MER Vismigratierivier Afsluitdijk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MER Vismigratierivier Afsluitdijk"

Transcriptie

1 BIJLAGE 8

2

3 MER Vismigratierivier Afsluitdijk Gegevens opdrachtgever: De Nieuwe Afsluitdijk p/a Provincie Fryslân Tweebaksmarkt KZ Leeuwarden Contactpersoon: dhr. M.S. Bos CSO Adviesbureau Regulierenring LB Bunnik Tel Fax Contactpersonen: Mevr. M.J.A. Mul Mevr. H.A. Stoop Versiedatum: Status:

4

5

6 Inhoudsopgave Samenvatting... 4 Inleiding... 4 Plangebied... 4 Doelstelling vispassage Kornwerderzand... 4 Alternatieven en varianten... 4 Selectie van realistische alternatieven... 5 Ligging van de vispassage... 5 Effectbeoordeling... 5 Doelbereik... 6 Hydrodynamica en morfologie... 7 Natuur... 7 Water... 8 Landschap en cultuurhistorie... 8 Gebruiksfuncties... 9 Toekomstvastheid Aanlegfase Voorkeursalternatief Inleiding Aanleiding versterking en vernieuwing Afsluitdijk Probleemstelling Doelstelling vispassage Kornwerderzand Plangebied Benodigde besluiten en procedure Procedure m.e.r Leeswijzer Alternatieven en varianten Selectie van realistische alternatieven Het trechteringsproces in hoofdlijnen Mogelijke oplossingsrichtingen Van oplossingsrichtingen naar realistische alternatieven Uitwerking kansrijke alternatieven en varianten voor het MER Ligging van de vispassage Aansluiten bij spuicomplex Afweging tussen Den Oever en Kornwerderzand Aanleg in IJsselmeer Referentiealternatief Alternatief 1: vishevel Alternatief 2: vismigratierivier Werking van de vismigratierivier Varianten binnen de vismigratierivier Variant lange dam Variant westkant Variant oostkant Beleidskader KRW Algemeen Stroomgebiedsplannen Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren Overige benodigde maatregelen Pagina 1

7 Natura Natura 2000 IJsselmeergebied Ontwerp-beheerplan versie 25 november Natura 2000 Waddenzee Concept Ontwerp-beheerplan versie 15 juli Planologische Kernbeslissing Waddenzee Beleidsnota IJsselmeergebied Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk Bestuursovereenkomst Toekomst Afsluitdijk Programma naar een Rijke Waddenzee Ambitieagenda Afsluitdijk (Triple A) en uitvoeringsplan De Nieuwe Afsluitdijk Beleidsverkenning Natuurambitie Grote wateren ( ) Deltaprogramma Overige beleidsdocumenten Doelbereik Nadere uitwerking doelstelling Streefbeeld vismigratie in het Rijnstroomgebied Herstel estuariene migratieroute Duurzame visserij Impuls aan toerisme en recreatie Toetsing van de alternatieven aan doelbereik Herstel estuariene migratieroute Creëren van basisvoorwaarden voor duurzame visserij Impuls geven aan recreatie en toerisme Effectbeschrijving Hydrodynamica en morfologie Inleiding Effectbeoordeling hydrodynamica Effectbeoordeling morfologie Natuur Inleiding Effectbeoordeling KRW Effectbeoordeling Natuurbeschermingswet Effectbeoordeling EHS Effectbeoordeling Flora- en faunawet Water Inleiding Effectbeoordeling waterkwaliteit Effectbeoordeling waterkwantiteit Landschap en cultuurhistorie Inleiding Effectbeoordeling landschapstype en -structuur Effectbeoordeling historische bouwkunde Effectbeoordeling archeologie (ondergronds) Gebruiksfuncties Inleiding Effectbeoordeling recreatie Effectbeoordeling wonen Effectbeoordeling verkeer Effectbeoordeling visserij met vaste vistuigen Toekomstvastheid Inleiding Pagina 2

8 Effectbeoordeling toekomstvastheid Aanlegfase Effectbeoordeling geluid en licht Effectbeoordeling luchtkwaliteit Effectbeoordeling verkeer Effectbeoordeling natuur Effectbeoordeling waterkwaliteit Effectbeoordeling hydrodynamica en morfologie Samenvatting effectbeoordeling Voorkeursalternatief Het voornemen Voorkeursalternatief Effectbeoordeling voorkeursalternatief Leemten in kennis Aanzet tot monitoring- en evaluatieprogramma Begrippenlijst Literatuurlijst Bijlagen 1. Instandhoudingsdoelen 2. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie (Deltares, 2014) 3. Variantenanalyse (ATKB, 2014) Pagina 3

9 Samenvatting Inleiding In 2006 stelde Rijkswaterstaat vast dat de Afsluitdijk niet meer voldoet aan de waterveiligheidseisen. Daarom gaat het Rijk de dijk en de sluizen in de dijk versterken. Bovendien wordt de afvoercapaciteit van de Afsluitdijk vergroot door pompen te plaatsen in enkele spuikokers van het spuicomplex bij Den Oever. Daarbij hebben de gemeenten en provincies rondom de Afsluitdijk ambities. Deze zijn vastgelegd in de Ambitie Agenda Afsluitdijk. Bij het realiseren van die ambities werkt de regio onder de naam De Nieuwe Afsluitdijk samen met het Rijk. Binnen het thema Natuur&Water is de regionale ambitie te komen tot een passage voor trekvissen met een zoetzout overgang. Het project Vismigratierivier bij Kornwerderzand is een maatregel om deze regionale ambitie te bereiken. Vanuit de KRW is besloten tot de aanleg van één technische vispassage bij Den Oever en één vispassage bij Kornwerderzand, met een beperkte ecologische doelstelling. De KRWdoelstelling van een vispassage bij Kornwerderzand is aangehouden tot uitwerking van het project Vismigratieriviervoldoende duidelijkheid biedt. Zodra blijkt dat de Vismigratierivier wordt uitgevoerd zal de KRW-verplichting overgaan op de Vismigratierivier. Dit m.e.r.-onderzoek richt zich op de aanleg van de vispassage bij Kornwerderzand. Plangebied 25 Het plangebied is het gebied waar de vismigratievoorziening is beoogd te worden aangelegd. Het plangebied ligt nabij Kornwerderzand, gedeeltelijk in de Waddenzee, gedeeltelijk in het IJsselmeer en daartussen kruist het de Afsluitdijk. Doelstelling vispassage Kornwerderzand herstel van de (estuariene) migratieroute voor trekvissen ten behoeve van gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland; 2. het creëren van basisvoorwaarden voor een duurzame visserij (sport en beroep); 3. een impuls geven aan recreatie en toerisme, waarbij educatie en voorlichting over vismigratie en de zoet-zout overgangen een belangrijke nevenfunctie vormen. Alternatieven en varianten In de m.e.r. zijn de volgende alternatieven en varianten onderzocht: Referentiealternatief. Huidige situatie plus autonome ontwikkeling tot Hieronder valt het visvriendelijk spui- en schutsluisbeheer, de bijbehorende zoutwaterafvoer, en de vishevel bij Den Oever. Alternatief 1: vishevel. Technische vispassage, zonder brakwaterzone en zonder intergetijdengebied. De vishevel bij Den Oever dient als voorbeeld voor dit alternatief. Alternatief 2: vismigratierivier. Vispassage met brakwaterzone en intergetijdengebied. o Variant lange dam: langgerekte vismigratierivier parallel aan de Afsluitdijk. o Variant westkant: compacte vismigratierivier ten westen van de spuisluizen. o Variant oostkant: vismigratierivier met natuurlijke uitstraling ten oosten van de spuisluizen. Pagina 4

10 Selectie van realistische alternatieven Om te komen tot deze alternatieven zijn verschillende oplossingsrichtingen onderzocht. Het belangrijkste selectiecriterium is de bijdrage die de oplossingsrichting levert aan de hoofddoelstelling: herstel van de (estuariene) migratieroute voor trekvissen ten behoeve van gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland Daarnaast moeten realistische alternatieven voldoen aan de belangrijkste randvoorwaarden van het project: Veiligheid: de veiligheidsfunctie van de Afsluitdijk, als bescherming tegen hoogwater voor het achterland, moet gegarandeerd blijven; Verkeer: de wegverbinding over de Afsluitdijk moet gehandhaafd blijven en het verkeer (wegverkeer, beroeps- en recreatievaart) mag geen hinder ondervinden in de uiteindelijke situatie; Waterafvoer: de afvoercapaciteit (spuicapaciteit) van het spuicomplex Kornwerderzand mag niet worden beperkt als gevolg van de aanleg van de vismigratievoorziening; Waterberging: de waterbergingscapaciteit en daarmee het oppervlak van het IJsselmeer mag niet significant afnemen; Waterkwaliteit: de te realiseren voorziening mag niet leiden tot een toename van het zoutgehalte in het IJsselmeer in verband met de belangen van de drinkwaterwinning en de inlaat van landbouwwater. Klimaatbestendigheid (zeespiegelstijging) en robuustheid op basis van het Deltaprogramma (meer peilfluctuatie IJsselmeer); Beheer en onderhoud van de vismigratievoorziening inclusief kunstwerken is duurzaam, onderhoudsarm en conform de eisen van Rijkswaterstaat en de toekomstig beheerder van de vismigratierivier. Dit betekent dat alleen oplossingsrichtingen met een afsluitbare voorziening door de Afsluitdijk tot de reële alternatieven behoren. Open of half-open verbindingen voldoen niet aan de criteria van hoogwaterveiligheid, waterkwaliteit en waterberging en zijn om deze reden afgevallen. Ligging van de vispassage De vismigratierivier wordt onderzocht bij Kornwerderzand. Deze locatie is optimaal omdat een diepe geul door de Waddenzee van de Noordzee naar Kornwerderzand loopt. Trekvissen gebruiken bij voorkeur diepe geulen. Daarnaast stroomt er bij Kornwerderzand zoetwater vanuit het IJsselmeer de Waddenzee in als er gespuid wordt. Dit zoete water trekt trekvissen aan (lokstroom). Als laatste ligt Kornwerderzand dichtbij de Makkumer Noordwaard en het Friese achterland. Dit is paai- en opgroeihabitat voor sommige trekvissen. De vismigratierivier wordt grotendeels in het IJsselmeergebied geprojecteerd. Hieraan ligt de veronderstelling ten grondslag, dat de vismigratierivier op deze manier geen significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden Waddenzee en IJsselmeer gebied veroorzaakt. Deze veronderstelling is in dit MER en de Passende Beoordeling getoetst. Effectbeoordeling 50 Bij de effectbeoordeling is steeds eerst de afweging tussen de alternatieven vishevel en vismigratierivier beschreven. Hierbij is de vismigratierivier aan de westzijde van de spuisluizen als uitgangspunt genomen. Dit is een vormgeving van de vismigratierivier die overeenkomt met variant westkant. Pagina 5

11 Daarna zijn de beoordelingen van de varianten lange dam, westkant en oostkant opgenomen. Doelbereik Afweging tussen de alternatieven Het herstel van de estuariene migratieroute hangt af van de passeerbaarheid van de vispassage. Deze hangt samen met de volgende punten: Duur van openstelling van de passage; Hoeveelheid zoutwater die bij vloed richting het IJsselmeer stroomt; Grootte van de lokstroom (de vindbaarheid ); De aanwezigheid van een overgangszone met natuurlijk habitat. Vismigratie-experts geven aan dat wanneer de bovenstaande vier punten optimaal zijn, de passage voor alle soorten geschikt is, en de passage-efficiëntie maximaal. Voorwaarde daarbij is dat de passeerbaarheid niet wordt verhinderd door andere factoren. Zowel de vishevel (alternatief 1) als de vismigratierivier (alternatief 2) verbeteren de vismigratie. Zowel de vishevel als de vismigratierivier zijn bijna altijd geopend voor migratie. Dit is niet onderscheidend tussen de varianten. In de vismigratierivier stroomt een grote hoeveelheid zoutwater met vloed richting het IJsselmeer. Dit is in de vishevel niet het geval. In de vishevel is wel een lokstroom, maar deze is kleiner van omvang dan in de vismigratierivier. Alleen de vismigratierivier heeft een overgangszone met natuurlijk habitat. Daardoor levert de vismigratierivier een grotere bijdrage aan het herstel van de estuariene migratieroute dan de vishevel. Bij de beoordeling van de basisvoorwaarden voor duurzame beroeps- en sportvisserij wordt specifiek de geschiktheid van de vispassage voor glasaal en spiering beoordeeld. Daarnaast wordt de terugzwem-mogelijkheid voor uitgespoelde zoetwatervissen beoordeeld. Glasaal is afhankelijk van een grote instroom van zoutwater bij vloed. Deze is zeer beperkt aanwezig in de vishevel, en in grote hoeveelheid in de vismigratierivier. Spiering zwemt actief tegen de stroom in. Voor het zwemgedrag van de spiering zijn de vishevel en de vismigratierivier niet onderscheidend. Het is onbekend of de spiering een zoet-zout overgangszone nodig heeft om te acclimatiseren. Dit wordt in literatuur wel gesuggereerd, maar niet onderbouwd. Deze overgangszone is alleen bij de vismigratierivier aanwezig, en niet bij de vishevel. Glasaal is niet afhankelijk van een overgangszone. De vishevel en de vismigratierivier zijn niet onderscheidend op de mogelijkheden voor uitgespoelde zoetwatervis om terug te zwemmen. Het geven van een impuls aan recreatie en toerisme wordt beoordeeld op: Beleefbaarheid van de vistrek. Educatie over vismigratie en werking vispassage. Toegankelijkheid en bereikbaarheid. Zowel alternatief 1 vishevel als alternatief 2 vismigratierivier geven de mogelijkheid tot educatie over vismigratie. De beleefbaarheid van de migrerende vissen is bij alternatief 2 vismigratierivier groot. Door de lange rivier is de overgang van zoutwater naar zoetwater te beleven. De vishevel heeft dit voordeel niet doordat deze er uitziet als een technisch object en de werking van buitenaf niet is te zien. Pagina 6

12 Afweging tussen de varianten De varianten lange dam, westkant en oostkant zijn niet onderscheidend op duur van openstelling van de passage, hoeveelheid zoutwater die bij vloed richting het IJsselmeer stroomt en de grootte van de lokstroom (de vindbaarheid ). Het onderscheid in herstel van de estuariene migratieroute zit in de aanwezigheid van een overgangszone met natuurlijk habitat en de verbinding tussen het IJsselmeer en de Waddenzee. In de variant oostkant is het grootste oppervlak natuurlijk oppervlak aanwezig. Dit is het meest positief. Voor de verbinding tussen de spuikom en de vismigratierivier oostkant zijn technische oplossingen nodig om de vaargeul van de schutsluizen te kruisen. Deze technische oplossingen hebben het risico dat de vissen de verbinding niet zullen gebruiken, omdat er drukverschillen in de verbinding zijn. Daarom bestaat het risico dat de variant oostkant geen bijdrage levert aan de vismigratie. Hydrodynamica en morfologie Afweging tussen de alternatieven Hydrodynamica wordt beoordeeld op de variatie in stroomsnelheid, instroom van zoutwater en bijdrage aan de spuicapaciteit. Variatie in stroomsnelheid is wenselijk, omdat verschillende vissoorten verschillende vereisten hebben. Voor de getijdenmigranten is de instroom van zoutwater van belang. Omdat door de klimaatverandering oplossingen voor de verminderde spuicapaciteit worden gezocht, is de bijdrage aan het spuien onderzocht. De vishevel heeft geen variatie in stroomsnelheden, en een zeer beperkte instroom van zoutwater. De vismigratierivier heeft wel variatie in stroomsnelheid en instroom van zoutwater. De vishevel en de vismigratierivier zijn niet onderscheidend op de bijdrage aan het spuien. Bij morfologie is de aanslibbing in de vispassage beoordeeld, en de verandering van stromingen en sedimentatie in de Waddenzee. Zowel de vishevel als de vismigratierivier hebben bij een juist ontwerp geen sedimentatie of erosie. Ook verstoren beide de stromingen in de Waddenzee niet. Morfologie is niet onderscheidend tussen de alternatieven Afweging tussen de varianten De varianten zijn niet onderscheidend op lokstroom, instroom van water uit de Waddenzee en bijdrage aan de spuicapaciteit. Binnen de vismigratierivier bieden de oost- en westkant een grotere variatie in stroomsnelheden dan de variant lange dam. Door het bochtige profiel van de oost- en westkant is de variatie in stroomsnelheden in het dwarsprofiel groter, en zijn meer stroomluwe gebieden te vinden. Een natuurlijke inrichting biedt de meeste stroomluwe gebieden. Zo n inrichting is opgenomen in de variant oostkant. Natuur 45 Het doel van het project is om de natuur te versterken. Om dubbeltelling te voorkomen is bij de beoordeling van natuur alleen gekeken naar de onbedoelde effecten op natuur. De beoogde effecten zijn opgenomen onder doelbereik. De beoordeling van natuur is uitgevoerd op de criteria van de KRW, Natuurbeschermingswet, EHS en Flora- en faunawet. Afweging tussen de alternatieven Zowel de vishevel als de vismigratierivier hebben positieve effecten op natuur, die doorwerken op populaties van vogels. Doordat de vismigratierivier een geleidelijke zoet-zout Pagina 7

13 overgangszone heeft ontstaat daar ruimte voor natuurwaarde. Dit is terug te zien in de toetsing aan de verschillende wettelijke kaders Afweging tussen de varianten De varianten zijn niet onderscheidend voor de beoordeling van de KRW. De variant oostkant wordt aangelegd in Natura 2000-habitatgebied. Daardoor scoort deze variant zeer negatief op de Natuurbeschermingswet. De westkant en lange dam liggen niet in habitatgebied. In de varianten westkant en oostkant is enige ruimte voor terrestrische soorten. Hiermee kan de vismigratierivier een stapsteen vormen in de verbinding tussen Friesland en Noord- Holland. Dit wordt positief beoordeeld. Variant lange dam biedt dit voordeel niet. Voor de Flora- en Faunawet leiden de lange dam en variant westkant niet tot een aantasting van thans aanwezige beschermde soorten. De variant oostkant kan leiden tot een aantasting van thans aanwezige beschermde soorten. In het ondiepe deel van het IJsselmeer aan de oostkant kunnen kwetsbare vegetaties, plantensoorten en daarvan afhankelijke dieren verstoord worden. Water Afweging tussen de alternatieven Zowel de vishevel als de vismigratierivier hebben een mechanisme dat voorkomt dat er zoutwater het IJsselmeer instroomt. Hierop zijn de varianten niet onderscheidend. Ook de zijn de alternatieven niet onderscheidend op de afname van het waterbergend vermogen van het IJsselmeer en de spuicapaciteit van de Lorentzsluizen. 30 Afweging tussen de varianten Het aspect waterkwaliteit is niet onderscheidend, daarom zijn de varianten van de vismigratierivier niet afzonderlijk beoordeeld. Landschap en cultuurhistorie Afweging tussen de alternatieven De alternatieven zijn beoordeeld op Landschapstype en structuur, historische bouwkunde en archeologie. Bij landschapstype en -structuur is gekeken naar de iconische waarde van de Afsluitdijk, de beleving van het waterpanaroma, de functie combinaties en bereikbaarheid en de expressie van natuur. Bij de vishevel is een geringe aantasting van de iconische uitstraling niet te voorkomen. De vismigratierivier heeft de potentie om een showcase te worden die een wezenlijke bijdrage levert aan de kwaliteitsambitie om van de Afsluitdijk een icoon van de 21 e eeuw te maken. De vishevel beïnvloedt de beleving van het waterpanorama niet. Er wordt geen meerwaarde gecreëerd door de combinaties van functies en de expressie van natuur. De vismigratierivier kan de waterbeleving verstoren. De combinatie van functies is gering en er is enige expressie van natuur. Beide alternatieven veroorzaken geen belemmering van het zicht op de Rijksmonumenten en het beschermde dorpsgezicht. De vismigratierivier verandert de beleving van het sluizencomplex en de kazematten. Pagina 8

14 Er wordt geen aantasting van archeologische waarden verwacht in beide alternatieven Afweging tussen de varianten De variant lange dam benadrukt de vorm van de Afsluitdijk. De vismigratierivier wordt geïntegreerd in het waterstaatkundige deel waarmee de Afsluitdijk wordt geüpdate tot een ecologisch waardevol 21 ste eeuws object. Het laat de ontwikkeling van de dijk naar het heden zien. Daarmee wordt de iconische uitstraling versterkt. De varianten westkant en oostkant doorsnijden de langgerekte structuur van de Afsluitdijk. Indien dit ondoordacht gebeurt kan dit afbreuk doen aan de weidsheid en daarmee de iconische uitstraling aantasten. Doordat bij variant oostkant de inpassing in het huidige landschap groot is, wordt de zichtbaarheid minder en daarmee verdwijnt de zelfstandige icoonfunctie. Aan de westkant heeft de vismigratierivier de potentie om uit te groeien tot een nieuw icoon zonder de uitstraling van de Afsluitdijk aan te tasten. De beleving van waterpanorama is in de variant oostkant het beste. De vismigratierivier sluit daar aan bij de Makkummer Noordwaard. De westzijde blijft ongemoeid. In variant westkant wordt deze het meest verstoord. Variant oostkant kent de grootste combinatie van functies binnen de vismigratierivier, en de grootste expressie van natuur. Omdat de vormgeving van de lange dam en de westkant enkel gericht zijn op vismigratie, is dat in beide andere varianten minder. De variant lange dam doet geen afbreuk aan de historisch bouwkunde in het gebied. De andere varianten verstoren de beleving. 25 Gebruiksfuncties Afweging tussen de alternatieven De effectbeoordeling op gebruiksfuncties richt zich op de effecten op bestaande recreatiemogelijkheden, wonen, verkeer en visserij met vaste vistuigen Omdat de vismigratierivier beter te beleven is dan de vishevel, versterkt de vismigratierivier de huidige recreatiemogelijkheden op Kornwerderzand. Het totaal wordt interessanter. Er is geen wezenlijk verschil voor de bewoners. Naar verwachting is het effect op verkeer niet onderscheidend. Voor de visserij met vaste vistuigen zijn de positieve en negatieve effecten waarschijnlijk in evenwicht. Afweging tussen de varianten Bij de variant oostkant en westkant is meer mogelijkheid om deze aantrekkelijk voor bezoekers te maken. Daarom wordt een grotere versterking van de bestaande recreatiemogelijkheden verwacht dan bij de lange dam. Oostkant ligt op een huidige kitesurflocatie. Deze locatie wordt vernietigd. Het is de vraag of een vergelijkbare locatie kan worden teruggebracht. De variant aan de oostkant ligt in het uitzicht van de bebouwing. De bewoners zien de variant westkant en lange dam niet. Daarom wordt minder hinder van die twee varianten verwacht. Verkeer en visserij met vaste vistuigen zijn niet per variant beoordeeld, omdat deze niet onderscheidend zijn. Pagina 9

15 Toekomstvastheid Afweging tussen de alternatieven Bij de beoordeling van de alternatieven voor de vispassage op toekomstvastheid wordt getoetst aan de volgende aspecten. Is het systeem aanpasbaar bij hogere danwel lagere waterstanden? Is het systeem aanpasbaar aan het gedrag van de trekvissen? Is veel beheer en onderhoud nodig? De vishevel kent een technische inrichting en is niet makkelijk uit te breiden. Ook de inrichting van de vismigratierivier is moeilijk aanpasbaar doordat de inrichting kunstmatig en in harde materialen is. Maar bij de vismigratierivier kan wel ingespeeld worden op visgedrag door aanleg van beheerschuiven. Dit geeft een grote flexibiliteit om met gerichte afsluitingen te optimaliseren voor visgedrag. De dammen rondom de vismigratierivier bestaan uit steenbestortingen welke relatief makkelijk kunnen worden aangepast aan veranderende waterstanden. De beheer- en onderhoudsinspanning van de vishevel is beperkt, maar bij de vismigratierivier is de inspanning groot Afweging tussen de varianten Binnen de vismigratierivier is de inrichting van variant westkant, zoals hierboven beschreven, niet flexibel door de keuze voor een kunstmatige vorm, met gebruik van harde materialen. Voor de variant oostkant valt de keuze op een meer natuurlijke inrichting, een uitvoering met zachte constructie. Deze variant kent daardoor een flexibele inrichting en kan makkelijker worden aangepast aan nieuwe inzichten op het gebied van zowel waterstanden als visgedrag. De variant lange dam ligt tegen de Afsluitdijk aan en kan daardoor niet zomaar worden aangepast aan veranderende waterstanden. Voor alle drie de varianten geldt dat door gerichte afsluitingen flexibiliteit ontstaat om te optimaliseren voor visgedrag. De beheer- en onderhoudsinspanning is voor alle varianten vergelijkbaar. Aanlegfase Afweging tussen de alternatieven De aanlegfase is beoordeeld op effecten op licht en geluid, luchtkwaliteit, verkeer, natuur, waterkwaliteit en hydrodynamica en morfologie. 35 Omdat de vishevel vele malen beperkter is dan de vismigratierivier, zijn alle effecten tijdens de aanlegfase ook beperkter. Enige hinder is ook bij de vishevel niet te voorkomen Afweging tussen de varianten Op de meeste aspecten zijn de varianten niet onderscheidend in de hinder die tijdens aanleg wordt veroorzaakt. Dit geldt niet voor het aspect natuur. Omdat de variant lange dam wordt aangelegd in de een zone waar reeds verkeershinder is door het project Afsluitdijk, wordt de overlast van de bouw op de huidige natuur als minimaal ingeschat. In de variant oostkant vindt de aanleg plaats in een gebied met hoge natuurwaarden. Hier is de verstoring ook groter. Variant westkant zit qua hinder op natuur tussen beide varianten in. Voor de waterkwaliteit geldt dat de lange dam minder werk nodig zal hebben dan varianten oost- en westkant. Lange dam blijft dichter bij de dijk en kent een minder complexe aanlegfase doordat de interne inrichting eenvoudiger is, hierdoor is er minder kans op vervuiling door werkschepen. Pagina 10

16 5 De oostkant bevindt zich in een ondiepe zone van het IJsselmeer maar vergt complexe aanlegconstructies door de dijk heen en onder de aanvaarroutes van schepen door. Het ontwerp van de westkant ligt in een dieper stuk van het IJsselmeer en aldaar zal ook meer werk verzet moeten worden voor de aanleg van de vismigratierivier. Tabel 1 Samenvatting effectbeoordeling Alternatief Referentie alternatief Vishevel Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant VKA Doelbereik Herstel migratieroute Duurzame visserij Recreatie, toerisme en educatie Referentie Permanente effecten Vishevel Lange dam Westkant Oostkant VKA alternatief Hydrodynamica Hydrodynamica Natuur Landschap en cultuurhistorie Gebruiksfuncties KRW Natuurbeschermingswet EHS Flora- en faunawet Landschapstype en -structuur Historische bouwkunde Recreatie Wonen Toekomstvastheid Flexibiliteit Tijdelijke effecten Aanlegfase Referentie alternatief Vishevel Lange dam Westkant Oostkant VKA Geluid en licht Luchtkwaliteit Verkeer Natuur 0 0/- 0/ /- Waterkwaliteit Legenda effectbeoordeling* Score Betekenis ++ Sterk positief effect + Positief effect 0 Geen / neutraal effect - Negatief effect -- Sterk negatief effect 10 Pagina 11

17 Voorkeursalternatief Het voorkeursalternatief is alternatief 2, variant westkant, geoptimaliseerd met onderdelen uit de natuurlijke inrichting van variant oostkant (Figuur 0-1) Figuur 0-1: Artist impression voorkeursalternatief vismigratierivier Afsluitdijk (Grontmij, 2014) Het ruimtebeslag en de hoeveelheid benodigd materiaal komt vrijwel overeen met variant westkant van alternatief 2. Hierdoor komt de effectbeoordeling vrijwel geheel overeen met deze variant. Het enige aspect met een afwijkende beoordeling is historische bouwkunde. Variant westkant scoorde hier licht negatief vanwege verandering van de beleving van de kazematten. In het voorkeursalternatief is dit effect gemitigeerd. Het kazemattencomplex blijft zoveel mogelijk omgeven door water en behoudt daarmee zijn huidige vrije ligging en uitstraling. Het voorkeursalternatief scoort daarom neutraal op dit aspect. Een belangrijk verschil tussen variant westkant en het voorkeursalternatief is de natuurlijke inrichting van de vismigratierivier nabij de Afsluitdijk en bij de monding in het IJsselmeer. Daarmee wordt de hoge kwaliteit van het verblijf in het intergetijdengebied van variant oostkant benadert. Hierdoor krijgen trekvissen meer ruimte om te acclimatiseren, te schuilen en te rusten. Dit heeft een positieve invloed op het doelbereik. De effectbeoordeling van doelbereik was voor variant westkant al maximaal positief, dus de effectbeoordeling van doelbereik voor het voorkeursalternatief is ook maximaal positief. 25 Pagina 12

18 1 Inleiding 1.1 Aanleiding versterking en vernieuwing Afsluitdijk In 2006 stelde Rijkswaterstaat vast dat de Afsluitdijk niet meer voldoet aan de waterveiligheidseisen. Daarom gaat het Rijk de dijk en de sluizen in de dijk versterken. Bovendien wordt de afvoercapaciteit van de Afsluitdijk vergroot door pompen te plaatsen in enkele spuikokers van het spuicomplex bij Den Oever. Daarbij hebben de gemeenten en provincies rondom de Afsluitdijk ambities. Bijvoorbeeld op het gebied van Energie & Water, Economie & Water en Natuur & Water. De ambities zijn vastgelegd in de Ambitie Agenda Afsluitdijk. Bij het realiseren van die ambities werkt de regio onder de naam De Nieuwe Afsluitdijk samen met het Rijk. Het Rijk en de regio kijken daarbij ook naar de ruimtelijke kwaliteit. De versterkingen en de regionale ambities moeten passen in de omgeving. Binnen het thema Natuur & Water is de regionale ambitie te komen tot een passage voor trekvissen met een zoet-zout overgang. Het project Vismigratierivier bij Kornwerderzand (VMR 1 ) is een maatregel om deze regionale ambitie te bereiken. Daarmee wordt de KRW doelstelling overgenomen. 1.2 Probleemstelling Vissen De aanleg van de Afsluitdijk in 1932 is een belangrijk project geweest ter verbetering van de waterveiligheid en gaf een impuls aan de Noord-Nederlandse economie. De Afsluitdijk leidde ook grote veranderingen aan de natuur. Met de aanleg van de Afsluitdijk werden de Waddenzee en de Zuiderzee hard van elkaar gescheiden, de geleidelijke overgang van zout- naar zoetwater verdween en de routes van trekvissen tussen de zee en het Europese achterland werden geblokkeerd (Figuur 1-1). De Zuiderzee werd het IJsselmeer zonder getijde. De Afsluitdijk heeft slechts twee openingen, namelijk de twee sluizencomplexen: de Stevinsluizen bij Den Oever en de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand. Deze complexen bevatten spuisluizen ten behoeve van de waterbeheerfunctie en schutsluizen om schepen te kunnen laten passeren. De Figuur 1-1 Afsluitdijk als ecologische barrière tussen spuisluizen bij Kornwerderzand en Den Oever regelen het Waddenzee en IJsselmeer peil op het IJsselmeer door binnenwater te spuien en buitenwater te keren. De spuisluizen worden zo gestuurd dat alleen zoetwater van het IJsselmeer naar de Waddenzee stroomt en geen zoutwater van de Waddenzee naar het IJsselmeer stroomt. De grote hoeveelheid zoetwater die door de spuisluizen naar de Waddenzee stroomt vormt voor trekvissen een sterke lokstroom. Hierdoor hebben de spuisluizen een grote aantrekkende werking op trekvissen die vanuit de Waddenzee naar het IJsselmeer willen migreren. In verband met de hoge stroomsnelheid kunnen de meeste vissoorten echter niet door de spuisluizen tegen de stroming naar het IJsselmeer zwemmen. 1 De Vismigratierivier is de projectnaam van de vispassage bij Kornwerderzand. Zowel een vismigratierivier als een vishevel is een type vispassage (zie begrippenlijst, hoofdstuk 10). Pagina 13

19 5 De stroomsnelheid is gedurende de gehele spuiperiode hoog doordat de spuisluizen vóór gelijk tij worden gesloten om te voorkomen dat er zoutwater naar het IJsselmeer stroomt Het spuisluizenbeheer beperkt zodoende de vismigratie van zee 10 naar het binnenwater. Hierbij komt dat de overgang tussen zout- en zoetwater niet geleidelijk verloopt. Hierdoor hebben vele miljoenen vissen - die voor de intrek gebruik Figuur 1-2: Lorentz sluizen bij Kornwerderzand 15 zouden maken van instromend zoutwater en de zoet-zout overgang van een estuariene gradiënt 2 - nu te maken met een abrupte overgang zonder rustplaatsen waar ze zich kunnen instellen op de nieuwe omstandigheden. Trekvissen die uittrekken vanuit het IJsselmeer naar de Waddenzee ondervinden relatief weinig hinder. Zij laten zich uitspoelen door de spuisluizen. Echter, net als de intrekkende vissen worden zij geconfronteerd met een abrupte overgang en missen zij de estuariene gradiënt. Daarnaast worden door het spuien veel zoetwatervissen uitgespoeld vanuit het IJsselmeer naar de Waddenzee. De overlevingskans en/of de kans om terug te keren naar het IJsselmeer is minimaal. De huidige Afsluitdijk vormt zodoende een grote ecologische barrière voor trekvissen die willen migreren tussen Waddenzee en IJsselmeer en verder naar de bovenstroomse beken en rivieren. Niet alleen vormt de Afsluitdijk een fysieke hindernis voor vismigratie, het ontbreken van een geleidelijke zoet-zout overgang zorgt voor een aanvullende hindernis in de migratie tussen zout en zoet. Deze combinatie van obstakels heeft ertoe geleid dat er een significante barrière is voor trekvissen om duurzame vitale vispopulaties te kunnen opbouwen in de Waddenzee, het IJsselmeer en verder stroomopwaarts. In concreto betreft het één van de grootste vismigratieknelpunten in Nederland van het internationale Rijnstroomgebied Vogels Het vismigratieknelpunt heeft ook gevolgen voor visetende vogels. Door verschillende oorzaken is er op dit moment een neergaande trend bij verschillende vogelsoorten op het IJsselmeer. Onderzoek naar effectieve maatregelen om de neergaande trend te stoppen, noemt het vergroten van de diversiteit van voedselaanbod als een van de herstelmaatregelen. Hierbij wordt specifiek aandacht gegeven aan het verbeteren van de verbinding met de omgeving om visintrek te vergroten (Deltares, 2014). 45 Visserij Behalve voor de natuur heeft de afsluiting van het IJsselmeer ook nadelige gevolgen voor de beroepsvisserij. Door de bouw van de Afsluitdijk zijn de mogelijkheden voor de intrek van commerciële vissoorten vanuit de Waddenzee naar het IJsselmeer en vice versa afgenomen. Estuariene soorten als ansjovis zijn vrijwel geheel verdwenen. Daarnaast vormt de uitspoeling van zoetwatervissen bij de spuisluizen een factor van belang voor de achteruitgang van de 2 Een estuarium is de plaats waar een rivier uitmondt in een zee of oceaan. Het getij en de stroming van de rivier zorgt ervoor dat het zoete en zoute water gemengd worden. Daardoor bestaan estuaria vooral uit brak water. Pagina 14

20 visstand van commercieel belangrijke soorten in het IJsselmeer (Witteveen+Bos, september 2009) De jaarlijkse monitoring van de visstand in het IJsselmeer laat op de lange termijn een afname zien in de aanlandingen van de commercieel belangrijke soorten bij visafslagen rond het IJsselmeer (Imares & Wageningen UR, april 2011). Ook voor de sportvisserij is de huidige waarde van het IJsselmeer sterk afgenomen In 2011 zijn in de periode juli t/m september in totaal 6 vliegtuigtellingen uitgevoerd. Hierbij zijn vanuit een klein vliegtuigje de sportvissers geteld. Er zijn in totaal 38 sportvissers waargenomen. Op basis van een aantal aannames is de sportvisserijbezetting voor het IJsselmeer berekend op 2790 vistrips gedurende het jaar. Het betrof vrijwel uitsluitend oevervissers, zeer incidenteel vindt sportvisserij plaats vanuit een boot. Kroes en Balkema komen in een ander onderzoek op ongeveer 2300 vistrips per jaar (Kroes & Balkema, 2013) In de jaren 70 van de vorig eeuw zijn op bijna dezelfde wijze sportvissers geteld langs het IJsselmeer als in De schatting van het aantal vistrips toen komt uit op vissers, dit is 23 maal hoger dan de schatting over De deelname aan de sportvisserij onder de Nederlandse bevolking in die tijd lag met 1,5 miljoen iets lager dan het huidige niveau van 1,7 miljoen sportvissers. Gesteld kan dus worden dat het sportvisserijgebruik van het IJsselmeer in 2011 nog slechts een fractie is van het gebruik in de jaren 70. Zolang er geen sprake is van herstel van de visstand, wordt er geen toename van het aantal sportvissers verwacht. In het Visplan IJsselmeer en Markermeer is het probleem als volgt verwoord: De visstand in het IJsselmeer bevindt zich op een historisch dieptepunt. Voor vrijwel alle vissoorten is sprake van neerwaartse trends en het grotendeels ontbreken van oudere jaarklassen / grotere vissen. Evenwicht in de opbouw van de populaties ontbreekt. De vangsten zijn eveneens trendmatig afgenomen. De huidige situatie staat ver af van die behorende bij een zo natuurlijk mogelijke visgemeenschap. Het centrale probleem voor het IJsselmeer/Markermeer is de trendmatige daling in het bestand van de meeste vissoorten, een daar - ondanks de saneringen - niet op afgestemde visserij-inspanning, en een verarmd, genivelleerd ecosysteem. Hierdoor ontbreekt momenteel een wenkend perspectief voor een duurzame beroeps- en sportvisserij (PO IJsselmeer & Sportvisserij Nederland, 2011). Verschillende partijen onderschrijven de noodzaak om te komen tot een oplossing voor de problematiek rondom de dalende trend van de visstanden. Deze partijen hebben gezamenlijk het Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij opgesteld. Doordat het Masterplan is opgesteld door verschillende overheden en belangenorganisaties voor visserij en natuur kan het Masterplan op breed draagvlak rekenen. Hierin is voor de korte termijn een sterke reductie tot volledig moratorium voor bepaalde soorten overeengekomen, om de populatie van deze soorten herstelkansen te bieden. Een sanering van de sector is nodig om overbevissing in de toekomst te voorkomen. 1.3 Doelstelling vispassage Kornwerderzand Naast de knelpunten en aandachtspunten zoals verwoord in de voorgaande paragraaf, worden er ook kansen gezien langs de Afsluitdijk. Vanuit de knelpunten, aandachtspunten en kansen zijn de volgende drie doelen afgeleid: 1. herstel van de (estuariene) migratieroute voor trekvissen ten behoeve van gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland; 2. het creëren van basisvoorwaarden voor een duurzame visserij (sport en beroep); 3. een impuls geven aan recreatie en toerisme, waarbij educatie en voorlichting over vismigratie en de zoet-zout overgangen een belangrijke nevenfunctie vormen. Pagina 15

21 1.4 Plangebied 5 Het plangebied is het gebied waar de vismigratievoorziening fysiek zal worden aangelegd. Dit is de Afsluitdijk en het omliggend gebied bij Kornwerderzand, Fryslân. Een deel van het plangebied zal in de Waddenzee liggen, een deel zal de Afsluitdijk kruisen en een deel zal in het IJsselmeer liggen. Het plangebied zal verschillen in omvang afhankelijk van de gekozen variant. Waddenzee Lorentzsluis Kornwerderzand IJsselmeer Figuur 1-3 Globale ligging plangebied 1.5 Benodigde besluiten en procedure Het vormgeven van de vispassage als vismigratierivier 1 met intergetijdengebied is een initiatief van de Waddenvereniging, Stichting Het Blauwe Hart, Sportvisserij Nederland en de Vereniging Vaste Vistuigen Noord. Het project wordt onder regie van het programma De Nieuwe Afsluitdijk (DNA) uitgewerkt. Dienst Landelijk Gebied is namens het Programma Naar een Rijke Waddenzee de trekker van de procedure en bereidt de besluiten voor. Hierin wordt samengewerkt met Rijkswaterstaat. Provinciale Staten van de Provincie Fryslân stelt het PIP vast. Om een vispassage bij Kornwerderzand te kunnen realiseren zijn in deze fase van de planvorming de volgende besluiten nodig: een Provinciaal inpassingsplan (PIP) om de bestemming van de grond te wijzigen, een vergunning Natuurbeschermingswet. Voor de realisatie van de vispassage bij Kornwerderzand is een wijziging nodig van de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten Súdwest-Fryslân en Harlingen. Gezien het gemeentegrensoverschrijdende karakter van de vispassage is, in samenspraak met de betrokken overheden, er voor gekozen om een Provinciaal inpassingsplan (PIP) op te stellen om realisatie van de vispassage planologisch mogelijk te maken. De activiteiten die het PIP mogelijk maakt, hebben mogelijk gevolgen voor de omliggende Natura 2000-gebieden Waddenzee en IJsselmeer waardoor een Passende beoordeling nodig is op grond van artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw). Om die reden is plan-m.e.r-plicht aan de orde. Pagina 16

22 Daarnaast is de activiteit te typeren als herinrichting/natuurontwikkeling en is voor het project een m.e.r.-beoordelingsplicht aan de orde op basis van de D-lijst van het Besluit m.e.r., categorie D9. Dat betekent dat het bevoegd gezag moet beoordelen of nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Als dat niet het geval is moet een project-mer worden opgesteld. Aangezien er al een planmer moet worden opgesteld ter ondersteuning van de besluitvorming over het PIP is er voor gekozen om de m.e.r.-beoordeling over te slaan en vrijwillig een gecombineerd MER (planmer/project-mer) op te stellen. Vanwege de planm.e.r.-plicht van het PIP is de zogenaamde uitgebreide m.e.r.-procedure, overeenkomstig paragraaf 7.4 van de Wet Milieubeheer, van toepassing. De Provinciale Staten van Fryslân zijn verantwoordelijk voor het opstellen en vaststellen van het Provinciaal inpassingsplan (PIP). Daarmee zijn de Provinciale Staten het bevoegd gezag voor zowel het PIP als de m.e.r. De provincie Fryslân heeft de m.e.r.-procedure gestart. De Minister van Economische Zaken en Provinciale Staten van Fryslân zijn bevoegd gezag voor de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, zowel in de Waddenzee als in het IJsselmeer. Provinciale Staten van Fryslân verleend de vergunning na afstemming met Economische Zaken. Met de milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de verschillende manieren waarop de vispassage bij Kornwerderzand kan worden vormgegeven met elkaar vergeleken. Voor dit initiatief zijn meerdere invullingsalternatieven onderzocht. De projectnaam Vismigratierivier 1 wordt gebruikt voor alle voor Kornwerderzand onderzochte varianten van vispassages. Hieronder vallen zowel een vismigratierivier met intergetijdengebied als een simpelere vishevel. Zie hoofdstuk 10 voor een verklaring van de gebruikte begrippen. Het voorliggende document is een gecombineerd plan- en projectmer. Dit wordt aangeduid als het MER. Begrippen m.e.r. en MER De afkorting m.e.r. staat voor de milieueffectrapportage. Daarmee wordt de wettelijke procedure van dit instrument bedoeld. Het MER staat voor het milieueffectrapport waarmee het rapport met de inhoudelijke beoordeling van de activiteiten wordt aangeduid. 1.6 Procedure m.e.r De procedure van de voorbereiding van het Provinciaal inpassingsplan met m.e.r. bestaat uit de volgende stappen: 1. openbare kennisgeving van het voornemen een m.e.r.-plichtig plan op te stellen met de mogelijkheid voor het geven van zienswijzen; 2. raadplegen van de betrokken bestuursorganen over reikwijdte en detailniveau van het MER; 3. opstellen MER; 4. ter inzage legging van het MER bij het ontwerp PIP met de mogelijkheid voor het geven van zienswijzen; 5. verwerken uitkomsten van zienswijzen en advies over het MER in het PIP; 6. bekendmaking van het PIP en MER. Deze paragraaf beschrijft hoe deze stappen in dit project zijn ingevuld. Pagina 17

23 Stap 1: kennisgeving De kennisgeving is op 1 februari 2014 geplaatst. De Notitie Reikwijdte en detailniveau heeft van 3 februari 2014 tot en met 14 maart 2014 ter inzage gelegen Stap 2: raadplegen betrokken bestuursorganen en Commissie m.e.r. In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is beschreven welke ontwikkelingen in het MER worden beoordeeld en tot op welk detailniveau deze ontwikkelingen worden onderzocht en beschreven. Deze NRD is 10 januari 2014 vastgesteld door de Provincie Fryslân. Met deze notitie zijn de betrokken bestuursorganen geraadpleegd en is advies gevraagd aan de Commissie voor de milieueffectrapportage. Op 31 januari 2014 is de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) om advies gevraagd over de NRD. Op 1 april 2014 heeft de Commissie m.e.r. het gevraagde advies uitgebracht. Het advies van de Commissie m.e.r. is meegenomen in dit MER, evenals de reacties van de geraadpleegde bestuursorganen. Stap 3: opstellen MER Het MER is het centrale onderdeel van de procedure waarin het voornemen en de alternatieven worden beoordeeld op milieueffecten. Het resultaat ligt voor u. Stap 4: ter inzage legging en inspraak Het MER en het ontwerp PIP liggen gelijktijdig ter inzage, rond juni Een ieder kan schriftelijk of mondeling zienswijzen geven op beide documenten. In het ontwerp van het PIP moet gemotiveerd worden aangegeven hoe de uitkomsten van het MER in het plan zijn verwerkt. Stap 5: verwerken uitkomsten van zienswijzen en overlegreacties De ingediende zienswijzen en overlegreacties worden verwerkt in het vast te stellen PIP. 30 Stap 6: bekendmaking en ter inzage legging vastgesteld PIP Het vastgestelde PIP wordt conform de procedure uit de Wro bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Het MER hoort bij het PIP en wordt ook ter inzage gelegd Leeswijzer Hoofdstuk 1 geeft de aanleiding, probleemstelling en doelstelling van het project Vismigratierivier. Daarnaast is beschreven waarom de m.e.r.-procedure wordt doorlopen, en hoe deze procedure eruit ziet. Hoofdstuk 2 gaat in op de totstandkoming van de alternatieven en varianten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 bevat de beschrijving en beoordeling van het doelbereik, per alternatief en variant. In hoofdstuk 5 worden de alternatieven en varianten beoordeeld op milieueffecten. Hoofdstuk 6 bestaat uit een samenvatting van de effectbeoordelingen uit hoofdstuk 4 en 5. Het voorkeursalternatief is beschreven en beoordeeld in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 zijn kennisleemten verzameld, en hoofdstuk 9 bevat de aanzet tot een evaluatieprogramma. De belangrijkste begrippen zijn verklaard in hoofdstuk 10 en in hoofdstuk 11 is de gebruikte literatuur weergegeven. 50 Pagina 18

24 2 Alternatieven en varianten 2.1 Selectie van realistische alternatieven 5 10 Door de initiatiefnemers is het voornemen tot realisatie van een vismigratierivier uitgewerkt. Hiervoor is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd om op hoofdlijnen inzicht in de haalbaarheid van het idee te krijgen. In de m.e.r. wordt de vismigratierivier verder uitgewerkt. Hierbij moeten ook realistische alternatieven voor het voornemen worden beschouwd. Daarvoor is in een aantal werksessies een proces doorlopen waarin vanuit een breed scala aan technische oplossingsrichtingen uiteindelijk enkele kansrijke alternatieven zijn overgebleven die in het MER worden beschouwd. In deze paragraaf wordt het trechteringsproces geanalyseerd en verantwoord Het trechteringsproces in hoofdlijnen 15 In het voortraject is een aantal oplossingsrichtingen verkend voor het faciliteren van vismigratie. Deze oplossingsrichtingen zijn aan de hand van een aantal criteria globaal getoetst. Op basis van die afweging is een selectie gemaakt van realistische alternatieven die vervolgens zijn teruggebracht naar een beperkt aantal kansrijke alternatieven en varianten die worden meegenomen in het MER. In onderstaand schema wordt het doorlopen proces van de ontwikkeling en trechtering van alternatieven weergegeven. Technisch mogelijke oplossingsrichtingen Realistische alternatieven Kansrijke alternatieven en varianten 20 Voorkeursvariant Hierna worden de stappen uit het schema toegelicht Technisch mogelijke oplossingsrichtingen Technisch gezien zijn oplossingsrichtingen mogelijk binnen de range van de volgende twee extremen : harde barrière/scheiding tussen Waddenzee en IJsselmeer (bestaande situatie Afsluitdijk met geoptimaliseerd spuibeheer); geen barrière tussen Waddenzee en IJsselmeer (geheel open verbinding, dus zonder Afsluitdijk). Hiermee is de maximale reikwijdte van de alternatieven aangegeven. In paragraaf 0 worden de technisch mogelijke oplossingen voor vispassage binnen deze reikwijdte toegelicht. Pagina 19

25 Selectie van realistische alternatieven Met behulp van een eerste verkenning naar doelbereik/probleemoplossend vermogen en onoverkomelijke belemmeringen is uit de technisch mogelijke oplossingsrichtingen een eerste selectie gemaakt naar realistische alternatieven, voorafgaand aan het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Deze eerste selectie heeft plaatsgevonden op basis van twee criteria: doelbereik; onoverkomelijke belemmeringen (randvoorwaarden en onoverkomelijke nadelige effecten). Hieronder worden deze criteria kort toegelicht. Daarbij wordt opgemerkt dat de kosten geen directe rol hebben gespeeld bij de trechtering naar realistische alternatieven. Dit omdat er geen taakstellend budget is voor het project. Ad 1. Doelbereik Om te bepalen of sprake is van een realistisch alternatief is eerst getoetst of met het alternatief het hoofddoel van het project is te bereiken. Dit hoofddoel is herstel van de (estuariene) migratieroute voor trekvissen ten behoeve van de gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland ( 1.3). Van belang voor dit ecologische hoofddoel van het project is dat het project een robuuste, jaarrond functionerende ecologische verbinding tussen IJsselmeer en Waddenzee realiseert. Deze verbinding is gericht op de intrek van een brede groep trekvissen en beschikt over een optimale lokstroom, zoutwater instroom en rust/adaptatiegebieden. De andere twee doelen, gericht op (beroeps- en sport)visserij en recreatie, zijn secundaire doelen en zijn niet onderzocht in de eerste globale selectie. Ad. 2. Onoverkomelijke belemmeringen/randvoorwaarden Als tweede is getoetst aan onoverkomelijke belemmeringen voor de uitvoering van het project. De randvoorwaarden die aan het project zijn gesteld, alsmede onoverkomelijke nadelige gevolgen gelden als een onoverkomelijke belemmering. Op basis van deze criteria is een aantal realistische alternatieven geselecteerd. Deze zijn nader ingeperkt tot relevante en onderscheidende alternatieven in het licht van de besluitvorming. In paragraaf wordt ingegaan op de realistische alternatieven voor de vismigratievoorziening. Selectie van kansrijke alternatieven en varianten Op basis van de geselecteerde realistische alternatieven is een tweede selectie gemaakt naar relevante en onderscheidende alternatieven ten behoeve van het MER. Hierbij zijn ook verschillende varianten beschouwd. Bij de selectie van kansrijke alternatieven en varianten hebben de volgende factoren een rol gespeeld: effectiviteit van de alternatieven en varianten; onderscheidend vermogen; significante nadelige effecten op de gebruiksfuncties ter plaatse. Pagina 20

26 5 Alternatieven en varianten De mogelijke oplossingsrichtingen zijn in hoofdzaak te rangschikken naar hun werkingsmechanisme, dat wil zeggen de manier waarop de voorziening verondersteld wordt te werken. Dit zijn de alternatieven. Daarnaast speelt de schaal waarop een maatregel wordt uitgevoerd, de ruimtelijke positie ten opzichte van de dijk en de details van het ontwerp. In dit laatste geval waarbij bepaalde mogelijkheden niet essentieel van elkaar verschillen in werkingswijze is sprake van varianten Mogelijke oplossingsrichtingen In de range van de twee extremen, namelijk huidige Afsluitdijk (maximale barrière) en geen Afsluitdijk (geen barrière), zijn in de verschillende sessies technische oplossingsrichtingen naar voren gebracht die meer of minder open van karakter zijn. De oplossingen variëren van afsluitbaar tot half open en volledig open. Op basis van werksessies met experts zijn de volgende vijf oplossingsrichtingen gedefinieerd: 1. referentiealternatief/nulalternatief: bestaande situatie met geoptimaliseerd sluisbeheer; 2. afsluitbare voorziening, zonder brakwatergebied; 3. afsluitbare voorziening, met brakwatergebied (de vismigratierivier is een variant binnen deze oplossingsrichting); 4. half-open zoet-zout overgang; 5. volledig open verbinding. Hieronder worden de vijf oplossingsrichtingen uiteengezet: Referentiealternatief: bestaand en geoptimaliseerd sluisbeheer en vispassage Den Oever Het referentiealternatief, dat ook wel nulalternatief wordt genoemd, betreft de bestaande situatie aangevuld met de autonome ontwikkeling. De autonome ontwikkeling is de toekomstige situatie die ontstaat als de voorgenomen activiteit niet wordt uitgevoerd. Plannen en projecten waarover al een bestuurlijk besluit is genomen en waarvan aannemelijk is dat deze gevolgen hebben voor het plan- en studiegebied zijn onderdeel van de autonome ontwikkeling. Dit kunnen ook ontwikkelingen zijn buiten het studiegebied. In dit project is voor de autonome ontwikkeling rekening gehouden met enkele KRWmaatregelen die in het kader van de KaderRichtlijn Water worden voorbereid ter optimalisatie van de vismigratie. Het betreft de realisatie van een kleinschalige vispassage bij Den Oever, aanpassingen van het spuiregime van de sluizen bij Den Oever en Kornwerderzand en bijbehorende aanleg van zoutwaterafvoersystemen bij de beide sluiscomplexen. Afsluitbare voorziening zonder brakwatergebied Deze oplossingsrichting heeft betrekking op technische voorzieningen van beperkte omvang en met een beperkt ruimtebeslag. De voorziening is meestal gericht op één of twee specifieke vissoorten, vaak van kleine omvang. Het betreft voorzieningen waarmee al redelijk veel ervaring is opgedaan, zoals afsluitbare pijpen/kokers, hevels, bakconstructies of andere technische varianten. Het mechanisme berust op het (buitendijks) concentreren van vis en die op geschikte momenten naar binnen laten zwemmen of hevelen. Het systeem biedt geen geleidelijke overgang van zout- naar zoetwater. Er is geen intergetijdengebied aan verbonden en het systeem heeft een beperkte lokstroom. Afsluitbare voorziening met een brakwatergebied (onder andere vismigratierivier) Als derde zijn voorzieningen mogelijk met een meer natuurlijk karakter, aansluitend bij de getijdewerking en het visgedrag, die met technische voorzieningen voor een deel van de tijd kunnen worden gesloten. Deze oplossingsrichting heeft een substantieel groter watervolume dan de eerste twee alternatieven, resulterend in een grotere zoetwater lokstroom. Daarnaast beschikt deze oplossingsrichting over instromend zoutwater ten behoeve van trekvissen die Pagina 21

27 gebruik maken van selectief getijdetransport en een brakwaterhabitat met een substantiële lengte, oppervlakte en volume waar trekvissen de mogelijkheid hebben om zich aan te passen aan de overgang van zout- naar zoetwater. Een voorbeeld daarvan is de vismigratierivier, zoals uitgewerkt in het document Vismigratierivier Afsluitdijk Haalbaarheid en projectplan (PRW, 2013). Half-open zoet-zout overgang Deze optie wordt mogelijk wanneer vorm, oppervlak en lengte van het aansluitende brakwatergebied zó worden gekozen dat afsluiten aan de IJsselmeerzijde niet nodig is. Hieronder vallen diverse grootschalige voorstellen die eerder zijn gedaan om te komen tot een grootschalig brakwatergebied als overgang tussen het IJsselmeer en de Waddenzee. Hiertoe behoren eerdere voorstellen van Rijkswaterstaat ( Afsluitdijk als schakel tussen zoet en zout, 2002; Aanlandingsstudie Fryslân, 2012 en Marktverkenning Toekomst Afsluitdijk, 2008). Een dergelijke maatregel omvat een afsluiting aan Afsluitdijkzijde en eventueel een noodsluiting aan de zuidzijde. Het onderscheid met de voorgaande oplossingen is te vinden in een groter oppervlak, volume, ruimtelijke diversiteit en mogelijk een groter getijvenster. Volledig open verbinding Extreem is de optie om de bestaande barrière tussen de Waddenzee en het Figuur 2-1 Voorbeeld half-open zoet-zout overgang, Marktverkenning Afsluitdijk, Rijkswaterstaat 2008 IJsselmeer volledig op te heffen, door de Afsluitdijk geheel of gedeeltelijk te ontmantelen. In dat geval wordt de verbinding volledig open Van oplossingsrichtingen naar realistische alternatieven Om te bepalen of sprake is van een realistisch alternatief is eerst getoetst of met de oplossingsrichting het hoofddoel van het project in voldoende mate is te bereiken. Hoofddoel: herstel van de migratieroute voor een brede groep trekvissen ten behoeve van vispopulaties Waddenzee, IJsselmeer en achterland. Daarnaast moeten realistische alternatieven voldoen aan de belangrijkste randvoorwaarden van het project: hoogwaterveiligheid; de veiligheidsfunctie van de Afsluitdijk, als bescherming tegen hoogwater voor het achterland, moet gegarandeerd blijven; behoud waterafvoercapaciteit/spuicapaciteit; de afvoercapaciteit van de spuicomplexen mag niet worden beperkt als gevolg van de aanleg van de migratievoorziening; geen significant extra zoutbezwaar voor het IJsselmeer in verband met behoud drinkwatervoorziening en gebruik als landbouwwater; Pagina 22

28 5 10 geen significante afname waterbergingscapaciteit IJsselmeer; het oppervlak van het IJsselmeer mag niet significant afnemen; klimaatbestendigheid (zeespiegelstijging) en robuustheid op basis van het Deltaprogramma (meer peilfluctuatie IJsselmeer); geen verkeershinder Afsluitdijk; de wegverbinding over de Afsluitdijk moet gehandhaafd blijven en het verkeer (wegverkeer, beroeps- en recreatievaart) mag geen hinder ondervinden in de uiteindelijke situatie; beheer en onderhoud van de vismigratievoorziening is duurzaam, onderhoudsarm en conform de eisen van Rijkswaterstaat en de toekomstig beheerder van de vismigratierivier. Hieronder wordt per oplossingsrichting toegelicht of er sprake is van een realistisch alternatief binnen de richting Referentiealternatief Het referentiealternatief betreft de situatie zonder de voorgenomen vismigratievoorziening maar met een aantal KRW-maatregelen bij de spuicomplexen in de Afsluitdijk die in 2015 operationeel zijn. Deze KRW-maatregelen zijn de aanleg van een vishevel bij Den Oever en visvriendelijk sluisbeheer bij de sluizencomplexen van Den Oever en Kornwerderzand. Omdat - naast de reeds geplande KRW-maatregelen - geen aanvullende vismigratievoorziening wordt gerealiseerd die voldoet aan de eisen die hieraan zijn gesteld, draagt dit alternatief onvoldoende bij aan de oplossing van het probleem c.q. het doelbereik. Visvriendelijk sluisbeheer kan maar zeer beperkt in de tijd worden ingezet. Daarnaast kent dit alternatief geen zoet-zout overgang tussen Waddenzee en IJsselmeer. Het referentiealternatief vormt de referentie ten opzichte waarvan de effecten van de overige alternatieven worden bepaald. Afsluitbare voorziening zonder brakwatergebied Als representant voor deze oplossingsrichting wordt in het MER een vispassage beschouwd zoals onlangs is ontworpen aan de westzijde van de schutsluis bij Den Oever. De vispassage zorgt voor een verbinding tussen het IJsselmeer en de Waddenzee, waardoor trekvis van de Waddenzee naar het IJsselmeer kan migreren. Doel van de vispassage is om zwakke zwemmers te faciliteren (spiering en stekelbaars, glasaal en larven). De vispassage wordt gezien als een aanvullende maatregel op visvriendelijk sluisbeheer. Deze maatregel wordt reeds voorbereid. De werking van deze vispassage is een soort communicerend vat. Er wordt een aan beide zijden afsluitbare doorgang aangebracht door de waterkering, met aan de IJsselmeerzijde een bakconstructie. In deze bak wordt met pompen het waterpeil altijd hoger gehouden dan het peil op de Waddenzee. Dit zorgt voor een constante stroom van zoetwater (lokstroom), waar de vissen tegenin zwemmen en zo richting het IJsselmeer migreren. In combinatie met het toekomstig visvriendelijk spuibeheer, dat autonoom zal worden uitgevoerd, voldoet deze oplossing aan het hoofddoel van het project. Tevens kent deze oplossing op voorhand geen onoverkomelijke nadelen voor hoogwaterveiligheid, zoutbelasting op het IJsselmeer, de verkeersfunctie of andere belangrijke randvoorwaarden. Afsluitbare voorziening met een brakwatergebied (onder andere vismigratierivier) Deze optie betreft een grootschalige technische voorziening met een meer natuurlijk karakter, zoals het voorgestelde projectinitiatief Vismigratierivier. Het mechanisme van de voorziening berust deels op getijdewerking en onderscheidt zich van een kleinschaligere oplossing door een meer natuurlijke stroming, een grotere lokstroom, een groot volume instromend zoutwater en een geleidelijke zoet-zout gradiënt. Het alternatief vismigratierivier is in detail beschreven in het Vismigratierivier Afsluitdijk Haalbaarheid en projectplan (PRW, 2013). Pagina 23

29 Deze oplossingsrichting voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de vismigratievoorziening. Zo is deze optie geschikt voor een brede groep trekvissen. Daarnaast kenmerkt deze voorziening zich door een groot migratievenster en een aanpassingsgebied tussen zout- en zoetwater. Daarmee draagt deze oplossingsrichting bij aan het gestelde hoofddoel. Daarnaast kent deze oplossing geen extra zoutbelasting of onoverkomelijke nadelen voor hoogwaterveiligheid, de verkeersfunctie of andere belangrijke randvoorwaarden. Half-open zoet-zout overgang Ondanks een relatief groot doelbereik leidt deze optie, afhankelijk van de vormgeving, mogelijk tot een toename van het zoutbezwaar op een deel van het IJsselmeer, en/of een risico op stagnatie en stratificatie in de zomer. Deze optie leidt in ieder geval tot een belangrijke beperking van de bergingscapaciteit en de zoetwatervoorraad op het IJsselmeer. Omdat in deze fase al duidelijk is dat de beperking van de zoetwatervoorraad door een significante toename van het zoutbezwaar bestuurlijk niet bespreekbaar is (DLG, 2013) valt deze oplossingsrichting af als realistisch alternatief. Volledig open verbinding Hoewel een volledig open verbinding optimaal is voor trekvissen en in die zin maximaal bijdraagt aan het hoofddoel, is deze optie als niet realistisch bestempeld omdat niet aan belangrijke randvoorwaarden voor het project wordt voldaan ten aanzien van zoutbezwaar (drinkwatervoorziening en landbouwfunctie), hoogwaterveiligheid, de verkeersfunctie en de waterbergingscapaciteit. Conclusie over realistische alternatieven Geconcludeerd wordt dat een geheel open verbinding afvalt als realistisch alternatief vanwege onder andere het zoutbezwaar en de hoogwaterveiligheid; er wordt niet voldaan aan de gestelde randvoorwaarden. Daarnaast valt ook de half-open vismigratievoorziening af. Dit vanwege het zoutbezwaar en de beperking van de zoetwatervoorraad en de waterbergingscapaciteit op het IJsselmeer. Als realistisch worden alleen die vismigratievoorzieningen aangemerkt die afsluitbaar of ten dele afsluitbaar zijn, omdat anders teveel zout in het IJsselmeer komt. Om hieraan tegemoet te kunnen komen, moet de voorziening zo worden gemaakt dat vis en zout -als het ware- worden gescheiden. Op basis van de eerste selectie zijn dus de volgende alternatieven overgebleven: 0. referentiealternatief/nulalternatief: bestaande situatie inclusief KRW-maatregelen visvriendelijk sluisbeheer/verruiming spuibeheer (operationeel in 2015); 1. afsluitbare voorziening, zonder brakwatergebied (koker, hevel of andere technische variant); 2. afsluitbare voorziening, met brakwatergebied (bijvoorbeeld vismigratierivier) Uitwerking kansrijke alternatieven en varianten voor het MER Op basis van een globale afweging van de realistische alternatieven is vervolgens bepaald wat de kansrijke alternatieven en varianten zijn voor de voorgenomen vismigratievoorziening. De kansrijke alternatieven en varianten zijn geselecteerd op basis van de verwachte ecologische effectiviteit, dat wil zeggen dat de voorziening jaarrond optimaal moet functioneren voor een brede groep trekvissen en daarmee recht doen aan de schaal van de locatie in de delta van het Rijnstroomgebied (Vismigratierivier Afsluitdijk Haalbaarheid en projectplan, 10 januari 2013). Pagina 24

30 Concreet betekent dit dat realistische alternatieven moeten voldoen aan de volgende eisen aan de voorziening: passeerbaarheid voor trekvissen; effectieve lokstroom; mogelijkheid voor selectief getijdetransport door vissen en larven; een bij voorkeur geleidelijke zoet-zout overgang tussen Waddenzee en IJsselmeer; jaarronde inzet van passagevoorziening. Daarbij worden de volgende randvoorwaarden gesteld: Veiligheid: de veiligheidsfunctie van de Afsluitdijk, als bescherming tegen hoogwater voor het achterland, moet gegarandeerd blijven; Verkeer: de wegverbinding over de Afsluitdijk moet gehandhaafd blijven en het verkeer mag geen hinder ondervinden in de uiteindelijke situatie; Waterafvoer: de afvoercapaciteit van het spuicomplex Kornwerderzand mag niet worden beperkt als gevolg van de aanleg van de vismigratievoorziening; Waterberging: de waterbergingscapaciteit en daarmee het oppervlak van het IJsselmeer mag niet significant afnemen; Waterkwaliteit: de te realiseren voorziening mag niet leiden tot een toename van het zoutgehalte in het IJsselmeer in verband met de belangen van de drinkwaterwinning en de inlaat van landbouwwater. Klimaatbestendigheid (zeespiegelstijging) en robuustheid op basis van het Deltaprogramma (meer peilfluctuatie IJsselmeer); Beheer en onderhoud van de vismigratievoorziening inclusief kunstwerken is duurzaam, onderhoudsarm en conform de eisen van Rijkswaterstaat en de toekomstig beheerder van de vismigratierivier. 2.2 Ligging van de vispassage Aansluiten bij spuicomplex De Afsluitdijk vormt over de gehele lengte een barrière voor trekvissen. Op dit moment zijn 30 niet overal langs de Afsluitdijk trekvissen aanwezig. Door de vispassage aan te leggen op een van de plaatsen waar in de huidige situatie de meeste trekvissen aanwezig zijn, kan de voorziening optimaal benut worden. 35 Migrerende vissen in zoutwater worden aangetrokken door een lokstroom van zoetwater. In de natuurlijke situatie duidt zoetwater op een monding van een rivier, 40 veel zoetwater duidt op een groot achterland. land droogvallend ondieptes diep water Figuur 2-2 Geulen in de Waddenzee (bron: Wanneer in de Afsluitdijk de spuisluizen geopend zijn, zorgt dit voor een enorme stroom zoetwater. Geopende spuisluizen zijn echter een bijna onneembare barrière voor migrerende vissen, omdat de stroming te sterk is om tegenin te zwemmen. Bij aansluiting van de vismigratierivier aan de spuisluizen zal de werking profiteren van deze reeds aanwezige lokstroom. Onderzoek laat zien dat zich in de spuikom bij Kornwerderzand en Den Oever tot tientallen Pagina 25

31 miljoenen trekvissen per soort (vooral de zwakke zwemmers glasaal, jonge bot, driedoornige stekelbaars en spiering) ophouden (IMARES, 2011; IMARES 2014a) Het aanleggen van een lokstroom die kan concurreren met de lokstroom van de spuisluizen is praktisch gezien onmogelijk. Het is eenvoudiger om aan te sluiten bij de reeds bestaande lokstroom van een spuicomplex. Door de zwemopening van de vispassage dichtbij de spuikom van het spuicomplex van Den Oever of Kornwerderzand te leggen kan gebruik gemaakt worden van de reeds aanwezige samenscholing van trekvissen. Dat betekent dat oplossingen over land, of op andere locaties langs de Afsluitdijk zijn afgevallen Afweging tussen Den Oever en Kornwerderzand Deskundigen zijn het er over eens dat migrerende vissen vooral gebruik maken van de diepere geulen. In de westelijke Waddenzee is dat het Marsdiep. Migrerende vissen trekken vanuit de Noordzee oostwaarts de Waddenzee op, waarbij het merendeel zal uitkomen bij de Doove Balg/Kornwerderzand omdat deze geul dieper is dan die richting Den Oever. Omdat op dit moment de aanleg van één vismigratierivier wordt overwogen, wordt deze onderzocht op de locatie met het grootste aanbod trekvissen. Aan de IJsselmeerzijde van het spuicomplex Kornwerderzand is het Natura 2000-gebied Makkumer Noordwaard gelegen. Dit is een geschikte opgroeihabitat voor verschillende soorten en leefgebied voor een aantal soorten, waaronder aal. Met de keuze voor de vismigratierivier bij Kornwerderzand komen de vissen in de buurt van dit opgroeihabitat het IJsselmeer binnen. Daarnaast is het achterland waar vissen verder naartoe kunnen trekken aan Friese zijde groter dan het achterland aan de kant van Noord-Holland. Door de vispassage bij Kornwerderzand te ontwikkelen, komen de vissen dichtbij Fryslân het IJsselmeer binnen. Figuur 2-3 toont de gebieden die afwateren op het IJsselmeer. Deze gebieden vormen het achterland waar de vissen heen kunnen trekken. Voor de migratieroutes verder de IJssel en de Rijn op, zijn Kornwerderzand en Den Oever niet onderscheidend. Bij Kornwerderzand is de kracht van de Waddenzee het grootst en telt waterveiligheid dus het zwaarst. In het ontwerp moet hier rekening mee worden gehouden. Op dit moment wordt reeds een vispassage bij Den Oever aangelegd door Rijkswaterstaat. De uitvoering is gepland in 2014 en Naar verwachting is het project in september 2015 gereed. Twee vispassages bij één spuicomplex ligt niet voor de hand. Vanuit de KRW is besloten tot de aanleg van één vispassage bij Den Oever en één vispassage bij Kornwerderzand. Dit m.e.r.-onderzoek richt zich op de aanleg van die ene vispassage bij Kornwerderzand. De KRW-doelstelling van een vispassage bij Kornwerderzand is aangehouden tot de uitwerking van het project Vismigratierivier voldoende duidelijkheid biedt. Daarmee komt de binnen het project Vismigratierivier onderzochte vispassage in de plaats van de KRW-passage. Pagina 26

32 IJsselmeer Veluwe-, Gooi-, en Eemmeer Wolderwijd Zwarte Meer Ketelmeer IJsselmeer en elders Markermeer IJmeer Ketelmeer en Markermeer, bijzondere omstandigheden Figuur 2-3 Afwatering in het IJsselmeergebied (bron: Beleidsnota IJsselmeergebied ) Aanleg in IJsselmeer Zowel het IJsselmeer als de Waddenzee zijn EHS en Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat bij de aanleg van het project Vismigratierivier rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelen van de beide gebieden. Het IJsselmeer is geheel aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Enkele delen van het IJsselmeer, ten oosten van de spuisluizen, zijn aangewezen als Habitatrichtlijngebied. De Waddenzee is geheel aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied (Figuur 2-4). Aanleg van de Vismigratierivier in de Waddenzee is lastig, omdat hierbij bestaande habitats worden aangetast. Iedere aantasting is vrijwel direct een significant verlies. In het conceptbeheerplan wordt een uitruil tussen instandhoudingsdoelstellingen mogelijk gemaakt, als de totale natuurwaarde van het gebied daarbij gebaat is. Dit past binnen de EU-richtlijn. In ieder ontwerp is een inzwemopening aan de Waddenzeezijde van de Afsluitdijk nodig. Hierdoor is een beperkt ruimtebeslag aan Waddenzeezijde onvermijdelijk. Het conceptbeheerplan biedt ruimte voor deze aanleg, en geeft de voorwaarden aan waaronder deze inzwemopening aangelegd kan worden. Er moet ruimte worden gecreëerd voor grondbroeders. In het conceptbeheerplan wordt geen ruimte gemaakt voor de volledige rivier aan Waddenzeezijde. Eerste onderzoeken laten zien dat de Vismigratierivier een impuls betekent voor meerdere vogelsoorten met instandhoudingsdoelen in het IJsselmeer. Uit de eerste onderzoeken blijken geen sterk negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Daarom is het ontwerp van de Vismigratierivier in het IJsselmeer geplaatst. In dit MER en de passende beoordeling wordt getoetst of de aanname dat significant negatieve effecten zijn te voorkomen klopt. Pagina 27

33 Habitatrichtlijngebieden Waddenzee en IJsselmeer Vogelrichtlijngebieden Waddenzee en IJsselmeer IJsselmeer Waddenzee Figuur 2-4 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in IJsselmeer en Waddenzee (bron: Referentiealternatief Het referentiealternatief, ook wel nulalternatief genoemd, is de bestaande situatie inclusief autonome ontwikkeling. De autonome ontwikkeling is de toekomstige situatie in 2020 die ontstaat als de voorgenomen activiteit niet wordt uitgevoerd. In de omgeving rond het plangebied voor het project Vismigratierivier worden verschillende plannen voorbereid en uitgevoerd waar het projectinitiatief relaties mee heeft of kan hebben. In dit MER zijn de volgende projecten beschouwd voor de autonome ontwikkeling: Afsluitdijk Project Verbeteren vismigratie Afsluitdijk Structuurvisie windenergie op land Maatregelen in stroomgebieden In de hiernavolgende alinea s is per project een korte toelichting gegeven Afsluitdijk De Afsluitdijk is in 1932 gebouwd en voldoet niet meer aan de gestelde (veiligheids)eisen. Daarom wordt een versterking uitgevoerd. De dijk wordt over de hele lengte overslagbestendig gemaakt en de schut- en spuisluizen worden versterkt. Daarnaast wordt de afvoercapaciteit van de Afsluitdijk vergroot door middel van het plaatsen van pompen in enkele spuikokers van het spuicomplex bij Den Oever. Regulier blijft het spuien op basis van vrij verval, wanneer capaciteitstekort dreigt worden de pompen bijgeschakeld. De huidige planning voor het project gaat uit van een projectbeslissing in 2015, start van de werkzaamheden in 2017 en oplevering in Het streven is om de planuitwerking en realisatie voor de Vismigratierivier aan te laten sluiten aan deze stappen voor de Afsluitdijk. Dat geldt in ieder geval voor de doorsnijding van de Afsluitdijk en de doorsnijding van de strekdam aan de westkant van de spuikom. Pagina 28

34 Project Verbeteren vismigratie Afsluitdijk Om de vismigratie tussen zoet- en zoutwater en de totale visstand in het IJsselmeer te verbeteren is Rijkswaterstaat voornemens een visvriendelijk sluisbeheer te voeren en vispassages aan te leggen. Hiertoe is Rijkswaterstaat het project Verbeteren vismigratie Afsluitdijk gestart. Het project is onderdeel van de Kaderrichtlijn Water (KRW) 3, en moet in 2015 gereed zijn. In het kader van dit project zijn twee vispassages en visvriendelijk beheer van de spui- en schutsluizen voorgesteld om de vismigratie te verbeteren. Visvriendelijk beheer behelst het openen van spuisluizen minuten voor gelijk waterpeil Waddenzee IJsselmeer (zodat zoutwater met getijdemigranten instroomt) en het uitvoeren van loze schuttingen met de scheepvaartsluizen in de nacht (ook hierbij wordt een hoeveelheid zoutwater ingelaten). In het kader van het project worden twee systemen aangelegd om het teveel aan zoutwater, dat in het IJsselmeer terecht komt als gevolg van een uitbreiding van visvriendelijk beheer, af te voeren. Dit om extra zoutbelasting op het IJsselmeer te voorkomen. Overigens ging de voorkeur bij het visvriendelijk beheer uit naar zeewater inlaten bij hoog water, maar vanuit veiligheidsoverwegingen is dit niet getest (risico op niet sluitende deuren met als gevolg zeer grote indringing van zoutwater tijdens vloed) (ATKB, 2014). De eerste vispassage zal bij Den Oever worden aangelegd. Het voorliggende MER bevat de onderzoeken naar de tweede vispassage, bij Kornwerderzand. In dit MER worden de effecten van de andere maatregelen uit het project als autonome ontwikkeling beschouwd. Deze zijn onderdeel van het referentiealternatief. Structuurvisie windenergie op land In de structuurvisie Windenergie op land heeft het kabinet 11 gebieden aangewezen waar grote windmolenparken op land kunnen worden gerealiseerd. Dit betreft ook verschillende gebieden in en om het IJsselmeer. Deze gebieden staan vermeld in de Ontwerp-Structuurvisie Windenergie op land, die op 31 maart 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Begin 2013 zijn Rijk en provincies het eens geworden over de plaatsing van megawatt aan windenergie op land in De 11 gebieden moeten hier de helft aan bijdragen. Waar in deze 11 gebieden precies de windmolenparken komen te staan, is nog niet bekend. De exacte plaatsen van de windmolenparken worden pas bekend als initiatiefnemers een concreet voorstel doen en de Rijkscoördinatieregeling start. In beginsel heeft het project Vismigratierivier weinig raakvlakken met productie van windenergie, met uitzondering van de plaatsing van windturbines voor zover deze in het plangebied kunnen worden geplaatst. Maatregelen in stroomgebieden Verschillende waterschappen in het achterland van het IJsselmeer voeren maatregelen uit om de passeerbaarheid van kunstwerken voor trekvissen te vergroten. Deze maatregelen hebben pas echt effect als ook de voordeur van het systeem openstaat, dat wil zeggen dat ook de Afsluitdijk passeerbaar is voor trekvissen Alternatief 1: vishevel Alternatief 1 bevat een vispasssage (afsluitbare voorziening) zonder intergetijdengebied: een vishevel. De vispassage die in bij het spuicomplex Den Oever gerealiseerd wordt dient hierbij als voorbeeld. Deze technische variant, een hevel, kan ook bij Kornwerderzand worden aangelegd. Het wordt gezien als aanvulling op het visvriendelijk beheer doordat het 3 In de stroomgebiedbeheerplannen en in de onderliggende plannen van de waterbeheerder die zijn opgesteld in het kader van de KRW van 2009 zijn de volgende maatregelen opgenomen: visvriendelijk sluisbeheer en vispassage op twee locaties. Pagina 29

35 migratievenster, de tijd dat de Afsluitdijk gepasseerd kan worden door trekvissen, wordt vergroot Door de waterkering (Afsluitdijk) zal een doorgang worden aangebracht die aan beide zijden afsluitbaar is. Aan de IJsselmeerzijde komt een bakconstructie, waarin het waterpeil middels pompen altijd hoger wordt gehouden dan het peil op de Waddenzee. Dit zorgt voor constante stroom van zoetwater (hevelwerking) waar de vissen tegenin kunnen zwemmen en migratie mogelijk maakt. In de figuur hieronder een artist impression van de technische vispassage bij Den Oever. 15 Figuur 2-5: Artist impression van de vispassage Afsluitdijk met links de Waddenzee (inzwembak) en rechts het IJsselmeer (uitzwemconstructie). Bron: Gemeente Hollands Kroon - Ruimtelijke Onderbouwing en zoutwaterafvoer vispassage Den Oever, Alternatief 2: vismigratierivier Het tweede alternatief betreft een grootschalige technische voorziening met een meer natuurlijk karakter. Dit is een vispassage met intergetijdengebied, de vismigratierivier. Deze variant heeft stroming op basis van natuurlijk verval, een grote lokstroom, een groot volume instromend water en een meer geleidelijke zoet-zout gradiënt. Om dit te bereiken stroomt de vismigratierivier twee kanten op. Bij laag water op de Waddenzee stroomt er zoetwater vanuit de vismigratierivier naar de Waddenzee. Hierdoor is er een substantiële lokstroom voor de vissen in de spuikom aanwezig waardoor ze de ingang goed kunnen vinden. Bij hoog water op de Waddenzee stroomt er zoutwater de vismigratierivier in. Daardoor beschikt het systeem over een substantiële zoutwater getijdestroom de vismigratierivier in, waardoor zwakke zwemmers middels selectief getijdetansport optimaal naar binnen kunnen migreren. De vismigratierivier heeft het karakter van een natuurlijke getijderivier met een gedempt getij. Dicht bij de Afsluitdijk is een getijslag van cm aanwezig; richting het IJsselmeer wordt het getijverschil steeds minder. Het zoutgehalte in de vismigratierivier varieert door het getijde heen zoals in een natuurlijke situatie. De vismigratierivier is onder te verdelen in drie elementen: inzwemopeningen en passage naar de Afsluitdijk aan de Waddenzeezijde, passage van de Afsluitdijk, intergetijdengebied aan de IJsselmeerzijde van de Afsluitdijk. De inzwemopeningen aan de Waddenzeezijde sluiten aan op de spuikom bij de Lorentzsluizen. In de spuikom is een grote concentratie trekvissen aanwezig, die afkomen op het zoete spuiwater. De passage van de inzwemopeningen naar de Afsluitdijk bevindt zich buiten de spuikom. Langs de strekdam van de spuikom wordt een tweede dam aangelegd, waardoor een kanaal ontstaat waardoor de vissen naar de Afsluitdijk kunnen zwemmen. In de strekdam van de spuikom worden twee openingen gemaakt, waardoor de vissen uit de spuikom de vismigratierivier in kunnen zwemmen. Pagina 30

36 De doorgang door de Afsluitdijk bestaat uit twee doorstroomopeningen, om de lokstroom te verdelen. Iedere doorstroomopening is voorzien van een afsluiter, zodat de vismigratierivier gesloten kan worden wanneer dit nodig is voor hoogwaterveiligheid. Daarnaast zijn er kleppen in de doorstroomopeningen, waarmee de grootte van de stroom gereguleerd kan worden. Eén van de doorstroomopeningen is vormgegeven met een vertical slotpassage, waardoor de stroomsnelheid in deze doorgang permanent laag is. Deze opening is onder normale omstandigheden altijd geopend. De andere doorgang heeft bij eb een grotere lokstroom, en bij vloed een grote instroom van zoutwater waarop zwakke zwemmers zich mee kunnen laten drijven het intergetijdengebied in. Deze doorgang is niet continue geopend, om instroom van zoutwater in het IJsselmeer te voorkomen. Het intergetijdengebied in het IJsselmeer bevat een getijdenrivier. De totale lengte is circa vijf kilometer, waarvan vier kilometer in het IJsselmeer. Dit houdt in dat de vismigratierivier grotendeels in het IJsselmeer is vormgegeven. De rivier heeft een breedte van ten minste 25 meter en is vier meter diep op het diepste punt. Er is een afsluiter geplaatst aan het einde van de rivier. Deze afsluiter voorkomt te allen tijde dat er zoutwater vanuit de vismigratierivier het IJsselmeer in kan stromen. Zoutwater is zwaarder dan zoetwater. Daardoor kan stratificatie in de vismigratierivier ontstaan. Bij vloed dringt vanuit de Waddenzee een zouttong de vismigratierivier binnen onder het zoete water uit het IJsselmeer (zie Figuur 2-6). De vismigratierivier kan op vele manieren worden vormgegeven op de locatie bij Kornwerderzand. Voor de vergelijking tussen de hevel en de vismigratierivier wordt uitgegaan van een ligging van de vismigratierivier ten westen van het sluizencomplex van Kornwerderzand. De rivier heeft een compacte meanderende vorm. Figuur 2-6 Impressie van de vismigratierivier met stratificatie op moment dat zouttong vanuit Waddenzee in vismigratierivier dringt. Donkerblauw is zoetwater, oranje/rood is zoutwater. De geelgroene laag daartussen geeft de menging tussen zout en zoet weer Werking van de vismigratierivier De werking van de vismigratierivier in een gemiddelde situatie is onderstaand in 3 stappen uitgelegd Vismigratierivier gaat helemaal open De vismigratierivier heeft tijdens hoog water een hoger waterpeil dan het IJsselmeer (gemiddeld circa 0 m NAP tegenover -0,40 m NAP in het IJsselmeer). De verbinding door de Afsluitdijk bestaat uit een grote doorgang en een vertical slot vispassage. De grote doorgang wordt zo n 30 tot 60 minuten voordat de spuisluizen van Kornwerderzand beginnen te spuien geopend (de vertical slot passage is altijd open), waardoor een substantiële lokstroom in de spuikom wordt gebracht. De stroming van het water neemt geleidelijk aan toe met het zakken van de waterstand op de Waddenzee. Pagina 31

37 Figuur 2-7: Stap 1: vismigratierivier gaat open Vismigratierivier op vol vermogen Bij laag water op de Waddenzee stroomt de vismigratierivier op vol vermogen. Er wordt een lokstroom met een piekdebiet van circa 40 m3/s gerealiseerd in de spuikom. De doorgang en de vertical slot zijn geopend en de spuisluizen van Kornwerderzand zijn ook geopend. De stroomsnelheid in de doorgang is toegenomen en bedraagt maximaal 2-3 m/s. Op de bodem van de doorgang zijn stenen aangebracht waardoor de stroomsnelheid daar aanzienlijk lager is. In de vertical slot vispassage is de stroomsnelheid constant lager (maximaal 0,5 m/s). Hierdoor kunnen zowel de sterke als de zwakke zwemmers optimaal gebruik maken van de vismigratierivier. Het waterpeil in de vismigratierivier zakt tot onder het IJsselmeerpeil, waardoor er sprake is van gedempt getij in de vismigratierivier. Dicht bij de Afsluitdijk bedraagt het getijdeverschil cm; op 3 km van de Afsluitdijk bedraagt het verschil nog steeds cm. Hierdoor zal het eerste deel (1-1,5 km vanaf de Afsluitdijk) van de vismigratierivier bestaan uit een brede getijdegeul met slikkige oevers. De stroomsnelheid in de vismigratierivier blijft laag, maximaal 0,5 0,7 m/sec. Figuur 2-8: Stap 2: vismigratierivier op vol vermogen. Pagina 32

38 De vismigratierivier met zoutwater instroom Aan de Waddenzeezijde is het tij gekeerd en wordt het hoog water. De grote spuisluizen van Kornwerderzand gaan dicht maar de vismigratierivier blijft langer open. Er stroomt zoutwater de vismigratierivier in waardoor de getijdemigranten met de stroom mee naar binnen kunnen. In de eerste fase kunnen alle doorgangen geheel open blijven; als het peilverschil tussen de Waddenzee en de vismigratierivier groter wordt, worden de schuiven van de afsluiters in de doorgang door de Afsluitdijk op een kier gezet. De instroom van zoutwater wordt geknepen waardoor de vismigratierivier langer open kan blijven. Hierdoor kunnen de vissen de gehele hoogwaterperiode naar binnen blijven trekken, terwijl de hoeveelheid zoutwater die naar binnen stroomt beperkt blijft. Bij een te grote instroom van zoutwater kunnen de afsluiters helemaal gesloten worden. Figuur 2-9: Stap 3: de VMR met zoutwater instroom. 15 De sluis aan de IJsselmeerzijde wordt ook geknepen, door deze op een kier te zetten. Hierdoor wordt er een gedempt getij in de vismigratierivier gecreëerd, waarbij het waterpeil stijgt tot circa 0 m NAP. De getijdegeul verbreedt zich en de vloedperiode is te zien in het landschap dicht bij de Afsluitdijk. Het brakwatergebied vergroot zich en schuift verder het gebied in. De sluis aan de IJsselmeerzijde heeft een intelligent ontwerp dat ruimte laat aan de vissen om ook in deze periode door te kunnen zwemmen naar het IJsselmeer. Pagina 33

39 Figuur 2-10: Overzicht van de getijdencyclus Waddenzee en vismigratierivier. 2.6 Varianten binnen de vismigratierivier Binnen de vismigratierivier zijn verscheidene varianten denkbaar. De varianten verschillen in ruimtebeslag in de Waddenzee en IJsselmeer, in gebruikte materialen en in de aansluiting op de spuikom. De verschillende mogelijkheden zijn samengevoegd tot drie onderscheidende varianten: Lange dam: variant die ten westen van het spuicomplex ligt en parallel aan de Afsluitdijk loopt. Westkant: variant ten westen van het spuicomplex met een compacte vormgeving, los van de Afsluitdijk met een technische uitstraling. Oostkant: variant waarbij de vismigratierivier ten oosten van het spuicomplex wordt gepositioneerd, eveneens met een compacte vormgeving, maar tegen de Afsluitdijk aan en met een natuurlijke uitstraling. Deze varianten sluiten aan op het Masterplan Beeldkwaliteit (Feddes/Olthof, 2015). Pagina 34

40 2.6.1 Variant lange dam 5 In deze variant wordt het icoon de Afsluitdijk behouden door te kiezen voor versterking van de lijnstructuur van de dijk. Dit wordt gerealiseerd door de vismigratierivier uit te strekken en als lange dam te positioneren. De vismigratierivier wordt aan de westzijde van het sluizencomplex geplaatst, hier is voldoende lengte mogelijk. Inzwemopening Lorentzsluizen vismigratierivier Figuur 2-11 Impressie van een langgerekte vismigratierivier gepositioneerd ten westen van Kornwerderzand. Bron: Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, Feddes/Olthof De dam wordt uitgevoerd in stortsteen met een hoogte van ongeveer +2 m NAP. Onder normale omstandigheden scheidt deze dam het water van de vismigratierivier van het IJsselmeer. Onder stormcondities kan water van het IJsselmeer over de dam heen slaan de vismigratierivier in. Dit wordt niet als een probleem gezien. Naar verwachting slaan geen golven (brak) water uit de vismigratierivier over de dam heen het IJsselmeer in, vanwege de kleine oppervlakte en geringe strijklengte van de wind. De doorgang door de Afsluitdijk wordt vormgegeven als coupure of als kokers. Indien gekozen wordt voor een coupure dan worden drie bruggen geplaatst, voor de twee rijbanen en het fietspad. De afsluiters die de passage kunnen afsluiten worden ter plaatse van het hoogste punt van de kering aangebracht. 20 Figuur 2-12: Indicatieve doorsnede van dam om een beeld te vormen van de mogelijke uitvoering. Pagina 35

41 2.6.2 Variant westkant 5 De variant westkant is compact meanderend vormgegeven, met een technische uitstraling. De rivier loopt vanaf de doorgang door de Afsluitdijk om het eiland met kazematten aan de Afsluitdijk heen. De vismigratierivier is hier smal vormgegeven, zodat deze optisch zo los mogelijk van de Afsluitdijk ligt. Inzwemopening Vismigratierivier Lorentzsluizen Figuur 2-13: Impressie van een compacte versie van de vismigratierivier gepositioneerd ten westen van Kornwerderzand. Bron: Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, Feddes/Olthof De dam die de vismigratierivier scheidt van het IJsselmeer bestaat uit stortsteen met een hoogte van +2 m NAP. De meanders worden uitgevoerd in kunststof damwanden of palenrijen met een hoogte van +0,5 m NAP. Het peil in de vismigratierivier schommelt tussen de -0,20 en -0,80 m NAP Figuur 2-14: Indicatieve dwarsdoorsnede van kunststof damwand om een beeld te vormen van de mogelijke uitvoering. De doorgang door de Afsluitdijk wordt vormgegeven als coupure of als kokers. Indien gekozen wordt voor een coupure dan worden drie bruggen geplaatst, voor de twee rijbanen en het fietspad. De afsluiters die de passage kunnen afsluiten worden ter plaatse van het hoogste punt van de kering aangebracht. Pagina 36

42 2.6.3 Variant oostkant De variant oostkant is meanderend vormgegeven, met een natuurlijke uitstraling. De vismigratierivier is direct tegen de Afsluitdijk aan gelegd en past in het beeld van natuurontwikkeling en gradiëntrijke land-waterovergangen langs de Friese kust. Inzwemopening vismigratierivier Lorentzsluizen Figuur 2-15: Impressie van een compacte versie van de vismigratierivier gepositioneerd ten oosten van Kornwerderzand. Bron: Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, Feddes/Olthof Variant oostkant heeft een natuurlijke uitstraling. De vismigratierivier wordt geconstrueerd in grond. Door de beschutte ligging en flauwe oever aan de IJsselmeerzijde blijft de grond liggen. In de bochten en op plaatsen waar erosie wordt verwacht, wordt gebruik gemaakt van klei en geotubes om de grond op zijn plaats te houden. De hoogte van de buitenrand is ongeveer +2 m NAP. De hoogte van de scheiding tussen de rivier is ongeveer +0,5 m NAP. Er is in beperkte mate ruimte voor erosie en sedimentatieprocessen. Meanderbochtafsnijdingen kunnen niet worden toegestaan, omdat daarmee de lengte van de rivier korter wordt. 20 Figuur 2-16: Indicatieve doorsnede van smalle afscheiding met zandworsten om een beeld te vormen van de mogelijke uitvoering. Figuur 2-17: Indicatieve doorsnede van een breed talud in grond om een beeld te vormen van de mogelijke uitvoering. Pagina 37

43 5 Vanuit de spuikom bereiken de trekvissen via een inzwemopening de voorhaven van de schutsluizen (Figuur 2-15). Hier kruist de vismigratieroute de vaarroute. Om te voorkomen dat vissen achterblijven vindt de passage van de voorhaven plaats door middel van een buis onder de vaargeul door. De passage door de Afsluitdijk vindt plaats in de voorhaven van de schutsluizen. Hier wordt een klein kanaal aangelegd. In de doorgang van de voorhaven naar het intergetijdengebied wordt de vertical slot geplaatst, om de stroomsnelheid te beperken. Pagina 38

44 3 Beleidskader 3.1 KRW Algemeen Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De Kaderrichtlijn Water: beschermt alle wateren rivieren, meren, kustwateren en grondwateren; stelt ambitieuze doelen om ervoor te zorgen dat alle wateren in het jaar 2015 de goede toestand hebben bereikt; vereist dat er per stroomgebied een beheersysteem wordt opgezet, waarin er rekening mee wordt gehouden dat watersystemen niet stoppen bij politieke grenzen; vereist grensoverschrijdende samenwerking tussen landen en tussen alle betrokken partijen; zorgt ervoor dat alle belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen, actief deelnemen aan waterbeheer; zorgt voor de vermindering en beperking van verontreiniging, ongeacht de bron (landbouw, industriële activiteiten, stedelijke gebieden, et cetera); vereist het voeren van een waterprijsbeleid en zorgt ervoor dat de vervuiler betaalt; houdt de milieubelangen en de belangen van zij die afhankelijk zijn van het milieu in evenwicht. Onderdeel van de Kaderrichtlijn Water (KRW) is het project Verbeteren vismigratie Afsluitdijk. Dit project beoogt een optimale vispassage met een zoet- en zoutwaterverbinding en nieuwe kansen voor het oorspronkelijke ecosysteem. Het project moet in 2015 gereed zijn. Sluizen, stuwen, gemalen, dijken en dammen vormen barrières in de trekroutes van vis. Een belangrijk knelpunt daarbij vormt de Afsluitdijk. Om dit knelpunt op te heffen wil Rijkswaterstaat een visvriendelijk spuibeheer voeren en vispassages aanleggen, zodat de vismigratie tussen zoet- en zoutwater en de totale visstand in het IJsselmeer verbeteren. Concreet zijn er 4 maatregelen voorgesteld om de vismigratie te verbeteren: 2 vispassages en 2 zoutwaterafvoersystemen. De eerste vispassage zal bij Den Oever worden aangelegd. Deze passage komt in de buurt van de afwatering van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (in de voorhaven bij de schutsluis), die als lokstroom dient. De tweede vispassage in het kader van KRW is aangehouden in afwachting van de uitwerking van het project Vismigratierivier. Zodra blijkt dat de Vismigratierivier wordt uitgevoerd zal de KRW-verplichting overgaan op de Vismigratierivier Stroomgebiedsplannen In de stroomgebiedbeheerplannen IJsselmeer en Waddenzee voor de KaderRichtlijn Water is toegezegd de vismigratie door de Afsluitdijk te verbeteren. Het passeerbaar maken van de Afsluitdijk is een essentieel onderdeel van een goede ecologische verbinding tussen de Waddenzee en het IJsselmeergebied. Een vismigratievoorziening maakt het voor trekvissen mogelijk om te migreren tussen zout- en zoetwater en vice versa zodat vispopulaties in het IJsselmeer (en achterland) en de Waddenzee worden verrijkt en versterkt. Het IJsselmeer en de Waddenzee zijn belangrijke wetlands en beschermde natuurgebieden en verbetering van de kwaliteit van deze gebieden heeft beleidsmatig de volle aandacht. Pagina 39

45 3.1.3 Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren Voortbordurend op de KRW is in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) specifiek opgenomen dat er vispassages bij Den Oever en Kornwerderzand moeten komen om de vistrek te verbeteren. Deze maatregel maakt deel uit van een integrale aanpak van herstel- en verbeteringsmaatregelen. Bij de Afsluitdijk zijn maatregelen nodig om de negatieve effecten van de sterke stroming en abrupte scheiding tussen zoet- en zoutwater door de Afsluitdijk op met name migrerende vissoorten te mitigeren Overige benodigde maatregelen Voor het herstellen van vismigratieroutes binnen het stroomgebied van de Rijn is meer nodig dan enkel de aanleg van de vismigratierivier. De belangrijkste maatregelen voor herstel zijn: herstel van migratiesroutes voor migratie stroomop- en afwaarts, vermindering van visserijdruk, verbetering van paai- en opgroeihabitats, zowel kwalitatief als kwantitatief. (Bron: Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR), 2010) Al jaren worden er maatregelen genomen ter verbetering van de situatie voor trekvissen op de Rijn. Als gevolg hiervan is de waterkwaliteit dusdanig verbeterd, dat deze niet meer als knelpunt wordt aangemerkt. Ook zijn er al vele maatregelen genomen om de migratieroutes bovenstrooms te verbeteren (Figuur 3-2), en paai- en opgroeigebieden te verbeteren. In samenhang leveren de reeds uitgevoerde maatregelen en de nog uit te voeren maatregelen een integraal pakket aan herstel- en verbeteringsmaatregelen. Hieronder is een overzicht opgenomen van de maatregelen die op het IJsselmeer genomen dienen te worden ter bevordering van de populaties trekvissen. Deze maatregelen maken geen onderdeel uit van het project Vismigratierivier (op basis van Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij): Aal: maatregelen op het gebied van migratie naar het achterland en reductie van visserij en habitatmaatregelen. Spiering (anadroom): maatregelen op het gebied van migratie en ter voorkoming van uitspoeling. De vroegere paaiplaatsen lagen in de IJssel. Goed paai- en opgroeihabitat aldaar versterkt het effect. Deel IJsselmeer, Ketelmeer en Zwarte Water heeft mogelijk potentie als opgroeigebied. Het Markermeer-IJmeer zijn van minder belang. Bot: profiteert van verbetering vismigratie naar, in en vanuit (regio) het IJsselmeersysteem. Nieuwe (ondiepe) habitats bieden uitbreiding opgroei- en foerageergebied. Grote trekvissen maken primair gebruik van IJsselmeer als trekroute richting IJssel en het verdere Rijnstroomgebied. Het Markermeer- IJmeer is van veel minder belang. Denkbaar/aannemelijk is dat soorten als houting en (zee)forel ook niet-trekkende populaties kunnen (gaan) vormen, in het bijzonder voor het IJsselmeer- Ketelmeercomplex. Overige soorten: habitatmaatregelen zijn in beginsel positief, evenals migratiemaatregelen naar de regio en visserijreductie (ook preventief). Effect overige migratiemaatregelen vraagt nader onderzoek. Pagina 40

46 Figuur 3-1 Overzicht van de KRW-maatregelen die op dit moment rondom het IJsselmeer worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat en verschillende waterschappen (bron: Figuur 3-2: Beïnvloedingsgebied voor vismigratie, en belemmeringen vismigratie waar een vismigratievoorziening wordt aangelegd. Pagina 41

47 3.2 Natura Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. Natura 2000 beoogt deze flora en fauna duurzaam te beschermen. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen; in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet. Volgens de Europese Habitatrichtlijn is Nederland verplicht om voor trekvissen een gunstige staat van instandhouding te realiseren. Alle Natura 2000-gebieden stroomopwaarts van de Afsluitdijk met instandhoudingsdoelen voor trekvissen profiteren van de maatregelen die hier genomen worden ten gunste van vismigratie. Hieronder wordt nader ingegaan op de doelen van de Waddenzee en het IJsselmeer. Trekvissen met instandhoudingsdoelstellingen binnen de Habitatrichtlijn zijn: Zalm Fint Houting Rivierprik Zeeprik Omdat er voor de Waddenzee en het IJsselmeer nog geen vastgestelde beheerplannen zijn, worden hier onder de ontwerpbeheerplannen besproken. Deze worden gebruikt om vooruit te kijken naar de gewenste ontwikkelingen in de beide Natura 2000-gebieden Natura 2000 IJsselmeergebied Ontwerp-beheerplan versie 25 november 2013 Vissen De sluizen van het IJsselmeer zijn een belangrijke doortrekroute voor onder andere de driedoornige stekelbaars, spiering, aal en bot, maar ook voor zeldzamere trekvissen als zeeforel, houting, fint en prikken zeeprik en rivierprik. Spiering vormt een zeer belangrijke prooi voor een groot aantal visetende watervogelsoorten in het IJsselmeer die een instandhoudingsdoelstelling hebben. Binnen de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden daarom maatregelen genomen voor visintrek die bijdragen aan het realiseren van de Natura 2000 doelen. In het IJsselmeer gaat het hierbij vooral om vistrekbevorderende maatregelen gericht op het verbeteren van vistrek tussen Waddenzee en IJsselmeer, maar ook tussen IJsselmeer en Markermeer en IJsselmeer en regionale wateren. De maatregelen voor de verbetering van de vistrek dragen bij aan het bereiken van de Natura 2000 doelen, omdat dit de voedselbeschikbaarheid voor visetende vogels kan vergroten Vogels De laatste jaren is een aantal vogelsoorten in het IJsselmeergebied sterk in aantal afgenomen. Het gaat vooral om bodemdiereters als tafeleend, brilduiker, kuifeend en topper, en viseters als fuut, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw, zwarte stern en visdief, die afhankelijk zijn van onder andere de spiering en driehoeksmossel. Rijkswaterstaat heeft onderzocht wat de oorzaken van deze achteruitgangen zijn en welke maatregelen moeten worden genomen. Hieruit volgt de opgave om de voedselbeschikbaarheid voor visetende en bodemfauna etende watervogels te verbeteren. Een verbeterde visintrek kan hierbij een belangrijke rol spelen. Pagina 42

48 3.2.2 Natura 2000 Waddenzee Conceptbeheerplan versie 15 juli Vissen De aanwezigheid van dijken, dammen en sluizen, bemoeilijkt de trek van de Natura soorten zeeprik, rivierprik en fint. Geleidelijke overgangen van zout- naar zoetwater bij de Afsluitdijk (vismigratierivier, visvriendelijk sluisbeheer) zullen bijdragen aan de mogelijkheden voor vismigratie en daarmee leiden tot een kwaliteitsverbetering van deze habitatsoorten. Bij de spuisluizen in de Afsluitdijk zijn maatregelen voor verbetering van vispassage van de Waddenzee naar de grote binnenwateren in uitvoering en gepland. Ook langs de vastelandskust wordt de vispassage van kunstwerken verbeterd. Met inzet van deze maatregelen wordt de trekmogelijkheid voor de zeeprik en rivierprik en deels ook de fint naar de binnenwateren verbeterd. Op iets langere termijn kan het plan voor de vismigratierivier bij Kornwerderzand de vismigratie optimaliseren Vogels Het ontbreken van (kwalitatief goede) broedgebieden voor kustvogels zoals sterns, leidt tot het niet halen van de instandhoudingsdoelen van deze soorten. Realisatie van nieuw, predatievrij broedhabitat voor sterns in de omgeving van de Afsluitdijk kan hiervoor een duurzame oplossing zijn. Daarnaast kan ook de ontwikkeling van oeverzones gericht op vergroting van het areaal kwelders bijdragen aan het areaal broedgebied. Het huidige areaal aan kwelders in de westelijke Waddenzee is veel lager dan in de oostelijke Waddenzee en daarmee dus ook het areaal aan broedlocaties en hoogwatervluchtplaatsen. In een aanpalend project naast de vismigratierivier wordt mogelijk de aanleg van een kwelder-achtig gebied aan de wadzijde meegenomen, dat deels ook geschikt kan zijn als broedgebied en hoogwatervluchtplaats voor N2000 vogelsoorten Overige waarden Belangrijke landschappelijke aspecten zijn rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis. 3.3 Beleidsverkenning Natuurambitie Grote wateren ( ) Een veerkrachtige en toekomstbestendige natuur in de grote wateren van Nederland: dat is het doel van deze ambtelijke beleidsverkenning Natuurambitie Grote Wateren Deze ambitie kijkt vanuit het perspectief van de natuur, op basis van de ontwikkelingen die we voor de toekomst verwachten, naar de verre toekomst van die wateren: het Waddengebied, de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeergebied, het kustgebied en het rivierengebied. Aan het streefbeeld Natuurambitie voor het Waddengebied ligt een aantal principiële keuzes of systeemoverwegingen ten grondslag. Een daarvan is het herstellen van de zoet-zout overgangen met IJsselmeer, Lauwersmeer, Westerwoldse Aa en andere plekken. Volgens het streefbeeld is in 2050 de visstand van de Waddenzee weer meer in evenwicht. Er zijn veel en ook weer grote vissen. Daar wordt enkel duurzaam op gevist. Door het openstellen van Lauwersmeer en Westerwoldse Aa en een grote visrivier in de Afsluitdijk zijn zoet-zout overgangen hersteld. Dat draagt bij aan de toegenomen visstand in de Waddenzee en het IJsselmeer en heeft de populaties trekvissen weer ver vooruit gebracht. Verder zorgen spuiregime en lokstromen er lokaal voor dat trekvissen harde barrières beter kunnen passeren. Ook wordt zo het uitspuien van zoetwatervis voorkomen. Het herstel van zoet-zout overgangen helpt ook bij het uitbreiden van schelpdierbanken, doordat daarmee een zoetwatergrens ontstaat waarboven krabben en zeesterren niet meer voorkomen. Pagina 43

49 5 10 Omdat het beheerplan voor de Natura 2000-gebieden Waddenzee en IJsselmeergebied nog niet is vastgesteld, beschouwen wij de Natuurambitie Grote wateren als het meest actuele Rijksbeleid voor de Waddenzee en het IJsselmeer. 3.4 Planologische Kernbeslissing Waddenzee Alleen de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB zijn nog vigerend. Verder is het beleid voor zover dit niet al elders was verankerd, ondergebracht in andere beleidsdocumenten. Zo is de bescherming van rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis via het Natura 2000-gebied Waddenzee geregeld. 3.5 Beleidsnota IJsselmeergebied In de beleidsnota IJsselmeergebied wordt als belangrijkste functie voor het IJsselmeergebied de zoetwatervoorziening genoemd. Wel wordt gesteld dat voor het ecologische systeem een herstel van zoet-zout overgangen van belang is. Het herstel van het estuarium in het IJsselmeer behoort niet tot de opties, omdat dit de functie van zoetwaterbekken aantast. Voorwaarde voor herstel van zoet-zout overgangen is dat de zoetwatercapaciteit van het IJsselmeer niet wordt aangetast. Voor het herstel van het ecologisch systeem worden vispassages en visvriendelijk sluisbeheer als mogelijkheden genoemd. Belangrijk zijn de verbindingen tussen IJsselmeer en Waddenzee. De focus voor het IJsselmeer en Markermeer is gericht op voedsel (vis, driehoeksmosselen en waterplanten) voor vogels. 3.6 Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij Het Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden afspraken met de visserijsector voorgesteld. Deze zijn gericht om op korte termijn binnen het huidige systeem tot een verbetering van de visstand en opbouw van de populaties te komen. In het tweede deel wordt een toekomstvisie geschetst, met maatregelen die voor de lange termijn effecten kunnen hebben om de visstand en populatieopbouw te verbeteren. Hierin wordt de vismigratie genoemd, naast maatregelen op het gebied van waterkwaliteit, peilbeheer en de inrichting van het waterlichaam. Daarbij wordt opgemerkt dat de som van alle maatregelen groter is dan het geheel der delen. Herstel kan alleen plaatsvinden als op alle terreinen maatregelen ter verbetering worden genomen. 3.7 Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk In 2011 heeft het Rijk, in het kader van de hoogwaterveiligheid, voor de versterking van de Afsluitdijk financiële middelen gereserveerd, zodat de Afsluitdijk voor de toekomst zijn bijdrage kan leveren aan de veiligheid van Noord-Nederland. Vanuit deze opgave hebben de regionale overheidspartijen de Ambitie Agenda Afsluitdijk opgesteld en financiële middelen gereserveerd om naast de waterveiligheid verschillende innovatieve en duurzame ambities uit te werken. In 2013 is het uitvoeringsprogramma opgesteld onder de titel 'De Nieuwe Afsluitdijk' ofwel DNA. De Rijksstructuurvisie beschrijft en onderbouwt de voorkeursbeslissing voor de versterking van de Afsluitdijk. De Rijksstructuurvisie gaat in op de maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van het dijklichaam en de sluizen op orde te brengen. Gekozen is voor de versterking van het dijklichaam volgens het principe van een overslagbestendige dijk met een groene uitstraling (vegetatie) en renovatie van de spui- en schutsluizen. De veiligheid is hiermee tot 2050 gewaarborgd. Rond die tijd zal worden bezien, afhankelijk van de Pagina 44

50 5 zeespiegelstijging en de veranderde belasting van de dijk, welke nieuwe maatregelen nodig zijn om (op termijn) ambities rond duurzame energie, natuur en recreatie te realiseren. In de Structuurvisie is een integrale plankaart opgenomen waarop de maatregelen voor de waterveiligheid samen met de beleidskeuzes voor natuur, duurzaamheid en recreatie zijn opgenomen. Voor Kornwerderzand zijn hier naast de waterveiligheidsdoelstellingen de beleidskeuzes 'vispassage met beheerste zoet-zout overgang' en 'knooppunt voor recreatie' aangegeven. 3.8 Bestuursovereenkomst Toekomst Afsluitdijk In de bestuursovereenkomst (BOK) die op 23 december 2011 is ondertekend hebben Rijk en regio afspraken vastgelegd over de bestuurlijke samenwerking, financiering, taken, rollen en verantwoordelijkheden tijdens de planuitwerkingsfase van het Project Toekomst Afsluitdijk. In de bestuursovereenkomst is onder meer vastgelegd dat de regionale partijen zorg dragen voor de uitwerking van de regionale ambities, waaronder de ambitie vispasseerbaarheidsmaatregelen en zoet/zoutovergangen anders dan KRW-maatregelen van het Rijk. In 2012 is het BOK gewijzigd met een besluit in de Staatscourant. 3.9 Programma naar een Rijke Waddenzee Een gezonde en veerkrachtige Waddenzee die tegen een stootje kan, waar natuur en duurzaam gebruik hand in hand gaan. Dat is het doel van het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW), dat in opdracht van de minister van Landbouw, Natuur en Voedsel- kwaliteit (nu het ministerie van EZ) en het Regionaal College Wadden is gemaakt. De betrokken partijen hebben hun ambitie uitgesproken in een gezamenlijk streefbeeld: een Rijke Waddenzee in Niet als vaststaand einddoel, wel als richting waarlangs de ontwikkeltrajecten voor natuurherstel worden vormgeven. Het doel van het Programma naar een Rijke Waddenzee is om projecten te stimuleren die leiden tot meerwaarde voor de natuur, in synergie met economie (recreatie, visserij e.d.), veiligheid en landschapsbeleving. Het Ontwikkelplan en de bijbehorende Kansenkaart geven aan welke projecten langs de randen van de Waddenzee vanuit deze oogpunten kansrijk worden geacht, en de onderbouwing daarvan (zie Figuur 3-3). Dit om richting te geven aan de activiteiten van de partijen die betrokken zijn bij het Waddenbeleid en beheer. Voor het aandachtsveld Randen van de Waddenzee wordt gezocht naar projecten die leiden tot de verbetering van de overgang tussen land en water. Deze overgang is momenteel veelal te hard en te abrupt. Er zijn vijf strategieën ontwikkeld om deze situatie te veranderen. Een daarvan is de verbetering van de vispasseerbaarheid van de kustzone en achterliggende watersystemen. Verbetermogelijkheden van de vispasseerbaarheid langs het wad liggen vooral in de afgedamde zeearmen: Balgzandkanaal/Amstelmeer, IJsselmeer en Lauwersmeer. De werking van vispassages kan worden verbeterd indien ze worden gecombineerd met een geleidelijke zoet-zout overgang. Dat maakt het voor de vissen namelijk gemakkelijker om aan het nieuwe zoutgehalte van het water te wennen. Er schuilt meerwaarde in het combineren van brakwaterzones met vispassages. De beste kansen hierop doen zich opnieuw voor in Balgzandkanaal/Amstelmeer, IJsselmeer en Lauwersmeer. Pagina 45

51 Figuur 3-3 Kansenkaart Natuurwaarden randen van het Wad (bron: Programma naar een rijke Waddenzee) 3.10 Ambitieagenda Afsluitdijk (Triple A) en uitvoeringsplan De Nieuwe Afsluitdijk De ambities die de regionale partners hebben bij de ontwikkeling van de Afsluitdijk zijn eind 2011 vastgelegd in de Ambitie Agenda Afsluitdijk (Triple A). Deze ambities richten zich op de verduurzaming van de Afsluitdijk, waarbij de dijk een voorbeeld wordt van innovatieve, duurzame maatregelen op het gebied van onder andere ecologie, energie, deltatechnologie en (eco)toerisme. Het geheel aan duurzame ontwikkelingen zal bijdragen aan de sociaaleconomische versterking van de gehele regio (bron: Ambitie Agenda Afsluitdijk, december 2011). Het herstel van de ecologische verbinding IJsselmeer - Waddenzee is één van de regionale ambities zoals genoemd in Triple A. Uitgangspunten die bij de uitvoering gehanteerd worden zijn: duurzaamheid als basis voor alle maatregelen; bereiken van een goede balans tussen ecologie en economie; de functie van het IJsselmeer als zoetwatervoorraad wordt niet bedreigd; ambities moeten bijdragen aan de (economische) ontwikkeling van Noord Nederland. In het uitvoeringsplan de nieuwe Afsluitdijk zijn de ambities uit Triple A verder uitgewerkt naar een projectniveau. Per ambitie zijn projectplannen gemaakt waarin de projecten inhoudelijk, financieel en qua planning uiteen zijn gezet. De projectplannen zijn opgesteld onder regie van 'De Nieuwe Afsluitdijk': een regionale projectorganisatie bestaande uit provincie Noord-Holland, provincie Fryslân, Gemeenten Hollands Kroon (voorheen gemeente Wieringen), Súdwest-Fryslân en Harlingen. De ambitie 'herstel ecologische verbinding IJsselmeer/Waddenzee' bestond oorspronkelijk uit de volgende drie projecten: project 1: Visvriendelijk spuien bij gepland nieuw spuicomplex (ESA); project 2: Fysieke vispassages in het kader van KRW (KaderRichtlijn Water); project 3: Robuuste vispassages en geleidelijke overgang tussen zoetwater en zoutwater. Pagina 46

52 5 Inmiddels is duidelijk dat de aanvullende spuicapaciteit gerealiseerd gaat worden door het aanpassen van de huidige spuisluizen, nieuwbouw van een aanvullend spuicomplex ('ESA') is daarmee van de baan. De uitvoering van KRW-maatregelen om de vismigratie te verbeteren (project 2) valt onder de verantwoordelijkheid van het Rijk en is daarom geen onderdeel van de regionale ambities. Met het project Vismigratierivier wordt invulling gegeven aan project Deltaprogramma Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. Het Deltaprogramma heeft 5 deltabeslissingen. Een daarvan is de deltabeslissing IJsselmeergebied. De deltabeslissing IJsselmeergebied gaat over drie vragen: Hoe kan overtollig water naar de Waddenzee worden afgevoerd? In de plannen staat dat dit tot 2050 het beste kan gebeuren met spuien en pompen. Daarvoor moeten meer pompen op de Afsluitdijk worden geplaatst. Hoe hoog mag het water komen te staan in het IJsselmeer, het Markermeer en de Randmeren? Het plan is om een flexibele waterhoogte in te stellen. Zo kunnen waterbeheerders reageren op weersveranderingen. Denk aan veel regen of grote droogte. Is het IJsselmeergebied groot genoeg voor een voorraad zoetwater waar andere gebieden gebruik van kunnen maken? In de conceptdeltabeslissing staat onder andere dat dit tot 2050 geen probleem is. Maar dan is wel een flexibele waterhoogte nodig Overige beleidsdocumenten Relevant in dit kader zijn ook het Rijnverdrag (Masterplan trekvissen Rijn, Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR), 2009), de Benelux verordening voor vrije migratie (niet soortspecifiek) en de Europese Aalverordening (Aalbeheerplan, Ministerie van LNV, 15 juli 2009). Vanuit de visserijwet wordt gestreefd naar een duurzame visserij. Dit geldt voor zowel de beroepsvisserij als de sportvisserij. Beleidsdoelstellingen hieromtrent zijn opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW, Rijkswaterstaat, 2012), de Beleidsnota IJsselmeergebied (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2009) en het Visplan IJsselmeer en Markermeer (PO IJsselmeer en Sportvisserij Nederland, 2011). Pagina 47

53 4 Doelbereik 4.1 Nadere uitwerking doelstelling 5 10 De aanleg van een vispassage bij Kornwerderzand heeft in volgorde van belangrijkheid drie doelen: 1. herstel van de (estuariene) migratieroute voor trekvissen ten behoeve van de gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland; 2. het creëren van basisvoorwaarden voor een duurzame visserij (sport en beroep); 3. een impuls geven aan recreatie en toerisme, waarbij educatie en voorlichting over vismigratie en de zoet-zout overgangen een belangrijke nevenfunctie vormen. Hierna worden de projectdoelstellingen toegelicht Streefbeeld vismigratie in het Rijnstroomgebied Voordat de mens het stroomgebied van de Rijn beïnvloedde, konden trekvissen vrij migreren van de Noordzee en Zuiderzee tot voorbij Basel. De zoet-zout overgang vond plaats bij de monding van de rivier. Voor de hoofdstroom van de Lek en de Waal was dit bij de Zuid- Hollandse eilanden, voor de IJssel was dit bij Kampen waar de IJssel in de Zuiderzee stroomde. Deze overgang was een geleidelijke overgang. De getijdenwerking zorgde voor bewegingen van zoute stromen, de aanvoer van de rivier leverde zoetwater. Hierdoor was rondom Kampen een brakwatergebied aanwezig, dat richting Zwolle steeds zoeter werd. Deze situatie zal niet meer terug komen. Het beleid is er op gericht de strategische zoetwatervoorraad van het IJsselmeer te behouden. Dat betekent dat een scheiding tussen de Waddenzee en het IJsselmeer nodig is, om vermenging van het zoute water van de Waddenzee met het zoetwater van het IJsselmeer te voorkomen. Deze scheiding zal de mogelijkheden voor vismigratie tussen de Waddenzee en het IJsselmeer bepalen, en daarmee ook de vistrek verder de IJssel op en het verdere achterland in. Verderop in het stroomgebied van de Rijn zijn ook veel kunstwerken gebouwd: kunstwerken voor de beheersing van het waterniveau in zijstromen, waterkeringen om overstroming vanuit de rivier te voorkomen, en waterkrachtcentrales voor energieopwekking. Bij verschillende kunstwerken in de rivier en zijstromen zijn voorzieningen getroffen, of deze worden getroffen, om de vispasseerbaarheid te vergroten. Dit geldt zowel voor waterkrachtcentrales als stuwen en sluizen. Er worden geen waterkeringen verwijderd en geen grote overstromingsvlaktes aan de rivier toegevoegd om paai- en opgroeihabitat te creëren. Het streefbeeld is een rivier met voldoende mogelijkheden voor stroomopwaartse en stroomafwaartse migratie van trekvissen. Deze migratieroutes leiden naar de verschillende habitattypen die voldoen aan de eisen die de trekvissen stellen in verschillende levenstadia. De omstandigheden zijn zodanig dat verschillende stabiele populaties trekvissen zichzelf in stand kunnen houden. Het gaat hierbij om alle soorten die van nature voorkomen in het stroomgebied van de Rijn. Om te zorgen dat dit streefbeeld bereikt wordt, zijn in de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn afspraken gemaakt Herstel estuariene migratieroute Herstel van de gezonde, duurzame visbestanden in het IJsselmeer is al geruime tijd een beleidsdoel in zowel de KaderRichtlijn Water (KRW), Natura 2000, PKB Waddenzee als de Visserijwet. Vis is een essentieel onderdeel van het ecosysteem en vertegenwoordigt daarnaast een belangrijke economische (beroepsvisserij) en recreatieve waarde (sportvisserij). Daarom Pagina 48

54 streeft het project Vismigratierivier naar een substantiële verbetering van de migratieroute voor trekvissen ten behoeve van de gezonde vispopulaties in de Waddenzee, het IJsselmeer en het achterland (zie Figuur 4-1). Figuur 4-1 Rijnstroomgebied (bron: KNMI) 5 In onderstaande tabel zijn de doelsoorten voor de vispassage opgenomen, met daarbij uit welk beleid dit volgt. Nederlandse naam bot KRW wateren IJsselmeer en omliggende gebieden x Natura 2000 Aalherstel plan Flora- en faunawet Habitatrichtlijn Nieuwe Rode Lijst driedoornige x stekelbaars fint x x x x houting x x x paling/aal x x rivierprik x x x x spiering x zalm x x zeeprik x x x Pagina 49

55 De vispassage bij Kornwerderzand moet geschikt zijn voor alle doelsoorten. Mogelijk gaan meer soorten gebruik maken van de vispassage, zoals bijvoorbeeld de steur. Deze is niet opgenomen in de lijst met doelsoorten, omdat de steur is niet meer voorkomt in het stroomgebied. Hierbij wordt gestreefd naar een robuuste jaarrond functionerende ecologische verbinding tussen IJsselmeer en Waddenzee die voor alle trekvissen functioneert. Het is een innovatieve passage waarvoor geen doelstelling voor passage-efficiëntie per doelsoort is geformuleerd. Het streven is een zo hoog mogelijk passage-efficiëntie voor alle soorten. Natuurlijke vispassages hebben een passage-efficiëntie van gemiddeld ongeveer 70% (Bunt et al., 2012). Dit kan als streefgetal worden gebruikt bij de monitoring van het doelbereik van de vispassage. De passage-efficiëntie die nodig is voor herstel van een populatie trekvis is verschillend per soort en hangt onder andere af van hoeveel migratieknelpunten moeten worden gepasseerd en welke levensstadia het betreft. De passage-efficiëntie hangt samen met de volgende punten: Duur van openstelling van de passage; Hoeveelheid zoutwater die bij vloed richting het IJsselmeer stroomt; Grootte van de lokstroom (de vindbaarheid ); De aanwezigheid van een overgangszone met natuurlijk habitat. Meerwaarde project Vismigratierivier op populatieniveau De vispassage geeft toegang tot het IJsselmeer, maar dat is geen geïsoleerd systeem. Voor sommige soorten is het (vooral) opgroeihabitat, voor andere vooral een trekroute naar andere systemen. De hoeveelheden vis die via een grote vispassage, zoals de vismigratierivier, het IJsselmeer kunnen bereiken zijn significant ten opzichte van de huidige populaties van belangrijke soorten als (glas-)aal en spiering. Ook de stekelbaars zal enorm profiteren en vormt samen met de spiering het stapelvoedsel van visetende vogels in het IJsselmeer. Soorten als de zwarte stern, visdief, fuut, grote zaagbek en het nonnetje zijn aangewezen soorten (Natura2000) voor het IJsselmeer en nemen op dit moment in aantal af door voedselgebrek. Zeeforel en Atlantische zalm zijn zeldzame soorten geworden. Maatregelen in het Rijnstroomgebied zijn gericht op herstel van de populaties, en een grote vispassage zoals de Vismigratierivier zal samen met de maatregelen bij het Haringvliet (het Kierbesluit ) de voordeuren weer openen. Het belang van een goede migratievoorziening is breder dan alleen het bereiken van de paaiplaatsen. De populaties van de spiering in (Wadden-)zee en IJsselmeer zijn in de huidige situatie van elkaar gescheiden. Door de vispassage kan er weer genetische uitwisseling plaatsvinden tussen deze populaties, een belangrijke factor voor een gezond herstel. Door deze uitwisseling worden vispopulaties in zowel Waddenzee als IJsselmeer versterkt en neemt de draagkracht toe. De meerwaarde van het project Vismigratierivier zoals beschreven in deze subparagraaf is moeilijk te kwantificeren, omdat populaties van vele verschillende factoren afhankelijk zijn. Daarom is deze meerwaarde niet verder uitgewerkt in specifieke doelen voor het project Vismigratierivier, en wordt deze meerwaarde ook niet beoordeeld in het beoordelingskader van het MER. Pagina 50

56 4.1.3 Duurzame visserij Voor zowel beroepsvisserij als sportvisserij is een goede visstand essentieel. Al jaren wordt een neerwaartse trend in de visstand waargenomen. Uit meerdere onderzoeken komen verschillende oorzaken naar voren. Een belangrijke oorzaak is de verminderde aanvoer van nutriënten vanuit het achterland. Na een periode van kunstmatige verrijking keert het systeem terug naar een natuurlijker stikstof- en fosfaatbalans. In samenhang met de afname van de aanvoer en concentraties van fosfaat is begin jaren 90 de soortsamenstelling van het fytoplankton veranderd. De nieuwe algen hebben een lagere voedselkwaliteit waardoor watervlooien (voedsel voor jonge vis) en mosselen in conditie en/of voortplanting geremd worden (Deltares, 2014). Deze veranderingen in het voedselweb werken door in de populaties van vissen en vogels. Maatregelen die zich richten op het verbeteren van de populaties richten zich op het verbreden van het voedselweb, zodat vissen en vogels minder afhankelijk zijn van één of enkele soorten als prooidieren. Daarom wordt ingezet op het vergroten van de diversiteit van habitatgebieden en het creëren van verbindingen zodat er uitwisseling tussen verschillende waterlichamen kan plaatsvinden. De inrichting van het IJsselmeer maakt dat de habitats weinig divers zijn. Het natuurlijker inrichten van de waterlichamen kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de visstand, met name het verhogen van de diversiteit, door de uitbreiding van paai-, opgroei- en foerageergebied. In de strijd tegen het water zijn allerlei barrières gebouwd die waterlichamen van elkaar scheiden. Door waterlichamen weer goed met elkaar te verbinden worden de mogelijkheden voor vissen om te paaien en foerageren vergroot. Zeker vissoorten die in verschillende levensfases andere eisen stellen aan hun leefomgeving zijn gebaat bij verbindingen tussen verschillende waterlichamen. Van groot belang hierbij is de passeerbaarheid van de Afsluitdijk. Daarnaast spelen de verbindingen naar Markermeer, Randmeren en regionale wateren een rol in het geheel (Kampen en Talma, 2014). Het project Vismigratierivier moet dan ook niet als een op zichzelf staand project worden gezien. Samen met projecten die inzetten op habitat diversiteit, zoals de Markerwadden en projecten die werken aan verbindingen met het achterland (zie paragraaf 3.1.4), worden kansen gecreëerd voor de verbetering van de randvoorwaarden voor een goede visstand. Het rijk streeft voor de visstand op het IJsselmeer naar de volgende situatie: een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw; een duurzaam visstandbeheer vormgegeven door een samenwerking tussen verschillende belangengroeperingen, instellingen en organisaties; een beperkt aantal professionele en economisch gezonde bedrijven oefent de visserij op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde wijze uit. Een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw zijn afhankelijk van: visserijdruk; waterkwaliteit; voedselbeschikbaarheid; predatiedruk; migratie van trekvissen. Doel van de vispassage is het leveren van een bijdrage aan de migratie van trekvissen, en daardoor aan een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw. Hierbij is speciale aandacht voor glasaal en spiering, omdat dit commercieel gezien de meest interessante soorten zijn. Pagina 51

57 4.1.4 Impuls aan toerisme en recreatie Het Uitvoeringsplan De Nieuwe Afsluitdijk gaat voor Kornwerderzand uit van het behoud van bestaande recreatieve voorzieningen en waar mogelijk het verbeteren van het toeristisch potentieel. Hierbij worden onder meer ontwikkelingskansen gezien op (eco-)educatief gebied. Het Uitvoeringsplan De Nieuwe Afsluitdijk noemt in dit verband de realisatie van een zogenoemde Vismigratie Experience als onderdeel van de plannen voor de vismigratierivier. Hierin kunnen bezoekers de natuur, water en vismigratie op een interactieve manier beleven. In de PKB Waddenzee wordt gesteld dat bij de inrichting van nieuwe gradiënten in ieder geval aandacht besteed moet worden aan landschappelijke en recreatieve aspecten. Voor heel Kornwerderzand geldt het doel de recreatieve beleefbaarheid van de Afsluitdijk, Unesco Waddenzee, IJsselmeer en overgang zoet-zout te vergroten. In de visie van gemeente Sudwest Fryslân Waddenpark Afsluitdijk worden binnen de driehoek Makkum Kornwerderzand Harlingen toeristische voorzieningen versterkt. Achterliggend economisch doel is om de toeristisch-recreatieve werkgelegenheid in de regio een impuls te geven. De Afsluitdijk en daarbinnen Kornwerderzand moeten meer gaan bijdragen aan de keuzemogelijkheden voor een dagje uit, ook als het slecht weer is, zowel voor toeristen die in de regio overnachten als voor dagjesmensen. De vismigratierivier draagt op twee manieren bij aan deze visie. Enerzijds levert het educatiemateriaal voor een nog te ontwikkelen Beleefcentrum op Kornwerderzand. Anderzijds is de vismigratierivier zelf een recreatieve bestemming die te voet bereikbaar is vanuit het Beleefcentrum. Het doel impuls aan toerisme en recreatie is bereikt wanneer de vismigratierivier substantieel bijdraagt aan de recreatieve beleefbaarheid van zoet-zout overgang, Unesco Waddenzee, IJsselmeer en de Afsluitdijk. De vismigratierivier staat daarbij niet op zichzelf, maar vormt een belangrijke schakel voor de omliggende regio, zowel ecologisch als toeristisch. De vismigratierivier kan bijdragen door inhoud te leveren op het gebied van beleving, excursies en inspiratie. Voor het Beleefcentrum Kornwerderzand wordt gemikt op bezoekers per jaar. Naar verwachting zal door de vismigratierivier de helft hiervan worden ingevuld. De mate waarin een impuls wordt gegeven aan recreatie en toerisme is afhankelijk van welke faciliteiten worden gerealiseerd. Hierover bestaat op het moment van schrijven nog geen consensus. Voorbeelden van mogelijke faciliteiten zijn: kijkraam waardoor de vissen zichtbaar zijn, visverhalen in kazematten, kunstproject van vissen die de stromingsrichting weergeven, informatiecentrum, pendelboot van de parkeerplaats naar de verste hoek van de vismigratierivier waarvandaan men kan teruglopen, wandelpad, uitkijkpunten. 45 Pagina 52

58 4.2 Toetsing van de alternatieven aan doelbereik De drie doelen van de vispassage Kornwerderzand (paragraaf 4.1) zijn per doel beoordeeld voor de alternatieven, en voor de varianten binnen alternatief Herstel estuariene migratieroute Zoals in de voorgaande paragraaf beschreven hangt een goede visstand met vele factoren samen. Het project Vismigratierivier richt zich op het verbeteren van de verbinding tussen de Waddenzee en het IJsselmeer. Bij de toetsing van het doelbereik van de verschillende alternatieven en varianten wordt enkel op de eigen projectdoelen getoetst. Het herstel van de estuariene migratieroute hangt af van de passeerbaarheid van de vispassage. Deze hangt samen met de volgende punten: Duur van openstelling van de passage; Hoeveelheid zoutwater die bij vloed richting het IJsselmeer stroomt; Grootte van de lokstroom (de vindbaarheid ); De aanwezigheid van een overgangszone met natuurlijk habitat. Vismigratie-experts geven aan dat wanneer de bovenstaande vier punten optimaal zijn, de passage voor alle soorten geschikt is, en de passage-efficiëntie maximaal. Voorwaarde daarbij is dat de passeerbaarheid niet wordt verhinderd. Hoeveel vis er door de vispassage zal zwemmen is sterk afhankelijk van het aanbod van vis. In Tabel 2 is een overzicht opgenomen van de inschatting van de aanwezige vis bij Kornwerderzand per doelsoort. Deze aantallen zijn het resultaat van langjarige onderzoek en monitoring door Imares, gecombineerd met (commerciële) vangstgegevens. De spreiding van de getallen wordt veroorzaakt door extrapolatie en verschillen in jaarlijks voorkomen. Tabel 2 Inschatting van de jaarlijks aanwezige hoeveelheid vis bij Kornwerderzand. Doelsoort Inschatting (diadroom-intrek) jaarlijks aanbod KWDZ Bot(-larve) en Driedoornige Stekelbaars en Fint en Houting en (glas-)aal en Rivierprik en Spiering en Atlantische Zalm en Zeeprik en Zeeforel en 30 De score wordt relatief ten opzichte van het referentiealternatief uitgevoerd. Een negatieve beoordeling is niet aan de orde. Hiervoor zou het alternatief de migratie in de referentiesituatie moeten hinderen. Dat is niet het geval. Pagina 53

59 Score Herstel estuariene migratieroute ++ Alternatief scoort op alle punten die samenhangen met herstel estuariene migratieroute beter of gelijk aan de referentie + Alternatief scoort op ten minste één punt beter dan de referentiesituatie 0 Geen meerwaarde ten opzichte van visvriendelijke spuibeheer, bijvoorbeeld doordat de passeerbaarheid wordt verhinderd. 5 Beoordeling herstel estuariene migratieroute De beoordeling van de alternatieven is als volgt: Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Doelbereik Herstel migratieroute Hieronder is een toelichting op de beoordeling opgenomen Duur van de openstelling In de referentiesituatie kan vis migreren op de momenten dat visvriendelijk sluisbeheer uitgevoerd wordt. De mate waarin dit mogelijk is, is afhankelijk van factoren zoals het spuiregime, de hoeveelheid ingelaten zoutwater, de weersomstandigheden en waterstanden op het IJsselmeer en Waddenzee. Dat maakt dat naar verwachting de spuisluizen enkele tientallen uren (20-40) per jaar passeerbaar zijn voor trekvissen zoals spiering, stekelbaars en botlarven. De vismigratierivier is beduidend minder kritisch ten aanzien van de omstandigheden waarin de passage geopend kan worden. Het huidige ontwerp van de vismigratierivier-doorgang in de Afsluitdijk maakt openstelling onder bijna alle omstandigheden mogelijk. Daarmee wordt het migratievenster voor sterke zwemmers bijna 100% van de tijd. Voor zwakke zwemmers is dit ongeveer 50%, overeenkomstig met de situatie in een natuurlijk estuarium (Variantenanalyse VMR Afsluitdijk. ATKB, juni 2014). Een vishevel heeft eveneens een lange openingstijd, de inzwemopening van de verzamelbak staat continu open. Periodiek worden de ingezwommen vissen over de dijk geheveld. De voorziening is qua volume echter veel kleiner dan de referentiesituatie of de vismigratierivier. Conclusie duur van de openstelling Het migratievenster dat wordt geboden door de Vismigratierivier is vele malen groter dan dat van het visvriendelijk sluisbeheer. Op grond daarvan mag worden geconcludeerd dat de vismigratierivier een grote toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de referentiesituatie (visvriendelijk sluisbeheer). De hevel heeft een vergelijkbaar migratievenster als de vismigratierivier maar is met name gericht op actieve zwemmers en is qua volume veel kleiner Zoutwater dat bij vloed richting IJsselmeer stroomt (instroom) Vissen die sterke zwemmers zijn, zoals de zalm, zijn niet afhankelijk van de instroom van zoutwater richting het IJsselmeergebied. Deze vissen zijn in staat om tegen een sterke stroom in te zwemmen. Dit geldt niet voor vissen die zwakke zwemmers zijn, waarvan het aanbod met vele tientallen miljoenen vele malen groter is dan van de sterkere zwemmers (IMARES juli 2014). Er is overeenstemming tussen visexperts dat getijdenwerking van groot belang is voor migratie van zwakke zwemmers, zoals glasaal, spiering en botlarven (International Pagina 54

60 Expert Meeting Fish Migration River Afsluitdijk, 8-9 mei 2014). In een natuurlijke situatie laten zij zich bij vloed met de stroom mee naar binnen drijven Bij de vismigratierivier bedraagt de instroming vanuit de Waddenzee per getijde circa m3, dus m3 per dag (Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie, Deltares 2014). Bij afgaand tij schuilen zij bij de bodem om te voorkomen dat zij terugspoelen. In de referentiesituatie kunnen de zwakke zwemmers zich mee laten drijven door het visvriendelijk spuibeheer. Per keer gaat dit om m3 zoutwater rond het korte moment van gelijk tij (Variantenanalyse VMR Afsluitdijk. ATKB, juni 2014). Om uitspoeling tijdens het spuien te voorkomen wordt één spuicyclus overgeslagen. Zo hebben de vissen de mogelijkheid om weg te zwemmen. Bij een technische voorziening zoals een hevel is er een zeer geringe stroom in de richting van het IJsselmeer. Daardoor is het aantal zwakke zwemmers dat de Afsluitdijk kan passeren ook gering Conclusie instroom De instroom van zoutwater is niet onderscheidend voor de bijdrage in migratiemogelijkheden voor sterke zwemmers. Vissen die minder sterk zijn, zijn afhankelijk van de (krachtige) instroom van zoutwater. Op grond hiervan mag worden geconcludeerd dat de vismigratierivier een grote toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een hevel. Het visvriendelijk sluisbeheer laat per keer ook grote hoeveelheden zoutwater instromen, maar dit gebeurt veel minder vaak dan bij de vismigratierivier (zeker niet iedere getijdecyclus), en de mogelijkheid om te schuilen is kleiner. Grootte van de lokstroom Vissen gebruiken de aanwezigheid van een stroom zoetwater om zich te oriënteren op de ingang van een estuarium. In de spuikom zijn in de huidige situatie grote hoeveelheden trekvis aanwezig die zijn afgekomen op het gespuide zoetwater. Doordat de lokstroom vanuit de vismigratierivier ook voor en na het spuien aanwezig is en een natuurlijk karakter heeft, is de effectiviteit van de lokstroom optimaal. De stroomsnelheid is zodanig dat vissen er tegen in kunnen zwemmen. De lokstroom van de vismigratierivier gaat minuten vóór het openen van de spuisluizen open. Bij eb bedraagt deze lokstroom circa 40 m3/s, dit is veel groter dan van een hevel. Een hevel heeft een zeer geringe lokstroom. Daardoor is de vismigratierivier effectiever in het aantrekken van trekvissen die actief zoeken naar de ingang. Bij visvriendelijk sluisbeheer is er voorafgaand aan de opening van de sluizen geen lokstroom. De vissen die in de spuikom dicht bij de spuisluizen aanwezig zijn, worden naar binnen gespoeld. Vissen die actief zoeken naar de ingang krijgen geen signaal dat de sluizen zijn geopend. Conclusie grootte lokstroom De grotere lokstroom van de vismigratierivier ten opzichte van een hevel is een meerwaarde. Door de lokstroom levert de vismigratierivier naast de referentiesituatie een positief effect op, doordat actieve zwemmers tegen de lokstroom in de vismigratierivier in kunnen zwemmen. 50 Natuurlijk habitat Met de aanleg van de Afsluitdijk zijn brakke getijdengebieden en natuurlijke gradiënten zoals voorkomen in estuaria verdwenen. Met de aanleg van de vismigratierivier wordt een bescheiden intergetijdengebied aangelegd. Pagina 55

61 De vismigratierivier is vormgegeven naar de natuurlijke omstandigheden die vissen tegenkomen tijdens de migratie van zout- naar zoetwater en andersom. De prikkels die de vissen moeten volgen voor een succesvolle migratie zijn vergelijkbaar met de prikkels in natuurlijke omstandigheden (International Expert Meeting Fish Migration River Afsluitdijk, 8-9 mei 2014). Vissoorten die tijd nodig hebben om te acclimatiseren hebben in de vismigratierivier de mogelijkheid om te schuilen (tegen predatie en terugspoelen) en te wennen aan de overgang tussen zout- en zoetwater. Om zich aan deze overgangen te kunnen aanpassen zijn bijzonder ingrijpende fysiologische aanpassingen nodig. Deze duren gemiddeld zeker een dag of tien, een periode waarin de dieren kwetsbaar zijn. Uit fysiologisch onderzoek aan vele soorten blijkt dat de zout-zoet overgang even belastend is als de zoet-zout overgang. Naast de overgang in zoutgehalte, zijn vissen ook gevoelig voor temperatuurveranderingen. De gevolgen van te snelle temperatuurovergangen zijn vergelijkbaar met die van te snelle zoetzout overgangen. (ATKB, 2014) Bijkomend voordeel van de aanleg van natuurlijk habitat, is dat deze geschikt is voor één of meerdere levenstadia van estuariene soorten als zeebaars, harder, haring en ansjovis. Dit levert een bijdrage aan de instandhouding van de populaties van deze soorten. Deze soorten behoren niet tot de doelsoorten van dit project. Zowel bij de vishevel als bij visvriendelijk spui- en schutsluisbeheer is er geen intergetijdengebied met gradiënten. Dat betekent dat de vissen in één keer van het zoute milieu uit de Waddenzee worden overgezet naar het zoete milieu van het IJsselmeer. De expertgroep is het er unaniem over eens dat een meer natuurlijk ingerichte vispassage effectiever is dan een technische zonder intergetijdengebied (International Expert Meeting Fish Migration River Afsluitdijk, 8-9 mei 2014). Ook vanuit schuil- en foerageermogelijkheden biedt het intergetijdengebied kansen voor trekvissen die zonder intergetijdengebied niet worden geboden. Conclusie natuurlijk habitat De semi-natuurlijke habitat van de vismigratierivier is een meerwaarde ten opzichte van visvriendelijk sluisbeheer en de vishevel Afweging binnen de varianten Binnen de varianten van de vismigratierivier zijn grote verschillen in de mate van doelbereik. De verbinding van de variant oostkant met de spuikom is lastig, omdat de schutsluizen gepasseerd moeten worden. Voor de grootste effectiviteit van de vismigratierivier is verbinding met de westzijde van de spuikom wenselijk, omdat zich daar de grootste aantallen trekvissen ophouden in de huidige situatie. Er zijn technische mogelijkheden om een verbinding te maken, maar deze brengen risico s met zich mee. In de variant oostkant is een buis onder de vaarroute nodig. In de buis treden door de diepte drukverschillen op. Het is de verwachting dat drukverschillen over korte afstand de migratie belemmeren of zelfs verhinderen. Daarnaast is er een overgang van licht naar donker bij de ingang van de buis. In een natuurlijke situatie zijn trekvissen niet gewend donkere ruimtes te kruisen. Daarmee vormt de doorgang een risico voor de werking van de vispassage (International Expert Meeting Fish Migration River Afsluitdijk, 8-9 mei 2014). Daarom scoort variant oostkant neutraal op herstel estuariene migratieroute. De kans bestaat dat de verbinding niet verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Variant westkant en lange dam scoren zeer positief. In deze varianten kan de doorgang door de Afsluitdijk zonder drukverschillen plaatsvinden. De opening is open van de bovenkant. Dat garandeert dat drukverschillen zijn uitgesloten. Doordat de doorgang door de Afsluitdijk open Pagina 56

62 is, kan natuurlijk licht op de doorgang vallen zodat donkere ruimtes worden voorkomen. De aansluiting op de spuikom is aan de westzijde gepositioneerd. 5 Variant oostkant scoort het beste van de drie varianten op het verblijf in het intergetijdengebied. Er is een grote afwisseling in diepte en stroomsnelheden, wat de vissen de mogelijkheid biedt om te acclimatiseren op een plek die overeenkomt met hun natuurlijk behoefte. In de variant westkant is zijn de rustplaatsen meer homogeen. De variant lange dam biedt de minste diversiteit. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Doelbereik Herstel estuariene migratieroute Creëren van basisvoorwaarden voor duurzame visserij Bij de beoordeling van de basisvoorwaarden voor duurzame beroeps- en sportvisserij wordt specifiek de geschiktheid van de vispassage voor glasaal en spiering beoordeeld. Daarnaast wordt de terugzwem-mogelijkheid voor uitgespoelde zoetwatervissen beoordeeld. Waterstromingen spelen een grote rol bij de migratie van glasaal (IMARES, 2014). Door selectief getijdentransport legt de glasaal met weinig inspanning grote afstanden af. Bij gunstige stroming laat de glasaal zich meedrijven, bij ongunstige stroming schuilt de aal. Tot laat in het migratieseizoen zet de glasaal in op selectief getijdentransport. Pas in latere instantie wordt er overgegaan naar actief zwemgedrag (IMARES, 2014). Glasalen zijn goed in staat om harde overgangen te overleven. Glasaal lijkt zich wel hormonaal te moeten prepareren op een overgang van zout naar zoet, en vroeg in het jaar arriverende glasaal kan wellicht minder goed tegen een abrupte overgang dan later in het trekseizoen arriverende glasaal (IMARES, 2014). Spiering zwemt actief tegen de stroming in. Met behulp van Sprintfish wordt een sprintsnelheid van m/s ingeschat voor volwassen spiering van cm. De maximale kruissnelheid Ucrit wordt ingeschat op m/s voor spiering van 7-16 cm. Of de spiering een acclimatisatie zone nodig heeft in de vorm van een langzame zoet-zout gradiënt is onbekend. Wel worden in de literatuur indicaties gegeven dat spiering die het IJsselmeer is binnengetrokken met een volgende spui wordt uitgespoeld. Dit zou veroorzaakt worden doordat zij zouden moeten wennen aan het zoete water en daarom te dicht bij de spuideuren verblijven na de intrek (Witteveen+Bos, 2009a in IMARES, 2014). Echter geven de auteurs zelf aan dat dit een suggestie is en niet is onderzocht. Het creëren van basisvoorwaarden voor duurzame visserij wordt beoordeeld op: Aanwezigheid van instroom van zoutwater richting het IJsselmeer; Aanwezigheid van lokstroom (de vindbaarheid ); Aanwezigheid van zoet-zoutgradiënt; Duur van openstelling van de passage. Score Duurzame visserij ++ Alle vereisten aanwezig en ruime openingsduur van de vispassage. + Aanwezigheid van één of meer vereisten of lange openingsduur. 0 Geen meerwaarde ten opzichte van referentiesituatie. Pagina 57

63 Een negatieve score is niet aan de orde, omdat de intrek van commerciële soorten door geen van de alternatieven gehinderd wordt Beoordeling basisvoorwaarden voor duurzame visserij In voorgaande paragraaf is de werking van de twee alternatieven beschreven. Uit die analyse blijkt dat de vismigratierivier beschikt over een grote instroom van zoutwater en een goede lokstroom. Door het verschil in stroomsnelheid tussen de doorgangen in de Afsluitdijk, is er een relatief lange tijd waarin de spiering naar binnen kan trekken. In de rivier is een gradiënt van zout naar zoet aanwezig. De vismigratierivier is bijna continue geopend, zodat uitgespoelde vissen terug naar het IJsselmeer kunnen zwemmen. De vishevel heeft een zeer beperkte instroom van zoutwater. Daarom wordt de vishevel minder geschikt voor glasaal beoordeeld dan de vismigratierivier. De lokstroom van de vishevel is geschikt voor de spiering. De vishevel heeft geen gradiënt van zout naar zoet. De vishevel heeft een ruime openingsduur (hoewel minder ruim dan de vismigratierivier), zodat uitgespoelde vissen terug naar het IJsselmeer kunnen zwemmen. De beoordeling van de alternatieven is als volgt: Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Doelbereik Duurzame visserij In de varianten lange dam en westkant wordt de westkant van de spuikom, waar de commercieel aantrekkelijke soorten in de huidige situatie liggen te wachten, verbonden met het IJsselmeer. De monding in het IJsselmeer is in beide varianten ver verwijderd van de spuisluizen waardoor zelfs spiering niet snel zal worden uitgespoeld. Deze varianten scoren goed op doelbereik. In de variant oostkant wordt de minder gunstige oostzijde van de spuikom verbonden met het IJsselmeer. Bovendien moeten de trekvissen in deze variant door een buis onder de vaarroute door. Glasalen laten zich meedrijven op instroom, maar deze zal door de drukverschillen niet duidelijk of zelfs geheel afwezig zijn. Deze variant scoort neutraal op doelbereik. De beoordeling van de varianten is als volgt: Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Doelbereik Duurzame visserij Impuls geven aan recreatie en toerisme De doelstelling is om het recreatieve aanbod op de Afsluitdijk te verbreden en de beleefbaarheid van migrerende vissen te verbeteren. Daarbij vormen educatie en voorlichting over vismigratie en de zoet-zout overgangen een belangrijke nevenfunctie. Vistrek is moeilijk te ervaren, daarom moet een belevenis worden georganiseerd. Het geven van een impuls aan recreatie en toerisme wordt beoordeeld op: Beleefbaarheid van de vistrek. Educatie over vismigratie en werking vispassage. Toegankelijkheid en bereikbaarheid. Pagina 58

64 Score Recreatie en toerisme ++ De vistrek is zeer beleefbaar, er zijn educatiemogelijkheden en het gebied is toegankelijk. + De vistrek is beleefbaar of er zijn educatiemogelijkheden of het gebied is toegankelijk. 0 De vistrek is niet beleefbaar, er zijn geen educatiemogelijkheden en het gebied is niet toegankelijk. Een negatieve score is niet aan de orde, omdat de doelstelling alleen gaat over een positieve impuls. Eventuele negatieve gevolgen voor bestaande recreatie en toerisme worden beoordeeld in paragraaf Beoordeling impuls geven aan recreatie en toerisme Zowel alternatief 1 vishevel als alternatief 2 vismigratierivier geven de mogelijkheid tot educatie over vismigratie. De beleefbaarheid van de migrerende vissen is bij alternatief 2 vismigratierivier groot. Door de lange rivier is de overgang van zoutwater naar zoetwater te beleven. De vishevel heeft dit voordeel niet doordat deze er uitziet als een technisch object en de werking van buitenaf niet is te zien. De beoordeling van de alternatieven is als volgt: Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Doelbereik Recreatie en toerisme Binnen de vismigratierivier verschillen de varianten in beleefbaarheid. De varianten aan de oost- en westkant geven de grootste stimulans aan recreatie en toerisme doordat de beleefbaarheid van de migratie erg groot is en het gebied goed bereikbaar is. De rivier is zichtbaar, de doorsnijding van de dijk is gemarkeerd, net als de uitstroomopening in het IJsselmeer. Door de compacte vorm is met een korte wandeling het hele migratieproces te volgen tot aan de monding in het IJsselmeer. De variant oostkant is in ontwerp zacht uitgevoerd, dus met natuurlijke materialen. Dit is goed voor de beleefbaarheid van de rivier en de overgang van zout naar zoet wordt zichtbaar in de oevervegetatie. De variant westkant is in ontwerp hard uitgevoerd, dus in een bak. Dit is minder positief voor de beleefbaarheid. De variant lange dam is niet goed bereikbaar en beleefbaar. Om de migratie en de overgang van zout naar zoet te kunnen beleven, moeten recreanten 4 km langs de snelweg lopen tot aan de monding in het IJsselmeer. De beoordeling van de varianten binnen alternatief 2 is als volgt: Referentie Alternatief alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Doelbereik Recreatie, toerisme en educatie Pagina 59

65 5 Effectbeschrijving 5 In dit hoofdstuk zijn de effecten van de alternatieven beschreven. Per thema worden de huidige situatie, autonome ontwikkeling, relevante beleidskaders en beoordelingscriteria beschreven. Aan de hand daarvan zijn per aspect de te verwachten effecten van de alternatieven en varianten beschreven. 5.1 Hydrodynamica en morfologie Inleiding Huidige situatie Er zijn twee locaties waar water vanaf het IJsselmeer naar de Waddenzee wordt gespuid. Dat is via de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand en via de Stevinsluizen bij Den Oever. Via de spuisluizen worden grote hoeveelheden zoetwater vanuit het IJsselmeer gespuid naar de Waddenzee. De gemeten afvoer bij Kornwerderzand varieert van 0 tot 1375 m 3 /s (Rijkswaterstaat, Figuur 5-1). De stroomsnelheden zijn hoog. Dit voorkomt sedimentatie in de spuikom. Het spuien gebeurt op basis van vrij verval, op de moment dat het water op de Waddenzee lager is dan op het IJsselmeer. Figuur 5-1: Data-ICT-Dienst Rijkswaterstaat (2014): Kornwerderzand Buitenafvoer De theoretische spuicapaciteit van de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand is duidelijk groter dan de gemeten spuicapaciteit. Deze is berekend op gemiddeld 1905 kubieke meter per seconde. Als alle schuiven open zijn kan er in 4 uur tijd zo'n 27,4 miljoen kubieke meter IJsselmeerwater worden afgevoerd. De aanstroom van water vanaf het IJsselmeer naar de Lorentzsluizen is niet symmetrisch. De theoretische spuicapaciteit van de Stevinsluizen bij Den Oever is berekend op gemiddeld 1220 kubieke meter per seconde (Rijkswaterstaat, 1999). De slibconcentratie in het IJsselmeer wordt afgeleid uit het MWTL meetpunt Vrouwezand. De gemiddelde concentratie in de periode bedraagt 30 mg/l. De slibconcentratie in de Pagina 60

66 Waddenzee wordt afgeleid uit het MWTL meetpunt Doove Balg Oost. De gemiddelde concentratie in de periode bedraagt 33 mg/l. Deze concentraties zijn op ongeveer 1 m onder het wateroppervlak gemeten, de concentraties bij de bodem zijn waarschijnlijk hoger Autonome ontwikkeling Het spuiregime wordt visvriendelijker. Visvriendelijk beheer behelst het openen van spuisluizen bij afgaand tij minuten voor gelijk waterpeil tussen Waddenzee en IJsselmeer, hierdoor stroomt een geringe hoeveelheid zoutwater met getijdemigranten in. Na het uitvoeren van visvriendelijk beheer wordt één spuigang overgeslagen, om de vis de kans te geven zich op het IJsselmeer te verspreiden en te voorkomen dat vis direct weer uitgespoeld wordt. In perioden dat alle capaciteit nodig is om te spuien, is het dus niet mogelijk om visvriendelijk spuibeheer uit te voeren. Visvriendelijk beheer gaat niet ten koste van de maximum-spuicapaciteit. Visvriendelijk beheer wordt zowel bij de Stevin- als bij de Lorentzsluizen ingezet. In de autonome situatie neemt de spuicapaciteit af doordat de zeespiegel stijgt en de periode waarin op basis van vrij verval kan worden gespuid dus afneemt. Om het verlies aan spuicapaciteit te compenseren, worden in de Stevinsluizen pompen ingebouwd. De verhouding tussen de Lorentzsluizen en de Stevinsluizen waarmee gespuid wordt zal daardoor op termijn verschuiven. Een groter percentage van het spuiwater zal via de Stevinsluizen worden afgevoerd. De pompen worden gefaseerd ingebouwd in de Stevinsluizen. Naar verwachting is er nog geen significante verschuiving van spuihoeveelheden opgetreden in De grootschalige morfologische ontwikkeling van de Waddenzee wordt vooral bepaald door de stijging van de zeespiegel met ongeveer 20 cm per eeuw en de afsluiting van de Zuiderzee in De afsluiting van de Zuiderzee had een vergroting van de getijslag in de Waddenzee tot gevolg. De getijslag bij Den Helder nam met circa 20 cm toe door de afsluiting van de Zuiderzee. De verandering in getijslag had een toename van het getij volume tot gevolg wat door de verschillende zeegaten (Marsdiep, Eijerlandse Gat en Vlie) de Waddenzee in- en uitstroomt. De veranderingen in getijslag en getijvolumes resulteerden in andere stroompatronen en sedimenttransporten in de Waddenzee. De veranderende waterbeweging in de Waddenzee door de afsluiting van de Zuiderzee heeft dan ook verregaande gevolgen voor de morfologische ontwikkelingen van de Waddenzee. Er is ook sprake van een sterke interactie: de veranderende morfologie heeft weer effect op de waterbeweging enz. De tijdschalen waarop deze veranderingen zich afspelen zijn daardoor vrij lang (tientallen tot honderden jaren). Het Marsdiep kende een sterke verandering tussen 1930 en 1970, met een sterke aanzanding in de noord-zuid georiënteerde geulen en een verdieping van de oostwest georiënteerde geulen, waarbij netto aanzanding heeft plaatsgevonden. Na 1970 lijkt een licht eroderende trend zichtbaar in het Marsdiep. Het Vlie kende juist na 1970 een sterke aanzandende trend. Netto is het systeem van de westelijke Waddenzee na 1970 nog steeds importerend (bron: Deltares, 2014a). Aan de IJsselmeerzijde zijn de stroomsnelheden zo laag, dat er geen zandtransport is. Pagina 61

67 Figuur 5-2 Morfologische ligging van de Waddenzeezijde (vaklodingen 2009) en veranderingen tussen 2009 en 2003 (Blauw is erosie, rood is sedimentatie). (bron: Deltares 2014a) 5 10 Lokaal nabij Kornwerderzand is de Doove Balg (aangegeven met de letter A in Figuur 5-2) de grootste getijgeul met een diepte ter hoogte van het spuiwerk van circa -15 tot -20 m NAP. Parallel aan de Afsluitdijk loopt ook een geul met een diepte van circa -5 tot -8 m NAP die gescheiden is van de Doove Balg door een sedimentrug met een hoogte van circa -3 m NAP (aangegeven met de letter B in Figuur 5-2). De Doove Balg heeft zich na 1932 verruimd in dit gebied en de bocht nabij de Afsluitdijk is langzaam verder aan het uitbochten waardoor de Doove Balg met ongeveer 5 m per jaar richting dijk beweegt. De kleine geul parallel aan de dijk (B) is langzaam aan het verdiepen. Het zandplaatje (C in Figuur 5-2) is langzaam aan het ophogen. De ontwikkeling van het gebied gelegen in de oksel van de Afsluitdijk met de dam van de spuihaven noord (D) is niet geheel duidelijk. De nauwkeurigheid van de vaklodingsgegevens is hier onvoldoende. 15 Studiegebied Afsluitdijk, vispassage, en directe omgeving, tot aan waar wijzigingen in stroming merkbaar zijn Beleid Voor de waarden van het Natura 2000-gebied Waddenzee is de dynamiek van het systeem van essentieel belang. Deze zijn in het concept beheerplan Natura 2000 beschreven. Daarom zijn de waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen beschermd. Voor het project Vismigratierivier betekent dit dat rekening moet worden gehouden met de waterbewegingen in de Waddenzee, en dat de vispassage hier zo min mogelijk effect op moet hebben. Beoordelingscriteria De minimale, maximale en optimale stroomsnelheid waarop een vispassage passeerbaar is, verschilt per vissoort. Daarom wordt een vispassage met uiteenlopende stroomsnelheden binnen de reikwijdte 0 8 m/s positief beoordeeld (gebaseerd op sprintcapaciteit vissoorten uit Imares, 2014). Vooral zwakke zwemmers hebben behoefte aan stroomluwe gebieden. Stroomluwe gebieden kunnen worden gecreëerd door bochten, een ruwe ongelijkmatige bodem, en ondieptes en vegetatie langs de randen. Een vispassage die zulke gebieden biedt wordt positief beoordeeld. Pagina 62

68 5 10 Instroom (stroom van Waddenzee richting IJsselmeer) is essentieel voor zwakke zwemmers. Bijvoorbeeld botlarven laten zich meedrijven met de instroom tot ze voelen dat deze stagneert of het water zoeter wordt, dan verschuilen ze zich. Instroom wordt positief beoordeeld. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor voldoende spuicapaciteit door de Afsluitdijk. Door klimaatverandering neemt de spuicapaciteit autonoom af. Dit wordt opgelost met te installeren pompen bij Den Oever, maar spuien onder vrij verval heeft de voorkeur omdat dit geen energie kost. Een eventuele significante vergroting van de spuicapaciteit wordt positief beoordeeld. Negatieve effecten op hydrodynamica worden niet verwacht. Score Hydrodynamica ++ Variatie in stroomsnelheid en instroom is aanwezig, of spuicapaciteit wordt met meer dan 25 % vergroot. + Variatie in stroomsnelheid of instroom is aanwezig, of spuicapaciteit wordt met meer dan 10 % vergroot. 0 Variatie in stroomsnelheid en instroom zijn beiden niet aanwezig Aanslibbing van de vispassage vermindert de werking en maakt extra onderhoud noodzakelijk. Een ontwerp waarbij veel aanslibbing wordt verwacht wordt negatief beoordeeld, en een ontwerp waarbij aanslibbing zoveel mogelijk wordt voorkomen wordt neutraal beoordeeld. Sedimentatie in de sluiskom en/of geulen als gevolg van doorstroming van de vismigratierivier of als gevolg van veranderde stroming rond nieuwe dammen wordt negatief beoordeeld. Positieve effecten op morfologie worden niet verwacht. Score Morfologie 0 Aanslibbing van de vispassage en sedimentatie in de geulen worden voorkomen. - Veel aanslibbing van de vispassage of sedimentatie in de geulen. -- Veel aanslibbing van de vispassage en sedimentatie in de geulen Effectbeoordeling hydrodynamica Afweging tussen vishevel en vismigratierivier De vismigratierivier (alternatief 2) biedt uiteenlopende stroomsnelheden binnen de reikwijdte 0-8 m/s. De vertical slot passage levert hier een grote bijdrage aan, doordat in de vertical slot passage permanent lager stroomsnelheden zijn. Een vishevel (alternatief1) heeft een andere werking en zet niet in op differentiatie van stroomsnelheid. De vishevel heeft een continue lokstroom, maar geen instroom van water vanuit de Waddenzee. In de vismigratierivier is de stromingsrichting afhankelijk van het getij. Wanneer met eb stroomt water vanuit de vismigratierivier de Waddenzee in. Met vloed stroomt water vanuit de Waddenzee de vismigratierivier in. Dit is gelijk aan de beweging een natuurlijk estuarium. De zoetwaterstroom van het IJsselmeer naar de Waddenzee in het geval van de vishevel en vismigratierivier is klein. De stroom is in de vishevel nog kleiner dan in de vismigratierivier. Pagina 63

69 5 10 Het piekdebiet van de vismigratierivier is 40m 3 /s. Dit valt in het niet ten opzichte van het piekdebiet van 1375 m 3 /s van de Lorentzsluis. Door de aanleg van de vismigratierivier ontstaat er een meer symmetrische aanstroom van de Lorentzsluis. Hierdoor verbetert de aanstroom ligt, maar het effect is verwaarloosbaar op de capaciteit van de spuisluizen (Arcadis, 2015). De vishevel en de vismigratierivier zijn niet onderscheidend op bijdrage aan spuicapaciteit. De vishevel scoort neutraal op differentiatie van stroomsnelheden en instroom van water vanuit de Waddenzee. De vismigratierivier scoort op beide aspecten positief. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Hydrodynamica Hydrodynamica Afweging tussen de varianten Alleen variant westkant verbetert de aanstroom van de spuisluizen, de andere varianten veranderen de aanstroom niet. Omdat de verbetering verwaarloosbaar is op de capaciteit van de Lorentzsluis, zijn varianten zijn niet onderscheidend op lokstroom, instroom van water uit de Waddenzee en bijdrage aan de spuicapaciteit. Binnen de vismigratierivier bieden de oost- en westkant een grotere variatie in stroomsnelheden dan de variant lange dam. Door het bochtige profiel van de oost- en westkant is de variatie in stroomsnelheden in het dwarsprofiel groter, en zijn meer stroomluwe gebieden te vinden. Een natuurlijke inrichting biedt de meeste stroomluwe gebieden. Zo n inrichting is opgenomen in de variant oostkant. De passage door de Afsluitdijk biedt in alle varianten een differentiatie in stroomsnelheden. De variant lange dam heeft de minste verschillen in stroomsnelheid van het water, de variant oostkant de meeste. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Hydrodynamica Hydrodynamica Mitigerende maatregelen Een natuurlijke inrichting biedt meer stroomluwe gebieden dan een inrichting met een kunstmatige uitstraling. Door variant westkant en lange dam natuurlijk in te richten wordt de stroomsnelheid gevarieerder en wordt de score gelijk aan de variant oostkant Effectbeoordeling morfologie Afweging tussen vishevel en vismigratierivier Bij de vishevel vormt aanslibbing in de vispassage naar verwachting geen probleem. Op basis van de aanvoer van slib vanuit het IJsselmeer en de Waddenzee geldt dat de maximale aanslibbing de vismigratierivier 10 cm per jaar is. Werkelijke aanslibbing kan worden voorkomen wanneer de gemiddelde bodemschuifspanningsniveau voldoende hoog blijft zodat depositie van slib wordt voorkomen en/of tijdelijke slibafzettingen weer kunnen eroderen. Ook dient de reststroming bij de bodem netto naar buiten (richting Waddenzee) te zijn gericht om een sterke toename van de slibaanvoer bovenop de aanvoer t.g.v. zoetwaterspui vanuit het Pagina 64

70 IJsselmeer en getijvulling vanuit de Waddenzee te voorkomen. In alle varianten van de vismigratierivier voldoen de breedte-diepteverhouding aan de vereisten om sedimentatie tegen te gaan (Deltares 2014a) Vishevel en vismigratierivier worden niet aangelegd in de sluiskom of vaargeulen, daarom wordt hier geen sedimentatie als gevolg van de aanleg verwacht. Eventuele sedimentatie in de spuikom bij de ingang(en) van de vispassage wordt bij het spuien direct weggespoeld. De verandering in stroomsnelheden in de Waddenzee als gevolg van de aanleg van de vismigratierivier zijn zeer gering. Er worden geen effecten op de sedimentatie en erosiepatronen verwacht (Deltares 2014). Ook bij de aanleg van de vishevel worden geen significante veranderingen in stroomsnelheid in de Waddenzee verwacht. Beide alternatieven worden neutraal beoordeeld. Daarom is het aspect morfologie niet onderscheidend en wordt het niet opgenomen in de samenvatting van de effectbeoordeling (hoofdstuk 6). Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Morfologie Morfologie Afweging tussen de varianten Het aspect morfologie is niet onderscheidend, daarom zijn de varianten van de vismigratierivier niet afzonderlijk beoordeeld. 5.2 Natuur Inleiding Huidige situatie De Afsluitdijk vormt de fysieke scheiding tussen de twee Natura 2000 gebieden IJsselmeer en Waddenzee. Het vormt één van de grootste barrières voor vismigratie in de delta van de Rijn en de IJssel en vormt daarnaast een harde scheiding tussen zoet- en zoutwater. In de huidige situatie wordt bij Den Oever en Kornwerderzand zoetwater gespuid naar de Waddenzee. Zelfs voor grote snelle zwemmers als zalm en zeeforel vormt de Afsluitdijk een cruciale barrière; de zalm is uitgestorven in Nederland, en zijn er zeer weinig zeeforellen in het IJsselmeer. Autonome ontwikkeling Bij het sluiscomplex Den Oever is in de autonome situatie een kleine technische vispassage aangelegd en wordt visvriendelijk sluisbeheer gevoerd. Deze maatregelen vergroten de migratiemogelijkheden voor vissen ten opzichte van de huidige situatie. Echter, de vispassage bij Den Oever is niet geschikt voor alle doelsoorten. Dit komt door gebrek aan een geleidelijke zoet-zout overgang, afwezigheid van getijstroom, en afwezigheid van rustplekken. Daarnaast is het volume van deze vispassage gering. Het toe te passen visvriendelijk sluisbeheer biedt migratiemogelijkheden voor alle soorten, echter hierbij komen vissen in diep water nabij de sluizen terecht waar ze door gebrek aan schuilplekken kans hebben terug te spoelen en last hebben van predatie. Het tijdsvenster waarbinnen vissen kunnen migreren (migratievenster) is enkele tientallen uren per jaar (ATKB, 2014). Pagina 65

71 Beleid Aanleg van een vispassage in de Afsluitdijk is een maatregel die nodig is om doelstellingen van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) te halen. De ecologische opgave voor het IJsselmeer is het herstel van de visstand. Voortbordurend op de KRW is in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) specifiek opgenomen dat er vispassages bij Den Oever en Kornwerderzand moeten komen om de vistrek te verbeteren. Bij Den Oever wordt reeds een vispassage aangelegd, de vispassage bij Kornwerderzand is uitgesteld om de vismigratierivier verder uit te werken. Tevens wordt in de Beleidsnota IJsselmeergebied gestreefd naar een duurzaam visstandbeheer met de daarbij behorende duurzame visserij. Ook voor de Waddenzee zijn in de KRW doelen opgenomen. De belangrijkste ecologische opgave ligt hier in het verbeteren van de kwaliteit van zeegras en kwelders en van zoet-zout verbindingen. In de BPRW zijn vanwege deze opgave maatregelen opgenomen om de migratie van trekvissen (zalm, fint, houting, rivierprik, zeeprik) naar bovenstrooms gelegen gebieden (rivieren en beken) en vice versa te verbeteren. Bijvoorbeeld doelsoorten in de Vecht hebben belang bij goede doorgang door de Afsluitdijk. In de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk is hier op ingespeeld door in de integrale plankaart bij Kornwerderzand een vispassage met beheerste zoet-zout overgang op te nemen. Ook in de Bestuursovereenkomst Toekomst Afsluitdijk zijn beleidskeuzes vastgelegd waarin ruimte voor zoet-zout overgangen en vispasseerbaarheid van kunstwerken opgenomen zijn. De Ambitie Agenda Afsluitdijk gaat hier verder op in. Deze ambities zijn op hun beurt weer verder uitgewerkt in het uitvoeringsplan van De Nieuwe Afsluitdijk (DNA). Zo zijn voor de ambitie herstel ecologische verbinding IJsselmeer/Waddenzee twee projecten opgezet. De Stroomgebiedbeheerplannen voor de waterlichamen IJsselmeer en Waddenzee hebben ook specifieke doelstellingen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het water. De toestand van beide waterlichamen mag hierbij niet achteruitgaan. Met deze doelen wordt rekening gehouden en de alternatieven zullen beide waterlichamen niet nadelig beïnvloeden. Niet alleen de KRW zet in op de verbinding van de Waddenzee en het IJsselmeer, ook de EHS staat voor een samenhangend netwerk van natuurgebieden. Zowel het IJsselmeer als de Waddenzee maken onderdeel uit van de EHS. Het doel van de EHS is versnippering van natuurgebieden tegen te gaan en deze met elkaar te verbinden, zodat dieren en planten meer kans krijgen om zich te verspreiden. In het beleid van provincie Friesland is vastgelegd dat er geen nettoverlies van wezenlijke waarden mag optreden wat betreft areaal, samenhang en kwaliteit. Ontwikkelingen in de EHS zijn mogelijk, als er per saldo een verbetering van de natuurwaarden in en rond het gebied plaatsvindt. Daarnaast zijn beide waterlichamen aangewezen als Natura 2000 gebied. Natura 2000 is een Europees netwerk van samenhangende beschermde gebieden. Hierbij zijn soorten en habitats vastgesteld die beschermd zijn en waarvoor instandhoudingsdoelen en verbeteropgaven zijn opgesteld. Het beheer van Natura 2000 gebieden is vastgelegd in beheerplannen, deze omschrijven welke maatregelen nodig zijn om de instandhoudingsdoelen te garanderen en verbeteropgaven te realiseren, daarnaast wordt daarin het menselijk medegebruik geregeld. Natura 2000 gebied Waddenzee De Waddenzee is een uniek ecosysteem dat wordt gekenmerkt door een afwisseling van geulen, zandig tot slibrijk ondiep open water, zandige tot slibrijke intergetijdenplaten, pioniervegetaties, kwelders en duinen. Door deze diversiteit herbergt de Waddenzee een ongekend grote natuurwaarde. Ook in internationaal verband is de Waddenzee van grote betekenis, vooral als doortrek-, broed- en overwinteringsgebied voor vogels, leef- en voedselgebied voor zeezoogdieren, schelpdieren, waterplanten en als kraamkamer voor vissen. Pagina 66

72 Het westelijke deel van de Waddenzee, ter hoogte van de Afsluitdijk, wordt gekenmerkt door relatief diep open water, een hoge dynamiek (stroming) en een zandig bodemsubstraat. Vanwege de hoge dynamiek in combinatie met diep water zijn slikkige platen beperkt aanwezig. Door het zandige bodemsubstraat is de westelijke Waddenzee van relatief groot belang voor schelpdieren, waaronder kokkels en mosselen. Hiermee vervult dit gebied een belangrijke functie voor schelpdier-etende vogels die duikend hun voedsel zoeken zoals eidereend en toppereend. In Bijlage 1 staan de tabellen met een overzicht van alle instandhoudingsdoelen waarvoor het Natura 2000-gebied Waddenzee op 26 februari 2009 definitief is aangewezen. Concept beheerplan voor de Waddenzee versie juli 2014 De Vismigratierivier is als maatregel benoemd in het conceptbeheerplan voor de Waddenzee (zie ook paragraaf 3.2.2). Het richtsnoer uitruil natuurwaarden wordt vastgesteld door het ministerie van Economische Zaken. Dit richtsnoer wordt daarna verwerkt in onder andere het beheerplan Waddenzee. Het richtsnoer kan worden gebruikt voor het oppervlakteverlies habitattype H1110A ten gunste van de vismigratierivier en een vogeleiland. Naar verwachting wordt het beheerplan uiterlijk halverwege 2015 vastgesteld. Tot de vaststelling gelden zwaardere beleidsmatige eisen. Natura 2000 gebied IJsselmeer Het IJsselmeer is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, groot zoetwatermeer met een diepte van 2-6 m. Enkel bij de geulen in de monding van de IJssel is het meer tot 7 m diep. Het betreft een relatief jong ecosysteem dat door de aanwezigheid van ondiepe, voedselrijke wateren aantrekkelijk is voor vele diersoorten. Grote aantallen vogels foerageren, ruien, broeden en rusten in het grootschalige open water en aan de randen van het gebied. Het voedselrijke, relatief ondiepe systeem met een rijk bodem- en waterleven (waterplanten, vissen en bodemfauna) vormt hiervoor de basis. Het bodemsubstraat is overwegend zandig en het doorzicht redelijk goed. Alleen voor de Friese kust ter hoogte van de Makkumer-Noordwaard bestaan er binnen het IJsselmeer zachte overgangen van ondiep, open water naar moeras. Hier bevinden zich waardevolle buitendijkse gebieden, waaronder graslanden, rietvelden en zandplaten. Alle andere oevers bestaan hoofdzakelijk uit stortsteen. Een goede waterkwaliteit vormt de basis voor het rijke, maar kwetsbare ecosysteem. Het IJsselmeer wordt voornamelijk gevoed door zoetwater uit de IJssel en de Overijsselse Vecht, waarbij overtollig water tijdens laagwater onder vrij verval via het spuicomplexen bij Den Oever en Kornwerderzand wordt gespuid. Het huidige peil van het IJsselmeer is in de winter gemiddeld NAP - 0,25 m en in de zomer gemiddeld NAP - 0,2 m. Enkel wanneer er s winters veel afvoerwater wordt verwacht, wordt een winterpeil van NAP - 0,40 m bereikt. In Bijlage 1 staan de tabellen met een overzicht van alle instandhoudingsdoelen waarvoor het Natura 2000-gebied IJsselmeer op 23 december 2009 definitief is aangewezen. KRW De KRW is gericht op de bescherming en zo nodig verbetering van de kwaliteit van de Nederlandse (oppervlakte)waterlichamen. De relevante waterlichamen binnen dit project zijn de Waddenzee en het IJsselmeer. Daarnaast worden in bovenstroomse wateren maatregelen genomen. De Waddenzee is opgesplitst in twee delen: de Waddenzee vastelandskust (sterk veranderde waterlichamen), en het open water met de eilanden van de Waddenzee (natuurlijke waterlichamen). Het plangebied valt onder natuurlijke waterlichamen. Het IJsselmeer valt onder de sterk veranderde waterlichamen. Op basis van de KRW moeten voor elk stroomgebied doelen worden vastgesteld. Voor natuurlijke wateren is het doel de Goede Ecologische Toestand (GET). Voor 'sterk veranderde' of kunstmatige wateren is het doel het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). GET en GEP worden omschreven in termen van een aantal kwaliteitselementen. Biologische kwaliteitselementen die belangrijk zijn in de Waddenzee zijn fytoplankton, fytobenthos, macrofyten, angiospermen, macrofauna, Pagina 67

73 macrobenthos en vissen. Biologische kwaliteitselementen die belangrijk zijn in het IJsselmeer zijn fytoplankton, macrofyten, macrofauna en vissen. De ecologische opgave voor het IJsselmeer is onder andere het herstel van de visstand. Aanleg van een vispassage in de Afsluitdijk is een maatregel die nodig is om doelstellingen van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) te halen. Voortbordurend op de KRW is in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) al specifiek opgenomen dat er vispassages bij Den Oever en Kornwerderzand moeten komen om de vistrek te verbeteren. In de BPRW zijn vanwege deze opgave maatregelen opgenomen om de migratie van trekvissen naar bovenstrooms gelegen gebieden (rivieren en beken) en vice versa te verbeteren. Bijvoorbeeld doelsoorten in de Vecht hebben belang bij goede doorgang door de Afsluitdijk. Daarnaast is ook de afwezigheid van geleidelijke zoet-zout overgangen een knelpunt voor het IJsselmeer. De belangrijkste ecologische opgave voor de Waddenzee ligt in het vergroten van het areaal van zeegras en kwelders voor het natuurlijke waterlichaam van de Waddenzee. Zoet-zout verbindingen zijn ecologisch gezien voor de Waddenzee ook erg belangrijk, maar is geen Figuur 5-3 Ecologisch relevante arealen voor oeverplanten, macrofauna en vis KRW doel Voor beide wateren wordt de ecologische waterkwaliteit beoordeeld aan de hand van bovengenoemde kwaliteitselementen. Bestaande natuurherstelplannen voor de Waddenzee worden versneld en ten uitvoer gebracht door het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW). Een vismigratievoorziening past in dit programma door de bijdrage aan het ecologisch potentiaal van de Waddenzee voor estuariene (trek)vissen. Pagina 68

74 5 Beleidsverkenning Natuurambitie Grote Wateren Beleid dat verder op de toekomst is gericht is de Beleidsverkenning Natuurambitie Grote Wateren (zie paragraaf Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Hierin krijgen natuurlijke processen zoveel mogelijk de ruimte en komen er geleidelijke overgangen van water naar land. Dit creëert paaigebieden voor vis en zorgt dat de visstand in 2050 op orde is. In de beleidsverkenning staat dat daarom een grote vismigratievoorziening in de Afsluitdijk geplaatst moet worden, met een constante lokstroom Beoordelingscriteria Beoordelingscriteria KRW Hier worden de biologische kwaliteitselementen beoordeeld. Effecten op vismigratie en visstand worden beoordeeld bij doelbereik, en om dubbeltelling te voorkomen niet bij KRW. Aspecten die samenhangen met de chemische toestand van het waterlichaam worden bij het thema water beoordeeld. Relevant voor het bepalen van het Goed Ecologisch Potentieel / de Goede Ecologische Toestand (GEP/GET) is of de voorgenomen activiteit een positieve of negatieve bijdrage heeft op de biologische kwaliteitselementen zoals macrofauna, macrofyten en fytoplankton (voor zowel Waddenzee als IJsselmeer). Hier speelt areaalverlies en -toename vooral een rol door het verschil in ruimtebeslag van de verschillende varianten. Daarnaast wordt in de beoordeling ook gekeken naar het beoogde effect van voorgenomen nevenactiviteiten zoals aanleg van extra intergetijdengebied met mogelijkheden voor bijvoorbeeld macrofauna, zeegras, kweldervegetatie en geleidelijke zoet-zout overgangen. Zulke activiteiten sluiten namelijk aan bij de verschillende KRW-opgaves zoals het faciliteren van vismigratie, het bevorderen van een geleidelijke zoet-zout overgang met rustplaatsen en het vergroten van het areaal met geleidelijke land-water overgangen met oever- en moeraszones (IJsselmeer) en het vergroten van het kwelderareaal met mogelijkheden voor facilitatie van zeegras (Waddenzee). Varianten die hier aan bijdragen krijgen een positieve beoordeling. Score KRW ++ Mogelijkheden voor verbetering KRW kwaliteitselementen + Mogelijkheden voor verbetering KRW kwaliteitselementen, en minder dan 1% verlies van ecologisch relevant areaal 0 Geen effect - Areaalverlies KRW kwaliteitselementen -- Veel areaalverlies KRW kwaliteitselementen Beoordelingscriteria Natuurbeschermingswet 1998 In het plangebied liggen twee Natura 2000-gebied: het IJsselmeer en de Waddenzee. Door externe werking kan het voornemen ook gevolgen hebben voor gebieden die niet in of direct naast de voorgenomen activiteit liggen. De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten in en rondom Kornwerderzand is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van zo n gebied is een vergunning nodig. De beoordelingscriteria van de plannen worden voor de Natuurbeschermingswet uitgesplitst in beoogde (positieve) en niet-beoogde (negatieve) effecten. Het gaat hier om twee Natura 2000 gebieden. De effecten worden uitgesplitst per Natura 2000 gebied omdat mogelijk de omstandigheden in het ene gebied sterk verbeterd kunnen worden ten nadele van (in geringe mate) het andere gebied. Pagina 69

75 Score Natuurbeschermingswet Mogelijk significante verbetering van instandhoudingsdoelen + Positieve effecten op de ecologie 0 Neutraal - Negatieve effecten op de ecologie -- Mogelijk significant negatief effect op instandhoudingsdoelen Beoordelingscriteria EHS Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken van een gebied significant worden aangetast moet door de initiatiefnemer onderzoek worden verricht. Wezenlijke kenmerken en waarden zijn volgens de Nota Ruimte de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat om natuurlijke kwaliteiten in de brede zin. Naast biotische waarden (soorten) noemt de Nota Ruimte ook abiotische waarden, bij het gebied behorende ecologische, geomorfologische en hydrologische processen, algemene gebiedskwaliteiten (rust, stilte, donkerte), de landschapsstructuur en de belevingswaarde. De laatste twee punten worden behandeld bij het thema landschap (paragraaf 5.4). De EHS is in het leven geroepen als ruggengraat van de natuurbescherming in Nederland. Cruciaal element is het verbindingsaspect tussen natuurgebieden. Nevendoel is de landschappelijke inbedding. Score EHS ++ Sterk positief effect op wezenlijke waarden + Positieve effecten op wezenlijke waarden 0 Neutraal - Negatieve effecten op wezenlijke waarden -- Sterk negatief effect op wezenlijke waarden Beoordelingscriteria Flora- en faunawet Voor de Flora- en faunawet wordt onderscheid gemaakt in beoogde (positieve) en nietbeoogde (negatieve) effecten. De beoogde effecten hebben betrekking op soorten die gebruik maken van de vispassage (doelsoorten) en die daarbij een positief effect ondervinden, dit is beoordeeld onder doelbereik, herstel estuariene migratieroute (paragraaf 4.2.1). De nietbeoogde effecten worden gevormd door een mogelijke aantasting van thans in het gebied voorkomende beschermde plant- en diersoorten die hinder ondervinden van de vispassage. Deze worden beoordeeld volgens onderstaande beoordelingscriteria. 30 Score Flora- en faunawet 0 Geen aantasting van thans aanwezige beschermde soorten - Mogelijk aantasting thans aanwezige beschermde soorten -- Sterke aantasting thans aanwezige beschermde soorten Beoordelingscriteria Rode Lijstsoorten De Rode Lijst bestaat uit Nederlandse soorten die vanwege hun aantalverloop of kwetsbaarheid speciale aandacht nodig hebben om hun voorkomen in ons land veilig te Pagina 70

76 5 stellen. Een groot aantal Rode Lijstsoorten is beschermd onder de Flora- en faunawet. Om dubbeltelling te voorkomen worden de soorten die beoordeeld worden onder Flora- en faunawet niet beoordeeld onder Rode Lijstsoorten. Geen van de overige Rode Lijstsoorten wordt beïnvloed door het project Vismigratierivier. Daarom is het criterium Rode Lijstsoorten niet onderscheidend en wordt het niet beoordeeld Effectbeoordeling KRW De vishevel levert een positieve bijdrage aan de macrofauna in het IJsselmeer. Het draagt ook bij aan het creëren van een zoet-zout overgang, deze is echter vrij abrupt en biedt geen ruimte voor rustplekken. Hierdoor biedt het geen extra mogelijkheden voor kwaliteitselementen als angiospermen en macrofyten door de aanleg van bijvoorbeeld een intergetijdengebied (IJsselmeer en Waddenzee). De vishevel neemt nauwelijks areaal weg voor macrofyten en fytoplankton. Dit is beduidend minder dan de vismigratierivier. Het krijgt in de effectbeoordeling een positieve score. De vismigratierivier levert een grotere positieve bijdrage op de macrofauna in het IJsselmeer. In tegenstelling tot de vishevel veroorzaakt het echter een areaalverlies voor macrofyten en fytoplankton in zowel de Waddenzee als het IJsselmeer. Dit is minder dan 1% van het ecologisch relevante areaal. De vismigratierivier biedt mogelijkheden voor kwaliteitselementen als macrofyten, macrofauna en angiospermen (kwelder, zeegras, moeraszone). De vismigratierivier levert meer variatie voor macrofyten en fytoplankton dan in de autonome ontwikkeling. Alles in ogenschouw nemende leidt dit voor de vismigratierivier tot een positieve beoordeling. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Natuur KRW Binnen de vismigratierivier zijn de varianten niet onderscheidend. Ze creëren alle drie geleidelijke zoet-zout overgangen. Daarnaast bieden ze meer mogelijkheden voor andere kwaliteitselementen dan de vishevel. De lange dam leidt tot minder areaalverlies voor macrofyten en phytoplankton, maar biedt daarentegen ook minder ruimte voor andere mogelijkheden voor de kwaliteitselementen. De varianten westkant en oostkant hebben ruimte voor een extra intergetijdengebied, hierdoor vindt de zoet-zout overgang geleidelijk plaats en zijn rustplekken aanwezig. Het areaalverlies voor macrofyten en phytoplankton is echter wel groter. Over het geheel genomen scoren alle varianten van de vismigratierivier positief. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Natuur KRW Effectbeoordeling Natuurbeschermingswet Doelbereik Natuurbeschermingswet 1998 Beide alternatieven bieden sterkere connectiviteit tussen de zoete en zoute Natura 2000 gebieden IJsselmeer en Waddenzee. Dit leidt tot de aanwezigheid van meer soorten én hogere aantallen individuen per soort. Dit geldt zowel voor trekvissen als indirect voor vogelsoorten die van vis afhankelijk zijn. De vismigratierivier biedt een sterkere connectiviteit dan de Pagina 71

77 vishevel en de varianten van de vismigratierivier dragen dus ook meer bij aan de instandhoudingsdoelen De vishevel veroorzaakt geen areaalverlies in de Waddenzee. De varianten binnen de vismigratierivier veroorzaken wel areaalverlies in de Waddenzee. Hier staat een verbetering van de kwaliteit van het betreffende habitattype tegenover. In het conceptbeheerplan is tevens de voorwaarde van meerwaarde voor grondbroeders opgenomen. IJsselmeer, beoogde en niet beoogde effecten, beoordeling alternatieven In de passende beoordeling is per instandhoudingsdoel een inschatting op hoofdlijnen gegeven hoe de vismigratierivier doorwerkt in Natura 2000 instandhoudingsdoelen van het IJsselmeer. Door de verbeterde intrekmogelijkheden voor vis en het daarmee gepaard gaande ecosysteem herstel, heeft de vismigratierivier positieve effecten op broedende aalscholvers (de hoeveelheid vis in het algemeen neemt toe) en broedende lepelaars (zijn afhankelijk van stekelbaars die verbeterde intrekmogelijkheden zal hebben). Broedende visdief zal positief beïnvloedt worden door betere intrekmogelijkheden van spiering. Voor niet-broedvogels profiteert een breed palet soorten van de vismigratierivier, dat zijn Dwergmeeuw, Reuzenstern, Zwarte stern, Nonnetje en Grote Zaagbek. Zij profiteren van een toename aan prooien. Vogels foerageren met name op kleinere vissoorten en dat zijn ook vaak de relatief zwakkere zwemmers. Ten opzichte van het referentiealternatief scoort een vishevel positief, en een vismigratierivier zeer positief omdat hiermee ook de zwakkere zwemmers gefaciliteerd worden. Waddenzee, beoogde en niet beoogde effecten, beoordeling alternatieven De vismigratierivier heeft een groter ruimtebeslag in de Waddenzee dan de vishevel. De vismigratierivier leidt tot een afname is van habitattype H1110A ten gunste van de vismigratierivier en een vogeleiland. Dit eiland is essentieel voor de functie van vismigratierivier omdat hiermee twee gescheiden mondingen ontstaan. Het eiland heeft als nevenfunctie dat er ruimte beschikbaar komt voor het broeden van predatiegevoelige grondbroeders, ruimte voor overtijende wadvogels (hoogwatervluchtplaats (HVP)-functie) en ruimte voor ruiende vogels. Ruimte creëren voor grondbroeders en de hoogwatervluchtplaats zijn een belangrijke doelstelling uit het concept Natura 2000 beheerplan. In de passende beoordeling is per instandhoudingsdoel een inschatting op hoofdlijnen gegeven hoe de varianten van de vismigratierivier doorwerken in Natura 2000 instandhoudingsdoelen van de Waddenzee. Daarbij is ook aandacht voor de kernopgave voor het herstel van zoet-zout overgangen. Het vogeleiland vervult een ecologisch sterke wens die is geuit in de natuurvisies van het IJsselmeergebied en de Waddenzee, en vormgegeven in de concept beheerplannen. Het herstel van zoet-zout overgangen is een kernopgave voor het Natura-2000 gebied Waddenzee met als doel verbetering van onder meer habitattype H1110A. Daarom beschouwen we in de effectbeoordeling het areaalverlies niet als een juridisch significant negatief effect, maar als een positieve impuls die aan de beide natuurgebieden wordt gegeven. Thema Natuur Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Nb-wet IJsselmeer Nb-wet Waddenzee IJsselmeer, beoogde en niet beoogde effecten, beoordeling varianten binnen alternatief 2 Variant oostkant heeft mogelijk een significant negatief effect op habitattype H3150 vanwege ruimtebeslag in het habitatrichtlijngebied (Figuur 2-4). Daarnaast is er mogelijk een Pagina 72

78 significant negatief effect op soorten die afhankelijk zijn van dit habitattype, met name de kleine zwaan, een soort waarvan de populatieomvang gering is. Daarnaast zijn negatieve effecten niet uitgesloten voor overige soorten die afhankelijk zijn van waterplanten en ondiepe omstandigheden, en waarvoor de verschillende visintrek-mogelijkheden geen verbetering van de algemene omstandigheden voor deze soorten zorg draagt. Dat zijn krakeend, wintertaling, wilde eend, pijlstaart en slobeend. Een effect op de Noordse Woelmuis is niet aannemelijk maar ook niet uit te sluiten. Binnen de contouren van variant oostkant zijn foeragerende meervleermuizen vastgesteld. Variant westkant en lange dam hebben geen ruimtebeslag in het habitatrichtlijngebied aan de IJsselmeerzijde. Deze varianten hebben geen gevolgen voor de Noordse Woelmuis. De variant westkant is onderscheidend van variant lange dam omdat deze mogelijkheden biedt voor onder andere broedende visdieven. De vismigratierivier heeft ruimtebeslag in N2000 gebied IJsselmeer tot gevolg. Dit heeft alleen gevolgen voor habitatrichtlijngebied, en niet per definitie op vogelrichtlijngebied. Uit de voortoets zijn er geen indicaties dat ruimtebeslag een significant negatief effect heeft bij variant west en lange dam. Bij variant oost is een significant negatief effect (direct of indirect) niet uitgesloten. Binnen de vismigratierivier aan de IJsselmeerzijde is het grootste potentieel voor broedvogels bij variant westkant. Lange dam en oostkant liggen (grotendeels) binnen de verstoringscontour van de A7. Waddenzee, beoogde en niet beoogde effecten, beoordeling varianten binnen alternatief 2 De vormgeving van de vismigratierivier is van invloed op de meerwaarde die de vismigratierivier biedt voor soorten met instandhoudingsdoelstellingen in de Waddenzee. Het betreft de zeeprik, rivierprik en fint. Bij variant oostkant moeten de vissen onder de vaarweg door migreren. Daarnaast is er maar één inzwemopening. Daardoor ontstaat het risico dat de migratieroute niet verbetert ten opzichte van de autonome ontwikkeling. De variant lange dam zorgt wel voor een verbetering, maar er zijn maar de brakwaterzone heeft maar een beperkt aantal microklimaten voor acclimatisatie. In de variant westkant is de verscheidenheid groter, daarnaast zijn er mogelijkheden voor toekomstige fijnafstemming. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Natuur Nb-wet Effectbeoordeling EHS Een vishevel draagt maar ten dele bij aan het herstel van connectiviteit tussen het IJsselmeer en de Waddenzee. Een vismigratierivier bedient een veel groter palet aan soorten en aantallen, en draagt hiermee sterker bij aan de connectiviteit. Bij de aanleg van de VMR ontstaat gering areaal verlies van Natuurdoel 'Zee en wad' (N01.01). Een deel van het areaal van de vismigratierivier voldoet aan de eisen van getijdennatuur. Het verlies is daardoor zeer gering. Daarnaast vinden er werkzaamheden plaats in natuurdoeltype N04.04 (afgesloten zeearm). De habitattypen van de vismigratierivier zijn goed verenigbaar met het natuurdoeltype van afgesloten zeearmen, dus hier is geen sprake van areaal verlies. Per saldo is er bij de vismigratierivier sprake van een sterke verbetering van de natuurwaarden in en rond het gebied. Pagina 73

79 Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Natuur EHS De varianten west en oost bieden veel meer mogelijkheden voor terrestrische soorten (soorten die op land leven). Hiermee vormt de vismigratierivier een stepping stone tussen de kusten van Fryslân en Noord-Holland. De variant lange dam biedt deze mogelijkheden niet. In de EHS wordt aan deze connectiviteit van natuurwaarden een groot belang gehecht. Daarom scoren de west en oost variant zeer positief en de lange dam positief. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant 10 Natuur EHS Effectbeoordeling Flora- en faunawet Een vispassage leidt niet tot blijvende aantasting van de thans aanwezige beschermde soorten. De vishevel en vismigratierivier zijn hierin niet onderscheidend. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Natuur Flora- en faunawet Binnen de vismigratierivier leiden de lange dam en variant westkant niet tot een aantasting van thans aanwezige beschermde soorten. De variant oostkant kan leiden tot een aantasting van thans aanwezige beschermde soorten. In het ondiepe deel van het IJsselmeer aan de oostkant kunnen kwetsbare vegetaties, plantensoorten en daarvan afhankelijke dieren verstoord worden. Referentie Alternatief A.2: Vismigratierivier alternatief Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Natuur Flora- en faunawet Water Inleiding Huidige situatie Het IJsselmeer dient als zoetwatervoorraad voor een groot deel van Nederland. Uitwisseling van zoet- en zoutwater vindt door de Afsluitdijk niet plaats, met uitzondering van beperkte zoute kwel onder Afsluitdijk door en lekken bij de kunstwerken. Enkel door de spuicomplexen bij Den Oever en Kornwerderzand wordt bij laag tij water vanuit IJsselmeer naar Waddenzee gespuid. In de huidige toestand voldoen de Waddenzee en IJsselmeer beide niet aan de Goede Chemische Toestand, zoals voor de KRW beschreven in de het Brondocument Waterlichaam Waddenzee en het Brondocument Waterlichaam IJsselmeer (2012). Pagina 74

80 5 10 Autonome ontwikkeling Door klimaatsverandering stijgt de zeespiegel en kan in de toekomst steeds minder vaak worden gespuid. Daarnaast is er een verwachte toename van de afvoer van rivierwater naar het IJsselmeer. Om het overtollige water toch te kunnen afvoeren wordt de spuicapaciteit door de Afsluitdijk vergroot. Hiervoor worden zowel het spuicomplex Den Oever als het spuicomplex bij Kornwerderzand aangepast. Evenals bij Den Oever, wordt ook bij Kornwerderzand een zoutwaterafvoer systeem aangelegd door Rijkswaterstaat. Dit is een mitigatiemaatregel voor de inlaat van zoutwater die plaatsvindt door het visvriendelijk sluisbeheer. Studiegebied Betreft de Waddenzee bij Kornwerderzand en het IJsselmeer Beleid De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Deze wet zorgt verder voor de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De KRW stelt dat de water- en bodemkwaliteit van de Waddenzee moet zodanig zijn, dat verontreinigingen slechts een verwaarloosbaar effect hebben op flora en fauna. Daarnaast geldt de voorwaarde vanuit de Ambitie Agenda Afsluitdijk dat de zoetwatervoorraad van het IJsselmeer niet bedreigd mag worden. Daarvoor mag er geen instroom van zoutwater plaats vinden. De KRW maatregelen voor ecologische waterkwaliteit zijn al behandeld bij het thema natuur. Voor de chemische waterkwaliteit zijn grenswaarden en normeringen opgesteld. Deze staan beschreven in het Brondocument Waterlichaam IJsselmeer, Van belang voor de voorgenomen activiteit is dat geen zout zeewater het zoete IJsselmeer mag betreden. Beoordelingscriteria De waterkwaliteit is van belang voor de zoetwater bufferfunctie van het IJsselmeer. Om de bufferfunctie van het IJsselmeer te handhaven mag geen zoutwaterinlaat plaats vinden. Ontwerpen waarbij zoutwater uit de Waddenzee het IJsselmeer binnenkomt wordt daarom negatief beoordeelt. Een ontwerp waarbij geen instroom van zoutwater plaatsvindt wordt neutraal beoordeelt. De waterkwaliteit van de Waddenzee komt door de geringe omvang van de voorgenomen activiteit aan die kant van de Afsluitdijk niet in het geding. Daarbij is de verwachte toename van de instroom van zoetwater naar zoutwater verwaarloosbaar vergeleken met de spuicapaciteit (zie voor onderbouwing paragraaf ). Effecten op de ontwikkeling van cyanobacteriën (blauwalg) zijn niet meegenomen in de beoordeling. Zowel de vishevel als de vismigratierivier gaan uit van stromend water. Blauwalg ontstaat in stilstaand water. De gemiddelde verblijftijd van water in de vispassage is ongeveer 7 uur (Deltares, 2014a). Positieve effecten op waterkwaliteit worden niet verwacht. Score Waterkwaliteit 0 Geen instroom van zout zeewater naar zoet IJsselmeer - Geringe instroom van zeewater naar IJsselmeer -- Instroom van zeewater naar IJsselmeer Pagina 75

81 5 Om de zoetwaterbufferfunctie van het IJsselmeer te waarborgen wordt een (te grote) afname van het volume van het IJsselmeer als negatief beoordeelt. Hierbij geldt dat een volumebeslag van minder dan 0,05% als neutraal wordt beoordeeld. De ontwerpen die meer ruimte in beslag nemen krijgen een negatieve beoordeling. Positieve effecten op waterkwantiteit worden niet verwacht. Score Waterkwantiteit 0 Geen of zeer kleine (<0,05%) volume afname van IJsselmeer - Volume afname (0,05%-0,1%) van IJsselmeer -- Grote volume afname (>0,1%) van IJsselmeer Effectbeoordeling waterkwaliteit Afweging tussen vishevel en vismigratierivier Bij de vishevel wordt het waterpeil in de uitzwembak aan IJsselmeerzijde kunstmatig hoger gehouden dan het peil van de Waddenzee. Er is daardoor altijd een stroming richting Waddenzee. Uitwisseling van zout naar zoet vindt niet plaats. Bij de vismigratierivier is in het ontwerp rekening gehouden met de eis dat er geen zoutwater het IJsselmeer mag intrekken. De lengte van de aan te leggen voorziening is circa vijf km, waardoor bij normale getijdewerking het zoute water nooit het IJsselmeer bereikt (Deltares, 2014a). Daarnaast is de vismigratierivier volledig afsluitbaar, zodat ook bij extreme omstandigheden geen zoutintrek in IJsselmeer kan plaatsvinden. Beide alternatieven worden neutraal beoordeeld. Daarom is het aspect waterkwaliteit niet onderscheidend en wordt het niet opgenomen in de samenvatting van de effectbeoordeling (hoofdstuk 6). Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Water Waterkwaliteit Afweging tussen de varianten Het aspect waterkwaliteit is niet onderscheidend, daarom zijn de varianten van de vismigratierivier niet afzonderlijk beoordeeld Effectbeoordeling waterkwantiteit Afweging tussen vishevel en vismigratierivier De alternatieven in voorliggend MER hebben weinig invloed op de waterkwantiteit van de Waddenzee. De aan te leggen voorzieningen hebben aan die kant van de Afsluitdijk een geringe omvang. De effecten van de vishevel op de waterkwantiteit van het IJsselmeer zijn door de geringe omvang verwaarloosbaar. Het ruimtebeslag van de vismigratierivier is daarentegen een stuk groter. Deze neemt aan de westkant van Kornwerderzand meer volume in dan aan de oostkant. Dit komt omdat ten westen het IJsselmeer dieper is dan aan de oostkant. Pagina 76

82 De alternatieven beslaan minder dan 0,05% van het volume van het IJsselmeer en scoren neutraal. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Water Waterkwantiteit Afweging tussen de varianten Het aspect waterkwantiteit is niet onderscheidend, daarom zijn de varianten van de vismigratierivier niet afzonderlijk beoordeeld Landschap en cultuurhistorie Inleiding Huidige situatie De monumentale Afsluitdijk is het 20ste eeuwse symbool van de heldhaftige strijd tegen het water (Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk). De belangrijkste kenmerken van het studiegebied zijn de openheid van de omgeving en de samenhang van dijklichaam, sluizen en omgeving, bouwwerken en het vaste land. De spuisluizen en kazematten vormen een samenhangend ensemble (Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk). In het studiegebied is de historische transformatie van het natuurlandschap tot een cultuurlandschap door de mens goed zichtbaar. De Afsluitdijk vormt een duidelijke structuur in het weidse landschap en is uitgegroeid tot een icoon: state of the art De sluizen bij Kornwerderzand en Den Oever vormen de toegang tot de langgerekte structuur van de dijk. Na het passeren van de sluizen rijd je de leegte in. De beleefde kwaliteit van Kornwerderzand is hoog. Het ensemble van dijklichaam, sluizen, militaire bouwwerken en de huizen van het dorp zijn in hun oorspronkelijke setting zichtbaar. De dijk herinnert aan de strijd met het water. De militaire bouwwerken en het vrije schootsveld zijn getuigen van de strijd die hier in de Tweede Wereldoorlog is gevoerd. De fysieke kwaliteit is ook hoog. Het geheel is goed geconserveerd en compleet behouden. De huizen van Kornwerderzand zijn na de Tweede Wereldoorlog in dezelfde stijl herbouwd. De meeste bouwwerken zijn nog in gebruik. Alleen de kazematten hebben hun functie verloren. In een van de kazematten is nu het Kazemattenmuseum gevestigd. De Afsluitdijk is hèt icoon van de strijd van Nederland tegen het water, en het geloof in de technische mogelijkheden. Kornwerderzand is een integraal onderdeel van dat verhaal. Uit het feit dat de mensen zo dicht bij de dijk durfden te wonen, spreekt het vertrouwen in de Afsluitdijk. De spuisluizen gelden als een van de belangrijkste werken van Dirk Roosenburg. Het feit dat het geheel zo goed bewaard is gebleven, geeft Kornwerderzand een hoge inhoudelijke kwaliteit. Rijksmonumenten in het studiegebied zijn de sluizen, het douanegebouw en diverse kazematten. Daarnaast heeft Kornwerderzand de status van Beschermd Dorpsgezicht in het kader van de Monumentenwet. Reden hiervoor is de fraaie combinatie van het militaire verdedigingswerk en het sluizencomplex (Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk). Pagina 77

83 Autonome ontwikkeling De Afsluitdijk moet worden aangepast aan toekomstige hoogwaterveiligheidseisen en wordt daarom de komende jaren versterkt en opgeknapt. Daarbij blijft de vorm behouden. De exacte uitvoering van de versterking is nog niet bekend waardoor het effect op de ruimtelijke kwaliteit nog niet kan worden ingeschat. De beoordeling van de visuele aspecten van landschap en cultuurhistorie zijn daarom niet cumulatief beoordeeld. Studiegebied Voor landschap en cultuurhistorie omvat het studiegebied de Afsluitdijk, vispassage, en omgeving tot aan waar de vispassage zichtbaar is. Voor archeologie is het studiegebied gelijk aan het plangebied. Beleid In het concept beheerplan Natura 2000 voor de Waddenzee zijn de maatregelen voor het behoud van de Waddenzee vastgelegd. De hoofddoelstelling voor de Waddenzee is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Om dit te bereiken is het beleid gericht op de duurzame bescherming en/of een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van: de waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen; de kwaliteit van water, bodem en lucht. De water- en bodemkwaliteit dient zodanig te zijn dat verontreinigingen een verwaarloosbaar effect hebben op flora en fauna; de flora en de fauna; en tevens op behoud van: de landschappelijke kwaliteiten, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis. de in de bodem aanwezige archeologische waarden en in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd. De Wet op de archeologische monumentenzorg regelen hoe rijk, provincie en gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met archeologisch erfgoed in de bodem. De Monumentenwet regelt hoe moet worden omgegaan met de aanwezige Rijksmonumenten, zijnde de sluizen, het douanegebouw en diverse kazematten. Beoordelingscriteria Landschap en cultuurhistorie is beoordeeld op deze in de NRD genoemde aspecten: landschapstype en structuur, historische bouwkunde, archeologie. Het toetsingsinstrument Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk van Feddes/Olthof (hierna te noemen het Masterplan ) is gebruikt bij de effectbeoordeling. In het Masterplan is uitgebreid beschreven wat de culturele en monumentale waarde is van de Afsluitdijk en van bijbehorende sluizen en bouwwerken. De in het Masterplan genoemde waarden zijn opgenomen in de aspecten landschapstype en structuur en historische bouwkunde. De essentie van het advies Landschap in het MER van de Rijksadviseur voor het landschap is om een multidisciplinaire supervisie toe te passen met het doel de kwaliteit te garanderen. Het in dit advies gehanteerde begrippenkader wijkt af van dat in het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. In dit MER is aangesloten bij het Masterplan. Landschapstype en structuur betreft de (hoofd)patronen in het landschap, zoals wegen en dijken. In het studiegebied is dit de huidige karakteristiek van de Afsluitdijk als lijnelement en als iconisch modernistisch bouwwerk met eenheid in vorm en profiel. Pagina 78

84 In de NRD is beschreven dat de beoordeling plaatsvindt aan de hand van de algemeen geaccepteerde criteria: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde is meegenomen onder doelbereik, en toekomstwaarde onder toekomstvastheid. Om dubbeltelling te voorkomen wordt hier alleen belevingswaarde beoordeeld. De hoofdpunten waarop het aspect landschapstype en structuur wordt beoordeeld zijn de iconische uitstraling van de Afsluitdijk inclusief de vispassage, beleving waterpanorama, functie combinaties+ bereikbaarheid, expressie natuur. De beoordeling van de iconische uitstraling is opgebouwd uit de versterking / aantasting van de bestaande waarden en karakteristiek van de Afsluitdijk en de potentie van het voornemen om uit te groeien tot een icoon. De potentie van het voornemen wordt alleen positief beoordeeld, als deze de huidige iconische uitstraling van de Afsluitdijk niet aantast. Aan de iconische uitstraling wordt veel waarde gehecht. Daarom is in de score de score op iconische uitstraling even zwaar gewogen als de andere drie aspecten samen. Score Landschapstype en -structuur ++ Positieve score op iconische uitstraling en overige criteria. + Positieve score op iconische uitstraling of overige criteria. 0 Neutrale score op iconische uitstraling en op overige of zowel positieve als negatieve score op beide onderdelen. - Negatieve score op iconische uitstraling of op overige criteria. -- Negatieve score op iconische uitstraling en op overige criteria. Historische bouwkunde heeft betrekking op aanwezige historische bouwkunde en bouwkundige waarden. Aantasting van (uitzicht op) Rijksmonumenten of het beschermd dorpsgezicht van Kornwerderzand wordt negatief beoordeeld. Ook een vermindering van de beleving van het sluizencomplex en vermindering van de herkenbaarheid van de kazematten wordt negatief beoordeeld. Het Kwaliteitsteam heeft de voorkeur voor een variant waarin het westelijke kazematteneiland behouden blijft als herkenbaar element. De volgende waarden zijn beoordeeld: beschermd dorpsgezicht, open schootsveld. Positieve effecten op historische bouwkunde worden niet verwacht. Score Historische bouwkunde 0 Geen belemmering van het zicht op de Rijksmonumenten en het beschermde dorpsgezicht, en geen verminderde beleving van het sluizencomplex en de kazematten door behoud van het open schootsveld. - Belemmering van het zicht op de Rijksmonumenten en het beschermde dorpsgezicht, of verminderde beleving van het sluizencomplex en de kazematten. -- Belemmering van het zicht op de Rijksmonumenten en het beschermde dorpsgezicht, en verminderde beleving van het sluizencomplex en de kazematten. 35 Archeologie heeft betrekking op mogelijk aanwezige scheepswrakken, vliegtuigwrakken, en resten uit de Tweede Wereldoorlog op de bodem van Waddenzee en IJsselmeer. Aantasting van bekende scheepswrakken, vliegtuigwrakken, en resten uit de Tweede Wereldoorlog wordt Pagina 79

85 negatief beoordeeld. Aantasting van locaties waar mogelijk wrakken en resten aanwezig zijn wordt negatief beoordeeld. 5 Positieve effecten op archeologie worden niet verwacht. Score Archeologie 0 Werkzaamheden waar hoogstwaarschijnlijk geen wrakken of archeologische resten aanwezig zijn. - Werkzaamheden waar mogelijk wrakken of archeologische resten aanwezig zijn. -- Werkzaamheden waar zeker wrakken of archeologische resten aanwezig zijn Effectbeoordeling landschapstype en -structuur Bij het alternatief vishevel wordt geen nieuw icoon toegevoegd, de vishevel zelf heeft weinig uitstraling. Het voorliggende ontwerp van de vishevel is een functioneel ontwerp, en is niet ingepast binnen de Afsluitdijk. De overgangen tussen de taluds van de Afsluitdijk, dammen en kunstwerken zijn vloeiend vormgegeven. De vishevel wordt hier tegenaan geplaatst en verstoord de vloeiende lijnen. Voor de uitvoering zal worden bekeken waar hij het minst opvalt, maar een geringe verrommeling van de Afsluitdijk is niet te voorkomen. De vishevel scoort neutraal op de beleving waterpanorama, functie combinaties+ bereikbaarheid en expressie natuur. De hiërarchie van de hoofddijk, havendijken en dammen blijven behouden. Er zijn geen doorgangen in de dammen. Het contrast tussen het land en water verandert niet. Ook wordt poortwerking van het knooppunt niet veranderd. De vishevel verbindt de Waddenzee en het IJsselmeer, maar levert geen kansen tot versterking van de ecologische condities aan weerszijden van de dijk. De totale beoordeling van de vishevel is licht negatief vanwege de aantasting van de vloeiende lijnen. Het Kwaliteitsteam ( Q-team ) schrijft in hun advies (2014) dat de vismigratierivier (alternatief 2) de potentie heeft een showcase te worden die een wezenlijke bijdrage levert aan de kwaliteitsambitie om van de Afsluitdijk een icoon van de 21 e eeuw te maken in waterbouwkundige, recreatieve, ecologische en milieukundige zin. De exacte locatie moet nog worden bepaald, maar vooral bij plaatsing los van de Afsluitdijk is de vismigratierivier duidelijk zichtbaar als nieuw icoon. Het nieuwe icoon loodrecht op de dijk versterkt de langgerekte harde uitstraling en daarmee de iconische uitstraling van de Afsluitdijk. De vismigratierivier (variant westkant) wordt licht negatief beoordeeld op de waarden beleving waterpanorama, functie combinaties+ bereikbaarheid, expressie natuur. Doordat de vismigratierivier lager is dan de bestaande hoofddijk blijft de hiërarchie van hoofddijk, havendijken en dammen herkenbaar. De overgangen tussen het talud van de Afsluitdijk, dammen en de vismigratierivier worden vloeiend vormgegeven. De lijnen van de vismigratierivier sluiten aan bij de lijnen van de dammen, die loodrecht op de Afsluitdijk staan, en in een hoek van 45. De doorgangen van de dammen van de spuikom worden zo onopvallend mogelijk vormgegeven. De vismigratierivier wordt smal gehouden bij de kazematten. Zo blijft de zichtbaarheid van de contrast tussen land en water het beste behouden. Doordat de vismigratierivier dwars op de Afsluitdijk wordt geplaatst, aansluitend aan de dammen van de spuikom, wordt het knooppunt Kornwerderzand ten opzichte van het weidse waterlandschap versterkt. De vismigratierivier verbindt de Waddenzee met het IJsselmeer en levert kansen tot versterking van de ecologische condities. Aan de Waddenzeezijde is de scheiding tussen de inzwemopeningen vormgegeven als een broedplaats voor grondbroeders. Langs de dam in de Waddenzee ontstaat de kans voor de ontwikkeling van kwelders. Deze kwelders maken geen deel uit van dit plan en worden verder niet beoordeeld. De totale beoordeling is neutraal. Pagina 80

86 Thema Landschap en cultuurhistorie Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Landschapstype en -structuur De variant lange dam benadrukt de vorm van de Afsluitdijk. De vismigratierivier wordt geïntegreerd in het waterstaatkundige deel waarmee de Afsluitdijk wordt geüpdate tot een ecologisch waardevol 21 ste eeuws object. Het laat de ontwikkeling van de dijk naar het heden zien. Daarmee wordt de iconische uitstraling versterkt. Variant lange dam wordt neutraal beoordeeld op de beleving van het waterpanorama. Deze wordt niet verstoord. Er ontstaan echter ook geen combinatiemogelijkheden met recreatieve functies of de expressie van natuur. Tussen de inzwemopeningen is wel ruimte voor een eiland voor grondbroeders. De variant lange dam ligt niet dwars op de Afsluitdijk, maar juist parallel. Daarmee is het effect op het groene kazematteneiland en de poortfunctie van het knooppunt Kornwerderzand anders dan bij de variant westkant. Het weidse uitzicht blijft behouden. De poortfunctie wordt niet aangetast of wezenlijk veranderd. De Daarom is de totale beoordeling neutraal. De varianten westkant en oostkant doorsnijden de langgerekte structuur van de Afsluitdijk. Indien dit ondoordacht gebeurt kan dit afbreuk doen aan de weidsheid en daarmee de iconische uitstraling aantasten. Komend vanuit Fryslân rijdt je nu na Kornwerderzand de leegte in, en dat moet niet worden onderbroken door een aan de dijk geplakt stuk land. Maar wanneer de doorsnijding ter plaatse van de dijk smal is, haaks op de dijk ligt, en wordt gelet op symmetrie met bestaande structuren dan wordt aantasting voorkomen en wordt de iconische uitstraling van de Afsluitdijk zelfs versterkt. Doordat bij variant oostkant de inpassing in het huidige landschap groot is, wordt de zichtbaarheid minder en daarmee verdwijnt de zelfstandige icoonfunctie. Variant oostkant positief beoordeeld op de beleving waterpanorama. Het zicht naar het IJsselmeer blijft vrij. Door de ligging dichtbij de huidige parkeerplaats en de ruime vormgeving van de vismigratierivier, zijn er kansen voor het combineren met recreatie. Door de ligging bij de Friese kust en de natuurlijke uitstraling sluit de vismigratierivier aan op het bestaande landschap. De natuur komt maximaal tot expressie aan de IJsselmeerzijde. In de Waddenzee is geen ruimte voor een eiland voor grondbroeders. Dit samen leidt tot een totale positieve beoordeling. Aan de westkant heeft de vismigratierivier de potentie om uit te groeien tot een nieuw icoon zonder de uitstraling van de Afsluitdijk aan te tasten. Wel beperkt variant westkant de vrije beleving van het waterpanorama enigszins. Dit is geminimaliseerd door de vismigratierivier smal te houden bij de kazematten. En is er minder mogelijkheid om de vismigratie te combineren met recreatie dan aan de oostzijde van het sluizencomplex. Tussen de inzwemopeningen is ruimte voor een eiland voor grondbroeders. Dit leidt tot een neutrale beoordeling. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Landschap en cultuurhistorie Landschapstype en -structuur Mitigerende maatregelen Om aantasting van de huidige iconische uitstraling van de Afsluitdijk te voorkomen moet de vismigratierivier hieraan voldoen: smalle doorsnijding ter plaatse van de dijk, doorsnijding haaks op de dijk, Pagina 81

87 5 10 symmetrie met bestaande structuren, behoud van huidige visuele structuren, dus de dam rond de spuikolk loopt optisch door en de openingen zijn optisch dicht, het kazematteneiland aan de zuidkant van de Afsluitdijk grenst direct aan water, het grondwerk en de bouwwerken van de kazematten zijn herkenbaar als militaire artefacten, de droge delen van de vismigratierivier zijn lager dan het hoger gelegen bewoonde land langs de dijk (woningen aan de voorhaven en camperplekken aan de buitenhaven), de doorgang door de dijk is op de grens van het kazematteneiland de openingen in de dam worden zo onopvallend mogelijk vormgegeven. In het Masterplan beeldkwaliteit zijn streefbeelden voor de vismigratierivier opgenomen. 15 Het Kwaliteitsteam adviseert veel aandacht aan vormgeving en materialisering te besteden (met name de harde elementen). Zo ontstaat een herkenbare artificiële interventie die past bij de Afsluitdijk als geheel Effectbeoordeling historische bouwkunde Beide alternatieven veroorzaken geen belemmering van het zicht op de Rijksmonumenten en het beschermde dorpsgezicht. Het groene karakter van de kazematteneilanden blijven behouden. Bij de vishevel blijven de beleefde kwaliteit, de fysieke kwaliteit en de inhoudelijke kwaliteit behouden. Bij de vismigratierivier blijven de fysieke kwaliteit en de inhoudelijke kwaliteit behouden, maar verandert de beleefde kwaliteit van het sluizencomplex en de kazematten. Het schootsveld van de kazematten blijft zo vrij mogelijk, maar de vismigratierivier ligt in het schootsveld. De vismigratierivier voegt een nieuw element toe aan Kornwerderzand, waardoor het verschil in identiteit tussen Den Oever en Kornwerderzand wordt versterkt. Thema Landschap en cultuurhistorie Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Historische bouwkunde De variant lange dam doet geen afbreuk aan de historische bouwkunde in het gebied. Het schootsveld blijft vrij. Deze variant wordt neutraal beoordeeld. De variant aan de westkant verandert de beleving van de kazematten, dit wordt licht negatief beoordeeld. De variant aan de oostkant zorgt voor een sterke verandering van het uitzicht; zowel het uitzicht vanaf Kornwerderzand op de bouwwerken rond de Afsluitdijk, als het uitzicht vanaf de Afsluitdijk op het beschermd dorpsgezicht van Kornwerderzand. Het schootsveld vanaf de kazematteneilanden blijft vrij. Deze variant wordt negatief beoordeeld. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Landschap en cultuurhistorie Historische bouwkunde Effectbeoordeling archeologie (ondergronds) De eventuele aanwezigheid van scheepswrakken kan nooit volledig worden uitgesloten omdat gegevens van gevonden wrakken stil worden gehouden. Echter, volgens de huidige gegevens Pagina 82

88 5 van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed liggen in de nabijheid van de Afsluitdijk geen scheepswrakken die door werkzaamheden beschadigd kunnen worden (Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, 2015). Ook over andere resten in het plangebied zoals vliegtuigwrakken is niets bekend. Indien er onverhoopt toch bodemschatten aanwezig zijn dan is de kans dat deze worden aangetast zeer klein omdat bij geen van de alternatieven en varianten wordt gegraven in de huidige bodem. Er wordt enkel gegraven in zand dat eerst wordt opgespoten. Thema Landschap en cultuurhistorie Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Archeologie Het aspect archeologie is niet onderscheidend. Daarom zijn de varianten van de vismigratierivier niet afzonderlijk beoordeeld, en is archeologie niet opgenomen in de tabel met de samenvattende effectbeoordeling Gebruiksfuncties Inleiding Huidige situatie In de huidige situatie zijn rondom de sluizen bij Kornwerderzand verschillende typen recreatie aanwezig. Het Kazemattenmuseum trekt zo n tot bezoekers per jaar. Ten oosten van de sluizen ligt een strandje dat wordt gebruikt door kitesurfers. Dit is voor hen een geschikte locatie, mede doordat de parkeerplaats dicht bij de opstapplaats ligt. Sportvissers vissen graag in de spuikom. Direct ten oosten van de sluizen ligt Kornwerderzand met ongeveer 30 inwoners verdeeld over ongeveer 15 huizen. Een belangrijke functie van de Afsluitdijk is de verbindingsweg tussen Noord-Holland en Fryslan. De aanwezigheid van vele vogels vormt een mogelijk risico voor verkeersveiligheid op de dijk. In de huidige situatie is de rol van vogels bij ongevallen op de Afsluitdijk onbekend, want dit wordt niet geregistreerd. Vissers met vaste vistuigen zijn aanwezig in het plangebied. Aan de IJsselmeerzijde zijn meerdere vissers met grote fuiken actief. De visserij-intensiteit overschrijdt de draagkracht van het IJsselmeer (DLG, 2014). Aan de Waddenzeezijde ligt de nadruk op spiering- en wolhandkrabvisserij. Autonome ontwikkeling Er worden geen wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie verwacht. Studiegebied Recreatielocaties, Kornwerderzand en weg op de Afsluitdijk. 40 Beleid In de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk wordt van Kornwerderzand een knooppunt voor recreatie gemaakt. Pagina 83

89 In de Beleidsnota IJsselmeergebied wordt de openheid van het IJsselmeergebied genoemd als aantrekkelijk aspect voor recreanten en watersporters Volgens Vismigratierivier Afsluitdijk Haalbaarheid en projectplan (2013) is de sector recreatie en toerisme belangrijk voor het gebied. De Afsluitdijk als internationale publiektrekker is één van de drie interessante pijlers. De sector recreatie en toerisme heeft een duidelijk belang bij versterking van de recreatief toeristische infrastructuur. Dit kan door de voorzieningen op/bij de Afsluitdijk te verbeteren en/of een slecht weer voorziening van allure te ontwikkelen. Daarnaast kan sportvisserij een interessante vorm van ecotoerisme voor de toekomst worden. De vismigratierivier kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van recreatie en toerisme in het gebied, en een educatiecentrum kan dienen als slecht weer voorziening. De Agenda Ambitie Afsluitdijk Triple A noemt als doelstelling van de regio het realiseren van een toeristisch-recreatieve impuls met een economisch effect (bestedingen). In het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk is een beschrijving opgenomen van de monumentale waarde van dijkprofiel en dijklengte, de dijkbekleding, de sluizen en bouwwerken, en het militair verdedigingswerk. Deze elementen zijn bepalend voor de aantrekkelijkheid van het gebied voor toerisme in de huidige situatie. De Nederlandse staat geeft op het IJsselmeer als visrechthebbende de toestemming voor de visserij uit. De visserij op het IJsselmeer kenmerkt zich als gemene weide visserij. Dit houdt in dat alle vissers op gelijke wijze toegang tot de bestanden hebben: er zijn geen individuele eigendomsrechten op de vis of op bepaalde gronden (Commissie toekomst binnenvisserij, 2012). De toestemming wordt verleend door middel van een vergunning. De vergunningen voor fuiken in het IJsselmeer zijn één jaar geldig en worden steeds met één jaar verlengd. De fuikenplaatsen langs de Afsluitdijk zijn persoonsgebonden. De staat kan besluiten een vergunning aan te passen of niet te verlengen in het kader van aanleg van bijvoorbeeld een kunstwerk (DLG, 2013). Bij het vissen met spieringkamer in de Waddenzee gelden de Waddengoudrichtlijnen ( Beoordelingscriteria Beoordelingscriteria recreatie Het expliciet zichtbaar maken van vismigratie ter bevordering van toerisme / educatie wordt positief beoordeeld en is één van de drie doelen van de vispassage Kornwerderzand. De beoordeling daarvan staat beschreven in hoofdstuk 3. De effecten op bestaande recreatievoorzieningen wordt beoordeeld als neveneffect. Het uitbreiden van bestaande recreatielocaties en het mogelijk maken van meer typen recreatie wordt positief beoordeeld. Aantasting van recreatielocaties zonder een geschikte alternatieve locatie te bieden negatief beoordeeld. Pagina 84

90 Score Recreatie ++ Sterke uitbreiding van bestaande recreatielocaties en het mogelijk maken van meer typen recreatie. + Geringe uitbreiding van bestaande recreatielocaties en/of het mogelijk maken van meer typen recreatie. 0 Geen aantasting van recreatielocaties. - Aantasting van recreatielocatie van één groep recreanten, zonder een geschikte alternatieve locatie te bieden, ook als een andere recreatielocatie wordt uitgebreid. -- Aantasting van recreatielocatie(s) van meerdere groepen recreanten, zonder een geschikte alternatieve locatie te bieden, ook als een andere recreatielocatie wordt uitgebreid. 5 Beoordelingscriteria wonen Negatieve gevolgen voor de woningen zoals amovering, risico op verzakking en belemmering van uitzicht worden negatief beoordeeld. Positieve effecten op wonen worden niet verwacht. Score Wonen 0 Geen effecten op wonen. - Belemmering van uitzicht. -- Ernstige gevolgen zoals amovering of verzakking Beoordelingscriteria verkeer De eventuele vogelaantrekkende werking van de vispassage wordt negatief beoordeeld als dit invloed heeft op de verkeersveiligheid. Effecten op verkeer in de aanlegfase zoals afsluitingen en de aanwezigheid van bouwverkeer worden behandeld in paragraaf Positieve effecten op verkeer worden niet verwacht. Score Verkeer 0 Geen invloed op de verkeersveiligheid. - Negatieve invloed op de verkeersveiligheid door vogelaantrekkende werking. -- Sterk negatieve invloed op de verkeersveiligheid door vogelaantrekkende werking Beoordelingscriteria visserij met vaste vistuigen Vissers met vaste vistuigen worden direct getroffen door het project Vismigratierivier. Het betreft vaste fuikenplaatsen in het IJsselmeer en spieringkamers in de Waddenzee, zowel in als nabij het plangebied. In het kader van het Aalbeheerplan lijkt een visserij-vrije zone bij de vismigratierivier noodzakelijk om te voorkomen dat migrerende schieraal hier wordt weggevist. Binnen de Europese Unie is een bevissingsvrije zone van 500 m rondom vispassages gebruikelijk. Compensatie in de vorm van alternatieve visgronden kan plaatsvinden indien elders bestaande visgronden beschikbaar komen. De huidige fuikenplaatsen op het IJsselmeer zijn uitgegeven en er komen geen nieuwe bij. Het instellen van nieuwe fuikenplaatsen langs de nieuwe oevers van de vismigratierivier lijkt dan ook onwaarschijnlijk. De visserij-intensiteit overschrijdt de draagkracht van het IJsselmeer, en vanuit verschillende instanties of partijen bestaat de wens om de visserijdruk op het IJsselmeer te reduceren (Masterplan IJsselmeer). Afname van fuikenplaatsen en locaties van spieringkamers wordt negatief beoordeeld. Pagina 85

91 5 10 De wolhandkrab is een invasieve exoot die voor grote problemen zorgt in Europese binnenwateren, zoals het ondergraven van dijken en kades en het verdringen van inheemse soorten. De vismigratierivier wordt mogelijk een belangrijke migratieroute voor de wolhandkrab. Hier kan deze worden weggevist. Dit heeft voordelen voor instandhoudingsdoelen en voor de visserijsector. Visserij op wolhandkrab kan zonder bijvangst uitgeoefend worden en zowel in Europa als in Azië is er een grote vraag naar wolhandkrab (DLG, 2013). Mogelijkheden voor visserij op wolhandkrab wordt positief beoordeeld. Score Visserij met vaste vistuigen ++ Geen afname locaties voor vaste vistuigen, en toename vangst per locatie èn toename visserij op wolhandkrab. + Geen afname locaties voor vaste vistuigen, en toename vangst per locatie òf toename visserij op wolhandkrab. 0 Geen afname locaties voor vaste vistuigen, en geen toename vangst per locatie en geen toename visserij op wolhandkrab. Geringe afname locaties voor vaste vistuigen, en geringe toename vangst per locatie of geringe toename visserij op wolhandkrab. Afname locaties voor vaste vistuigen, en toename vangst per locatie òf toename visserij op wolhandkrab. Sterke afname locaties voor vaste vistuigen, en toename vangst per locatie èn toename visserij op wolhandkrab. - Geringe afname locaties voor vaste vistuigen, en geen toename vangst per locatie en geen toename visserij op wolhandkrab. Sterke afname locaties voor vaste vistuigen, en toename vangst per locatie òf toename visserij op wolhandkrab. -- Sterke afname locaties voor vaste vistuigen, en geen toename vangst per locatie en geen toename visserij op wolhandkrab Effectbeoordeling recreatie 15 Beide alternatieven geven de mogelijkheid tot educatie over vismigratie. Alternatief 2 geeft de grootste stimulans aan recreatie en toerisme doordat de beleefbaarheid van de vismigratierivier erg groot is. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Gebruiksfuncties Recreatie De variant lange dam is minder beleefbaar dan varianten oostkant en westkant doordat recreanten erg ver moeten lopen om de uitgang van de vismigratierivier te kunnen zien. Hierdoor zal de stimulans voor recreatie en toerisme gering zijn. De vismigratierivier is in de varianten west- en oostkant zeer beleefbaar. De vismigratierivier ligt in deze varianten nabij de huidige parkeerplaats en het kazemattenmuseum. Hierdoor wordt een grote stimulans gegeven aan recreatie en toerisme. In de variant oostkant zal de opstaplocatie voor kitesurfers verdwijnen. Een eventuele nieuwe locatie aan de buitenrand van de vismigratierivier is voor kitesurfers niet gelijkwaardig omdat dit verder van de parkeerplaats ligt. Bovendien is onzeker of het mogelijk is daar een strand te plaatsen vanwege Natura 2000-gebied Makkumer Noordwaard. Pagina 86

92 Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Gebruiksfuncties Recreatie Effectbeoordeling wonen 5 In geen van beide alternatieven worden ernstige gevolgen zoals amovering of verzakking verwacht. Ook het uitzicht vanuit de woningen wijzigt niet. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Gebruiksfuncties Wonen Variant oostkant heeft effect op het uitzicht vanuit de woningen van Kornwerderzand. Deze variant wordt negatief beoordeeld. De andere varianten worden neutraal beoordeeld. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Gebruiksfuncties Wonen Effectbeoordeling verkeer In het nulalternatief is het aantal ongevallen ten gevolge van overvliegende vogels onbekend. Bij zowel een vishevel als een vismigratierivier zal de vogelaantrekkende werking zeer lokaal zijn. De te verwachten vliegroutes per alternatief en variant zijn onbekend, en het is niet duidelijk wat de verschillen tussen de alternatieven en varianten voor dit aspect zullen zijn. Dit aspect is niet onderscheidend en is niet opgenomen in de tabel met de samenvattende effectbeoordeling. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Gebruiksfuncties Verkeer Effectbeoordeling visserij met vaste vistuigen Het ruimtebeslag van alternatief 1, vishevel is klein. Maar indien rondom de vishevel een visserijvrije zone wordt ingesteld dan zal het aantal locaties voor vaste vistuigen toch gering afnemen. Toename van vangst per locatie is hooguit gering, en toename van visserij op wolhandkrab is niet waarschijnlijk. Het ruimtebeslag van alternatief 2, vismigratierivier is groter. Daardoor is er een sterke afname van locaties voor vaste vistuigen. Daar staat tegenover dat de vangsten per locatie waarschijnlijk toenemen. Daarnaast ontstaan waarschijnlijk mogelijkheden voor visserij op wolhandkrab. Pagina 87

93 Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Gebruiksfuncties Visserij met vaste vistuigen In alle varianten van alternatief 2 is er een sterke afname van locaties voor vaste vistuigen, nemen de vangsten per locatie waarschijnlijk toe, en zijn er toenemende mogelijkheden voor visserij op wolhandkrab. In de variant lange dam is de afname van locaties voor vaste vistuigen groter dan in de andere varianten, maar dit leidt niet tot een afwijkende beoordeling. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Gebruiksfuncties Visserij met vaste vistuigen Het aspect visserij met vaste vistuigen is niet onderscheidend. Daarom is visserij met vaste vistuigen niet opgenomen in de tabellen met de samenvattende effectbeoordeling. 5.6 Toekomstvastheid Inleiding Binnen het thema toekomstvastheid wordt beoordeeld of de vispassage flexibel is voor aanpassingen die in de toekomst nodig kunnen zijn. Bijvoorbeeld als door klimaatverandering de waterstanden langzaam zullen veranderen of als de trekvissen anders reageren op de vispassage dan verwacht. Daarnaast wordt beheer en onderhoud op hoofdlijnen beoordeeld. Een gedetailleerde beschrijving van beheer en onderhoud van het voorkeursalternatief staat in het beheer- en onderhoudsplan. De toekomstvastheid van de vispassage is afhankelijk van de inrichting. Een beschrijving van de huidige en autonome situatie is daarmee niet van toepassing. Beoordelingscriteria Bij de beoordeling van de alternatieven voor de vispassage op toekomstvastheid wordt getoetst aan de volgende aspecten. Is het systeem aanpasbaar bij hogere danwel lagere waterstanden? Is het systeem aanpasbaar aan het gedrag van de trekvissen? Is veel beheer en onderhoud nodig? De uitvoering van de vispassage als vismigratierivier moet zich nog bewijzen in de praktijk. Monitoring van de effectiviteit is belangrijk en zal nieuwe inzichten opleveren die mogelijk aanpassingen van (onderdelen van) de constructie wenselijk maken. Flexibiliteit van het ontwerp en een uitvoeringswijze waarbij aanpassingen in de toekomst mogelijk zijn worden daarom positief beoordeeld. Niet flexibele alternatieven worden neutraal beoordeeld. Grote beheer- en onderhoudsinspanningen worden negatief beoordeeld. Pagina 88

94 Score Toekomstvastheid ++ Het ontwerp is aan te passen aan veranderende waterstanden èn visgedrag, en de beheer- en onderhoudsinspanning is niet groot. + Het ontwerp is aan te passen aan veranderende waterstanden òf visgedrag, en de beheer- en onderhoudsinspanning is niet groot. Òf het ontwerp is aan te passen aan veranderende waterstanden èn visgedrag, en de beheer- en onderhoudsinspanning is groot. 0 Het ontwerp is niet of nauwelijks aan te passen aan waterstanden of aan visgedrag, en de beheer- en onderhoudsinspanning is niet groot. - Het ontwerp is niet of nauwelijks aan te passen aan waterstanden of aan visgedrag, en de beheer- en onderhoudsinspanning is groot Effectbeoordeling toekomstvastheid Afweging tussen de alternatieven vishevel en vismigratierivier De vishevel kent een technische inrichting en is niet makkelijk uit te breiden. Ook de inrichting van de vismigratierivier is moeilijk aanpasbaar doordat de inrichting kunstmatig en in harde materialen is. Maar bij de vismigratierivier kan wel ingespeeld worden op visgedrag door aanleg van beheerschuiven. Dit geeft een grote flexibiliteit om met gerichte afsluitingen te optimaliseren voor visgedrag. De dammen rondom de vismigratierivier bestaan uit steenbestortingen welke relatief makkelijk kunnen worden aangepast aan veranderende waterstanden. De beheer- en onderhoudsinspanning van de vishevel is beperkt, maar bij de vismigratierivier is de inspanning groot. De vishevel scoort neutraal en de vismigratierivier positief. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Toekomstvastheid Flexibiliteit Afweging tussen de varianten Binnen de vismigratierivier is de inrichting van variant westkant, zoals hierboven beschreven, niet flexibel door de keuze voor een kunstmatige vorm, met gebruik van harde materialen. Voor de variant oostkant valt de keuze op een meer natuurlijke inrichting, een uitvoering met zachte constructie. Deze variant kent daardoor een flexibele inrichting en kan makkelijker worden aangepast aan nieuwe inzichten op het gebied van zowel waterstanden als visgedrag. De variant lange dam ligt tegen de Afsluitdijk aan en kan daardoor niet zomaar worden aangepast aan veranderende waterstanden. Voor alle drie de varianten geldt dat door gerichte afsluitingen flexibiliteit ontstaat om te optimaliseren voor visgedrag. De beheer- en onderhoudsinspanning is voor alle varianten vergelijkbaar. De varianten oostkant en westkant krijgen een positieve beoordeling op flexibiliteit en variant lange dam een neutrale beoordeling. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Toekomstvastheid Flexibiliteit Pagina 89

95 5.7 Aanlegfase De exacte wijze van aanleg van de vismigratierivier is nog onbekend. Om een inschatting te kunnen maken van de hinder van de aanleg, is uitgegaan van een reële wijze van uitvoering. Hierbij is gerekend met: een zandschip, hei-installaties, twee werkschepen, een schip voor aanvoer stortsteen en divers klein materieel voor betonwerken. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van aanvoer over water. Hieronder zijn de uitgangspunten voor de uitvoering weergegeven. De werkelijke aanleg kan op andere wijze plaatsvinden. Het is een vereiste dat de Afsluitdijk in de aanlegfase toegankelijk blijft voor wegverkeer. Dit betekent dat de doorgang door de dijk in fases zal worden aangelegd waarbij al het verkeer eerst over de ene en daarna over de andere rijbaan wordt geleid. Mede hierdoor kan de aanleg van de doorgang wel twee jaar duren. Bij aanleg van de doorgang door de Afsluitdijk wordt eerst gezorgd dat de waterkering gegarandeerd blijft en dat droog kan worden gewerkt. Dat gebeurt door middel van een bouwkuip. Vervolgens wordt de doorgang in fases gebouwd. Dat betekent dat de weg gedeeltelijk wordt geamoveerd en het betonwerk wordt aangebracht. Vervolgens wordt de eerste brug over de coupure gelegd, of het eerste deel van de koker afgedicht. Dan wordt het verkeer omgeleid over dit nieuwe deel. Vervolgens wordt de andere weghelft geamoveerd en de tweede helft van de doorgang gebouwd. Op deze manier kan het verkeer ten alle tijden de Afsluitdijk passeren, maar zijn tijdelijk minder rijbanen beschikbaar. Het benodigde zand wordt lokaal betrokken. Bijvoorbeeld uit het IJsselmeer, uit een vaargeulverdieping, of uit Harlingen. Voor stortsteen kan (deels) gebruik worden gemaakt van basalt wat vrijkomt bij het toekomstbestendig maken van de Afsluitdijk. Aanvullende stortsteen wordt aangevoerd per schip. Nieuwe stortsteen is afkomstig uit een kalksteengroeve in Noorwegen. Dit wordt aangevoerd per zeeschip en gebroken in de Eemshaven. Indien alleen gebruik wordt gemaakt van nieuwe stortsteen dan zijn voor variant lange dam acht vrachten vanuit Noorwegen naar de Eemshaven nodig. Voor de varianten westkant en oostkant is dat ongeveer de helft. Eén vracht over zee wordt gebroken in vier à vijf vrachten richting het plangebied. Damwanden worden per schip aangevoerd over het IJsselmeer. Voor variant westkant moet ongeveer 2 maanden getrild en geheid worden, met twee hei-installaties. Bij alle drie de varianten van de vismigratierivier moet aan de IJsselmeerzijde een afsluitmiddel worden gebouwd. Deze wordt gefundeerd op palen waarvoor ook geheid moet worden Effectbeoordeling geluid en licht Beoordelingscriteria Bij dit aspect gaat het om hinder voor omwonenden door geluid en licht in de aanlegfase. Deze effecten zijn van tijdelijke aard. Effecten op natuur zijn beschreven in paragraaf De geluidbelasting als gevolg van aanlegactiviteiten bestaat uit geluid door bouwwerkzaamheden en bouwverkeer. De geluidbelasting moet voldoen aan de normen van het Bouwbesluit. Om toch onderscheid te kunnen maken wordt dit aspect kwalitatief beoordeeld op geluidhinder binnen de norm. Geluidhinder door bouwwerkzaamheden en bouwverkeer wordt negatief beoordeeld. Lichthinder voor omwonenden door verlichting van de bouwplaats wordt negatief beoordeeld. Pagina 90

96 Positieve effecten van geluid en licht in de aanlegfase worden niet verwacht. Score Geluid en licht in aanlegfase 0 Geen geluidhinder of lichthinder. - Geringe of kortdurende geluidhinder en/of lichthinder. -- Sterke of langdurige geluidhinder en lichthinder Effectbeschrijving Voor beide alternatieven geldt dat een doorgang door de Afsluitdijk moet worden gemaakt. Daarnaast is bij de vismigratierivier ook grondverzet nodig. Dit alles zorgt voor licht- en geluidbelasting. De mate van hinder hangt af van de hoeveelheid activiteit en daarmee van de tijdsduur, en van de locatie van de werkzaamheden. Bij de vishevel is de hoeveelheid activiteit beduidend kleiner dan bij de vismigratierivier, maar er treedt toch hinder op ten opzichte van de referentiesituatie. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Geluid en licht Alle varianten worden negatief beoordeeld vanwege de grote hoeveelheid activiteit. De variant oostkant ligt bovendien nabij de woningen van Kornwerderzand waardoor de beleving van hinder groter is. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Aanlegfase Geluid en licht Mitigerende maatregel Licht- en geluidhinder in de aanlegfase kan worden beperkt door s avonds en s nachts werken zo veel mogelijk te vermijden, vooral nabij woningen. Daarnaast wordt hinder beperkt wanneer werkzaamheden gelijktijdig worden uitgevoerd met het project Afsluitdijk Effectbeoordeling luchtkwaliteit Beoordelingscriteria Tijdens de aanleg zullen door bouwwerkzaamheden en transportbewegingen emissies optreden. Dit heeft een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Een hoge verwachte emissie wordt negatief beoordeeld. Dit aspect wordt kwalitatief beoordeeld. Positieve effecten op luchtkwaliteit in de aanlegfase worden niet verwacht. Score Luchtkwaliteit in aanlegfase 0 Geen extra emissie door transport en bouwwerkzaamheden. - Geringe extra emissie door transport en bouwwerkzaamheden. -- Veel extra emissie door transport en bouwwerkzaamheden. Pagina 91

97 5 10 Effectbeschrijving Hoe hoger het aantal transportbewegingen, des te groter is de emissie. De vishevel heeft naar verwachting een lager aantal transportbewegingen dan de vismigratierivier. De vishevel wordt negatief beoordeeld, en de vismigratierivier zeer negatief. Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Luchtkwaliteit Voor alle varianten geldt dat grondverzet, en het (ver)plaatsen van steenbestortingen en damwanden nodig is. Deze zware bouwwerkzaamheden en het daarbij horende transport zorgt voor extra emissies. Alle varianten worden sterk negatief beoordeeld op het aspect luchtkwaliteit in de aanlegfase. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Aanlegfase Luchtkwaliteit Mitigerende maatregel Aan- en afvoer van grond en materialen over water beperkt de emissie ten opzichte van vervoer over land Effectbeoordeling verkeer Beoordelingscriteria De beoordeling van dit aspect is gericht op hinder in de aanlegfase voor het wegverkeer, fietsverkeer, de beroeps- en/of de recreatievaart. Beperkingen worden negatief beoordeeld. Verkeersveiligheid in de aanlegfase wordt beïnvloed door menging van bouwverkeer met reguliere verkeersstromen. Grote aantallen bouwverkeer wordt negatief beoordeeld. Positieve effecten op verkeer in de aanlegfase worden niet verwacht. Score Verkeer in aanlegfase 0 Geen negatieve effecten op verkeer. - Vertragingen door gedeeltelijke afsluiting van routes en wegversmallingen, of vermindering van verkeersveiligheid door bouwverkeer. -- Stremming van verkeer en/of vaarverkeer, en/of vertragingen door gedeeltelijke afsluiting van routes en wegversmallingen en vermindering van verkeersveiligheid door veel bouwverkeer. Effectbeschrijving In beide alternatieven is een doorgang door de Afsluitdijk nodig. Dit veroorzaakt bouwverkeer. Bovendien moeten de rijbanen op de Afsluitdijk beurtelings worden gesloten voor verkeer, waarbij het verkeer te maken heeft met wegversmallingen en vertragingen. Bij beide alternatieven vindt vermindering van verkeersveiligheid plaats door menging van bouwverkeer met reguliere verkeersstromen. Bij de vismigratierivier is dit effect sterker dan bij de vishevel. Pagina 92

98 Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Verkeer Bij alle varianten binnen de vismigratierivier is veel grondverzet en daardoor ook veel bouwverkeer nodig. Dit vermindert de verkeersveiligheid voor wegverkeer en fietsverkeer. Daarnaast geldt voor de variant oostkant dat er hinder wordt verwacht voor beroeps- en recreatievaart door werkzaamheden in de schutsluis. Alle varianten van de vismigratierivier worden zeer negatief beoordeeld. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Aanlegfase Verkeer Mitigerende maatregel Tijdens het project Afsluitdijk zijn rijwegversmallingen nodig, en mogelijk zelfs een tijdelijke stremming van het verkeer. Indien gelijktijdig de voor de vispassage benodigde doorgang door de dijk wordt gemaakt dan kan extra overlast voor verkeer worden geminimaliseerd Effectbeoordeling natuur Beoordelingscriteria Varianten die in de aanlegfase verstoring van het IJsselmeer veroorzaken worden negatief beoordeeld volgens de Natuurbeschermingswet. Varianten die daarnaast het habitatrichtlijngebied ten oosten van Kornwerderzand aantasten worden sterk negatief beoordeeld. Veel soorten die voorkomen in de Waddenzee en het IJsselmeergebied zijn daar maar een deel van het jaar actief, fasering van de aanlegfase zal daarom cruciaal zijn voor het inschatten van de effecten. Op dit moment is onvoldoende zicht op de fasering van de werkzaamheden. Daarnaast geldt voor de Flora- en faunawet dat werkzaamheden die beschermde soorten verstoren een negatieve beoordeling krijgen. Op het talud van de dijk zijn wellicht groeiplaatsen te vinden van kwetsbare plantensoorten. Ook ten oosten van Kornwerderzand zijn in het habitatrichtlijn gebied kwetsbare soorten aanwezig. De varianten waarvan de werkzaamheden deze gebieden of de aanwezige kwetsbare soorten verstoren worden negatief beoordeeld. Score Natuur in aanlegfase 0 Geen verstoring 0/- Zeer geringe verstoring - Geringe verstoring -- Verstoring Effectbeschrijving Tijdens de aanlegfase van de vishevel vindt een lichte verstoring van het IJsselmeer plaats. Verder zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de andere onderdelen. De aanlegfase van de vishevel scoort daarom neutraal. Pagina 93

99 Doordat de vismigratierivier veel groter is, is de aanlegfase intensiever. In de aanlegfase van de vismigratierivier kan onder water materiaal opwervelen. Indien storende vertroebeling optreedt is het in het IJsselmeer binnen enkele dagen na uitvoering weer weg. De snelheid is zeer sterk afhankelijk van de weersomstandigheden (golven geven vertroebeling). Door het spuien wordt het eventueel troebele water afgevoerd naar de (al van zichzelf) troebele Waddenzee. Dit is niet afhankelijk van wijze van uitvoering. De fasering van de werkzaamheden is nog niet duidelijk. Daarom moet voorzichtigheidshalve rekening worden gehouden met een verstorend effect op Toppereenden. Deze soort is in het winterhalfjaar aanwezig en erg verstoringsgevoelig. In het algemeen moet rekening worden gehouden met verstoring van vogels die afhankelijk zijn van driehoeksmosselen (alle visintrekfaciliteiten hebben geen positief effect op deze soorten), echter de aantallen van deze vogels in het gebied zijn relatief laag hetgeen veroorzaakt wordt door de lage dichtheid aan driehoeksmosselen in het gebied. Bij de aanlegfase kan de Rivierdonderpad tijdelijk verstoord worden, maar daarvoor komt meer geschikt habitat (stortsteen) voor terug. Bij de aanleg van de coupure kunnen broedende huiszwaluwen verstoord worden. Bij de werkzaamheden kunnen broedvogels (witte kwikstaart en scholekster) verstoord worden. Thema Aspect Alternatief De aanleg van de varianten lange dam en westkant veroorzaken beide ook een lichte verstoring van het IJsselmeer. Deze varianten scoren daarom negatief. Lange dam scoort minder negatief dan variant west omdat de werkruimte van de lange dam zich in een drukke zone vlakbij de verkeersdrukte bevindt. De variant oostkant ligt in de buurt van het habitatrichtlijngebied de Makkumer Noordwaard. Werkzaamheden aan die kant van Kornwerderzand hebben hoogstwaarschijnlijk blijvende impact op de aanwezige kwetsbare flora en fauna. Vooral vogels die bodemfauna eten en plantenetende vogels zijn in grote getale aanwezig ten noorden van de Makkumer Noardwaard. Dit is één van de belangrijkste gebieden in het IJsselmeer voor deze soorten. De aanlegfase van de variant oostkant scoort om die reden sterk negatief. Variant westkant en lange dam veroorzaken een zekere mate van (vergelijkbare) verstoringsintensiteit van zeehonden, hoewel die in beide gevallen klein is. Variant oostkant omvat meer werkzaamheden, een langere duur, en dichterbij de zeehondenrustplaatsen. Ook toppereenden hebben waarschijnlijk meer last van verstoring van de aanleg van variant oostkant, dan van de aanleg van variant westkant en lange dam. Alternatief Referentie alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Natuur 0 0/- - A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Aanlegfase Natuur 0 0/ Pagina 94

100 5.7.5 Effectbeoordeling waterkwaliteit 5 10 Beoordelingscriteria Voor de Kaderrichtlijn Water geldt dat werkzaamheden de toestand van het waterlichaam niet mogen aantasten. Als er werkzaamheden nodig zijn die wel de omgeving vervuilen en zodoende de kwaliteit van het waterlichaam aantasten krijgt het alternatief een negatieve beoordeling. Tijdens de aanlegfase moet er door de dijk heen een gat worden geslagen om de doorgang door de dijk aan te leggen. Hierbij moet de instroom van zout zeewater naar het IJsselmeer zoveel mogelijk worden voorkomen. Als tijdens de aanlegfase van de variant wel zoutwater het IJsselmeer inkomt heeft dit een negatieve beoordeling tot gevolg. Score Waterkwaliteit in aanlegfase 0 Geen significante effecten te verwachten op waterkwaliteit tijdens aanlegfase - Zoutwater stroomt naar IJsselmeer of werkzaamheden vervuilen omgeving -- Zoutwater stroomt naar IJsselmeer en werkzaamheden vervuilen omgeving Afweging tussen vishevel en vismigratierivier De vishevel betreft een kleine technische vispassage die in vergelijking met het alternatief de vismigratierivier een korte aanlegfase heeft. De verwachting is dat bij de aanleg hiervan geen zoutwater het IJsselmeer in trekt. Er is echter wel kans op geringe vervuiling door de werkzaamheden en de aanwezigheid van schepen. Bij de aanleg van de vismigratierivier zal meer werk verzet moeten worden. Inlaat van zout water is onoverkomelijk. De bouwtechniek moet inlaat van zout water voorkomen. Door de intensievere werkzaamheden is kans op vervuiling groter. De vishevel krijgt een negatieve beoordeling ten opzichte van het referentiealternatief. Alternatief vismigratierivier krijgt een sterk negatieve beoordeling. Pagina 95

101 Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Waterkwaliteit Afweging tussen de varianten Alternatief lange dam zal minder werk nodig hebben dan alternatieven oost- en westkant. Lange dam blijft dichter bij de dijk en kent een minder complexe aanlegfase doordat de interne inrichting eenvoudiger is, hierdoor is er minder kans op vervuiling door werkschepen. De oostkant bevindt zich in een ondiepe zone van het IJsselmeer maar vergt complexe aanlegconstructies door de dijk heen en onder de aanvaarroutes van schepen door. Het ontwerp van de westkant ligt in een dieper stuk van het IJsselmeer en aldaar zal ook meer werk verzet moeten worden voor de aanleg van de vismigratierivier. De variant lange dam scoort negatief, varianten oost- en westkant krijgen beide een sterk negatieve beoordeling. Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Aanlegfase Waterkwaliteit Mitigerende maatregelen Door aan Waddenzeezijde de plek van werkzaamheden af te zetten met tijdelijke dammen kan zoutinlaat zoveel mogelijk worden voorkomen Effectbeoordeling hydrodynamica en morfologie Beoordelingscriteria Recreatie- en beroepsvaart mogen in de aanlegfase niet worden belemmerd door sedimentatie in de sluiskom en/of vaargeulen. Positieve effecten op hydrodynamica en morfologie in de aanlegfase worden niet verwacht. Score Hydrodynamica en morfologie in aanlegfase 0 Geen effecten op hydrodynamica en morfologie. - Bemoeilijking van vaart door sedimentatie in sluiskom en/of vaargeulen. -- Stremming van vaart door sedimentatie in sluiskom en/of vaargeulen. Effectbeschrijving Bovengenoemd beoordelingscriterium geldt als eis bij aanbesteding en is daarom niet onderscheidend. Dit aspect is niet opgenomen in de samenvattende tabel in hoofdstuk Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Aanlegfase Hydrodynamica en morfologie Pagina 96

102 6 Samenvatting effectbeoordeling 5 Onderstaande tabellen geven een samenvatting van de onderscheidende effecten tussen de alternatieven van de vispassage Kornwerderzand (Tabel 3) en de uitvoeringsvarianten van de vismigratierivier Kornwerderzand (Tabel 4). De effecten op morfologie, waterkwaliteit en -kwantiteit, en hydrodynamica en morfologie in de aanlegfase zijn beoordeeld maar bleken niet onderscheidend. Daarom zijn deze niet opgenomen in deze samenvattende tabellen. Tabel 3: Samenvattende effectbeoordeling alternatieven Thema Aspect Alternatief Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier (variant westkant) Herstel migratieroute Doelbereik Duurzame visserij Recreatie, toerisme en educatie Permanente effecten Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier Hydrodynamica Hydrodynamica Natuur Landschap en cultuurhistorie Gebruiksfuncties KRW Natuurbeschermingswet EHS Flora- en faunawet Landschapstype en -structuur 0-0 Historische bouwkunde Recreatie Wonen Toekomstvastheid Flexibiliteit Tijdelijke effecten Referentie alternatief A.1: Vishevel A.2: Vismigratierivier Geluid en licht Luchtkwaliteit Aanlegfase Verkeer Natuur 0 0/ Waterkwaliteit Legenda effectbeoordeling* Score Betekenis ++ Sterk positief effect + Positief effect 0 Geen / neutraal effect - Negatief effect -- Sterk negatief effect *Effecten t.o.v. het referentiealternatief Pagina 97

103 Tabel 4: Samenvattende effectbeoordeling varianten binnen alternatief 2 Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Herstel migratieroute Doelbereik Duurzame visserij Recreatie, toerisme en educatie Permanente effecten Referentie alternatief Lange dam Westkant Oostkant Hydrodynamica Hydrodynamica KRW Natuur Natuurbeschermingswet EHS Flora- en faunawet Landschap en cultuurhistorie Gebruiksfuncties Landschapstype en -structuur Historische bouwkunde Recreatie Wonen Toekomstvastheid Flexibiliteit Tijdelijke effecten Referentie alternatief Lange dam Westkant Oostkant Geluid en licht Luchtkwaliteit Aanlegfase Verkeer Natuur 0 0/ Waterkwaliteit Legenda effectbeoordeling* Score Betekenis ++ Sterk positief effect + Positief effect 0 Geen / neutraal effect - Negatief effect -- Sterk negatief effect *Effecten t.o.v. het referentiealternatief Pagina 98

104 7 Voorkeursalternatief 7.1 Het voornemen Op basis van de effectbeoordeling en andere overwegingen is een voorkeursalternatief (VKA) opgesteld. Het proces van NvU naar VKA is beschreven in paragraaf 2.1. In de keuze van het VKA is het advies van het Kwaliteitsteam (2014) meegewogen: Vismigratie door de Afsluitdijk vergt een lange schacht loodrecht op de dam. Met een open verbinding (met een coupure) zal naar verwachting de visbeweging het beste worden gefaciliteerd. Het team is erg gecharmeerd door dit voorstel, want we zijn ons bewust van de kansen die met deze coupure ontstaan voor recreatieve routing en voor de gelijktijdige beleving van zowel het Afsluitdijkprofiel als de vismigratierivier. Voorwaarde is wel dat de coupure daadwerkelijk als een scherpe snede wordt uitgevoerd, door het hele dijkprofiel heen. Door te kiezen voor een opgespoten zandplaat waarin de vismigratierivier geconstrueerd wordt, ontstaan er kansen voor de ontwikkeling van kwelder en moeras in respectievelijk de zoutere en zoetere delen van de vismigratierivier. Met het creëren van het vogeleiland in de Waddenzee wordt een belangrijk ecologische kwaliteitsverhoging gecreëerd die ongetwijfeld bijdraagt aan de ontwikkeling van Natura2000-waarden. Het ontwerp Provinciaal inpassingsplan is gelijk aan het VKA. Het VKA is beschreven in paragraaf 7.2. De effecten van het VKA zijn beschreven in paragraaf Voorkeursalternatief Het voorkeursalternatief is een uitwerking van de vismigratierivier en niet van de vishevel. Hierbij is variant westkant als basis genomen. Deze variant is geoptimaliseerd met delen van de natuurlijke inrichting uit variant oostkant. Het voorkeursalternatief is weergegeven in Figuur 7-1, en hieronder beschreven. Figuur 7-1: Artist impression voorkeursalternatief vismigratierivier Afsluitdijk (Grontmij, 2014) Pagina 99

105 Bij de invulling van de voorkeursvariant van de vismigratierivier is aangesloten bij het streefbeeld voor Kornwerderzand van het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Het streefbeeld voor Kornwerderzand bestaat uit de volgende 8 punten: 1.Vormgeving van de nieuwe keersluis accentueert vloeiende overgang tussen voorhaven en buitenghaven 2. Verschil tussen hoger gelegen bewoond land langs de dijk ( woningen aan de voorhaven, camperplekken aan de buitenhaven) en lager natuurlijk ingericht land er achter, met geleidelijke overgangen naar Waddenzee en IJsselmeer 3. Inrichting voor landschappelijke inbedding Beleefcentrum De Nieuwe Afsluitdijk 4. Turbines voor stromingsenergie verhuld ophangen in betonconstructie die past bij abstractie monumentale sluizen 5. Grondwerk en bouwwerken kazematten herkenbaar als militaire artefacten 6 Vismigratierivier onderdeel van het sluiscomplex, met open dynamimisch deel rond de kazematen, zodat zicht vrij blijft. 7. Doorgang door de dijk op grens van kazematteneiland 8. Openingen door de dam worden zo onopvallend mogelijk vormgegeven. 20 Waddenzeezijde In de spuikom worden twee openingen gemaakt, de zogenaamde mondingen. Iedere monding is een betonnen bak van circa 13 meter breed met daaroverheen een eenvoudige stalen brug. Hierdoor blijft de dam optisch gesloten en kunnen onderhoudsvoertuigen passeren. Vanuit de mondingen leiden twee takken van de vismigratierivier naar de doorgang in de Afsluitdijk. Pagina 100

106 5 Tussen de twee riviertakken komt een vogeleiland ten behoeve van kale grondbroeders. Rondom het eiland worden nader te bepalen maatregelen genomen om predatie door bijvoorbeeld vos, bruine rat en kat tegen te gaan. Het vogeleiland en de riviertakken worden ten westen van de huidige strekdam gesitueerd, hiervoor is een zone van 30 ha opgenomen in het PIP direct ten westen van de strekdam. Zie Figuur 7-2 voor een impressie van de vismigratierivier aan de Waddenzeezijde. Figuur 7-2 Artist impression van de voorkeursvariant aan Waddenzeezijde (Grontmij, 2014) Doorgang Afsluitdijk Hier wordt een coupure in de dijk gemaakt van circa 100 m lang. De coupure maakt onderdeel uit van de primaire kering van de Afsluitdijk. Ter plaatse van de kruin van de Afsluitdijk worden dubbele, verticale hoogwaterkerende schuiven aangebracht. De coupure bestaat uit twee kokers: een koker voor doorlaat van de lokstroom van 20 tot 40 m3/sec en een koker voorzien van vertical slots. De vertical slots zorgen voor een reductie van de stroomsnelheid - ten behoeve van actieve zwakke zwemmers - tot circa 0,5 m/sec, ongeveer gelijk aan de stroomsnelheid in de rivier voor en achter de coupure. Nabij de uitgang van de coupure aan de zijde van het IJsselmeer wordt een regelwerk aangebracht waarmee het debiet door de coupure geregeld kan worden (Grontmij, ). Over de coupure worden drie bruggen gelegd ten behoeve van de twee rijbanen en het fietspad. IJsselmeerzijde Zowel het deel van de rivier nabij de Afsluitdijk als de monding in het IJsselmeer krijgt een natuurlijke inrichting en uitstraling. De hier aanwezige zandige oevers mogen zich door natuurlijke processen verplaatsen. Hierin wijkt het voorkeursalternatief af van variant westkant, waar de gehele IJsselmeerzijde een constructieve inrichting had. Het middendeel krijgt door middel van een constructieve maatregel een zigzagpatroon. Hiermee wordt de benodigde lengte van in totaal (Waddenzeezijde plus IJsselmeerzijde) circa 5 km behaald. Deze lengte is nodig om te kunnen garanderen dat ook bij een lange opstelling van de vismigratierivier (lang migratievenster) geen zoutindringing zal plaatsvinden vanuit de Waddenzee richting het IJsselmeer. Binnen nader te bepalen voorwaarden is het vrij aan de Pagina 101

107 5 aannemer van welk materiaal de constructieve maatregel wordt gemaakt. Gekozen kan worden voor bijvoorbeeld damwanden van staal of kunststof, palenrijen of stenen. De bodem bestaat zoveel mogelijk uit de oorspronkelijke zandbodem welke rond 4 m NAP ligt. Hier en daar wordt stortsteen neergelegd voor schuil- en rustgelegenheid voor de vissen. Het streven is om hiervoor materialen te hergebruiken, waarschijnlijk basalt wat vrijkomt bij werkzaamheden aan de Afsluitdijk. Figuur 7-3 Artist impression van de vismigratierivier in het IJsselmeer (Grontmij, 2014) 7.3 Effectbeoordeling voorkeursalternatief Het ruimtebeslag en de hoeveelheid benodigd materiaal komt vrijwel overeen met variant westkant van alternatief 2. Hierdoor komt de effectbeoordeling vrijwel geheel overeen met deze variant (zie Tabel 5: Samenvattende effectbeoordeling varianten binnen alternatief 2. Het enige aspect met een afwijkende beoordeling is historische bouwkunde. Variant westkant scoorde hier licht negatief vanwege verandering van de beleving van de kazematten. In het voorkeursalternatief is dit effect gemitigeerd. Het kazemattencomplex blijft zoveel mogelijk omgeven door water en behoudt daarmee zijn huidige vrije ligging en uitstraling. Het voorkeursalternatief scoort daarom neutraal op dit aspect. Een belangrijk verschil tussen variant westkant en het voorkeursalternatief is de natuurlijke inrichting van de vismigratierivier nabij de Afsluitdijk en bij de monding in het IJsselmeer. Daarmee wordt de hoge kwaliteit van het verblijf in het intergetijdengebied van variant oostkant benadert. Hierdoor krijgen trekvissen meer ruimte om te acclimatiseren, te schuilen en te rusten. Dit heeft een positieve invloed op het doelbereik. De effectbeoordeling van doelbereik was voor variant westkant al maximaal positief, dus de effectbeoordeling van doelbereik voor het voorkeursalternatief is ook maximaal positief. Tabel 5: Samenvattende effectbeoordeling varianten binnen alternatief 2 en voorkeursvariant Pagina 102

108 Alternatief Referentie alternatief A.2: Vismigratierivier Thema Aspect Variant Lange dam Westkant Oostkant Doelbereik Herstel migratieroute Duurzame visserij Recreatie, toerisme en educatie Natuur Landschap en cultuurhistorie Gebruiksfuncties KRW Natuurbeschermingswet EHS Flora- en faunawet Landschapstype en -structuur Historische bouwkunde Recreatie Wonen Toekomstvastheid Flexibiliteit Tijdelijke effecten Aanlegfase Voorkeursvariant Referentie Voorkeursvariant Permanente effecten Lange dam Westkant Oostkant alternatief Hydrodynamica Hydrodynamica Referentie Voorkeursvariant Lange dam Westkant Oostkant alternatief Geluid en licht Luchtkwaliteit Verkeer Natuur 0 0/ /- Waterkwaliteit Legenda effectbeoordeling* Score Betekenis ++ Sterk positief effect + Positief effect 0 Geen / neutraal effect - Negatief effect -- Sterk negatief effect *Effecten t.o.v. het referentiealternatief 5 10 In de uitwerking van de vismigratierivier is het deel van de rivier in het IJsselmeer tegen de Afsluitdijk op natuurlijke wijze vorm gegeven. Hierdoor zijn geen palenrijen langs het kazematteneiland nodig. Zo is het schootsveld van de kazemat zo vrij mogelijk gehouden. Op deze wijze wordt een negatief effect op historische bouwkunde voorkomen. De voorwaarde voor de aanleg is opgenomen in de technische specificaties die gelden voor de realisatie van de vismigratierivier. Door de eisen die vanuit de passende beoordeling aan de aanleg van de vismigratierivier wordt gesteld, verminderen ook de effecten van de aanleg op de omgeving. Daarnaast worden Pagina 103

109 de werkzaamheden aan de vismigratierivier waar mogelijk gecombineerd met het project Afsluitdijk, om zo de totale hinder van beide projecten zoveel mogelijk te beperken Bij Kornwerderzand moeten maatregelen worden genomen voor het verminderen van piekgeluid. Vanaf de aan de Waddenzeezijde tegen de Afsluitdijk liggende begrenzing van telvak 39 (conform de vogeltelgebieden) dient de geluidscontour van 60 db(a) als gevolg van (hei)werkzaamheden binnen de maximale grens van 500 m in noordwestelijke richting te liggen. De maatregel is het gehele jaar van toepassing. Dit vermindert ook de geluidsbelasting op de bebouwing. Bij heiwerkzaamheden moet ook gebruik worden gemaakt van geluidsreducerende maatregelen. Daarnaast moet bij de bouw gebruik worden gemaakt van armaturen die het licht met eeen gerichte bundel uitstralen, en zo min mogelijk verstrooien. Doordat de werkzaamheden ten westen van de Lorentzsluizen worden uitgevoerd, is er geen lichthinder voor de bewoners van Kornwerderzand. Daardoor verbetert de beoordeling op hinder als gevolg van licht en geluid. In de passende beoordeling is vervoer via het water als uitgangspunt genomen. Dit beperkt de luchtverontreiniging als gevolg van transport bewegingen. Tijdens de uitvoering kan hier vanaf geweken worden, als de aannemer aantoont dat de uitstoot binnen de kaders blijft die binnen de passende beoordeling zijn gesteld. De beoordeling van de luchtkwaliteit verbetert als gevolg van transport over water. Door de mitigerende voorwaarden uit de Passende beoordeling is de verstoring van soorten uitgesloten. Geringe verstoring kan nog optreden, voor soorten die kunnen migreren naar andere gebieden. Daarom is de beoordeling van het de voorkeursvariant neutraal/negatief. In de eisen die aan de realisatie van de vismigratierivier worden gesteld, is één van de randvoorwaarden dat inlaat van zout in het IJsselmeer wordt voorkomen. Dit kan door het plaatsen van tijdelijke dammen, maar de aannemers is vrij om dit op andere wijze te bewerkstelligen. Daarom verbetert de score voor waterkwaliteit tijdens de aanlegfase naar negatief. Om hinder voor het wegverkeer te verminderen, is de realisatie van de doorgang van de dijk opgenomen bij het contract voor het versterken van de Afsluitdijk. Op deze manier is voorkomen dat het wegverkeer twee keer beperkt wordt, zowel als gevolg van het versterken van de Afsluitdijk, als als gevolg van de realisatie van de coupere. In het contract is geborgd dat de hinder wordt verminderd, daarom scoort de voorkeursvariant neutraal op hinder voor wegverkeer. Pagina 104

110 8 Leemten in informatie 5 In dit hoofdstuk zijn onzekerheden in de effectstudie aangegeven. Deze onzekerheden kunnen voorkomen in zowel de gebruikte methoden als de beschikbare kennis. De geboden informatie levert een goede basis voor de verdere besluitvorming. Geconstateerde leemten in kennis en onzekerheden in modeluitkomsten staan besluitvorming niet in de weg. 10 Visstand IJsselmeer De visstand in het IJsselmeer kent meerdere beperkingen naast gebrek aan passeermogelijkheden in de Afsluitdijk (bijvoorbeeld voedselaanbod, predatie). Het is nog onduidelijk hoeveel vis het IJsselmeer maximaal kan bevatten. Met andere woorden, het is onduidelijk wat het maximaal haalbare resultaat van de vismigratierivier is op de visstand in het IJsselmeer Migratiegedrag van individuele vis De Afsluitdijk is een van de belangrijkste intrekpunten voor het IJsselmeer en achterland. Dit achterland strekt zich uit over omliggende provincies en via de Vecht en IJssel ook naar het Rijnstroomgebied in centraal Europa. Het migratiegedrag van individuele vissen is grotendeels onbekend. Hierdoor is het nog onduidelijk welke routes de intrekkende vissen nemen en wat de relatieve bijdrage is in de uiteindelijke paai- of opgroeiplaatsen. Aanbevolen wordt dit op te nemen in een monitoringsprogramma. Pagina 105

111 9 Aanzet tot monitoring- en evaluatieprogramma Monitoring doelbereik herstel estuariene migratieroute De vispassage bij Kornwerderzand is een innovatieve passage waarvoor geen doelstelling voor passage-efficiëntie per doelsoort is geformuleerd. Het streven is een zo hoog mogelijk passage-efficiëntie voor alle doelsoorten. Natuurlijke vispassages hebben een passage-efficiëntie van gemiddeld ongeveer 70 80%. Dit kan als streefgetal worden gebruikt bij de monitoring van het doelbereik van de vispassage. Het monitoringsplan wordt opgesteld door Imares in samenwerking met de universiteit van Karlstadt. De monitoring zal worden uitgevoerd door de Waddenacademie. Om de passageefficiëntie te beoordelen is monitoring nodig van zowel het aanbod aan de Waddenzeezijde als het aantal vissen per doelsoort dat de vispassage passeert. Naast passage-efficiëntie van de vispassage is de geschiktheid en toegankelijkheid van het achterland belangrijk voor de vispopulatie. Aanbevolen wordt te monitoren hoeveel migrerende trekvissen uiteindelijk een geschikte paai- of opgroeiplaats kunnen vinden Monitoring doelbereik creëren van basisvoorwaarden voor duurzame visserij De monitoring van de commercieel interessante soorten glasaal en spiering kan op dezelfde manier plaatsvinden als de monitoring van de overige doelsoorten. De exoot wolhandkrab kan bijdragen aan het creëren van basisvoorwaarden voor duurzame visserij. De monitoring van de wolhandkrab is tweeledig. De monitoring van de hoeveelheid binnenkomende wolhandkrab kan op dezelfde manier plaatsvinden als de monitoring van doelsoorten. Daarnaast moet worden gemonitord hoe de wolhandkrab zich ontwikkelt in het IJsselmeer en wat het effect daarvan is op het ecosysteem. 30 Monitoring doelbereik recreatie en toerisme Op dit moment wordt een toeristisch-recreatief onderzoek uitgevoerd naar aantallen toeristen en behoeften van toeristen. Dit wordt in het najaar van 2014 opgeleverd en vormt daarmee een nulmeting. Na realisatie van de vismigratierivier kan deze meting worden herhaald. Daarmee kan worden gecontroleerd of de vismigratierivier zijn bijdrage levert aan toerisme en recreatie Monitoring waterkwaliteit Het IJsselmeer is een zoetwatervoorraad van nationale betekenis. Omdat verzilting van het zoetwaterbekken niet toelaatbaar is, zijn in de vismigratierivier de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om indringing van zout te voorkomen. Om vast te stellen dat deze maatregelen voldoende zijn is monitoring wenselijk. Dit kan door de referentiewaarde (EGV/CI-) van de huidige waterkwaliteit vast te stellen en bij de overgang van de vismigratierivier naar het IJsselmeer permanent te monitoren op EGV waarden. 45 Evaluatie Bovenstaande monitoringen kunnen als basis worden gebruikt om te evalueren of de vismigratierivier goed functioneert, en of aanpassingen gewenst zijn om het functioneren te optimaliseren. Pagina 106

112 10 Verantwoording van veranderingen als gevolg van zienswijzen op NRD De Notitie Reikwijdte en detailniveau heeft bij de start van de m.e.r.-procedure ter inzage gelegen. Hierop is van 23 partijen een zienswijze of advies ontvangen. Sommige reacties hebben geleid tot een aanpassing ten opzichte van de voorgestelde werkwijze in de Notitie Reikwijdte en detailniveau. Andere zijn overwogen, maar hebben niet geleid tot wijzigingen. Hieronder volgt een toelichting op de reacties die niet geleidt hebben tot wijzigingen. Eén van de zienswijzen bevatte de vraag om de effecten van de vismigratierivier niet alleen te vergelijken met de autonome ontwikkeling, maar ook met de huidige situatie. Deze suggestie is niet overgenomen. De projecten die zijn opgenomen in de autonome ontwikkeling, zijn reeds vastgesteld. Met of zonder de komst van de vismigratierivier zullen deze projecten doorgang vinden. Een vergelijking van de effecten van de vismigratierivier met de huidige situatie, zonder rekening te houden met autonome ontwikkeling, voegt geen relevante informatie toe aan de besluitvorming. Een ander zienswijze vroeg juist om ook projecten waarover nog niet besloten is op te nemen in de autonome ontwikkeling, zoals de aanleg van een nieuwe schutsluis in het sluizencomplex Kornwerderzand. Ook deze suggestie is niet overgenomen. Op het moment dat over deze projecten wordt besloten, zullen de effecten inclusief de effecten van projecten waarover reeds besloten is worden beschouwd. Het beoordelingskader is niet uitgebreid met de effecten van kruiend ijs op de varianten. In het technisch ontwerp is wel rekening gehouden met deze natuureffecten. Er is geen rekening gehouden met extra bezoekersaantallen. Het informatiecentrum valt buiten de reikwijdte van het PIP en is daarom ook niet meegenomen in het MER. Veranderingen in vliegbewegingen van vogels zijn niet in beeld gebracht. Er is geen gedetailleerd beeld van de vliegbewegingen van vogels rond Kornwerderzand in de huidige situatie. Wanneer gekeken wordt op de schaal van het gehele IJsselmeer is een veelheid van factoren van invloed. Een eenduidig verband tussen vogel- en visstand in het IJsselmeergebied in relatie tot vismigratie bestaat niet. Daarnaast benadrukte enkele reacties het belang van bepaalde onderdelen van het in de Notitie Reikwijdte en detailniveau geschetste beoordelingskader. Van deze reacties is kennis genomen, maar deze hebben niet geleidt tot wijzigingen. De beoordeling van het thema Landschap is uitgevoerd aan de hand van het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Dit Masterplan wordt breed gedragen en geeft concrete aanwijzingen aan de ontwikkelingen langs de Afsluitdijk. Dit Masterplan gebruikt een ander begrippenkader dan is gehanteerd in de brief Landschap in m.e.r.. Daarnaast is de brief niet toegespitst op de Afsluitdijk. Om verwarring te voorkomen is volledig is niet aangesloten bij het begrippenkader uit de brief Landschap in m.e.r.. Verschillende reacties betreffen de wenselijkheid en onwenselijkheid van de variant Oostkant en de mate van doelbereik. Deze reacties zijn naast ons neer gelegd. Het doelbereik en de variant Oostkant is zonder vooroordelen beoordeeld. In de toelichting van het PIP staat aangegeven welke bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk komen te vervallen door het PIP. Deze toelichting is om dubbelingen te voorkomen niet overgenomen in het MER. Suggesties voor de inrichting van de vismigratierivier zijn gedeeld met de ontwerpers van de vismigratierivier. Niet alle suggesties zijn technisch mogelijk, andere zijn meegenomen in het ontwerp. Pagina 107

113 Begrippenlijst MER : het milieueffectrapport met de inhoudelijke beoordeling van de activiteit. 5 m.e.r. : milieueffectrapportage: de wettelijke procedure van dit instrument. vishevel : technische vispassage zonder brakwaterzone, oftewel alternatief 1. vismigratierivier : vispassage met brakwaterzone, oftewel alle varianten van alternatief Vismigratierivier : projectnaam van de vispassage bij Kornwerderzand. vismigratievoorziening : vispassage. 15 vispassage : verzamelnaam voor alle kunstwerken die dienen ter bevordering van vismigratie. Hieronder vallen zowel vishevel als vismigratierivier. 20 Pagina 108

114 11 Literatuurlijst Arcadis (2015): Toets hydraulisch functioneren vismigratierivier, rapportnummer C , in opdracht van Provincie Friesland, april ATKB (juni 2014): Onderzoek naar visvriendelijk beheer ATKB (juni 2014): Variantenanalyse VMR Afsluitdijk BügelHajema (28 april 2011): Ontwerp Bestemmingsplan Kornwerderzand. Bunt, C.M., T. Castro-Santos, A. Haro (2012): Performance of fish passage structures at upstream barriers to migration. River research and applications 28: Commissie toekomst binnenvisserij ( ): Binnenvissers in nieuw perspectief. Data-ICT-Dienst Rijkswaterstaat, Servicedesk Data (2014): Tijdsreeks Kornwerderzand Buitenafvoer. Deltares (2014) Wetenschappelijk eindadvies ANT-IJsselmeergebied - Vijf jaar studie naar kansen voor het ecosysteem van het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer met het oog op de Natura-2000 doelen, projectcode , in opdracht van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving, maart 2014 Deltares (2014a): Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie, concept. Dienst Landelijk Gebied (2013): Inventarisatie visserij VMR, stageproject. 30 DLG (8 en ): International Expert Meeting Fish Migration River Afsluitdijk, conclusions and recommendations. Feddes/Olthof landschapsarchitecten en Architectenbureau Paul de Ruiter, in opdracht van Rijkswaterstaat (maart 2015): Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk 35 Grontmij ( ): Vismigratierivier Afsluitdijk, Technisch management, Variantenstudie. Grontmij ( ): Vismigratierivier Afsluitdijk, Technisch management fase 4.2. Voorontwerpnota, concept Grontmij ( ): Vismigratierivier Afsluitdijk, Doorlaatmiddel Afsluitdijk, Voorontwerpnota, definitief. Imares (2014) De Vismigratierivier: Bronnenonderzoek naar gedrag van vis rond zoet-zout overgangen, in opdracht van Dienst Landelijk Gebied/De Nieuwe Afsluitdijk, maart Imares (2014a) Verspreidingsdynamiek, gedrag en voorkomen van diadrome vis bij Kornwerderzand t.b.v. de VismigratieRivier, Rapport C083/14, A.B. Griffioen, H.V. Winter, O.A. van Keeken, C. Chen, B. van Os-Koomen, S. Schönlau en T. Zawadowski, juli 2014 Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) (2010): Master Plan Migratory Fish Rhine, ICPR Report no.179 Pagina 109

115 Kampen M. van en Talma, K.G, 2014 Masterplan Toekomst IJsselmeervisserij - Masterplan voor duurzame visserij op het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer Visstand, visserij en natuur in balans Kenmerk: TMA Kroes, M.J. & J.A. Balkema, Een goede vangst! Ontwikkelingsperspectief sportvisserij voor het Markermeer-IJmeer. Tauw, Utrecht. Kwaliteitsteam Afsluitdijk (26 juni 2014): Advies over de alternatieven voor de Vismigratierivier., nummer 006. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (15 juli 2009): Aalbeheerplan. Ministerie van Economische Zaken (2013): Beleidsverkenning Natuurambitie Grote Wateren Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, directie IJsselmeergebied (1999): Spuien en schutten in het IJsselmeer Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2009): Beleidsnota IJsselmeergebied Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (22 december 2009): Beleidsnota IJsselmeergebied PO IJsselmeer en Sportvisserij Nederland (11 april 2011): Visplan IJsselmeer en Markermeer, conceptversie. Programma Naar een Rijke Waddenzee (10 januari 2013): Vismigratie Afsluitdijk Haalbaarheid en Projectplan. Programma naar een Rijke Waddenzee (31 maart 2014): Ontwikkelplan en Kansenkaart voor de versterking van natuurwaarden langs de randen van de Waddenzee, Provincie Noord-Holland, Provincie Fryslân, Gemeente Wieringen, Gemeente Súdwest- Fryslân, Gemeente Harlingen: (31 oktober 2011): Agenda Ambitie Afsluitdijk Triple A Rijkswaterstaat (2012): Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren Triple A, Provincie Fryslân, Provincie Noord-Holland, gemeente Wieringen, gemeente Sùdwest-Fryslân, Gemeente Harlingen (oktober 2011): Agenda Ambitie Afsluitdijk Tweede Kamer der Staten-Generaal (2007): Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee 45 Witteveen+Bos (1 januari 2014): Notitie Reikwijdte en detailniveau Vismigratierivier, LW Pagina 110

116 Bijlage 1: Instandhoudingsdoelen Instandhoudingsdoelen van habitattypen en -soorten in de Waddenzee landelijke doelst. doelst. doelst. SVI Opp.vl. Kwal. Pop. Habitattypen H1110A Permanent overstroomde zandbanken - = > (getijdengebied) H1140A Slik- en zandplaten (getijdengebied) - = > H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) - = = H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) + = = H1320 Slijkgrasvelden -- = = H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) - = > H1330B Schorren en zilte graslanden - = = (binnendijks) H2110 Embryonale duinen + = = H2120 Witte duinen - = = H2130A *Grijze duinen (kalkrijk) = = H2130B *Grijze duinen (kalkarm) -- = > H2160 Duindoornstruwelen + = = H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) - = = Habitatsoorten H1014 Nauwe korfslak - = = = H1095 Zeeprik - = = > H1099 Rivierprik - = = > H1103 Fint -- = = > H1364 Grijze zeehond + = = = H1365 Gewone zeehond + = = > Legenda: SVI Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig); = Behoudsdoelstelling; > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling; * voor een naam betekent prioritaire soort of habitattype

117 Instandhoudingsdoelen van broedvogels en niet-broedvogels in de Waddenzee landelijke SVI doelst. Opp.vl. doelst. Kwal. draagkrach t aantal draagkracht aantal paren vogels Broedvogels A034 Lepelaar + = = 430 A063 Eider -- = > A081 Bruine Kiekendief + = = 30 A082 Blauwe Kiekendief -- = = 3 A132 Kluut - = > A137 Bontbekplevier - = = 60 A138 Strandplevier -- > > 50 A183 Kleine Mantelmeeuw + = = A191 Grote stern -- = = A193 Visdief - = = A194 Noordse Stern + = = A195 Dwergstern -- > > 200 A222 Velduil -- = = 5 Niet-broedvogels A005 Fuut - = = 310 A017 Aalscholver + = = A034 Lepelaar + = = 520 A037 Kleine Zwaan - = = A039b Toendrarietgans + = = geen A043 Grauwe Gans + = = A045 Brandgans + = = A046 Rotgans - = = A048 Bergeend + = = A050 Smient + = = A051 Krakeend + = = 320 A052 Wintertaling - = = A053 Wilde eend + = = A054 Pijlstaart - = = A056 Slobeend + = = 750 A062 Toppereend -- = > A063 Eider -- = > A067 Brilduiker + = = 100 A069 Middelste Zaagbek + = = 150 A070 Grote Zaagbek -- = = 70 A103 Slechtvalk + = = 40 A130 Scholekster -- = > A132 Kluut - = = 6.700

118 landelijke SVI doelst. Opp.vl. doelst. Kwal. draagkrach t aantal vogels A137 Bontbekplevier + = = A140 Goudplevier -- = = A141 Zilverplevier + = = A142 Kievit - = = A143 Kanoet - = > A144 Drieteenstrandloper - = = A147 Krombekstrandloper + = = A149 Bonte strandloper + = = A156 Grutto -- = = A157 Rosse grutto + = = A160 Wulp + = = A161 Zwarte ruiter + = = A162 Tureluur - = = A164 Groenpootruiter + = = A169 Steenloper -- = > A197 Zwarte Stern -- = = Legenda: SVI Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig); = Behoudsdoelstelling; > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling. draagkracht aantal paren

119 Instandhoudingsdoelen van habitattypen, -soorten en broedvogels in het IJsselmeer landelijke SVI doelst. Opp.vl. doelst. Kwal. doelst. Pop. draagkracht aantal paren Habitattypen H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden = = H6430A Ruigten en zomen + = = (moerasspirea) H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) - = = H7140A Overgangs- en trilvenen -- = = (trilvenen) Habitatsoorten H1163 Rivierdonderpad - = = = H1318 Meervleermuis - = = = H1340 *Noordse woelmuis -- > = > H1903 Groenknolorchis -- = = = Broedvogels A017 Aalscholver + = = 8.000* A021 Roerdomp -- > > 7 A034 Lepelaar = = 25 A081 Bruine Kiekendief + = = 25 A119 Porseleinhoen -- > > 18 A137 Bontbekplevier - > > 13 A151 Kemphaan -- > > 20 A193 Visdief - = = A292 Snor -- = = 40 A295 Rietzanger - = = 990 Legenda: SVI Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig); = Behoudsdoelstelling; > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling; * Vóór een naam betekent prioritaire soort of habitattype; achter een getal in de kolom draagkracht aantal paren duidt het op een regionaal doel.

120 Instandhoudingsdoelen van niet-broedvogels in het IJsselmeer landelijke doelst. doelst. draagkracht SVI Opp.vl. Kwal. aantal vogels Niet-broedvogels A005 Fuut - > > A017 Aalscholver + = = A034 Lepelaar + = = 30 A037 Kleine Zwaan - = = 20 foer/ slaap A039b Toendrarietgans + = = A040 Kleine Rietgans + = = 30 A041 Kolgans + = = foer/ slaap A043 Grauwe Gans + = = 580 A045 Brandgans + = = foer/ max. A048 Bergeend + = = 210 A050 Smient + = = A051 Krakeend + = = 200 A052 Wintertaling - = = 280 A053 Wilde eend + = = A054 Pijlstaart - = = 60 A056 Slobeend + = = 60 A059 Tafeleend -- = = 310 A061 Kuifeend - = = A062 Toppereend -- = = A067 Brilduiker + = = 310 A068 Nonnetje - >: > 180 A070 Grote Zaagbek -- > > 1850 A125 Meerkoet - = = A132 Kluut - = = 20 A140 Goudplevier -- = = A151 Kemphaan - = = foer/ slaap A156 Grutto -- = = 290 foer/ slaap A160 Wulp + = = 310 foer/ 3.500

121 landelijke SVI doelst. Opp.vl. doelst. Kwal. draagkracht aantal vogels slaap A177 Dwergmeeuw - > > 85 A190 Reuzenstern + = = 40 A197 Zwarte Stern -- > > Legenda: SVI Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig); = Behoudsdoelstelling; > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling.

122 Bijlage 2: Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie (Deltares, 2014)

123

124 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

125 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie drs. A.J. Nolte ir. C.M. Wesselius ir. T. van der Kaaij Deltares, 2014, B

126 Titel Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Project Kenmerk ZKS-0007 Pagina's 79 Trefwoorden Vismigratie, Waddenzee, l.isselrneer, Afsluitdijk, SOBEK, Delft3D-FLOW, zouttransport. Samenvatting Voor het verbeteren van de vismigratie tussen Waddenzee en l.lssetmeer wordt de vismigratierivier onderzocht. De vismigratierivier bij het sluiscomplex Kornwerderzand bestaat uit een doorgang door de Afsluitdijk en een traject aan de Waddenzeezijde en de IJsselmeerzijde. Om het waterbeheer te reguleren en een zoutlast naar het l.lsselrneer te voorkomen wordt sturing aangebracht. Voor het hydraulisch ontwerp van de vismigratierivier gelden de volgende functionele eisen: a) maximale lokstroom, b) maximale openingsduur kunstwerken, c) gunstige stroomsnelheid voor vissoorten, d) geen transport van zout naar het l.lsselrneer, e) minimaal baggeronderhoud of herstel van het bodemprofiel, f) brakwaterzone, g) intergetijdengebied. In twee iteratieslagen is het conceptueel hydraulisch ontwerp van de vismigratierivier onderzocht. De 1e iteratieslag is vooral gericht op het voorkomen van zoutlekkage naar het l.isselrneer. De 2e iteratieslag is vervolgens gericht op andere eisen, in het bijzonder een gunstige stroomsnelheid door middel van een extra vertical slots passage en de inzet van een afsluiter aan de IJsselmeeropening ten behoeve van intergetijdengebied. De kentallen van de onderzochte varianten zijn opgenomen in Tabel 3.2, Tabel en Tabel 4.3. Inzet van een 3D model is cruciaal gebleken vanwege het belang van gelaagde dichtheidsstroming. Geconcludeerd wordt dat het ontwerp van de vismigratierivier een aanzienlijk aantal vrijheidsgraden bevat. Het is daardoor mogelijk om de vismigratierivier hydraulisch zo te ontwerpen dat op enige wijze aan alle functionele eisen voldaan wordt. Echter omdat keuzes in het hydraulisch ontwerp tegelijkertijd voor de ene functionele eis gunstig en voor de andere functionele eis ongunstig zijn, is het niet mogelijk om voor alle functionele eisen het maximale te bereiken. Met name een brakwaterzone is moeilijk te realiseren. Er zal een afweging en balans tussen de verschillende eisen gevonden moeten worden. Er zijn voldoende vrijheidsgraden (sturingsknoppen) om dat te realiseren, maar door het grote aantal variaties en combinaties is vooraf geen definitief conceptueelontwerp te bepalen. Aanbevolen wordt om operationele sturing van de vismigratierivier te ontwikkelen en in de praktijk (dat wil zeggen na aanleg) in te regelen. Referenties Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf Omaart 2014 drs. A.J. Nolte ir. C.M. Wesselius ir. T van der Kaai" def juli 2014 drs. A.J. Nolte AN dr. ir. R.E. ~drs. F.M.J. ir. C.M. Wesselius ir. T van der Kaaij Uittenbogaard Hoozemans Status definitief Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

127

128 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Inhoud Lijst met Figuren iii 1 Inleiding Algemeen Doelstelling Aanpak Iteratief proces met voortschrijdend inzicht Leeswijzer 4 2 Waterbeweging- en zoutmodellering Vismigratierivier Algemeen: Dichtheidsgedreven stroming Parameters voor hydrodynamische definitie van een variant (1 e iteratie) Opzet schematisatie basisvariant (1 e iteratie) Geometrie Koker Afsluitdijk Afsluiting IJsselmeerzijde Randvoorwaarden Bodemruwheid vismigratierivier Simulatieperiode De basisvariant in SOBEK (1D) Model specifieke parameters D berekeningsresultaten basisvariant De basisvariant in Delft3D-FLOW (3D) Model specifieke parameters D Berekeningsresultaten basisvariant Vergelijking 1D en 3D modelering Vergelijking basisvariant en kalibratie 1D model op basis van 3D model Definitie kentallen voor vergelijking varianten Validatie vergelijkbaarheid 1D model en 3D model 20 3 Eerste iteratie: scenario s water- en zouttransport Varianten met het 1D model Algemeen Effect van dwarsprofiel IJsselmeerzijde (bij een 20 m 2 koker) Effect van grootte van de koker (1D varianten 1A, 1A_1 en 1A_11) Effect van openingsduur (varianten 1A, 1A_7 en 1A_8) Effect van intergetijdengebied (varianten 1A, 2B) Effect van ruwheid (varianten 1A, 1A_11, 1A_12) Extra verificatie met het 3D model Effect van dwarsprofiel IJsselmeerzijde Effect van grotere koker Effect van onderkant koker (3D varianten 0 en 0_14) 29 4 Tweede iteratie: scenario s water- en zouttransport Inleiding Modelresultaten 2 e iteratie Effect van de kortere, ondiepere herziene basisvariant 35 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie i

129 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Effect van niet-verdronken koker (Variant B) Effect van vertical slots passage (Variant C) Effect van kortere openingstijd (Varianten D en E) Effect van een afsluiter aan de IJsselmeerzijde (Variant F) Effect van zoutgehalte aan de Waddenzeezijde (Variant G) Algemene conclusies 2 e iteratie 40 5 Sedimentatie en morfologie Sedimentatie Slibaanvoer: maximaal potentieel voor aanslibbing Percentage bezinking Opwerveling Conclusie Morfologie Mogelijke consequenties aan de Waddenzeezijde Mogelijke consequenties aan de IJsselmeerzeezijde Ontwerpcriteria voor de vismigratierivier Functionele wensen en ontwerpvariabelen Ontwerpvariabele(n) per functionele eis (kwalitatieve evaluatie) Integrale afweging van ontwerpvariabelen (kwantitatieve evaluatie) Overwegingen en aanbevelingen 53 7 Referenties 55 Bijlage(n) A Beschrijving varianten als startpunt voor de studie A-1 ii Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

130 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Lijst met Figuren Figuur 1.1 Schetsen van de varianten van de vismigratierivier die in de MER studie worden meegenomen... 2 Figuur 1.2 Overzicht van de stappen in het onderzoek... 3 Figuur 2.1 Schematische weergave van een gestratificeerde toestand... 5 Figuur 2.2 Figuur 2.3 Als randvoorwaarde gezette waterstanden van meetlocatie Kornwerderzand, waar binnen de IJsselmeerzijde en buiten de Waddenzeezijde betekent. Bron: Waterbase (2012)... 8 Waterstanden bij de Afsluitdijk ter plaatse van de koker, zowel aan de Waddenzeekant als aan de IJsselmeerkant Figuur 2.4 Debiet door de koker in de basisvariant Figuur 2.5 Figuur 2.6 Berekende saliniteit (psu) in het lengteprofiel van de vismigratierivier. De afstand wordt gerekend vanaf de opening aan de Waddenzeezijde (0 m) tot aan opening aan de IJsselmeerzijde (7000 m). De koker door de Afsluitdijk bevindt zich op 1000 m Waterstanden bij de Afsluitdijk ter plaatse van de koker, zowel aan de Waddenzeekant als aan de IJsselmeerkant Figuur 2.7 Debiet door de koker Figuur 2.8 Zoutindringing in de basisvariant aan het eind van de vloedperiode Figuur 2.9 Zoutindringing in de basisvariant aan het eind van de ebperiode Figuur 2.10 Horizontaal langsprofiel van maximale dieptegemiddelde saliniteit (psu) tijdens de simulatieperiode Figuur 2.11 Vergelijking van verschillende dispersiecoëfficiënten in 1D SOBEK met Delft3D- FLOW voor de basisvariant Figuur 2.12 Figuur 3.1 Figuur 3.2 Figuur 4.1 Figuur 4.2 Figuur 4.3 Vergelijking van maximale zoutindringingslengte voor verschillende 1D en 3D modelberekeningen Relatie tussen oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde en de maximale zoutindringingslengte in het 1D model Relatie tussen oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde en de maximale zoutindringingslengte in het 1D model en in het 3D model Schets van de verbinding door de Afsluitdijk met naast twee grote kokers een derde koker voorzien van vertical slots (uit Grontmij presentatie op 2 e schetsdag 16 april 2014) Verticaal profiel van saliniteit in de vismigratierivier (op 500 m van de Afsluitdijk) voor de herziene basisvariant. Boven: tijdserie; Onder: verticale profielen gedurende twee getijcycli Berekende waterstand voor Variant C met vertical slots en Variant F met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde. Let op dat er geen intergetijdengebied in de Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie iii

131 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief berekening is meegenomen. Door het grote oppervlak van het intergetijdengebied zal de waterstand aanzienlijk minder snel oplopen...38 Figuur 4.4 Figuur 5.1 Verticaal profiel van saliniteit in de vismigratierivier (op 500 m van de Afsluitdijk) voor de herziene basisvariant met vertical slots passage zonder instroom via de grote koker en met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde (Variant F). Boven: tijdserie; Onder: verticale profielen gedurende twee getijcycli...39 Onderzoeksgebied bij Kornwerderzand met de Afsluitdijk, de Lorentzsluizen, bestaande uit een stelsel van spuisluizen en schutsluizen, de meetlocaties Kornwerderzand en een SOBEK-schematisatie van de vismigratierivier. (Uit Deltares, 2012)...43 Figuur 5.2 Morfologische ligging van de Waddenzeezijde (vaklodingen 2009,2003,1997,1991 en 1981) en de morfologische veranderingen tussen 2009 en 2003 (Blauw is erosie, rood is sedimentatie)...45 Figuur 6.1 Toetsing van varianten aan de ontwerpcriteria...52 iv Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

132 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 1 Inleiding 1.1 Algemeen Voor het verbeteren van de vismigratie tussen de Waddenzee en het IJsselmeer wordt het ontwerp van de vismigratierivier onderzocht. De vismigratierivier wordt voorzien bij het sluiscomplex Kornwerderzand en bestaat uit een doorgang door de Afsluitdijk en een traject aan zowel de Waddenzeezijde als de IJsselmeerzijde. Om het waterbeheer te reguleren en een zoutlast naar het IJsselmeer te voorkomen worden sturingswerken aangebracht. Tenslotte kunnen de trajecten aan weerszijden ingericht worden voor natuurlijke, recreatieve en educatieve doelen. In opdracht van Linkit Consult heeft Deltares in 2012 de hydraulische haalbaarheid en hydraulische effectiviteit van de vismigratierivier onderzocht (Deltares, 2012). Door gebruik te maken van een 1D SOBEK model zijn het waterstandsverloop, de zoet-zoutgradiënt, de stroomsnelheden en het netto debiet (lokstroom) voor verschillende varianten berekend. Een belangrijke uitkomst was de openstellingsduur van de kunstwerken, welke een indicatie geeft voor hoeveel tijd vissen de rivier voor migratie kunnen gebruiken. Een indicatieve berekening met een 3D hydrodynamisch model heeft laten zien dat de waterkolom niet (permanent) verticaal gemengd zal zijn. Dichtheidsstroming van het zoute(re) water onder het zoete(re) water zorgt voor zouttransport richting het IJsselmeer, waar bij het ontwerp van de vismigratierivier rekening gehouden moet worden. Begin 2013 is het rapport Haalbaarheid en Projectplan verschenen (Programma Naar een Rijke Waddenzee, 2013). In vervolg op dit rapport is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld (Witteveen+Bos en Altenburg & Wymenga, 2014). Hierin zijn onder andere een 0-variant en 3 planvarianten geïdentificeerd. Deze varianten zijn nu onderwerp van diverse verdiepende studies en een milieueffectrapportage, uitmondend in een voorkeursvariant waarover in september 2014 bestuurlijke besluitvorming plaatsvindt. Vervolgens zal deze variant verder uitgewerkt worden. Een beschrijving van de varianten die als startpunt van deze studie heeft gediend, is opgenomen in bijlage A. Ten opzichte van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn er kleine verschillen. Figuur 1.1 bevat de impressie van de varianten: 1. Vismigratierivier Lijnvormig 1.A Vismigratierivier Lijn 6 km 1.B Vismigratierivier Lijn 2-4 km 2. Vismigratierivier West 2.A Vismigratierivier West Compact 2.B Vismigratierivier West Natuurlijk 3. Vismigratierivier Oost Natuurlijk Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 1

133 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 1A Lijn 6km Variant 1B Lijn 2-4km Variant 2A West Compact Variant 2B West Natuurlijk Variant 3 Oost Natuurlijk Figuur 1.1 Schetsen van de varianten van de vismigratierivier die in de MER studie worden meegenomen 1.2 Doelstelling Dit onderzoek heeft tot doel conceptuele ontwerpcriteria voor de vismigratierivier op te stellen voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie. De voor deze aspecten relevante criteria zijn: Zo groot mogelijke lokstroom naar de Waddenzee (minimaal 10 m 3 /s). Zo lang mogelijke openingsduur van de kunstwerken. Voldoende lange periode van gunstige stroomsnelheid (maximaal 0,5 m/s) voor diverse vissoorten. Geen transport van zout (zoutlekkage) naar het IJsselmeer. 2 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

134 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Zo minimaal mogelijk baggeronderhoud of herstel van het bodemprofiel. Realisatie van een brakwaterzone aan de IJsselmeerzijde. Realisatie van intergetijdengebied aan de IJsselmeerzijde. Overige criteria als de bijdrage aan het aantal vissen dat migreert, (bouw)technische mogelijkheden of economische kansen zoals recreatie, worden niet meegenomen. Uitkomsten van dit onderzoek kunnen wel input zijn voor deze onderwerpen. 1.3 Aanpak Voor het water- en zouttransport wordt gebruik gemaakt van een 1D model en een 3D 1 model. Met het 1D model worden varianten berekend (stap 2 in Figuur 1.2). In deze stap wordt met het 1D model ook onderzocht hoe karakteristieken als getij en zoutindringingslengte afhangen van ontwerpgrootheden als diepte van de vismigratierivier of grootte van de koker. In het 1D model kan dichtheidsstroming niet worden meegenomen, terwijl dit een belangrijk proces is voor zoutverspreiding. In het 3D model wordt dit wel expliciet meegenomen. In het 1D model wordt dit effect in de dispersiecoëfficiënt vereenvoudigd. De getalswaarde van de dispersiecoëfficiënt wordt normaal gesproken afgeregeld op basis van metingen, maar dat is in dit geval niet mogelijk. In dit onderzoek wordt daarom de dispersiecoëfficiënt geverifieerd door een vergelijking met het 3D model (stap 1 in Figuur 1.2). Met de aldus bepaalde getalswaarde worden vervolgens met het 1D model in stap 2 de varianten doorgerekend waaruit de conceptuele ontwerpcriteria worden afgeleid. Met het 3D model wordt tevens voor een aantal basisvarianten het transport van zout onderzocht. Figuur 1.2 Overzicht van de stappen in het onderzoek Sedimentatie en morfologische aspecten worden op basis van expert judgement beoordeeld, waarbij modelleringsresultaten als een informatiebron dienen (stap 3 in Figuur 1.2). De verzamelde informatie uit de 1D modellering, de 3D modellering en de expert judgement voor morfologie en sedimentatie leiden tenslotte tot conceptuele ontwerpcriteria voor de vismigratierivier. 1 Een model-technisch juiste formulering is dat een 2DV model wordt gebruikt. De twee dimensies die in het model zijn opgenomen, zijn de lengterichting en de diepte van de vismigratierivier. De V duidt op een laagverdeling in de Verticaal. De breedte van de vismigratierivier wordt gerepresenteerd door één roostercel. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 3

135 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 1.4 Iteratief proces met voortschrijdend inzicht De Notitie Reikwijdte en Detailniveau (Figuur 1.1) schetst varianten die parallel op een aantal terreinen worden uitgewerkt. Het in dit rapport gepresenteerde onderzoek wordt naast het civieltechnisch ontwerp (Grontmij) en de milieueffectrapportage (LievenseCSO) uitgevoerd. Daarnaast wordt door architecten en landschapsarchitecten gewerkt aan het ontwerp van een bezoekerscentrum en aan de inpassing in het landschap. Tussentijdse resultaten uit dit onderzoek zijn input geweest voor andere onderdelen en hebben vice versa tussentijds geleid tot bijstellingen en/of aanvullende vragen. Dit iteratieve (ontwerp)proces is in dit rapport terug te zien door de presentatie van (model)resultaten in twee opeenvolgende hoofdstukken. De in hoofdstuk 3 beschouwde varianten zijn uitgegaan van de varianten in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Mede op basis van de modelresultaten zijn tussentijds (ontwerp)keuzes bijgesteld dan wel concreet geworden. Dit heeft geleid tot een tweede set varianten die in hoofdstuk 4 worden beschreven. Het rapport beschrijft daarmee in chronologische volgorde de ontwikkeling van het ontwerp. Het is niet altijd mogelijk om de lezer volledig deelgenoot te maken van de dynamiek van het ontwerpproces, waardoor de leesbaarheid van het rapport mogelijk iets minder wordt. 1.5 Leeswijzer Dit rapport doet verslag van het modelonderzoek, de expert judgement voor morfologie en sedimentatie en het conceptueel ontwerp van de vismigratierivier. Voor een beschrijving van de achtergrond van de vismigratierivier wordt verwezen naar andere documenten zoals de genoemde Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Van de lezer wordt affiniteit voor (modellering van) waterbeweging en zouttransport verwacht. Hoofdstuk 2 tot en met 5 bevatten de gedetailleerde en (model)technische beschrijving en uitwerking van de uitgevoerde studie. De lezer kan deze overslaan en gelijk beginnen met hoofdstuk 6 dat de uitkomsten van de (model)studie vertaald naar praktische conceptuele ontwerpcriteria. 4 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

136 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 2 Waterbeweging- en zoutmodellering Vismigratierivier 2.1 Algemeen: Dichtheidsgedreven stroming De vismigratierivier beoogt een (deels) open verbinding tussen de zoute Waddenzee en het zoete IJsselmeer tot stand te brengen. Als gevolg van het verschil in dichtheid tussen zout en zoet water zout water is zwaarder dan zoet water kan in de vismigratierivier een gestratificeerde toestand ontstaan, dat wil zeggen een zoute(re) onderlaag met daarboven een zoete(re) bovenlaag. Schematisch wordt deze toestand weergegeven in Figuur 2.1. Figuur 2.1 Schematische weergave van een gestratificeerde toestand Door middel van dichtheidsverschillen beïnvloedt de zoutverdeling de waterbeweging en omgekeerd, de waterbeweging beïnvloedt op haar beurt de zoutverdeling. Dit proces wordt in het 1-dimensionale SOBEK model niet beschreven, omdat een rekenpunt maar één (dieptegemiddelde) waarde voor saliniteit kent en geen onderscheid gemaakt wordt tussen wateroppervlak en bodem. De effecten van een gestratificeerde toestand worden in de berekening verdisconteerd (geparameteriseerd) via de dispersiecoëfficiënt. Om een goed beeld te krijgen van de verschillen van een 1D en een 3D model is gebruik gemaakt van een basisvariant. De basisvariant omvat de essentiële kenmerken van de 0- variant en de planvarianten, maar wijkt op een beperkt aantal punten af. Deze basisvariant wordt in de volgende paragraaf verder beschreven. 2.2 Parameters voor hydrodynamische definitie van een variant (1 e iteratie) Voor de 1D en 3D hydrodynamische modellering wordt een variant beschreven door de volgende parameters: Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 5

137 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Deel vismigratierivier Parameter Waarde IJsselmeerzijde Diepte (m NAP) Lengte (m) Breedte op 0 m NAP (m) Talud (-) Ruwheid (s/m 1/3 ) Sturing afsluitend kunstwerk (zie 2.3.3) variabel variabel variabel variabel variabel variabel Koker Doorstroomoppervlak (m 2 ) Onderkant koker (m NAP) Lengte (m) Ruwheid (s/m 1/3 ) Sturing (zie 2.3.2) Waddenzeezijde Diepte (m NAP) Lengte (m) Breedte op 0 m NAP (m) Ruwheid (s/m 1/3 ) Talud (-) variabel variabel 100 m variabel variabel -4 m NAP 1000 m variabel 0,024 s/m 1/3 Variabel Aan de Waddenzeezijde ligt de definitie van de varianten deels vast. De lengte is altijd 1 km en voor de diepte wordt altijd -4 m NAP aangenomen. De ruwheid bepaalt hoeveel weerstand de waterstroming ondervindt. De gehanteerde Manning waarde van 0,024 s/m 1/3 is karakteristiek voor zanderige estuaria. Aan de IJsselmeerzijde liggen geen van de parameters op voorhand vast. De diepte, breedte en het talud bepalen samen het dwarsprofiel (in m 2 ) van de vismigratierivier. Voor de koker ligt alleen de lengte vast op 100 m. De volgende paragraaf beschrijft de parameterwaarden voor de basisvariant op basis waarvan de vergelijking tussen het 1D en het 3D model wordt uitgevoerd. De basisvariant is vrijwel gelijk aan variant 1A (Lijn 6km) met twee verschillen: 1) Er wordt met een rechthoekig dwarsprofiel gerekend in plaats van met een talud, en 2) De breedte aan de Waddenzeezijde is 25 m in plaats van 50 m. Het berekenen van de varianten met het 1D model wordt in hoofdstuk 3 gerapporteerd. Met het 1D model wordt tevens per parameter onderzocht wat het effect op water- en zouttransport is. Vooruitlopend op de presentatie van de resultaten wordt hier alvast aangegeven dat de resultaten van 1D model ten aanzien van zouttransport als indicatief moeten worden beschouwd gezien het (groter dan verwachte) belang van dichtheidsstroming. 2.3 Opzet schematisatie basisvariant (1 e iteratie) Om de 1D modelresultaten te onderbouwen voor wat betreft het ontbreken van dichtheidsgedreven stroming is een vereenvoudigd, drie-dimensionaal model van de vismigratierivier opgezet. Deze paragraaf beschrijft de basisvariant die zowel met het 1D model als het 3D model wordt doorgerekend. Het 3D model, waarvan de rekentijden groter zijn dan van het SOBEK model van de vismigratierivier (12 uur versus 3 minuten), is tevens gebruikt om een beperkt aantal varianten door te rekenen. De resultaten van dit 3D model zijn leidend ten aanzien van zouttransport. 6 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

138 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Geometrie De vismigratierivier is gemodelleerd als een kanaal met een rechthoekig dwarsprofiel (dat wil zeggen een verticaal talud), met een lengte van 1 km aan de Waddenzeezijde en een lengte van 6 km aan de IJsselmeerzijde. In het stadium van conceptueel ontwerp wordt aangenomen dat er geen significant hydraulisch verschil is tussen een recht kanaal en meanderend kanaal. De breedte aan de Waddenzeezijde is 25 m en aan de IJsselmeerzijde 25 meter. De bodemligging ligt overal op -4 m NAP Koker Afsluitdijk Tussen de Waddenzeekant en de IJsselmeerkant van de vismigratierivier ligt de Afsluitdijk. Beide delen van de vismigratierivier zijn met elkaar verbonden door een koker. In de basisvariant heeft deze koker een lengte van 100 m, een breedte van 10 m en een hoogte van 2 m. Het doorstroomprofiel is dus 20 m 2. De bodem van de koker ligt op -4 m NAP en dus op de bodem van de vismigratierivier. Voor de ruwheid van de koker is een Manningwaarde van 0,013 s/m genomen. Deze waarde komt overeen met glad afgewerkt beton (French 1986). Daarnaast is er voor de koker een intree- en uittreeverlies van 0,9 gedefinieerd. Deze waarde is afgeleid uit tabellen van verliescoëfficiënten zoals gegeven in (French 1986). Bij een volledig open verbinding tussen Waddenzee en IJsselmeer vindt er een netto transport van Waddenzeewater naar het IJsselmeer plaats, omdat de gemiddelde waterstand in de Waddenzee hoger is dan de gemiddelde waterstand in het IJsselmeer. Dit heeft logischerwijs ook een transport van zout van Waddenzee naar IJsselmeer tot gevolg. Een indicatieve berekening komt uit op 600 kg/s. Om deze zoutlekkage te voorkomen, is de duiker uitgerust met afsluiters (kleppen). De gebruikte bediening van deze afsluiters is afgeleid in Deltares (2012): de koker is gesloten als de waterstand aan de Waddenzeezijde meer dan 20 cm hoger is dan de waterstand aan de IJsselmeerzijde van de koker. Hiervoor worden in het model de gemeten waterstanden op locaties Kornwerderzand binnen en buiten gebruikt (Figuur 2.2) Afsluiting IJsselmeerzijde Aan het uiteinde van de IJsselmeerzijde waar de vismigratierivier uitkomt in het IJsselmeer, kan de vismigratierivier ook afgesloten worden. In de basisvariant wordt echter aangenomen dat er geen afsluiting is of anders gezegd dat het afsluitende kunstwerk permanent open staat. De reden voor dit uitgangspunt is de aanname dat de primaire sturing met de afsluiter in de koker plaatsvindt en dat sturing aan de IJsselmeerzijde alleen wordt bijgeschakeld als dat ter voorkoming van zoutindringing nodig is. Sluiting aan de IJsselmeerzijde voor andere doeleinden zoals bij stormopzet worden niet in deze overweging meegenomen, omdat dat geen rol speelt voor de dagelijkse operationeel praktijk. In de 2 e iteratie is de inzet van een afsluiter aan de IJsselmeerzijde wel als variant onderzocht ( 4.2.5) om een meer natuurlijk getijverloop te realiseren. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 7

139 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Randvoorwaarden Het model kent twee open randen, een open rand aan de Waddenzeekant van het model en een open rand aan de IJsselmeerkant van de vismigratierivier. Op deze open randen worden, ten behoeve van de berekening van de waterbeweging in de vismigratierivier de gemeten waterstanden in de Waddenzee en de gemeten waterstanden in het IJsselmeer voorgeschreven (Figuur 2.2). Deze aanpak verondersteld dat de vismigratierivier een te verwaarlozen invloed heeft op Waddenzee respectievelijk IJsselmeer. waterstand (m NAP) Waterstand Kornwerderzand binnen buiten Figuur 2.2 Als randvoorwaarde gezette waterstanden van meetlocatie Kornwerderzand, waar binnen de IJsselmeerzijde en buiten de Waddenzeezijde betekent. Bron: Waterbase (2012) Ten behoeve van de berekening van de zoutverdeling in de vismigratierivier moet op de open rand van de vismigratierivier het zoutgehalte worden voorgeschreven. Deze zoutrandvoorwaarde wordt effectief alleen gebruikt tijdens instroming. Tijdens uitstroming bepaalt het zoutgehalte in de vismigratierivier de zoutconcentratie op de op rand. Op de Waddenzeerand van de vismigratierivier wordt een zoutgehalte, of saliniteit, van 31 psu 2 voorgeschreven. Dit is een hoog zoutgehalte dat geen rekening houdt met de verzoeting die normaal gesproken elke laagwaterperiode optreedt doordat er zoet water gespuid wordt via de Lorentzsluizen. Ten behoeve van zoutindringing is dit een worst-case aanname die alleen voor kan komen als een periode niet gespuid wordt. In de 2 e iteratie is daarnaast gerekend met een saliniteit van 10 psu op de Waddenzee wat realistischer is voor gemiddelde condities ( 4.2.6). Aanvullende analyse van beschikbare metingen en modellering van de saliniteit in de spuikom heeft overigens laten zien dat de spuikom nadat het spuien stopt, volledig zoet is en slechts langzaam weer zouter wordt (Deltares, 2014). Voor het IJsselmeer is een saliniteit van 0,2 psu, ongeveer de jaargemiddelde saliniteit van het Rijnwater bij Lobith verondersteld. 2 psu staat voor Practical Salinity Unit, de eenheid van zoutgehalte of saliniteit. Een toename in zoutgehalte met 1 psu komt, grofstoffelijk, overeen met een toename in dichtheid van ¾ kg/m 3 8 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

140 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Bodemruwheid vismigratierivier Voor de bodemruwheid van de vismigratierivier is een Manning waarde 0,024 s/m 1/3 aangenomen. Deze waarde is karakteristiek voor zanderige estuaria Simulatieperiode De modelberekeningen beslaan de periode van 20 maart 2010 tot en met 16 april De duur van de gesimuleerde periode, ongeveer 25 dagen, is dus langer dan de duur van een doodtij/springtij cyclus (ongeveer 15 dagen). 2.4 De basisvariant in SOBEK (1D) SOBEK is een computerprogramma waarmee de volgende processen mathematisch kunnen worden gemodelleerd: Één-dimensionale open-channel flow, volgens de ondiepwatervergelijkingen, waarbij de variabele dichtheid van het water door zoutbeweging is meegenomen eendimensionaal stoftransport, gegeven door de advectie-dispersie-vergelijking pipe flow SOBEK lost de differentiaalvergelijkingen op door gebruik van een numerieke methode, het zogenoemde Stelling-schema. Hiervoor moet het onderzoeksgebied, in het voorliggend geval de vismigratierivier, met een schematisatie van knopen (Nodes) en takken (Reach Segments) worden gediscretiseerd. Er zijn verschillende types knopen in SOBEK beschikbaar, bijvoorbeeld Boundary Nodes, Nodes voor kunstwerken (Structure, Culvert), dwarsprofielen (Cross Section) en Calculation Points. Een tak verbindt twee knopen. Voor knopen van type Connection Node en Calculation Point berekent SOBEK de waterstand, voor takken de snelheid. Een model bestaat uit de schematisatie, modelparameters en model-data. De oplossing van de stromingsvergelijkingen is in computer-code geïmplementeerd en als executable gecompileerd. In deze studie is de SOBEK Suite binnen Deltashell gebruikt Model specifieke parameters Naast de algemene parameters als beschreven in paragraaf 2.1 zijn er ook enkele modelspecifieke parameters, die alleen voor het SOBEK model gelden: Er is gerekend met een rekengrid van 100 m equidistant De rekentijdstap is 30 seconden De uitvoertijdstap is 10 minuten Tenslotte verdient de dispersiecoëfficiënt bijzondere aandacht, omdat in tegenstelling tot de andere parameters hiervoor geen getalswaarde beschikbaar is. Met andere woorden, binnen het model is de dispersiecoëfficiënt (verreweg) de meest onzekere parameter. Om een beter beeld te krijgen wat de gevoeligheid van het modelresultaat van deze parameter is, zijn enkele sommen gedaan met verschillende dispersiecoëfficiënt. Voor de basisvariant wordt (uiteindelijk) 50 m 2 /s gerekend. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 9

141 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief D berekeningsresultaten basisvariant Waterstanden: De berekende waterstanden bij de Afsluitdijk ter plaatse van de koker worden getoond in Figuur 2.3. De waterstanden aan de Waddenzeekant lijken veel op de opgelegde randvoorwaarden. Aan de IJsselmeerkant van de koker ontstaat, als gevolg van de debieten door de koker, een zoetwater getij met een getijslag van ongeveer 20 cm. Figuur 2.3 Waterstanden bij de Afsluitdijk ter plaatse van de koker, zowel aan de Waddenzeekant als aan de IJsselmeerkant Debieten en snelheden door/in de koker: De berekende debieten door de koker worden getoond in Figuur 2.4. Het maximale vloeddebiet, van Waddenzee naar IJsselmeer, bedraagt ongeveer 20 m 3 /s. Dit komt overeen met stroomsnelheden in de koker van ongeveer 1 m/s. Voor het ebdebiet, van IJsselmeer naar Waddenzee, is de maximale grootte ongeveer 50 m 3 /s. Dit komt overeen met stroomsnelheden van ongeveer 2,5 m/s. Het (netto) restdebiet door de koker, gericht van IJsselmeer naar Waddenzee, d.w.z. de lokstroom, is iets groter dan 10 m 3 /s. 10 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

142 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 2.4 Debiet door de koker in de basisvariant Zoutverdeling (bij dispersieciëfficiënt 50m 2 /s): In Figuur 2.5 is de zoutverdeling gedurende het getij te zien. Het gaat hier om de dieptegemiddelde zoutconcentratie. Bij een positief debiet stroomt het water vanuit de Waddenzee richting het IJsselmeer. Over de gehele vismigratierivier is er een grote fluctuatie in de zoutverdeling Bij hoogwater (+/- 12:50) is de zoutconcentratie het hoogst en komt de zouttong het verst. Bij afgaand water wordt de gehele vismigratierivier weer brak tot zoet. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 11

143 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief debiet m 3 /s) :36 12:00 14:24 16:48 19:12 21:36 0:00 2: tijd 12:50 15:40 Saliniteit (psu) Saliniteit (psu) Afstand (m) Afstand (m) Saliniteit (psu) :30 Saliniteit (psu) : Afstand (m) Afstand (m) Figuur 2.5 Berekende saliniteit (psu) in het lengteprofiel van de vismigratierivier. De afstand wordt gerekend vanaf de opening aan de Waddenzeezijde (0 m) tot aan opening aan de IJsselmeerzijde (7000 m). De koker door de Afsluitdijk bevindt zich op 1000 m 2.5 De basisvariant in Delft3D-FLOW (3D) De berekeningen met het drie-dimensionale model worden uitgevoerd met het simulatieprogramma Delft3D-FLOW. De basis voor dit programma zijn de zogenaamde ondiepwatervergelijkingen. Deze vergelijkingen beschrijven de beweging van water, inclusief het effect van dichtheidsverschillen bijvoorbeeld als gevolg van verschillen in zoutgehalte, 12 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

144 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief onder de aanname dat verticale versnellingen van water klein zijn ten opzichte van de zwaartekracht. Voor een uitgebreide beschrijving van dit programma wordt verwezen naar (Lesser, et al. 2004). De schematisatie van de vismigratieriver, met één horizontale (lengte)dimensie en een verticale dimensie, staat in de literatuur bekent al 2DV schematisatie (2 Dimensionaalverticaal) Model specifieke parameters Naast de parameters als beschreven in paragraaf 2.3 zijn er ook enkele model specifieke parameters, welke alleen voor het Delft3D model gelden: De grootte van de (vierkante) rekencellen bedraagt 25 bij 25 m 2. De Waddenzeekant van de vismigratierivier heeft een lengte van 1 km en wordt dus beschreven met 40 rekencellen. De IJsselmeerkant van de vismigratierivier met een lengte van 6 km wordt weergegeven met 240 rekencellen. In de verticale richting kent het model 40 rekenlagen elk met een dikte van 2,5 % van de lokale waterdiepte. In het drie-dimensionale model van de vismigratie rivier is de koker opgenomen als een zogenaamde Culvert (Deltares 2013). Ter plaatse van een culvert wordt het debiet door de culvert uitgerekend op basis van: Het waterstandsverschil over de koker, De afmetingen van de koker (lengte breedte hoogte), De verticale positie van de koker (verzonken, deels verzonken, open wateroppervlak in de duiker), Dit debiet wordt, ter hoogte van de koker, onttrokken aan de hoogwaterkant van de duiker en geloosd, met het zoutgehalte van het onttrokken water, aan de laagwaterkant van de duiker 3. De rekentijdstap bedraagt 1,5 sec. Horizontale diffusie: Voor de horizontale diffusiecoëfficiënt is een waarde van 1 m 2 /s gebruikt. Deze waarde is veel kleiner dan de waarde gebruikt in het één-dimensionale SOBEK model omdat het effect van (verticale) dichtheidsverschillen als gevolg van verschillen in zoutgehalte expliciet wordt meegenomen in de berekening en niet geparameteriseerd, middels een dispersiecoëfficiënt hoeft te worden weergegeven. Verticale diffusie: De verticale diffusiecoëfficiënt, waaruit de verticale menging van zout volgt, wordt niet voorgeschreven maar uitgerekend door een verticaal turbulentiemodel, het k- model. Dit model heeft bewezen het ontstaan dan wel afbreken van zoutgelaagdheid goed te kunnen voorspellen. Gevoeligheidsonderzoek model Voorafgaand aan de eigenlijke berekeningen is een gevoeligheidsonderzoek uitgevoerd waarbij onderzocht is wat het effect is van: - De roostergrootte, in plaats van rekencellen met een lengte van 25 m is een berekening uitgevoerd met rekencellen met een lengte van 10 m (bij gelijkblijvende breedte van 25 m). - De verticale laagschematisatie, onderzocht is wat het effect is van lagen met een vaste dikte in plaats van ademende lagen waarvan de dikte gelijk is aan een percentage van de locale waterdiepte. 3 De lozingen en onttrekkingen betreffen enkel massa. Er wordt geen impuls geloosd dan wel onttrokken. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 13

145 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief - Het effect van de dispersiecoefficient, onderzocht is wat het effect is van een horizontale dispersiecoefficient van 10 m 2 /s in plaats van 1 m 2 /s. Deze variaties bleken geen significante invloed te hebben op de berekeningsresultaten. Beperkingen 3D modellering De in- en uitstroomsnelheden van de koker kunnen groot zijn. Het mengende effect van deze stralen wordt in het model niet goed weergegeven omdat: - Er wel massa maar geen (horizontale) impuls wordt geloosd dan wel onttrokken, - Het denkbaar is dat verticale versnellingen in deze straal niet meer verwaarloosbaar zijn ten opzichte van zwaartekrachtsversnelling. De verwachting is dat het onderschatten van de menging een bovengrens voor de berekende zoutindringing tot gevolg heeft. Meer menging betekent lagere zoutgehalten, kleinere dichtheidsverschillen en dus een kleinere zoutindringingslengte D Berekeningsresultaten basisvariant Waterstanden: De berekende waterstanden ter plaatse van de koker door de Afsluitdijk worden getoond in Figuur 2.6. De waterstanden aan de Waddenzeekant van de koker zijn, met uitzondering van een tijdsvertraging van een paar minuten, identiek aan de opgelegde randvoorwaarde, d.w.z. de waterstanden in de monding van de vismigratierivier. Aan de IJsselmeerkant ontstaat, als gevolg van de debieten door de koker, een getij met een getijslag van ongeveer 20 cm. Figuur 2.6 Waterstanden bij de Afsluitdijk ter plaatse van de koker, zowel aan de Waddenzeekant als aan de IJsselmeerkant Debieten en snelheden door/in de koker: De berekende debieten door de koker worden getoond in Figuur 2.7. Het maximale vloeddebiet, van Waddenzee naar IJsselmeer, bedraagt ongeveer 20 m 3 /s. Dit komt overeen met stroomsnelheden in de koker van ongeveer 1 m/s. Voor het ebdebiet, van IJsselmeer naar Waddenzee, geldt dat de maximale grootte ongeveer 60 m 3 /s bedraagt. Dit impliceert stroomsnelheden van ongeveer 3 m/s. Het netto restdebiet door de koker, gericht van IJsselmeer naar Waddenzee i.e. de lokstroom, is iets groter dan 10 m 3 /s. 14 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

146 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 2.7 Debiet door de koker Zoutverdeling: De berekende zoutverdeling na de vloedperiode en na de ebperiode worden getoond in Figuur 2.8 en Figuur 2.9. De vloedperiode kenmerkt zich, als gevolg van de hoge waterstanden op de Waddenzee, door stroming en dus transport van Waddenzee naar het IJsselmeer. Aan het einde van de vloedperiode wordt de maximale zoutindringing bereikt. De zoutindringingslengte bedraagt ongeveer 2,5 km gerekend vanaf de Afsluitdijk. De horizontale zoutgradiënt is groot, een verschil van ongeveer 30 psu over een afstand van 2,5 km. Voor de ebperiode geldt dat de stroomrichting van IJsselmeer naar Waddenzee is. Aan het einde van de ebperiode is de vismigratierivier schoongespoeld en geheel zoet. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 15

147 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Afsluitdijk Figuur 2.8 Zoutindringing in de basisvariant aan het eind van de vloedperiode 16 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

148 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Afsluitdijk Figuur 2.9 Zoutindringing in de basisvariant aan het eind van de ebperiode Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 17

149 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 2.6 Vergelijking 1D en 3D modelering Vergelijking basisvariant en kalibratie 1D model op basis van 3D model Het overzicht van berekeningen voor de vergelijking van de basisvariant (aangegeven als variant 0) is gegeven in Tabel 2.1. Uit de tabel blijkt dat de schematisatie in het 1D en het 3D model gelijk zijn. Het verschil in openingsduur van de koker (59% vs. 57%) wordt veroorzaakt doordat de simulatieperiode in het 1D model 1 dag langer is dan in het 3D model. Tabel 2.1 Overzicht van modelberekeningen voor de vergelijking van de basisvariant met het 1D en het 3D model IJsselmeerzijde Koker Waddenzeezijde MODEL breedte (m) op 0 m NAP talud Kenmerk Variant 0 Basisvariant 1D 25 recht open % 25 recht -4 1 Variant 0 Basisvariant 3D 25 recht open % 25 recht -4 1 De vergelijking van het 1D en het 3D model laat zien dat het gedrag van zout aan de IJsselmeerzijde wezenlijk anders berekend wordt. In het 3D model is het dominante proces een dichtheidsstroming van een zouttong, resulterend in een scherp front (Figuur 2.8). In het 1D model is het dispersief transport dominant voor de zoutindringing. Figuur 2.10 laat zien dat het lengteprofiel van de maximale dieptegemiddelde saliniteit (dat wil zeggen de maximale concentratie die op enig moment tijdens een 14-daags springtij-doodtij periode voorkomt) er anders uitziet voor het 1D model en het 3D model. bodemligging (m NAP) lengte (km) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Klepstanden kunstwerk Oppervlak (m2) Diepte onderzijde (m NAP) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Openingsduur (%) breedte (m) op 0 m NAP talud bodemligging (m NAP) lengte (km) (ps u) 15 Saliniteit (ppt) Maximale dieptegemiddelde saliniteit 1D 3D afstand vanaf Afsluitdijk (m) (ps 3.5 u) 3 Saliniteit (ppt) Maximale dieptegemiddelde saliniteit 1D 3D afstand vanaf Afsluitdijk (m) 4000 Figuur 2.10 Horizontaal langsprofiel van maximale dieptegemiddelde saliniteit (psu) tijdens de simulatieperiode Ter validatie van het 1D model wordt het 3D modelresultaat als waar aangenomen. In het 1D model is de dispersiecoëfficiënt de enige modelparameter die gebruikt kan worden om het 1D modelresultaat zo goed mogelijk te laten lijken op het 3D modelresultaat. Figuur 2.11 toont een vergelijking van het 1D model met verschillende dispersiecoëfficiënten met het 3D modelresultaat. Nogmaals valt op dat het 1D profiel substantieel afwijkt van het 18 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

150 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 3D profiel. Het 3D model laat een scherpe zouttong zien. Het 1D model laat een geleidelijk afnemende saliniteit zien. Als niet de saliniteit, maar de lengte van zoutindringing als maat voor de vergelijking wordt genomen, lijkt wel een vergelijkbaarheid af te leiden. De zoutindringingslengte is bepalend voor het wel of niet lekken van zout naar het IJsselmeer. (ps u) Afsluitdijk Figuur 2.11 Vergelijking van verschillende dispersiecoëfficiënten in 1D SOBEK met Delft3D-FLOW voor de basisvariant Uit Figuur 2.11 lijkt voor dit tijdstip een dispersie van 100 m 2 /s tot een redelijke vergelijking te leiden. Deze hoge dispersie leidt echter tot een erg langgerekt profiel, waardoor het 1D model minder gevoelig is voor veranderingen in ontwerpkenmerken van de vismigratierivier. In Figuur 2.10 is voor een dispersie van 50 m 2 /s de maximale dieptegemiddelde saliniteit gedurende de laatste 14 dagen van de simulatieperiode getoond. De grenswaarde van 1 ppt saliniteit resulteert voor het 1D model in een zoutindringingslengte van 2800 m, wat gezien de mate van nauwkeurigheid goed overeenkomt met de zoutindringingslengte van 2500 m in het 3D model. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 19

151 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Definitie kentallen voor vergelijking varianten De vergelijking van varianten wordt op basis van kentallen gedaan die aansluiten bij de (gewenste) functionaliteit van de vismigratierivier voor wat betreft water- en zouttransport. De kentallen worden berekend over een deel van de simulatieperiode om de invloed van eventuele inspeeleffecten te vermijden. Bovendien wordt met de geselecteerde periode van 14 dagen aangesloten bij een typische springtij-doodtijcyclus. Deel vismigratierivier Locatie Kental Bij de Afsluitdijk Waterstandsfluctuatie / Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) IJsselmeerzijde Op 3 km van de Gemiddelde waterstand (m NAP) Afsluitdijk Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) Overig Maximale zoutindringingslengte (m vanaf Afsluitdijk) Maximum debiet naar IJsselmeer (m 3 /s) Maximum debiet naar Waddenzee (m 3 /s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m 3 /s) Koker In de koker Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m 3 /s) Lokstroom naar Waddenzee (m 3 /s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is Waddenzeezijde Bij de Afsluitdijk Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) - De getijslag wordt berekend als het verschil tussen de 5-percentiel en de 95-percentiel waterstand. De getijslag geeft onder andere informatie over het areaal intergetijdengebied. - Het percentage van de tijd dat de stroomsnelheid lager is dan 1 m/s of 2 m/s geeft informatie over de passeerbaarheid voor vissoorten. Voor de koker wordt het percentage berekend over de periode dat de koker open is. - Het gemiddeld debiet door de koker naar het IJsselmeer of de Waddenzee zijn gemiddeld over de hele periode, waarbij het debiet gelijk is aan 0 m 3 /s als de koker gesloten is of als het debiet de tegengestelde richting op is (dus als de debietrichting naar de Waddenzee is, wordt voor het debiet naar het IJsselmeer 0 m 3 /s gehanteerd voor het berekenen van het gemiddelde). Vermenigvuldigd met seconden geeft dit het volume in m 3 wat gemiddeld per getijdeperiode van 12,4 uur de Vismigratierivier in- en uitstroomt = (, ) met n = aantal tijdstappen Validatie vergelijkbaarheid 1D model en 3D model Om te kijken of de aanpak voor het bepalen van de zoutindringingslengte voor andere ontwerpen geldt, is de vergelijking uitgevoerd ook voor een kleinere koker (variant 0_1: 10 m 2 in plaats van 20 m 2 ) en voor een ondiepere bodem aan de IJsselmeerzijde (variant 0_9: -3 m NAP in plaats van -4 m NAP). De beschrijving van deze varianten is opgenomen in Tabel Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

152 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Tabel 2.2 Overzicht van modelberekeningen voor de validatie vergelijkbaarheid van het 1D en het 3D model. Met de grijze schakering wordt aangegeven op welke parameter de variant verschilt van de basisvariant MODEL breedte (m) op 0 m NAP IJsselmeerzijde talud bodemligging (m NAP) Kenmerk Variant 0 Basisvariant 1D 25 recht open % 25 recht Variant 0_1 Kleinere koker 1D 25 recht open % 25 recht Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D 25 recht open % 25 recht Variant 0 Basisvariant 3D 25 recht open % 25 recht Variant 0_1 Kleinere koker 3D 25 recht open % 25 recht Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 3D 25 recht open % 25 recht lengte (km) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Klepstanden kunstwerk Oppervlak (m2) Diepte onderzijde (m NAP) Koker ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Openingsduur (%) breedte (m) op 0 m NAP Waddenzeezijde talud bodemligging (m NAP) lengte (km) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Tabel 2.3 Berekende kentallen voor de vergelijking van het 1D en het 3D model IJsselmeerzijde Bij Afsluitdijk Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 0 Basisvariant 1D % 86% Variant 0_1 Kleinere koker 1D % 83% Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D % 98% Variant 0 Basisvariant 3D % 59% Variant 0_1 Kleinere koker 3D > % 53% Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 3D % 84% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) De berekende kentallen zijn opgenomen in Tabel 2.3. De dispersiecoëfficiënt in het 1D model is afgeleid voor de basisvariant 0, waarbij de zoutindringingslengte als maat is genomen. Voor de basisvariant komt de zoutindringingslengte neer op 2500 m volgens het 3D model en 2800 m in het 1D model. Bij een kleinere koker (variant 0_1) berekent het 3D een veel langere zoutindringingslengte dan het 1D model. De aanpak voor de vergelijking van 1D en 3D gaat dus niet op bij een kleinere koker. Omdat in paragraaf 2.4 al is geconstateerd dat een kleinere koker ongunstig is als ontwerpcriterium voor de vismigratierivier, wordt geen andere aanpak afgeleid. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 21

153 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief > 6000 m basis kleinere koker IJsselmeer ondieper Figuur 2.12 Vergelijking van maximale zoutindringingslengte voor verschillende 1D en 3D modelberekeningen Bij een ondiepere IJsselmeerzijde maar een gelijke koker (variant 0_9), is de maximale zoutindringingslengte groter in het 1D model dan in het 3D model, 3100 m ten opzichte van 2300 m. In het 1D model neemt de zoutindringingslengte dus toe als de IJsselmeerzijde ondieper wordt, terwijl de zoutindringingslengte in het 3D model juist iets afneemt. Dit is het gevolg van de wijze waarop het verticale zoutprofiel wordt meegenomen. Hoewel de vergelijkbaarheid niet optimaal is, zal deze voor de scenarioberekeningen wel gehanteerd (kunnen) worden. Bij de interpretatie van de 1D modelresultaten met een 20 m 2 koker moet rekening gehouden worden met de volgende uitgangspunten: - Het 1D model geeft waarschijnlijk een overschatting (worst-case) van de zoutindringingslengte. - Het 1D model onderschat de zoutvariatie in de vismigratierivier en dan met name de maximale saliniteit. De vergelijking van het 1D en het 3D model geeft aan dat volledige 3D modellering essentieel is voor het definitief ontwerp. 22 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

154 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 3 Eerste iteratie: scenario s water- en zouttransport 3.1 Varianten met het 1D model Door DLG zijn verschillende varianten gedefinieerd. Deze varianten zijn beschreven in (Leeuw, 2014 opgenomen in Bijlage A). Voor dit modelonderzoek zijn de varianten vertaald naar kenmerkende lengte, breedte en diepte. Het maakt voor de modellering niet uit of de lengte gevormd wordt door een meanderende rivier of door een recht kanaal. Tabel 3.1 geeft het overzicht van de uitgevoerde 1D berekeningen. Variant 1A uit de notitie Reikwijdte en Detail is als uitgangspunt genomen. Per scenario wordt een of maximale twee invoerparameters gewijzigd ten opzichte van deze variant 1A, zodat het effect van de wijziging direct gezien kan worden. Tabel 3.2 vat in kentallen de 1D modelresultaten samen. Tabel 3.1 Overzicht van berekende varianten met het 1D model IJsselmeerzijde Koker Waddenzeezijde Algemeen MODEL breedte (m) op 0 m NAP talud bodemligging (m NAP) Kenmerk Variant 0 Basisvariant 1D 25 recht open % 25 recht Variant 0_1 Kleinere koker 1D 25 recht open % 25 recht Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D 25 recht open % 25 recht Variant 1A Variant 1A 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_1 Kleinere koker 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_2 Onderkant koker -3 m NAP 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_3 IJsselmeer zijde 3 m breder 1D 28 1: open % 50 recht Variant 1A_4 Talud 1:3 IJsselmeerzijde 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_5 Talud 1:1 Waddenzeezijde 1D 25 1: open % 50 1: Variant 1A_6 Smallere Waddenzeezijde 1D 25 1: open % 25 1: Variant 1A_7 Koker half uur langer open 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_8 Koker uur langer open 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_10 IJsselmeerzijde dieper 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_11 Grotere koker 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_12 Ruwere koker 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1A_13 Ruwere IJsselmeerzijde 1D 25 1: open % 50 recht Variant 1B Smallere IJsselmeerzijde 1D 10 1: open % 50 recht Variant 2B Intergetijdegebied IJsselmeerzijde 1D 24.4 op -0,3 m NAP 64.4 op 0 m NAP 1:1 1:10 0 lengte (km) ruwheid De bespreking van de resultaten wordt gericht op de IJsselmeerzijde. Uit Tabel 3.2 blijkt dat de verschillen van getijslag aan de Waddenzeezijde tussen de varianten minimaal is. Gezien de relatief korte lengte (1 km) en de grote getijslag op de Waddenzee heeft de Waddenzeezijde een korte verblijftijd en zijn geometrische aanpassingen van ondergeschikt belang voor de waterbeweging en zouttransport aan de Waddenzeezijde. Manning (s/m 1/3 ) Klepstanden kunstwerk Oppervlak (m2) Diepte onderzijde (m NAP) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Openingsduur (%) breedte (m) op 0 m NAP open % 50 recht talud bodemligging (m NAP) lengte (km) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 23

155 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Tabel 3.2 Berekende kentallen voor de varianten met het 1D model Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A 1D % 91% Variant 1A_1 Kleinere koker 1D % 85% Variant 1A_2 Onderkant koker -3 m NAP 1D % 91% Variant 1A_3 IJsselmeerzijde 3 m breder 1D % 88% Variant 1A_4 Talud 1:3 IJsselmeerzijde 1D % 100% Variant 1A_5 Talud 1:1 Waddenzeezijde 1D % 91% Variant 1A_6 Smallere Waddenzeezijde 1D % 91% Variant 1A_7 Koker half uur langer open 1D % 92% Variant 1A_8 Koker uur langer open 1D > % 92% Variant 1A_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D % 100% Variant 1A_10 IJsselmeerzijde dieper 1D % 86% Variant 1A_11 Grotere koker 1D % 100% Variant 1A_12 Ruwere koker 1D % 96% Variant 1A_13 Ruwere IJsselmeerzijde 1D % 96% Variant 1B Smallere IJsselmeerzijde 1D % 100% Variant 2B Intergetijdegebied IJsselmeer 1D % 85% Variant 0 Basisvariant 1D % 86% Variant 0_1 Kleinere koker 1D % 83% Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper 1D % 98% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Effect van dwarsprofiel IJsselmeerzijde (bij een 20 m 2 koker) In de 1D scenario s is er een sterke relatie tussen de zoutindringingslengte en het oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde (of vermenigvuldigd met de lengte = met het watervolume van de vismigratierivier). In Tabel 3.3 zijn de dwarsdoorsnedes weergegeven voor varianten waartussen alleen het dwarsprofiel verschilt en alle andere parameters gelijk zijn. Figuur 3.1 geeft de relatie tussen dwarsdoorsnede en maximale zoutindringingslengte met een correlatiecoëfficiënt (R 2 ) van 0,96 weer. Tabel 3.3 Varianten die alleen verschillen in het oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerkant (1D model) Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk Oppervlak dwarsprofiel IJsselmeerkant onder 0 m NAP Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A % 91% Variant 1A_3 IJsselmeerzijde 3 m breder % 88% Variant 1A_4 Talud 1:3 IJsselmeerzijde % 100% Variant 1A_9 IJsselmeerzijde ondieper % 100% Variant 1A_10 IJsselmeerzijde dieper % 86% Variant 1B Smallere IJsselmeerzijde % 100% Variant 2B Intergetijdegebied IJsselmeer % 85% Variant 0 Basisvariant % 86% Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper % 98% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) 24 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

156 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief In het 1D model resulteert een kleiner dwarsprofiel in een langere maximale zoutindringingslengte. Tussen het minimale (24 m 2 ) en maximale (105 m 2 ) dwarsprofiel verschilt de zoutindringingslengte m, hetgeen aangeeft dat de afhankelijkheid niet heel erg groot is. Bij de berekende varianten is m de maximale zoutindringingslengte. Voor de meeste berekende varianten met een dwarsprofiel tussen 66 m 2 en 105 m 2 is de zoutindringingslengte circa m. Dit geeft aan dat een 6 km lange vismigratierivier aan de IJsselmeerzijde (ruim) voldoende is om zouttransport naar het IJsselmeer te voorkomen. Figuur 3.1 Relatie tussen oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde en de maximale zoutindringingslengte in het 1D model De 1D berekeningen laten zien dat de lokstroom beperkt afhankelijk is voor variatie in het dwarsprofiel. In de meeste gevallen is de lokstroom circa 10 m 3 /s. Bij het kleinste dwarsprofiel (24 m 2 ) neemt de lokstroom af tot 7,6 m 3 /s. Een kleiner dwarsprofiel zorgt voor meer wrijving, waardoor water moeilijker aanstroomt of wegstroomt. Geconstateerd wordt dat het oppervlak van het dwarsprofiel een belangrijk ontwerpcriterium is. Beseffende dat dichtheidsstroming in het 1D model nagebootst wordt door de dispersiecoëfficiënt, wordt het noodzakelijk geacht de in Figuur 3.1 getoonde relatie met het 3D model te toetsen. Deze toetsing is in paragraaf 3.2 opgenomen Effect van grootte van de koker (1D varianten 1A, 1A_1 en 1A_11) Het 1D model berekent dat zowel een 10 m 2 koker als een 40 m 2 koker leiden tot een langere zoutindringingslengte dan bij de basisvariant met een 20 m 2 koker (Tabel 3.4). Dit geeft aan dat er een niet lineaire relatie is tussen de grootte van de koker en de aan- en afvoer van zout water. Een grotere koker resulteert bij verder gelijke parameters in een groter debiet en dus een grotere aanvoer van zout naar het IJsselmeer en tegelijkertijd in een groter debiet en een grotere afvoer van zout terug naar de Waddenzee. De balans tussen aanvoer en afvoer bepaalt de zoutindringingslengte. Om de zoutindringingslengte te beperken zou de openingsduur van de vloedinstroming verkort moeten worden. Ook voor de grootte van de koker wordt een extra toetsing met het 3D model uitgevoerd. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 25

157 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief De getijslag, de stroomsnelheden en de debieten nemen toe als de koker groter wordt. De toename is niet lineair, dat wil zeggen dat een twee keer zo grootte koker niet resulteert in een twee keer zo groot debiet, etc. Dit komt omdat het waterstandsverschil tussen Waddenzee en IJsselmeer dat de sturende factor is voor water- en zouttransport, verandert als de grootte van de koker verandert. Bij een grotere koker neemt het waterstandsverschil af, waardoor het debiet minder dan evenredig toeneemt met de grootte. Tabel 3.4 Varianten die alleen verschillen in de grootte van de koker Bij Afsluitdijk Op 3 km van Afsluitdijk Overig In de koker Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A 1D % 91% Variant 1A_1 Kleinere koker 1D % 85% Variant 1A_11 Grotere koker 1D % 100% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Effect van openingsduur (varianten 1A, 1A_7 en 1A_8) Een langere openingsduur leidt onmiddellijk tot een aanzienlijk langere zoutindringingslengte (1A_7 en 1A_8). Dit geeft aan dat sturing van de openingsduur noodzakelijk is zoutindringing naar het IJsselmeer te voorkomen, en ook dat sturing nauwkeurig zal moeten zijn. Tabel 3.5 Varianten die alleen verschillen in de openingsduur van de koker IJsselmeerzijde Koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk Op 3 km van Afsluitdijk Overig In de koker Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A 1D % 91% Variant 1A_7 Koker half uur langer open 1D % 92% Variant 1A_8 Koker uur langer open 1D > % 92% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Effect van intergetijdengebied (varianten 1A, 2B) Een intergetijdengebied (variant 2B) met een 1:100 hellingshoek boven -0,3 m NAP reduceert de getijslag bij de Afsluitdijk van 0,37 m naar 0,25 m (Tabel 3.6). Op 3 km van de Afsluitdijk reduceert de getijslag van 0,25 m naar 0,19 m. Door het flauwe talud kan het intergetijdengebied een groot deel van het getijvolume herbergen, waardoor de getijslag afneemt. Op de overige parameters heeft een intergetijdengebied relatief weinig invloed. De zoutindringingslengte neemt iets af, terwijl de debieten door de koker iets toenemen. Door de hogere debieten door de koker neemt het percentage van de tijd dat de stroomsnelheid in de koker lager dan 1 m/s of 2 m/s is af. 26 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

158 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Tabel 3.6 Variant met intergetijdengebied Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A 1D % 91% Variant 2B Intergetijdegebied IJsselmeer 1D % 85% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Effect van ruwheid (varianten 1A, 1A_11, 1A_12) De ruwheid (volgens Manning) is een invoerparameter die bepaalt hoeveel weerstand het water ondervindt van de omgeving. De ruwheid is vooral van belang bij kleine diepte of smalle breedte (wandruwheid). Bij grote diepte of breedte wordt de ruwheid onbelangrijk. Tabel 3.7 toont de 1D berekeningsresultaten waarbij de ruwheid van de koker is verhoogd tot ruw beton in tegenstelling tot glad beton in de basisvariant. In variant 1A_13 is de ruwheid aan de IJsselmeerzijde verhoogd ten opzichte van een zandig estuarium in de basisvarient. Tabel 3.7 laat zien dat de ruwheid een relatief beperkt invloed heeft. Het gemiddeld debiet naar de Waddenzee en daarmee de lokstroom worden iets kleiner. De getijslag bij de Afsluitdijk wordt grotere bij een ruwere IJsselmeerzijde, maar op 3 km is het effect nog beperkt. Tabel 3.7 Varianten die alleen verschillen in de ruwheid van de koker of de ruwheid aan de IJsselmeerzijde IJsselmeerzijde Koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk Op 3 km van Afsluitdijk Overig In de koker Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 1A Variant 1A 1D % 91% Variant 1A_12 Ruwere koker 1D % 96% Variant 1A_13 Ruwere IJsselmeerzijde 1D % 96% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) 3.2 Extra verificatie met het 3D model Uit de met het 1D model berekende varianten is naar voren gekomen dat het dwarsprofiel en de grootte van de koker de belangrijkste geometrische parameters zijn. Vanwege de onderkende complexe omgang met dichtheidsstroming en dispersiecoëfficiënt is besloten om deze twee aspecten met het 3D model te verifiëren. Een eveneens beschikbare 3D modelberekening waarin de onderkant van de koker op -1 m NAP is gelegd, wordt voor de volledigheid ook in deze paragraaf gepresenteerd. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 27

159 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Effect van dwarsprofiel IJsselmeerzijde Tabel 3.8 toont de met het 3D model berekende kentallen voor verschillende dwarsprofielen van de vismigratierivier. De basisvariant heeft een dwarsprofiel van 100 m 2 onder 0 m NAP. In variant 0_9 is het dwarsprofiel van 75 m 2 gerealiseerd door de bodem te verondiepen van - 4 m NAP tot -3 m NAP. In variant 0_15 is het dwarsprofiel van 50 m 2 gerealiseerd door de breedte te reduceren van 25 m naar 12,5. In Figuur 3.2 zijn de met het 3D model berekende zoutindringingslengtes toegevoegd aan Figuur 3.1. Uit de tabel en de figuur blijkt dat wanneer dichtheidsstroming in het 3D model wordt meegenomen, de zoutindringingslengte niet dezelfde vrijwel lineaire relatie met het dwarsprofiel vertoond als in het 1D model. Een 75 m 2 dwarsprofiel resulteert in een iets kortere zoutindringingslengte dan in de basisvariant. Een nog kleiner dwarsprofiel van 50 m 2 resulteert wel in een langere zoutindringingslengte. In tegenstelling tot in het 1D model maakt het in het 3D model uit of het dwarsprofiel in de diepte of in de breedte wordt aangepast. Uit variant 0_9 blijkt dat het ondieper maken een gunstig effect heeft op de zoutindringingslengte. Deels is dit te verklaren door het lagere debiet naar het IJsselmeer. Een belangrijke bijdrage is echter ook dat verondieping ervoor zorgt dat het verticale profiel minder dominant is en dat eventuele stratificatie effectiever door de stroming afgebroken wordt. Bij variant 0_15 die wel smaller maar net zo diep is als de basisvariant, is de dichtheidsstroming van zout water nog steeds belangrijk. Het kleinere dwarsprofiel met vrijwel gelijke debieten als in variant 0_9 resulteert dan in een langere zoutindringingslengte. Tabel 3.8 Varianten die alleen verschillen in het oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerkant (3D model) Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk Oppervlak dwarsprofiel IJsselmeerkant onder 0 m NAP Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 0 Basisvariant % 59% Variant 0_9 IJsselmeerzijde ondieper % 84% Variant0_15 IJsselmeerzijde smaller % 100% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) 28 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

160 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 3.2 Relatie tussen oppervlak van het dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde en de maximale zoutindringingslengte in het 1D model en in het 3D model Effect van grotere koker Het 3D model laat zien dat een 6 km lange IJsselmeerzijde niet voldoende is om zoutlekkage naar het IJsselmeer te voorkomen bij een 10 m 2 grote koker. Bij een 40 m 2 grote koker neemt de zoutindringingslengte wel toe ten opzichte van de basisvariant, maar blijft ruim binnen de 6 km lange IJsselmeerzijde. Tabel 3.9 Varianten die alleen verschillen in de grootte van de koker (3D model) IJsselmeerzijde Koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk Op 3 km van Afsluitdijk Overig In de koker Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 0 Basisvariant 3D % 59% Variant 0_1 Kleinere koker 3D > % 53% Variant 0_11 Grotere koker 3D % 100% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Effect van onderkant koker (3D varianten 0 en 0_14) Het is essentieel dat de onderkant van de koker en de bodemligging aan de IJsselmeerzijde vloeiend op elkaar aansluiten. Wanneer dat niet gebeurt (variant 0_14) ontstaat een drempel die het terugspoelen van zout naar de Waddenzee hindert. De zoutindringingslengte neemt dan enorm toe. De lokstroom neemt af, ook omdat de koker niet permanent volledig onder water staat. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 29

161 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Tabel 3.10 Variant waarbij de onderkant van de koker op -1 m NAP ligt (3D model) Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 0 Basisvariant 3D % 59% Variant0_14 Onderkant koker -1 m NAP 3D >> % 100% Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) 30 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

162 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 4 Tweede iteratie: scenario s water- en zouttransport 4.1 Inleiding Van alle functionele wensen ( 1.2) is tijdens de 1 e iteratie relatief veel aandacht besteed aan het voorkomen van zoutlekkage naar het IJsselmeer. Toen de modelresultaten lieten zien dat dat goed mogelijk is, nam de aandacht toe voor de overige, vooral kwalitatieve functionele wensen. Uit de (model)resultaten van de eerste iteratie werd geconcludeerd dat: - De zoutindringingslengte beperkt blijft tot maximaal 3 tot 3,5 km, waardoor het niet nodig is om de vismigratierivier 6 km lang te maken aan de IJsselmeerzijde. In het ontwerp is de lengte aangepast naar 4 km. - Een ondiepere vismigratierivier (-3 m NAP in plaats van -4 m NAP) heeft een gunstig, beperkend effect op de zoutindringingslengte. In het ontwerp is de diepte aangepast naar -3 m NAP. - De stroomsnelheden in de koker werden te hoog bevonden voor vismigratie. Door Grontmij is daarom een aparte passage ontworpen waarin met behulp van vertical slots de stroomsnelheid gereduceerd wordt tot maximaal 0,5 m/s in de bredere delen (Figuur 4.1). Ter plekke van de daadwerkelijke slots kan de stroomsnelheid hoger zijn, waar vissen door middel van hun sprintsnelheid kunnen passeren. Het idee is om deze passage permanent open te laten staan voor vispassage. Figuur 4.1 Schets van de verbinding door de Afsluitdijk met naast twee grote kokers een derde koker voorzien van vertical slots (uit Grontmij presentatie op 2 e schetsdag 16 april 2014) Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 31

163 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief - In de oorspronkelijke ontwerpen werd uitgegaan van een permanent verdronken koker met als voordeel dat het debiet dan maximaal is (omdat het gehele doorstroomoppervlak wordt gebruikt). Tijdens het ontwerpproces is het ontwerp gewijzigd naar een niet-verdronken koker, ofwel een koker waarin minimaal een deel van de tijd ook lucht aanwezig is. - De wens om intergetijdengebieden te creëren aan de IJsselmeerzijde is prominenter naar voren gekomen, onder andere vanuit landschappelijke invulling. Het inzetten van een afsluiting aan de in/uitstroomopening naar het IJsselmeer biedt de mogelijkheid om het water op een hoger peil vast te houden. De werkbaarheid van een dergelijke afsluiter is tijdens de 1 e iteratie niet onderzocht. - Alle scenario s rekenen tot nu toe met een hoge saliniteit van 30 psu aan de Waddenzeezijde. Vanuit een worst-case perspectief voor zoutlekkage is dat een goede aanname. In werkelijkheid is de saliniteit meestal lager en in de spuikom is de saliniteit tijdens en na het spuien gedurende langere tijd zoet tot vrijwel zoet (zie bijvoorbeeld Deltares, 2014). Voor de dagelijkse situatie moet derhalve niet de worstcase maar een realistisch voorkomende saliniteit gehanteerd worden. Bovenstaande conclusies en overwegingen hebben in overleg met DLG en met Grontmij geleid tot een tweede set varianten die met het 1D model en het 2DV model zijn doorgerekend. De varianten worden kort beschreven in Tabel 4.1 en de modelinstellingen worden samengevat in Tabel 4.2 Tabel 4.1 Korte beschrijving van varianten die in de 2 e iteratie zijn beschouwd ID Titel en korte omschrijving 1D 3D A Herziene basisvariant Ja Ja De herziene basisvariant van de VMR heeft een lengte van 4 km aan de IJsselmeerzijde en een diepte van -3 m NAP. Deze herziene basisvariant is de nieuwe referentie waarmee de variaties vergeleken worden. B Niet-verdronken koker Het ontwerp van de kokerdoorlaat door de Afsluitdijk is geëvolueerd naar een nietverdronken koker, dat wil zeggen een koker die een (groot) deel van de tijd lucht bevat. De dimensies van deze koker zijn 8 m breed en 4 meter hoog. Bij een bodemligging van -3 m NAP, ligt de bovenzijde van de koker op +1 m NAP. Alleen bij springtij en/of bij windopzet is de waterstand aan de Waddenzeezijde hoger dan +1 m NAP. In tegenstelling tot een verdronken koker is het natte doorstroomoppervlak afhankelijk van de waterstand: bij -1 m NAP 16 m 2, bij NAP 24 m 2 en bij +1 m NAP 32 m 2. Het effect van deze niet-verdronken koker ten opzichte van een verdronken Ja Ne e koker met een doorstroomoppervlak van 20 m 2 zal met het 1D model verkend worden. C Vertical slots passage Omdat de stroomsnelheid in de koker (te) vaak te hoog is voor vispassage, wordt een aparte koker met zogenaamde vertical slots voorzien. De vertical slots zorgen voor extra weerstand waardoor de stroomsnelheid lager blijft. De voorziene koker heeft een breedte van 3 m en een hoogte van 4 m. De breedte van de vertical slots is 1 m, zodat het natte doorstroomoppervlak bij NAP gelijk is aan 3 m 2. Het is de bedoeling dat de vertical slots passage permanent open staat. Een gedetailleerd ontwerp van de vertical slots passage, kan niet zonder vrij aanzienlijke extra inspanning in de 1D en 2DV modellen worden opgenomen. De modellen richten zich daarom op het resultaat van het ontwerp, namelijk een maximale stroomsnelheid van circa 0,5 m/s en een maximaal debiet van circa 2 m 3 /s. Ja Ne e 32 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

164 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief D Het 1D model zal hierop worden afgeregeld door de ruwheidsparameter te verhogen. Kortere openingstijd koker en vertical slots De 4 km lengte van de VMR is afgestemd op de berekende zoutindringingslengte bij gebruik van de grote koker. Verwacht wordt dat met een permanent open vertical slots passage (variant 3c) de zoutindringingslengte langer zal zijn dan 4 km en dat dus de openingstijd van de grote koker beperkt moet worden. Verlenging van de VMR is geen optie. Ja Ne e E F G In varianten D en E wordt in twee stappen verkend wat het effect van kortere openingstijd is met als maximum dat er door de grote koker geen water meer van de Waddenzee naar het IJsselmeer stroomt. Alleen via de vertical slots passage stroomt er dan water (en zout) naar de VMR. Deze variant (E) wordt zowel met het 1D model als met het 2DV model doorgerekend. Omdat het niet mogelijk is om de vertical slots passage als kunstwerk aan het 2DV model toe te voegen, wordt de berekende debiettijdserie door de passage uit het 1D model als gecombineerde onttrekking en lozing aan het 2DV model opgelegd. Geen instroming door grote koker naar IJsselmeerzijde en vertical slots Zie beschrijving bij D Afsluiter IJsselmeer en vertical slots In de VMR ontstaat getijvariatie aan de IJsselmeerzijde. Het betreft echter geen natuurlijk getijverloop, omdat het hoogwater snel daalt naar het IJsselmeerpeil op het moment dat de grote koker gesloten wordt. Voor een natuurlijker peilverloop wordt aan de IJsselmeerzijde een afsluiter geïntroduceerd die het water in de VMR op een hoger peil (vast)houdt. De sluiting en opening van deze afsluiter kan op verschillende manier vorm gegeven worden. Als pragmatische verkenning wordt er hier voor gekozen om geen water van de VMR naar het IJsselmeer te laten stromen. De stroomrichting door de afsluiter is dan dus altijd gericht naar de Afsluitdijk en (dus) naar de Waddenzee. Ook deze variant wordt zowel met het 1D model als met het 2DV model berekend, waarbij wederom de debiettijdseries uit het 1D model aan het 2DV model worden opgelegd. Vertical slots en saliniteit Waddenzee 10 psu Het is duidelijk geworden dat de aangenomen randvoorwaarde van 30 psu saliniteit aan de Waddenzeezijde als te voorzichtige worst-case moet worden gezien. Tijdens het spuien door de Lorentzsluizen verzoet de spuikom vrijwel volledig, in ieder geval in de oppervlaktelaag. De spuikom verzout vanaf het moment dat het spuiten stopt, maar het duurt waarschijnlijk tot enkele uren totdat zout de VMR bereikt. Ook dan loopt de saliniteit op tot hooguit 20 psu. Alleen als langdurig niet spuien zou de saliniteit langdurig boven 20 psu uit kunnen komen. Om de gevoeligheid voor de aangenomen randvoorwaarde te testen, wordt met het 2DV model een berekening uitgevoerd met een constante saliniteit van 10 psu. Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 33

165 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Tabel 4.2 Overzicht van modelberekeningen tijdens de 2 e iteratie. Ter vergelijking is de basisvariant uit de 1 e iteratie toegevoegd. De instellingen voor de Waddenzeezijde worden niet getoond. Zij zijn onveranderd ten opzichte van de Basisvariant in Tabel 2.1 MODEL breedte (m) op 0 m NAP talud IJsselmeerzijde Kenmerk Variant 0 Basisvariant 1D/3D 25 recht open % bodemligging (m NAP) lengte (km) Variant A Herziene basisvariant 1D 25 recht open % Variant B Niet-verdronken koker 1D 25 recht open bxh = 8x % Variant C Vertical slots 1D 25 recht open % bxh=2x % Variant D Kortere instroming koker 1D 25 recht open % bxh=2x % Variant E Geen instroming koker 1D 25 recht open % bxh=2x % Variant F Afsluiter IJsselmeer 1D 25 recht richting % bxh=2x % Variant A Herziene basisvariant 3D 25 recht open % Variant E Geen instroming koker 3D 25 recht open % tijdserie uit 1D SOBEK Variant F Afsluiter IJsselmeer 3D 25 recht richting % tijdserie uit 1D SOBEK Variant G Waddenzee 10 psu saliniteit 3D 25 recht open % tijdserie uit 1D SOBEK ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Klepstanden kunstwerk Oppervlak (m2) Koker Diepte onderzijde (m NAP) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Openingsduur (%) Oppervlak (m2) Vertical slots Diepte onderzijde (m NAP) ruwheid Manning (s/m 1/3 ) Openingsduur (%) 4.2 Modelresultaten 2 e iteratie Tabel 4.3 vat de berekende kentallen samen voor de in de 2 e iteratie beschouwde varianten. Tabel 4.3 Berekende kentallen voor de varianten uit de 2 e iteratie. NB: Omdat de berekende SOBEK-tijdseries voor de vertical slots aan het 3D model zijn opgelegd, worden voor het 3D model geen modelresultaten voor de vertical slots getoond. NB2: De maximale stroomsnelheid in de koker is gelijk aan het maximale debiet gedeeld door 20 m 2, het doorstroomoppervlak van de koker Bij Afsluitdijk IJsselmeerzijde Op 3 km van Afsluitdijk Overig Koker In de koker Waddenzeezijde Bij Afsluitdijk MODEL Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) Maximale dieptegemiddelde stroomsnelheid (m/s) indicatieve maximale Zoutindringings-lengte (1,0 ppt; afstand tot Afsluitdijk) Variant 0 Basisvariant 1D % 86% Variant A Herziene basisvariant 1D % 96% Variant B Niet-verdronken koker 1D % 100% Variant C Vertical slots 1D > % 99% Variant D VS + Kortere instroming koker 1D % 99% Variant E VS + Geen instroming koker 1D % 99% Variant F VS + Afsluiter IJsselmeer 1D % 100% Variant 0 Basisvariant 3D % 59% Variant A Herziene basisvariant 3D % 69% Variant E VS + Geen instroming koker 3D n.b. n.b Variant F VS + Afsluiter IJsselmeer 3D n.b. n.b Variant G Waddenzee 10 psu saliniteit 3D n.b. n.b Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Lokstroom (m3/s) % van de tijd dat stroomsnelheid <1 m/s is (%) % van de tijd dat stroomsnelheid <2 m/s is (%) Getijslag (m) Gemiddelde waterstand (m NAP) 34 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

166 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Vertical slots passage In de vertical slots passage Maximaal debiet naar IJsselmeer (m3/s) Maximale stroomsnelheid naar IJsselmeer (m/s) Maximaal debiet naar Waddenzee (m3/s) Maximale stroomsnelheid naar Waddenzee (m/s) Gemiddeld debiet naar IJsselmeer (m3/s) Gemiddeld debiet naar Waddenzee (m3/s) Variant 0 Basisvariant Variant A Herziene basisvariant Variant B Niet-verdronken koker Variant C Vertical slots % Variant D VS + Kortere instroming koker % Variant E / G VS + Geen instroming koker % Variant F VS + Afsluiter IJsselmeer % Lokstroom (m3/s) Percentage open Effect van de kortere, ondiepere herziene basisvariant Ten opzichte van de oorspronkelijke basisvariant is de herziene basisvariant korter en ondieper aan de IJsselmeerzijde: 4 km in plaats van 6 km en -3 m NAP in plaats van -4 m NAP. Tabel 4.3 laat zien dat de zoutindringingslengte met 2400 m (3D model) ruim binnen de lengte van de vismigratierivier blijft. Er is dus nog speelruimte voor het inlaten van meer zout water ten behoeve van het realiseren van een brakwaterzone. De getijslag bij de Afsluitdijk neemt iets toe en op 3 km van de Afsluitdijk iets af. Door de kleinere diepte neemt de maximale stroomsnelheid 0,1 m/s toe, maar is met 0,7 m/s zoals berekend in het 3D model nog steeds relatief laag. De lokstroom in de herziene basisvariant is 9,8 m 3 /s in het 1D model en 11,8 m 3 /s in het 3D model. De lokstroom neemt hiermee circa 10% af ten opzichte van de oorspronkelijke basisvariant. Doordat de getijslag bij de Afsluitdijk toeneemt, neemt het waterstandsverschil tussen Waddenzee en vismigratierivier af, waardoor het debiet afneemt. De stroomsnelheid in de grote koker blijft hoog. Het verondiepen van de VMR van -4 m NAP naar -3 NAP heeft enigszins een effect omdat door grotere weerstand in de VMR het verval over de koker wordt beïnvloed, waardoor het debiet wat kleiner wordt. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de lokstroom die afneemt van 13,6 m 3 /s naar 11,8 m 3 /s in het 3D model. Bij 20 m 2 doorstroomoppervlak kan afgeleid worden dat als het gemiddeld al groter is dan 10 m 3 /s, dat de gemiddelde stroomsnelheid al groter is dan 0,5 m/s. Als bovendien meegewogen wordt dat de koker zo n 40% van de tijd dicht is (zo n 60% van de tijd open), is de gemiddelde stroomsnelheid in de grote koker tijdens opening al meer dan 0,8 m/s. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 35

167 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 4.2 Verticaal profiel van saliniteit in de vismigratierivier (op 500 m van de Afsluitdijk) voor de herziene basisvariant. Boven: tijdserie; Onder: verticale profielen gedurende twee getijcycli Figuur 4.2 laat de saliniteit in de waterkolom zien op 500 m van de Afsluitdijk. Uit de figuur is te zien dat het zoute water zich verspreidt langs de bodem. Nabij de bodem neemt de saliniteit snel toe tot 30 psu, ofwel de saliniteit van de Waddenzee. Gedurende enkele uren blijft de saliniteit hoog. Nabij het wateroppervlak is de situatie anders door de aanwezigheid van een sterke stratificatie. In de bovenste 0,5 tot 1 m van de waterkolom neemt de saliniteit later toe dan bij de bodem en is gedurende 2 uur verhoogd ten opzichte van het zoete IJsselmeer water. In sommige getijcycli vindt op 500 m van de Afsluitdijk nabij het wateroppervlak echter nauwelijks verhoging van de saliniteit plaats. Omdat het intergetijdengebied zich in deze bovenste 0,5 m van de waterkolom bevindt, moet de aanwezigheid van stratificatie en de relatief maar beperkte variatie en duur van (verhoogde) saliniteit meegewogen worden bij de ecologische afweging. 36 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

168 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Geconcludeerd wordt dat de modelberekening bevestigt dat de herziene basisvariant in ongeveer gelijke mate voldoet aan de functionele wensen als de oorspronkelijke basisvariant. De berekende verschillen zijn in de orde van 10% voor bijvoorbeeld lokstroom en getijslag Effect van niet-verdronken koker (Variant B) Bij een niet-verdronken koker wordt de zoutindringingslengte iets korter (2900 m vs 3300 m in het 1D model), omdat het effectief doorstroomoppervlak iets kleiner is dan bij een verdronken koker van 20 m 2. Het debiet door de koker neemt substantieel af. De lokstroom neemt bijna 20% af ten opzichte van de herziene basisvariant (tot 7,8 m 3 /s in het 1D model). Omdat in het 1D model de lokstroom altijd lager voorspeld wordt dan in het 3D model, is niet op voorhand duidelijk of de lokstroom in de verdronken koker te laag wordt, dat wil zeggen niet voldoet aan de functionele eis om minimaal 10 m 3 /s te realiseren. Dit hangt ook af van de ruwheid die in de koker gerealiseerd wordt. Gedacht wordt over het aanbrengen van stenen in de koker om tussen de stenen lagere stroomsnelheden te realiseren. De grotere ruwheid zal het debiet echter (nog verder) beperken. Het verdient aanbeveling de dimensionering van een nietverdronken koker op basis van dit modelresultaat nog een keer te controleren. Door de lagere debieten door de koker zijn getijslag en stroomsnelheid eveneens iets lager dan in de herziene basisvariant Effect van vertical slots passage (Variant C) De vertical slots passage is zodanig in het model afgeregeld (met de ruwheidparameter) dat de maximale stroomsnelheid circa 0,5 m/s is en het maximale debiet circa 2 m 3 /s. Deze waarden worden gerealiseerd voor de stroomrichting naar de Waddenzee. Richting de IJsselmeerzijde zijn maximale stroomsnelheid en maximaal debiet iets hoger. De afregeling is uitsluitend met het 1D model uitgevoerd. Door de toevoeging van de vertical slots passage neemt de maximale zoutindringingslengte in het 1D model toe tot meer dan 4000 m. Er zal zonder aanpassing dus zout lekken naar het IJsselmeer. Doordat de vertical slots passage permanent openstaat, is er een netto debiet van circa 0,4 m 3 /s naar het IJsselmeer. De netto lokstroom is dan 9,0 m 3 /s (9,4 m 3 /s door de koker naar de Waddenzee en 0,4 m 3 /s door de vertical slots passage naar het IJsselmeer) Effect van kortere openingstijd (Varianten D en E) Het effect van kortere openingstijd wordt vergeleken ten opzichte van de herziene basisvariant met vertical slots passage (Variant C). Een kortere openingstijd van de grote koker verkort zoals verwacht de zoutindringingslengte met honderden meters. In het 1D model moet de instroming door de grotere koker volledig gestopt worden (Variant E) om de zoutindringingslengte tot 3500 m te beperken. De 3D modellering laat echter zien dat de zoutindringingslengte circa 2200 m is als er alleen instroming is via de vertical slots passage en niet via de koker. Het 1D model overschat de zoutindringingslengte dus aanzienlijk. Deze berekeningen tonen aan dat het mogelijk is om met sturing op de inlaat door de grote koker de zoutgradiënt te controleren. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 37

169 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Effect van een afsluiter aan de IJsselmeerzijde (Variant F) De afsluiter aan de IJsselmeerzijde heeft een substantieel effect op de zoutindringingslengte. In het 3D model wordt in vergelijking met variant E de lengte met 400 verkort tot 1800 m. Ten opzichte van de herziene basisvariant (Variant A) is de verkorting 600 m. Als een afsluiter aan het IJsselmeer wordt ingezet, wordt een aanzienlijk grotere getijslag bereikt: 0,8 m aan de Afsluitdijk en 0,6 m op 3 km van de Afsluitdijk. Figuur 4.3 laat het waterstandsverloop zien. Duidelijk te zien is dat de vismigratierivier gevuld wordt als de afsluiter aan het IJsselmeer dicht gaat. De initiële snelle vulling vindt plaats als de grote koker nog open staat. De langzamere vulling gebeurt via alleen de vertical slots passage. Omdat in deze modelberekening met een verticaal talud is gerekend, kan deze getijslag niet rechtstreeks naar areaal intergetijdengebied vertaald worden. In is voor het 1D getoond dat het meenemen van intergetijdengebied de getijslag met circa 33% reduceert. Aannemende dat die reductiefactor ook hier opgaat, zou indicatief gerekend kunnen worden met een getijslag van 0,5 m bij de Afsluitdijk en 0,4 m op 3 km van de Afsluitdijk. Figuur 4.3 Berekende waterstand voor Variant C met vertical slots en Variant F met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde. Let op dat er geen intergetijdengebied in de berekening is meegenomen. Door het grote oppervlak van het intergetijdengebied zal de waterstand aanzienlijk minder snel oplopen Figuur 4.4 laat zien dat de zouttong zich tot de onderste 0,5 tot 1 m van de waterkolom beperkt. Op 500 m van de Afsluitdijk zal het water bij het wateroppervlak geheel zoet blijven en er zal dus geen sprake zijn van een brakwater intergetijdengebied. Om wel een brakwaterzone te realiseren zal ook (zout) water via de grote koker ingelaten moeten worden. Naast het volume zorgt de grotere stroomsnelheid voor meer turbulentie en daardoor een grotere verticale menging. 38 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

170 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 4.4 Verticaal profiel van saliniteit in de vismigratierivier (op 500 m van de Afsluitdijk) voor de herziene basisvariant met vertical slots passage zonder instroom via de grote koker en met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde (Variant F). Boven: tijdserie; Onder: verticale profielen gedurende twee getijcycli Effect van zoutgehalte aan de Waddenzeezijde (Variant G) Een lagere saliniteit op de Waddenzee (10 psu in plaats van 31 psu) blijkt wel effect te hebben op de zoutindringingslengte, maar zeker niet lineair. In Variant G (10 psu) is de zoutindringingslengte 700 m korter dan in verdere equivalente Variant E (31 psu). Wat betreft het dieptegemiddelde zoutgehalte in de brakwaterzone is wel een ongeveer evenredige afname van toepassing. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 39

171 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 4.3 Algemene conclusies 2 e iteratie In alle gevallen blijft de zoutindringing (ruim) binnen de 4 km lengte van de vismigratierivier. Dit is een bevestiging dat een ontwerp van 4 km lengte voor wat betreft zoutlek voldoende is. Voor de zoutindringingslengte moeten de 3D modelresultaten als sturend worden beschouwd. De 1D modelresultaten zijn vanwege het ontbreken van de verticale dichtheidsgradiënt hooguit indicatief. De maximale stroomsnelheid in de VMR op 3 km van de Afsluitdijk varieert in alle gevallen tussen 0,5 en 0,7 m/s en lijkt daarmee geschikt voor vismigratie. In vrijwel alle varianten varieert de getijslag tussen 0,3 en 0,4 m bij de Afsluitdijk en 0,15 en 0,2 m op 3 km van de Afsluitdijk. Met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde kan de getijslag verhoogd worden tot 0,8 m bij de Afsluitdijk en 0,6 m op 3 km van de Afsluitdijk. Als intergetijdengebied wordt aangelegd, zal de getijslag met circa 33% afnemen als gevolg van het grotere waterbergingsoppervlak. Door sterke stratificatie is de saliniteit bij het wateroppervlak laag, waardoor in de bovenste 0,5 tot 1 m van de waterkolom voornamelijk zoet water voorkomt en de mogelijkheid van een brakwater intergetijdengebied in de vismigratierivier minimaal lijkt. Bij de bodem (op -3 m NAP) zal de saliniteit toenemen als zout water van de Waddenzee naar de vismigratierivier stroomt. Geschat wordt dat tot ongeveer 75% van de zoutindringingslengte gesproken kan worden van een ieder getij terugkerende brakwaterzone bij de bodem. Bij een niet-verdronken koker is de voorziene afmeting van 8 m breed (en een bodemligging van -3 m NAP) mogelijk onvoldoende om een lokstroom van gemiddeld 10 m 3 /s te realiseren. Het 1D model berekent een 20% lagere lokstroom dan bij een verdronken koker met een 20 m 2 doorstroomoppervlak. 40 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

172 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 5 Sedimentatie en morfologie 5.1 Sedimentatie De vraag is of en zo ja in welke mate er aanslibbing te verwachten is in de vispassage die ontworpen wordt in de Afsluitdijk. Deze vraag kan worden opgeknipt in drie deelvragen: 1. Hoeveel slib wordt er aangevoerd? 2. Welk deel hiervan kan bezinken? 3. Kan het bezonken slib weer worden opgewerveld of blijft het permanent achter? Slibaanvoer: maximaal potentieel voor aanslibbing De eerste vraag wordt beantwoord met behulp van een beschouwing van de uitwisselingsdebieten en de slibconcentratie in de Waddenzee en het IJsselmeer. De slibconcentratie in het IJsselmeer wordt afgeleid uit het MWTL meetpunt Vrouwezand. De gemiddelde concentratie in de periode bedraagt 30 mg/l. De slibconcentratie in de Waddenzee wordt afgeleid uit het MWTL meetpunt Doove Balg Oost. De gemiddelde concentratie in de periode bedraagt 33 mg/l. Deze concentraties zijn op ongeveer 1 m onder het wateroppervlak gemeten, de concentraties bij de bodem zijn waarschijnlijk hoger. Bij een getijgemiddelde zoetwaterafvoer van 10 m 3 /s bedraagt de zeewaartse slibvracht vanuit het IJsselmeer = 13.5 ton per getij. De landwaartse slibvracht vanuit de Waddenzee is tenminste gelijk aan het product van het kombergingsvolume en de lokale slibconcentratie in de Waddenzee. Voor een vispassage die aan de Waddenzeezijde 1 km lang is en 25 m breed is het kombergingsvolume m 3 bij een getijslag van 2 m. IJsselmeerzijde. Door zout- of slibgedreven dichtheidstromingen en neervorming rond de uitgang van de vispassage kan de slibvracht verder toenemen. Volgens het 2DV model, waarin deze effecten alsmede de getijdoordringing aan de IJsselmeerzijde van de vispassage wel zijn meegenomen, bedraagt de instroming vanuit de Waddenzee circa m 3 per getij. De reststroming bij de bodem is naar buiten gericht (d.w.z. in de richting van de Waddenzee), zodat dichtheidsgedreven import beperkt is. Dit resulteert in een slibvracht vanuit de Waddenzee van 3.3 ton per getij. De totale slibvracht wordt hiermee 13,5+3.3 = 16,8 ton per getij ofwel 11,8 kton per jaar. Aangenomen dat het slib zich afzet met een droge dichtheid van 600 kg/m 3 is dit equivalent met circa m 3 per jaar ofwel zo n 20 cm per jaar voor een vispassage met een totale oppervlakte van 10 ha. Dit is de bovengrens voor de aanslibbing. Merk op dat lokaal een grotere aanslibbing kan optreden Percentage bezinking De vraag is hoeveel van het sedimentatiepotentieel van circa 20 cm per jaar daadwerkelijk optreedt. Dit is onder andere gerelateerd aan de bezinktijd van het sediment ten opzichte van de verblijftijd in de vispassage. Het volume van de vispassage bedraagt circa = m 3 en de uitwisseling = m 3. De gemiddelde verblijftijd van water in de vispassage is dus zo n 7 uur. Tijdens 1 getij kan zich maximaal een hoeveelheid H = w s C A T slib afzetten, met w s de valsnelheid, C de concentratie, A het areaal en T de getijperiode. Voor slib uit de Waddenzee met w s = 0.5 tot 2 mm/s geldt H = = 118 tot 472 ton per getij. Dit getal is veel groter dan de aanvoer van Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 41

173 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 16,8 ton per getij. Kortom, de verblijftijd is niet limiterend voor de aanslibbing. Dit ligt mogelijk anders voor slib uit het IJsselmeer, dat nog niet of veel minder is geflocculeerd en een lagere valsnelheid heeft. Indien de valsnelheid lager is dan 0,1 mm/s, is niet langer het aanbod, maar de verblijftijd bepalend voor de maximale aanslibbing. Echter, door flocculatie in de vispassage ten gevolge van toenemende saliniteit is het aannemelijk dat de valsnelheid van slib uit het IJsselmeer groter wordt dan 0,1 mm/s Opwerveling Op basis van het voorafgaande is bekend hoeveel slib bruto wordt geïmporteerd (11.8 kton per jaar) en hoeveel hiervan potentieel tot bezinking kan komen gegeven de valsnelheid en verblijftijd (bijna alles). Of dit ook gebeurt, hangt af van de bodemschuifspanningsdynamiek, die sturend is tussen de verhouding tussen erosie en depositie. De depositieflux bedraagt maximaal w s C. De erosieflux bedraagt E = M ( krit 1) met M de erosieconstante (in kg/m 2 /s), de bodemschuifspanning en krit de kritische schuifspanning voor erosie. Een conservatieve schatting voor de erodeerbaarheid van vers afgezet slib is M = 10-5 kg/m 2 /s en krit = 0.5 Pa. Dit betekent indien de bodemschuifspanning meer dan de helft van de tijd groter is dan de kritische waarde, er geen risico is van permanente slibafzetting. Op basis van deze conservatieve schatting wordt een erosiepotentieel berekend van circa 100 kg/m 2 /jaar ofwel 19 cm per jaar. Dit getal is ongeveer net zo groot als de maximale depositie, d.w.z. geen permanente afzetting. Deze berekening is gebaseerd op uitvoer van de bodemschuifspanning van het 2DV-model op twee posities, namelijk aan weerszijde van de Afsluitdijk. In geval van een andere dimensionering kan dit evenwicht verschuiven. Het risico op aanslibbing wordt groter naarmate de maximale stroomsnelheid afneemt en naarmate de zeewaarts gerichte reststroming aan de bodem minder sterk wordt Conclusie Potentieel bedraagt de aanslibbing in de vispassage circa 20 cm per jaar, maar bij een juist ontwerp van de passage kan dit grotendeels worden voorkomen. Het is vereist dat het gemiddelde bodemschuifspanningsniveau voldoende hoog blijft zodat depositie van slib wordt voorkomen en/of tijdelijke slibafzettingen weer kunnen eroderen. Ook dient de reststroming bij de bodem netto naar buiten (dat wil zeggen in de richting van de Waddenzee) te zijn gericht om een sterke toename van de slibaanvoer bovenop de aanvoer t.g.v. zoetwaterspui vanuit het IJsselmeer en getijvulling vanuit de Waddenzee te voorkomen. De breedtediepteverhouding en de lengte van de vispassage zij hierbij belangrijke ontwerpvariabelen. Het huidige schetsontwerp zoals geïmplementeerd in het 2DV-model resulteert waarschijnlijk niet in significante aanslibbing. 5.2 Morfologie Hieronder worden de zandige aspecten behandeld. Er kan verder onderscheid gemaakt worden in de IJsselmeerzijde en de waddenzijde Mogelijke consequenties aan de Waddenzeezijde. In Figuur 5.1 is de vismigratierivier schematisch weergegeven met de uitlaat aan de Waddenzeezijde bij de locatie aangegeven met de letter A. Andere schematisaties geven de uitlaat weer bij de locatie aangegeven met de letter B. De morfologische ligging van dit gebied is weergegeven in Figuur 5.2 gemaakt met behulp van de vaklodingsdata van Rijkswaterstaat uit 2009, 2003, 1997, 1991 en Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

174 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Deze data zijn geïnterpoleerd met behulp van raaidata met een raaiafstand van 200 meter. Lokale kleinschalige geultjes en/of platen worden daarom niet altijd goed weergegeven. Tevens is de morfologische ontwikkeling gegeven tussen 2009 en Figuur 5.1 Onderzoeksgebied bij Kornwerderzand met de Afsluitdijk, de Lorentzsluizen, bestaande uit een stelsel van spuisluizen en schutsluizen, de meetlocaties Kornwerderzand en een SOBEK-schematisatie van de vismigratierivier. (Uit Deltares, 2012) De grootschalige morfologische ontwikkeling van het gebied wordt vooral bepaald door de stijging van de zeespiegel met ongeveer 20 cm per eeuw en de afsluiting van de Zuiderzee in De afsluiting van de Zuiderzee had een vergroting van de getijslag in de Waddenzee tot gevolg. De getijslag bij Den Helder nam met circa 20 cm toe door de afsluiting van de Zuiderzee. De verandering in getijslag had een toename van het getij volume tot gevolg wat door de verschillende zeegaten (Marsdiep, Eijerlandse Gat en Vlie) de Waddenzee in- en uitstroomt. De veranderingen in getijslag en getijvolumes resulteerden in andere stroompatronen en sedimenttransporten in de Waddenzee. De veranderende waterbeweging in de Waddenzee door de afsluiting van de Zuiderzee heeft dan ook verregaande gevolgen voor de morfologische ontwikkelingen van de Waddenzee. Er is ook sprake van een sterke interactie. De veranderende morfologie heeft weer effect op de waterbeweging enz. enz. De tijdschalen waarop deze veranderingen zich afspelen zijn daardoor ook vrij lang (tientallen tot honderden jaren). Het Marsdiep kende een sterke verandering tussen 1930 en 1970, met een sterke aanzanding in de noord-zuid georiënteerde geulen en een verdieping van de oost-west georiënteerde geulen, waarbij netto aanzanding heeft plaatsgevonden. Na 1970 lijkt een licht eroderende trend zichtbaar in het Marsdiep. Het Vlie kende juist na 1970 een sterke aanzandende trend. Netto is het systeem van de westelijke Waddenzee na 1970 nog steeds importerend. Lokaal nabij Kornwerderzand is de Doove Balg (aangegeven met de letter A in Figuur 2) de grootste getijgeul met een diepte ter hoogte van het spuiwerk van circa -15 tot -20 m NAP. Parallel langs de Afsluitdijk loopt ook een geul met een diepte van circa -5 tot -8 m NAP die gescheiden is van de Doove Balg door een sedimentrug met een hoogte van circa -3 m NAP(aangegeven met de letter B in Figuur 2). De Doove Balg heeft zich na 1932 verruimd in dit gebied en de bocht nabij de Afsluitdijk is langzaam verder aan het uitbochten waardoor de Doove Balg met ongeveer 5 m per jaar richting dijk beweegt. De kleine geul parallel aan de dijk (B) is langzaam aan het verdiepen. Het zandplaatje (C in figuur2) is langzaam aan het ophogen. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 43

175 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief De ontwikkeling van het gebied gelegen in de oksel van de afsluitdijk met de dam van de spuihaven noord (D) is niet geheel duidelijk. De nauwkeurigheid van de vaklodingsgegeven is hier onvoldoende. Of de blauwe lijn parallel aan de dam van de spuihaven noord een geultje weergeeft is dan ook zeer twijfelachtig. Waarschijnlijk sedimenteert deze oksel en is het niet aan te bevelen om de uitgang van de vismigratierivier hier (D in figuur 2) te positioneren. Een meer noordwaarts gelegen locatie (zoals bijvoorbeeld locatie A in figuur 1) ligt zonder nadere studie meer voor de hand, daar waar de waterdiepte meer is dan zo n 5 meter. De kans op aanzanding is dan heel gering. Het is in ieder geval een aanbeveling om een gedetailleerde bodem van dit gebied te maken. Andersom zijn geen effecten op de morfologie te verwachten door de aanleg van de vismigratie rivier, daarvoor zijn de veranderingen in stroomsnelheden in de Waddenzee te gering Mogelijke consequenties aan de IJsselmeerzeezijde. Aan de IJsselmeerzijde zijn de stroomsnelheden zeer gering en is er nauwelijks tot geen sprake van zandtransporten. Morfologische effecten zijn hier dan ook niet te verwachten. 44 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

176 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Figuur 5.2 Morfologische ligging van de Waddenzeezijde (vaklodingen 2009,2003,1997,1991 en 1981) en de morfologische veranderingen tussen 2009 en 2003 (Blauw is erosie, rood is sedimentatie) Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 45

177

178 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 6 Ontwerpcriteria voor de vismigratierivier 6.1 Functionele wensen en ontwerpvariabelen De functionele wensen voor de vismigratierivier zijn vanuit verschillende uitgangspunten opgesteld. Voor dit rapport zijn relevant een maximale bijdrage aan vismigratie, geen effect op zoetwatervoorziening en een minimaal (bagger)onderhoud. Dit rapport beperkt zich tot de functionele wensen die in relatie staan tot transport van water, zout, zand en slib. Met name voor de maximale bijdrage aan vismigratie zal een vertaling van hydrodynamische grootheden zoals stroomsnelheid en openingstijd van de koker naar mogelijkheden voor diverse vissoorten gemaakt moeten worden. Dit geschiedt buiten dit rapport. Voor het ontwerp van de vismigratierivier is een aanzienlijk aantal keuzes te maken: Geometrie o IJsselmeerzijde: Lengte, breedte, diepte en vorm van dwarsprofiel inclusief eventueel intergetijdengebied o Koker: Doorstroomoppervlak, diepte onderzijde, materiaal/afwerking (ruwheid). De lengte van 100 m ligt vast. o Waddenzee: Breedte, diepte en vorm van dwarsprofiel inclusief eventueel intergetijdengebied. De lengte van 1 km ligt vast. Sturing van opening van de koker Sturing van opening van het kunstwerk aan de IJsselmeerzijde Deltares constateert dat er veel vrijheidsgraden zijn voor het ontwerp. Het voordeel is dat het een goed beheersbaar en regelbaar watersysteem is, waarbij in eerste plaats met sturing van de opentijden van de koker en als tweede door sturing van afsluiting van de IJsselmeerzijde het transport van water en zout goed gecontroleerd kan worden. Een nadeel is dat optimalisatie vooraf vanwege het grote aantal combinaties niet goed mogelijk is. In dit concluderende hoofdstuk worden geen harde ontwerpcriteria opgesteld, omdat verschillende functionele wensen tot verschillende ontwerpcriteria leiden. Een integrale afweging op basis van onder andere civieltechnische en financiële aspecten zal nodig zijn voor een definitief ontwerp. 6.2 Ontwerpvariabele(n) per functionele eis (kwalitatieve evaluatie) Als eerste wordt op basis van de uitgevoerde 1D en 3D modelberekeningen per functionele wens aangegeven, welke ontwerpcriteria het meest van belang zijn (Tabel 6.1). De Waddenzeezijde is niet opgenomen in deze tabel, omdat het ontwerp aan de Waddenzeezijde van ondergeschikt belang blijkt voor getij, lokstroom en andere hydraulische kenmerken van de vismigratierivier. De reden hiervoor is de relatief korte lengte van 1 km 4 in combinatie met het grote getij. De getijdynamiek is zo dominant, dat pas bij een aanzienlijk langere rivier een significante invloed van het ontwerp aan de Waddenzeezijde zou gaan 4 Volgens het meest recente ontwerp zal het gedeelte aan de Waddenzeezijde maximaal 750 m lang zijn. Dit beïnvloedt de resultaten echter niet. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 47

179 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief meespelen. Hetzelfde geldt overigens voor breedte en diepte, maar binnen aannemelijke waarden van minimaal 25 m breed en -4 m NAP bodemprofiel is de getijdynamiek dominant. Tabel 6.1 Belangrijkste ontwerpvariabele(n) per functionele eis. Een > groter-dan-teken betekent een zo groot Functionele wens mogelijke realisatie; Een < kleiner-dan-teken een zo klein mogelijk realisatie. Zo groot mogelijke lokstroom naar de Waddenzee Zo lang mogelijke openingsduur van de kunstwerken Voldoende lange periode van gunstige stroomsnelheid (in de koker) voor diverse vissoorten Geen transport van zout (zoutlekkage) naar het IJsselmeer Zo minimaal mogelijk baggeronderhoud of herstel van het bodemprofiel Realisatie van een brakwaterzone aan de IJsselmeerzijde Voor zover mogelijk, realisatie van intergetijdengebied Lengte IJsselmeerzijde Koker Overig Breedte Dwarsprofiel > > Diepte Oppervlak > > < > Opening > < < (vloed) geen drempels > (rond middenpeil) < > < (eb) dagelijks variatie zout NB: Het ontwerp van de Waddenzeezijde blijkt voor geen van de functionele eisen een belangrijke variabele. Tabel 6.1 laat twee ontwerpvariabelen zien die één kant op wijzen: Een zo lang mogelijke vismigratierivier Een zo groot mogelijke koker Een zo lang mogelijke vismigratierivier biedt de meeste ruimte om de vismigratierivier te controleren voor wat betreft openingsduur en voor wat betreft zouttransport. Beide aspecten zijn niet onafhankelijk van elkaar, doordat een grotere openingsduur resulteert in meer zout water dat naar het IJsselmeer stroomt, waardoor de zoutindringingslengte toeneemt. Een grotere koker is wenselijk voor een grotere lokstroom, voor een langere periode met gunstige stroomsnelheid en voor een lager baggerhoud. Een grotere koker zorgt voor een groter debiet en dus een groter lokstroom. Een groter debiet in de rivier staat gelijk aan een grotere stroomsnelheid waardoor eventueel gesedimenteerd slib weer uitgespoeld kan worden. De stroomsnelheid in de koker neemt juist iets af, omdat het debiet niet evenredig toeneemt met het doorstroomoppervlak. Uit Tabel 6.1 valt af te leiden dat functionele eisen op twee ontwerpvariabelen tot tegenstrijdigheid leiden: De grootte van het dwarsprofiel De openingsduur van de koker Voor de lokstroom en de openingsduur is een groter dwarsprofiel wenselijk; voor de stroomsnelheid in de koker, het transport van zout en het baggerhoud juist een kleiner dwarsprofiel. grote 48 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

180 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Een groter dwarsprofiel aan de IJsselmeerzijde verkleint de weerstand die het water ondervindt in het 6 km lange traject. Bij uitstroom naar de Waddenzee kan daardoor iets makkelijker water uit het IJsselmeer toestromen, waardoor de lokstroom iets groter kan zijn. Het debiet is wat groter en meer zout water kan afgevoerd, waardoor ruimte ontstaat voor een langere openingstijd. Een genoemde grotere debiet is 1-op-1 te vertalen naar een hogere stroomsnelheid in de koker (stroomsnelheid = debiet / oppervlak). Als kental voor het transport van zout wordt in dit rapport de maximale zoutindringingslengte gehanteerd. Pas als de maximale zoutindringingslengte langer is dan de lengte van de vismigratierivier is er sprake van zouttransport vanuit de vismigratierivier naar het IJsselmeer. Uit de 1D berekeningen blijkt dat de zoutindringingslengte toeneemt als het dwarsprofiel toenemend. Verificatie met het 3D model heeft laten zien dat daarbij de diepte meer van belang is dan de breedte. Een kleinere diepte beperkt de zoutindringingslengte doordat eventuele verticale stratificatie makkelijker en effectiever afgebroken wordt en dus dat zout water teruggespoeld wordt naar de Waddenzee. Een kleiner dwarsprofiel resulteert bij vergelijkbaar debiet in een hogere stroomsnelheid, waardoor slib dat bij lage stroomsnelheid is uitgezakt, bij hogere stroomsnelheid weer opgenomen en uitgespoeld wordt. De openingsduur is tegenstrijdig voor het transport van zout en voor de realisatie van een brakwaterzone aan de IJsselmeerzijde. De logische en ultieme beperking van de zoutindringingslengte is het beperken van de instroming van zout water naar de IJsselmeerzijde. Het is duidelijk dat dit tegenstrijdig is met realisatie van een brakwaterzone aan de IJsselmeerzijde, waarvoor juist zout water toegelaten moet worden. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 49

181 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 6.3 Integrale afweging van ontwerpvariabelen (kwantitatieve evaluatie) Alle functionele wensen zullen in een ontwerp moeten passen, waarbij andere afwegingen als kosten en inpassing in de huidige omgeving uiteraard ook een rol spelen. Tabel 6.2 vat de kwantitatieve ontwerpcriteria samen. Tabel 6.2 Kwantitatieve ontwerpcriteria voor de vismigratierivier Deel Parameter vismigratierivier IJsselmeerzijde Lengte (m) Diepte (m NAP) Breedte op 0 m NAP (m) Talud (-) o Permanent onderwater o Intergetijdengebied Ruwheid (s/m 1/3 ) Sturing afsluitend kunstwerk IJsselmeer Koker Doorstroomoppervlak (m 2 ) Onderkant koker (m NAP) Lengte (m) Ruwheid (s/m 1/3 ) Sturing Waddenzeezijde Lengte (m) Diepte (m NAP) Breedte op 0 m NAP (m) Ruwheid (s/m 1/3 ) Talud (-) Criterium Minimaal 3-3,5 km bij een 20 m 2 koker Minimaal 4-4,5 km bij een 40 m 2 koker Bij voorkeur -3 m NAP, niet dieper dan -4 m NAP Bij voorkeur 25 m, bij smaller neemt noodzakelijke lengte toe Zo steil mogelijk om oppervlak dwarsprofiel te maximaliseren Geen criterium vrij inrichtbaar Normaal - Beperking zoutlek: Alleen bij gelegenheid, geen dagelijkse sturing nodig - Intergetijdengebied: ± halve getijcyclus dicht om waterstand in vismigratierivier te verhogen minimaal 20 m 2 gelijk aan diepte IJsselmeerzijde 100 m (vaste aanname) Zo glad mogelijk Dagelijks operationele sturing 1 km (vaste aanname) -4 m NAP (vaste aanname) minimaal 25 m Normaal Normaal De functionele eis om geen zouttransport naar het IJsselmeer toe te staan, wordt door Deltares als meest dominant gezien. De grootte van de koker is daarvoor de belangrijkste ontwerpvariabele, terwijl met de sturing van de openingstijd van de koker zeer veel te reguleren is. Het kokeroppervlak zal minimaal 20 m 2 moeten zijn, omdat een te klein oppervlak zoals de berekende koker met 10 m 2 oppervlak onvoldoende stroomsnelheid aan de IJsselmeerzijde genereert om het zoutere water dat in een gestratificeerde waterkolom bij de bodem zit, af te voeren. Bij 20 m 2 wordt een zoutindringingslengte van 2,5 km vanaf de Afsluitdijk berekend bij een breedte van 25 m en een diepte van -4 m NAP. Verondieping tot -3 m NAP leidt tot vergelijkbare zoutindringingslengte (2,3 km). Versmalling tot 12,5 m leidt tot een grotere zoutindringingslengte (3,4 km). Een grotere koker met 40 m 2 oppervlak vergroot de zoutindringingslengte tot 3,3 km. Met het 1D model worden vergelijkbare, hetzij iets grotere zoutindringingslengtes berekend. 50 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

182 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief In al deze gevallen valt de maximale zoutindringingslengte ruim binnen de voorgestelde 4 km lengte van de vismigratierivier aan de IJsselmeerzijde (herziene basisvariant). Met de aangenomen openingstelling van de koker (openen als waterstand Waddenzee minder dan 20 cm hoger is dan het IJsselmeer) wordt een zoutindringingslengte van maximaal 2,4 km berekend, wat aangeeft dat er ruimte is om meer zout binnen te laten door de koker langer open te laten. Langere openstelling is mogelijk, maar zal nauw luisteren. Het 1D model gaf aan dat 30 minuten langer open al resulteerde in een 1,7 km langere zoutindringing (4,8 km in plaats van 3,1 km). Cruciaal is de sturing van openen en sluiten van de koker. Hoewel dat in deze studie niet onderzocht is, is onze overtuiging dat met een operationeel sturingssysteem dat op actuele waterstand en zoutconcentratie de opening en sluiting van koker regelt een goed gecontroleerd en beheersbaar watersysteem gerealiseerd kan worden. De mogelijkheid tot sluiting aan de IJsselmeerzijde is dan op dagelijkse aansturing niet nodig, maar kan voor onverwachte situaties en/of speciale omstandigheden als een storm toch nodig zijn. Dit biedt een tweede regelknop waarmee water- en zouttransport in bijzondere gevallen te sturen is. In Figuur 6.1 worden de varianten uit de Notitie Reikwijdte en Detail (zie ook bijlage A) langs de geïdentificeerde ontwerpcriteria uit Tabel 6.2 gelegd. Variant 1B Lijn 2-4km voldoet niet aan de ontwerpcriteria. De andere vier varianten voldoen wel. x Variant 1A Lijn 6km Variant 1B Lijn 2-4km Deze variant komt overeen met de basisvariant in de modelberekingen. De 6 km lengte aan de IJsselmeerzijde kan gereduceerd worden tot 3-3,5 km voor een koker van 20 m 2 oppervlak. Deze variant is ook mogelijk met een 40 m 2 koker, maar dan moet de lengte minimaal 4-4,5 km zijn. De breedte van 25 m voldoet. De diepte van -4 m NAP aan de IJsselmeerzijde kan, maar zou tot -3 m NAP gereduceerd kunnen worden. Operationele sturing van de koker is noodzakelijk. De afsluiting aan de IJsselmeerzijde is nodig voor onverwachte situaties of bijzondere gevallen. Ten opzichte van 1A Lijn 6 km is deze variant korter en smaller. De combinatie van 2-4 km lengte en 10 m breedte voldoet niet aan de functionele eis van geen zouttransport. Alleen door de openstelling van de 20 m 2 koker te beperken zou de zoutindringing beperkt kunnen worden. Een 40 m 2 koker is in deze variant niet mogelijk. Operationele sturing van de koker is noodzakelijk. De afsluiting aan de IJsselmeerzijde is nodig voor onverwachte situaties of bijzondere gevallen. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 51

183 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 2A West Compact In plaats van een rechte lijn als in Variant 1A 6 km Lijn is de vismigratierivier aan de IJsselmeerzijde opgevouwen in een meanderende rivier. Hydraulisch zijn de Variant 1A 6 km Lijn en deze Variant 2A West Compact identiek: De 6 km lengte aan de IJsselmeerzijde kan gereduceerd worden tot 3-3,5 km voor een koker van 20 m 2 oppervlak. Deze variant is ook mogelijk met een 40 m 2 koker, maar dan moet de lengte minimaal 4-4,5 km zijn. De breedte van 25 m voldoet. De diepte van -4 m NAP aan de IJsselmeerzijde kan, maar zou tot -3 m NAP gereduceerd kunnen worden. Operationele sturing van de koker is noodzakelijk. De afsluiting aan de IJsselmeerzijde is nodig voor onverwachte situaties of bijzondere gevallen. In deze variant is intergetijdengebied toegevoegd aan Variant 2A West Compact. Intergetijdengebied heeft een zeer beperkte invloed op het water- en zouttransport, zodat er geen aanvullende hydraulische afwegingen zijn voor deze variant. Variant 2B West Natuurlijk Variant 3 Oost Natuurlijk Hydraulisch wordt deze variant gekenmerkt door een minder diepe geul. De 6 km lengte aan de IJsselmeerzijde kan gereduceerd worden tot 3-3,5 km voor een koker van 20 m 2 oppervlak. Deze variant is ook mogelijk met een 40 m 2 koker, maar dan moet de lengte minimaal 4-4,5 km zijn. De breedte van 25 m en de diepte van -3 m NAP aan de IJsselmeerzijde voldoen. Operationele sturing van de koker is noodzakelijk. De afsluiting aan de IJsselmeerzijde is nodig voor onverwachte situaties of bijzondere gevallen. Voor aansluiting op de spuikom moet de scheepvaartroute gepasseerd worden middels een lange en diepe duiker. Dit aspect is niet onderzocht in deze studie. Figuur 6.1 Toetsing van varianten aan de ontwerpcriteria 52 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

184 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 6.4 Overwegingen en aanbevelingen De waterbeweging en het zouttransport in de vismigratierivier zijn complex en het aantal keuzes voor optimalisatie en/of afweging is groot. Met de 1D en 3D modellen is niet alles onderzocht. Deze afsluitende paragraaf bevat een aantal overwegingen van aspecten die niet modelmatig onderzocht zijn en van aspecten die geobserveerd zijn maar niet in het kader van dit onderzoek beantwoord kunnen worden. Hieruit volgt een aantal aanbevelingen. 3D model noodzakelijk Dit rapport heeft laten zien dat de waterkolom aan de IJsselmeerzijde verticaal niet goed gemengd is. Naast de horizontale gradiënt in het zoutgehalte is er een sterke verticale gelaagdheid. Deze gradiënten zijn belangrijk voor het zouttransport en moeten in de modellering voor het definitief ontwerp meegenomen worden. Het 1D model heeft zijn voordeel gehad in deze verkennende fase, maar voldoet niet voor het definitief ontwerp. Een 3D model is noodzakelijk. Aanbevolen wordt dan ook om in het vervolg een 3D model in te zetten. Lokale menging en turbulentie bij de in- en uitstroming van de koker Door de koker gaan hoge (piek)debieten en de stroomsnelheid kan oplopen tot boven de 2 m/s. Dergelijke lokale stromingsprocessen bij in- en uitstroming kunnen niet goed in het 3D model geproduceerd, maar kunnen belangrijk zijn voor het zouttransport. Verwacht wordt dat het 3D model een worst-case benadering geeft. De lokale processen zijn met een specifiek 3D model gebaseerd op Computational Fluid Dynamics wel in beeld te brengen. Ook kan overwogen worden om met een fysiek schaalmodel van de vismigratierivier het gedrag van zout nader te onderzoeken. Zoutvariatie in relatie tot vissen en intergetijdengebied De modelberekeningen laten zien dat zout water de vismigratierivier aan de IJsselmeerzijde instroomt bij vloed op de Waddenzee. Er ontstond een brakwaterzone met een zoutgehalte variërend van 30 ppt bij de Afsluitdijk tot enkele ppt op zo n 3 km van de Afsluitdijk. Bij eb op de Waddenzee wordt de IJsselmeerzijde ververst met zoet water. Dit houdt in dat op een bepaalde locatie twee maal per dag de zoutconcentratie van zoet naar zout en weer terug verandert. Voor flora en fauna die zich op een locatie vestigen, zijn dit ongebruikelijke en zware omstandigheden en er zijn betrekkelijk weinig soorten die zich hierbij thuis voelen. Vissen kunnen zich verplaatsen en zullen daarom minder bloot staan aan grote variatie. De gelaagdheid van de waterkolom met hoge(re) zoutgehaltes onderin en lage(re) zoutgehaltes bij het wateroppervlak zorgt ervoor dat de zoutconcentratie bij het wateroppervlak laag blijft (zie Figuur 4.2 en Figuur 4.4). Die betekent dat intergetijdengebieden aan de IJsselmeerzijde vooral overstroomd zullen worden met zoet water of hooguit met licht brak water. Aanbevolen wordt de grote variatie van het zoutgehalte op een locatie en de naar verwachting zoete of hooguit licht brakke intergetijdengebieden mee te nemen in de afweging van de ecologische potentie van de vismigratierivier. Effect van klimaatverandering In klimaatscenario s wordt rekening gehouden met zeespiegelstijging en een lage rivierafvoer. In het kader van het Deltaprogramma wordt voor het IJsselmeer onderzocht of een ander peilregime nodig is om aan klimaatverandering het hoofd te kunnen bieden. Voor de vismigratierivier zijn twee aspecten van belang. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 53

185 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Ten eerste of bij lage rivierafvoer voldoende zoet water beschikbaar is voor de lokstroom. Daarover kan dit onderzoek geen uitspraak doen. Ten tweede het waterstandsverschil tussen het IJsselmeer en de Waddenzee, want dat bepaalt het debiet door de koker. Bij zeespiegelstijging en gelijkblijvend IJsselmeerpeil zal de koker korter openstaan als de sturingsregels niet aangepast worden. Tevens zal het waterstandsverschil gemiddeld kleiner zijn, waardoor het lokstroomdebiet kleiner zal worden. Als het IJsselmeerpeil meestijgt met de zeespiegel treden er geen veranderingen op. 54 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

186 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 7 Referenties Deltares, 2012: Verkenning naar de hydraulische haalbaarheid en effectiviteit van een Vismigratierivier door de Afsluitdijk, auteurs B. Becker en A.J. Nolte, Rapport , in opdracht van LINKIT CONSULT, oktober Deltares, 2013: Delft3D-FLOW User Manual. manual, Delft: Deltares, Deltares, 2014: auteur Th. Van der Kaaij, Rapport 120 French, Richard H., 1986: Open-Channel Hydraulics. McGraw-Hill International Editions. Lesser, G.R., J.A. Roelvink, J.A.T.M. van Kester, and G.S. Stelling. "Development and validation of a three-dimensional Morphological model." (Journal of Coastal Engineering) 51 (2004). Programma Naar een Rijke Waddenzee, 2013: Vismigratierivier Afsluitdijk, Haalbaarheid en Projectplan, 10 januari Witteveen+Bos en Altenburg & Wymenga, 2014: Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk, Referentie LW322-1/ , 10 januari Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie 55

187

188 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief A Beschrijving varianten als startpunt voor de studie In de MER studie naar de mogelijke varianten voor een vispassage bij Kornwerderzand worden 4 alternatieven genoemd. Binnen het alternatief 3 Vismigratierivier, worden hier 5 varianten onderzocht. Alternatieven Omschrijving Varianten Alternatief 1 Bestaande situatie optimaliseren (O+ Sluisbeheer) Optimaliseren van de bestaande situatie. Het gaat om het optimaliseren van de bestaande spui- en scheepvaartsluizen in de Afsluitdijk. Hier worden KRW maatregelen door RWS uitgevoerd. Alternatief 2 Technische voorziening, hevel met getijdenbekken (met getijdewerking) Alternatief 3 Vismigratierivier (gesloten zoet zout overgang) Alternatief 4 Open zoet zout overgang Hevelvoorziening over de dijk heen met een compact brakwater getijdenbekken aan de IJsselmeerzijde. De voorziening is technisch en bestaat uit een aantal diverse onderdelen die gekoppeld zijn met hevels; de totale waterstroom is beperkt, Dit is een vispassage door de Afsluitdijk waarbij er sprake is afvoer van water onder vrij verval, een retourstroming van zout zeewater en een brak water gebied. De vispassage is afsluitbaar zodat er geen sprake is van extra zout waterbelasting voor het IJsselmeer. In dit alternatief worden de bestaande spuisluizen substantieel langer open gehouden zodat er een open, niet afsluitbaar brakwater gebied in het IJsselmeer ontstaat. 1. VMR Lijn 1.A VMR - lijn, 6 km 1.B VMR - lijn, 2-4 km 2. VMR west 2.A VMR west -Compact 2.B VMR west Natuurlijk 3. VMR oost, natuurlijk De belangrijkste technische karakteristieken van de 5 varianten zijn onderstaand weergegeven. Varianten Kenmerken Basisvoorziening VMR 1.A VMR - Lijn, 6 km Stenen dijken en kribben 1.B VMR - Lijn, 2-4 km Vertical slot; betonnen constructie Lengte 6 km 10 m² 20 m² 2 km 10 m² 4 km 20 m² Doorstroomopening koker Breedte water 25 m 30 ha 10 m 5 ha 2,5 ha Oppervlakte (afgerond; inclusief dijken en omgeving) Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-1

189 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief 2.A VMR west, compact Stenen dijken en kribben 6 km 10 m² 20 m² 25 m 30 ha 2.B VMR west, natuurlijk 3. VMR oost, natuurlijk Beschrijving varianten Getijdengeul tussen slikken en platen Getijdengeul tussen slikken en platen 6 km 10 km 6 km 10 km 10 m² 20 m² 10 m² 20 m² m ha m ha Variant 1.A VMR - Lijn, 6 km Beeld Beschrijving De VMR-lijn is een langgerekt lijnelement, heeft een technische setting (stenen taluds) en ligt parallel aan de zuidzijde van de Afsluitdijk. Deze variant is geënt op de bijzondere karakteristieken van de VMR, zoals (zie verder haalbaarheidsstudie): - Natuurlijk karakter waterstromen (op basis van het getij); - Grote lokstroom van m /sec; - Retourstroming van zout zeewater; - Lange openstand. VMR blijft zo lang mogelijk open om maximale vismigratie mogelijkheden te bieden; - Beperkt brak water habitat binnen de VMR. De doelstelling is dat 90% van alle vóór de spuisluizen aanwezige trekvissen middels de VMR het IJsselmeer kunnen bereiken. Hiervoor moet de VMR zo lang mogelijk open blijven staan bij gelijk water en instromend zeewater. De variant heeft een langgerekte vorm aan de voet van de Afsluitdijk. Aan de buitenzijde, Waddenzeezijde, wordt gekozen voor een lijnvormig element A-2 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

190 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief gekoppeld aan de strekdam. De concrete afmetingen van de variant zijn: - Lengte: 6 km (1 km in Waddenzee en 5 km in IJsselmeer); - Breedte water: 25 m breed op waterlijn; - Oppervlakte (circa): 30 ha; - Doorstroomopening koker door Afsluitdijk: 10 m² en 20 m²; - Technische setting: in steen gelegde dijken met korte strekdammen dwars op lengte dijk - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen); - Waterdiepte van 4 m; - Zeer beperkt oevermilieu; - Stenen op de bodem om microhabitat te bieden; - De VMR heeft 3 of 4 uitlaten naar de spuikom van KWZ toe om optimaal op de bestaande spuistroom aan te sluiten; - De VMR heft 2 afsluitbare uitgangen naar het IJsselmeer. - De VMR heeft afsluitbare, stormbestendige (1:10.000) sluizen aan de Afsluitdijk (2 x) en aan de IJsselmeerzijde (1 x per opening) - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen) Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-3

191 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 1.B VMR - Lijnelement, 2-4 km Beeld Beschrijving De variant is de meer compacte vorm van variant 3.1. De VMR-lijn is ook een langgerekt lijnelement, heeft een technische setting (stenen taluds) en ligt parallel aan de zuidzijde van de Afsluitdijk. Deze variant is geënt op een aantal bijzondere karakteristieken van de VMR, zoals (zie verder haalbaarheidsstudie): - Natuurlijk karakter waterstromen (op basis van het getij); - Lokstroom zoet water (te bepalen hoe veel precies); - Retourstroming van zout zeewater; - Zo lange mogelijke openstand; - Beperkt brak water habitat binnen de VMR. De doelstelling is dat 90% van alle vóór de spuisluizen aanwezige trekvissen middels de VMR het IJsselmeer kunnen bereiken. De variant heeft een langgerekte vorm aan de voet van de Afsluitdijk. Aan de buitenzijde, Waddenzeezijde, wordt gekozen voor een lijnvormig element gekoppeld aan de strekdam. Echter, deze variant is compacter dan de eerste variant: hij is smaller (10 m waterlijn), korter 2 4 km) en heeft kleinere doorstroom openingen (in de VMR) waardoor het zeewater niet zo snel de VMR in kan dringen. Er zijn dus voorzieningen aanwezig om de zoutindringing te beperken. Dit kunnen deels bewegende elementen zijn. De variant is in de basis een vertical slot vispassage met een waterstroming in 2 richtingen. De Elbe fish way in Geesthacht is de inspiratie voor deze variant. De te overbruggen hoogte tussen laag en hoog water op Waddenzee is in gemiddelde situatie 2 m; dit betreft 0,60 van winterpeil IJsselmeer naar eb; en 1,40 m van winterpeil IJsselmeer naar vloed op de Waddenzee. De variant heeft een betonnen constructie in een compacte vorm. Aan de buitenzijde wordt gekozen voor een lijnvormig element gekoppeld aan de strekdam. Aan de binnenzijde wordt gekozen voor een geblokte A-4 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

192 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief vorm. De concrete afmetingen van de variant zijn: - Lengte: 2 km; en 4 km (1 km in Waddenzee en 1 km in IJsselmeer; 1 km in Waddenzee en 3 km in IJsselmeer) - Breedte water: 10 m breed op waterlijn; - Oppervlakte (circa): 5 ha (bij een lengte van 3 km); en 2,5 ha (bij een lengte van 1 km); - Doorstroomopening koker door Afsluitdijk: 10 m² en 20 m²; - Betonnen constructie van aan elkaar geschakelde bakken (vertical slot passage); - 10 m brede bakken; lengte van de bakken 20 m; - Verschil in waterpeil tussen bakken 5 cm (bij Geesthacht 10 cm); - Aan het eind van de bak, 2 x 1 m opening naar de volgende bak. Hierdoor is de weerstand voor instromend zout water hoog. De hoeveelheid instromend zout water wordt hier echter ook mee beperkt. En de debiet dat door de VMR kan stromen is waarschijnlijk beperkt, en daarmee en de lokstroom; - De lokstroom: de te realiseren grootte moet worden bepaald in de modellering; - Waterdiepte van 4 m; - Geen oevermilieu; - Stenen op de bodem om microhabitat te bieden; - De VMR heeft 3 of 4 uitlaten naar de spuikom van KWZ toe om optimaal op de bestaande spuistroom aan te sluiten; - De VMR heeft 2 afsluitbare uitgangen naar het IJsselmeer. - De VMR heeft afsluitbare, stormbestendige (1:10.000) sluizen aan de Afsluitdijk (2 x) en aan de IJsselmeerzijde (1 x per opening) Referentiebeeld Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-5

193 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 2.A VMR west, compact Beeld Beschrijving Deze variant van de VMR heeft een technische setting (stenen dijken/taluds) en ligt compact ten westen van het bestaande spuicomplex van KWZ. Deze variant is geënt op de bijzondere karakteristieken van de VMR, zoals (zie verder haalbaarheidsstudie): - Natuurlijk karakter waterstromen (op basis van het getij); - Grote lokstroom van m /sec; - Retourstroming van zout zeewater; - Lange openstand. VMR blijft zo lang mogelijk open om maximale vismigratie mogelijkheden te bieden; - Beperkt brak water habitat binnen de VMR. De doelstelling is dat 90% van alle vóór de spuisluizen aanwezige trekvissen middels de VMR het IJsselmeer kunnen bereiken. Hiervoor moet de VMR zo lang mogelijk open blijven staan bij gelijk water en instromend zeewater. De variant heeft een compacte vorm op enige afstand van de Afsluitdijk. Aan de buitenzijde, Waddenzeezijde, wordt gekozen voor een lijnvormig element gekoppeld aan de strekdam. De concrete afmetingen van de variant zijn: - Lengte: 6 km (1 km in Waddenzee; en 5 km in IJsselmeer) - Breedte water: 25 m breed op waterlijn; - Oppervlakte (circa): 30 ha; - Doorstroomopening koker door Afsluitdijk: 10 m² en 20 m²; - Technische setting: in steen gelegde dijken met strekdammen; - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen); - Waterdiepte van 4 m; - Zeer beperkt oevermilieu; A-6 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

194 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief - Stenen op de bodem om microhabitat te bieden; - De VMR heeft 3 of 4 uitlaten naar de spuikom van KWZ toe om optimaal op de bestaande spuistroom aan te sluiten; - De VMR heft 2 afsluitbare uitgangen naar het IJsselmeer; - De VMR heeft afsluitbare, stormbestendige (1:10.000) sluizen aan de Afsluitdijk (2 x) en aan de IJsselmeerzijde (1 x per opening); - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen). Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-7

195 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 2.B VMR West - natuurlijk Beeld Vismigratie rivier in een natuurlijke setting aan de Afsluitdijk. Deze variant is geënt op de bijzondere karakteristieken van de VMR, zoals (zie verder haalbaarheidsstudie): - Natuurlijk karakter waterstromen (op basis van het getij); - Grote lokstroom van m /sec; - Retourstroming van zout zeewater; - Lange openstand. VMR blijft zo lang mogelijk open om maximale vismigratie mogelijkheden te bieden; - Brak water habitat. De doelstelling is dat 90% van alle vóór de spuisluizen aanwezige trekvissen middels de VMR het IJsselmeer kunnen bereiken. Hiervoor moet de VMR zo lang mogelijk open blijven staan bij gelijk water en instromend zeewater Deze variant van de vismigratierivier wordt gevormd door een getijdengeul in een landschap van slikken en platen. Aan de Waddenzee-zijde wordt gekozen voor een concrete aantakking op de spuikom van de spuisluizen; aan de IJsselmeer-zijde is een circa ha groot brakwatergetijde gebied aanwezig dat wordt begrensd door een beschermende dijk en eilanden. Concrete afmetingen van de varianten zijn: - Lengte: 6 km en 10 km (1 km in Waddenzee en 5 km in IJsselmeer; 1 km in Waddenzee en 9 km in IJsselmeer) - Breedte water: de getijdengeul heeft een wisselende breedte van 50 m tot 300 m (bij laag water en hoog water); A-8 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

196 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief - Oppervlakte (circa): ha; - Doorstroomopening koker door Afsluitdijk: 10 m² en 20 m²; - Natuurlijke setting: getijdengeul die tussen slikken en platen slingert; - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen); - De getijdegeul is 4 m diep en heeft een natuurlijk profiel met brede ondiepe oevers; - Er is sprake van groot oppervlak aan droogvallende slikken platen bij laag water; - Het totale gebied beslaat circa ha brakwatergetijde natuur met een getijdeslag van circa 0,5 m; - Bij hoog water staat circa 80% van het gebied onder water; bij laag water valt een groot deel van het gebied droog en ligt de getijdegeul tussen de slikken en platen; - De bedding van de VMR is van klei en zand; - De buitenkant van de VMR bestaat uit een beschermende dijk en eilanden met een vooroeververdediging ; - De VMR heeft 3 of 4 uitlaten naar de spuikom van KWZ toe om optimaal op de bestaande spuistroom aan te sluiten; - De VMR heeft 2 of 3 afsluitbare uitgangen naar het IJsselmeer; - De VMR heeft afsluitbare sluizen aan de Afsluitdijk (2 x) en aan de IJsselmeerzijde (1 x); - De lokstroom sluit optimaal aan op de westzijde van de spuikom van Kornwerderzand en einde van de spuikom. Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-9

197 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Aanvullend beeld A-10 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

198 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Variant 3 VMR Oost - natuurlijk Beeld Vismigratie rivier in een natuurlijke setting aan de Afsluitdijk, aan de oostzijde van het spui/sluiscomplex Kornwerderzand. Deze variant is geënt op de bijzondere karakteristieken van de VMR, zoals (zie verder haalbaarheidsstudie): - Natuurlijk karakter waterstromen (op basis van het getij); - Grote lokstroom van m /sec; - Retourstroming van zout zeewater; - Lange openstand. VMR blijft zo lang mogelijk open om maximale vismigratie mogelijkheden te bieden; - Brak water habitat. De doelstelling is dat 90% van alle vóór de spuisluizen aanwezige trekvissen middels de VMR het IJsselmeer kunnen bereiken. Hiervoor moet de VMR zo lang mogelijk open blijven staan bij gelijk water en instromend zeewater Deze variant van de vismigratierivier wordt gevormd door een getijdengeul in een landschap van slikken en platen. Er wordt vanaf de oostzijde, via het scheepvaart-complex, aangesloten op de spuikom; aan de IJsselmeer-zijde is een circa ha groot brakwatergetijde gebied aanwezig dat wordt begrensd door een beschermende dijk en eilanden. Concrete afmetingen van de varianten zijn: - Lengte: 6 km en 10 km (1 km in Waddenzee en 5 km in IJsselmeer; 1 km in Waddenzee en 9 km in IJsselmeer); - Breedte water: de getijdengeul heeft een wisselende breedte van 50 m tot 300 m (bij laag water en hoog water); - Oppervlakte (circa): ha; Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-11

199 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief - Doorstroomopening: er wordt een separate, open koker van 20 m² aangelegd aan de oostzijde in het scheepvaart-sluiscomplex. Aan de Waddenzeezijde moet een buis met een doorstroomprofiel van 20 m2 worden aangelegd; en een koppeling worden gemaakt naar de spuikom (voor de spuisluizen van KWZ). Cruciaal is of de vissen de ingang vanuit de spuikom kunnen vinden en de onderwater-buis willen gebruiken voor passage; - Natuurlijke setting: getijdengeul die tussen slikken en platen slingert; - De lokstroom bedraagt maximaal 20 m3/sec (deze wisselt door het getij heen); - De getijdegeul is 4 m diep en heeft een natuurlijk profiel met brede ondiepe oevers; - Er is sprake van groot oppervlak aan droogvallende slikken platen bij laag water; - Het totale gebied beslaat circa ha brakwatergetijde natuur met een getijdeslag van circa 0,5 m; - Bij hoog water staat circa 80% van het gebied onder water; bij laag water valt een groot deel van het gebied droog en ligt de getijdegeul tussen de slikken en platen; - De bedding van de VMR is van klei en zand; - De buitenkant van de VMR bestaat uit een beschermende dijk en eilanden met een vooroeververdediging; - De VMR ligt ten oosten van KWZ. Dit heeft een aantal potentiele voordelen: locatie in minder diep water, in de windluwte waardoor windbelasting minder zal zijn en goede koppeling met recreatie/ontsluiting bij bestaande afslag snelweg/parkeerplaats; - De VMR heeft 3 of 4 uitlaten naar de spuikom van KWZ toe om optimaal op de bestaande spuistroom aan te sluiten; - De VMR heeft 2 of 3 afsluitbare uitgangen naar het IJsselmeer; - De VMR heeft afsluitbare sluizen aan de Afsluitdijk (2 x) en aan de IJsselmeerzijde (1 x); - De lokstroom sluit optimaal aan op de westzijde van de spuikom van Kornwerderzand en einde van de spuikom A-12 Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

200 ZKS-0007, Versie 04, 14 juli 2014, definitief Aanvullend beeld Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie A-13

201

202 Bijlage 3: Variantenanalyse (ATKB, 2014)

203

204 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk De Nieuwe Afsluitdijk / DLG Rapportnummer: /rapp01 Status rapport: Datum rapport: 30 juni 2014 Auteur: Met bijdragen van: Projectleider: Kwaliteitscontrole: F.T. Vriese S.E. Wendelaar Bonga, C.J. de Leeuw, J. van Herk, R. Mulder, H. Wanningen en A. Nolte. F.T. Vriese J. Kampen Opdrachtgever: Contactpersoon: De Nieuwe Afsluitdijk p/a Dienst Landelijk Gebied Postbus JA Leeuwarden Dhr. ir. C.J. de Leeuw Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven.

205 INHOUDSOPGAVE 1 VOORWOORD INTERMEZZO 1: WERKING VAN DE VISMIGRATIERIVIER INTERMEZZO 2: DE VISMIGRATIERIVIER: DE NOODZAAK VAN WACHTKAMERS INTERMEZZO 3: VORMGEVING VAN DE AFSLUITERS VAN DE VMR INLEIDING Aanleiding Doel Leeswijzer WERKWIJZE BESPREKING VARIANTEN Variant oostzijde Nadelen van varianten aan de oostzijde Aanwezigheid van de sifon Ingang VMR aan oostzijde spuikom Sterke stroming langs strekdam oostzijde spuikom Ontwerp oostzijde zonder sifon, ontbreken lokstroom, combinatie van functies Omvangrijke natuurlijke structuren Varianten westzijde In welke mate zijn de ontwerpen aan de westzijde verschillend? Overgangszone in de VMR Functioneren van de VMR VMR met vertical slot verbinding Ingangen van de VMR aan de Waddenzeezijde Open kanaal door Afsluitdijk? Nut en noodzaak voor de VMR? CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Ontwerpen oostzijde Ontwerpen westzijde Ingangen ontwerpen westzijde Duikers door de Afsluitdijk Vergelijking visvriendelijk spuibeheer met de VMR Monitoring Stapsgewijs nemen van besluiten Resumé LITERATUUR... 28

206 1 VOORWOORD Dit rapport (eigenlijk beginnend bij hoofdstuk 5) is geschreven in een tijdsbestek waarin de gedachtenvorming over de VisMigratieRivier (VMR) nog volop in ontwikkeling was en betreft een professional judgement over een aantal (voorlopige) ontwerpvarianten van de VMR. Deze varianten stonden echter nog niet vast, waarbij ook het beheer van de VMR nog niet verder was uitgekristalliseerd. Nu in dit proces verdere voortgang is geboekt, zijn een aantal aspecten in deze rapportage achterhaald en geven gebruikte figuren mogelijk niet de laatste stand van zaken weer. Er is echter voor gekozen het rapport niet verder aan te passen aan de huidige inzichten, maar een zichtbaar deel te laten vormen van het ontwikkelproces. Wel zijn 3 intermezzo s opgenomen om: 1). de huidige inzichten in de werking van de VMR weer te geven; 2). nadere informatie over de fysiologische adaptatie van tussen zout en zoet migrerende vis weer te geven; 3). de vormgeving van de afsluiters van de VMR in relatie tot vismigratie te bespreken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 verder gegaan met het oorspronkelijke rapport. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 1 van 29

207 2 INTERMEZZO 1: WERKING VAN DE VISMIGRATIERIVIER (Variant met sluis bij de Afsluitdijk en aan zijde van het IJsselmeer) Door: Corné de Leeuw, Jeroen van Herk, Roef Mulder, Herman Wanningen, Arno Nolte en Tim Vriese De Vismigratierivier (VMR) stroomt twee kanten op. Bij laag water op de Waddenzee stroomt er zoet water vanuit de Vismigratierivier naar de Waddenzee. Dit zorgt voor een lokstroom in de spuikom, waardoor vissen de ingang van de VMR kunnen vinden. Bij hoog water op de Waddenzee stroomt er brak tot zout water de VMR in. Daardoor beschikt het systeem ook over een getijdestroom vanuit de Waddenzee in de VMR, waardoor zwakke zwemmers onder de vissen met de stroom mee naar binnen kunnen migreren. De VMR heeft het karakter van een natuurlijke getijderivier met een gedempt getij. Dicht bij de Afsluitdijk is een getijslag van cm aanwezig; richting het IJsselmeer wordt het getijverschil steeds minder. Het zoutgehalte in de VMR varieert door het getijde heen zoals in een natuurlijke situatie. Het brakke water dringt in normale omstandigheden enkele kilometers door in de VMR. Het deel van de VMR dichtbij het IJsselmeer blijft zoet. Er liggen drie kokers door de Afsluitdijk, waarvan er één voorzien is van een vertical slot vispassage. De vertical slot passage is altijd open, de andere kokers sluiten gedeeltelijk tijdens hoog water, om zoutindringing te beperken. Hierdoor wordt een maximaal migratievenster verkregen, zowel in de laag water als in de hoog water periode. De werking van de VMR in een gemiddelde situatie is onderstaand in 3 stappen uitgelegd. Blz. 2 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

208 1. VMR gaat helemaal open De VMR heeft tijdens hoog water een hoger waterpeil dan het IJsselmeer (gemiddeld circa 0 m NAP). De verbinding door de Afsluitdijk bestaat uit 2 kokers en een vertical slot vispassage. De twee grote kokers worden zo n 30 tot 60 minuten voordat de spuisluizen van Kornwerderzand beginnen te spuien geopend (de vertical slot passage is altijd open), waardoor er een substantiële lokstroom in de spuikom wordt gebracht. De stroming van het water neemt geleidelijk aan toe met het zakken van de waterstand op de Waddenzee. 2. VMR op vol vermogen Bij laag water op de Waddenzee stroomt de VMR op vol vermogen. Er wordt een lokstroom met een piekdebiet van circa 40 m 3 /s gerealiseerd in de spuikom. Beide kokers en de vertical slot zijn geopend en de spuisluizen van KWZ zijn ook geopend. De stroomsnelheid in de kokers is toegenomen en bedraagt maximaal 2-3 m/s. Op de bodem van de kokers zijn stenen aangebracht waardoor de stroomsnelheid daar tussen de stenen aanzienlijk lager is. In de vertical slot vispassage is de stroomsnelheid constant lager (maximaal 0,5 m/s). Hierdoor kunnen zowel de sterke als de zwakke zwemmers optimaal gebruik maken van de VMR. Het waterpeil in de VMR zakt tot onder IJsselmeerpeil, waardoor er sprake is van gedempt getij in de VMR. Dicht bij de Afsluitdijk bedraagt het getijdeverschil cm; op 3 km van de Afsluitdijk bedraagt het verschil nog steeds cm. Hierdoor zal het eerste deel (1-1,5 km vanaf de Afsluitdijk) van de VMR bestaan uit een brede getijdegeul met slikkige oevers. De stroomsnelheid in de VMR blijft laag, maximaal 0,5 0,7 m/s. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 3 van 29

209 3. De VMR met zout water instroom Aan de Waddenzee zijde is het tij gekeerd en wordt het hoog water. De grote spuisluizen van KWZ gaan dicht maar de VMR blijft langer open. Er stroomt zout water de VMR in waardoor de getijdemigranten met de stroom mee naar binnen kunnen. In de eerst fase kunnen alle kokers geheel open blijven; als het peilverschil tussen de Waddenzee en de VMR groter wordt, worden de schuiven op een kier gezet. De instroom van zout water wordt geknepen waardoor de VMR langer open kan blijven. Hierdoor kunnen de vissen de gehele hoogwaterperiode naar binnen blijven trekken, terwijl de hoeveelheid zout water die naar binnen stroomt beperkt blijft. Bij een te grote instroom van zout water kunnen de afsluiters helemaal gesloten worden. De sluis aan de IJsselmeerzijde wordt ook geknepen, door deze op een kier te zetten. Hierdoor wordt er een gedempt getij in de VMR gecreëerd, waarbij het waterpeil stijgt tot circa 0 m NAP. De getijdegeul verbreed zich en de vloedperiode is te zien in het landschap dicht bij de Afsluitdijk. Het brakwatergebied vergroot zich en schuift verder het gebied in. De sluis aan de IJsselmeerzijde heeft een intelligent ontwerp dat ruimte laat aan de vissen om ook in deze periode door te kunnen zwemmen naar het IJsselmeer. Blz. 4 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

210 3 INTERMEZZO 2: DE VISMIGRATIERIVIER: DE NOODZAAK VAN WACHTKAMERS Door: Prof. dr. S.E. Wendelaar Bonga, hoogleraar dierfysiologie, Radbouduniversiteit Nijmegen Bij de trek van zoet naar zout water en omgekeerd spelen twee milieufactoren een hoofdrol : saliniteit en temperatuur. Om zich aan deze overgangen te kunnen aanpassen zijn bijzonder ingrijpende fysiologische aanpassingen nodig. Deze duren gemiddeld zeker een dag of tien, een periode waarin de dieren kwetsbaar zijn. Estuariën, fjorden en brede riviermondingen zijn geliefde wachtkamers om deze periode door te brengen omdat dit overgangsgebieden zijn van zout naar zoet water. Naast zoutgradiënten zijn hier ook de noodzakelijke temperatuurgradiënten te vinden die de aanpassingen vergemakkelijken. Daarom zijn dit geschikte verblijfplaatsen om de ingrijpende veranderingen in lichaamsfuncties die bij de overgang optreden te ondergaan. Wanneer in het vismigratieproject te kleine wachtkamers worden ingebouwd ontbreekt aan de constructie een essentieel element en gaat de waarde daarvan gaat in belangrijke mate verloren. Saliniteit In zoet water dreigt een tekort aan zouten in het bloed en andere lichaamsvloeistoffen door diffusie naar buiten over huid en kieuwen; in zeewater dringen veel zouten naar binnen over deze oppervlakken; ook drinken zeewatervissen veel zeewater. Gevolg: in zoetwater moeten de verliezen worden gecompenseerd door kieuwen en nieren; in zeewater moeten er veel ionen worden uitgescheiden door vooral de kieuwen. Bij de overgang van zoet- naar zeewater moeten de vele enzymen en ionenkanalen in de kieuwen die zouten naar binnen pompen worden vervangen door mechanismen die het omgekeerde doen. Dat vindt plaats door het afsterven van de ionentransporterende cellen en vervanging door nieuwe. Ook zijn er ingrijpende veranderingen in nieren en darmen nodig. In deze ombouwperiode zijn de vissen kwetsbaar, zeker als het te snel gaat. Afhankelijk van de soort kunnen ze bij een te snelle overgang sterk in conditie achteruitgaan en ook doodgaan door te snelle veranderingen in de zoutconcentratie van de lichaamsvloeistoffen, door ziektes als gevolg van stress, hogere gevoeligheid voor toxische stoffen en parasieten, of door predatoren, waar de dieren veel trager dan normaal op reageren. Deze conclusie wordt stevig onderbouwd door de fysiologische en ecofysiologische literatuur. Temperatuur Vissen zijn erg gevoelig voor temperatuurveranderingen. Zij zoeken bij migraties zoveel mogelijk water van gelijke temperatuur via verplaatsingen in verticale richting. Met name de enzymen en membraanlipiden functioneren slechts optimaal binnen een bepaald temperatuurtraject. Buiten dat traject moeten nieuwe (iso-)enzymen worden gevormd en moeten de membranen worden aangepast (door vervanging van lipiden) een ander temperatuuroptimum. Ook dit proces duurt vaak een dag of tien. Dit is een tweede reden dat zalmen en andere trekkende soorten soms weken wachten in estuariën of andere wachtkamers. De temperatuurverschillen tussen Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer zullen variëren in het jaar en zijn mogelijk minder dan die tussen bijv. de Rijn (met vele energiecentrales) en de Noordzee. Maar ze moeten wel in kaart worden gebracht om een redelijke inschatting van de duur van de aanpassingsperiode te kunnen maken. De gevolgen van te snelle temperatuurovergangen zijn vergelijkbaar met die van te snelle saliniteitsovergangen. Zout/zoet versus zoet/zout overgang Tot nu toe ligt de nadruk sterk op de trek naar binnen. Veldonderzoek in Canada heeft uitgewezen dat kanalisatie van meanderende onderrivieren (dus versnelde uittrek door verminderde wachtkamerruimte) een negatief effect heeft op de overleving van jonge zalmen (smolts). Uit fysiologisch onderzoek aan vele soorten blijkt dat de zout/zoet overgang even belastend is als de zoet/zout overgang. Ook dit punt moet de nodige aandacht hebben bij de verdere uitwerking van de plannen voor de VMR. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 5 van 29

211 4 INTERMEZZO 3: VORMGEVING VAN DE AFSLUITERS VAN DE VMR In een discussie tussen DLG, Grontmij en Rijkswaterstaat is de vraag naar voren gekomen of de vormgeving van de afsluiters (ter plaatse van de Afsluitdijk en aan de IJsselmeerzijde) effecten kan hebben op de vis en vismigratie. Op de volgende pagina zijn een aantal principe vormen voor de afsluiters weergegeven: 1). schuif van boven of opzij met afsluitbare openingen; 2). schuif van boven; 3). schuif van onder; 4). schuif van opzij. Op de pagina daarna is, als voorbeeld, ook nog een afsluiter weergegeven zoals deze gebruikt wordt in de meeste vistrappen op de Maas. Het betreft hier in principe een schuif van onder, maar is een variatie hierop doordat gebruik gemaakt wordt van een scharnier aan de ene zijde en een hefmechanisme aan de andere zijde (licht groene kunstwerk met ladder). Een en ander wordt automatisch gereguleerd; elke 10 minuten wordt het waterpeil bovenstrooms gemeten, waarna de hoogte van de schuif zonodig wordt bijgesteld. Het debiet over de vistrap blijft hierdoor zo constant mogelijk. Ad 1). Schuif van boven of opzij met afsluitbare openingen Het merendeel van de tijd zal de schuif open staan, totdat het nodig wordt om het debiet uit de VMR naar het IJsselmeer te knijpen (bij te grote zoutindringing). Er is sprake van een geknepen stroom wanneer het water alleen via de afsluitbare openingen stroomt. Bedacht moet worden dat de grotere obligate migranten zoals zalm en zeeforel niet graag door kleine openingen zwemmen. In vistrappen (vertical slotvispassages) in de V.S. wordt een minimale slot breedte van 0,4 m gehanteerd (Clay, 1961; Bell, 1986). Bij kleinere openingen is er sprake van weigering van salmoniden om deze te passeren. Daarnaast is de vorm van de opening onnatuurlijk waarmee een vreemd stromingspatroon kan ontstaan als gevolg waarvan vis de neiging kan hebben de opening te mijden (denk hierbij aan gedrag van vissen bij grofvuilroosters en stuwen). Kleine vis kan waarschijnlijk wel passeren maar de openingen garanderen geen goede aansluiting bij de migratie route (zie Ad 4). Ad 2). Schuif van boven Wanneer de schuif van boven de waterstroom moet gaan knijpen, ontstaat er langs de bodem een spleetvormige opening. De stroomsnelheid hierdoor wordt bepaald door het verval (peilverschil tussen de VMR en het IJsselmeer). Deze stroomsnelheid zal hoog zijn. Water stroomt voornamelijk langs de bodem toe en vanuit het onderste deel van de waterkolom. Een en ander leidt tot gebogen stroomlijnen en mogelijk vermijdingsgedrag. Bodemvissen kunnen waarschijnlijk beter passeren dan vissen die pelagisch dan wel aan de oppervlakte zwemmen. Ook is bij telemetrisch onderzoek bij de onderlossende boogstuwen op de Nederrijn-Lek gebleken dat naarmate de opening onder de stuw kleiner was en het verval hoger (dus grotere stroomsnelheid) er meer schade optrad aan passerende vis (mondelingen mededeling dhr. A.W. Breukelaar). Ad 3). Schuif van onder De afsluiter fungeert min of meer als een overlaat. Wanneer er geknepen moet worden kan een verdronken dan wel een volkomen overstort ontstaan. Bij een volkomen overstort valt het water als het ware over de klep. Overigens levert dit geen gevaar voor de vis op daar de valhoogte beperkt is. Zo treden bij juveniele salmoniden geen schadelijke effecten op bij een val van minder dan 13 m hoogte (Bell & Delacy, 1972). De kritische impactsnelheid voor vis van die afmetingen is 16 m/s. Desalniettemin wordt een dergelijk toestand het liefst vermeden. Onderzoek bij de stuwdammen in de Snake en Columbia river laten zien dat vis niet graag een scherpe overlaat passeert en er vertraging in de migratie kan ontstaan. Er worden in de V.S. zelfs speciale opzetstukken voor spillways gemaakt zodat een geleidelijk toenemende stroming ontstaat waarin vis wel graag meezwemt (toename van stroming van 1 m/s per m afstand) (Vriese, 2012). Kleine vis wordt waarschijnlijk wel meegenomen door de stroming. Maar ook hier geldt, de aansluiting op de migratieroute is niet ideaal. Bodemvis zal zeker moeite hebben een dergelijke overlaat te passeren. Ad 4). Schuif van opzij Voor de afsluiter verdient een schuif van opzij veruit de voorkeur. Wanneer hier geknepen wordt ontstaat in wezen een vertical slot. Ook hier kunnen hoge stroomsnelheiden optreden, maar botsing met de boven of onderkant van de klep ligt minder voor de hand. Vis hoeft namelijk niet af te wijken van zijn voorkeurspositie in de waterkolom en kan op alle niveaus doorzwemmen. Liefst wordt het knijpen van de opening zo veel mogelijk vermeden. Hoe kleiner de opening, hoe meer geconcentreerd de vis het IJsselmeer in komt, hoe meer kansen voor predatoren. Blz. 6 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

212 Mogelijke vormen van afsluiters voor de VMW Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 7 van 29

213 Afsluiter van vispassage Borgharen op de Maas (in gesloten toestand, droog staande vistrap) Blz. 8 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

214 5 INLEIDING 5.1 Aanleiding Voor het verbeteren van de vismigratie tussen de Waddenzee en het IJsselmeer wordt de aanleg van een vismigratierivier (VMR) onderzocht. De VMR zal zijn gelegen bij het sluiscomplex Kornwerderzand en bestaat uit een doorgang door de Afsluitdijk en een traject aan zowel de Waddenzeezijde als de IJsselmeerzijde. Om het waterbeheer te reguleren en een zoutbelasting naar het IJsselmeer te voorkomen, worden sturingswerken aangebracht. De trajecten aan weerszijden kunnen worden ingericht voor natuurlijke en recreatieve doeleinden. De belangrijkste voorwaarde is dat de VMR zeer goed functioneert voor alle soorten trekvissen. Met de VMR wordt gestreefd naar een passeerefficiëntie van 90%. Dit betekent dat 90% van de vissen die zich aan de Waddenzeezijde aandienen (ongeschonden) het IJsselmeer bereikt. In opdracht van Linkit Consult heeft Deltares in 2012 de hydraulische haalbaarheid en effectiviteit van de VMR onderzocht. Door gebruik te maken van een 1D SOBEK model zijn het waterstandsverloop, de zoetzoutgradiënt, de stroomsnelheden en het netto debiet (lokstroom) voor verschillende varianten berekend. Een belangrijke uitkomst was inzicht in de opstellingsduur van de kunstwerken, die een indicatie geeft voor hoeveel tijd vissen de VMR voor migratie kunnen gebruiken. Met betrekking tot de VMR bestaan er een aantal varianten, waarvan de milieueffecten onderzocht worden in een MER-studie: 1). VMR Lijn (1.A VMR Lijn, 6 km; 2.B VMR Lijn, 2-4 km); 2). VMR West (2.A VMR West compact; 2.B VMR West natuurlijk); 3). VMR Oost, natuurlijk. Recent heeft Deltares nader onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de technische uitwerking van deze varianten. Het betreft hier: 1). Beoordelen van de functionaliteit van de voorliggende varianten voor een gesloten zoet-zout overgang. Dit betreft: a. modelleren van de verschillende technische uitwerkingen (1D); b. bepalen van de volgende ontwerpuitgangspunten; i. lengte en dimensionering van de geul; ii. dimensionering van de kunstwerken (inlaten, afsluiters); iii. dimensionering van de koker(s) door de Afsluitdijk. 2). Beoordelen van de morfologische effecten van de verschillende technische uitwerkingen, zowel binnen als buiten de VMR; 3). Modellering van zoet-zout gedrag in 3D. Dit gebeurt in deze fase nog op hoofdlijnen, omdat de varianten nog niet tot in detail zijn uitgewerkt. Deltares heeft de conceptrapportage van het genoemde onderzoek (Wesselius et al., 2014) eind maart 2014 opgeleverd. ATKB heeft het rapport ontvangen op 2 april In de rapportage worden de volgende onderzoeksvragen (ten dele) beantwoord: 1). Functionaliteit van de varianten - Wat zijn de meest optimale vormen en afmetingen (lengte en profiel) van de VMR en van de doorgang door de Afsluitdijk (nat oppervlak, één of meerdere kokers, ruwheid) voor de trekvissen, rekening houdend met de andere randvoorwaarden, alternatieven die in het kader van de MER onderzocht worden en uitgaande van resultaten van de haalbaarheidsstudie? - Welke minimum/maximum contouren (gevoeligheidsanalyse t.o.v. optimale vorm) zijn nog acceptabel? 2). Sedimentstromen en morfologie - Zijn er aan de buitenzijde van de VMR veranderingen in erosie of sedimentatie-patronen te verwachten? Zo ja, hoe kan dit voorkomen of zoveel mogelijk beperkt worden? - Waar treedt er in de VMR erosie of sedimentatie op en wat voor gevolgen heeft dit voor de vormgeving? - Hoe kan de VMR het beste ontworpen worden om duurzame instandhouding in de gebruiksfase te borgen? Hoe kan functieverlies of hoge beheer- en onderhoudskosten in de gebruiksfase voorkomen worden (bijvoorbeeld door extra inlaten vanuit het IJsselmeer ten behoeve van doorspoeling)? Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 9 van 29

215 3). Zoet-zout gedrag - Hoe verloopt het zoutgehalte in de lengte en in de waterkolom bij verschillende varianten van een natuurlijke VMR? - Hoe heeft het ontwerp en beheer van de geul, kokers, inlaten en afsluiters in de VMR invloed op het zoutpatroon in de VMR (bijvoorbeeld door inbrengen van flexibele weerstand afhankelijk van de stromingsrichting d.m.v. kleppensysteem)? - Welke beheervormen zijn optimaal zodat de sluizen zo lang mogelijk open kunnen staan en zonder een zoutbezwaar aan de IJsselmeerzijde? Daarnaast zijn er schetssessies geweest om de verschillende varianten voor de VMR nader te concretiseren en uit te werken tot het niveau van een schetsontwerp. Het betreft hier een viertal varianten gelegen aan de westzijde van het complex Kornwerderzand en een drietal varianten aan de oostzijde van het complex. ATKB is door DLG gevraagd om een expert judgement beoordeling van de varianten van de VMR zoals deze zijn onderzocht door Deltares en geschetst in de schetssessies, uit te voeren. Onderhavige rapport is hiervan het resultaat. Aan het rapport zijn ook nog toegevoegd de belangrijkste aanbevelingen van een bijeenkomst van nationale en internationale vismigratiedeskundigen op 8 en 9 mei Doel Het doel van onderhavig onderzoek is om middels een expert judgement beoordeling te komen tot een selectie van de beste variant voor de VMR rekening houdend met de doelsoorten. 5.3 Leeswijzer In hoofdstuk 6 wordt de werkwijze voor onderhavige studie weergegeven. In hoofdstuk 7 worden de verschillende varianten voor de VMR inhoudelijk besproken. Hoofdstuk 8 geeft de aanbevelingen en conclusies. In hoofdstuk 9 wordt de gebruikte literatuur weergegeven. Blz. 10 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

216 6 WERKWIJZE Het doel van het onderzoek van Deltares (Wesselius et al., 2014) was om te komen tot conceptuele ontwerpcriteria voor de vismigratierivier voor water- zouttransport, morfologie en sedimentatie. De voor deze aspecten relevante criteria zijn: Zo groot mogelijke lokstroom naar de Waddenzee; Zo lang mogelijke openingsduur van de kunstwerken; Voldoende lange periode van gunstige stroomsnelheid voor diverse vissoorten; Geen transport van zout (zoutlekkage) naar het IJsselmeer; Zo minimaal mogelijk baggeronderhoud of herstel van het bodemprofiel; Realisatie van een brakwaterzone aan de IJsselmeerzijde; Voor zover mogelijk, realisatie van intergetijdengebied. Als basis bij het ontwerpen van vismigratievoorzieningen geldt in het algemeen het afstemmen van de mogelijkheden die een gegeven situatie (locatie, hydrologie, waterbeheer etc.) en de concrete ontwerpaspecten bieden op de eisen die (doel)vissoorten stellen. Een en ander komt tot uitdrukking in de verschillende varianten van de VMR. Als criteria voor de beoordeling van de geschiktheid van de ontwerpen kunnen ondermeer worden onderscheiden (niet limitatief; voor zover onderscheidend tussen de varianten en voor vissoorten(gilden)): - omvang en ligging lokstroom (vindbaarheid); - aanwezigheid en omvang retourstroming; - openstellingsduur; - dimensies (aan de zoetwaterzijde; aan de zoutwaterzijde, diepte; breedte; oppervlakte; volume); - vormgeving en dimensies inzwem- en uitzwemopeningen (kunstwerken); - diepteligging inzwem- en uitzwemopeningen; - stroomsnelheid(verdeling); - morfologie/habitat; - processen in de VMR (erosie/sedimentatie; zoet-zoutgedrag); - beheer van de VMR. In het navolgende zal een overzicht worden gegeven van een aantal ontwerpen uit de schetssessies, met een korte omschrijving van de karakteristieken, te beginnen met de ontwerpvariant aan de oostzijde. Oorspronkelijk waren er meer varianten, die voornamelijk verschilden door de inrichting van het gebied in het IJsselmeer en de wijze waarop de verbinding met de spuikom zou worden gerealiseerd. Deze worden niet nader besproken. 1). Zandrivier Oost (175 ha), inzwemopening aan de oostzijde van de spuikom, sifon onder scheepsroute door, lengte 4 km, 25 m breed, natuurlijke oevers, 1-2 m diep (figuur 1). Figuur 1. Zandrivier Oost. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 11 van 29

217 De ontwerpen aan de westzijde betreffen: 1). Westzijde, spiraalvormig, lengte 4 km, kunstmatige oevers (stortsteen, 1:1), diepte 4-5 m, 25 m breed, met of zonder natuurlijke oevers op de overgang naar het IJsselmeer (figuur 2). Figuur 2. Westzijde spiraalvormig. 2). Westzijde, kunstmatig estuarium, lengte 4 km, natuurlijke oevers (1:2 tot 1:20), gevarieerde diepte (max. 4 m), variërende breedte (25-50 m), kunstmatige dammen in het midden, natuurlijke oevers op de overgang naar het IJsselmeer (figuur 3). Figuur 3. Westzijde kunstmatig estuarium Blz. 12 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

218 7 BESPREKING VARIANTEN 7.1 Variant oostzijde De varianten aan de oostzijde hebben als overeenkomst dat deze de scheepvaartroute doorkruisen. De scheepvaartroute kan onderlangs gekruist worden middels een sifon of via een open verbinding. Een sifon kan aan de zeewaartse zijde van de scheepvaartsluizen worden aangelegd. Deze heeft een lengte van ruim 100 m en ligt op een diepte van 10 m. Als de scheepvaartroute via een open verbinding wordt gekruist, moeten vissen zelf hun weg vinden van de spuikom die aan de westzijde van de voorhaven is gelegen, naar de voorhaven en de verbinding met de rest van de VMR. 7.2 Nadelen van varianten aan de oostzijde Aanwezigheid van de sifon Hoewel uit divers onderzoek (Kemper, 1997; British Columbia Ministry of Transportation and Highways, 2000; Didderen, 2008, Koole & Hop, 2012; Spierts, 2012) is gebleken dat sifons geen noemenswaardige problemen hoeven op te leveren voor vismigratie (mits deze goed zijn ontworpen: geen schietend water, geheel gevuld, geen verticale trajecten, geen vervuiling), moet bedacht worden dat het hier wel een grote en diep gelegen sifon betreft. Gezien de diepteligging maken eventueel doortrekkende vissen een aanzienlijke drukverloop mee, van atmosferische druk naar een druk van 1 atmosfeer hoger (toename in druk) en van 1 atmosfeer druk naar atmosferische druk (afname in druk). Wat hiervan het effect is op de migratie is onduidelijk. Snelle (gedwongen) drukovergangen (en dan juist van hogere druk naar lagere) vanaf ongeveer 0,5 atmosfeer kunnen bij vissen al leiden tot een sterfte van 10-tallen procenten (en dan vooral bij physocliste soorten, zie kader) (Turnpenny et al., 2000). In het geval van de sifon zullen de vissen niet worden gedwongen om de drukverschillen door te maken, maar aversie tegen drukverandering kan er voor zorgen dat vissen niet sterk geneigd zijn door de diepe sifon te migreren. Aanwijzingen hiervoor komen ook uit het onderzoek van een grote hevelvispassage bij Roermond (Vriese & Kroes, 2009). Hier werd de werking van de klassieke bekkenvispassage vergeleken met de werking van een nieuwe, grote (diameter meer dan 2 m) hevelvispassage. Hoewel er vele duizenden vissen door de bekkenvispassage trokken, bleken er hooguit enkele (en dan vooral aanzienlijk kleinere) vissen door de hevelvispassage te migreren. De onderdruk in de hevelvispassage zou de reden kunnen zijn dat vissen deze migratieroute niet benutten (andere omstandigheden waren vergelijkbaar). Physostome en physocliste vissoorten Vissen zijn te verdelen in physostome en physocliste soorten, die respectievelijk wel of geen verbinding hebben tussen de zwemblaas en de slokdarm. Een verbinding hiertussen maakt het mogelijk om snel te compenseren voor drukwisselingen, door lucht in te slikken of juist uit te stoten. Physocliste vissen kunnen dit niet en hebben dus een relatief lange adaptatietijd nodig om zich aan te passen aan veranderende druk omdat gassen via het bloed en de zwemblaasklier moeten diffunderen. Zo duurt het voor een baars maar liefst 24 uur om 1 atmosfeer druk te compenseren Ingang VMR aan oostzijde spuikom In praktisch alle handboeken (w.o. FAO (2002), MUNLV (2005) en Kroes & Monden (2005) voor het ontwerpen van vismigratievoorzieningen is als vuistregel opgenomen: leg de ingang van de vispassage in zones waar vis zich verzameld, direct benedenstrooms van de migratiebelemmering, bij voorkeur op de grens van de migratielimietlijn. Dit geldt bij uitstek voor vissoorten/levensstadia met zwakke zwemcapaciteiten. Sterke zwemmers kunnen geprononceerd zoekgedrag laten zien en ook in moeilijke situaties nog de ingang van een vispassage vinden. Monitoring door IMARES (Griffioen & Winter, 2014) laat zien dat soorten als driedoornige stekelbaars en spiering bij uitstek in hoge aantallen voorkomen aan de westzijde van de spuikom (op basis van de vangsten in de fuiknummers 3 en 5, zie onderstaande figuur 4 uit Griffioen & Winter, 2014). Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 13 van 29

219 Figuur 4. Vangsten driedoornige stekelbaars en spiering op verschillende fuiklocaties. Evident is dat ook redelijk hoge aantallen nog worden gevangen aan de oostzijde van de spuikom, maar op basis van deze informatie (en andere, w.o. mondelingen mededelingen beroepsvissers Van Malsen, over de dichtheden van vissen in de spuikom) lijkt het logischer om de ingang van de VMR aan de westzijde te positioneren Sterke stroming langs strekdam oostzijde spuikom Recente modellering door DELTARES van het stromingspatroon in de spuikom laat een zeer sterke stroming direct langs de strekdam aan de oostzijde van de spuikom zien, tijdens de spui. Bij de ontwerpen aan de oostzijde komt de monding van de VMR door de strekdam heen te liggen, direct in het snel stromende water. Hierdoor wordt de lokstroomwerking van de VMR teniet gedaan. Vismigratiehandboeken geven aan dat de monding van een vismigratievoorziening in kalm stromend water moet liggen (ongeveer 0,5 m/s), in ieder geval met een stroomsnelheid aanzienlijk lager dan de stroomsnelheid van water (lokstroom) uit de vispassage Ontwerp oostzijde zonder sifon, ontbreken lokstroom, combinatie van functies Bij het ontwerp aan de oostzijde is er sprake van aansluiting van de VMR op het verbindingskanaal van de scheepvaartsluizen met de zee. Er is een opening voorzien in de strekdam aan de oostzijde van de spuikom om vis in gelegenheid te stellen naar de VMR toe te migreren. Om meerdere redenen is dit nadelig. Door de open verbinding met de spuikom is er ter plaatse geen lokstroom aanwezig waardoor vis ook niet richting VMR wordt gelokt. Daarnaast, in het verbindingskanaal naar de sluizen worden de functies scheepvaart en vismigratie gecombineerd. Door de opening in de strekdam ontstaat naar verwachting een zeer ongewenst stromingsbeeld en golfbeweging bij wind uit het noordoosten, met hinder voor de scheepvaart als gevolg. Verder kan de intensieve scheepvaart leiden tot verstoring van de migratie en mogelijk, schade aan vis wanneer deze door de schroef wordt geraakt. De overige variaties op dit ontwerp (half open verbinding, gesloten verbinding) hebben mogelijk in mindere mate eerder genoemde nadelen maar zijn constructie technisch buitengewoon ingewikkeld en daarom minder wenselijk Omvangrijke natuurlijke structuren De ontwerpen voor de VMR aan de oostzijde kenmerken zich door omvangrijke natuurlijke structuren zoals de zandrivier en het intergetijdengebied in de estuarium versie van het ontwerp. Het is de vraag of dergelijke structuren te realiseren zijn. De natuurlijke dynamiek zou hiervoor nagebootst moeten worden, waarbij het maar de vraag is of dit kan bij de beoogde werking van de VMR. 7.3 Varianten westzijde In welke mate zijn de ontwerpen aan de westzijde verschillend? Vanuit het oogpunt van het functioneren voor vismigratie zijn diverse ontwerpen niet wezenlijk verschillend. Deze hebben allemaal ongeveer dezelfde kenmerken (qua diepte, breedte, materiaalgebruik etc.) maar verschillen eigenlijk alleen op architectonische wijze (lijnvormig, spiraalvormig, gevouwen). De zwemmende vis oriënteert zich aan de hand van verschillende bronnen van informatie, van grootschalig naar kleinschalig. Op de oceaan kan oriëntatie plaatsvinden aan de Blz. 14 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

220 stand van de sterren en/of aan het aardmagnetisch veld. Dichter bij riviermondingen gekomen, kunnen geurstoffen (b.v. looizuren of feromonen, samenstelling van het water) een rol gaan spelen, of zogenaamde landmarks (b.v. vorm van de kustlijn, zandbanken, rotsformatie), stromingspatronen, temperatuurverschillen, verschillen in saliniteit etc. Op een heel kleinschalig niveau vindt oriëntatie plaats middels het zijlijnorgaan (neuromasten en cupula) en middels elektroreceptoren (ampullen van Lorenzini) waarmee ondermeer zeer kleine waterbewegingen langs de vis kunnen worden waargenomen. Overigens speelt visuele oriëntatie ook een grote rol, zoals al vroeg is aangetoond door Lyon (1904). Door vissen in stilstaand water (aquarium, fles) te plaatsen en vervolgens een gesimuleerde achtergrond te bewegen, wist Lyon aan te tonen dat de belangrijkste stimulus om zich in een bepaalde richting te oriënteren en vervolgens te gaan zwemmen (tegen de denkbeeldige stroming in) een visuele was. Voor de oriëntatie van de vis maakt het dus niet uit of deze door een lijnvormige, spiraalvormige of gevouwen VMR zwemt. Op een kleine schaal zal de voornaamste oriëntatie plaatsvinden middels zicht en het zijlijnorgaan Overgangszone in de VMR Winter et al., 2014 geven aan dat er weinig bekend is over de noodzaak van een echte overgangszone tussen zout en zoet voor adaptatie aan de zoete omstandigheden. Op grond van het beperkte materiaal beschikbaar, menen zij echter dat slechts weinig zout-zoet migranten een echte adaptatieperiode nodig hebben. Een overgangsgebied in de zin van een zout-zoet gradiënt in de VMR is dan ook niet absoluut noodzakelijk, zoals mede blijkt uit experimenten waarbij verschillende vissoorten direct van het ene milieu in het andere werden overgebracht (Winter et al., 2014). Daarnaast kan onder normale omstandigheden enige mate van gewenning al plaatsvinden in de spuikom en omgeving, als gevolg van het spuien van zoet water, waardoor een gebied met een gevarieerd zoutgehalte ontstaat (de spuikom is alleen zout wanneer er gedurende lange tijd geen spui plaatsvindt). Echter, in onderzoek waarbij vis werd overgebracht van de ene omgeving naar de andere is veelal niet gekeken naar de lange termijn effecten op overleving, groei, voortplanting etc. Uit gedetailleerd (telemetrisch) onderzoek naar salmoniden in de Columbia rivier is gebleken dat de wijze van migratie van zoet naar zout (natuurlijke migratie, transport met schepen, migratie via de stuwdam of vispassage), wel degelijk consequenties had voor groei en overleving op zee en zelfs voor het latere voortplantingssucces (Keefer et al., 2005; 2008). Wellicht is het niet nodig om een echte brakke overgangszone te hebben. Desondanks lijkt wel aanbevelenswaardig om in de VMR te voorzien in een gevarieerd en zo natuurlijk mogelijk habitat met geulen, diepe en ondiepe zones, verschillend substraat, bij voorkeur daar waar de zoutindringing stopt (denk hierbij aan een gebied met een zoet intergetijde karakter, zie figuur 5). Dit maakt het mogelijk voor intrekkende vis om in de VMR een voorkeursgebied op te zoeken waar de overgang naar het zoete milieu kan worden volbracht en kan worden geschuild tegen predatie door vissen en vogels. Figuur 5. Een voorbeeld van een intergetijde gebied. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 15 van 29

221 7.3.3 Functioneren van de VMR Belangrijk voor het functioneren van de VMR zijn de sturingsmechanismen. Vooralsnog worden 2 verschillende situaties onderscheiden: 1). Sturing van de VMR vindt alleen plaats met de afsluiters in de koker door de Afsluitdijk; 2). Sturing van de VMR vindt plaats met de afsluiters in de koker door de Afsluitdijk en met een afsluiter aan de IJsselmeerzijde van de VMR. Het verschil tussen beide situaties zit in het feit dat met situatie 2 het mogelijk is om het peil in het IJsselmeerdeel van de VMR te regelen. Het peil in IJsselmeerdeel van de VMR in situatie 1 is nagenoeg gelijk aan het peil van het IJsselmeer (en dus niet regelbaar). Deltares heeft een modellering met betrekking tot debieten en zoutgehalte uitgevoerd van de VMR (basisvariant) in situatie 1, met een open uitgang aan de IJsselmeerzijde. De figuren 6 en 7 geven de situatie aan het einde van de vloedperiode en aan het einde van de ebperiode. In de bovenste delen van beide figuren wordt de stroomsnelheid door de koker in de Afsluitdijk weergegeven (een negatieve waarde duidt op een stroming gericht naar de Waddenzee; een positieve waarde duidt op een stroming gericht naar het IJsselmeer). Genoemde stromingen komen tot stand als gevolg van eb en vloed; de sterkste stroming richting Waddenzee ontstaat bij laag water; de sterkste stroming richting IJsselmeer zou ontstaan bij hoog water. In figuur 6 is echter te zien dat bij opkomend water en vlak na gelijk peil de VMR al weer wordt gesloten (enige instroming is dan tot stand gekomen) en dan gedurende enkele uren dicht staat. Bij afgaand water (maar nog wel met een hoger peil op de Waddenzee dan op het IJsselmeer) wordt vervolgens de VMR weer geopend en komt een instroming van zeewater tot stand. Wanneer deze indringing maximaal is, draait de stroming weer om en wordt het zoute water de VMR uitgespoeld. Aan het einde van de ebperiode is de hele VMR weer zoet. Figuur 6. Zoutindringing in de basisvariant aan het einde van de vloedperiode. Blz. 16 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

222 Figuur 7. Zoutindringing in de basisvariant aan het einde van de ebperiode. Wat betekent dit voor de zwakke zwemmers (selectief getijdemigranten)? Bij opkomend water, tijdens de vloedstroom, zijn deze het meest actief en gaan met de stroming mee naar de kust. Vlak voor hoog water is de dichtheid van deze vissen op zoet-zout overgangen dan ook het hoogst (voor glasaal zie bijvoorbeeld Laffaille et al., 2007). Bij een VMR met een open overgang, zoals gemodelleerd door Deltares, zou de VMR in deze periode juist gesloten zijn, terwijl deze geopend is (en een maximale instroming naar het IJsselmeer kent) tijdens de ebperiode. In deze periode zijn de selectief getijde migranten juist inactief, zakken naar de bodem om te ontkomen aan de ebstroming. Het resultaat van een dergelijk beheer is naar verwachting een minder effectieve migratie naar het IJsselmeer. Vanuit het mechanisme van de migratie van getijdenmigranten gedacht, zou een beheer zoals is weergegeven in figuur 8 een effectievere migratie opleveren. Figuur 8. Alternatief sluitingsperiode VMR. In figuur 8 is uitgegaan van een opening van de VMR bij opkomend tij, wanneer de selectief getijdemigranten het meest actief zijn. Op een gegeven moment moet de VMR wel weer gesloten Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 17 van 29

223 worden omdat anders de zoutindringing te groot wordt. Overigens heeft dit beheer (sluiting vlak voor hoog water) wel tot gevolg dat het ingedrongen zeewater tijdens de gesloten periode van de VMR zich verder richting IJsselmeer kan verspreiden als gevolg van dichtheidstroming. Nadere modellering moet uitwijzen wat de ruimte binnen deze wijze van sturing is. Een dergelijk proces is op zich voordelig voor de getijdemigranten omdat deze de gelegenheid krijgen zich in de VMR te verspreiden en locaties op te zoeken met voor hen aangename condities (qua saliniteit, diepte, beschutting etc.). De VMR is beter beheersbaar (met meer voordelen) wanneer aan de IJsselmeerzijde ook een afsluiter is geplaatst. Door deze afsluiter (en een hogere afscheiding om de VMR heen) kan er tijdens vloed meer zeewater in de VMR worden gelaten (met in totaliteit grotere aantallen getijdemigranten) en komt een hoger peil tot stand in het deel van de VMR gelegen binnen het IJsselmeer. Het voordeel van dit laatste is dat de VMR vervolgens een lokstroom kan realiseren voordat de Waddenzee op gelijk peil met het IJsselmeer is, voorafgaand aan de spui. De duur en het debiet van deze lokstroom zijn afhankelijk van het oppervlak en de hoogte van de afscheiding van de VMR, want deze zijn ondermeer bepalend voor de hoeveelheid in te laten zeewater. Een nadeel dat genoemd kan worden is dat er dan gedurende enige tijd geen migratie mogelijk is vanuit de VMR naar het IJsselmeer. M.a.w. de vissen moeten enige tijd in de VMR verblijven voordat ze door kunnen trekken. Naar verwachting is dit geen groot nadeel, bedenk, in een natuurlijke situatie op rivieren, wanneer er een te laag debiet is, kunnen ook vertragingen ontstaan in de migratie. Bij een hogere afvoer migreren vissen dan verder. Los van welke sturing ook wordt gekozen voor de VMR, het lijkt verstandig om beide beheertypen (open overgang naar IJsselmeer, afsluitbare overgang naar het IJsselmeer) in de toekomst mogelijk te maken door uit te gaan van een ontwerp dat daarmee rekening houdt (relatief hoge afscheiding tussen het IJsselmeer en de VMR gelegen in het IJsselmeer en een afsluiter die ontworpen is op dagelijks gebruik). Beide typen beheer kunnen dan tot uitvoering worden gebracht, waarbij monitoring inzicht moet geven in effectiviteit voor vismigratie. Het uiteindelijke ontwerp voor de VMR moet flexibel aan te passen zijn op dit gebied. Als kanttekening bij het bovenstaande nog het volgende. Het visvriendelijk beheer van de kunstwerken in de Afsluitdijk, zoals dat nu door ATKB wordt gemonitord, laat ook water in bij afgaand water (vlak voor gelijk peil). De vangsten hierbij zijn echter desondanks aanzienlijk (tientallen kg glasaal etc.). Om te voorkomen dat vis gelijk weer uitgespoeld wordt, wordt na visvriendelijk beheer een spuigang overgeslagen. Overigens ging de voorkeur bij het visvriendelijk beheer ook wel uit naar zeewater inlaten bij hoog water, maar vanuit veiligheidsoverwegingen mocht dit niet getest worden (risico op niet sluitende deuren met als gevolg zeer grote indringing van zout water tijdens vloed) VMR met vertical slot verbinding Er zijn voorstellen gedaan om naast de 2 kokers door de Afsluitdijk een derde koker te maken met daarin een vertical slot vispassage (debiet 1 à 2 m 3 /s). Figuur 9 geeft hiervan een overzicht. Een vertical slot vispassage is een beproefd concept dat overal ter wereld wordt toegepast en van alle typen het meest talrijk is aangelegd. Vriese (2010) onderzocht de geschiktheid van dit type vispassage voor toepassing op de Maas bij waterkrachtcentrale Borgharen en kwam tot de conclusie dat dit een prima alternatief zou zijn voor de bestaande V-vormige bekkenvispassages. De toepassing in de VMR is echter onorthodox daar de vispassage met hoog water moet werken in de richting van de Waddenzee naar het IJsselmeer toe. Er treedt dan zout water naar binnen bij een lager peil op de VMR (eigenlijk een lokstroom naar het IJsselmeer), selectief getijde migranten hebben hier voordeel van. Een ander voordeel van dit concept is dat er langer een opening (migratie window) beschikbaar is, hetgeen echter wel ten koste gaat van de omvang van het debiet door de grote kokers, waarbij aan de IJsselmeerzijde de afsluiter enige tijd gesloten moet zijn. Daarnaast kunnen de sterkere zwemmers waarschijnlijk profiteren van de over het algemeen lage stroomsnelheden in de vertical slot vispassage. In een situatie met laag water is de stroomsnelheid in de vertical slot vispassage gering en kunnen sterke zwemmers (en tevens de wat zwakkere, actieve zwemmers) waarschijnlijk met gemak naar binnen en is het resulterende migratie window groter. Of de vertical slot tot een hogere efficiëntie van de migratie gaat leiden is de vraag. Getijdemigranten zijn maximaal aanwezig tijdens vloed en rond hoog water. De vismigratie efficiëntie voor deze groep wordt bepaald door het ingelaten volume, liefst op het moment dat ze maximaal aanwezig zijn. Sterkere zwemmers komen toch wel Blz. 18 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

224 binnen (via de spuisluizen, maar zeker via VMR). Nader onderzoek moet uitwijzen of middels een dergelijk constructie uiteindelijk netto meer vis het IJsselmeer binnenkomt dan het geval zou zijn geweest zonder de aanwezigheid van een vertical slot. Figuur 9. Derde koker door Afsluitdijk met vertical slot vispassage Ingangen van de VMR aan de Waddenzeezijde Figuur 10. Mogelijke ligging ingangen VMR. Met betrekking tot de ingangen vanuit de Waddenzeezijde naar de VMR dienen ondermeer de volgende vragen beantwoord te worden. Hoeveel ingangen zijn nodig? Waar moeten de ingangen zijn gelegen? Welke afmetingen moeten deze hebben? Wat moet de bodemligging zijn? Hoe moet het verdere ontwerp er uit zien? Figuur 10 geeft een overzicht van de mogelijke ligging van de inzwemroutes. Als eerst kan de vraag gesteld worden of er een ingang buiten de spuikom nodig is. Recente monitoring van IMARES (Griffioen, 2014) laat zien dat fuiken geplaatst buiten de spuikom veruit de minste vis vangen. Primair gaat de aanlokkende werking voor vis uit van het spuien. Deze grootste watermassa wordt op zee opgemerkt en zowel selectief getijdetransport als actief zoekgedrag leiden er toe dat vis uiteindelijk in de spuikom terecht komt. Verder, meer ingangen leiden tot verdeling van debiet en een kleinere lokstroom. Op grond hiervan ligt het niet voor de hand om een ingang buiten de spuikom te maken. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 19 van 29

225 Als vuistregel in de vele vismigratiehandboeken geldt, de ingang van de vispassage moet liggen in relatief kalm water (zodat de lokstroom goed opgemerkt kan worden) en bij voorkeur op plekken waar de vis zich concentreert. Een ander uitgangspunt is, de ingang moet gelegen zijn zo dicht mogelijk bij de migratiebelemmering op de rand van de migratielimietzone (de grens van het turbulente water). Overigens is dit een wat vaag begrip, de locatie van de migratielimietzone is mede afhankelijk van het debiet dat wordt geloosd en dus niet vast is. Daarbij geldt: sterke zwemmers dringen vaak nog ver door in het turbulente water (telemetrisch onderzoek naar salmoniden bij het Haringvliet wijst dit uit), terwijl de zwakke zwemmers er al eigenlijk helemaal niet bij in de buurt komen. De precieze ligging moet gebaseerd zijn op een goed stromingsbeeld van de meest voorkomende situatie en goed inzicht in het visgedrag ter plaatse. Uit onderzoek en andere bronnen is gebleken dat vis zich concentreert aan de westzijde van de spuikom (zie ook 3.2.2), waarmee dit ook de meest logische plek is voor de ingangen. Gekozen kan worden voor een ingang dichtbij het lozingspunt (afhankelijk van de stroming ter plaatse) en een ingang verder weg, in kalm water bij concentraties van vis (zie figuur 11 met een schematische aanduiding van de ingangen, op de volgende pagina). Indien de stroming het toelaat zou een ingang zo dicht mogelijk bij de spuisluizen het meest wenselijk zijn. Een aanbeveling uit de expertgroep is om meerdere ingangen te maken die afsluitbaar zijn. Na realisatie kan onderzoek uitwijzen welke ingang (of welke combinaties van ingangen) de meest efficiënte vismigratie opleveren. Minder goed functionerende ingangen kunnen dan worden afgesloten. Een en ander is kosteneffectiever (ingangen realiseren nadat de VMR gebouwd is, is zeer kostbaar). Met betrekking tot het aantal ingangen speelt de debietkwestie een rol, alsmede de dimensionering van de ingangen. De VMR heeft maximaal een uitstromende debiet van ± 50 m 3 /s en een instromend debiet van maximaal ± 20 m 3 /s. Voor de lokkende werking van de VMR speelt eigenlijk alleen het uitstromende debiet een rol. Voor sterke zwemmers lijkt een maximale stroomsnelheid in de ingang van 2 m/s adequaat bij maximaal debiet. Dit pleit voor 2 ingangen met elk een maximaal debiet van 25 m 3 /s. Een doorstroomprofiel van 12,5 m 2 geeft dan een maximale stroomsnelheid van 2 m/s. De afmetingen van de ingangen zou dan globaal 5 x 5 m kunnen zijn met een bodemligging op 4 m NAP. In een laagwater situatie is er dan ongeveer een diepte van 2 2,5 m, wat het gewenste doorstroomprofiel oplevert. De diepteligging geeft dan een goede aansluiting op de diepte in de VMR en op de ondiepere delen van de spuikom. Zoals aangegeven, er kunnen meerdere ingangen worden gemaakt die afsluitbaar zijn door een betonnen schotbalkconstructie, zodat optimalisatie later kan plaatsvinden. Ingangen kunnen rechthoekig worden uitgevoerd in beton. In figuur 11 wordt tevens een ingang weergegeven gelegen dichtbij de spuisluizen (2?), met mogelijk een betere ligging, afhankelijk van het stromingsbeeld ter plaatse bij volop spuien. Figuur 11. Schetsmatige aanduiding van de ingangen naar de VMR. Groene gebieden zijn visconcentraties. Ingang 2? Is mogelijk beter, indien de stroomsnelheid ter plaatse niet te hoog is. Blz. 20 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

226 7.3.6 Open kanaal door Afsluitdijk? Tijdens de internationale expertgroep meeting die plaatsvond op 8 en 9 mei is aangegeven dat een open waterloop door de Afsluitdijk beter zou zijn dan de kokers (in de vorm van open, niet geheel gevulde duikers; minder turbulentie en dag nacht verschil) die nu zijn voorzien. In het algemeen zou gesteld kunnen worden dat een natuurlijke watergang betere passagemogelijkheden voor vis oplevert dan een betonnen duiker. Het is echter algemeen bekend dat grote open duikers goed passeerbaar zijn voor vis (de stroomsnelheid door de duiker is natuurlijk een aandachtspunt, deze moet laag genoeg zijn). Of een open waterloop zou leiden tot een grotere vismigratie tussen Waddenzee en IJsselmeer is niet op voorhand duidelijk. Een open waterloop zou wel grote consequenties hebben voor de infrastructurele werken die tot uitvoering moeten worden gebracht. Een aandachtspunt is het geluid (of beter, de trillingen) die het verkeer zou kunnen veroorzaken in de duikers. Dit zou mogelijk een afschrikkende werking kunnen hebben op de vis. Heel waarschijnlijk lijkt dit echter niet. Vismigratie door de Haringvlietdam vindt ook plaats (openstellingsduur en stroomsnelheid zijn hier primair beperkend) zoals is gebleken uit telemetrisch onderzoek, ondanks de drukke verkeersweg die over de Haringvlietdam loopt en de duidelijk merkbare trillingen die dit in de spuisluizen veroorzaakt (eigen ervaringen van auteur). Verder geldt dat het wenselijk is om een doorlopende laag grote stenen op de bodem van de duikers te plaatsen. Zie figuur 12 als voorbeeld. Wellicht zou gekozen kunnen worden voor een laag met een dikte van 0,5 m, van stenen met een diameter van cm, zodat grote interstitiële ruimtes ontstaan. Voor zover bijvoorbeeld glasaal een actieve migratie zou vertonen naar het IJsselmeer, kunnen deze ook bij hoge stroomsnelheden door de kokers heen migreren, gebruik makend van deze ruimtes waar de stroomsnelheid praktisch nihil zal zijn. Door de van tijd tot tijd optredende hoge maximale stroomsnelheid in de kokers, worden de openingen tussen de stenen regelmatig schoongespoeld zodat er voldoende ruimte overblijft om doorheen te migreren. Figuur 12. Stenen bodembedekking in een vertical slot vispassage Nut en noodzaak voor de VMR? Momenteel loopt er een driejarig onderzoek ( ) naar visvriendelijk beheer van de kunstwerken (spui- en scheepvaartsluizen) in de Afsluitdijk en de Houtribdijk. Het visvriendelijk beheer is een KRW maatregel van RWS die in 2015 geïmplementeerd moet zijn. Arcadis en ATKB voeren dit onderzoek uit, waarbij dit jaar de nadruk ligt op het monitoren van de effectiviteit van deze maatregel. De maatregel behelst (voor de Afsluitdijk), kort gezegd, het openen van spuisluizen minuten Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 21 van 29

227 voor gelijk waterpeil Waddenzee IJsselmeer (zodat zout water met getijdemigranten instroomt) en het uitvoeren van loze schuttingen met de scheepvaartsluizen in de nacht (ook hierbij wordt een hoeveelheid zout water ingelaten). De eerste monitoringsresultaten zijn positief, zoals te zien valt in figuur 13. In de gebruikte vangtuigen worden duizenden glasalen tot tientallen kg glasaal gevangen. Het onderzoek is momenteel nog in volle gang waarbij nog getracht gaat worden om de impact van de maatregel op de vismigratie getalsmatig in beeld te brengen. Dit is echter niet eenvoudig omdat vanuit het waterbeheer en de veiligheid diverse randvoorwaarden worden gesteld aan het kunnen uitvoeren van het visvriendelijk beheer. De effectiviteit van de maatregel is dus afhankelijk van jaarlijks wisselende omstandigheden en het eveneens jaarlijks sterk wisselende aanbod van migrerende vis. Een mogelijkheid om de effectiviteit van de VMR te vergelijken met de mogelijk impact van het visvriendelijk beheer ligt in de omvang van het migratievenster (migration window) dat wordt geboden aan vis ter plaatse. Het migratievenster dat wordt geboden door het visvriendelijk beheer van de kunstwerken is moeilijk in te schatten. Voor wat betreft het uitvoeren van loze schuttingen in de nacht met de scheepvaartsluizen, geldt dat dit in principe altijd mogelijk is. Het punt is alleen de bediening c.q. de aanwezigheid van personeel. Hier is een kostenplaatje aan verbonden en er zal nog moeten blijken in welke mate RWS hier invulling aan wil geven. Bij de huidige monitoring wordt per nacht (4 loze schuttingen) op beide locaties, Den Oever en Kornwerderzand, maximaal m 3 zout water binnengelaten. Figuur 13. Vangst aan glasaal en overige kleine vis na loze schuttingen met de scheepvaartsluis. Het visvriendelijk beheer van de spuisluizen vergt vanuit de bediening in wezen geen extra handelingen. Zoals gezegd zijn er echter voorwaarden aan verbonden. Bij een tekort aan water wordt er niet gespuid (gebaseerd op een tijdreeks van 1992 tot en met 2011 wordt er bij Kornwerderzand 13% van de tijd (in dagen) niet gespuid; bij Den Oever is dat 7,5% van de tijd). Visvriendelijk beheer is dan moeilijk tot uitvoering te brengen, hoewel voor dit doel wel zogenaamde zouthevels worden aangelegd. Bij watergebrek kan dan het ingelaten zout water weer worden weg geheveld met de zouthevels. Overigens is de capaciteit van de zouthevels niet erg groot (zouthevels Kornwerderzand vooralsnog gedimensioneerd op m 3 / 72 uur; zouthevels Den Oever gedimensioneerd op m 3 / 72 uur). Het uitvoeren van 1 keer visvriendelijk beheer bij Kornwerderzand leidt tot een instroom van m 3 zout water. Het uitvoeren van 1 keer visvriendelijk beheer bij Den Oever leidt tot een instroom van m 3 zout water. Zonder verdere spuimogelijkheden duurt het 9 dagen om het ingelaten zoute water te Kornwerderzand weg te hevelen. Bij Den Oever is deze periode 15 dagen. In de praktijk is het wellicht gunstiger daar langdurige aaneengesloten perioden dat er niet gespuid kan worden niet heel veel voorkomen. Als er veel wateroverschot is dan kan het visvriendelijk beheer niet tot uitvoering worden gebracht omdat alle spuicapaciteit nodig is om het water af te voeren (normaliter wordt er na het uitvoeren van visvriendelijk beheer 1 spuigang overgeslagen om de vis de kans te geven zicht op het IJsselmeer te verspreiden). Globaal kan visvriendelijk beheer pas worden uitgevoerd vanaf maart/april. Rekening Blz. 22 van 29 Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014

228 houdend met een natte winter zou visvriendelijk beheer bij benadering gedurende 6 maanden in het jaar kunnen worden uitgevoerd. Vanwege de veiligheid mag er geen visvriendelijk beheer worden uitgevoerd wanneer de wind uit het noorden komt en harder is dan 4 Bft. Aangenomen zou kunnen worden dat dit gemiddeld 4 dagen per maand voorkomt (globaal ingeschat op basis van weeroverzichten). Op basis van deze informatie en de nodige aannames kan een zeer tentatieve berekening worden gemaakt, die er op neer komt dat visvriendelijk beheer bij Kornwerderzand gedurende 135 dagen per jaar kan worden uitgevoerd en bij Den Oever gedurende 143 dagen per jaar. Waarschijnlijk is dit een overschatting omdat andere factoren (extreme weer situaties, storing in de zouthevels etc.) niet zijn meegenomen. Daarmee komt het volgende beeld tot stand: Kornwerderzand 135 dagen visvriendelijk beheer mogelijk per jaar; Totaal debiet = 135 dagen x m 3 = 27 miljoen m 3 zout water dat instroomt en ook weer uitgelaten wordt; Totale tijdsduur: 10 minuten x 135 dagen = 23 uur vrije instroom van zout water. Migratievenster bij Kornwerderzand op jaarbasis: ± 23 uur (voor getijde migranten). De mogelijkheden voor sterke zwemmers zijn waarschijnlijk aanzienlijk ruimer omdat deze ook aan het begin en het einde van de reguliere spuiperioden naar binnen kunnen trekken. Den Oever 143 dagen visvriendelijk beheer mogelijk per jaar; Totaal debiet = 143 dagen x m 3 = 21,5 miljoen m 3 zout water dat instroomt en ook weer uitgelaten wordt; Totale tijdsduur: 10 minuten x 143 dagen = 24 uur vrije instroom van zout water. Migratievenster bij Den Oever op jaarbasis: ± 24 uur (voor getijde migranten). Ook hier geldt dat de mogelijkheden voor sterke zwemmers waarschijnlijk aanzienlijk ruimer zijn omdat deze ook aan het begin en het einde van de reguliere spuiperioden naar binnen kunnen trekken. Bedacht moet worden dat deze berekeningen slechts een benadering zijn van wat mogelijk is. Waterhoeveelheden per jaar evenals de weerscondities zijn sterk variabel. Het is goed mogelijk dat de migratiemogelijkheden voor de getijde migranten de helft of het dubbele zijn van wat hierboven is weergegeven. In de praktijk zal moeten blijken wat daadwerkelijk haalbaar is. Blijft overeind dat de vrijelijke toegang tot het zoete water maar beperkt is tot enkele tientallen uren op jaarbasis. Een vergelijking van het migratievenster dat wordt geboden door de VMR (figuur 14 uit de haalbaarheidsstudie, inmiddels achterhaald) laat het volgende beeld zien: op dagbasis is het voor getijde migranten (zoals glasaal) gedurende 2 uur mogelijk om vrijelijk met het water mee naar binnen te gaan; voor sterkere zwemmers (zoals zalm) is dit op dagbasis zelfs ongeveer 8 uur. Figuur 14. Vensters voor vismigratie door de VMR voor sterke en zwakke zwemmers. Variantenanalyse VMR Afsluitdijk Kenmerk: /01, definitief, 30 juni 2014 Blz. 23 van 29

MER Vismigratierivier Afsluitdijk

MER Vismigratierivier Afsluitdijk MER Vismigratierivier Afsluitdijk Gegevens opdrachtgever: De Nieuwe Afsluitdijk p/a Provincie Fryslân Tweebaksmarkt 2 8911 KZ Leeuwarden Contactpersoon: dhr. M.S. Bos CSO Adviesbureau Regulierenring 6

Nadere informatie

Vismigratierivier Afsluitdijk

Vismigratierivier Afsluitdijk Vismigratierivier Afsluitdijk Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 4 augustus 2015 / rapportnummer 2881 32 1. Voorlopig oordeel over het MER De provincie Fryslân heeft (als penvoerder

Nadere informatie

1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop

1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop 14 september 1 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De provincie Fryslân heeft (als penvoerder van De Nieuwe Afsluitdijk 1 ) het voornemen om een Vismigratierivier door de Afsluitdijk aan te

Nadere informatie

Vismigratierivier Afsluitdijk

Vismigratierivier Afsluitdijk Vismigratierivier Afsluitdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 18 september 2015 / projectnummer 2881 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De provincie Fryslân

Nadere informatie

historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen

historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen Wat wij van het verleden kunnen leren: historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen Katja Philippart Philippart C.J.M. & M.J. Baptist (2016) An exploratory study into

Nadere informatie

De Nieuwe Afsluitdijk. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk

De Nieuwe Afsluitdijk. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk De Nieuwe Afsluitdijk Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk De Nieuwe Afsluitdijk Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk referentie projectcode status

Nadere informatie

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer Windvisie Gelderland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 21 augustus 2014 / rapportnummer 2934 28 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De provincie Gelderland

Nadere informatie

Vismigratierivier Afsluitdijk

Vismigratierivier Afsluitdijk Vismigratierivier Afsluitdijk Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport 1 april 2014 / rapportnummer 2881 12 1. Hoofdpunten van het MER De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft

Nadere informatie

De Nieuwe Afsluitdijk. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk

De Nieuwe Afsluitdijk. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk De Nieuwe Afsluitdijk Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 1.1. Aanleiding 1 1.2. Notitie Reikwijdte en detailniveau 1 1.3. Probleemstelling

Nadere informatie

Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.).

Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.). Hoe vindt de trechtering van groot concept zoekgebied naar voorkeursalternatief plaats? Om tot een voorkeurslocatie voor het station en voorkeurslocatie voor de kabelcircuits te komen worden een aantal

Nadere informatie

Havenkwartier Zeewolde

Havenkwartier Zeewolde Havenkwartier Zeewolde Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 september 2011 / rapportnummer 2459 60 Oordeel over het MER Voor de aanleg van de woonwijk Polderwijk te Zeewolde is in 2003 de procedure

Nadere informatie

N266, Randweg Nederweert

N266, Randweg Nederweert N266, Randweg Nederweert Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 21 oktober 2014 / rapportnummer 2718 74 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Limburg wil samen met onder meer

Nadere informatie

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op PROVINCIALE COMMISSIE OMGEVINGSVRAAGSTUKKEN LIMBURG MEMO ADVIESSTUK: Structuurvisie Randweg N266 Nederweert 1. Onderwerp / plan Structuurvisie Randweg N266 Nederweert inclusief onderliggende stukken (Plan-

Nadere informatie

Houtskoolschets Windstreek 2011

Houtskoolschets Windstreek 2011 Windenergie in Fryslân, voorgeschiedenis Bij de evaluatie van Windstreek 2000 in 2008 hebben Provinciale Staten Gedeputeerde Staten gevraagd om nieuw beleid voor windenergie op te stellen. Houtskoolschets

Nadere informatie

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 september 2014 / rapportnummer 2820 43 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) De provincies

Nadere informatie

Ontwikkeling Skûlenboarch en Westkern

Ontwikkeling Skûlenboarch en Westkern Ontwikkeling Skûlenboarch en Westkern Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 3 december 2013 / rapportnummer 2270 74 1. Oordeel over het MER In samenwerking met de gemeenten Tytsjerksteradiel en

Nadere informatie

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar. De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn André Breukelaar RWS Kierbesluit juni 2000 Haringvlietsluizen -bij voldoende Rijnafvoerook bij

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 12 augustus 2013 / rapportnummer 2755 40 1. Oordeel over het MER De gemeente Wageningen wil haar bestemmingsplan voor

Nadere informatie

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem 5 maart 2018 Met de omgeving, voor de omgeving Programma Welkom Stand van zaken project Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) De procedure Alternatieven

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten. 2012 HR Haarlem. Betreft: Samenwerkingsovereenkomsten Afsluitdijk. Geachte leden,

Gedeputeerde Staten. 2012 HR Haarlem. Betreft: Samenwerkingsovereenkomsten Afsluitdijk. Geachte leden, POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM Provinciale Staten van Noord-Holland door tussenkomst van de Statengriffier, mr. J.J.M. Vrijburg Dreef 3, tweede etage 2012 HR Haarlem Gedeputeerde Staten Uw contactpersoon

Nadere informatie

Schetschuit Afsluitdijk 17 november 2010

Schetschuit Afsluitdijk 17 november 2010 Schetschuit Afsluitdijk 17 november 2010 De Waddenvereniging organiseert schetsschuiten in het waddengebied: Hoe valt waterveiligheid te bereiken in combinatie met verbetering biodiversiteit? Afsluitdijk:

Nadere informatie

BIJLAGE Nadere toelichting op de projecten die meegaan in het Rijkscontract

BIJLAGE Nadere toelichting op de projecten die meegaan in het Rijkscontract BIJLAGE Nadere toelichting op de projecten die meegaan in het Rijkscontract Deze bijlage geeft een overzicht van de projecten waar DNA aan werkt. Op de website www.deafsluitdijk.nl is meer informatie te

Nadere informatie

RUIMTELIJKE VISIE KORNWERDERZAND. Feddes/Olthof landschapsarchitecten en Architectenbureau Paul de Ruiter

RUIMTELIJKE VISIE KORNWERDERZAND. Feddes/Olthof landschapsarchitecten en Architectenbureau Paul de Ruiter RUIMTELIJKE VISIE KORNWERDERZAND Feddes/Olthof landschapsarchitecten en Architectenbureau Paul de Ruiter STAKEHOLDERS 24 APRIL 2014 1. IDENTITEIT KORNWERDERZAND DE AFSLUITDIJK IN HET WATERLANDSCHAP haaks

Nadere informatie

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673 Windpark Fryslân Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport 14 juli 2016 / projectnummer: 2673 1. Oordeel over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport (MER) Windpark

Nadere informatie

De heer F. van der Lee Norbertusplein EE Vlijmen. Geachte heer Van der Lee,

De heer F. van der Lee Norbertusplein EE Vlijmen. Geachte heer Van der Lee, De heer F. van der Lee Norbertusplein 2 5251 EE Vlijmen ONS KENMERK: 00503647 UW KENMERK: HT2017011 UW BRIEF VAN: 7 maart 2017 Lucien Kuijsters ONDERWERP: Artikel 61 vragen GOL 2 (waarvan 1 vertrouwelijk

Nadere informatie

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 15 mei 2017 / projectnummer: 2732 1. Toetsingsadvies Inleiding De gemeente Moerdijk

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 31 mei 2012 / rapportnummer 2529 60 1. Oordeel over het MER De gemeente Etten-Leur wil het bestemmingsplan voor haar

Nadere informatie

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 2 januari 2012 / rapportnummer 1552 62 1. Oordeel over het MER Libéma Exploitatie

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Samenvatting Inleiding Deze samenvatting hoort bij de rapportage Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (NKO) voor het project Dijkversterking Tiel Waardenburg en Rivierverruiming Varik - Heesselt. Werken

Nadere informatie

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk Werken aan een waterveilig Nederland Project Afsluitdijk 80 jaar De Afsluitdijk beschermt Nederland al meer dan tachtig jaar tegen de zee. De dijk voldoet niet meer aan de huidige normen voor waterveiligheid.

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

Structuurvisie Noord-Holland

Structuurvisie Noord-Holland Structuurvisie Noord-Holland Aanvullend toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 februari 2010 / rapportnummer 2214-68 1. OORDEEL OVER HET MER Het provinciebestuur van Noord-Holland heeft het voornemen

Nadere informatie

Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Notitie Reikwijdte en Detailniveau Notitie Reikwijdte en Detailniveau Opdrachtgever: Gemeente Horst aan de Maas projectnummer: 934.00.00.01.00.00 Datum: 17-04-2015 A a n l e i d i n g n i e u w b e s t e m m i n g s p l a n Voor het buitengebied

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem

Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 10 juni 2013 / rapportnummer 2779 31 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De Gemeente Doetinchem wil verschillende

Nadere informatie

IJsselmeergebied: duurzame ontwikkeling vanuit ecologisch perspectief

IJsselmeergebied: duurzame ontwikkeling vanuit ecologisch perspectief Klaas van Egmond IJsselmeergebied: duurzame ontwikkeling vanuit ecologisch perspectief m.m.v.: Jan Janse Eddy Lammens (RIZA) Leon Braat Willem Ligtvoet Rijk van Oostenbrugge Hendrien Bredenoord Opbouw

Nadere informatie

MIRT-verkenning Varik-Heesselt

MIRT-verkenning Varik-Heesselt MIRT-verkenning Varik-Heesselt Toetsingsadvies over de notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen 12 mei 2017 / projectnummer: 3137 1. Advies over notitie kansrijke oplossingsrichtingen De provincie Gelderland,

Nadere informatie

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? In 2013 is de planstudie voor het project Duinpolderweg gestart. Na een tussenstap in 2015 en 2016 hebben de provincies Noord- en Zuid-Holland onlangs besloten

Nadere informatie

Windenergie Goeree-Overflakkee

Windenergie Goeree-Overflakkee Windenergie Goeree-Overflakkee Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 februari 2014 / rapportnummer 2800 59 1. Oordeel over het MER Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland en het college

Nadere informatie

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7 april 2016 / projectnummer: 2935 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Groningen Seaports (GSP) wil

Nadere informatie

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk Werken aan een waterveilig Nederland Project Afsluitdijk 80 jaar De Afsluitdijk beschermt Nederland al meer dan tachtig jaar tegen de zee. De dijk voldoet niet meer aan de huidige normen voor waterveiligheid.

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 maart 2011 / rapportnummer 2382 81 1. Oordeel over het MER De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Beschrijving deelgebied Bastion in Terheijden

Beschrijving deelgebied Bastion in Terheijden Beschrijving deelgebied Bastion in Terheijden Terheijden Dijkvak omschrijving Lengte in m Opgave B117a_b Bastion 803 Hoogte Overzichtskaart met aanduiding dijkvak B117a_b, impressie van de natte EVZ en

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 11 april 2016 / projectnummer: 3109 1. Oordeel over het Milieueffectrapport De gemeente Simpelveld heeft

Nadere informatie

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Baarlo - Hout-Blerick

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Baarlo - Hout-Blerick Omgevingswerkgroep Dijkversterking Baarlo - Hout-Blerick 6 maart 2018 Met de omgeving, voor de omgeving Programma Welkom Stand van zaken Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) De procedure Bouwstenen

Nadere informatie

Dijkversterking Capelle aan den IJssel

Dijkversterking Capelle aan den IJssel Dijkversterking Capelle aan den IJssel Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16 oktober 2014 / rapportnummer 2681 36 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Het Hoogheemraadschap van Schieland

Nadere informatie

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Ter vergelijking: Wind op land kost tussen 8,5 en 9,6 cent per

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Inleiding Initiatiefnemer heeft een agrarisch bouwvlak aan Leveroyseweg 14 te Heythuysen. Op deze locatie worden varkens gehouden op extensieve wijze.

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvullingen wind en geur 16 mei 2017 / projectnummer: 3041 1. Toetsingsadvies

Nadere informatie

Waterbeheerplan Aa en Maas

Waterbeheerplan Aa en Maas Waterbeheerplan Aa en Maas Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 25 februari 2015 / rapportnummer 2871 26 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) Het Waterschap Aa en Maas stelt een nieuw

Nadere informatie

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats Vissen in het IJsselmeer Romke Kats Functies IJsselmeer Water Transport Recreatie Visserij Natuur Vissen in het IJsselmeer Historie Ecologie Voedselketen IJsselmeer algen, vissen, mosselen, waterplanten,

Nadere informatie

Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht

Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 november 2012 / rapportnummer 2019 75 1. Oordeel over het MER De gemeente Utrecht wil Golfclub

Nadere informatie

INPASSINGSPLAN VISMIGRATIERIVIER

INPASSINGSPLAN VISMIGRATIERIVIER INPASSINGSPLAN VISMIGRATIERIVIER INHOUDSOPGAVE TOELICHTING HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Provinciaal Inpassingsplan 1 1.3 Uitgangspunten PIP Vismigratierivier 2 1.4 Locatie en begrenzing

Nadere informatie

Vismigratierivier Afsluitdijk

Vismigratierivier Afsluitdijk Haalbaarheid en projectplan PROGRAMMA NAAR EEN RIJKE WADDENZEE Datum: 10 januari 2013 Een project van Programma Naar een Rijke Waddenzee De Nieuwe Afsluitdijk (Provincie Noord-Holland, provincie Fryslân,

Nadere informatie

Sluis Kornwerderzand. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 4 mei 2017 / projectnummer: 3061

Sluis Kornwerderzand. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 4 mei 2017 / projectnummer: 3061 Sluis Kornwerderzand Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 4 mei 2017 / projectnummer: 3061 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop Het sluiscomplex in de Afsluitdijk

Nadere informatie

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Colofon Deltaprogramma Waddengebied Nieuwe Uitleg 1 Den Haag PROBLEEMANALYSE DELTAPROGRAMMA WADDEN Datum 10 augustus 2011 Status

Nadere informatie

Provinciaal Inpassingsplan bedrijventerrein Medel, provincie Gelderland

Provinciaal Inpassingsplan bedrijventerrein Medel, provincie Gelderland Provinciaal Inpassingsplan bedrijventerrein Medel, provincie Gelderland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 7 juli 2014 / rapportnummer 2889 56 1. Oordeel over het milieueffectrapport

Nadere informatie

Deltamanagement van de 21 e eeuw, natuur inclusief denken & doen

Deltamanagement van de 21 e eeuw, natuur inclusief denken & doen Deltamanagement van de 21 e eeuw, natuur inclusief denken & doen kunst een balans te brengen in het systeem van de Afsluitdijk, Passend in beeld totale afsluitdijk, specifiek bij Kornwerderzand Ontwerp

Nadere informatie

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 22 april 2016 / projectnummer: 3049 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Brouwerseiland

Nadere informatie

Raadsinformatieavond Voorkeursalternatief fase 2 N629

Raadsinformatieavond Voorkeursalternatief fase 2 N629 Raadsinformatieavond Voorkeursalternatief fase 2 N629 19 mei 2016 Inhoud 1. Korte terugblik De aanleiding (probleem-en doelstelling) Fasering en procedure De NRD en de alternatieven 2. Integrale afweging

Nadere informatie

Naar een nieuwe Afsluitdijk

Naar een nieuwe Afsluitdijk l. Naar een nieuwe Afsluitdijk De vismigratie-rivier bij Kornwerderzand Initiatiefdocument Een initiatief van: Waddenvereniging Sportvisserij Nederland Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer Vereniging

Nadere informatie

Vismigratie Afsluitdijk

Vismigratie Afsluitdijk Vismigratie Afsluitdijk Ben Griffioen Erwin Winter, Olvin van Keeken, Betty van Os, Marco Lohman, Tjerk en Marinus van Malsen (WON 1),Tomasz Zawadovski, Svenja Schönlau Diadrome vis intrek via afsluitdijk

Nadere informatie

Verkenning pompenspuien

Verkenning pompenspuien Verkenning pompenspuien Uitbreiding waterafvoer van IJsselmeer naar Waddenzee 30 oktober 2012 Inhoud Afwegingproces Toelichting op de voorkeursbeslissing Vragen; Wat zijn uw zorg- en aandachtspunten? 2

Nadere informatie

Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november

Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november 2018 1 21 november 2018 2 Onderwerpen 1. Welkom en introductie klankbordgroep 2. Voorstelrondje en verwachtingen 3. Status van project/proces 4. Toelichting

Nadere informatie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen Startnotitie Het probleem Er is een bereikbaarheidsprobleem in de regio Arnhem Nijmegen na 2020. Het Rijk, de provincie en

Nadere informatie

Bestemmingsplan Duinen, gemeente Katwijk

Bestemmingsplan Duinen, gemeente Katwijk Bestemmingsplan Duinen, gemeente Katwijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 11 december 2012 / rapportnummer 2717 29 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Katwijk wil een

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Bergen (LB)

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Bergen (LB) Bestemmingsplan buitengebied gemeente Bergen (LB) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 24 oktober 2013 / rapportnummer 2832 19 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Bergen

Nadere informatie

Bijlage A. Begrippenlijst

Bijlage A. Begrippenlijst Titel Bijlage A. Begrippenlijst Datum 10-11-2016 Auteur Anne Schipper Aanlegfase Fase gedurende welke activiteiten worden uitgevoerd die specifiek verband houden met het initiatief. Alternatieven Mogelijkheden

Nadere informatie

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO 4.5 Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO (erwin.winter@wur.nl) De toestand van veel riviervissen is verbeterd sinds het dieptepunt in de jaren zeventig, maar de visstand is nog ver verwijderd van de situatie

Nadere informatie

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. ruimtelijke aspecten

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. ruimtelijke aspecten Projectteam Overnachtingshaven Lobith Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith ruimtelijke aspecten INHOUDSOPGAVE blz. 1. KADERS 1 1.1. Wettelijk kader 1 1.2. Beleidskader

Nadere informatie

Vismigratie Zuidwestelijke Delta

Vismigratie Zuidwestelijke Delta 1 Vismigratie Zuidwestelijke Delta Ecologisch herstel in de Rijkswateren Kees-Jan Meeuse RWS Zeeland adviseur waterbeheer Inhoud 3 1. Rijkswaterstaat Zeeland en vismigratie (rol) 2. Studie: naar een gezonde

Nadere informatie

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Deze samenvatting bevat de hoofdlijn van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) van de MIRT Verkenning

Nadere informatie

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 26 september 2014 / rapportnummer 2971 26 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Maatschap

Nadere informatie

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 17 augustus 2016 / projectnummer: 3103 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

De Toekomst van de Afsluitdijk

De Toekomst van de Afsluitdijk De Toekomst van de Afsluitdijk Hoe breed wordt de Afsluitdijk in de toekomst? Yolande van der Meulen Projectdirecteur Symposium De Brede Dijk Startpunt Afsluitdijk Cornelis Lely 1886 Zuiderzeevereniging

Nadere informatie

Vakdag conditionering Workshop natuur en milieu(wetgeving): aanpak en benodigde onderzoeken. 6 maart 2014, prof. mr. A.A. Freriks

Vakdag conditionering Workshop natuur en milieu(wetgeving): aanpak en benodigde onderzoeken. 6 maart 2014, prof. mr. A.A. Freriks Vakdag conditionering Workshop natuur en milieu(wetgeving): aanpak en benodigde onderzoeken 6 maart 2014, prof. mr. A.A. Freriks Onderwerpen Belangrijkste besluitvormingstrajecten: projectplan Waterwet,

Nadere informatie

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 oktober 2015/ rapportnummer 3070 1. Oordeel over het milieueffectrapport De gemeente Cromstrijen

Nadere informatie

Kennisnemen van de noodzaak tot herziening PlanMER en Passende Beoordeling bestemmingsplan buitengebied

Kennisnemen van de noodzaak tot herziening PlanMER en Passende Beoordeling bestemmingsplan buitengebied INFORMATIENOTA GEMEENTE GROESBEEK Onderwerp: Noodzaak herziening planmer en Passende beoordeling bestemmingsplan Buitengebied. Vergadering B&W: 6 maart 2012 Raadsvergadering: 5 april 2012 Portefeuillehouder:

Nadere informatie

Overzicht projecten Programma De Nieuwe Afsluitdijk

Overzicht projecten Programma De Nieuwe Afsluitdijk Overzicht projecten Programma De Nieuwe Afsluitdijk Exclusief de projecten die meegenomen worden in het Rijkscontract (deze zijn apart hiervan uitgebreider toegelicht) Volgnum Mobiliteit 1 Verruiming sluis

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018 Indicator 19 april 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen vanuit zee of

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 november 2013 / rapportnummer 2844 24 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Kampen wil

Nadere informatie

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 3 maart 2016 / projectnummer: 2910 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Dordrecht wil in

Nadere informatie

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Bedrijvenpark IBF Heerenveen Bedrijvenpark IBF Heerenveen Toetsingsadvies over het planmer voor de 2 e partiële herziening van het bestemmingsplan 11 juli 2013 / rapportnummer 2120 110 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

Voorgesteld wordt om: In te stemmen met het voorstel voor de verdeling van de verschillende onderdelen.

Voorgesteld wordt om: In te stemmen met het voorstel voor de verdeling van de verschillende onderdelen. Plan Van Aanpak Gebiedsontwikkeling Westerzeedijk 24 april 2017) Besluitvorming: Voorgesteld wordt om: In te stemmen met het voorstel voor de verdeling van de verschillende onderdelen. 1) Aanleiding Het

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer 1 Programma Welkom door Douwe Hollenga, voorzitter van de stuurgroep - Wat is Natura 2000 - Waar staan we: wat is geweest en wat komt Toelichting

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen Indicator 15 juli 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen slechts weinig

Nadere informatie

Duinkampen 23 te Paterswolde

Duinkampen 23 te Paterswolde Duinkampen 23 te Paterswolde Projectgebied. Duinkampen 23 Paterswolde 1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het bouwen van een bijgebouw, het plaatsen van een schutting en twee kunstwerken

Nadere informatie

Revisie Omgevingsvisie Drenthe

Revisie Omgevingsvisie Drenthe Revisie Omgevingsvisie Drenthe Tussentijds toetsingsadvies over het op te stellen milieueffectrapport 5 december 2017 / projectnummer: 3212 Tussentijds advies over het plan-mer voor de revisie van de

Nadere informatie

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Bedrijvenpark IBF Heerenveen Bedrijvenpark IBF Heerenveen Toetsingsadvies over het PlanMER voor de 1 e partiële herziening van het bestemmingsplan 4 februari 2013 / rapportnummer 2120 93 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

Verslag. Onderwerp Omgevingswerkgroep Baarlo Hout-Blerick Datum 6 maart 2018 Plaats Baarlo Voorzitter: Jaap Spaans. zaaknr Z4700 doc.nr.

Verslag. Onderwerp Omgevingswerkgroep Baarlo Hout-Blerick Datum 6 maart 2018 Plaats Baarlo Voorzitter: Jaap Spaans. zaaknr Z4700 doc.nr. Verslag Onderwerp Omgevingswerkgroep Baarlo Hout-Blerick Datum 6 maart 2018 Plaats Baarlo Voorzitter: Jaap Spaans Welkom Jaap Spaans, omgevingsmanager namens het Waterschap, heet iedereen van harte welkom

Nadere informatie

Verbinding A8/A9. Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten. 27 november 2014 / rapportnummer

Verbinding A8/A9. Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten. 27 november 2014 / rapportnummer Verbinding A8/A9 Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten 27 november 2014 / rapportnummer 2977 07 1. Oordeel over de afbakening van alternatieven Verbinding A8-A9 Gedeputeerde

Nadere informatie

Haalbare en duurzame vismigratie

Haalbare en duurzame vismigratie Haalbare en duurzame vismigratie Geschreven door Wil Borm, Adviesgroep Borm & Huijgens SAMENVATTING Nederland probeert al tientallen jaren aan haar internationale verplichtingen te voldoen wat betreft

Nadere informatie

Hoogwaterkering Den Oever

Hoogwaterkering Den Oever Hoogwaterkering Den Oever Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 3 juni 2016 / projectnummer: 2396 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Nadere informatie

Welkom! Dijkdenkersbijeenkomst VI Masterclass Besluitvorming & MER

Welkom! Dijkdenkersbijeenkomst VI Masterclass Besluitvorming & MER Welkom! Dijkdenkersbijeenkomst VI Masterclass Besluitvorming & MER Welkom! Programma Welkom en Introductie Doel van de masterclass Korte terugblik Vooruitblik volgende bijeenkomst Masterclass door Patrick

Nadere informatie

NOTITIE REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU Klaver 4 Greenport Venlo 12 JANUARI 2016

NOTITIE REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU Klaver 4 Greenport Venlo 12 JANUARI 2016 NOTITIE REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU Klaver 4 Greenport Venlo 12 JANUARI 2016 NOTITIE REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU Arcadis Nederland B.V. Postbus 264 6800 AG Arnhem Nederland +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com

Nadere informatie

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 21 januari 2010 / rapportnummer 2147-57 1. OORDEEL OVER HET MER Banken B.V. (dhr. N. van Roessel)

Nadere informatie

Reactienota zienswijzen Startdocument planm.e.r. bestemmingsplan buitengebied 2014 Someren

Reactienota zienswijzen Startdocument planm.e.r. bestemmingsplan buitengebied 2014 Someren Notitie Contactpersoon Maartje van Ravesteijn Datum 18 februari 2014 Kenmerk N001-1219533RMV-cri-V01-NL Reactienota zienswijzen Startdocument planm.e.r. bestemmingsplan buitengebied 2014 Someren Inleiding

Nadere informatie

Integrale MIRT / HWBP verkenning Meer Maas Meer Venlo

Integrale MIRT / HWBP verkenning Meer Maas Meer Venlo Integrale MIRT / HWBP verkenning Meer Maas Meer Venlo Raadinformatiemarkt 4 april 2018 Opgave MMMV komen tot één integraal besluit over een integraal voorkeursalternatief voor de opgave voor hoogwaterveiligheid

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Roosendaal - Nispen

Bestemmingsplan buitengebied Roosendaal - Nispen Bestemmingsplan buitengebied Roosendaal - Nispen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 4 september 2014 / rapportnummer 2950 25 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Roosendaal

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem

Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7 september 2017 / projectnummer: 3017 1. Oordeel over het Milieueffectrapport De gemeente Gorinchem wil het bestemmingsplan

Nadere informatie