatie: Samenwerkingsverband Stichting Samenwerkingsverband RiBA ( Ridderkerk, Barendrecht, Albrandswaard)
Functie-informatie Functienaam: Directeur samenwerkingsverband Organisatie: Samenwerkingsverband 28.05 Stichting Samenwerkingsverband RiBA ( Ridderkerk, Barendrecht, Albrandswaard) Werkterrein: Management
Nadere informatieRapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Samenvatting Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. In 2007 is de Vereniging CultuurProfielScholen (VCPS) opgericht, het
Nadere informatieHier komt uw titel te staan 1
Hier komt uw titel te staan 1 Regionale visie van de 3 O s Regionale visie van de 3 O s De regionale visie vormt de basis en het uitgangspunt voor het gezamenlijk meerjarig inzetten van acties door diverse
Nadere informatieDe leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN
Onderwerp Evaluatierapport Kunstraad Groningen Steller M.M.A. Blom De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon (050) 367 62 50 Bijlage(n) 1 Ons kenmerk 6616761 Datum Uw brief van
Nadere informatieZoetermeer, 24 juni 2015
Ministerie van OCW Mevrouw dr. M. Bussemaker Postbus 16375 2500 BJ DEN HAAG Zoetermeer, 24 juni 2015 Betreft: concept beleidsregel adviescommissie macrodoelmatigheid Kenmerk: gev15-0713mr/bes_alg Geachte
Nadere informatieInnovatief beroepsonderwijs in de regio: bindmiddel en broedplaats
Innovatief beroepsonderwijs in de regio: bindmiddel en broedplaats Studiedag De toekomst van het platteland Nijmegen, 21 november 2018 Loek FM Nieuwenhuis Lectoraat beroepspedagogiek Lectoraat Beroepspedagogiek
Nadere informatieKWALITEIT DIENSTVERLENING Gemeente Oirschot Onderzoeksaanpak
KWALITEIT DIENSTVERLENING Gemeente Oirschot Onderzoeksaanpak Rekenkamercommissie Kempengemeenten 23 september 2011 1. Achtergrond en aanleiding In 2008 heeft de gemeente Oirschot de Bestuursvisie 2002-2012
Nadere informatieDe student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.
Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen
Nadere informatieVisiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)
Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP) I/ Inleiding Het aantal kinderen en jongeren met ernstige psychische problemen is goed bekend. Zowel in Nederland als in andere landen
Nadere informatieOnderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.
Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. 1. Samenvatting Scholieren willen LOB! Dat is goed want loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) is belangrijk.
Nadere informatieWerkopdracht vierde ontwikkelsessie
Werkopdracht vierde ontwikkelsessie Wat hebben onze leerlingen nodig om uit te groeien tot volwassenen die bijdragen aan de samenleving, economisch zelfstandig zijn én met zelfvertrouwen in het leven staan?
Nadere informatiePartnerschap Academische Opleidingsschool. Anje Ros en Linda Keuvelaar FHKenE
Partnerschap Academische Opleidingsschool Anje Ros en Linda Keuvelaar FHKenE Doelen workshop Waarom AOL? Visie op onderzoek in de school Organisatie AOS Verbreding naar opleidingsscholen Wat kunnen we
Nadere informatie12. Kennisbenutting door onderzoek
12. Kennisbenutting door onderzoek Kennisbenutting door onderzoek: Hoe zorg ik dat mijn onderzoek wordt gebruikt? Anje Ros Lector Leren en Innoveren, Fontys Wie ben ik Lector FHKE Leren & Innoveren AOS
Nadere informatieFUNCTIEPROFIEL. Lid Raad van Toezicht, portefeuille Financiën, Lid Raad van Toezicht, portefeuille Onderwijs (-kwaliteit)
FUNCTIEPROFIEL Functies: Lid Raad van Toezicht, portefeuille Financiën, Lid Raad van Toezicht, portefeuille Onderwijs (-kwaliteit) 1. ORGANISATIEBESCHRIJVING De Meerwegen scholengroep is een christelijke
Nadere informatieNaar een duurzame infrastructuur voor de ontwikkeling en uitwisseling van kennis over en voor het onderwijs
Naar een duurzame infrastructuur voor de ontwikkeling en uitwisseling van kennis over en voor het onderwijs Het onderwijs is de krachtbron van onze samenleving en de onderwijswetenschappen zijn de hulpmotor.
Nadere informatieHet hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)
Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website
Nadere informatie7. Samenwerking t.b.v. infrastructuur exameninstrumenten
7. Samenwerking t.b.v. infrastructuur exameninstrumenten Opdrachtgever OCW Projectaannemer SBB Projectleider Nog te bevestigen Contactpersoon Lisette van Loon Start en einde deelproject Fase 1: juni 2012
Nadere informatie2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?
Samenvatting Aanleiding en onderzoeksvragen ICT en elektriciteit spelen een steeds grotere rol bij het dagelijks functioneren van de maatschappij. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Ministerie
Nadere informatieOnderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid
Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid Plan van aanpak Rekenkamer Maastricht februari 2007 1 1. Achtergrond en aanleiding 1 De gemeente Maastricht wil maatschappelijke doelen bereiken.
Nadere informatieFunctieprofiel lid Raad van Toezicht
Functieprofiel lid Raad van Toezicht Bestuursbureau Postbus 245, 6710 BE Ede Bovenbuurtweg 27, 6717 XA Ede 088 020 70 00 aeres.nl info@aeres.nl Doel van de functie De Raad van Toezicht staat het College
Nadere informatieBESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid
BESLUITENLIJST Voorronde Open Huis Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid Aanwezig: Voorzitter: dhr. J. Buzepol Locogriffier: mw. A. van Wees (locogriffier) Leden:
Nadere informatieOpleidingsprogramma DoenDenken
15-10-2015 Opleidingsprogramma DoenDenken Inleiding Het opleidingsprogramma DoenDenken is gericht op medewerkers die leren en innoveren in hun organisatie belangrijk vinden en zich daar zelf actief voor
Nadere informatieFUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1
FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1 Functie-informatie Functienaam Docent LD Type 1 Salarisschaal 12 Functiebeschrijving Context De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen een instelling voor voortgezet
Nadere informatieAdviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie DURVEN DELEN OP WEG NAAR EEN TOEGANKELIJKE WETENSCHAP
Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie DURVEN DELEN OP WEG NAAR EEN TOEGANKELIJKE WETENSCHAP Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie!! " # "# $ -. #, '& ( )*(+ % & /%01 0.%2
Nadere informatieOuderraad Lindenborg Bevordering van ouderbetrokkenheid door uitwisseling van ideeën, informatie en inspiratie
Meerjaren ontwikkelplan 2014-2016 Ouderraad Lindenborg Bevordering van ouderbetrokkenheid door uitwisseling van ideeën, informatie en inspiratie Januari 2014 Opbouw 1. OUDERRAAD LINDENBORG... 3 1.1 DUIDELIJKHEID
Nadere informatieOnderwerp en positionering van de beleidsdoorlichtingen In de beleidsdoorlichtingen van de ADR staan de volgende beleidsdoelstellingen centraal:
>Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Financieel-Economische Zaken IPC 5350 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375
Nadere informatieRAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK
RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK basisschool Binnen de Veste Plaats : Zierikzee BRIN nummer : 10DM C1 Onderzoeksnummer : 291696 Datum onderzoek : 14 februari 2017 Datum vaststelling
Nadere informatieIn deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het evaluatierapport.
> Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Prins Clauslaan 8 Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG www.minlnv.nl Betreft
Nadere informatieREGLEMENT EN WERKWIJZE COMMISSIE NORMSTELLING ERKENNINGSREGELING GOEDE DOELEN 30 januari 2017
REGLEMENT EN WERKWIJZE COMMISSIE NORMSTELLING ERKENNINGSREGELING GOEDE DOELEN 30 januari 07 Artikel De Commissie Normstelling Erkenningsregeling Goede Doelen a. De Commissie Normstelling is verantwoordelijk
Nadere informatieInspirerend Management. in de zorg. Een modulaire aanpak gericht op de ontwikkeling van nieuw leiderschap
Inspirerend Management Development in de zorg Een modulaire aanpak gericht op de ontwikkeling van nieuw leiderschap Behoefte aan effectief leiderschap Vergroting van de invloed van de politiek en zorgverzekeraars
Nadere informatieAdvies Universiteit voor Humanistiek
Advies Universiteit voor Humanistiek De Reviewcommissie (hierna commissie) heeft kennisgenomen van het voorstel van de Universiteit voor Humanistiek (hierna UvH) dat het College van Bestuur met zijn brieven
Nadere informatieDe ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN
M.11i.0419 De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN versie 02 M.11i.0419 Naam notitie/procedure/afspraak Visie op professionaliseren Eigenaar/portefeuillehouder Theo Bekker
Nadere informatieONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA
ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA VOORWOORD Hoe leiden we elke student op tot de professional voor de wereld van morgen? Met de blik op 2025 daagt die vraag
Nadere informatieCONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT
Beslisdocument Investeringsdossier 2018 BIJLAGE 4 CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT 1. Doel van de opdracht Winnen van de titel Culturele Hoofdstad van Europa voor het project 2018 Culturele
Nadere informatieSenior medewerker Cultuureducatie Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst Utrecht
Organisatie- en functieprofiel Senior medewerker Cultuureducatie Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst Utrecht (32u p.w.) Versie 08/5/2015 Sollicitatieprocedure Informatie: Neem contact
Nadere informatieSchoolondersteuningsprofiel. 17IQ00 School voor Speciaal Basisonderwijs De Verrekijker
Schoolondersteuningsprofiel 17IQ00 School voor Speciaal Basisonderwijs De Verrekijker Inhoudsopgave Toelichting... 3 DEEL I INVENTARISATIE... 6 1 Typering van de school... 7 2 Kwaliteit basisondersteuning...
Nadere informatieOnderzoek naar ervaringen met ingekochte examens in het mbo
Onderzoek naar ervaringen met ingekochte examens in het mbo Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Wat zijn de ervaringen van mbo-scholen en examenleveranciers met ingekochte beroepsgerichte examens
Nadere informatieGroengebied Amstelland AB 10-11-2011 Agendapunt 9 eerder door het bestuur behandelde notities over rol en positie GGA BIJLAGE 1 DISCUSSIENOTITIE
Groengebied Amstelland AB 10-11-2011 Agendapunt 9 eerder door het bestuur behandelde notities over rol en positie GGA BIJLAGE 1 DISCUSSIENOTITIE Bestuurlijke begeleidingsgroep Visie Amstelland Aantal bijlagen:
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 32 193 Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde
Nadere informatieInhuur in de Kempen. Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden. Onderzoeksaanpak
Inhuur in de Kempen Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden Onderzoeksaanpak Rekenkamercommissie Kempengemeenten 21 april 2014 1. Achtergrond en aanleiding In gemeentelijke organisaties met een omvang als
Nadere informatieToezichtskader SBO De Vlieger
Toezichtskader SBO De Vlieger 12 april 2017 Op 1 augustus 2015 is stichting De Vlieger opgericht; sindsdien functioneert SBO De Vlieger als een zelfstandige school met een eigen directeur-bestuurder en
Nadere informatieHandreiking zelfevaluatie functioneren van het bestuur
Handreiking zelfevaluatie functioneren van het bestuur Met onderstaande handreiking wil OPF aangesloten ondernemingspensioenfondsen helpen bij het organiseren van de zelfevaluatie van het functioneren
Nadere informatieBijlage I. Ervaren regeldruk rond kwaliteitszorg in het hoger onderwijs
Bijlage I Ervaren regeldruk rond kwaliteitszorg in het hoger onderwijs Uit het onderzoek naar de ervaren regeldruk rondom kwaliteitszorg komt naar voren dat regeldruk niet zozeer in specifieke regels zit,
Nadere informatieEen brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting
Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus
Nadere informatieEvaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding
Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding Helmond, 16 juni 2016 Puck Lamers Master Onderwijswetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen drs. Monique van der Heijden dr. Jeannette Geldens Kempelonderzoekscentrum
Nadere informatieScholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs
Scholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs Preambule Door Nederland is de duidelijke keuze gemaakt om te gaan behoren
Nadere informatieHoe De Kanteling een slag vooruit kan maken met de inzet van samenwerkingspartners
DE KANTELING VOORUIT! Hoe De Kanteling een slag vooruit kan maken met de inzet van samenwerkingspartners De Kanteling is in Nederland inmiddels al een gevleugeld begrip. Veel gemeenten zijn bezig met De
Nadere informatieLeergemeenschappen Cultuureducatie
Leergemeenschappen Cultuureducatie In deze CMK-periode willen we innovatieve samenwerkingstrajecten tussen onderwijs en het culturele veld tot stand brengen. Deze trajecten krijgen vorm binnen de Leergemeenschappen
Nadere informatieQuick scan programmabegroting. Bestuurlijk rapport. Rekenkamercommissie Alphen aan den Rijn
Quick scan programmabegroting 2016-2019 Bestuurlijk rapport Goede aansluiting om te sturen en te controleren Rekenkamercommissie Alphen aan den Rijn 1 juni 2016 1 1. Inleiding De gemeenteraad stelt kaders
Nadere informatieDe rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper.
Inleiding De gemeente Zoetermeer profileert zich al enige jaren als ICT-stad. In de samenvatting van het Plan van aanpak Kenniseconomie en innovatie 2010 staat: Kenniseconomie en innovatie zijn, naast
Nadere informatieProjectplan EersteWereldoorlog.nu Samenvatting
1 1. Inleiding In 2014 was het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In 2014-2018 wordt wereldwijd stilgestaan bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Hoewel Nederland neutraal
Nadere informatiefr, Vere : Geachte mevrouw Bussemaker,
t 0 4 fr, Vere : Hogeschoe1if Prinsessegracht 21 Postbus 123 2501 CC Den Haag t (070)31221 21 f(070)31221 00 Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - Mevrouw dr. M. Bussemaker Postbus 16375
Nadere informatieOntwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers 2010-2013,
KOERS 2014-2015 3 Het (zorg)landschap waarin wij opereren verandert ingrijpend. De kern hiervan is de Kanteling, wat inhoudt dat de eigen kracht van burgers over de hele breedte van de samenleving uitgangspunt
Nadere informatieWerkend leren in de jeugdhulpverlening
Werkend leren in de jeugdhulpverlening en welzijnssector Nulmeting Samenvatting Een onderzoek in opdracht van Sectorfonds Welzijn Bernadette Holmes-Wijnker Jaap Bouwmeester B2796 Leiden, 1 oktober 2003
Nadere informatieCONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018
Hoort bij raadsvoorstel 27-2012 BIJLAGE 2 APPENDIX 1. CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018 1. Doel van de opdracht Winnen van de titel Culturele Hoofdstad van Europa voor het project 2018Brabant
Nadere informatieToekom(st)room LOB Een stroompunt loopbaangericht onderwijs
SAMENVATTING Toekom(st)room LOB Een stroompunt loopbaangericht onderwijs Advies over hoe LOB na 5 jaar Stimulering LOB verder moet. Utrecht, 1 december 2014 ACHTERGROND Van studie kiezen naar loopbaan
Nadere informatieVoorstel Kennis te nemen van de communicatiestrategie van de gezamenlijke waterschappen en de ontwikkelde middelen corporate story en woordmerk.
Aan het dagelijks bestuur Datum: 11-02-2014 Onderwerp: Landelijke communicatiestrategie waterschappen Voorstel Kennis te nemen van de communicatiestrategie van de gezamenlijke waterschappen en de ontwikkelde
Nadere informatiePRODUCTIEVE WERKPLAATSEN ONDERWIJSONDERZOEK. WAT IS DE SLEUTEL TOT SUCCES?
PRODUCTIEVE WERKPLAATSEN ONDERWIJSONDERZOEK. WAT IS DE SLEUTEL TOT SUCCES? Ditte Lockhorst, Gea Spaans, Anouke Bacx, Erna van Hest, Niels de Ruig, Annelies van Dijk Opzet sessie Intro Aanleiding werkplaatsen
Nadere informatieBeleidsonderzoek: een vak apart!
Beleidsonderzoek: een vak apart! Structurele rol in het beleidsproces Beleidsonderzoek ondersteunt organisaties in de publieke en private sector bij het nemen van complexe beslissingen en bij het verantwoorden
Nadere informatieVOORSTEL VOOR HET AB. Datum vergadering: 7 november Agendapunt: 8. Portefeuillehouder: De heer Bolsius
VOORSTEL VOOR HET AB Datum vergadering: 7 november 2011 Agendapunt: 8 Datum: 21 oktober 2011 Contactpersoon:GJAM Krijnen Telefoon: 2404505 E-mail: g.krijnen@vru.nl Portefeuillehouder: De heer Bolsius Onderwerp:
Nadere informatieB&W besluit Publicatie
B&W besluit Publicatie Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst met opleiding Sport & Bewegen van Hogeschool Inholland Collegebesluit Besluitpunten college 1. Het college stelt de samenwerkingsovereenkomst
Nadere informatiebewegelijke tegenkracht Visie op toezicht Raad van Toezicht WZC Humanitas november 2018
bewegelijke tegenkracht Visie op toezicht Raad van Toezicht WZC Humanitas november 2018 Pagina 1 van 6 Inhoudsopgave 1. Visie op toezicht... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Visie op toezichthouden... 3 1.3 Doel
Nadere informatieUWV/SMZ & Academische Werkplaatsen
UWV/SMZ & Academische Werkplaatsen Bouwen met beperkte middelen Achtereenvolgens Context Academisering Verzekeringsgeneeskunde KCVG 2 e fase: consolidatie Concept Academische werkplaatsen AWP UWV concreet
Nadere informatieonderzoeksopzet handhaving
onderzoeksopzet handhaving Rekenkamercommissie Onderzoeksopzet Handhaving rekenkamercommissie Oss 29 april 2009 1 Inhoudsopgave 1. AANLEIDING EN ACHTERGROND... 3 2. AFBAKENING... 4 3. DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN...
Nadere informatieDirecteur onderzoeksinstituut
Directeur onderzoeks Doel College van van Bestuur Zorgdragen voor de ontwikkeling van het van het en uitvoering en organisatie van onderzoek en onderzoeksondersteuning binnen het, uitgaande van het faculteitsplan
Nadere informatieWoningcorporatie 2020: Professionalisering Communicatie. Uitkomsten benchmarkonderzoek 2012
Woningcorporatie 2020: Professionalisering Communicatie Uitkomsten benchmarkonderzoek 2012 Between-us, 2012 Voorwoord Met vijftien jaar ervaring in de corporatiebranche heeft Between-us een solide inzicht
Nadere informatieSamenvatting. Verkenning Prioriteiten e Justitie
Verkenning Prioriteiten e Justitie De Raad Justitie en Binnenlandse zaken van de EU heeft in november 2008 het eerste Meerjarenactieplan 2009 2013 voor Europese e justitie opgesteld. Op 6 december 2013
Nadere informatieProfiel NWO. Lid raad van bestuur tevens domeinvoorzitter Sociale en Geesteswetenschappen
Profiel Lid raad van bestuur tevens domeinvoorzitter Sociale en Geesteswetenschappen Lid raad van bestuur, tevens domeinvoorzitter Sociale en Geesteswetenschappen De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Nadere informatievan onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut
Opleidingsmanager Doel Ontwikkelen van programma( s) van wetenschappenlijk onderwijs en (laten) uitvoeren en organiseren van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen de faculteit, uitgaande van een faculteitsplan
Nadere informatie