Periode I. F.1.4. Mikspelen met een grote bal/hockeybal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Periode I. F.1.4. Mikspelen met een grote bal/hockeybal"

Transcriptie

1 Periode I F.1.4. met een grote bal/hockeybal 63

2 Periode I Periode I Met grote bal Blikgooien (I) Met hockeybal Blikgooien (II) 3-5 m De kinderen moeten proberen van achter de lijn de blikken te raken. De omgevallen blikken worden weggezet. Met de overgebleven blikken maakt een ander kind weer een torentje. Bij wie staan er na drie keer gooien (rollen) de minste blikken overeind? - de bal over de grond rollen; - harder rollen om de onderste blikken omver te krijgen; - steeds met overgebleven blikken een nieuw torentje maken; - de bal tegenhouden en terugrollen als zij niet aan de beurt zijn. 3-5 m 0,5 m De kinderen moeten proberen de blikken één voor één van achter de lijn te raken. Wie heeft de meeste blikken na vijf keer omgegooid? - de bal over de grond rollen; - goed indraaien naar de richting waarin de bal gerold moet worden; - er voor zorgen dat de blikken, nadat ze geraakt zijn, op de goede plaats komen te staan; - de bal steeds terughouden en terugrollen als zij niet aan de beurt zijn. - touw voor rollijn - 10 blikken - grote ballen - touw voor werplijn - 5 blikken - 5 hockeyballen - emmer Speel met drie- of viertallen. Zorg ervoor dat de bal niet weg kan rollen door de blikken op de doellijn, in het doel of voor de afrastering te zetten. Het wordt moeilijker de blikken te raken als de kinderen verder van de blikken af gaan staan. Speel met drie- of viertallen. Er bestaan blikken die hoger zijn dan conservenblikken. Deze vallen gemakkelijker om. Laat de ballen door één kind in een emmer verzamelen. Het raken wordt moeilijker als de kinderen verder van de blikken af gaan staan. Wie kan er vijf ballen tussen de blikken door laten rollen? 64 65

3 Periode I Periode I Met grote bal Flessenspel Met hockeybal Niet te hard (I) 4 m - water - 1 fles per speler - 1 grote bal - 2 touwen om lijntjes te maken waar de fles net voor staat en waar de speler achter moet blijven Twee spelers hebben ieder een fles vol water voor zich staan. De speler die de bal heeft, probeert de fles van de ander om te rollen of te gooien. Mislukt dat, dan is de andere speler aan de beurt. Wordt de fles wel geraakt, dan moet de speler snel de bal ophalen en teruglopen naar zijn fles. De tegenspeler is intussen naar de fles van de speler gerend en houdt die ondersteboven. Zodra de speler terug is bij zijn fles, moet de tegenspeler de fles terugzetten. In welke fles blijft het langste water? - hard rollen of gooien omdat de bal dan verder wegspringt als de fles wordt geraakt. Het gooien/rollen moet natuurlijk wel gecontroleerd blijven, anders wordt er nooit een fles geraakt; - de bal snel ophalen en teruglopen; - snel naar de fles lopen om die ondersteboven te houden; - de fles meteen weer rechtop houden als de speler terug is met de bal. 7 m - 1 pilon per speler - een aantal blikken voor de achtergrens - touw voor de rollijn - 1 hockeybal per kind Een aantal kinderen moet na elkaar, vanachter de rollijn, de bal zo dicht mogelijk bij de blikken rollen. Ieder kind zet zijn pilon neer op de plek waar de bal stopt. Worden de blikken geraakt, dan is de worp ongeldig. Eén ronde bestaat uit meerdere beurten, zodat een kind zijn resultaat kan verbeteren. Welke bal(len) liggen het dichtst bij de blikken? - proberen de resultaten van anderen én zichzelf te verbeteren en daarvoor enige risico s nemen; - bij meerdere kansen in één ronde eerst een zekere bal spelen en het resultaat dan proberen te verbeteren; - hun pilon neerzetten op de plaats waar de bal tot stilstand is gekomen. Gebruik geen glaswerk maar plastic flessen! Zorg dat er voldoende water bij de hand is om de flessen bij te vullen. Door de afstand te verkleinen/vergroten wordt het raken gemakkelijker/moeilijker. Het raken wordt gemakkelijker als er per speler twee flessen op ongeveer een voetlengte van elkaar neergezet worden. Soms gaan beide flessen om. De tegenspeler mag dan beide flessen ondersteboven houden. Er kan gespeeld worden tot één fles leeg is of totdat beide flessen leeg zijn. Als er één fles leeg is, wordt het raken van de overgebleven fles wel moeilijker. Zorg er in ieder geval voor dat er als extra materiaal twee flessen beschikbaar zijn. 66 Op de pilon kan de naam van de eigenaar geplakt worden. Iedereen kan dan meteen zien wiens bal waar naartoe is gerold. Een regel kan zijn: als de bal te ver gaat maar geen enkel blik heeft geraakt, mag de poging overgedaan worden. De blikken moeten dan wel zo neergezet zijn dat de bal er tussendoor kan. Door de afstand tot de blikken te vergroten/verkleinen wordt het spel gemakkelijker/ moeilijker. 67

4 Periode I Periode I Met grote bal In de roos (I) Met grote bal Raak die bal 4 m Met touwen wordt op de grond een roos gemaakt, met daar omheen enkele ringen. De kinderen moeten na elkaar proberen de bal in de roos of in één van de ringen om de roos te rollen. Ieder kind mag drie ballen rollen. Hoe verder de bal van de roos afligt, hoe minder punten de roller krijgt. Ligt de bal in de roos, dan wordt het maximaal aantal punten behaald. - op grond van het resultaat van een eerdere worp het roltempo van een nieuwe worp bepalen. A C D B Speler A ( overroller ) rolt de bal langzaam naar speler B. Speler C ( mikker ) probeert die bal te raken door zijn bal te laten rollen. Speler D houdt de bal van speler C tegen. Speler B rolt de bal terug naar speler A. Speler D probeert die bal te raken. Speler C houdt de bal van speler D tegen. Vervolgens rollen C en D de bal langzaam over en moeten A en B proberen de bal te raken. - als overroller de bal langzaam en in een rechte lijn rollen; - als mikker de bal iets voor de overgespeelde bal rollen; - doorkrijgen waar en op welk moment de raakkans het grootste is. - 3 grote ballen per kind - touw om een roos te maken - touw voor een rollijn - 2 grote ballen - touwen om lijnen te maken waar de rollers achter moeten staan Het is ook mogelijk om in één beurt drie ballen te laten rollen. Door de afstand tot de roos te verkleinen/vergroten wordt het gemakkelijker/moeilijker om de bal in de roos te krijgen. De roos en omliggende ringen kunnen groter worden gemaakt. Het is dan gemakkelijker om op de roos te mikken. Wie kan de ballen in verschillende ringen krijgen? Het is ook mogelijk een gerolde bal op zijn plaats te laten liggen. Een volgende speler kan deze met zijn bal uit de roos of uit de omliggende ringen tikken. Het spel kan ook gespeeld worden met twee overrollers en vier mikkers. Wissel na een aantal pogingen. Door de afstand tussen de spelers te verkleinen/vergroten wordt het raken van de bal gemakkelijker/moeilijker. De overrollers kunnen het tempo van rollen variëren, wat harder rollen of het moment van rollen verhullen (schijn)

5 Periode I F.1.5. met stick en bal 70 71

6 Periode I Periode I De trechter Toen stonden er nog... 7 m - 10 pilonnen - 3 ballen - 1 stick per speler 1 m De bal moet van achter twee pilonnen door de trechter gespeeld worden. Het kind heeft drie ballen en dus drie kansen. De bedoeling is dat bal zover mogelijk in de trechter gespeeld wordt. Eventueel kan voor elk poortje dat de bal passeert een punt geteld worden. Als de bal ook nog in de cirkel achter de trechter blijft liggen, levert dat extra punten op. Een andere speler houdt de bal achter de cirkel tegen en verzamelt de ballen. - de stick op de juiste manier vasthouden; - met de linkerschouder naar de poortjes gaan staan (zie hoofdstuk G5. Afspelen naar links ); - de bal voor zich, iets links van het midden, hebben liggen; - eerst goed naar de trechter kijken; - de bal nawijzen ; - als zij niet aan de beurt zijn de ballen aan het einde van de trechter tegenhouden en verzamelen. 5 m - 2 pilonnen - 10 blikken - 3 ballen - 1 stick per speler Van achter de twee pilonnen moeten de kinderen proberen de blikken te raken. De omgevallen blikken worden weggelegd. Van de overgebleven blikken maakt een ander kind weer een torentje. Bij wie staan er na drie pogingen de minste blikken overeind? - met de linkerschouder naar de blikken staan ingedraaid; - eerst goed naar de blikken kijken; - de stick nagenoeg over de grond bewegen; - met de beweging van de stick doorgaan totdat zij niet meer bij de bal kunnen; - om de onderste blikken omver te krijgen de bal harder spelen - samen bepalen hoe de overgebleven blikken worden neergezet; - als zij niet aan de beurt zijn de ballen tegenhouden en verzamelen. Maak het laatste poortje van de trechter zo breed dat het af en toe (maar zeker niet altijd) lukt om de bal er doorheen te spelen. De cirkel achter de trechter zorgt ervoor dat de kinderen niet te hard spelen. Door de afstand van de mikker tot de trechter te verkleinen of vergroten én de trechter te verkorten of verlengen, wordt het mikken gemakkelijker of moeilijker. De poortjes kunnen smaller of breder worden gemaakt; de cirkel groter of kleiner. Speel met drie- of viertallen. Zorg ervoor dat het bij mikken blijft en dat de kinderen niet alleen maar de bal hard proberen te spelen. Door de afstand tot de blikken te verkleinen/vergroten wordt het mikken gemakkelijker/ moeilijker. Door met meer dan drie ballen te spelen, bijvoorbeeld vijf, lukt het eerder om de alle blikken om te spelen

7 Periode I Periode I Sjoelen Poortjes doelen 4 m - 6 pilonnen - 5 ballen - 1 stick per speler Elk kind mag vier ballen spelen. De opdracht luidt: probeer iedere bal in een ander vak te spelen. In hoeveel verschillende vakken heb je de bal gespeeld? De vakken kunnen allemaal even breed zijn, maar het is ook mogelijk de vakken in breedte te variëren. - de bal steeds in een ander vak proberen te spelen; - steeds de linkerschouder indraaien ten opzichte van het doel omdat de bal steeds in een ander vak moet worden gespeeld; - eerst goed naar het vak kijken vóórdat zij de bal spelen. 5 m - 4 pilonnen - 1 bal - 1 stick per speler De kinderen moeten proberen vanachter het eigen poortje de bal door het poortje van een tegenspeler te spelen. De poortjes zijn ongeveer drie kinderstappen breed. De andere speler neemt de bal vanachter zijn poortje aan. Als de speler de bal drie keer door het poortje van een ander heeft gespeeld, worden de poortjes smaller gemaakt: twee kinderstappen breed. Nadat de speler opnieuw drie keer de bal door het poortje van een ander heeft geslagen, worden de poortjes nog smaller: één kinderstap breed. Wie heeft als eerste drie keer door het smalste poortje gespeeld? - het stickblad bij het aannemen van de bal recht achter de bal houden, dus dat ze achter de bal komen (zie G6.); - na het aannemen van de bal opnieuw een goede uitgangspositie innemen om de bal weg te spelen; - eerst naar het poortje van de ander kijken en dan pas de bal spelen; - de bal bij het wegspelen lang begeleiden ; - de bal pas aannemen als die achter hun eigen poortje is of ophalen als die in het veld is blijven liggen; - als de bal aangenomen is, steeds weer achter hun poortje gaan staan. Speel met drie- of viertallen. De vakken kunnen, met behulp van pilonnen, in een hockeydoel gemaakt worden. De opdracht moet niet te gemakkelijk zijn. De afstand tot de vakken en de breedte van de vakken moeten dan ook zorgvuldig gekozen worden. Door de afstand tot de vakken te verkleinen/vergroten wordt het raken gemakkelijker/ moeilijker. Door de vakken te versmallen/verbreden wordt het raken eveneens gemakkelijker/moeilijker. 74 De kinderen hebben soms de neiging om een bal vóór het poortje tegen te houden. Dat mag natuurlijk niet. De beginbreedte moet voor alle kinderen te halen zijn. Er is dan succes voor iedereen. Bij de eindbreedte zal het maken van de drie treffers niet gemakkelijk zijn. Er mogen gerust tien pogingen nodig zijn. Per tweetal kunnen, eventueel door de kinderen zelf, verschillende afstanden gekozen worden. De begeleider moet er wel op toezien dat de kinderen niet té ver uit elkaar gaan staan. Hoe dichter bij elkaar, hoe gemakkelijker de opdracht. Kinderen kunnen zelf een beginbreedte kiezen, zodat de eindbreedte in ieder geval bij hun niveau past. 75

8 Periode I F.1.6. Overspeelsituaties met stick en bal 76 77

9 Periode I Overspelen Periode I Overspelen Met z n tweeën Door de straat 2 m - 1 bal per tweetal De kinderen spelen elkaar de bal toe. De speler moet de bal aan kunnen nemen, zodat die weer direct teruggespeeld kan worden. Lukt dat goed, dan kunnen de spelers wat verder uit elkaar gaan staan of de elkaar de bal (wat) sneller toespelen. Laat de spelers zelf de afstand bepalen. - de bal zodanig spelen dat de ander deze aan kan nemen; - de stick op een juiste manier vasthouden; - met de linkerschouder naar de ander gedraaid staan; - de bal, iets links van het midden, voor zich hebben; - achter de bal komen door zich bij het aannemen goed te verplaatsen; - de bal bij het aannemen voor zich houden, zodat zij goed kunnen zien dat de bal tegen de stick zal komen; - de bal als het ware op de stick kijken. - 1 bal per tweetal - 1 kort springtouw per kind ± 0,65 m De kinderen moeten de bal met de stick zodanig door het straatje spelen, dat de andere speler de bal bij de uitgang kan tegenhouden. Als dit vijf keer achter elkaar lukt, wordt het straatje wat smaller gemaakt. Lukt het dan nog steeds? - proberen de bal met een goede techniek (zie G5. Afspelen naar links ) secuur door het straatje spelen; - de bal letterlijk op de stick kijken bij het ontvangen van de bal (zie G6. Aannemen van de bal ); - de straat smaller maken als het goed gaat of de afstand tot de ingang van het straatje groter maken. Het is de bedoeling dat de kinderen de bal zonder veel achterbeweging naar elkaar toe duwen. De bal moet zodanig afgespeeld worden, dat de ander de bal ook kan aannemen. Als het afspelen en aannemen bijvoorbeeld vijf van de zes keer lukt, maak dan de afstand (bijvoorbeeld met twee stappen achterwaarts) groter. Welk tweetal staat na bijvoorbeeld 2 minuten spelen het verst uit elkaar? 78 Niet alle kinderen zijn even vaardig. Voor een aantal kinderen zal de opdracht te eenvoudig zijn en voor een aantal te moeilijk. De opdracht moet voor alle kinderen een uitdaging zijn: lukt het wel...of niet? De straat hoeft dus niet voor elk tweetal even breed te zijn. Ook de afstand tot de in- en uitgang kan variëren. De kinderen zijn heel goed in staat een eigen arrangement te maken. Observeer als trainer de kinderen goed en stuur eventueel bij als ze het zichzelf te gemakkelijk/moeilijk maken. De straatjes kunnen taps toelopen of smaller of breder gemaakt worden. De straatjes kunnen ook in verschillende richtingen worden gelegd. De tweetallen moeten dan de bal door alle straatjes heen en terug spelen (Zie Kris kras door de buurt, blz 148). 79

10 Periode I Overspelen Periode I Overspelen Op het eiland Met zijn drieën 6 m Vier kinderen op een eiland spelen elkaar de bal toe. De kinderen mogen de bal spelen naar wie ze willen, maar de bal mag niet van het eiland rollen. Hoe vaak lukt het de bal over te spelen zonder dat de bal het eiland afrolt? - voordat ze de bal afspelen, kijken of die verwacht wordt; - de bal zo afspelen dat hij ook aangenomen kan worden voordat hij van het eiland afrolt; - eerlijk spelen, dat wil zeggen dat ze niet doortellen als de bal van het eiland is geweest. De drietallen krijgen opdracht elkaar de bal toe te spelen rondom de cirkel. De bal mag daarbij de cirkel niet raken. De pilon geeft de start en finish aan. Wie lukt het de finish te halen? - zodanig gaan staan dat de bal naar ze toegespeeld kan worden zonder de cirkel te raken; - zodanig afspelen dat de bal de cirkel niet raakt; - goed kijken of de ander de bal verwacht; - de bal zodanig spelen dat de ander hem kan aannemen. - 1 bal per groep - 2 touwen per groep - 1 bal per drietal - 1 lang touw per drietal om een cirkel te maken - 1 pilon per drietal De kinderen ontdekken al snel dat het overspelen dicht bij elkaar in het midden van het eilandje de meeste punten oplevert. Slim! Maar het is natuurlijk niet de bedoeling om het spel zo te spelen. Maak dan een verboden gebied op het midden van het eiland. 80 Laat de speelrichting vrij en geef niet meteen allerlei aanwijzingen. Kijk eerst hoe de kinderen aan de slag gaan. Maak meerdere cirkels voor meerdere drietallen. Welk drietal heeft als eerste 20 punten? * Een punt wordt verdiend door één keer af te spelen zonder de cirkel te raken. Welk drietal heeft als eerste 20 punten? * Een punt wordt verdiend door één keer af te spelen zonder de cirkel te raken én zonder de bal met de voeten te raken. Welk drietal heeft als eerste 20 punten? * Een punt wordt verdiend door één keer af te spelen zonder de cirkel te raken, waarbij de bal niet met de voeten geraakt wordt én de bal niet met de bolle kant van de stick geraakt wordt. Welk drietal is het snelst (bijvoorbeeld) drie keer de cirkel rond? 81

11 F.2. Spelen voor de tweede periode F.2.1. Tikspelen zonder stick en bal: Jachthond en haas Vlugtikkertje Wisseltikkertje Chinese muur (II) Schotsje springen (I) Boompje verwisselen (I) Huizentikkertje (I) F.2.2. Pingelspelen: Van voor naar achter Kegelloop Anne-Marie Koekoek Letter lopen (I) Letter lopen (II) Breng de bal Stratenloop (I) Doelpuntenloop (I) F.2.1. Tikspelen zonder stick en bal F.2.3. Tikspelen met stick en bal: Spookie, hoe laat is het? Schotsje springen (II) Boompje verwisselen (II) Smokkelaars F.2.4. met stick en bal: Niet te hard (II) In de roos (II) Jeu de boules Doolhof Op bezoek F.2.5. Overspelen met stick en bal: 4 om de put Cirkel vullen Eén... twee... driééé... 3 om de put Kruispunten 82 83

12 Tikspelen Tikspelen Zonder stick en bal Jachthond en haas Zonder stick en bal Vlugtikkertje - touw om het vierkant af te bakenen: maak eventueel gebruik van lijnen op het veld, bijvoorbeeld in een hoek van het veld Zes kinderen vormen een kring in het afgebakende vierkant. Eén kind is loper (haas) en één kind is tikker (jachthond). De overigen kinderen vormen de kring. De haas mag in alle richtingen door alle openingen in de kring lopen, maar hij mag niet buiten het vierkant komen. De jachthond moet dezelfde weg lopen. Is de jachthond het spoor bijster, dan heeft de haas gewonnen. Wordt de haas getikt, dan heeft de jachthond gewonnen. De haas krijgt in het begin enkele meters voorsprong. Wissel na één of twee beurten de rollen. Neem voor de haas en jachthond twee kinderen uit de kring. We verwachten van de loper dat hij: - probeert om (veelvuldig) door de openingen in de kring te gaan; - niet lang buiten de kring loopt en kort om de spelers die de kring vormen draait; - onverwacht van richting verandert als de tikker in de buurt komt. We verwachten van de tikker dat hij: - probeert zo dicht mogelijk bij de loper te blijven en zo snel mogelijk dezelfde weg kiest als de loper; - net zo kort om de spelers die de kring vormen draait als de loper; - snel reageert op schijnbewegingen/richtingsveranderingen van de loper. Als meer dan zes spelers de kring vormen, krijgen de kinderen erg weinig beurten. Laat af en toe andere tweetallen tegen elkaar spelen. Probeer tweetallen te maken met kinderen die ongeveer even sterk zijn. De kinderen kunnen ook zelf tweetallen vormen. - touw om het veld uit te zetten - 5 pilonnen Er is één tikker en er zijn vier tot zes lopers. De tikker moet in 45 seconden à 1 minuut zoveel mogelijk lopers tikken. Komt een loper buiten het vak of wordt hij getikt, dan legt hij een pilon die buiten het veld staat om. Vervolgens gaat hij het veld in en speelt weer mee. Als alle pilonnen omgelegd zijn, worden ze weer rechtop gezet. Hoeveel pilonnen zijn er omgelegd en weer rechtop gezet? We verwachten van de lopers dat zij: - zich verspreiden over het veld; - uit de buurt van de tikker proberen te blijven; - snel en plotseling van richting veranderen als ze achterna gezeten worden. We verwachten van de tikker dat hij: - daar heen loopt waar meerdere lopers staan; - uiteindelijk probeert steeds één loper in het nauw te drijven; - als hij achter een loper aanzit en ziet dat een andere loper gemakkelijker te tikken is, zich op die loper richt. Laat de tikker niet te lang tikken. Stop het spel als een tikker doodop is vóór de tiktijd om is. De resultaten van de verschillende tikkers hoeven niet steeds vergeleken te worden. Enige relativering is op zijn plaats als het gaat om de vraag wie de beste tikker is. Als de tikkers er moeite mee hebben de lopers te tikken, kan het veld verkleind worden. Wellicht worden de lopers te weinig bedreigd door één tikker. Speel dan met twee tikkers en met iets meer lopers. Het veld moet dan wel vergroot worden. Voor de lopers wordt het spel dan moeilijker

13 Tikspelen Tikspelen Zonder stick en bal Wisseltikkertje Zonder stick en bal Chinese muur (II) - touw voor het veld - 5 pilonnen Er zijn maximaal zes lopers. Eén kind begint met tikken. Als een kind getikt is, wordt hij de tikker. De vorige tikker meteen tikken mag niet. De vorige tikker legt een pilon om en gaat dan het veld weer in. Als alle pilonnen zijn omgelegd én weer rechtop gezet, eindigt het spel. Hoe vaak wordt een kind getikt? We verwachten van de lopers dat zij (zie voorgaande situatie Vlugtikkertje ): - als zij getikt zijn meteen proberen de lopers die het dichtste bij staan te tikken. We verwachten van de tikker dat hij: - niet steeds in een hoog tempo rondloopt, maar eerst kijkt waar lopers staan en die bedreigt zonder er direct heen te lopen; - snel naar de pilonnen gaat als hij iemand heeft getikt en bij het betreden van het veld goed oplet waar de nieuwe tikker is. A B - touw voor de muur - 4 pilonnen voor de hoekpunten van het veld - touwen voor cirkel A en B - 6 pilonnen voor de tikkers (C) - 20 pittenzakjes voor cirkel A Laat niet twee goede of minder goede spelers tegelijkertijd tikker zijn. Een betere speler neemt meestal vanzelf een groter deel van de muur voor zijn rekening. De begeleider kan zelf ook tikker zijn, zeker met een kind dat niet zo goed tikt. Hij kan aarzelende lopers meer kans geven en de durfals uitdagen over te steken en ze dwingen tot uitwijken/schijnbewegingen. Door de muur smaller/dieper te maken, krijgen de lopers het moeilijker. De winstkansen voor de tikkers zijn groter als er minder pilonnen gebruikt worden. De tikkers kunnen zelf bepalen om hoeveel pilonnen ze spelen. De winstkansen voor de lopers zijn groter als er om minder pittenzakjes wordt gespeeld. C Zie ook Chinese muur bladzijde 61 en Dubbele Chinese muur bladzijde 62. Ongeveer zeven lopers proberen de bewaakte Chinese muur over te steken, nadat zij tussen de twee pilonnen door het veld zijn ingekomen. De twee tikkers (bewakers) op de muur proberen de lopers op de muur te tikken. Als een loper ongetikt over de muur komt, gaat hij tussen de pilonnen door en loopt buitenom terug. Hij legt een pittenzakje van cirkel A in cirkel B. Wordt hij wel getikt, dan gaat hij direct buitenom terug en legt een pilon om (C). Als alle pilonnen omgelegd zijn of alle zakjes in cirkel B liggen, wisselen de tikkers. Zijn de zakjes eerder in cirkel B dan dat de pilonnen omgelegd zijn? We verwachten van de lopers dat zij: - wachten tot er meerdere lopers zijn; - zich over de volle breedte van de muur verspreiden; - een tikker naar zich toe lokken door net te doen of ze oversteken, zodat anderen de gelegenheid krijgen over te steken; - oversteken als er aan één van de zijkanten of in het midden een gat valt. We verwachten van de tikkers dat zij: - zodanig positie kiezen dat de muur vrijwel helemaal bestreken wordt; - in de gaten houden of en waar er nieuwe lopers bijkomen; - op meer dan één loper letten; - snel reageren op een overstekende loper; - zich na een tikpoging weer goed op stellen

14 Tikspelen Tikspelen Zonder stick en bal Schotsje springen (I) Zonder stick en bal Boompje verwisselen (I) 4 m - touw voor cirkels Er zijn zes cirkels (vrijplaatsen), vier lopers en één tikker. De lopers moeten steeds naar een vrije plek (ijsschots) gaan. Tussen de schotsen kunnen ze getikt worden. Wordt een loper getikt, dan wordt hij tikker. De tikker wordt dan loper. We verwachten van de lopers dat zij: - gemakkelijk naar een vrijplaats gaan die naast de cirkel ligt waarin ze staan; - soms één of meerdere vrijplaatsen overslaan; - kijken of een andere loper op dezelfde vrijplaats wil gaan staan en, als dat het geval is, daarvoor een oplossing zoeken. We verwachten van de tikker dat hij: - ook achter zich kijkt of daar iemand van plaats wil veranderen; - niet laat merken dat hij iemand ziet oversteken, maar dat pas laat blijken als hij er heen loopt om te tikken. 4 m - touw om cirkels te maken De lopers verwisselen op een willekeurige manier van plaats. Gaat de tikker in een tijdelijk vrije cirkel staan, dan wordt het kind dat geen cirkel meer heeft tikker. We verwachten van de lopers dat zij: - met tweetallen gaan wisselen ( op afspraak ); - lege plaatsen van anderen (die aan het wisselen zijn) gaan bezetten; - naar een andere cirkel gaan als de cirkel waar ze naar toe wilden gaan opeens bezet wordt door een ander. We verwachten van de tikker dat hij: - heel snel naar een leeggekomen plek gaat; - goed kijkt waar een plaats vrijkomt als meerdere kinderen gelijktijdig wisselen; - meteen een andere lege plek zoekt als hij te laat is om een cirkel te bezetten. Het is mogelijk dat het voor de tikker moeilijk is lopers te tikken. Voer dan de regel in dat de loper niet naar de vrijplaats naast zijn eigen plek mag gaan. Er kan ook met twee tikkers en bijvoorbeeld vijf lopers gespeeld worden. De kring wordt dan groter en er komen meer cirkels. Er zijn altijd twee cirkels meer dan het aantal lopers. De kinderen moeten gestimuleerd worden om veel van plaats te wisselen. Dit moet op den duur ook gebeuren zonder dat er afspraken zijn gemaakt. Als een kind tikker wordt, geeft dat niets. Tikken is ook leuk en straks is iemand anders weer tikker! De kinderen moeten leren om zelf te beslissen wie het eerste in een cirkel stond als tikker en loper tegelijk bij de cirkel aankomen

15 Zonder stick en bal 6 m - touw voor veldafbakening - touw voor 4 cirkels - partijlinten voor de 2 tikkers - 4 pilonnen Tikspelen Huizentikkertje (I) Er zijn vier cirkels (huizen). Bij het begin van het spel staan in ieder huis een aantal lopers. Zij moeten naar een ander huis lopen. De twee tikkers proberen de lopers tussen de huizen te tikken. Wordt een loper getikt, dan moet hij één van de pilonnen aan de zijkant van het veld omleggen. Als de pilonnen omliggen, zet hij ze recht. Zijn alle pilonnen een keer omgelegd en rechtop gezet, dan stopt het spel en wordt er van tikker gewisseld. De lopers tellen hoeveel punten ze halen. Van huis naar huis lopen is één punt. Als een loper diagonaal ( schuin ) oversteekt, krijgt hij twee punten. Een loper mag, als hij getikt dreigt te worden, teruggaan naar het huis waar hij vandaan kwam! We verwachten van de lopers dat zij: - uit de cirkel komen en over dreigen te steken als tikkers niet te dichtbij staan; - oversteken als er een vrije looplijn is; - inhouden of teruggaan als de looplijn alsnog afgesneden wordt; - bij het oversteken ook op beide tikkers letten; - proberen diagonaal over te steken als het midden niet door de tikkers is bezet. We verwachten van de tikkers dat zij: - op meerdere oversteeklijnen letten en dus niet te veel bij elkaar gaan staan; - regelmatig omkijken om te zien of de lopers proberen over te steken; - kinderen die ze niet meer kunnen tikken laten lopen en zich richten op een ander. F.2.2. Pingelspelen Laat niet tegelijkertijd twee goede of minder goede spelers tikken. Een betere speler zal meestal al vanzelf een groter stuk van het veld voor zijn rekening nemen. De begeleider kan zelf ook tikker zijn, vooral met een kind dat niet zo goed tikt. De tikkansen worden vergroot door de cirkels verder uit elkaar te plaatsen

16 Pingelspelen Pingelspelen Van voor naar achter Kegelloop De kinderen moeten de bal in de richting van de pijlen bewegen: - van voor naar achter en terug of - van rechts naar links en terug. Lukt het de bal binnen de cirkel (klok) te houden? - de bal voor de tenen en de stick tegen de bal houden; - met de richting van de bal meebewegen; - de krul van de stick zo ver draaien dat de bal over precies dezelfde lijn terug gehaald kan worden; - niet tevreden zijn voordat ze dat lukt; - thuis oefenen, zodat het steeds beter en sneller gaat. De kinderen starten, met de bal aan de stick, na elkaar vanaf de beginlijn. Ze slalommen tussen de kegels door zonder ze te raken. Als het goed gaat, wordt het parcours sneller afgelegd. Worden de kegels dan nog steeds niet geraakt? De kinderen wachten aan de overkant (achter de lijn) totdat iedereen er is. Daarna gaan ze één voor één terug. - ook de backhand bij een bocht rechtsom gebruiken; - de bal zo min mogelijk tot stilstand laten komen; - tussen de kegels de bal met korte tikjes binnen speelbereik houden; - bij de kegels de bal aan de stick houden; - niet stilstaan voordat ze een bocht maken. - 1 bal per kind - 1 kort touw per kind - kegels voor het parcours - touw voor de beginlijn - 1 bal per kind Een goede basistechniek is belangrijk. Zie voor aanwijzingen hoofdstuk G3. en G7. Let ook op het voetenwerk. De voeten moeten meebewegen in de richting waarin de bal gebracht wordt (zie tekening). Oefen niet te lang, maar laat deze pingelvormen in elk speluur kort terugkomen. Hoe vaak lukt het pingelen in 30 seconden? Heen en terug telt voor één keer. Vraag eens in één van de volgende speluren aan de kinderen waarom deze actie geoefend wordt. Laat de kinderen in de derde periode eens proberen elkaar met één van deze bewegingen te passeren. 92 Geef als opdracht: Laat de bal niet stil liggen. Laat de kinderen samen overleggen hoe ze zelf het parcours kunnen veranderen door de pilonnen te verplaatsen. 93

17 Pingelspelen Pingelspelen Anne-Marie Koekoek Letter lopen (I) Anne-Marie Doellijn 23-m lijn De lopers moeten proberen de overkant te bereiken met de bal aan de stick. Als tijdens het oversteken Anne-Marie omkijkt, moeten ze stilstaan. Beweegt de loper nog óf rolt de bal nog, dan moeten ze terug lopen tot op de hoogte van de achterste loper. Wie is het eerste met de bal aan de stick achter de 23-meterlijn? - de bal tijdens het lopen goed voor zich houden, zodat zij Anne-Marie kunnen zien; - de stick tijdens het lopen zo dicht mogelijk achter de bal houden, zodat ze snel kunnen reageren als Anne-Marie omkijkt. De kinderen moeten proberen om al lopende, met de bal aan de stick, de lijnen van de eigen letter te volgen. Ze moeten dit heen en terug doen. - met een kort springtouw een letter leggen, bijvoorbeeld de eerste letter van de voornaam; - de letter proberen te volgen zonder dat de bal stil komt te liggen; - zo dicht mogelijk bij de letter blijven. - 1 bal per kind We verwachten van Anne-Marie dat zij: - voordat zij zich omdraait eerst een duidelijk teken geeft (bijvoorbeeld de armen zijwaarts); - de snelheid van het omdraaien aanpast aan de geoefendheid van de kinderen; - de kinderen net voldoende tijd geeft om stil te staan; - er een spannend spelletje van maakt. N.B.: de laatste drie opmerkingen zijn voornamelijk van toepassing als de spelleider Anne-Marie speelt. - 1 bal per kind - 1 touwtje per kind Speel het spel een paar keer. Geef dan pas de tip hoe de bal snel met de backhand stil gelegd kan worden (zie hoofdstuk G7.). Laat de kinderen de techniek even oefenen en speel het spel dan nog een paar keer. Hoe beter de techniek, hoe meer we van de kinderen mogen verlangen met betrekking tot het stilleggen van de bal. Er moet dan wel eerst aandacht geschonken zijn aan het gebruik van de backhand. Speel ook eens met tweetallen. Ieder kind heeft dan een bal. Nummer 2 volgt nummer 1. Nummer 1 legt de bal met de backhand stil, wacht even en kijkt dan of nummer 2 de bal ook op de goede manier met de backhand heeft stilgelegd. Als dat zo is, krijgt het tweetal één punt. Na vijf keer wordt van taak gewisseld. 94 Kijk goed hoe de kinderen de opdracht uitvoeren. Geef individueel een enkele aanwijzing over de uitvoeringswijze. Laat de kinderen eens met de buurman wisselen. Loop met de bal aan de stick langs alle letters. 95

18 Pingelspelen Pingelspelen Letter lopen (II) Breng de bal De kinderen moeten proberen om met de bal aan de stick de letter te volgen. De tenen moeten steeds in dezelfde richting blijven wijzen. - met z n tweeën een letter van de twee touwtjes maken; - om de beurt de letter lopen waarbij de tenen steeds in dezelfde richting blijven wijzen. Zo ontstaat een gedwongen backhand. - dat ze samen uitvinden hoe ze die backhand moeten doen; - ze geconcentreerd bezig zijn en elkaar helpen. 6 m A B De kinderen bij A moeten de bal zo snel mogelijk in de tegenoverliggende cirkel (B) stilleggen. Ze moeten zonder bal teruglopen en achter hun eigen cirkel gaan staan. Wie is het snelste? Hetzelfde geldt voor de kinderen bij B die de bal naar cirkel A brengen. - zo snel mogelijk lopen. Het is immers een wedstrijdje; - de bal voor zich houden, zodat ze ruimte hebben om snelheid te maken; - de stick achter de bal houden; - de bal in de cirkel stilleggen; - de bal niet met de bolle kant van de stick raken; - de bal niet met handen of voeten raken. - 1 bal per kind - 1 touwtje per kind - 1 bal per tweetal - 2 touwtjes per tweetal In voorgaande speluren moet al enige aandacht geschonken zijn aan het gebruik van de backhand. Het is immers de bedoeling dat de kinderen tot de backhandoplossing komen. Geef individueel aanwijzingen hoe de stick gedraaid moet worden om de backhand te kunnen spelen (zie hoofdstuk G7.). Laat het kind even oefenen en zet dan het spel voort. Laat de kinderen ook de letters van andere tweetallen lopen. Speel het spel een paar keer. Geef dan pas de tip hoe de bal snel met de backhand stil gelegd kan worden (zie hoofdstuk G7). Laat de kinderen die techniek even oefenen en speel het spel dan nog een paar keer. Speel ook eens met drietallen. Twee kinderen staan aan één kant van lijn B. Nummer 3 staat bij A. Nummer 1 heeft de bal en loopt met de bal aan de stick naar nummer 3. Nummer 3 neemt de bal over en loopt naar nummer 2. Nummer 2 neemt de bal over en loopt naar nummer 1, etcetera

19 Pingelspelen Pingelspelen Stratenloop (I) Doelpuntenloop (I) 0,65 m De kinderen moeten met de bal aan de stick door alle straten lopen. Een pilon bij het begin van een straat betekent: verboden doorgang, dus goed kijken! Bij hoeveel straten lukt het de bal binnen de lijnen te houden? - tijdens het lopen met de bal goed kijken waar een straatje vrij is; - daar zo snel mogelijk heengaan; - tijdig van richting veranderen om botsingen te voorkomen; - goed hun best doen om bal, stick en voeten binnen de lijnen te houden. Iedereen moet proberen zoveel mogelijk te scoren door de bal tussen de verschillende doeltjes door te spelen (niet heen en terug). Iedere keer dat de speler met de bal tussen twee pilonnen doorloopt, krijgt hij één punt. Hoeveel punten maak je? - steeds weer goed kijken naar welk doeltje ze het beste kunnen lopen; - als ze zien dat ze naar een doeltje kunnen, snelheid maken; - de bal dicht bij de stick houden om tijdig van richting te kunnen veranderen. Dit is vooral belangrijk als ze zien dat iemand op hun route komt. Ze voorkomen dan botsingen. - 1 bal per kind - korte springtouwen voor de straten - pilonnen - 1 bal per kind - pilonnen om doeltjes van 0.50 tot 0.75 meter te maken Hoe verder de straten uit elkaar liggen, hoe meer tijd en ruimte er is om de situatie rustig te bekijken (zie ook Doelpuntenloop (I) ). De straten kunnen in allerlei breedten en richtingen worden gelegd. Maak van enkele straten éénrichtingsverkeer of maak alle straten voor beide richtingen toegankelijk. Dit spel kan met de kinderen meegroeien. Door het aantal, de grootte en de plaatsing van de doeltjes ten opzichte van elkaar te veranderen, kan het spel aangepast worden aan de vaardigheid van de kinderen. Als de doeltjes in een groot gebied staan, ver uit elkaar staan en breed zijn, hoeven de kinderen niet zo op elkaar te letten. Ze moeten juist wel goed op elkaar letten als ze minder tijd en ruimte hebben om medespelers te ontwijken. In dat geval is het veld kleiner, de doeltjes smaller en de onderlinge afstand van de doeltjes geringer. Het spel kan tot slot spannender (en moeilijker) gemaakt worden door een verdediger (trainer) in te zetten (zie Doelpuntenloop (II) )

20 F.2.3. Tikspelen met stick en bal

21 Tikspelen Tikspelen Spookie, hoe laat is het? Schotsje springen (II) - 4 pilonnen voor het kasteel - touw voor het dorp - 1 bal en stick per loper Hulpspook Dorp 8 m Kasteel De tikker mag de lopers alleen tikken en niet duwen! De stick moet laag bij de grond gehouden worden. De achterkant van het dorp kan samenvallen met een zij- of achterlijn van het hockeyveld. Zie ook Vos, kom uit je hol (I) bladzijde 42. De tikker (het spook) zit in een vierkant (kasteel). De lopers (kabouters) gaan het spook plagen. Ze komen vanuit de rechthoek (het kabouterdorp) met de bal aan de stick naar het kasteel. Ze roepen: Spookie, spookie, hoe laat is het? Het spook antwoordt een tijd, bijvoorbeeld twee uur of zes uur. Om twaalf uur is het spooktijd. Het spook roept, na herhaald vragen van de kabouters: Spooktijd! en komt snel zijn kasteel uit. Hij probeert de vluchtende kabouters met zijn handen te tikken. De kabouters proberen hun bal veilig in het kabouterdorp te brengen. Daar zijn ze vrij. Speelt een kabouter zijn bal te hard, dan komt hij voorbij het dorp terecht. Het hulpspook probeert die ballen dan aan te tikken voordat de kabouter in het dorp is. Lukt dat, dan krijgt het hulpspook één punt. Hoeveel kabouters kan het spook tikken? Hoeveel ballen tikt het hulpspook in drie beurten? We verwachten van de lopers dat zij: - niet te snel met de bal aan de stick richting spook lopen; - als het spook er aan komt snel om de bal heenlopen en de bal met de forehand naar het dorp drijven óf dat zij de bal met de backhand stilleggen, terug halen en met de forehand terugbrengen; - de bal op de terugweg niet te ver voor zich uit spelen, zodat de bal in het dorp stilgelegd wordt; - steeds dichter naar het spook toegaan. We verwachten van de tikker dat hij: - als hij geroepen wordt en Spooktijd zegt; snel uit het kasteel komt - snel achter één of twee lopers aangaat om er minstens één te tikken. - touw voor cirkels - 1 bal en stick per loper - 1 stick voor de tikker 3 m Het kan voor de tikker erg moeilijk zijn/ worden om lopers te tikken. Voer dan de volgende regel in: je mag niet naar de schots gaan die naast de cirkel ligt waarin je staat. Het spel kan ook met twee tikkers, en bijvoorbeeld vijf lopers, worden gespeeld. De kring wordt dan groter en er komen meer cirkels. Er zijn altijd twee cirkels meer dan het aantal lopers. Zie ook Schotsje springen (I) op bladzijde 88. Er zijn zes cirkels (vrijplaatsen), vier lopers en één tikker. De lopers moeten met de bal aan de stick naar een vrije plek (schots) gaan. De tikker kan de bal van de loper tussen de schotsen aantikken. Gebeurt dat, dan krijgt de tikker de bal en wordt loper. De loper wordt tikker totdat de volgende loper getikt is. We verwachten van de lopers dat zij: - gemakkelijk naar een vrijplaats gaan die naast de cirkel ligt waarin ze staan; - één/meerdere plaatsen soms over slaan; - de bal zodanig voor zich uitspelen dat het mogelijk blijft om hem in de cirkel, met de backhand, stil te leggen; - tijdens het oversteken blijven kijken of een andere loper niet in dezelfde cirkel wil gaan staan; - de bal binnen speelbereik houden, zodat ze snel van richting kunnen veranderen. We verwachten van de tikker dat hij: - ook achter zich kijkt of daar iemand van plaats wil veranderen; - niet laat merken dat hij iemand ziet oversteken, maar dat pas laat blijken als hij er heen loopt om te tikken. - de stick breed voert met twee handen, de krul laag bij de grond houdt en met een korte, niet-slaande beweging, de bal probeert aan te tikken (zie hoofdstuk G4.); - de bal met de forehand probeert aan te tikken en daarbij niet zo ver doorloopt dat hij de loper omver loopt

22 Tikspelen Tikspelen Boompje verwisselen (II) Smokkelaars 3 m - touw om cirkels te maken - 1 stick en bal per speler De kinderen moeten gestimuleerd worden om veel van plaats te wisselen. Dat valt niet mee, maar ook de tikker moet zich met bal en stick verplaatsen! De kinderen moeten zelf leren zien en accepteren dat een ander net iets eerder is. Zie ook Boompje verwisselen (I) op bladzijde 89. De lopers verwisselen met stick en bal op een willekeurige manier van plaats. De tikker probeert met stick en bal in een tijdelijk vrije cirkel te gaan staan. Het kind dat geen cirkel meer heeft, wordt vervolgens tikker. We verwachten van de lopers dat zij: - in eerste instantie van cirkel wisselen met iemand in de cirkel naast ze; - de bal aan de stick houden en vooral goed naar medespelers kijken om die eventueel te ontwijken; - met meerdere lopers van plaats wisselen als de tikker de andere kant oploopt. Ze kunnen dan eventueel cirkels overslaan; - sneller gaan lopen als ze zien dat de tikker ook in een cirkel wil gaan staan. We verwachten van de tikker dat hij: - zo vlug mogelijk met de bal aan de stick naar een lege cirkel loopt, maar wel zodanig dat de bal in de cirkel stil gelegd kan worden; - als hij te laat is om een cirkel te bezetten meteen een andere lege cirkel zoekt; - snel een andere positie ten opzichte van de bal inneemt als hij merkt dat er bijvoorbeeld iemand achter hem van cirkel probeert te wisselen (om de bal heenlopen of met de backhand de bal in een goede positie op de forehand brengen om recht naar de cirkel te kunnen lopen); - als er meerdere lopers tegelijk wisselen, goed blijft kijken waar een plek vrij komt. zijlijn 8 meter - touw voor een halve cirkel - touw voor 2 kleine cirkels - 1 bal per loper - 15 hockeyballen in cirkel A - 8 pilonnen voor vier poortjes - 1 stick per kind B 5 meter Kinderen zullen de bal, als ze hem door een poortje gespeeld hebben, direct de cirkel uitduwen. Dat is slim, want je kunt dan gemakkelijker weglopen. Nadeel is dat ze de bal ver moeten gaan halen en dat kost tijd. Leg de kinderen dit probleem voor. Kinderen zullen vaak een poortje dicht bij de voorkant van de cirkel uitkiezen. Dat is slim. Door een hogere waardering te geven als de kinderen een poortje gebruiken dat dieper in het veld staat; gaan sommige kinderen meer risico nemen. Gaat een loper door zo n poortje, dan mag hij een bal extra in cirkel B leggen. Het spel kan ook met twee tikkers en ongeveer vijf lopers worden gespeeld. Maak de cirkel dan groter of speel met een hele cirkel en gebruik meer poortjes (zie ook Boer, ik kom op je land (II) ). A Zie ook Boer, ik kom op je land (I) op bladzijde 47. Ongeveer vijf lopers (smokkelaars) moeten een weg vinden door een cirkel (niemandsland). De tikker (douane) bewaakt dit gebied. De lopers pakken een bal uit cirkel A en proberen zonder getikt te worden door één van de poortjes te dribbelen om vervolgens weer uit de cirkel te komen. Als dat lukt, wordt de bal in cirkel B gelegd. De loper pakt in cirkel A een nieuwe bal en legt de route opnieuw af. Wordt de bal getikt, dan wordt de bal bij cirkel A geruild voor een nieuwe bal. Hoeveel ballen liggen na een speeltijd van bijvoorbeeld anderhalve minuut in cirkel B? Laat de lopers tellen hoeveel ballen ze zelf in cirkel B hebben gekregen. We verwachten van de lopers dat zij: - de cirkel ingaan op het punt waar ruimte is; - niet doorlopen als ze ontdekt worden, maar snel de cirkel uitgaan door de bal met de forehand weg te draaien of de bal met de backhand stil te leggen en naar de forehand te brengen; - nadat zij door een poortje zijn gegaan, de cirkel uitgaan op een punt waar er ruimte is. We verwachten van de tikker dat hij: - probeert de lopers buiten de cirkel te houden door te dreigen naar de lopers toe te gaan; - iemand die door een poortje wil gaan snel probeert te tikken; - zijn stick laag houdt en een brede stickvoering toepast; - nadat hij de bal van een loper getikt heeft weer snel kijkt wie er daarna aangevallen kan worden

23 F.2.4. met stick en bal

24 Niet te hard (II) In de roos (II) 6 m Zie ook Niet te hard (I) op bladzijde 67. Meerdere kinderen moeten na elkaar, van achter de pilonnen, de bal zo dicht mogelijk bij de pilonnen spelen. Op de plaats waar de bal blijft liggen, wordt een pilon neergezet. De poging is ongeldig als de blikken geraakt worden. Een kind dat aan de beurt is, mag meerdere pogingen in één ronde doen, zodat het zijn resultaat kan verbeteren. Wie zijn pilon staat het dichtste bij de blikken? En wie daarna? We verwachten van de mikkers dat zij: - enig risico nemen om de resultaten van anderen en zichzelf te verbeteren; - eerst een zekere bal spelen om daarna te proberen het resultaat te verbeteren; - de pilon precies op de plaats neerzetten waar de bal is blijven liggen. 6 m Zie ook In de roos (I) op bladzijde 68. Met touwen (of lint) wordt op de grond een roos gemaakt. De kinderen moeten achter elkaar proberen een bal in de roos of in één van de ringen om de roos te spelen. Hoe verder de bal van de roos afligt, hoe minder punten de speler krijgt. Ligt de bal in de roos, dan wordt het maximale aantal punten behaald. Ieder kind mag drie ballen mikken. - het tempo waarin de bal weggespeeld wordt relateren aan het resultaat van een eerdere poging. Dus: eventueel harder of zachter spelen; - rekening houden met de weerstand van de touwen. - 1 pilon voor elk kind - een aantal blikken of iets dergelijks voor de achtergrens - 2 pilonnen voor de beginlijn - 1 bal en stick per kind - 1 bal of 3 ballen per kind (zie aanvullende opmerkingen) - touw om een roos te maken - 2 pilonnen van waarachter gespeeld wordt Speel met drie- of viertallen. Plak de naam van het kind op de pilon. Dan kan iedereen goed zien wiens bal waar terechtgekomen is. Door de afstand tot de blikken te verkleinen/vergroten, wordt het gemakkelijker/moeilijker dichtbij de blikken te mikken. Speel met drie- of viertallen. Het is ook mogelijk om in één beurt drie ballen te laten spelen. Een andere opdracht is dan: probeer de ballen in verschillende ringen te spelen

25 Jeu de boules Doolhof Twee of drie kinderen spelen tegen elkaar. De bal met de afwijkende kleur wordt weggerold (niet te dichtbij of veraf). De kinderen moeten één voor één proberen hun bal zo dicht mogelijk bij de weggerolde bal te mikken. Iedereen krijgt twee of drie ballen. Wiens bal ligt uiteindelijk het dichtste bij de weggerolde bal? Het is de kunst om twee of drie ballen het dichtste bij de weggerolde bal te krijgen. Maak van touwen en de lijnen op het veld een groot doolhof. Wie kan, zonder dat de bal over de touwen komt, de bal via kleine tikjes in zo min mogelijk beurten door het doolhof krijgen? Als de bal over een lijn gaat, wordt hij teruggelegd op de plaats van wegspelen. Tel dan wel één punt erbij. Laat de kinderen na elkaar het hele doolhof doorlopen of laat ze om en om een tik tegen hun eigen bal geven. - op hun beurt wachten; - een weggetje tussen de andere ballen door zoeken; - als er meerdere ballen ongeveer even dicht bij de weggerolde bal liggen, goed kijken wie de beste bal heeft gespeeld; - ieder voor zich de stand goed bijhouden, eventueel met behulp van pittenzakjes. - eerst goed kijken welke route ze af moeten leggen; - de bal steeds voor een volgend weggetje proberen te mikken en dan pas de bocht omgaan; - enig risico nemen als een langer stuk overbrugd moet worden door de bal wat harder weg te tikken; - proberen een eerder resultaat te verbeteren. - 1 bal met afwijkende kleur (of een andere bal dan een hockeybal) - 2 pilonnen - 4 tot 9 ballen - 1 stick per kind - pittenzakjes voor het bijhouden van de stand - touw voor doolhof - meerdere ballen - 1 stick per kind Speel meerdere spelletjes achter elkaar. Wie heeft als eerste drie (of een ander aantal) punten? De winnaar mag de bal voor het volgende spel wegrollen. Voorkom dat er alleen maar korte tikjes gegeven worden door de weggetjes niet te smal en kort te maken. Deze activiteit kan door meerdere spelers tegelijkertijd gedaan worden. Er zijn dan meerdere kinderen op verschillende plekken in het doolhof onderweg. Laat bij voorkeur een ander kind het aantal tikjes (mee)tellen. Door de weggetjes breder/smaller of korter/langer te maken, wordt het gemakkelijker/ moeilijker het parcours af te leggen. Ook richtingsveranderingen kunnen het eenvoudiger/moeilijker maken

26 A B A - 14 pilonnen - touw voor 2 cirkels - 1 bal Op bezoek Er zijn bijvoorbeeld zeven poortjes. De bal ligt in het midden tussen cirkel A en cirkel B. Er zijn twee ploegen van drie kinderen. Om de beurt mogen alle spelers van ploeg A de bal één keer in de richting van de cirkel van ploeg B spelen. De bal moet in de juiste volgorde door alle poortjes heen. Vervolgens mogen alle spelers van ploeg B de bal één keer spelen. Pas op dat de één de ander niet hindert als hij niet aan de beurt is. Lukt het één van de ploegjes de bal in de cirkel van de tegenspeler te krijgen? Of: waar ligt de bal (dat wil zeggen op helft A of B) als iedereen drie beurten heeft gehad? - de bal niet te vlug door een poortje heen proberen te spelen, maar de bal er eerst goed voorleggen; - tijdens het spelen van de bal door een poortje al rekening houden met de plaats van het volgende poortje. F.2.5. Overspelen met stick en bal Zorg ervoor dat er niet alleen maar kleine tikjes worden gegeven door de poortjes niet tè klein te maken en ze niet te dicht bij elkaar te zetten. Door de poortjes dichter bij elkaar/verder uit elkaar te zetten en de poortjes breder/smaller te maken, wordt het parcours gemakkelijker/moeilijker. Ook richtingsveranderingen kunnen het spel gemakkelijker/moeilijker maken. De kans dat het een ploeg lukt een bal in de cirkel van de andere ploeg te spelen is groter als er minder poortjes gebruikt worden. Er kan ook in een 1:1 of 2:2 situatie gespeeld worden. Elke speler mag dan eventueel de bal meerdere keren spelen

27 Overspelen Overspelen 4 om de put Cirkel vullen "PUT" 4 m Vier kinderen proberen in 2 minuten de bal zo vaak mogelijk om de put te spelen. Eén keer rond spelen zonder dat de bal in de put rolt, levert vier punten op. - de bal niet afspelen als de ontvanger niet duidelijk laat zien dat hij de bal verwacht; - de bal zodanig afspelen dat hij aangenomen kan worden zonder in de put te belanden; - na het aannemen van de bal met de linkerschouder en -voet in de speelrichting gaan staan. A 8 m 2 m Drie spelers halen de ballen uit de cirkel en brengen die zo snel mogelijk naar cirkel B. De bal mag met de hand uit de cirkel worden gepakt, maar onderweg moet de bal met de stick worden gespeeld. De kinderen kunnen steeds met één bal of meerdere ballen gaan dribbelen. Ook kunnen ze de ballen door middel van de op de situatieschets aangegeven posities naar elkaar toe spelen. Laat de kinderen zelf een oplossing bedenken. Welke groep is het snelst? - samen overleggen om tot een goede oplossing te komen. B - 1 bal per groep - 2 lange touwen per groep - 1 pilon per groep - 2 touwen voor 2 cirkels waarin de ballen gelegd worden - 2 pilonnen - hockeyballen Start steeds in dezelfde hoek die met een kegel aangegeven is. Maak de put niet te groot: de afstand moet in één keer goed te overbruggen zijn. Het is ook mogelijk om met twee viertallen (twee putten) tegen elkaar te spelen. Welk viertal is als eerste de put vier keer rond? Speel dit spel zowel tegen de wijzers van de klok in is als met de wijzers van de klok mee. De pilonnen zijn met opzet niet in een rechte lijn tussen beide cirkels gezet. Dan zou immers met één lange pass volstaan kunnen worden. In het volgende spelletje worden de ballen weer van cirkel B naar cirkel A gebracht

Warming-up voor de Jongste (F-) Jeugd

Warming-up voor de Jongste (F-) Jeugd Warming-Up voor de Jongste (F-) Jeugd 30 augustus 2012 Pag 1 van 15 Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Eilandenruil... 4 Krokodillentikkertje... 5 Boer, ik kom op je land... 5 Gedoseerd slaan / pushen... 6 Hoepeldans...

Nadere informatie

F.3.1. Tikspelen zonder stick en bal:

F.3.1. Tikspelen zonder stick en bal: 119 F.3. Spelen voor de derde periode F.3.1. Tikspelen zonder stick en bal: De postbode (II) Tikkertje met vrijplaatsen (I) Hindernistikspel (I) Pak de staart De hagedissen Bevrijdingstikkertje F.3.2.

Nadere informatie

Oefenvormen - Het Oversteekspel

Oefenvormen - Het Oversteekspel Oefenvormen - Het Oversteekspel Voorbeeld uit KNVB opleidingboek " Zo doen wij dat effies" blz. 51 Veldafmetingen Het totale speelveld bedraagt 15 x 10 meter, waarbij de straat (en de sloot) 8 x 5 meter

Nadere informatie

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker? Warming up Shuttle tikkertje warming up met shuttle 1 shuttle en evt. lint(en) voor de tikker(s) Alle kinderen lopen in de zaal, een tikker wordt aangewezen. Deze tikker heeft een shuttle in de hand waarmee

Nadere informatie

2 Zet de pilon op 2 vingers en houd deze 5 tellen in balans. Daarna op 1 vinger.

2 Zet de pilon op 2 vingers en houd deze 5 tellen in balans. Daarna op 1 vinger. Spelideeën met pilonnen en spelbal Onderstaande spelvormen sluiten aan bij de leerlijnen bewegingsonderwijs zoals beschreven in het Basisdocument bewegingsonderwijs. De spelvormen kunnen individueel of

Nadere informatie

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk? SPEL 1 Kangoeroe buidel-dief Alle kangoeroe s (kinderen) hebben wat lekkers in hun buidel, op 1 kangoeroe na. Die kangoeroe probeert het lekkers van de andere kangoeroe s af te pakken totdat die alles

Nadere informatie

Warming-up: Jagerbal. Partij: 6 : 6 op 2 grote doelen + keepers

Warming-up: Jagerbal. Partij: 6 : 6 op 2 grote doelen + keepers Thema: Passen en Trappen E-pupillen Training: 1 Warming-up: Jagerbal Er worden drie groepen gemaakt Het veld is verdeeld in drie vakken De konijnen dribbelen in het middelste vak. De jagers moeten vanuit

Nadere informatie

Leskaarten muurkaatsen

Leskaarten muurkaatsen Leskaarten muurkaatsen Muurkaatsen Opbouw Spelvormen Muurkaatsen Kaatstennis Flyball Leskaarten muurkaatsen Najaar 2010 Vlot te doen Volop actie!! Maaike Osinga Inhoudsopgave Inleiding...3 Spelregels muurkaatsen

Nadere informatie

Spel en oefenvormen voor hockey op school

Spel en oefenvormen voor hockey op school Spel en oefenvormen voor hockey op school Joeri Beunen Hockey is de ideale sport om op school aan te bieden. De leerlingen leren met anderen omgaan in groep, worden motorisch vaardiger en verwerven inzichten

Nadere informatie

Vormen voor Warming up

Vormen voor Warming up Vormen voor Warming up Warming-up; panna-tikkertje 1. Maak een vak waarin alle spelers dribbelen met een bal. 2. Eén speler wordt als tikker aangewezen. 3. De tikker probeert zonder bal zoveel mogelijk

Nadere informatie

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen Bouncebal Bouncebal wordt gespeeld met een kunststof stick die voorzien is van een grote schuimkop. Naast het bekende teamspel waarbij een soort hockey gespeeld wordt, bieden de bouncebal sticks veel meer

Nadere informatie

We gaan er vanuit dat de B en C junioren een uur training krijgen en op grootveld met keeper spelen. Je training ziet er dan zo uit:

We gaan er vanuit dat de B en C junioren een uur training krijgen en op grootveld met keeper spelen. Je training ziet er dan zo uit: Floorball training Standaard jaarplanning B en C junioren (12-15 jaar) Deze standaard jaarplanning is een hulpmiddel voor alle jeugdtrainers. Met deze planning kan je het hele seizoen vullen met leuke

Nadere informatie

Leskaart les 5, ronde 3

Leskaart les 5, ronde 3 Leskaart les 5, ronde 3 (De tweede les na schooltijd) B. Ronde 3. Spelen in kleine groepen: Station 1: Spel 2 2 + keeper Station 2: Spel 3 2 + keeper Organisatie: Kinderen verdelen over 2 stations Station

Nadere informatie

Prinsen en prinsessen les 3. Doelen:

Prinsen en prinsessen les 3. Doelen: Prinsen en prinsessen les 3 Doelen: - De speler kan gemakkelijk springen vanuit stilstand en vanuit beweging - De speler kan inschatten waar de bal terecht komt - De speler kan inschatten waar de bal terecht

Nadere informatie

E-pupillen WREEFTRAP. Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden

E-pupillen WREEFTRAP. Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden E-pupillen WREEFTRAP Ter herinnering: Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Verder ontwikkelen van de techniek door middel van het spelen van basisvormen. o Passen binnenkant

Nadere informatie

VERSCHILLENDE SPELEN ALS INLEIDING OF WARMING-UP VOOR EEN TRAINING VOOR MINI S EN JEUGDELFTALLEN -.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

VERSCHILLENDE SPELEN ALS INLEIDING OF WARMING-UP VOOR EEN TRAINING VOOR MINI S EN JEUGDELFTALLEN -.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-. VERSCHILLENDE SPELEN ALS INLEIDING OF WARMING-UP VOOR EEN TRAINING VOOR MINI S EN JEUGDELFTALLEN -.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.- 1. Bevrijdingstikkertje (in afgebakende ruimte) 1 of 2 tikkers;

Nadere informatie

Pingelvormen: 1. Oversteekspel. 2. Instructie pingelen. 3. Het pingel schiet spel. 4. Drieluik spel. 5. Duel 1 tegen 1. 6.

Pingelvormen: 1. Oversteekspel. 2. Instructie pingelen. 3. Het pingel schiet spel. 4. Drieluik spel. 5. Duel 1 tegen 1. 6. Pingelvormen: 1. Oversteekspel 2. Instructie pingelen 3. Het pingel schiet spel 4. Drieluik spel 5. Duel 1 tegen 1 6. Chaos pingel spel 7. Douanespel 8. Pingelspel 1 tegen 1 9. Lijndribbel 10. Puntendribbel

Nadere informatie

Mikken en scoren. Pilonnen-spel Veldafmetingen. ODIO Circuitmodel Training programma E pupillen - 1 -

Mikken en scoren. Pilonnen-spel Veldafmetingen. ODIO Circuitmodel Training programma E pupillen - 1 - Mikken en scoren Pilonnen-spel Veldafmetingen Het totale speelveld bedraagt 10 x 5 meter (maximale afstand tussen de pilonnen is acht meter). Vanaf de plek naast de eigen pilonnen proberen de pilonnen

Nadere informatie

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, jongleren, doelspelen. DOELSTELLINGEN:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, jongleren, doelspelen. DOELSTELLINGEN: LES 1. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Balanceren: - De leerling loopt zelfstandig (zonder hulp) in regelmatig tempo over een omgekeerde bank. Badminton: - De leerling slaat een shuttle onderhands

Nadere informatie

PASSEN BINNENKANT VOET

PASSEN BINNENKANT VOET F-pupillen PASSEN BINNENANT VOET Ter herinnering: Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Beginnende F-pupillen - 5/6 jaar o Leren beheersen van de bal. Dribbelen/drijven/passeren

Nadere informatie

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent: Het spellenboek De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent: Mandje vullen Voor dit spel zijn minimaal twee kinderen nodig. Stap 1: Verdeel de

Nadere informatie

De gymles van begin tot eind

De gymles van begin tot eind De gymles van begin tot eind Eenvoudige inleidingen en afsluitingen voor een gymles Iedereen kent het wel: je gaat gymles geven en je gymzaal staat vol met materialen voor de kern van de les. Hoe kun je

Nadere informatie

Per straatspeeldag staan er 5 spellen in. Er kan zelf gekozen worden welke spelen gepast zijn voor de doelgroep bij jullie in de straat.

Per straatspeeldag staan er 5 spellen in. Er kan zelf gekozen worden welke spelen gepast zijn voor de doelgroep bij jullie in de straat. Activiteitenboekje In dit activiteitenboekje willen we de bewoners ondersteunen met het organiseren van sportactiviteiten voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Er staan sportactiviteiten in waar weinig sportmateriaal

Nadere informatie

2. Basketbal 2: lummelen Nodig: 2 basketballen 3 (5 banken) 2 lintjes voor de lummels

2. Basketbal 2: lummelen Nodig: 2 basketballen 3 (5 banken) 2 lintjes voor de lummels 1. Basketbal 1: dribbelen en doelen 1 basket 2 korfbalpalen met korf 6 pilonnen 6 paaltjes 3 touwen (tussen paaltjes vastmaken) Voor ieder kind 1 basketbal Beschrijving: We maken een rondje door het vak:

Nadere informatie

PASSEN BINNENKANT VOET

PASSEN BINNENKANT VOET E-pupillen PASSEN BINNENANT VOET Ter herinnering: Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Verder ontwikkelen van de techniek door middel van het spelen van basisvormen. o Passen

Nadere informatie

Overzichtskaart: Onder schooltijd, groep 3-4, groep van 30 leerlingen

Overzichtskaart: Onder schooltijd, groep 3-4, groep van 30 leerlingen Overzichtskaart: Onder schooltijd, groep 3-4, groep van 30 leerlingen Lesplan Na ontvangst worden de kinderen n ingedeeld in vijf groepen van zes kinderen. De kinderen nemen plaats bij het eerste station.

Nadere informatie

Schot-in-de-roos-spel

Schot-in-de-roos-spel Schot-in-de-roos-spel Het totale speelveld bedraagt 15 x 5 meter. Een scoorvak is 2 x 3 meter. Acht pilonnen, acht markeringshoedjes en een bal zijn nodig om het spel met twee kinderen te kunnen spelen.

Nadere informatie

Oranje slingers. Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander. Speluitleg: Speluitleg:

Oranje slingers. Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander. Speluitleg: Speluitleg: Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander Dit spel kan het best in een afgeschermde ruimte gespeeld worden. Verspreid alle ballen door de hele ruimte. Eén speler gaat op de buik op het skateboard liggen

Nadere informatie

Op vakantie les 2. Doelen:

Op vakantie les 2. Doelen: Op vakantie les 2 Doelen: - De speler beweegt snel met de voeten - De speler kan onderhands en bovenhands een bal geplaatst gooien met een aangepaste bewegingsuitslag - De speler kan vanuit beweging de

Nadere informatie

Trainingsprogramma 1 e jaars F-pupillen

Trainingsprogramma 1 e jaars F-pupillen Trainingsprogramma 1 e jaars F-pupillen 1 Inhoudsopgave Training Nummer 1... 3 Training Nummer 2... 5 Training Nummer 3... 7 Training Nummer 4... 9 Training Nummer 5... 11 Training Nummer 6... 13 Training

Nadere informatie

Onder schooltijd: groep 5-6

Onder schooltijd: groep 5-6 Onder schooltijd: groep 5-6 31 32 Overzichtskaart: Onder schooltijd, groep 5-6, groep van 30 leerlingen Zaalindeling Lesplan Na ontvangst worden de kinderen ingedeeld in vijf groepen van zes kinderen.

Nadere informatie

Trainingsprogramma 2 e jaars F-pupillen

Trainingsprogramma 2 e jaars F-pupillen Trainingsprogramma 2 e jaars F-pupillen Inhoudsopgave Training Nummer 1... 3 Training Nummer 2... 5 Training Nummer 3... 7 Training Nummer 4... 9 Training Nummer 5... 11 Training Nummer 6... 13 Training

Nadere informatie

Lessen 1 ste middelbaar

Lessen 1 ste middelbaar Lessen 1 ste middelbaar http://www.tourettesbenefit.com/art/art_v_050.gif Eindwerk basketbal Kim Weckx 5 Basketbal: Les 1 Lesonderwerp: kennismaking met basketbal DOELSTELLINGEN ACTIVITEITEN DIDACTISCHE

Nadere informatie

PASSEN BINNENKANT VOET

PASSEN BINNENKANT VOET F-pupillen PASSEN BINNENANT VOET Ter herinnering: Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Beginnende F-pupillen - 5/6 jaar o Leren beheersen van de bal. Passen binnenkant voet

Nadere informatie

Leerlijn Spelbedoeling Voetbal Probleem

Leerlijn Spelbedoeling Voetbal Probleem Leerlijn Spelbedoeling Voetbal Probleem MIK vormen MIKKEN Het schietend raken van een doel * Pilonnen spel * Buurman spel SCOOR vormen SCOREN & Het schietend raken van een doel * Penalty spel DOELVERDEDIGEN

Nadere informatie

Train de trainers programma SDV Barneveld Sessie 2

Train de trainers programma SDV Barneveld Sessie 2 Train de trainers programma SDV arneveld Sessie 2 Technische ommissie Jeugd Oktober 2006 SDV arneveld Vooraf een aantal tips Voor het versnellen van het leerproces zijn een aantal aanwijzingen van belang

Nadere informatie

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch) (nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch) Het werkt op zich net als een gewoon potje basketbal, alleen zijn jullie nu net zo lang als echte basketballers. Papa en mama nemen de kinderen

Nadere informatie

Club: vv Sweel. Tijd: 60 min. Aantal spelers: 8. Organisatie (tekening en accenten):

Club: vv Sweel. Tijd: 60 min. Aantal spelers: 8. Organisatie (tekening en accenten): Dribbelen en kappen Club: vv Sweel Aantal spelers: 8 Tijd: 60 min Tijd: Activiteiten trainer en spelers: Didactische aanwijzingen, aandachtspunten of accenten: 5 min Warming-up 1: (standaard wedstrijd

Nadere informatie

TECHNIEKTRAINING. Thomas Vlaminck

TECHNIEKTRAINING. Thomas Vlaminck TECHNIEKTRAINING Thomas Vlaminck Basisbewegingen Aanleren/perfectioneren bewegingen in vrije ruimte Iedere speler een bal Vrij door elkaar de verschillende opdrachten uitvoeren Oefening uitvoeren na auditief/visueel

Nadere informatie

1 e Periode: Herhalen van dribbelen en passen van de Mini s. 2 e Periode: Passen en aannemen. 3 e Periode: Ruimteverkenning (op het veld)

1 e Periode: Herhalen van dribbelen en passen van de Mini s. 2 e Periode: Passen en aannemen. 3 e Periode: Ruimteverkenning (op het veld) 1 e Periode: Herhalen van dribbelen en passen van de Mini s. 2 e Periode: Passen en aannemen. 3 e Periode: Ruimteverkenning (op het veld) 1 e Periode: Herhalen van dribbelen en passen van de Mini s. Training

Nadere informatie

Inleiding We beginnen met een warming up van Winter Standbeelden.

Inleiding We beginnen met een warming up van Winter Standbeelden. Inleiding We beginnen met een warming up van Winter Standbeelden. Winter standbeelden Op muziek van Jingle bells. Van tevoren vraag ik aan de kinderen welke bewegingen met de winter te maken hebben. Denk

Nadere informatie

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan.

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan. Leerlijn Balanceren Klimmen op een drijvende mat. Vervolgens gaan staan op de drijvende mat. Dan eraf springen. Houd indien nodig één hand van de kinderen vast. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens

Nadere informatie

1. Bal uit de ruimte schieten. Tekening Spelverloop/Spelregels Veranderingen. 2. Poortschietspel (1) Tekening Spelverloop/Spelregels Veranderingen

1. Bal uit de ruimte schieten. Tekening Spelverloop/Spelregels Veranderingen. 2. Poortschietspel (1) Tekening Spelverloop/Spelregels Veranderingen F-pupillen AANNEMEN . Bal uit de ruimte schieten - 0 spelers per veld - veld: 0 x 5 meter Bal uit de ruimte schieten. Rood en blauw proberen de gele bal zodanig te raken dat deze uiteindelijk over de schietlijn

Nadere informatie

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen. LES 7. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Touwzwaaien: - De leerling zwaait heen en weer en landt op de bank. Brandweerspel: - Als brandweer handelt de leerling snel als zijn of haar brand geblust

Nadere informatie

Aan alle trainers van SV Venray afdeling F - E jeugd

Aan alle trainers van SV Venray afdeling F - E jeugd Aan alle trainers van SV Venray afdeling F - E jeugd Bij deze de trainingen voor de periode 4 september t/m 18 september. VELD 11 VELD 12 JO9-3 JO9-4 Mini F Mini F Oef. 1 Oef. 2 Oef. 1 Oef. 2 JO9-5 Mini

Nadere informatie

LES 26. GROEP: 3 t/m 8 Sportspelen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 26. GROEP: 3 t/m 8 Sportspelen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: LES 26. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Mattendribbelspel: - De leerling dribbelt voorzichtig langs de afpakkers heen. Mikken: - De leerling kan de bal overrollen naar de andere leerling over

Nadere informatie

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Groep H2A Thema Aantal 24 Les Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2 Beginopstelling veld Benodigdheden Groot Goaltjes klein 4x Sticks 24x

Nadere informatie

SAMENSPELEN/POSITIESPEL

SAMENSPELEN/POSITIESPEL D-pupillen SAMENSPELEN/POSITIESPEL Ter herinnering: Doelstellingen voor D-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Verder ontwikkelen van de techniek in basisvormen en wedstrijdechte situaties. o Passen

Nadere informatie

Het creëren van kansen en het scoren. Uiteindelijk moet er gescoord worden. Hoe creëer je kansen en wat is van belang bij het benutten van kansen?

Het creëren van kansen en het scoren. Uiteindelijk moet er gescoord worden. Hoe creëer je kansen en wat is van belang bij het benutten van kansen? Het creëren van kansen en het scoren Uiteindelijk moet er gescoord worden. Hoe creëer je kansen en wat is van belang bij het benutten van kansen? i. Het creëren van kansen en het scoren Duel 1 tegen 1

Nadere informatie

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN: LES 2. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 - De leerling gooit de bal niet op het moment dat er een verdediger in de afspeellijn staat. De leerling maakt soms de keuze om de bal over te spelen in

Nadere informatie

doelschietspel met keeper

doelschietspel met keeper Voorfase 2.1Warming-up doelschietspel met keeper Inhoud - Bedoeling van deze vorm Karakteristiek: scoren door te schieten op een groot doel met keeper (binnenkant of met de wreef) Verdedigen verwerken

Nadere informatie

Ondersteunende Tikspelen Softbal V.O.

Ondersteunende Tikspelen Softbal V.O. Ondersteunende Tikspelen Softbal V.O. Pagina 2 8-4-2018 Ter introductie Je bent vaak afhankelijk van je accommodatie en/of weersomstandigheden om op een uitdagende manier Inblijven en Uitmaken te introduceren

Nadere informatie

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal. Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal. Alle leerlingen staan aan één helft van de gymzaal verspreid met allemaal een bal. De trainer staat

Nadere informatie

E-pupillen Circuit-model Training 10

E-pupillen Circuit-model Training 10 Onderstaand de trainingen van dinsdag 8 november 2011. Op trainingsveld 2 (Kunstgras) spelen E5 t/m E10 4 oefenvormen van

Nadere informatie

Lesbrief 5 VEILIG LEREN VALLEN VOOR LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS

Lesbrief 5 VEILIG LEREN VALLEN VOOR LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS Lesbrief 5 VLLEN IS OOK EEN SPORT VEILIG LEREN VLLEN VOOR LEERLINGEN IN HET SISONDERWIJS In deze lesbrief: Een korte uitleg Naam onderdeel Pagina Onderdeel 1: Oefenen valtechnieken 3 Lesdoel: aanleren

Nadere informatie

Voetbalschool Sportlust

Voetbalschool Sportlust ja Voetbalschool Sportlust Opgezet door: Sportlust 1 Trainingsmap Sportlust, vriendschap in beweging 1 P a g i n a Inhoudsopgave Warming-up...3 Gele doeltjes...4 Balaanname en traptechniek...6 Basisbewegingen...8

Nadere informatie

Oud Hollandse spellen

Oud Hollandse spellen 1 Ballenspel 7,50 3 ballen. Ga twee meter voor de bak staan. Probeer met drie ballen zo veel mogelijk punten te gooien. Tel de punten bij elkaar op. 2 Bibberspiraal 10,00 De speeltijd bedraagt 2 minuten

Nadere informatie

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal LES 2. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 - De leerlingen kennen de regels van trefbal en passen deze ook toe. - De leerling kan de bal ontwijken door achter in het vak te gaan staan. - De leerling

Nadere informatie

PASSEN BINNENKANT VOET

PASSEN BINNENKANT VOET E-pupillen PASSEN BINNENKANT VOET Ter herinnering: Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Verder ontwikkelen van de techniek door middel van het spelen van basisvormen. o Dribbelen/drijven/passeren

Nadere informatie

Wandelkampioen. Organisatie leeftijd 60 plus Regels:

Wandelkampioen. Organisatie leeftijd 60 plus Regels: Wandelkampioen leeftijd 60 plus Alle spelers starten met een bal, behalve de verdediger. De verdediger probeert de ballen van de andere spelers af te pakken of weg te tikken. De verdediger telt hoeveel

Nadere informatie

F-pupillen WREEFTRAP

F-pupillen WREEFTRAP F-pupillen WREEFTRAP 1. Poortschietspel (1) 2 1-9 spelers per veld - veld: 15 x 20 meter Door doel met keeper mikken. 1. Pass door doel naar overkant passen. 2. Bal oppikken, naar beginplek dribbelen,

Nadere informatie

OEFENINGEN HOCKEYPLAN SEIZOEN DEEL 2

OEFENINGEN HOCKEYPLAN SEIZOEN DEEL 2 OEFENINGEN HOCKEYPLAN SEIZOEN 2015-2016 DEEL 2 Onderstaand deel 2 met oefeningen welke speciaal door het Hockeyplan zijn geselecteerd. Deze oefeningen dienen als basis voor diverse technische/taktische

Nadere informatie

Teamleden: Teamleden: punten totaal. punten totaal

Teamleden: Teamleden: punten totaal. punten totaal Teamleden: Teamleden: Spel Score Spel Score punten totaal punten totaal Hoe ver vliegt Willem Alexander? 2 tjoeks 2 ballen (met afbeelding van Willem Alexander?) tape / lint / pionnen of meetlint om de

Nadere informatie

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning: LES 21. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Free running: - De leerling kan op eigen niveau verschillende hindernissen passeren. Tikstrijd: - De tikker richt zich op alle lopers. - De leerling houdt

Nadere informatie

DRIBBELEN/DRIJVEN/PASSEREN

DRIBBELEN/DRIJVEN/PASSEREN F-pupillen DRIBBELEN/DRIJVEN/PASSEREN Ter herinnering: Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Beginnende F-pupillen - 5/6 jaar o Leren beheersen van de bal. Passen binnenkant

Nadere informatie

F-pupillen WREEFTRAP. Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden

F-pupillen WREEFTRAP. Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden F-pupillen WREEFTRAP Ter herinnering: Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Beginnende F-pupillen - 5/6 jaar o Leren beheersen van de bal. Passen binnenkant voet Aannemen Dribbelen

Nadere informatie

OEFENVORMEN TACTIEK. Door Lucas van Krieken. A. Verdedigen

OEFENVORMEN TACTIEK. Door Lucas van Krieken. A. Verdedigen OEFENVORMEN TACTIEK Door Lucas van Krieken A. Verdedigen B. Aanvallen De oefenstof zal echter ook heel veel de techniek aanspreken. Immers, zonder techniek kom je nooit hoog en blijf je dus in een laag

Nadere informatie

Tik me dan als je kan!

Tik me dan als je kan! Tik me dan als je kan! Tikspelen lijken ingebakken in het spelgedrag van kinderen. Jonge kinderen vinden het plezierig om weg te lopen van mama of papa die achter hen aankomt en dat zet zich verder als

Nadere informatie

Prinsen en prinsessen les 4. Doelen:

Prinsen en prinsessen les 4. Doelen: Prinsen en prinsessen les 4 Doelen: - De speler beweegt snel met de voeten - De speler kan de bal gericht hard gooien - De speler kan een horizontale zwaai laten zien - De spelers houden zelf het spel

Nadere informatie

Hockey en Korfbal. Kennismakingsmappen PRAKTIJK

Hockey en Korfbal. Kennismakingsmappen PRAKTIJK PRAKTIJK Kennismakingsmappen Hockey en Korfbal Met de kennismakingsmappen proberen sportbonden bruggen te slaan naar het bewegingsonderwijs. Er worden lessen beschreven die verenigingstrainers kunnen gebruiken

Nadere informatie

Doel van de warming-up oefeningen is het trainen van de basistechnieken zoals aannames, passen, lopen met de bal en passeerbewegingen.

Doel van de warming-up oefeningen is het trainen van de basistechnieken zoals aannames, passen, lopen met de bal en passeerbewegingen. Trainingsoefenstof bijeenkomst Starten met training geven in de zaal Warming-up Tekening 1: warming-up vormen met 2-tallen (a) en 4-tallen (b) Doel van de warming-up oefeningen is het trainen van de basistechnieken

Nadere informatie

E-pupillen KOPPEN. Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden

E-pupillen KOPPEN. Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden E-pupillen OPPEN Ter herinnering: Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Verder ontwikkelen van de techniek door middel van het spelen van basisvormen. o Passen binnenkant voet

Nadere informatie

Trainingsvormen Jeugdopleiding VV Holten

Trainingsvormen Jeugdopleiding VV Holten MIKVORM 1 Jeugdopleiding Veldafmetingen : 25 x 25 meter Er zijn 2 ploegen en iedereen heeft een bal. De spelers moeten de pionnen met het hoedje, geel of rood, van hun ploeg omverschieten. De ploeg die

Nadere informatie

LES 6. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, springen, tikspelen.

LES 6. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, springen, tikspelen. LES 6. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Glijden: - De leerling glijdt met billen en voeten op een matje/handdoek op de dubbele bank. Touwtjespringen: - De leerling draait het springtouw zelf en

Nadere informatie

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6 Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6 Inleiding Schaduwlopen Kinderen staan in tweetallen verspreid over de zaal. Nummer 2 volgt zo dicht mogelijk nummer 1, zonder botsingen. Na 20 seconden wisselen

Nadere informatie

Oefenvormen - 'Kegel-spel 4 tegen 2'

Oefenvormen - 'Kegel-spel 4 tegen 2' Oefenvormen - 'Kegel-spel 4 tegen 2' Zet veldje uit van 15 x 8. Vier pilonnen staan als raakdoelen op de achterlijn. Aan de andere kant staan ook vier pilonnen. De ruimte tussen de pilonnen is een meter.

Nadere informatie

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren.

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren. LES 32. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Beoordelen Koprol O De leerling komt niet zelfstandig rond op een dun turnmatje. V De leerling maakt zelfstandig een koprol op het dunne turnmatje. G De

Nadere informatie

BLIJ MET EEN EI. Blij met een ei, april 2011 Speel-o-theek De Dobbelsteen www.dedobbelsteen.nl

BLIJ MET EEN EI. Blij met een ei, april 2011 Speel-o-theek De Dobbelsteen www.dedobbelsteen.nl BLIJ MET EEN EI Deze speur- en speltocht is niet alleen bedoeld voor rond de paastijd. Doordat iedereen moet proberen zijn of haar ei heel te houden wordt er een extra spelelement in de speurtocht gebracht.

Nadere informatie

Praktijktraining. René Meulensteen Academy

Praktijktraining. René Meulensteen Academy Praktijktraining Oefening 1: Warming-up :Cirkel : : 20 min. Iedere speler heeft een bal De volgende bewegingen kunnen uitgevoerd worden: Snel voetenwerk met arminzet + kwartdraai naar links en rechts Snel

Nadere informatie

2 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 lang smal veld. Vereenvoudigingen. Oefenvormen 2.1-2.8

2 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 lang smal veld. Vereenvoudigingen. Oefenvormen 2.1-2.8 2 Basisvorm: 4 tegen 4 lang smal veld Vereenvoudigingen Oefenvormen 2.1-2.8 DVD D-pupillen oefenvormen Oefenvorm 2.1 4 tegen 4 lang smal veld 2 kleine doeltjes Inhoud - Bedoeling van deze vorm: Karakteristiek:

Nadere informatie

Aan alle trainers van de afdeling E3 /E4 /E5 en F3 /F4 /F5 Jeugd

Aan alle trainers van de afdeling E3 /E4 /E5 en F3 /F4 /F5 Jeugd Aan alle trainers van de afdeling E3 /E4 /E5 en F3 /F4 /F5 Jeugd De trainingen voor de periode Start tweede trainingsblok van 4 weken 29 maart F-teams / 01 april 2016 E-teams 05 april F-teams / 08 april

Nadere informatie

Materialen. Complexiteit

Materialen. Complexiteit Verbeteren van het aannemen v/d bal (opendraaien) Aan- en Meenemen (BalBezit) Passen/Trappen om het aannemen v/d bal (opendraaien) te verbeteren Passen/Trappen Leeftijd 2e jaars F en ouder Aantal spelers

Nadere informatie

1 e Periode: Balbezit en balbezit tegenstander. 2 e Periode: Omschakelen van balbezit eigen team naar balbezit tegenstander en Balbezit tegenstander

1 e Periode: Balbezit en balbezit tegenstander. 2 e Periode: Omschakelen van balbezit eigen team naar balbezit tegenstander en Balbezit tegenstander 1 e Periode: Balbezit en balbezit tegenstander. 2 e Periode: Omschakelen van balbezit eigen team naar balbezit tegenstander en Balbezit tegenstander naar balbezit eigen team. 3 e Periode: Completeren van

Nadere informatie

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN TOP-SAMENWERKINGSSPELEN Wanneer een pestsituatie zich voordoet gaan we uit van de kracht en verantwoordelijkheid van de groep om dit probleem op te lossen. Om de kracht en verantwoordelijkheid van de groep

Nadere informatie

Hier vind je wat ideeën en tips om een verantwoorde schaatsles te geven.

Hier vind je wat ideeën en tips om een verantwoorde schaatsles te geven. SCHAATSLES GEVEN. Hier vind je wat ideeën en tips om een verantwoorde schaatsles te geven. Tips voor de begeleider. Draag handschoenen. (verplicht!) Ga vóór de groep staan en praat luid. Kijk in de schaatsrijrichting.

Nadere informatie

De specifieke onderdelen

De specifieke onderdelen De specifieke onderdelen 1. Twee emmertjes water halen elk team bestaat uit maximaal 6 spelers, er wordt 3 x drie minuten gespeeld; twee teams strijden tegen elkaar in duo s; de leden van de duo s zitten

Nadere informatie

F-pupillen AANNEMEN. Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden

F-pupillen AANNEMEN. Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden F-pupillen AANNEMEN Ter herinnering: Doelstellingen voor F-pupillen - datgene wat geleerd moet worden Beginnende F-pupillen - 5/6 jaar o Leren beheersen van de bal. Passen binnenkant voet Aannemen Dribbelen

Nadere informatie

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL LES 3. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Vangen O De leerling kan een goed aangegooide bal niet vangen. V De leerling vangt een goed aangegooide bal bijna altijd. G De leerling vangt

Nadere informatie

oefenvormen E-Pupillen RVT Basisvorm 4 tegen 4 lang smal veld vereenvoudigingen Oefenvormen 2.1-2.5

oefenvormen E-Pupillen RVT Basisvorm 4 tegen 4 lang smal veld vereenvoudigingen Oefenvormen 2.1-2.5 oefenvormen E-Pupillen RVT Basisvorm 4 tegen 4 lang smal veld vereenvoudigingen Oefenvormen 2.1-2.5 Oefenvorm 2.1. 4 tegen 4 lang smal veld 2 kleine doeltjes Bedoeling van deze vorm Karakteristiek - in

Nadere informatie

M. E. J. N. B. K. E. B. S. S. Sluipwegtikkertje DAS BEURS 2018

M. E. J. N. B. K. E. B. S. S. Sluipwegtikkertje DAS BEURS 2018 M. E. J. N. B. K. E. B. S. S. Sluipwegtikkertje DAS BEURS 08 Deckers Gert: school de berk Hasselt, K.I.D.S. Hasselt (gert.deckers@deberk.be) .) Mens-erger-je-niet. a) De lln worden verdeeld in groepjes.

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Traingingsmap. Warming-up...3 Circuit...4 Overzicht...7 Scorelijst...8 Bronnen / achtergrondinformatie...9.

Inhoudsopgave. Traingingsmap. Warming-up...3 Circuit...4 Overzicht...7 Scorelijst...8 Bronnen / achtergrondinformatie...9. ja Voetbalschooll Sportlust Opgezet door: Sportlust 1 Trainingsmap Sportlust, 1 P a g i n a vriendschap in beweging Inhoudsopgave Warming-up...3 Circuit...4 Overzicht...7 Scorelijst...8 Bronnen / achtergrondinformatie...9

Nadere informatie

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen LES 41. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN Groep 3/4: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan al zwaaiend, met de voeten een pittenzakje in een hoepel leggen. Vies en lekkertje. - De loper rent als hij niet

Nadere informatie

1 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 met 4 doeltjes. Vereenvoudigingen. Oefenvormen 1.1-1.8

1 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 met 4 doeltjes. Vereenvoudigingen. Oefenvormen 1.1-1.8 1 Basisvorm: 4 tegen 4 met 4 doeltjes Vereenvoudigingen Oefenvormen 1.1-1.8 DVD D-pupillen oefenvormen Oefenvorm1.1 4 tegen 4 met 4 doeltjes Inhoud - Bedoeling van deze vorm: Karakteristiek: door snelle

Nadere informatie

Les 3, Actieve spelletjes

Les 3, Actieve spelletjes Les 3, Actieve spelletjes Algemene inleiding: In de pauze en na school spelen veel kinderen lekker buiten. Zeker in het voor- en najaar zijn kinderen veel in de buitenlucht te vinden. Om deze kinderen

Nadere informatie

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN: LES 1. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Eilandbal: - De leerlingen kennen de regels en spelen het spel zelfstandig. Vangen: - De leerling vangt een goed aangegooide bal bijna altijd. Groep 5/6:

Nadere informatie

B. Technische vaardigheden

B. Technische vaardigheden B. Technische vaardigheden Hier geven we een aantal vormen, waarmee de balvaardigheid verbeterd kan worden. Denk aan dribbelen/drijven, kappen/draaien, passen/aannemen, koppen, schieten, schijnbewegingen

Nadere informatie

poortschietspel vaste afstand

poortschietspel vaste afstand Voorfase 3.1/ warming-up poortschietspel vaste afstand Inhoud - Bedoeling van deze vorm Karakteristiek: scoren door te schieten / passen tussen de pionnen aannemen van een rollende bal voor of op de lijn

Nadere informatie

Introductiebasis Duokorfbal ACTIVITEIT ARRANGEMENT REGELS Éénderde van het veld bij ong. 8 kinderen,

Introductiebasis Duokorfbal ACTIVITEIT ARRANGEMENT REGELS Éénderde van het veld bij ong. 8 kinderen, Introductiebasis Duokorfbal ACTIVITEIT ARRANGEMENT REGELS Éénderde van het veld bij ong. 8 kinderen, functieregels: teams proberen in tweetallen bij de andere partij te scoren. Je mag niet lopen met de

Nadere informatie

De vernieuwde spelvormen

De vernieuwde spelvormen De vernieuwde spelvormen Clinic 1 onderbouw (U9-U11-U13) Seizoen 2017-2018 Inleiding In deze syllabus wordt er vooral aandacht besteed aan de vernieuwde spelvormen voor de Start2Volley-tornooien. Wat toelichting:

Nadere informatie

Uitwerking vrije lessen

Uitwerking vrije lessen Uitwerking vrije lessen Slakobabal - Verdeel de klas in twee teams, 1 veldpartij en 1 slagpartij. - De slagpartij zit op de bank en de veldpartij verdeeld zich over het veld. - De eerste leerling van de

Nadere informatie