Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl"

Transcriptie

1 Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl Resultaten vragenlijsten en schoolbezoeken leerjaar /18 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

2

3 Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl Resultaten vragenlijsten en schoolbezoeken leerjaar /18 maart 2019

4 Verantwoording 2019 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren en/of verspreiden en om afgeleid materiaal te maken dat op deze uitgave is gebaseerd. Auteurs: Bart Penning de Vries, Maud Heijnen, Esli Jacobsz, Marjolein Haandrikman Informatie SLO Afdeling: Advies en Onderzoek Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) Internet: AN:

5 Inhoud 1. Samenvattend overzicht Samenvattend overzicht: docentvragenlijst Samenvattend overzicht: leerlingvragenlijst Samenvattend overzicht: schoolbezoeken Context, vraagstelling en opzet Aanleiding en context Vraagstelling en theoretisch kader Onderzoeksopzet Leeswijzer Responsbeschrijvingen Vragenlijstonderzoek Interviews tijdens de schoolbezoeken Resultaten docentvragenlijst Voorbereiding pilot De onderwijspraktijk Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Resultaten leerlingvragenlijst De onderwijspraktijk Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Resultaten uit schoolbezoeken Nieuw concept-examenprogramma LOB Opdrachten Profiel, taakverdeling en betrokkenheid onder docenten Bijeenkomsten 72 Bijlage Conceptschoolexamenprogramma T&T (versie januari 2018) 77

6

7 1. Samenvattend overzicht De ontwikkeling van het schoolvak technologie en toepassing (T&T) is een initiatief om leerlingen op praktische wijze gericht te laten werken aan beroepsoriëntatie en beroepsbeelden, om zo de doorstroming van de theoretische leerweg naar vervolgopleidingen te verbeteren. T&T is een conceptschoolexamenvak in de gemengde en theoretische leerweg (gl en tl) van het vmbo. Het vak vormt de basis voor een doorgaande technologische leerlijn en kan worden aangeboden in alle profielen. T&T is een praktijkgericht avo-vak. Het is een schoolexamenvak waarin brede praktische vaardigheden worden ontwikkeld en waarin leerlingen zich oriënteren op verschillende beroepsgerichte contexten. Sinds schooljaar werkt SLO samen met pilotscholen aan de ontwikkeling van het schoolexamenprogramma en een handreiking voor het schoolexamen voor T&T. De pilotgroep bestaat sinds het schooljaar uit 24 scholen. Een belangrijk doel van de pilot is het aanscherpen van het schoolexamenprogramma T&T en het zorgen voor hulpmiddelen bij de uitvoering van het programma. Op grond van de ervaringen in de pilot is in januari 2018 een nieuwe versie van het schoolexamenprogramma T&T vastgesteld (zie het conceptschoolexamenprogramma in de bijlage). De pilot wordt ondersteund door een onafhankelijke curriculumevaluatie. Het doel van de evaluatie van de pilot is zicht te krijgen op de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en toetsbaarheid van het schoolexamenprogramma 1 T&T. Voor dit evaluatieonderzoek in het schooljaar hebben 34 docenten van de 24 pilotscholen en 469 leerlingen van 20 pilotscholen de vragenlijst over T&T leerjaar 3 ingevuld. Voor de schoolbezoeken zijn 7 pilotscholen bezocht. Daar zijn 12 T&T-docenten en/of coördinatoren en 37 leerlingen geïnterviewd en is gesproken met 8 school- of teamleiders over T&T. De hoofdbevindingen worden per onderwerp in de volgende secties samengevat. Hoofdstuk 1 is een samenvattend overzicht van de docentvragenlijst, de leerlingvragenlijst en de schoolbezoeken. De uitwerkingen zijn te vinden in respectievelijk hoofdstuk 4, 5 en 6. De context, vraagstelling en opzet van het onderzoek worden gegeven in hoofdstuk 2 en de responsbeschrijving in hoofdstuk Samenvattend overzicht: docentvragenlijst Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van alle conclusies per thema uit hoofdstuk 4 over de resultaten van de docentvragenlijst over de pilot T&T in leerjaar 3 betreffende de tussenmeting (schooljaar ). Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van de startmeting (schooljaar ), maar alleen (significante) verschillen worden vermeld Voorbereiding pilot Benutte informatiebronnen Ter voorbereiding van de pilot bestudeerde bijna alle docenten het schoolexamenprogramma. Andere veelgebruikte informatiebronnen (door ruim drie kwart van de docenten) zijn: de conceptversie van de SLO-handreiking schoolexamen T&T, documenten uit SLO-bijeenkomsten en bestaande opdrachten/lesmateriaal. 1 Voor de leesbaarheid wordt 'schoolexamenprogramma' gebruikt, maar bedoeld wordt het 'conceptschoolexamenprogramma'. 5

8 Behoefte aan bijscholingsmogelijkheden Een kwart van de docenten heeft geen behoefte aan bijscholing. De helft van de docenten heeft behoefte aan bijscholing over de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten, ruim 40% aan bijscholing over de ontwikkeling van opdrachten en 35% aan bijscholing over de ontwikkeling van competenties. Ten opzichte van de startmeting is de behoefte afgenomen voor bijscholing m.b.t. beoordelingsinstrumenten (van 61% naar 50%) en competenties (van 52% naar 35%). De behoefte aan bijscholing is toegenomen m.b.t. LOB (van 18% naar 32%) en de ontwikkeling van opdrachten (van 33% naar 44%) De onderwijspraktijk Lesmateriaal: Opdrachten Ruim de helft van de docenten laat hun leerlingen vier opdrachten uitvoeren in leerjaar 3. Bijna alle docenten gebruiken opdrachten die door henzelf of de school zijn ontwikkeld. Ten opzichte van de startmeting gebruiken docenten vaker opdrachten die door bedrijven of maatschappelijke instellingen zijn ontwikkeld. Betrokkenheid van een bedrijf of maatschappelijke instelling bij opdrachten Bij ruim de helft van de docenten is een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het ontwerpen van een merendeel van de opdrachten. Dat betekent dat nog niet in alle gevallen sprake is van levensechte opdrachten bij T&T. De betrokkenheid van een bedrijf of maatschappelijke instelling is het laagste bij het begeleiden van de leerlingen. Bij ongeveer een derde van de docenten gebeurt dat in geen enkele opdracht. Betrokkenheid van het mbo bij opdrachten Ondanks dat T&T een doorgaande technologische leerlijn met het vervolgonderwijs beoogt, blijkt dat het percentage opdrachten waarbij het mbo betrokken wordt (bij afstemmen van de inhoud, introduceren, begeleiden, beoordelen en het geven van feedback) laag is. Voor elk van die onderdelen geeft meer dan 50% van de docenten aan dat het mbo helemaal niet betrokken is. Leeromgevingen bij opdrachten Bij een derde van de docenten voeren de leerlingen 40% tot maximaal 80% van onderdelen van opdrachten uit bij het mbo. Onderdelen van opdrachten worden vaker uitgevoerd bij een bedrijf of bij een maatschappelijke instelling: bij de helft van de docenten voeren leerlingen 40% tot maximaal 100% van de opdrachten uit. Oriëntatie op bètatechnische functies en beroepen, en reflectie in opdrachten De meeste docenten (ongeveer 80%) laten de leerlingen in de meeste opdrachten (80%) zich oriënteren op bètatechnische functies en beroepen, hun eigen handelen ontwikkelen en reflecteren op hun eigen ontwikkeling. Werken aan competenties in opdrachten Alle docenten laten hun leerlingen werken aan de competenties samenwerken en overleggen, plannen en organiseren, en presenteren in de T&T-opdrachten van het derde leerjaar. Gemiddeld worden elf competenties behandeld, een kwart van de docenten behandelt alle vijftien competenties bij de T&T-opdrachten. Competenties die het minst behandeld worden zijn ethisch en integer handelen (32%) en leren (47%). Bètawerelden in opdrachten Ongeveer twee derde van de docenten behandelt vier of meer bètawerelden in de opdrachten; meestal worden vier bètawerelden behandeld. Meest behandelde bètawerelden zijn Mobiliteit en ruimte, Water, energie en milieu, en Leefstijl en vormgeving, ongeveer 75% van de docenten behandelt deze. De bètawereld Geld en handel wordt het minst behandeld, door ongeveer 25% van de docenten. 6

9 Kenmerken van T&T Bijna alle docenten vinden dat hun leerlingen bij T&T te maken krijgen met een variatie in toepassingsvormen van technologie en dat ze worden uitgedaagd zelf oplossingen te vinden. Ongeveer 20% van de docenten vindt niet dat hun leerlingen bij T&T levensechte opdrachten uitvoeren van regionale bedrijven en maatschappelijke instellingen. Keuzemogelijkheden van leerlingen Bij ongeveer twee derde van de docenten hebben leerlingen geen keuzemogelijkheid voor opdrachten die ze uitvoeren in leerjaar 3. Dit is gestegen ten opzichte van de startmeting. Ruim 80% van de docenten laat hun leerlingen niet zelf op zoek gaan naar een opdracht in leerjaar 3. Integratie van LOB Ongeveer 90% van de docenten integreert LOB binnen T&T in leerjaar 3. Dat gebeurt het meest door bedrijven of maatschappelijke instellingen te bezoeken (83%) of opdrachten van hen uit voeren binnen school (77%), of door samenwerking met het mbo (73%). Samenhang met avo-vakken Ruim de helft van de docenten integreert geen leerinhouden van avo-vakken binnen het onderwijsprogramma van T&T in leerjaar 3. De docenten die dat wel doen, doen dit vooral met de vakken natuur- en scheikunde 1/2 en Nederlands. Beoordeling Bijna alle docenten beoordelen hun leerlingen op de kwaliteit van de geleverde producten en de beheersing van de competenties. De docenten bepalen zelf de criteria voor de beoordeling van de geleverde producten en competenties, ongeveer 40% van de docenten legt de beoordelingscriteria vast samen met een bedrijf of maatschappelijke instelling. Ruim de helft van de docenten neemt het schoolexamen voor T&T alleen af in het vierde jaar, de andere helft neemt het schoolexamen af in het derde en vierde jaar Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Impact Ruim 90% geeft aan dat het vak T&T een verandering in hun manier van lesgeven impliceert, dat het meer tijd aan voorbereiding vraagt dan andere vakken, maar dat ze het vak met plezier en enthousiasme geven. Extra tijd voor de invoering Bijna alle docenten hebben extra tijd nodig voor de invoering van T&T. Ongeveer 80% van de docenten wordt voor deze extra tijd gefaciliteerd in hun taakbeleid. Ruim drie kwart van de docenten besteedt vrije tijd aan de invoering van T&T. Dit is meer dan in de startmeting. De extra tijd is vooral nodig voor het ontwikkelen van de opdrachten, het leggen van contact met bedrijven of maatschappelijke instellingen en het ontwikkelen van de beoordeling van leerlingen. Uitvoerbaarheid: Algemeen Ongeveer 90% van de docenten vindt dat het schoolexamenprogramma T&T uitvoerbaar is en dat het programma voldoende mogelijkheid biedt om LOB te integreren. Bijna alle docenten (97%) vindt dat het mogelijk is om de beoogde competenties uit het programma te ontwikkelen; dat is hoger dan de 85% in de startmeting. Wel vindt ruim de helft van de docenten dat het schoolexamenprogramma te veel competenties bevat om ze voldoende diepgaand te behandelen, maar dit is verbeterd ten opzichte van de 76% in de startmeting. Het aantal lesuren is toereikend, vindt ongeveer 70% van de docenten: dit is een gedaald ten opzichte van 82% in de startmeting. 7

10 Uitvoerbaarheid: Beoordeling Ongeveer 90% van de docenten geeft aan erin te slagen om de kwaliteit van het product van hun leerlingen te beoordelen. Ongeveer 70% vindt dat het lukt om de beheersing van competenties te beoordelen. Ruim 60% van de docenten vindt dat er op school voldoende beoordelingsinstrumenten voor T&T beschikbaar zijn. Uitvoerbaarheid: Deskundigheid Ongeveer 80% van de docenten voelt zich voldoende toegerust voor het geven van T&T en voor het opbouwen van samenwerkingsrelaties met bedrijven en/of maatschappelijke instellingen. Uitvoerbaarheid: Opdrachten en faciliteiten Ongeveer 80% van de docenten beschikt over voldoende T&T-opdrachten die een relatie hebben met bètawerelden en waarin leerlingen zich kunnen oriënteren op verschillende beroepen. Iets meer dan de helft van de docenten is tevreden over de beschikbaarheid van externe opdrachtgevers. Helderheid Nagenoeg alle docenten vinden het duidelijk wat er van hen verwacht wordt bij T&T. Voor ruim 80% van de docenten is het duidelijk wat er van hun leerlingen wordt verwacht op het gebied van de ontwikkeling van competenties uit het schoolexamenprogramma T&T en hoe zij daaraan invulling kunnen geven. Ruim 80% van de docenten vindt het duidelijk hoe zij hun leerlingen kunnen beoordelen. Ten opzichte van de startmeting is het voor meer docenten duidelijk hoe zij vorm kunnen geven aan de ontwikkeling van competenties en hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld. Relevantie Alle docenten vinden dat hun leerlingen bij T&T inzicht krijgen in eigen kwaliteiten, interesses en beroepen die bestaan binnen verschillende bètawerelden. Bijna alle docenten vinden dat T&T beroepsoriënterend relevant is en hun leerlingen goed voorbereidt op het mbo. Ten opzichte van de startmeting vinden meer docenten dat T&T een structurele plaats biedt voor LOB in het leren, en dat T&T leerlingen enthousiast maakt over een vervolgopleiding binnen en buiten de bèta of technische sector. Sterke en zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T In een open vraag in de vragenlijst konden docenten twee sterke en twee zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T noemen. In totaal zijn 62 sterke en 59 zwakke punten genoemd. Sterke punten die door vier of meer docenten genoemd worden: de aandacht voor het ontwikkelen van competenties (n=9); de aanmoediging tot zelfstandigheid van de leerlingen en de verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces (n=5); de loopbaanoriëntatie (n=4); de ruimte voor individuele leertrajecten (n=4); het praktijkgerichte onderwijs (n=4); de ruimte om opdrachten te ontwikkelen en het programma in school toe te passen (n=4). Zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T die door vier of meer docenten genoemd worden: met name de competenties beoordelen is moeilijk of onduidelijk (n=14); het programma bevat te veel competenties (n=8); het vak invoeren en het ontwikkelen van opdrachten kost veel tijd (n=6); opdrachtgevers uit bedrijven met een bruikbare opdracht vinden is moeilijk (n=6); er zijn geen duidelijke eisen voor de afronding of het examen van het vak (n=4). 8

11 1.2 Samenvattend overzicht: leerlingvragenlijst Deze paragraaf presenteert een overzicht van de conclusies per thema uit hoofdstuk 5 over de resultaten van de leerlingvragenlijst over de pilot T&T in leerjaar 3 betreffende de tussenmeting (schooljaar ) en waar mogelijk een vergelijking met voorgaande startmeting (schooljaar ) De onderwijspraktijk Leerinhoud De helft van de leerlingen geeft aan vaak tijdens T&T te leren wat je kunt doen met technologie. Ongeveer 80% van de leerlingen leren soms tot vaak over technologie in verschillende beroepen en wat ze kunnen doen in verschillende beroepen. Bètawerelden binnen de beschreven opdrachten De bètawereld Leefstijl en vormgeving komt het vaakste voor (ongeveer 60%) in de opdrachten beschreven door de leerlingen. Minst voorkomend zijn de bètawerelden Voeding en gezondheid en Mens en medisch (in ongeveer 20% van de opdrachten). In de meeste opdrachten (ongeveer 70%) komen één tot drie bètawerelden aan bod. Leeractiviteiten Bij T&T werken bijna alle leerlingen samen met hun klasgenoten. Drie kwart van de leerlingen geeft aan dat ze bij T&T vooral dingen maken. Ongeveer 80% van de leerlingen werkt aan technologische opdrachten en vindt dat ze zelf moeten zorgen voor een goed product en zelf moeten zoeken naar oplossingen. De meeste leerlingen (80%) overleggen met de docent over de opdracht maar slechts 40% van de leerlingen overlegt over de opdracht met een bedrijf, instelling of mbo. Betrokkenheid van een bedrijf, maatschappelijke instelling of het mbo bij opdrachten De opdrachten die de leerlingen uitvoeren in leerjaar 3, worden het vaakst (ongeveer 50% van de opdrachten) uitgevoerd voor bedrijven en maatschappelijke instellingen, daarna meest voorkomend zijn opdrachten voor de docent of school (ongeveer 25% van de opdrachten). Bij T&T komt niet vaak iemand van het mbo iets vertellen over de opdracht, wat vaker komt iemand van een bedrijf of instelling (40% soms, 30% vaak). Assistentie krijgen de leerlingen niet tot weinig van bedrijven, instellingen of mbo's. Leeromgevingen Ongeveer 90% van de leerlingen werkt vaak tot altijd in een klaslokaal aan de opdrachten. Ruim 60% van de leerlingen werkt nooit aan opdrachten bij een bedrijf of instelling, of mbo. Drie kwart van de leerlingen bezoekt bij T&T weleens een bedrijf of instelling; ruim 80% van de leerlingen bezoekt nooit of soms het mbo. Docent- en leerlingrol Gemiddeld spreken de leerlingen vaak met hun docent over hun voortgang en helpt hun docent ze ook vaak met de opdracht. Ongeveer 60% van de leerlingen mag niet uit opdrachten kiezen bij T&T; voor drie kwart van de leerlingen bepaalt de docent vaak of altijd de opdracht. Beoordeling De meeste leerlingen (78%) krijgen bij T&T geen toets voor een cijfer. Ruim 80% van de leerlingen krijgt vaak of altijd een cijfer voor een product dat ze maken, een presentatie en de manier waarop ze aan de opdracht hebben gewerkt. Ongeveer 60% van de leerlingen krijgt bij T&T vaak of altijd een cijfer voor een verslag. Groeperingsvormen Bij T&T krijgt drie kwart van de leerlingen vaak of altijd klassikaal uitleg. De leerlingen werken over het algemeen vaak in groepjes aan de opdracht, en weinig alleen. De rol van ICT Bij T&T gebruikt drie kwart van de leerlingen de computer of ipad vaak of altijd. 9

12 1.2.2 Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Uitvoerbaarheid Ongeveer 80% van de leerlingen vindt T&T goed te doen, dat is gestegen ten opzichte van de startmeting. Ruim een kwart van de leerlingen vindt T&T een moeilijk vak. Helderheid Voor ruim drie kwart van de leerlingen is het duidelijk wat zij moeten kennen en kunnen voor T&T en waarop zij beoordeeld worden. Dit is gestegen ten opzichte van de startmeting. Relevantie Ongeveer een derde van de leerlingen zegt door T&T beter te weten welke vervolgopleiding ze willen gaan doen, of wat zij later willen worden. Ten opzichte van de startmeting is het percentage leerlingen dat beter weet welke vervolgopleiding ze willen gaan doen, gestegen. Ongeveer 60% van de leerlingen weet door T&T beter waar zij goed in zijn. Aantrekkelijkheid Ten opzichte van de startmeting vinden minder leerlingen T&T een vervelend vak, en meer leerlingen dat ze veel leren bij T&T. In de huidige meting vindt ongeveer 60% van de leerlingen niet dat T&T een vervelend vak is en vindt de opdrachten interessant. Twee derde van de leerlingen vindt dat ze veel leren bij T&T. 1.3 Samenvattend overzicht: schoolbezoeken Nieuw conceptschoolexamenprogramma Het schoolexamenprogramma is begin 2018 bijgesteld. De meeste respondenten zijn op de hoogte van het bijgestelde programma. Over het algemeen vinden respondenten dat het nieuwe schoolexamenprogramma duidelijker is dan het oude, en maken de inschatting dat de inhoud realiseerbaar is. Respondenten verwachten over het algemeen dat het haalbaar is om minimaal vier bètawerelden te behandelen. Eén school betwijfelt vier bètawerelden te kunnen behandelen omdat zij in het laatste jaar leerlingen keuzemogelijkheden willen bieden. Respondenten vinden de verwachtingen ten aanzien van de competenties duidelijker. Een aantal scholen is in kaart aan het brengen welke competenties het best aan bod kunnen komen in welke opdracht (bijvoorbeeld door bewust per (deel)opdracht de nadruk te leggen op een paar vaardigheden). LOB Het positioneren van LOB in relatie tot T&T is voor een aantal scholen nog een aandachtspunt. Meerdere scholen geven aan graag meer tijd uit te willen trekken voor gesprekken met leerlingen. Sommigen zijn ook zoekende naar een goede taakverdeling tussen de T&T docent en de mentor, LOB-begeleider of decaan. Andere scholen zijn tevreden over de aanpak die zij hebben. 10

13 Opdrachten Kwaliteit van de opdrachten De respondenten zijn tevreden over de kwaliteit van de opdrachten als de betrokken partijen tevreden zijn: de opdrachtgever, de leerling en de docent, waarbij ze werken vanuit de basiscriteria voor de T&T opdrachten. Met name is van belang dat de leerling gemotiveerd is door de opdracht en gegroeid is qua competenties. Levensechtheid van de opdrachten Scholen streven realistische opdrachten na en willen tegelijkertijd de ontwikkeling van kennis borgen. De structuur van de opdrachten biedt ruimte om op eigen wijze uitgevoerd te worden en kan zo bij de leefwereld aansluiten. Leerlingen oriënteren zich alleen of met een groepje op de opdracht, met eventuele sturing. In de opdrachten doen de leerlingen kennis op, zoveel mogelijk door eigen onderzoek. De opdrachten richten zich op het productieproces en soms kunnen de leerlingen de opdracht benaderen als werknemer. Begeleiding bij de ontwikkeling van competenties Docenten blijken veelal nog te zoeken naar vormen waarmee ze de leerlingen goed kunnen begeleiden in hun competentieontwikkeling. Veel respondenten geven aan dat zij meer tijd zouden willen besteden aan het voeren van gesprekken met de leerlingen. Scholen zoeken ook nog naar vormen om leerlingen meer bewust te maken van de competenties. Ook zijn er scholen die de competentie-ontwikkeling graag breder willen trekken dan alleen het vak T&T. Samenwerking met bedrijven bij de opdrachten Over het algemeen zien de respondenten voldoende mogelijkheden voor samenwerking met bedrijven, hoewel het flinke inspanningen vraagt om bedrijven op de gewenste manier te betrekken. De wijze waarop bedrijven betrokken zijn verschilt per school. Het leggen van contact met de bedrijven wordt meestal in eerste instantie door de scholen gedaan, maar soms ook door de leerlingen zelf. Het is wel van belang dat de school communiceert over wat er precies van de bedrijven verwacht wordt. Samenwerking met het mbo bij opdrachten Over de samenwerking met het mbo zijn, net als in , veel scholen niet tevreden. Dit is het geval om organisatorische redenen (zie ook Heijnen, Haandrikman, & Folmer, 2017), of omdat voor mbo-instellingen nog niet helder is wat zij van de T&T-leerlingen mogen verwachten. Rol leerlingen Leerlingen krijgen bij T&T meer vrijheid (de mate van vrijheid verschilt per school) en moeten ondernemend handelen en zelfredzaam zijn. Leerlingen wennen daar steeds meer aan en groeien daarin, maar voor sommige leerlingen is dat nog een uitdaging: de intrinsieke motivatie van leerlingen moet aangesproken worden. Het bezoeken van opdrachtgevers kan betrokkenheid bij T&T stimuleren. Profiel, taakverdeling en betrokkenheid onder docenten Profiel van de docent Net als vorig jaar is er verschil tussen de scholen in wanneer zij een docent geschikt vinden als T&T-docent. De meeste scholen vinden vooral de coachende vaardigheden van belang, maar ook het vermogen om het netwerk in te zetten ten behoeve van opdrachten. Taakverdeling Op één school zijn alle taken uitgesplitst: de opdrachten worden ontwikkeld door O&O-docenten, de bedrijven worden benaderd door de coördinator, en de docenten bieden de opdrachten aan. Bij de meeste scholen is de T&T-coördinator tegelijk ook docent in het vak. Op scholen waar slechts één of twee docenten de T&T lessen begeleiden, bestaat behoefte om meer docenten te betrekken om de werkdruk beter te kunnen verdelen. 11

14 Bekendheid van het vak bij overige docenten Respondenten op meerdere scholen geven aan dat de bekendheid met het vak T&T erg beperkt is bij de docenten die niet bij het vak betrokken zijn. Bijeenkomsten Door SLO georganiseerde bijeenkomsten De diverse bijeenkomsten door SLO georganiseerd worden dit jaar positiever en als zinvoller ervaren door de bevraagde respondenten ten opzichte van vorig jaar. Wel zijn er scholen die moeite hebben met de verlenging van de pilot, omdat zij de gevraagde tijdsinvestering voor de bijeenkomsten fors vinden. Leergang T&T Alle pilotscholen volgen in het voorjaar of in het najaar van 2018 de leergang T&T. De scholen die deze leergang in het voorjaar zijn gestart, zijn positief over de opbrengsten. 12

15 2. Context, vraagstelling en opzet 2.1 Aanleiding en context Al jaren wordt erkend dat de doorstroming van de theoretische leerweg naar vervolgopleidingen een probleem vormt. De theoretische leerweg (tl) mist een vak waarin leerlingen op praktische wijze gericht werken aan beroepsoriëntatie en beroepsbeelden. Het tl-programma kenmerkt zich door een grote nadruk op reproductieve, algemene kennis en een volledig gesegmenteerd aanbod van door de traditie bepaalde monovakken. Van enige beroepsvoorbereiding is nauwelijks sprake. Binnen de ruimte die er is, besteedt een groeiend aantal scholen hier aandacht aan. Eén van deze initiatieven is de ontwikkeling van het schoolvak Technologie en toepassing (T&T). De vier initiatiefnemende scholen wilden het hiaat binnen de tl opvullen vanuit de overtuiging dat veel tl-leerlingen gebaat zijn bij een dergelijk schoolvak. Om te komen tot een landelijk bruikbaar examenprogramma heeft de initiatiefgroep op advies van het ministerie van OCW in 2013 contact gezocht met SLO (Abbenhuis, 2013). T&T is een schoolexamenvak in de gemengde en theoretische leerweg (gl en tl). Het vak vormt de basis voor een doorgaande technologische leerlijn en kan worden aangeboden in alle profielen. Het biedt de kandidaat een kader om binnen de context van de zeven bètawerelden competenties (vaardigheden, kennis en houding in een context) te ontwikkelen die van belang zijn voor doorstroom naar het vervolgonderwijs en de beroepspraktijk. Aan de hand van levensechte opdrachten maakt de kandidaat kennis met de toepassing van technologie in het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) is onderdeel van het programma. T&T is een praktijkgericht avo-vak. Het is een schoolexamenvak waarin brede praktische vaardigheden worden ontwikkeld en waarin leerlingen zich oriënteren op verschillende beroepsgerichte contexten. Het vak bevordert de onderzoekende, ontwerpende en ondernemende houding van de leerling (Werkgroep examenprogramma Technologie & Toepassing, 2015; SLO, 2016). Om die reden heeft T&T binnen het curriculum van de nieuwe leerweg (GTL) potentie als praktijkgericht vak. Sinds schooljaar werkt SLO in samenwerking met pilotscholen aan de ontwikkeling van het schoolexamenprogramma en een schoolexamenhandreiking voor T&T. Begin 2016 bleek de pilotgroep niet divers genoeg. Om tot een breed gedragen en goed uitvoerbaar examenprogramma te kunnen komen bestaat de pilotgroep daarom sinds het schooljaar uit 24 scholen. Een belangrijk doel van de pilot is het aanscherpen van het examenprogramma T&T en het zorgen voor hulpmiddelen bij de uitvoering van het programma. Op grond van de ervaringen in de pilot is in januari 2018 een nieuwe versie van het schoolexamenprogramma T&T vastgesteld. De nieuwe versie geldt voor het cohort leerlingen in de pilot dat in in het derde jaar start met T&T. De ontwikkeling van het schoolexamenprogramma T&T zal de komende jaren worden voortgezet. Voordat alle vmbo-scholen het schoolexamenvak kunnen aanbieden als onderdeel van het standaard curriculum, moet wet- en regelgeving worden gewijzigd. Dat kan gebeuren als het examenprogramma goed is doorontwikkeld en er meer zicht is op de opbrengsten van Curriculum.nu. De pilot wordt ondersteund door een onafhankelijke curriculumevaluatie. Het doel van deze evaluatie is zicht krijgen op de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en toetsbaarheid van het schoolexamenprogramma T&T. De evaluatie heeft zowel een formatief als een summatief karakter. Tijdens de pilot leveren evaluatieresultaten een bijdrage aan het bijstellen en verbeteren van het schoolexamenprogramma en de bijbehorende handreiking voor het schoolexamen. De projectleiding gebruikt de inzichten uit de evaluatie ook voor het bijstellen van de ondersteuning aan scholen. Daarnaast geeft de evaluatie antwoord op de vraag in hoeverre pilotscholen er in slagen vorm te geven aan de beoogde inhoudelijke vernieuwing. 13

16 2.2 Vraagstelling en theoretisch kader Curriculumtypologie De theoretische achtergrond van de evaluatie van de pilot T&T wordt gevormd door de typologie van curriculaire verschijningsvormen (Van den Akker, 2003; zie Tabel 2.1). Dit onderscheid in verschijningsvormen onderstreept de gelaagdheid van het curriculum. Tussen de verschillende verschijningsvormen komen vaak aanzienlijke discrepanties voor. Dat is niet per se problematisch, maar dikwijls bestaat de wens de kloof tussen dromen, daden en resultaten te verkleinen. Tabel 2.1: Curriculaire verschijningsvormen (Van den Akker, 2003). Beoogd curriculum Geïmplementeerd curriculum Imaginair Geschreven Geïnterpreteerd Uitgevoerd Opvattingen, wensen en idealen (basisvisie) Documenten en materialen (examenprogramma s, syllabi, handreikingen, lesmateriaal) Oordelen en interpretaties van docenten, examenmakers en uitgevers Feitelijke onderwijsleerproces Gerealiseerd curriculum Ervaren Geleerd Ervaringen van leerlingen en mboinstellingen Leerresultaten bij leerlingen Onderzoeksvragen Uitgaande van de typologie van verschijningsvormen en in het licht van het eerdergenoemde doel van de evaluatie richt de het onderzoek zich op de beantwoording van de volgende zeven onderzoeksvragen: 1. Welke beweegredenen, uitgangspunten en kenmerken zijn door de ontwikkelaars van het schoolexamenprogramma T&T geformuleerd? [imaginair en geschreven] 2. Wat zijn de interpretaties en percepties van docenten en leidinggevenden inzake het nieuwe schoolvak T&T? [geïnterpreteerd] 3. Wat zijn gebruikerservaringen van docenten met het nieuwe schoolvak T&T? [uitgevoerd] 4. Welke maatregelen worden op schoolniveau genomen om de invoering van het nieuwe schoolvak T&T te faciliteren? [uitgevoerd] 5. Wat zijn leerervaringen, motivatie en meningen van leerlingen inzake het nieuwe schoolvak T&T? [ervaren] 6. Wat zijn ervaringen van mbo-instellingen die relatief veel T&T-leerlingen ontvangen, en van LOBbegeleiders binnen de eigen school? [ervaren] 2 7. In hoeverre zijn pilotdocenten tevreden over het door hun leerlingen behaalde niveau bij het vak T&T? [geleerd] Onderzoeksvariabelen In Tabel 2.2 worden de deelvragen verder gespecificeerd in onderzoeksvariabelen. 2 Op voorwaarde dat het mogelijk is een aantal mbo-instellingen te vinden die relatief veel leerlingen ontvangen die het vak T&T hebben gevolgd. 14

17 Tabel 2.2: Onderzoeksvariabelen per deelvraag. Deelvraag Variabelen 1. Welke beweegredenen, uitgangspunten en kenmerken zijn door de ontwikkelaars van het schoolexamenprogramma T&T geformuleerd? 2. Wat zijn de interpretaties en percepties van docenten en leidinggevenden inzake het nieuwe schoolvak T&T? 3. Wat zijn gebruikerservaringen van docenten met het nieuwe schoolvak T&T? 4. Welke maatregelen worden op schoolniveau genomen om de invoering van het nieuwe schoolvak T&T te faciliteren? 5. Wat zijn leerervaringen, motivatie en meningen van leerlingen inzake het nieuwe schoolvak T&T? 6. Wat zijn ervaringen van mbo-instellingen die relatief veel T&T-leerlingen ontvangen, en van LOB-begeleiders binnen de eigen school? 7. In hoeverre zijn pilotdocenten tevreden over het door hun leerlingen behaalde niveau bij het vak T&T? Onderwijsbehoefte Waarden leerling (student) Waarden maatschappij (society) Waarden vak (subject) Onderwijsdoel(en) Bekendheid examenprogramma Interpretatie examenprogramma Beoordeling examenprogramma (uitvoerbaarheid, haalbaarheid binnen beschikbare tijd, aansluiting met bestaande onderwijspraktijk, helderheid, belasting/werkdruk) Inhoudelijke invulling (zeven bètawerelden, houdingen/competenties) LOB Samenwerking met het bedrijfsleven of maatschappelijke instellingen Invulling onderwijspraktijk (spinnenweb: met name de leerinhoud zoals vermeld in het examenprogramma, en daarnaast leeractiviteiten, leeromgeving, toetsing en begeleiding, zie Figuur 1.1) Invulling schoolexamen (met daarbij specifieke aandacht voor praktijkopdrachten/levensechte opdrachten vanuit bedrijfsleven of maatschappelijke instellingen) Facilitering betrokkenen (tijd/geld voor lesvoorbereiding, bijscholing, overleg/afstemming met collega's en bedrijfsleven/maatschappelijke instellingen, behoefte aan bijscholing) Invulling onderwijspraktijk (elementen spinnenweb inclusief LOB) Belangstelling in (de toepassing van) technologie. Belangstelling in de zeven bètawerelden. Doorstroom: waar komen de leerlingen uiteindelijk terecht na het vmbo? Wat zijn volgens leerlingen sterke en zwakke punten van het vak? Hoe zien leerlingen dit vak in relatie tot LOB? Doorstroom: ervaren toegevoegde waarde van het volgen van het vak T&T. Tevredenheid over bereikte niveau. 15

18 Figuur 2.1: Curriculair spinnenweb (Van den Akker, 2003). 2.3 Onderzoeksopzet Opzet en onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit 24 pilotscholen vmbo die in twee groepen zijn te verdelen: 1. De eerste tranche pilotscholen: acht scholen die in samen met de vier initiatiefnemers, zijn gestart met de pilot. 2. De tweede tranche pilotscholen die in schooljaar zijn gestart met de pilot. Het is voor het onderzoek van belang om deze twee groepen van elkaar te onderscheiden, omdat zij kunnen variëren in de invulling van het vak. Binnen de scholen onderscheiden we de volgende onderzoeksgroepen: leidinggevenden, docenten en leerlingen van de in het onderzoek betrokken tranches. Verder zullen vertegenwoordigers van mbo-instellingen worden bevraagd die relatief veel leerlingen ontvangen die het vak T&T hebben gevolgd. Tabel 2.3 geeft per deelvraag weer welke onderzoeksactiviteiten bij welke onderzoeksgroep zullen worden uitgevoerd, Tabel 2.4 geeft aan hoe deze onderzoeksactiviteiten zijn gepland. Tijdens de evaluatie van de pilot worden alle 24 scholen eenmaal bezocht. 16

19 Tabel 2.3: Onderzoeksactiviteiten per deelvraag. Deelvraag 1. Welke beweegredenen, uitgangspunten en kenmerken zijn door de ontwikkelaars van het schoolexamenprogramma T&T geformuleerd? 2. Wat zijn de interpretaties en percepties van docenten en leidinggevenden inzake het nieuwe schoolvak T&T 3. Wat zijn gebruikerservaringen van docenten met het nieuwe schoolvak T&T? 4. Welke maatregelen worden op schoolniveau genomen om de invoering van het nieuwe schoolvak T&T te faciliteren? 5. Wat zijn leerervaringen, motivatie en meningen van leerlingen inzake het nieuwe schoolvak T&T? 6. Wat zijn ervaringen van mbo-instellingen die relatief veel T&T-leerlingen ontvangen, en van LOB-begeleiders binnen de eigen school? 7. In hoeverre zijn pilotdocenten tevreden over het door hun leerlingen behaalde niveau bij het vak T&T? Onderzoeksactiviteiten A. Gesprekken met ontwikkelaars van het examenprogramma. B. Vragenlijstonderzoek onder docenten. C. Interviews met docenten (schoolbezoek). D. Interviews met leidinggevenden (schoolbezoek). Onderdeel van B en C. Onderdeel van C en D. E. Vragenlijstonderzoek onder leerlingen F. Interviews met leerlingen (schoolbezoek, te combineren met C en D). H. Interview vertegenwoordigers van mboinstellingen. H. Focusgroep met T&T-docenten. 17

20 Tabel 2.4: Fasering van de onderzoeksactiviteiten. Schooljaren Kalenderjaar Tweede tranche start met eerste schoolexamenprogramma Tweede tranche neemt voor het eerst examens af in vierde leerjaar met eerste schoolexamenprogramma Start met bijgestelde schoolexamenprogramma Eerste afname examens in vierde leerjaar met bijgesteld schoolexamenprogramma 2016 September-december 2016: vier schoolbezoeken. Voorjaar 2017: 2017 Docentvragenlijst leerjaar 3. Leerlingvragenlijst leerjaar 3. 7 schoolbezoeken Voorjaar 2018: Docentvragenlijst leerjaar 3. Leerlingvragenlijst leerjaar 3. 7 schoolbezoeken 2019 Voorjaar 2019: Docentvragenlijst leerjaar 3 Leerlingvragenlijst leerjaar 3 6 schoolbezoeken Interview met vertegenwoordigers mboinstellingen Voorjaar 2020: Leerlingvragenlijst leerjaar 4 Focusgroep met T&T-docenten. Najaar 2020 Docentvragenlijst leerjaar 4 Instrumentontwikkeling Het uitgangspunt bij de ontwikkeling van vragenlijsten en interviewleidraden waren de instrumenten die ontwikkeld en gebruikt zijn in het kader van de evaluatie van de examenpilots (onder meer van biologie, scheikunde en de beroepsgerichte vakken in het vmbo) en in het kader van de evaluatie van de invoering van onder meer wiskunde (ABCD), geschiedenis in de tweede fase, en aardrijkskunde in het vmbo. De instrumenten zijn voor het eerst gebruikt voor de monitor in , en op een aantal onderdelen aangepast ten behoeve van de monitor in

21 Omdat alle scholen in minimaal een jaar ervaring hebben opgedaan, is er bij de vragen over de onderwijspraktijk vanuit gegaan dat docenten meer overzicht hebben over de leerinhouden van het totale derde leerjaar. Daar is de vraagstelling op aangepast. Daarnaast zijn enkele vragen over de eigenheid van het vak T&T toegevoegd. In de vragenlijsten voor de leerlingen zijn een aantal formuleringen aangepast om de vragenlijst beter te laten aansluiten bij de doelgroep. Gegevensverwerking en -analyse De vragenlijsten zijn anoniem verwerkt. De gegevens zijn ingevoerd, opgeschoond en vervolgens geanalyseerd met behulp van SPSS en R (R Core Team, 2018). Hierbij is voornamelijk gebruik gemaakt van beschrijvende analyses. Vervolgens zijn de resultaten grotendeels gepresenteerd in grafieken en op hoofdlijnen beschreven. Van alle gesprekken die tijdens de schoolbezoeken zijn gevoerd, zijn (interne) verslagen gemaakt. Deze verslagen zijn gebruikt om bepaalde onderwerpen te verdiepen die geselecteerd zijn op basis van gesprekken met stakeholders vanuit het ministerie van OCW en SLO. Het betreft onderwerpen waarbij stakeholders of scholen een jaar geleden nog zochten naar een goede aanpak. Daarom is dit jaar extra doorgevraagd over de kwaliteit van de opdrachten, de tevredenheid over de bijeenkomsten met andere pilotscholen (inclusief de leergang T&T). Ook is scholen gevraagd om een inschatting te maken van de gevolgen van het nieuwe examenprogramma. Er is geprobeerd om citaten te selecteren die de volle reikwijdte van de verschillende antwoorden bestrijken, om de variatie tussen scholen weer te geven. Onderwerpen waarvan de uitkomsten sterk overeenkwamen met de monitor uit 2017 zijn in de rapportage buiten beschouwing gelaten, bijvoorbeeld de meerwaarde van het vak T&T. Uitspraken die hierover gedaan zijn verschilden weinig van de uitspraken van een jaar eerder. De beschrijving op basis van de gespreksverslagen is opgenomen in hoofdstuk Leeswijzer Dit rapport over het evaluatieonderzoek naar T&T leerjaar 3 in het schooljaar heeft de volgende indeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de achtergrondinformatie van de scholen, school-/teamleiders, docenten en leerlingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de resultaten van de docentvragenlijst en in hoofdstuk 5 de resultaten van de leerlingvragenlijst beschreven. In hoofdstuk 6 zijn de beschrijvingen op basis van de schoolbezoeken opgenomen. 19

22

23 3. Responsbeschrijvingen In dit hoofdstuk beschrijven we de achtergrondinformatie van de scholen, school-/teamleiders, docenten en leerlingen die hebben deelgenomen aan de tussenmeting in het schooljaar Vragenlijstonderzoek In totaal hebben 34 docenten de vragenlijst over T&T leerjaar 3 vmbo ingevuld. Alle 24 pilotscholen zijn vertegenwoordigd door minimaal één docent (van zes scholen hebben twee en van twee scholen hebben 3 docenten de vragenlijst ingevuld). 18 docenten verzorgen T&T op een eerste tranche pilotschool en 16 docenten op een tweede tranche pilotschool. In totaal hebben 469 leerlingen de vragenlijst ingevuld. Deze leerlingen zijn afkomstig van 20 pilotscholen. De totale populatie van leerlingen en docenten die meedoen aan de pilot T&T in leerjaar 3 is ongeveer 700 leerlingen en 59 docenten. Pilotscholen Hoe kenmerken docenten die de vragenlijst over T&T leerjaar 3 vmbo hebben ingevuld hun eigen school? Van de 34 respondenten zijn 18 respondenten werkzaam op een school uit de eerste tranche, en 16 respondenten uit de tweede tranche. Aantal docenten die T&T in de bovenbouw verzorgen: o twee docenten op 12 scholen (3 eerste- en 9 tweede tranche scholen); o eén docent op 4 scholen (2 eerste- en 2 tweede tranche scholen); o drie of vier docenten op 6 scholen (5 eerste- en 1 tweede tranche scholen); o vijf of zes docenten op 2 scholen (2 eerste tranche scholen) [meer dan vier docenten is onverwacht en waarschijnlijk rekenen de respondenten docenten in de onderbouw mee]. Twee derde van de scholen geeft T&T naast de bovenbouw ook in de onderbouw (leerjaar 1 en/of leerjaar 2), dit zijn alle eerste tranche pilotscholen en vier tweede tranche pilotscholen. T&T wordt door een derde van de scholen alleen in de bovenbouw (leerjaar 3 en leerjaar 4) aangeboden. Tot deze groep behoren uitsluitend tweede tranche pilotscholen. Bij twee derde van de scholen is T&T in leerjaar 3 een keuzevak, bij een derde is T&T geen keuzevak in leerjaar 3. Bij tweede tranche pilotscholen is T&T in leerjaar 3 vaker een keuzevak dan bij eerste tranche pilotscholen. Eén school verzorgt T&T alleen in de gemengde leerweg. Op deze school wordt de theoretische leerweg ook niet aangeboden. De andere 23 scholen (96%) bieden T&T aan in de theoretische leerweg in leerjaar 3, waarvan twee scholen (8%) ook een gemengde leerweg (8%) hebben waarin ze T&T aanbieden. Op de meeste pilotscholen wordt naast de theoretische en/of gemengde leerweg ook havo (83%) en vwo (75%) aangeboden. Op een derde van de scholen wordt de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg aangeboden. De meeste scholen (58%) hebben gemiddeld 140 of 150 lesminuten per week op het rooster staan voor T&T in leerjaar 3. Een derde van de scholen heeft gemiddeld 90, 100 of 120 minuten lestijd per week beschikbaar. Een enkele school heeft gemiddeld 180 of 250 minuten T&T-lestijd in leerjaar 3. Leerjaar 3 bestaat bij 42% van de scholen uit 25 tot 50 leerlingen, bij 33% uit 1 tot 25 leerlingen, bij 13% uit 50 tot 75 leerlingen, en bij 8% uit 75 tot 100 leerlingen. Eén school (4%) heeft 100 tot 125 T&Tleerlingen in leerjaar 3. 21

24 Docenten Hoe ziet de groep docenten eruit die de vragenlijst over T&T leerjaar 3 vmbo heeft ingevuld? Bijna de helft van de docenten (47%) heeft 10 jaar onderwijservaring of meer in het vmbo, waarvan ongeveer een derde beschikt over meer dan 15 jaar vmbo-onderwijservaring. Ongeveer een derde heeft 5 tot 10 jaar, 21% 1 tot 5 jaar, en geen docent heeft minder dan 1 jaar onderwijservaring in het vmbo. Naast T&T verzorgt 21% van de docenten het vak natuur- en scheikunde 1, en 18% het vak natuur- en scheikunde 2. Bijna 30% van de docenten verzorgt alleen het vak T&T in de bovenbouw van het vmbo. Andere vakken die door twee of drie docenten worden geven naast T&T zijn: biologie (9%), een kunstvak (9%), maatschappijkunde of maatschappijleer 1/2 (6%), en wiskunde (6%). Leerlingen Hoe ziet de groep leerlingen eruit die de vragenlijst over T&T leerjaar 3 vmbo heeft ingevuld? Drie kwart bestaat uit jongens, een kwart uit meisjes. De leerlingen volgen voor het grootste deel de theoretische leerweg (91%), 9% volgt de gemengde leerweg. 3.2 Interviews tijdens de schoolbezoeken In het schooljaar zijn zeven pilotscholen bezocht, waarvan 4 eerste tranche en 3 tweede tranche pilotscholen. Op deze pilotscholen zijn in totaal 12 T&T-docenten en/of -coördinatoren geïnterviewd. Ook is een gesprek gevoerd met 8 school- of teamleiders over T&T. Op elke bezochte pilotscholen heeft een interview plaatsgevonden met een groepje van 5 tot 6 leerlingen: in totaal zijn 37 leerlingen geïnterviewd. 22

25 4. Resultaten docentvragenlijst In dit hoofdstuk worden de resultaten van de docentvragenlijst over de pilot T&T in leerjaar 3 gepresenteerd (schooljaar , de tussenmeting). Waar mogelijk vindt een vergelijking plaats met de resultaten van de startmeting in schooljaar Het hoofdstuk bestaat uit drie paragrafen. In de eerste paragraaf wordt beschreven hoe docenten zich op de pilot hebben voorbereid. Paragraaf twee gaat in op de onderwijspraktijk van T&T. Paragraaf drie bespreekt aspecten van de uitvoerbaarheid, toetsbaarheid en haalbaarheid van T&T. 4.1 Voorbereiding pilot Benutte informatiebronnen Ter voorbereiding van de pilot bestudeerde bijna alle docenten het schoolexamenprogramma. Andere veelgebruikte informatiebronnen (door ruim drie kwart van de docenten): de Handreiking schoolexamen technologie en toepassing vmbo, documenten uit SLO-bijeenkomsten en bestaande opdrachten/lesmateriaal. 94% van de docenten bestudeerde het schoolexamenprogramma ter voorbereiding van de pilot. Andere veelgebruikte informatiebronnen zijn: de Handreiking schoolexamen technologie en toepassing vmbo (82%), documenten uit SLO-bijeenkomsten (76%), bestaande opdrachten/lesmateriaal (76%) en beoordelingsinstrumenten van andere pilotscholen (68%). Verder geeft een enkele docent onder 'anders' aan gebruik te hebben gemaakt van documenten van de scholing Leergang T&T, het Bèta Challenge Programma (BCP), het vak onderzoeken en ontwerpen (O&O), of de expert- en begeleidingscommissie. Eén docent geeft aan geen documenten of andere bronnen te hebben bestudeerd om zichzelf op de hoogte te stellen van T&T. Zie grafiek 4.1. Tussenmeting versus startmeting: De resultaten in beide metingen zijn vergelijkbaar. Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich ten aanzien van de benutte informatiebronnen geen verschillen in percentages voor groter dan 10%, met uitzondering van de antwoordcategorie 'anders'. In de tussenmeting hebben minder docenten binnen deze antwoordcategorie aangegeven documenten of andere bronnen te hebben benut van het BCP (3% tegenover 21% in de startmeting). 23

26 Benutte informatiebronnen (in %) Het concept-examenprogramma T&T De concept SLO-handreiking T&T Bestaande opdrachten/lesmateriaal van andere pilotscholen voor T&T Documenten uit de bijeenkomsten georganiseerd door SLO Bestaande beoordelingsinstrumenten van andere pilotscholen voor T&T Anders Niet van toepassing Grafiek 4.1: Informatiebronnen die docenten hebben benut om zichzelf op de hoogte te stellen van T&T. Noot. Meerdere antwoorden mogelijk. Bij 'anders' (12%) worden genoemd: documenten van de scholing Leergang T&T, het BCP, het vak onderzoeken en ontwerpen (O&O), de expert- en begeleidingscommissie. Behoefte aan bijscholingsmogelijkheden Een kwart van de docenten heeft geen behoefte aan bijscholing. De helft van de docenten heeft behoefte aan bijscholing over de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten, ruim 40% aan bijscholing over de ontwikkeling van opdrachten en 35% aan bijscholing over de ontwikkeling van competenties. Ten opzichte van de startmeting is de behoefte aan bijscholing m.b.t. beoordelingsinstrumenten en competenties afgenomen. De behoefte aan bijscholing m.b.t. LOB en de ontwikkeling van opdrachten is toegenomen. De helft van de docenten geeft aan behoefte te hebben aan bijscholing over de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten. Ruim 40% van de docenten heeft behoefte aan bijscholing over de ontwikkeling van opdrachten. Ongeveer een derde van de docenten heeft behoefte aan bijscholing over de ontwikkeling van competenties of over LOB in T&T. Een kwart van de docenten heeft geen behoefte aan bijscholing. Zie grafiek 4.2. Tussenmeting versus startmeting: Minder docenten geven tijdens de tussenmeting aan behoefte te hebben aan bijscholing over de ontwikkeling van competenties (35% tegenover 52% in de startmeting) en beoordelingsinstrumenten (50% tegenover 61% in de startmeting). Meer docenten geven aan behoefte te hebben aan bijscholing over LOB in T&T (32% tegenover 18% in de startmeting) en de ontwikkeling van opdrachten (44% tegenover 33% in de startmeting). Tijdens de startmeting geeft 18% aan geen behoefte te hebben aan bijscholing voor het verzorgen van T&T, in de tussenmeting is dat percentage 26%. 24

27 Behoeften aan bijscholingsmogelijkheden (in %) Bijscholing over de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten Bijscholing over de ontwikkeling van opdrachten Bijscholing over de ontwikkeling van competenties Bijscholing over LOB in T&T Ik heb op dit moment geen behoefte aan bijscholing voor het verzorgen van T&T Anders Grafiek 4.2: Behoeften aan bijscholingsmogelijkheden (meerdere antwoorden mogelijk). Noot. Bij 'anders' (9%) worden genoemd: bijscholing over coaching/omgang met 'vastzittende' leerlingen, en het organiseren van meeloopdagen op scholen waar T&T al ver is uitgewerkt. 4.2 De onderwijspraktijk Lesmateriaal: Opdrachten Ruim de helft van de docenten laat hun leerlingen vier opdrachten uitvoeren in leerjaar 3. Bijna alle docenten gebruiken opdrachten die door henzelf of de school zijn ontwikkeld. Ten opzichte van de startmeting gebruiken docenten in de huidige meting vaker opdrachten die door bedrijven of maatschappelijke instellingen zijn ontwikkeld. De meeste docenten (56%) laten de leerlingen 4 opdrachten uitvoeren in leerjaar 3, ongeveer een derde van de docenten laat de leerlingen 3 opdrachten uitvoeren. Enkele docenten laten de leerlingen 2 (6%) of 5 (6%) opdrachten uitvoeren. Zie grafiek 3.3. Tussenmeting versus startmeting: Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich ten aanzien van het aantal T&T-opdrachten in leerjaar 3 geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. Uit de startmeting bleek ook dat de meeste docenten (52%) de leerlingen 4 opdrachten lieten uitvoeren (tegenover 56% in de tussenmeting). 25

28 Hoeveel T&T-opdrachten voeren uw leerlingen uit in leerjaar 3? (In %) Twee Drie Vier Vijf Grafiek 4.3: Aantal opdrachten binnen T&T in leerjaar 3. In grafiek 4.4 is te zien welke opdrachten de docenten gebruiken in leerjaar 3. Bijna alle docenten (94%) gebruiken opdrachten die door henzelf of de school zijn ontwikkeld. Iets meer dan de helft van de docenten (56%) gebruikt opdrachten die door bedrijven of maatschappelijke instellingen zijn ontwikkeld. 41% van de docenten gebruikt opdrachten die door collega s van andere scholen zijn ontwikkeld. 21% van de docenten gebruikt opdrachten die door het mbo ontwikkeld zijn. 6% gebruikt opdrachten die door de leerlingen zelf zijn geformuleerd. Tussenmeting versus startmeting: Net als in de startmeting gebruiken de meeste docenten opdrachten die door henzelf of door de school ontwikkeld zijn. Een opvallend verschil is dat in de tussenmeting docenten vaker opdrachten gebruiken die door bedrijven of maatschappelijke instellingen zijn ontwikkeld (56% in de tussenmeting tegenover 39% in de startmeting). Welke opdrachten gebruikt u bij T&T in leerjaar 3? (In %) Ik gebruik door mijzelf of mijn school ontwikkelde opdrachten Ik gebruik door bedrijven of maatschappelijke instellingen ontwikkelde opdrachten Ik gebruik door collega's van andere scholen ontwikkelde opdrachten Ik gebruik door het mbo ontwikkelde opdrachten Ik gebruik opdrachten die door mijn leerlingen zijn geformuleerd Grafiek 4.4: Gebruik van lesmaterialen/opdrachten Noot: Meerdere antwoorden mogelijk

29 Betrokkenheid van een bedrijf of maatschappelijke instelling bij opdrachten Bij ruim de helft van de docenten is een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het ontwerpen van de opdracht voor meer dan 60% van de opdrachten. De betrokkenheid van een bedrijf of maatschappelijke instelling is het laagste bij het begeleiden van de leerlingen. Bij ongeveer een derde van de docenten gebeurt dat in geen enkele opdracht. In grafiek 4.5 is te zien in hoeverre een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken is bij de opdrachten. Bij 26% van de docenten is in % van de opdrachten in leerjaar 3 een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het beoordelen van de leerlingen. Bij 18% is een bedrijf of maatschappelijke instelling hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten, bij 15% in 61-80% van de opdrachten, en bij 15% in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3. Het beoordelen van de leerlingen doet een bedrijf of maatschappelijke instelling bij 26% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 29% van de docenten is in 41-60% van de opdrachten in leerjaar 3 een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij feedback geven aan de leerlingen. Bij 24% is een bedrijf of maatschappelijke instelling hierbij betrokken in 21-40% van de opdrachten, bij 21% in 61-80% van de opdrachten en bij 9% in % van de opdrachten. Het geven van feedback doet een bedrijf of maatschappelijke instelling bij 18% in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 21% van de docenten is in 61-80% van de opdrachten in leerjaar 3 een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het begeleiden van de leerlingen. Bij 21% in 41-60% is een bedrijf of maatschappelijke instelling hierbij betrokken, bij 18% in 21-40% van de opdrachten, bij 6% in % van de opdrachten en bij 3% in 1-20% van de opdrachten. Het begeleiden bij de opdrachten doet een bedrijf of maatschappelijke instelling in 32% van de opdrachten in geen enkel geval. Bij 24% van de docenten is in 41-60% van de opdrachten in leerjaar 3 een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het introduceren van de opdracht. Bij 21% is een bedrijf of maatschappelijke instelling hierbij betrokken in 61-80% van de opdrachten, bij 21% in 21-40% van de opdrachten en bij 18% in % van de opdrachten. Het introduceren van de opdracht doet een bedrijf of maatschappelijke instelling bij 18% in geen enkel geval. Bij 35% van de docenten is in % van de opdrachten in leerjaar 3 een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij het ontwerpen van de opdrachten. Bij 21% is een bedrijf of maatschappelijke instelling hierbij betrokken in 61-80% van de opdrachten, bij 18% in 41-60% van de opdrachten en 9% in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3. Het ontwerpen van de opdrachten doet een bedrijf of maatschappelijke instelling bij 18% in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij welk percentage T&T-opdrachten in leerjaar 3 is een bedrijf of maatschappelijke instelling betrokken bij: Het beoordelen van de leerlingen Het geven van feedback aan de leerlingen Het begeleiden van de leerlingen Het introduceren van de opdracht Het ontwerpen van de opdracht 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 1-20% 21-40% 41-60% 61-80% % Grafiek 4.5: Betrokkenheid van een bedrijf of maatschappelijke instelling. 27

30 Betrokkenheid van het mbo bij opdrachten Het percentage dat het mbo betrokken wordt bij opdrachten (bij afstemmen van de inhoud, introduceren, begeleiden, beoordelen en het geven van feedback) is laag. Voor elk van die onderdelen geeft meer dan 50% aan dat het mbo helemaal niet betrokken is. In grafiek 4.6 is te zien in hoeverre het mbo betrokken is bij de opdrachten. Bij 18% van de docenten is in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3 het mbo betrokken bij het beoordelen van de leerlingen. Bij 12% is het mbo hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten. Het beoordelen van de leerlingen doet het mbo bij 71% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 21% van de docenten is in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3 het mbo betrokken bij geven van feedback aan de leerlingen. Bij 15% is het mbo hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten en bij 3% in 61-80% van de opdrachten. Het geven van feedback doet het mbo bij 62% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 24% van de docenten is in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3 het mbo betrokken bij het begeleiden van de leerlingen. Bij 24% is het mbo hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten en bij 3% in 61-80% van de opdrachten. Het begeleiden van de leerlingen doet het mbo bij 50% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 29% van de docenten is in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3 het mbo betrokken bij het introduceren van de opdrachten. Bij 15% is het mbo hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten, bij 3% in % van de opdrachten en bij 3% in 1-20% van de opdrachten. Het introduceren van de opdrachten doet het mbo bij 50% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij 24% van de docenten is in 21-40% van de opdrachten in leerjaar 3 het mbo betrokken bij het afstemmen van de inhoud van de opdrachten. Bij 12% is het mbo hierbij betrokken in 41-60% van de opdrachten, bij 6% in 61-80% van de opdrachten en bij 6% in % van de opdrachten. Het afstemmen van de inhoud van de opdrachten doet het mbo bij 53% van de docenten in geen enkele opdracht in leerjaar 3. Bij welk percentage T&T-opdrachten in leerjaar 3 is het mbo betrokken bij: Het beoordelen van de leerlingen Het geven van feedback aan de leerlingen Het begeleiden van de leerlingen Het introduceren van de opdracht Het afstemmen van de inhoud 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 1-20% 21-40% 41-60% 61-80% % Grafiek 4.6: Betrokkenheid van het mbo. Leeromgevingen bij opdrachten Bij een derde van de docenten voeren de leerlingen 40% tot maximaal 80% van onderdelen van opdrachten uit bij het mbo. Onderdelen van opdrachten worden vaker uitgevoerd bij een bedrijf of bij een maatschappelijke instelling: bij de helft van de docenten voeren leerlingen 40% tot maximaal 100% van de opdrachten uit. 28

31 In grafiek 4.7 is te zien in welke mate leerlingen opdrachten uitvoeren bij het mbo en bedrijven of maatschappelijke instellingen. Bij 35% van de docenten voeren leerlingen (onderdelen van) opdrachten uit bij het mbo in 21-40% van de opdrachten. Bij 24% doen de leerlingen dit in 41-60% van de opdrachten en bij 9% in 61-80% van de opdrachten. Het uitvoeren van (onderdelen van) de opdrachten bij het mbo doen de leerlingen bij 31% van de docenten niet. Bij 26% van de docenten voeren leerlingen (onderdelen van) uit in een bedrijf of bij een maatschappelijke instelling in 21-40% van de opdrachten. Bij 24% doen de leerlingen dit in 41-60% van de opdrachten, bij 12% in 61-80% van de opdrachten en bij 12% in % van de opdrachten. 26% van de docenten geeft aan dat het uitvoeren van (onderdelen van) de opdrachten in een bedrijf of maatschappelijke instellingen doen de leerlingen bij 26% van de docenten niet. Bij welk percentage T&T-opdrachten in leerjaar 3 voeren uw leerlingen onderdelen van de opdrachten uit: Bij het mbo In een bedrijf of bij een maatschappelijke instelling 0% 20% 40% 60% 80% 100% 0% 1-20% 21-40% 41-60% 61-80% % Grafiek 4.7: Leeromgevingen van de T&T-opdrachten in leerjaar 3. Oriëntatie op bètatechnische functies en beroepen, en reflectie in opdrachten Ongeveer 80% van de docenten laat hun leerlingen zich oriënteren op bètatechnische functies en beroepen, het eigen handelen ontwikkelen en erop reflecteren in meer dan 80% van de opdrachten. In grafiek 4.8 is te zien in welke mate de leerlingen in opdrachten reflecteren en hun handelen ontwikkelen en zich oriënteren op bètatechnische functies en beroepen. Bij 82% van de docenten reflecteren de leerlingen op en ontwikkelen van het eigen handelen in % van de opdrachten. Bij 9% doen de leerlingen dit in 61-80% van de opdrachten en bij 6% in 21-40% van de opdrachten. Het reflecteren op en ontwikkelen van eigen handelen doen de leerlingen bij 3% van de docenten niet. Bij 76% van de docenten oriënteren de leerlingen zich in % van de opdrachten op bètatechnische functies en beroepen. Bij 15% doen de leerlingen dit in 61-80% van de opdrachten, bij 6% in 21-40% van de opdrachten en bij 3% in 41-60% van de opdrachten. 29

32 Bij hoeveel T&T-opdrachten in leerjaar 3... reflecteren uw leerlingen op en ontwikkelen uw leerlingen het eigen handelen. oriënteren uw leerlingen zich op bètatechnische functies en beroepen. 0% 20% 40% 60% 80% 100% 0% 1-20% 21-40% 41-60% 61-80% % Grafiek 4.8: Oriëntatie op bètatechnische functies en beroepen, en reflectie in opdrachten. Werken aan competenties in opdrachten Alle docenten laten hun leerlingen werken aan de competenties samenwerken en overleggen, plannen en organiseren, en presenteren in de T&T-opdrachten van het derde leerjaar. Gemiddeld worden 11 competenties behandeld, een kwart van de docenten behandelt alle 15 competenties bij de T&Topdrachten. Drie kwart of meer van de docenten geeft aan hun leerlingen te laten werken bij T&T aan de volgende 9 competenties: samenwerken en overleggen (100%), plannen en organiseren (100%), presenteren (100%), formuleren en rapporteren (85%), creëren en innoveren (97%), onderzoeken (94%), materialen en middelen inzetten (85%), kwaliteit leveren (76%) en omgaan met verandering en aanpassen (82%). De helft tot drie kwart van de docenten laat hun leerlingen werken aan de volgende 4 competenties: aandacht en begrip tonen (62%), analyseren (68%), beslissen en activiteiten initiëren (59%) en met druk en tegenslag omgaan (74%). Een kwart tot de helft van de docenten besteedt aandacht aan de ontwikkeling van de competenties: ethisch en integer handelen (32%) en leren (47%). Zie grafiek

33 Aan welke competenties werken uw leerlingen in de T&T opdrachten van leerjaar 3? (in %) Samenwerken en overleggen Plannen en organiseren Presenteren Creëren en innoveren Onderzoeken Formuleren en rapporteren Materialen en middelen inzetten Omgaan met verandering en aanpassen Kwaliteit leveren Met druk en tegenslag omgaan Analyseren Aandacht en begrip tonen Beslissen en activiteiten initiëren Grafiek 4.9: Competenties in de opdrachten van leerjaar 3. Noot: meerdere antwoorden mogelijk. Leren Ethisch en integer handelen De docenten behandelen minstens 5 en maximaal alle 15 competenties. Gemiddeld worden 11 competenties behandeld. 23% van docenten geeft aan dat alle 15 competenties aan bod komen bij de T&T-opdrachten in leerjaar 3. Zie grafiek Aantal competenties in leerjaar 3 5: 3% 7: 3% 8: 6% 15: 23% 9: 14% 14: 9% 13: 15% 10: 15% Grafiek 4.10: Aantal competenties waaraan wordt gewerkt in leerjaar 3. Noot: meerdere antwoorden mogelijk. 12: 3% 11: 9% 31

34 In grafiek 4.11 is te zien aan welke competenties het meest wordt gewerkt. Alle docenten (100%) geven aan het meest te werken aan de competentie samenwerken en overleggen. Daarna wordt het meest gewerkt aan de competentie presenteren (79%), plannen en organiseren (74%) en onderzoeken (59%). Aan de competentie ethisch en integer handelen wordt het minst gewerkt (3%). Aan welke van deze competenties werken uw leerlingen in de T&T-opdrachten van leerjaar 3 het meest? (in %) Samenwerken en overleggen Presenteren Plannen en organiseren Onderzoeken Creëren en innoveren Materialen en middelen inzetten Formuleren en rapporteren Met druk en tegenslag omgaan Kwaliteit leveren Beslissen en activiteiten initiëren Omgaan met verandering en aanpassen Analyseren Aandacht en begrip tonen Leren Ethisch en integer handelen Grafiek 4.11: Competenties waaraan het meest wordt gewerkt. Noot: meerdere antwoorden mogelijk. Bètawerelden in opdrachten Ongeveer twee derde van de docenten behandelt 4 of meer bètawerelden in de opdrachten; meestal worden 4 bètawerelden behandeld. Meest behandelde bètawerelden zijn Mobiliteit en ruimte, Water, energie en milieu, en Leefstijl en vormgeving. Oongeveer 75% van de docenten behandelt deze. De bètawereld Geld en handel wordt het minst behandeld, door ongeveer 25% van de docenten. Ruim drie kwart van de docenten behandelt de bètawerelden Mobiliteit en ruimte (79%) en Water, energie en milieu (77%). De helft tot drie kwart van de docenten behandelt de bètawerelden Leefstijl en vormgeving (74%), Voeding en gezondheid (56%), Mens en medisch (53%) en Wetenschap en ontdekken (50%). De bètawereld Geld en handel wordt het minst behandeld (27%). Zie grafiek

35 Bètawerelden die worden behandeld in de T&Topdrachten in leerjaar 3. (in %) Mobiliteit en Ruimte Water, Energie en Milieu Leefstijl en Vormgeving (voorheen: Creativiteit en Ontwerpen) Voeding en Gezondheid Mens en Medisch Wetenschap en Ontdekken Geld en Handel Grafiek 4.12: Bètawerelden die worden behandeld in de T&T-opdrachten in leerjaar 3. De meeste docenten (78%) behandelen 3, 4, of 5 bètawerelden in de opdrachten; het grootste aandeel behandelt 4 (30%) bètawerelden in de opdrachten. Slechts enkele docenten behandelen 2, 6, of 7 (allen minder dan 10%) bètawerelden in de T&T-opdrachten. Zie grafiek Aantal bètawerelden in de T&T-opdrachten in leerjaar 3 6: 6% 7: 9% 2: 9% 5: 21% 3: 27% 4: 30% Grafiek 4.13: Aantal bètawerelden dat wordt behandeld in leerjaar 3. Kenmerken van T&T Bijna alle docenten vinden dat hun leerlingen bij T&T te maken krijgen met een variatie in toepassingsvormen van technologie en dat ze worden uitgedaagd om zelf oplossingen te vinden. Ongeveer 20% van de docenten vindt niet dat hun leerlingen bij T&T levensechte opdrachten uitvoeren van regionale bedrijven en maatschappelijke instellingen. 33

36 Grafiek 4.14 gaat in op de kenmerken van T&T. Bijna alle docenten (97%) vinden dat leerlingen bij T&T te maken krijgen met een variatie in toepassingsvormen van technologie (waarvan 29% dit enigszins vindt en 68% dit helemaal vindt). Ook vinden bijna alle docenten (97%) dat de leerlingen worden uitgedaagd om zelf oplossingen te vinden. 35% is het hier enigszins mee eens en 62% helemaal. 94% van de docenten vindt dat de leerlingen bij T&T een leer- en ontwikkelproces doorlopen dat doorstroming naar het vervolgonderwijs ondersteunt (waarvan 32% dit enigszins vindt en 59% helemaal). Verder vinden bijna alle docenten (94%) dat de leerlingen een ondernemende houding ontwikkelen bij T&T. 38% vindt dit enigszins en 56% is het hier helemaal mee eens. 88% van de docenten geeft aan dat de leerlingen een leer- en ontwikkelproces doorlopen dat doorstroming naar de beroepspraktijk ondersteunt. Ruim drie kwart van de docenten (79%) vindt dat leerlingen bij T&T levensechte opdrachten uitvoeren van regionale bedrijven en maatschappelijke instellingen. 21% van de docenten is het hiermee oneens. Kenmerken van T&T (in %) Mijn leerlingen doorlopen bij T&T een leer- en ontwikkelproces dat doorstroming naar de beroepspraktijk ondersteunt. Mijn leerlingen doorlopen bij T&T een leer- en ontwikkelproces dat doorstroming naar het vervolgonderwijs ondersteunt. Mijn leerlingen ontwikkelen bij T&T een ondernemende houding. Mijn leerlingen maken bij T&T kennis met de toepassing van technologie. Mijn leerlingen worden bij T&T uitgedaagd zelf oplossingen te vinden. Mijn leerlingen krijgen bij T&T te maken met een variatie in toepassingsvormen van technologie. Mijn leerlingen voeren bij T&T levensechte opdrachten uit van regionale bedrijven en maatschappelijke instellingen. Grafiek 4:14: Kenmerken van T&T Weet ik niet/n.v.t. Oneens Eens Keuzemogelijkheden van leerlingen Ongeveer twee derde van de docenten geeft aan dat hun leerlingen niet kunnen kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren in leerjaar 3. Dit is gestegen ten opzichten van de startmeting. Ruim 80% van de docenten laat hun leerlingen niet zelf op zoek gaan naar een opdracht in leerjaar 3. Ongeveer twee derde van de docenten (65%) laten hun leerlingen niet kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren, zie grafiek In tabel 4.1 is te zien dat 22% van de docenten van de eerste tranche scholen en 50% van de docenten van de tweede tranche scholen hun leerlingen ten minste één keer laten kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren. 34

37 Tussenmeting versus startmeting: Bij de startmeting liet 21% van de docenten hun leerlingen kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren voor T&T in leerjaar 3. Dat is in de tussenmeting gestegen naar 35% van de docenten. Kunnen uw leerlingen tenminste één keer kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren voor T&T in leerjaar 3? 35% Ja 65% Nee Grafiek 4.15: Keuzevrijheid leerlingen. Tabel 4.1: Keuzevrijheid (eerste en tweede tranche scholen) Kunnen uw leerlingen ten minste één keer kiezen uit opdrachten die ze uitvoeren voor T&T in leerjaar 3? eerste tranche tweede tranche n % n % nee ja In grafiek 4.16 wordt getoond of leerlingen opzoek gaan naar een opdracht voor T&T. Tabel 4.2 toont die gegevens uitgesplitst naar tranche. 85% van de docenten laat de leerlingen niet zelf op zoek gaan naar een opdracht in leerjaar 3. 6% van de docenten van de eerst tranche scholen en 25% van de docenten van de tweede tranche scholen laat leerlingen ten minste één keer zelf op zoek gaan naar een opdracht. Tussenmeting versus startmeting: De resultaten zijn vergelijkbaar met de startmeting. 35

38 Gaan uw leerlingen tenminste één keer zelf op zoek naar een opdracht voor T&T in leerjaar 3? 15% Ja 85% Nee Grafiek 4:16: Leerlingen zoeken zelf een opdracht voor T&T in leerjaar 3. Tabel 4.2: Leerlingen zoeken zelf een opdracht (eerste tranche en tweede tranche scholen) Gaan uw leerlingen tenminste één keer zelf op zoek naar een opdracht voor T&T in leerjaar 3? eerste tranche tweede tranche n % n % nee ja Integratie van LOB Ongeveer 90% van de docenten integreert LOB binnen T&T in leerjaar 3. Dat gebeurt het meest door bedrijven of maatschappelijke instellingen te bezoeken (83%) of opdrachten van hen uit voeren binnen school (77%), of door samenwerking met het mbo (73%). De meerderheid van de docenten (88%) integreert LOB binnen T&T in leerjaar 3, zie grafiek Hoe de docenten die LOB integreren dat vormgeven, wordt getoond in grafiek LOB wordt vooral vormgegeven door bedrijven of maatschappelijke instellingen te bezoeken (83%), opdrachten uit te voeren van bedrijven of maatschappelijke instellingen binnen school (77%), door samenwerking met het mbo (73%), reflectieve werkvormen (63%), loopbaandossier (63%) en LOB-gesprekken (57%). Iets minder dan de helft van de docenten (47%) laat de leerlingen opdrachten van bedrijven of maatschappelijke instellingen uitvoeren buiten school. Tussenmeting versus startmeting: De resultaten zijn vergelijkbaar met de startmeting. 36

39 Is LOB geïntegreerd in T&T leerjaar 3? 12% Ja 88% Nee Grafiek 4:17: Integratie LOB in T&T. Op welke manier geeft u LOB vorm in het onderwijsprogramma voor T&T leerjaar 3? (In %) Anders, namelijk: Opdrachten van bedrijven of maatschappelijke instellingen, uitgevoerd buiten school LOB-gesprekken Loopbaandossier Reflectieve werkvormen Samenwerking met het mbo Opdrachten van bedrijven of maatschappelijke instellingen, uitgevoerd binnen school Bezoeken aan bedrijven of maatschappelijke instellingen Grafiek 4.18: Manieren waarop LOB wordt vormgegeven, als LOB is geïntegreerd in T&T. Noot. Meerdere antwoorden mogelijk. Bij 'anders' (1%) wordt genoemd: Leerlingen dienen zich tijdens opdrachten te oriënteren op beroepen en vervolgopleidingen

40 Samenhang met avo-vakken Ruim de helft van de docenten integreert geen leerinhouden van avo-vakken binnen het onderwijsprogramma van T&T in leerjaar 3. De docenten die wel leerinhouden van avo-vakken integreren binnen T&T doen dit vooral met de vakken natuur- en scheikunde 1/2 en Nederlands. Van de docenten die aangeven avo-vakken te integreren in T&T, geeft meer dan de helft van de docenten aan de leerinhoud te integreren van de vakken natuur- en scheikunde 1 (67%) en Nederlands (53%). De vakken die niet of nauwelijks geïntegreerd worden zijn lichamelijke opvoeding (0%), moderne vreemde talen (6%) en maatschappijkunde of maatschappijleer (6%). Tussenmeting versus startmeting: Vergeleken met de startmeting is er een lichte toename in het aantal docenten dat aangeeft dat leerinhouden van de avo-vakken worden geïntegreerd (van 56 naar 64%). Verder zijn de resultaten ongeveer vergelijkbaar. Wel is het opvallend dat geschiedenis en aardrijkskunde in de startmeting minder geïntegreerd werd (respectievelijk 8% en 0%) dan in de tussenmeting (20% en 13%). In de startmeting gaf 50% van de docenten aan wiskunde te integreren terwijl dat nu 20% is. Heeft u leerinhouden van avo-vakken geïntegreerd in T&T leerjaar 3? 44% Ja 56% Nee Grafiek 4.19: Integratie van avo-vakken in T&T. 38

41 Van welke avo-vakken integreert u leerinhouden in T&T leerjaar 3? Natuur- en scheikunde 1 Nederlands Natuur- en scheikunde 2 Economie Kunstvak Biologie Rekenen Geschiedenis Wiskunde Aardrijkskunde Maatschappijkunde of maatschappijleer Moderne vreemde taal Lichamelijke opvoeding 1/ Grafiek 4.20: Als avo-vakken geïntegreerd worden in T&T, welke avo-vakken zijn dat. Noot: meerdere antwoorden mogelijk. Beoordeling Bijna alle docenten beoordelen hun leerlingen op de kwaliteit van de geleverde producten en de beheersing van de competenties. De docent bepaalt de criteria voor de beoordeling van de leerlingen, ongeveer 40% van de docenten legt de beoordelingscriteria vast samen met een bedrijf of maatschappelijke instelling. Ruim de helft van de docenten neemt het schoolexamen voor T&T alleen af in het vierde jaar, de andere helft neemt het schoolexamen af in het derde en vierde jaar. Bijna alle docenten (94%) beoordelen hun leerlingen op de kwaliteit van de geleverde producten en de beheersing van de competenties. 47% van de docenten geeft aan te beoordelen op LOB. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: Deze resultaten zijn vergelijkbaar met de resultaten in de startmeting. 39

42 Waarop worden uw leerlingen beoordeeld door T&T in leerjaar 3? (In %) De kwaliteit van de geleverde product(en) (product) De beheersing van de competenties (proces) LOB Anders Grafiek 4.21: Beoordeling T&T Noot: Meerdere antwoorden mogelijk. Bij 'anders' (6%) wordt genoemd: presentatie. Alle docenten beoordelen de producten die leerlingen maken voor T&T (100%) en een grote meerderheid beoordeelt ook presentaties (91%) en 71% van de docenten beoordeelt een verslag. Verder worden de leerlingen beoordeeld op het logboek (47%) en portfolio (32%). 3% beoordeelt de leerlingen op toetsen. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: De resultaten zijn vergelijkbaar met de startmeting. Wat wordt voor T&T in leerjaar 3 beoordeeld? (In %) Product(en) Presentatie(s) Verslag(en) Logboek Portfolio Anders Toets(en) Grafiek 4.22: Producten die beoordeeld worden in leerjaar 3. Noot: Meerdere antwoorden mogelijk. Bij anders wordt genoemd: competentie-ontwikkeling (3%), proces (9%) en werkhouding en reflectie (3%). Grafiek 4.23 toont hoe de beoordelingscriteria worden bepaald. Alle docenten bepalen zelf de criteria voor de beoordeling (100%) en 41% doet dit in samenwerking met een bedrijf of maatschappelijke instelling, 15% van de docenten laat het mbo meebepalen bij het vaststellen van de criteria voor de beoordeling. 40

43 Tussenmeting versus startmeting: Deze resultaten zijn vergelijkbaar met de startmeting. De beoordelingscriteria van de leerlingen worden (mede) bepaald door: (In %) Ik of een collega docent Een bedrijf of maatschappelijke instelling Het mbo Anders Grafiek 4.23: Bepaling van de beoordelingscriteria van de leerlingen. Noot: Meerdere antwoorden mogelijk. Bij anders wordt genoemd: Rubrics van SLO (3%) en wisselend per opdracht (3%). Grafiek 4.24 toont wie de leerlingen beoordeelt. Alle docenten T&T in leerjaar 3 beoordelen zelf de leerlingen. 53% van de docenten geeft aan dat de leerlingen ook worden beoordeeld door een bedrijf of maatschappelijke instelling. 15% van de docenten geeft aan dat het mbo een rol speelt bij het beoordelen van de leerlingen. In 3% van de gevallen worden de leerlingen ook beoordeeld door hun groepsgenoten. Tussenmeting versus startmeting: De resultaten zijn vergelijkbaar met de startmeting. Leerlingen T&T in leerjaar 3 worden (mede) beoordeeld door: (in %) Ik of een collega docent Een bedrijf of maatschappelijke instelling Het mbo Anders Grafiek 4.24: Beoordeling leerlingen T&T leerjaar 3 Noot: Meerdere antwoorden mogelijk. Bij anders wordt genoemd: de leerlingen in hun groepje (3%), wisselend per opdracht (3%). 41

44 Tabel 4.3 toont wanneer het schoolexamen voor T&T wordt afgenomen. De docenten geven aan dat het schoolexamen voor T&T alleen in het vierde jaar wordt afgenomen (53%), of zowel in het derde als vierde leerjaar (47%). Tussenmeting versus startmeting: De resultaten van de tussenmeting lijken sterk op de resultaten van de startmeting. 9% van de docenten wist in de startmeting (nog) niet wanneer het schoolexamen zou worden afgenomen. In de tussenmeting is dat wel duidelijk voor alle respondenten. Tabel 4.3: Afname schoolexamen Wanneer wordt het schoolexamen voor T&T afgenomen? n % in het derde leerjaar 0 0 in het vierde leerjaar zowel in het derde als vierde leerjaar weet ik niet/ is (nog) niet bekend Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Impact Ruim 90% geeft aan dat het vak T&T een verandering in hun manier van lesgeven impliceert, dat het meer tijd aan voorbereiding vraagt dan andere vakken, maar dat ze het vak met plezier en enthousiasme geven. Bijna alle docenten (94%) geven T&T met plezier en enthousiasme. Ongeveer 90% van de docenten geeft aan dat T&T een andere manier van lesgeven impliceert, en 94% van de docenten geeft aan dat T&T hen meer tijd aan voorbereiding kost dan een ander vak. Tussenmeting versus startmeting: De resultaten van beide metingen zijn vergelijkbaar. Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich ten aanzien van de stellingen over de impact geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. Impact (in %) T&T impliceert een verandering in mijn manier van lesgeven. Ik geef T&T met plezier en enthousiasme. T&T kost mij meer tijd aan voorbereiding dan een ander vak helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.25: Impact. Extra tijd voor de invoering Bijna alle docenten hebben extra tijd nodig voor de invoering van T&T. Ongeveer 80% van de docenten wordt voor deze extra tijd gefaciliteerd in hun taakbeleid. Ruim drie kwart van de docenten besteedt vrije tijd aan de invoering van T&T. Dit is gestegen ten opzichte van de startmeting. De extra tijd is vooral nodig voor het ontwikkelen van de opdrachten, het leggen van contact met bedrijven of maatschappelijke instellingen en het ontwikkelen van de beoordeling van leerlingen. 42

45 Voor het invoeren van T&T heeft 6% van de docenten geen extra tijd nodig, 94% van de docenten heeft dat wel. De meeste docenten (79%) worden voor deze extra tijd die ze nodig hebben, gefaciliteerd in hun taakbeleid. Ruim drie kwart van de docenten steekt vrije tijd in het invoeren van T&T.Verder besteedt 15% van de docenten minder tijd aan andere vakken door de extra tijd die ze kwijt zijn aan de invoering van T&T. 3% van de docenten besteedt minder tijd aan andere leerjaren. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: In de startmeting gaf twee derde van de docenten aan vrije tijd te besteden aan de invoering van T&T, dit percentage is gestegen naar 76% in de tussenmeting. Verder komen tussen de tussenmeting en de startmeting geen verschillen in percentages voor groter dan 10% ten aanzien van de bronnen van extra tijd voor de invoering. Bronnen van extra tijd voor de invoering (in %) Ik word hiervoor gefaciliteerd in mijn taakbeleid ('taakuren') Ik steek er vrije tijd in Ik besteed minder tijd aan andere vakken Ik heb geen extra tijd nodig voor de invoering van T&T Ik besteed minder tijd aan andere leerjaren Anders Grafiek 4.26: Bronnen van extra tijd voor de invoering (meerdere antwoorden mogelijk). Een ruime meerderheid van de docenten heeft de extra tijd nodig voor het ontwikkelen van de opdrachten (88%), het leggen van contact met bedrijven of maatschappelijke instellingen (88%) of met het mbo (71%), dan wel het ontwikkelen van de beoordeling van leerlingen (76%). Iets minder dan de helft (47%) besteedt de extra tijd aan het beoordelen van hun leerlingen. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich geen verschillen in percentages voor groter dan 10% met uitzondering van één antwoordcategorie: bij de tussenmeting geven minder docenten aan extra tijd nodig te hebben voor het uitvoeren van de beoordeling van leerlingen (47% tegenover 64% in de startmeting). 43

46 Activiteiten waar extra tijd voor nodig is (in %) Voor het leggen van contact met bedrijven of maatschappelijke instellingen Voor het ontwikkelen van de opdrachten Voor het ontwikkelen van de beoordeling van leerlingen Voor het leggen van contact met het mbo Voor het uitvoeren van de beoordeling van leerlingen Anders Ik heb geen extra tijd nodig voor de invoering van T&T Grafiek 4.27: Activiteiten waar de extra tijd voor nodig is (meerdere antwoorden mogelijk). Noot. Bij 'anders' (15%) worden genoemd: overleg met collega's, deelname aan de diverse bijeenkomsten, en het verkrijgen van een haalbaar probleem van een bedrijf (voor een opdracht) Uitvoerbaarheid: Algemeen Ongeveer 90% van de docenten vindt het schoolexamenprogramma T&T uitvoerbaar en dat het programma voldoende mogelijkheid biedt om LOB te integreren. Bijna alle docenten (97%) vindt dat het mogelijk is om de beoogde competenties uit het programma te ontwikkelen; dat is hoger dan de 85% in de startmeting. Wel vindt ruim de helft van de docenten dat het schoolexamenprogramma te veel competenties bevat om ze voldoende diepgaand te behandelen, maar dit is verbeterd ten opzichte van de 76% in de startmeting. Het aantal lesuren is toereikend, vindt ongeveer 70% van de docenten: dit is een gedaald ten opzichte van 82% in de startmeting. Een ruime meerderheid van de docenten (91%) vindt het schoolexamenprogramma T&T uitvoerbaar (waarvan 47% dit enigszins vindt en 44% helemaal). Bijna alle docenten (97%) zijn het eens met de stelling dat het mogelijk is voor hun leerlingen om de beoogde competenties uit het schoolexamenprogramma T&T te ontwikkelen; 56% is het met deze stelling enigszins eens en 41% helemaal eens. Iets meer dan de helft van de docenten (56%) vindt dat het schoolexamenprogramma te veel competenties bevat om deze voldoende diepgaand te kunnen behandelen (waarvan 29% dit enigszins vindt en 26% helemaal). 38% is het hier (enigszins of helemaal) mee oneens, en 6% antwoordt met weet ik niet/n.v.t. De meeste docenten (88%) vinden dat het schoolexamenprogramma T&T voldoende mogelijkheid biedt om LOB te integreren (waarvan 44% dit enigszins vindt en 44% helemaal). Zo'n 70% is van mening dat het aantal lesuren voor T&T toereikend is, 32% vindt dit niet. Een ruime meerderheid (91%) voelt zich gesteund door de schoolleiding bij de ontwikkeling van de T&T-opdrachten. Eveneens is een ruime meerderheid (88%) het eens met de stelling dat zij tevreden zijn met de ondersteuning die zij krijgen van hun collega's bij hun taken voor T&T (waarvan 44% het enigszins eens is met deze stelling en 44% helemaal eens). Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: Bij de tussenmeting zijn meer docenten het eens met de stelling dat het mogelijk is voor hun leerlingen om de beoogde competenties uit het schoolexamenprogramma T&T te ontwikkelen (97% tegenover 85% in de startmeting). In de tussenmeting vinden minder docenten dat het programma te veel competenties bevat om deze voldoende diepgaand te kunnen behandelen (56% tegenover 76% in de startmeting). In de tussenmeting vinden 44

47 minder docenten het aantal lesuren voor T&T toereikend (68% tegenover 82% in de startmeting). De respons in de tussenmeting op de overige stellingen met betrekking tot de stellingen over de uitvoerbaarheid in het algemeen is vrijwel hetzelfde als in de startmeting; er doen zich geen verschillen voor groter dan 10% tussen beide metingen. Uitvoerbaarheid: Algemeen (in %) Het concept-examenprogramma T&T is voor mij uitvoerbaar. Het is mogelijk voor mijn leerlingen om de beoogde competenties uit het conceptexamenprogramma T&T te ontwikkelen. Het concept-examenprogramma T&T bevat te veel competenties om deze voldoende diepgaand te kunnen behandelen. Het concept-examenprogramma T&T biedt voldoende mogelijkheid om LOB te integreren. Op mijn school is het aantal lesuren voor T&T toereikend. Ik voel me gesteund door de schoolleiding wanneer ik de opdrachten voor T&T ontwikkel. Ik ben tevreden met de ondersteuning die ik krijg van mijn collega's bij mijn taken voor T&T helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.28: Uitvoerbaarheid: algemeen. Uitvoerbaarheid: Beoordeling Ongeveer 90% van de docenten slaagt erin om de kwaliteit van het product van hun leerlingen te beoordelen. Ongeveer 70% vindt dat het lukt om de beheersing van competenties te beoordelen. Ruim 60% van de docenten vindt dat er op school voldoende beoordelingsinstrumenten voor T&T beschikbaar zijn. 65% van de docenten vindt dat er op hun school voldoende beoordelingsinstrumenten beschikbaar zijn (waarvan 53% dit enigszins vindt en 12% helemaal). Ongeveer 30% is het hiermee (enigszins) oneens. 91% van de docenten is het eens met de stelling dat ze er voldoende in slagen om de kwaliteit van het geleverde product te beoordelen; 53% is het met deze stelling enigszins eens en 38% helemaal eens. 68% van de docenten geeft aan er voldoende in te slagen om de beheersing van de competenties bij hun leerlingen te beoordelen (waarvan 50% dit enigszins vindt en 18% helemaal). Zie grafiek

48 Tussenmeting versus startmeting: Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich ten aanzien van de stelling over de beschikbaarheid van beoordelingsinstrumenten voor T&T geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. Met betrekking tot de andere twee stellingen over de uitvoerbaarheid van de beoordeling is geen vergelijking tussen beide metingen mogelijk, omdat deze alleen in de tussenmeting aan de docenten zijn voorgelegd. Uitvoerbaarheid: Beoordeling (in %) Er zijn op mijn school voldoende beoordelingsinstrumenten beschikbaar voor T&T. Ik slaag er voldoende in om de kwaliteit van het geleverde product door mijn leerlingen te beoordelen. Ik slaag er voldoende in om de beheersing van de competenties bij mijn leerlingen te beoordelen helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.29: Uitvoerbaarheid: beoordeling. Uitvoerbaarheid: Deskundigheid Ongeveer 80% van de docenten voelt zich voldoende toegerust voor het geven van T&T en drie kwart van de docenten voelt zich voldoende toegerust voor het opbouwen van samenwerkingsrelaties met bedrijven en/of maatschappelijke instellingen. Een ruime meerderheid van de docenten (82%) voelt zich voldoende toegerust (qua kennis en kunde) voor het verzorgen van T&T. 18% voelt zich enigszins niet toegerust hiervoor. Bijna 75% vindt zichzelf voldoende toegerust om samenwerkingsrelaties met bedrijven en/of maatschappelijke instellingen op te bouwen. Ongeveer een kwart (26%) vindt dit enigszins niet. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich voor de stelling 'ik ben voldoende toegerust (qua kennis en kunde) voor het verzorgen van T&T' geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. De andere stelling kan niet vergeleken worden, omdat deze stelling alleen in de tussenmeting aan de docenten is voorgelegd. 46

49 Uitvoerbaarheid: Deskundigheid (in %) Ik ben voldoende toegerust (qua kennis en kunde) voor het verzorgen van T&T. Ik ben voldoende toegerust om samenwerkingsrelaties met bedrijven en/of maatschappelijke instellingen op te bouwen helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.30: Uitvoerbaarheid: deskundigheid. Uitvoerbaarheid: Opdrachten en faciliteiten Ongeveer 80% van de docenten beschikt over voldoende T&T-opdrachten die een relatie hebben met bètawerelden en waarin leerlingen zich kunnen oriënteren op verschillende beroepen. Iets meer dan de helft van de docenten is tevreden over de beschikbaarheid van externe opdrachtgevers. Een ruime meerderheid van de docenten (79%) is van mening dat er voldoende T&T-opdrachten beschikbaar zijn die een relatie hebben met een of meerdere bètawerelden. 18% is het hier enigszins niet mee eens. Eveneens, vindt een ruime meerderheid (85%) dat er voldoende T&T-opdrachten beschikbaar zijn waarin leerlingen zich kunnen oriënteren op verschillende beroepen. 15% vindt dit enigszins niet. Iets minder dan de helft van de docenten is het (enigszins) oneens met de stelling dat er voldoende externe opdrachtgevers beschikbaar zijn om T&T te kunnen uitvoeren. Iets meer dan de helft is het hier (enigszins) mee eens. Volgens ongeveer drie kwart van de docenten zijn er voldoende faciliteiten beschikbaar om T&T te kunnen uitvoeren (waarvan 50% dit enigszins vindt en 24% helemaal). De meeste docenten (82%) zijn tevreden over de opdrachten die ze gebruiken voor T&T (waarvan 62% enigszins tevreden is en 21% helemaal tevreden). Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: De resultaten van beide metingen zijn vergelijkbaar. Tussen de tussenmeting en de startmeting doen zich ten aanzien van de stellingen over de uitvoerbaarheid met betrekking tot de (beschikbaarheid) van de opdrachten en faciliteiten geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. 47

50 Uitvoerbaarheid: Opdrachten en faciliteiten (in %) Er zijn voldoende T&T-opdrachten beschikbaar die een relatie hebben met een of meerdere bètawerelden. Er zijn voldoende T&T-opdrachten beschikbaar waarin de leerlingen zich kunnen oriënteren op verschillende beroepen. Er zijn voldoende externe opdrachtgevers beschikbaar om T&T te kunnen uitvoeren. Op mijn school zijn voldoende faciliteiten beschikbaar om opdrachten voor T&T te kunnen uitvoeren. Ik ben tevreden over de opdrachten die ik gebruik voor T&T helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.31: Uitvoerbaarheid: opdrachten en faciliteiten. Helderheid Nagenoeg alle docenten vinden het duidelijk wat er van hen verwacht wordt bij T&T. Ruim 80% van de docenten vindt het helder wat er van hun leerlingen wordt verwacht op het gebied van de ontwikkeling van competenties uit het schoolexamenprogramma T&T en hoe zij daaraan invulling kunnen geven. Ruim 80% van de docenten vindt het duidelijk hoe zij hun leerlingen kunnen beoordelen. Ten opzichte van de startmeting is het percentage docenten gestegen die het duidelijk vindt hoe zij vorm kunnen geven aan de ontwikkeling van competenties en hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld. 85% van de docenten vindt dat het schoolexamenprogramma T&T een duidelijk beeld geeft van wat er van de leerlingen wordt verwacht op het gebied van competenties (56% is het enigszins eens en 29% helemaal eens). Bijna alle docenten (97%) vinden dat het helder is wat er van hen als docent bij T&T wordt verwacht (50% is het enigszins eens en 47% helemaal eens). Voor 85% van de docenten is duidelijk hoe zij invulling kunnen geven aan de ontwikkeling van competenties uit het schoolexamenprogramma bij hun leerlingen (62% is het enigszins eens en 24% helemaal eens). 83% van de docenten vindt het duidelijke hoe zij voor T&T hun leerlingen kunnen beoordelen.(62% is het enigszins eens en 21% helemaal eens). 86% van de docenten vindt het duidelijk hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld (62% is het enigszins eens is en 24% helemaal eens). Bijna 90% vindt het duidelijk hoe LOB binnen T&T kan worden aangeboden, 12% vindt dit enigszins niet duidelijk. Zie grafiek Tussenmeting versus startmeting: Tijdens de tussenmeting vinden meer docenten duidelijk hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld (85% tegenover 61% in de startmeting). Ook is het percentage docenten toegenomen dat helder vindt hoe zij invulling kunnen geven aan de ontwikkeling van competenties uit het schoolexamenprogramma T&T bij hun leerlingen (85% tegenover 64% in de startmeting). Binnen de andere stellingen over helderheid doen zich tussen de tussenmeting en de startmeting geen verschillen in percentages voor groter dan 10%. 48

51 Helderheid (in %) Het concept-examenprogramma T&T geeft mij een helder beeld van wat er van mijn leerlingen wordt verwacht op het gebied van competenties. Voor mij is duidelijk wat er van mij als docent bij T&T wordt verwacht. Het is voor mij duidelijk hoe ik invulling kan geven aan de ontwikkeling van competenties uit het concept examenprogramma T&T bij mijn leerlingen. Het is voor mij duidelijk hoe ik mijn leerlingen binnen T&T kan beoordelen. Voor mij is duidelijk hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld. Voor mij is duidelijk hoe LOB binnen T&T kan worden aangeboden helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.32: Helderheid. Relevantie Alle docenten vinden dat hun leerlingen bij T&T inzicht krijgen in eigen kwaliteiten, interesses en beroepen die bestaan binnen verschillende bètawerelden. Bijna alle docenten vinden dat T&T beroepsoriënterend relevant is en hun leerlingen goed voorbereidt op het mbo. Ten opzichte van de startmeting vinden meer docenten dat T&T een structurele plaats biedt voor LOB in het leren, en dat T&T leerlingen enthousiast maakt over een vervolgopleiding binnen en buiten de bèta of technische sector. Bijna alle docenten (97%) vinden T&T beroepsoriënterend relevant voor hun leerlingen. Alle docenten zijn het (helemaal of enigszins) eens met de stelling dat T&T hun leerlingen meer zicht geeft op de beroepen die bestaan binnen verschillende bètawerelden. Een ruime meerderheid van de docenten (85%) vindt dat het vak hun leerlingen voldoende ruimte biedt om zich te kunnen verdiepen in een bètawereld die bij hen past. Zo'n 90% vindt dat T&T hun leerlingen motiveert omdat het leren in de beroepspraktijk wordt geplaatst, en vindt het werken met competenties een geschikte manier om tot een meer praktijkgericht programma te komen (waarvan 50% dit enigszins vindt en 41% helemaal). Ook vindt ongeveer 90% dat T&T een structurele plaats voor LOB in het leren van hun leerlingen biedt (waarvan 56% dit enigszins vindt en 35% helemaal). 85% van de docenten is het eens met de stelling dat het beter mogelijk is om in samenwerking met het mbo doorlopende leerlijnen te ontwikkelen met het schoolexamenprogramma T&T; 47% is het met deze stelling enigszins eens en 38% helemaal eens. Bijna 90% van de docenten geeft aan dat T&T hun leerlingen enthousiast maakt over een bèta- of technische vervolgopleiding (hiermee is 65% het enigszins eens en 24% helemaal eens). Daarnaast geeft 85% aan dat T&T hun leerlingen ook enthousiast maakt over een vervolgopleiding buiten de bèta- of technische sector (hiermee is 59% het enigszins eens en 26% helemaal eens). Alle docenten vinden (helemaal of enigszins) dat hun leerlingen bij T&T inzicht krijgen in eigen kwaliteiten en interesses. Zie grafiek

52 Tussenmeting versus startmeting: In de startmeting vond 79% van de docenten dat T&T structurele plaats voor LOB in het leren van hun leerlingen biedt, dit percentage is in de tussenmeting gestegen naar 91%. Ook vinden nog meer docenten in de tussenmeting dat T&T hun leerlingen ook enthousiast maakt over een vervolgopleiding buiten de bèta- of technische sector (85% tegenover 73% in de startmeting). Geen docent antwoordt op deze stelling met weet ik niet/n.v.t. in de tussenmeting, terwijl in de startmeting nog 12% koos voor dit antwoord. De respons in de tussenmeting op de overige stellingen over relevantie is vrijwel hetzelfde als van de startmeting; er doen zich verder geen verschillen voor groter dan 10% tussen beide metingen. Relevantie (in %) T&T is beroepsoriënterend relevant voor mijn leerlingen. T&T geeft mijn leerlingen meer zicht op de beroepen die bestaan binnen verschillende bètawerelden. T&T biedt mijn leerlingen voldoende ruimte om zich te kunnen verdiepen in een bètawereld die bij hen past. T&T motiveert mijn leerlingen, omdat het leren in de beroepspraktijk wordt geplaatst. Het werken met competenties is een geschikte manier om tot een meer praktijkgericht programma te komen. T&T biedt voor LOB een structurele plaats in het leren van mijn leerlingen. T&T bereidt mijn leerlingen beter voor op het mbo. Met dit concept-examenprogramma T&T, is het beter mogelijk in samenwerking met het mbo, doorlopende leerlijnen te ontwikkelen. T&T maakt mijn leerlingen enthousiast over een bèta of technische vervolgopleiding. T&T maakt mijn leerlingen ook enthousiast over een vervolgopleiding buiten de bèta of technische sector. Bij T&T krijgen mijn leerlingen inzicht in eigen kwaliteiten en interesses helemaal mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens helemaal mee eens weet ik niet/ n.v.t. Grafiek 4.33: Relevantie. Sterke en zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T In de vragenlijst is een open vraag opgenomen waarin de docenten gevraagd werd 2 sterke en 2 zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T te noemen. In totaal zijn voor sterke punten 62 opmerkingen gemaakt en voor zwakke punten

53 Sterke punten van het schoolexamenprogramma T&T die meer dan 4 keer genoemd worden: het competentiegericht werken, de aandacht voor het ontwikkelen van competenties (n=9); de mogelijkheid en aanmoediging van de leerlingen tot zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid die de leerlingen hebben over hun ontwikkeling en leerproces (n=5); de oriëntatie van de leerlingen op beroepen en vervolgopleidingen (n=4); de ruimte voor individuele leertrajecten (n=4); het praktijkgerichte onderwijs (n=4); de ruimte die er is om zelf opdrachten te ontwikkelen en het programma in school toe te passen (n=4). Zwakke punten van het schoolexamenprogramma T&T die meer dan 4 keer genoemd worden: De beoordeling van de leerlingen en met name het beoordelen van de competenties (n=14). De beoordeling van de competenties vinden de docenten niet duidelijk/ helder, te vaag of moeilijk uitvoerbaar. Het programma bevat te veel competenties (n=8). De invoering van het vak vraagt veel tijd van de docenten (n=6), vooral de ontwikkeling van de opdrachten. Het is moeilijk om opdrachtgevers te vinden vanuit bedrijven met een bruikbare opdracht (n=6). Er zijn geen duidelijke eisen betreft de afronding of het examen van het vak (n=4). Het is niet duidelijk welk niveau voldoende is om te mogen slagen. Een veelgenoemd zwak punt is de (concretisering van) beoordelingseisen, maar het merendeel van de docenten slaagt er voldoende in om leerlingen te beoordelen, zoals blijkt uit de vragenlijst (voor ruim 80% van de docenten is het duidelijk hoe T&T met het schoolexamen kan worden beoordeeld. 90% van de docenten geeft aan te slagen om de kwaliteit van het product van hun leerlingen te beoordelen en 70% erin slaagt om de beheersing van competenties te beoordelen). De competentiegerichtheid van het programma is een veelgenoemd sterk punt, maar tegelijkertijd vinden veel docenten dat er te veel competenties opgenomen zijn in het programma. Uit de vragenlijst blijkt ook dat ruim de helft van de docenten vindt dat het schoolexamenprogramma te veel competenties bevat om ze voldoende diepgaand te behandelen. Hier is al wel verbetering zichtbaar, want in de startmeting was dat 76% van de docenten. Het punt van de tijdsinvestering voor het invoeren van het vak en het ontwikkelen van opdrachten komt ook naar voren in de vragenlijst: Bijna alle docenten hebben extra tijd nodig voor de invoering van T&T en ruim drie kwart van de docenten besteedt vrije tijd aan de invoering van T&T, wat hoger is dan in de startmeting. Dit wordt grotendeels opgevangen door het plezier en enthousiasme voor het vak. De extra tijd is vooral nodig voor het ontwikkelen van de opdrachten, het leggen van contact met bedrijven of maatschappelijke instellingen en het ontwikkelen van de beoordeling van leerlingen. Iets meer dan de helft van de docenten is tevreden over de beschikbaarheid van externe opdrachtgevers. 51

54

55 5. Resultaten leerlingvragenlijst Dit hoofdstuk toont de resultaten van de leerlingvragenlijst over de pilot T&T, leerjaar 3 (schooljaar , de tussenmeting). Waar mogelijk vindt een vergelijking plaats met de resultaten van de startmeting in schooljaar De onderwijspraktijk Leerinhoud De helft van de leerlingen geeft aan vaak tijdens T&T te leren over wat je kunt doen met technologie. Ongeveer 80% van de leerlingen leren soms tot vaak bij T&T leren over technologie in verschillende beroepen en wat ze kunnen doen in verschillende beroepen. De helft van de leerlingen geeft aan tijdens T&T vaak te leren over wat je kunt doen met technologie. Ongeveer een derde zegt dat dat soms het geval is en 15% zegt dat dat altijd zo is. Ongeveer 40% van de leerlingen vindt dat ze soms bij T&T leren over wat ze kunnen doen in verschillende beroepen en 40% vindt dat vaak het geval. Datzelfde patroon is zichtbaar voor het leren over technologie in verschillende beroepen: ongeveer 40% vindt dat ze dat soms doen en ongeveer 40% vindt dat ze dat vaak doen. Grafiek 5.1: Leerinhoud. Bètawerelden binnen de beschreven opdrachten De bètawereld Leefstijl en vormgeving komt het vaakste voor (ongeveer 60%) in de opdrachten beschreven door de leerlingen. Minst voorkomend zijn de bètawerelden Voeding en gezondheid en Mens en medisch (in ongeveer 20% van de opdrachten). In de meeste opdrachten (ongeveer 70%) komen 1 tot 3 bètawerelden aan bod. 53

56 De leerlingen beschrijven 2 van hun opdrachten in de vragenlijst met betrekking tot welke bètawereld daarin aan bod komen. Grafiek 5.2 toont het percentage dat een bètawereld aan bod komt in de beschreven opdrachten. In principe kunnen in een opdracht 1 tot 7 bètawerelden aan bod komen. Het meestvoorkomend is de bètawereld Leefstijl en vormgeving (58%) (dit heette eerder: Creativiteit en ontwerpen), gevolgd door Wetenschap en ontdekken (43%) en Water, energie en milieu (43%). Het minste wordt aandacht besteed aan de bètawerelden Voeding en gezondheid (22%) en Mens en medisch (23%). De docenten geven het vaakste aan de bètawerelden Mobiliteit en ruimte, Water,energie en milieu, en Leefstijl en vormgeving te behandelen, en het minste de bètawereld Geld en handel. Omdat leerlingen kunnen kiezen welke opdrachten zij beschrijven en in 35-40% van de gevallen kunnen kiezen uit opdrachten (zie docent grafiek 4.15 en leerling grafiek 5.7) en omdat de populatiesamenstelling anders is, wijken deze percentages af. Maar de percentages van de leerlingen kunnen een voorzichtige indicatie zijn van de populariteit van deze bètawerelden. Grafiek 5.2: Bètawerelden uit het schoolexamenprogramma T&T binnen de beschreven opdrachten. Noot: meerdere antwoorden mogelijk. Het aantal bètawerelden dat volgens de leerlingen aan bod komt in de 2 opdrachten, wordt getoond in grafiek 5.3. In de opdrachten kunnen geen tot maximaal 7 bètawerelden aan bod komen. Het vaakst komen aan bod 2 (24%), 1 (23%), of 3 (21%) bètawerelden. In 3% van de opdrachten komt geen van de bètawerelden aan bod en in minder dan 3% van de opdrachten komen 6 of 7 bètawerelden aan bod. Grafiek 5.3: Aantal bètawerelden uit het schoolexamenprogramma T&T binnen de beschreven opdrachten. 54

57 Leeractiviteiten Bij T&T werken bijna alle leerlingen samen met hun klasgenoten. Drie kwart van de leerlingen geeft aan dat ze bij T&T vooral dingen maken. Ongeveer 80% van de leerlingen werkt aan technologische opdrachten en vindt dat ze zelf moeten zorgen voor een goed product en zelf moeten zoeken naar oplossingen. De meeste leerlingen (80%) overleggen met de docent over de opdracht maar slechts 40% van de leerlingen overlegt over de opdracht met een bedrijf, instelling of mbo. Grafiek 5.4 toont de resultaten voor de stellingen met betrekking tot leeractiviteiten. 95% van de leerlingen werkt bij T&T overwegend samen met hun klasgenoten, en ongeveer 70% van de leerlingen vraagt de mening van hun klasgenoten over hun ideeën. Ruim 80% van de leerlingen werkt veel aan technologische opdrachten. Ongeveer 80% van de leerlingen stelt vragen over de opdracht aan de docent; ruim 80% van de leerlingen verzamelt zelf informatie over de opdracht. Ongeveer 40% van de leerlingen overlegt over de opdracht met een bedrijf, instelling of mbo. Drie kwart van de leerlingen geeft aan dat ze bij T&T vooral dingen maken. Ongeveer 70% van de leerlingen schetst hun ontwerp, en test of hun ontwerp ook echt mogelijk is. Ongeveer 70% van de leerlingen maken een planning bij de opdracht. Ongeveer 80% van de leerlingen vindt dat ze zelf moeten zorgen voor een goed product, en dat ze zelf op zoek gaan naar oplossingen. De meeste leerlingen (82%) geven bij T&T een presentatie. 55

58 Grafiek 5.4: Leeractiviteiten. Betrokkenheid van een bedrijf, maatschappelijke instelling of het mbo bij opdrachten De opdrachten in leerjaar 3 voeren de leerlingen het vaakst uit (ongeveer 50% van de opdrachten) voor bedrijven en maatschappelijke instellingen, daarna meest voorkomend zijn opdrachten voor de docent of school (ongeveer 25% van de opdrachten). Bij T&T komt niet vaak iemand van het mbo iets vertellen over de opdracht, iets vaker komt iemand van een bedrijf of instelling (40% soms, 30% vaak). Assistentie krijgen de leerlingen niet tot weinig van bedrijven, instellingen of mbo's. 56

59 De leerlingen is gevraagd wat ze hebben gemaakt en voor welk bedrijf, instelling of mbo ze dit hebben gemaakt binnen 2 opdrachten uit leerjaar 3 die ze hebben uitgevoerd bij T&T, zie tabel 5.1. Het meeste worden de opdrachten uitgevoerd voor bedrijven en maatschappelijke instellingen, vervolgens zijn de opdrachten vaak voor de docent of hun school en vrij vaak doen de leerlingen mee aan (landelijke) wedstrijden om een bepaald product of dienst te bedenken en maken. Tabel 5.1. Gerubriceerde weergave van leerlingrespons op de vraag voor wie de T&T opdrachten in leerjaar 3 zijn uitgevoerd. Voor wie zijn de opdrachten bij T&T uitgevoerd? % Voor een bedrijf of maatschappelijke instelling 52 Voor hun/een docent of (directie van) hun school 24 Voor een wedstrijd 7 weet ik niet 4 Voor een groep met een specifieke behoefte 3 Voor niemand/geen opdrachtgever 3 Voor een mbo of hbo 2 Voor zichzelf/de leerling(en) zelf 2 Voor ouders, familie, buren of vrienden van een (mede)leerling 1 Voor de doelgroep waarvoor ze iets/een product maken 1 Voor opdrachtgever(s) 1 Voor een fictief bedrijf of maatschappelijke instelling 0 Bij T&T komt niet vaak iemand van het mbo iets vertellen over de opdracht (45% nooit, 35% soms). Dat is vaker het geval voor iemand van een bedrijf of instelling (20% nooit, 40% soms, 30% vaak). De opdracht voor de leerlingen lijkt regelmatig uit het bedrijfsleven, een instelling, of het mbo te komen (35% soms, 30% vaak). Assistentie krijgen de leerlingen niet tot weinig van bedrijven, instellingen (55% nooit, 30% soms) of mbo's (60% nooit, 25% soms), zie grafiek 5.5. Grafiek 5.5: Betrokkenheid van een bedrijf, maatschappelijke instelling of het mbo bij opdrachten. 57

60 Leeromgevingen Ongeveer 90% van de leerlingen werkt vaak tot altijd in een klaslokaal aan de opdrachten. Ruim 60% van de leerlingen werkt nooit aan opdrachten bij een bedrijf of instelling, of mbo. Drie kwart van de leerlingen bezoekt bij T&T weleens een bedrijf of instelling; ruim 80% van de leerlingen bezoekt nooit of soms het mbo. De leerlingen werken over het algemeen in een klaslokaal aan de opdrachten (45% vaak, 35% altijd). Een kleiner percentage werkt niet in een klaslokaal, maar elders in de school (20% vaak, 5% altijd). Ze werken nooit tot weinig bij een bedrijf of instelling (60% nooit, 30% soms), of mbo (65% nooit, 20% soms) aan opdrachten. De meeste leerlingen bezoeken weleens of vaak een bedrijf of instelling (45% soms, 30% vaak). De helft van de leerlingen bezoekt nooit het mbo (50% nooit, 30% soms). Grafiek 5.6: Leeromgevingen. Docent- en leerlingrol Gemiddeld spreken de leerlingen vaak met hun docent over hun voortgang en helpt hun docent ze ook vaak met de opdracht. Ongeveer 60% van de leerlingen mag niet uit opdrachten kiezen bij T&T; voor drie kwart van de leerlingen bepaalt de docent vaak of altijd de opdracht. De leerlingen spreken regelmatig met hun docent over hun voortgang (30% soms, 45% vaak). Hun docent helpt ook regelmatig met de opdracht (35% soms, 40% vaak). In de meeste gevallen mogen leerlingen niet uit opdrachten kiezen bij T&T (60% nooit, 25% soms) en de leerlingen gaan meestal niet zelf op zoek naar hun opdracht (50% nooit, 25% soms). Over het algemeen bepaalt de docent de opdracht (25% vaak, 50% altijd). 58

61 Grafiek 5.7: Docent- en leerlingrol. Beoordeling De meeste leerlingen (78%) krijgen bij T&T geen toets voor een cijfer. Ruim 80% van de leerlingen krijgt vaak of altijd een cijfer voor een product dat ze maken, een presentatie en de manier waarop ze aan de opdracht hebben gewerkt. Ongeveer 60% van de leerlingen krijgt bij T&T vaak of altijd een cijfer voor een verslag. Ruim 70% van de leerlingen geeft aan dat ze bij T&T geen toets voor een cijfer maken en nog 8% geeft aan dat het niet van toepassing is. Ongeveer 20% geeft aan dat zij weleens een toets maakt. Hier zou het kunnen zijn dat de leerlingen opdrachten die meetellen voor het examen zien als (praktische) toetsen, omdat de signalen uit de praktijk zijn dat geen toetsen gegeven worden (zie ook de resultaten van docentvragenlijst). De meeste leerlingen krijgen een cijfer voor een product dat ze maken (20% soms, 65% altijd), een presentatie (30% vaak, 50% altijd), een verslag (25% vaak, 35% altijd) en de manier waarop ze aan de opdracht hebben gewerkt (30% vaak, 55% altijd). Het beoordelen op basis van een logboek of LOB-portfolio gebeurt door ongeveer een gelijk deel nooit (23%), soms (21%), vaak (21%) of altijd (15%). Tussenmeting versus startmeting: Er zijn statistisch significante verschillen tussen de antwoordverdelingen met de startmeting voor het verslag, presentatie en de manier van werken. Ten opzichte van de startmeting lijkt een verslag minder vaak, en een presentatie en de manier van werken aan een opdracht, vaker gebruikt te worden. 59

62 Grafiek 5.8: Beoordeling. De dunne grijze lijn toont de startmeting. Groeperingsvormen Bij T&T krijgt drie kwart van de leerlingen vaak of altijd klassikaal uitleg. De leerlingen werken over het algemeen vaak in groepjes aan de opdracht, en weinig alleen. De meeste leerlingen krijgen vaak (30%) of altijd (45%) klassikaal uitleg. Bij T&T werken de leerlingen over het algemeen in groepjes aan de opdracht (28% vaak, 63% altijd). De leerlingen werken niet (45%) of soms (44%) alleen. 60

63 Grafiek 5.9: Groeperingsvormen. De rol van ICT Bij T&T gebruiken de meeste leerlingen de computer of ipad vaak (50%) of altijd (27%). Grafiek 5.10: De rol van ICT. 5.2 Uitvoerbaarheid, haalbaarheid en toetsbaarheid Uitvoerbaarheid Ongeveer 80% van de leerlingen vindt T&T goed te doen. Dit is toegenomen ten opzichte van de startmeting. Ruim een kwart van de leerlingen vindt T&T een moeilijk vak. Tussenmeting versus startmeting: Er is een verschil met de antwoordverdeling van de startmeting voor de vraag 'ik vind T&T goed te doen'. De grafiek suggereert dat er meer leerlingen het vak goed te doen vinden. 61

64 Grafiek 5.11: Uitvoerbaarheid. De dunne grijze lijn toont de startmeting. Helderheid Voor ruim drie kwart van de leerlingen is het duidelijk wat zij moeten kennen en kunnen voor T&T en waarop zij beoordeeld worden. Dit is gestegen ten opzichte van de startmeting. Tussenmeting versus startmeting: Er zijn significante verschillen tussen de startmeting en de tussenmeting in de antwoordverdeling voor beide stellingen. De grafiek suggereert dat leerlingen vaker aangeven dat ze weten wat ze moeten kennen en kunnen voor T&T en dat ze vaker weten waarop ze beoordeeld worden. Grafiek 5.12: Helderheid. De dunne grijze lijn toont de startmeting. Relevantie Ongeveer een derde van de leerlingen zegt door T&T beter te weten welke vervolgopleiding ze willen gaan doen, of wat zij later willen worden. Ten opzichte van de startmeting is het percentage leerlingen dat beter weet welke vervolgopleiding ze willen gaan doen, gestegen. Ongeveer 60% van de leerlingen weet door T&T beter waar zij goed in zijn. Ongeveer 30% van de leerlingen zegt door T&T beter te weten welke vervolgopleiding ze willen gaan doen. Ongeveer 35% van de leerlingen weet door T&T beter wat zij later willen worden. Iets minder dan de helft van de 62

65 leerlingen weet door T&T beter welke beroepen zij leuk vinden. Ongeveer 60% van de leerlingen weet door T&T beter waar zij goed in zijn. Tussenmeting versus startmeting: Er is een verschil in de antwoordverdeling met de startmeting voor de stelling 'ik weet door T&T beter welke vervolgopleiding ik wil gaan doen'. De grafiek suggereert dat de leerlingen dat vaker wel het geval vinden. Grafiek 5.13: Relevantie. In grijs is de startmeting getoond, als beschikbaar. Aantrekkelijkheid Ongeveer 60% van de leerlingen vindt T&T geen vervelend vak en vindt de opdrachten interessant. Twee derde van de leerlingen vindt dat ze veel leren bij T&T. Ten opzichte van de startmeting vinden leerlingen T&T minder vaak een vervelend vak, en vaker dat ze veel leren bij T&T. De meeste leerlingen (61%) vinden T&T geen vervelend vak. Ruim de helft van de leerlingen (56%) vindt de opdrachten interessant, en vindt dat de tijd bij lessen T&T snel voorbij gaat (53% (enigszins) mee eens). Twee derde van de leerlingen vindt dat ze veel leren bij T&T. Iets minder dan de helft van de leerlingen doet weleens in hun vrije tijd dingen die met T&T te maken hebben. Tussenmeting versus startmeting: Er is een verschil in de antwoordverdeling met de startmeting voor 3 stellingen; 'ik vind T&T een vervelend vak', 'ik vind de T&T-opdrachten vaak interessant', en 'ik leer veel bij T&T'. In de startmeting werd een stelling iets anders verwoord: daar werd gevraagd of leerlingen de opdrachten 'boeiend en interessant' vinden, ten opzichte van de huidige meting waar gevraagd werd of de leerlingen de opdrachten 'interessant' vinden, het verschil in antwoordverdeling zou daaraan kunnen liggen. Voor de andere 2 stellingen suggereert de grafiek dat leerlingen T&T minder vaak een vervelend vak vinden en dat ze vaker vinden dat ze veel leren bij T&T. 63

Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl

Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl Evaluatie pilot Technologie & toepassing vmbo-tl en vmbo-gl Resultaten vragenlijsten en schoolbezoeken leerjaar 3-2016/17 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Evaluatie pilot Technologie

Nadere informatie

1 Context, vraagstelling en opzet

1 Context, vraagstelling en opzet 1 Context, vraagstelling en opzet 1.1 Aanleiding en context In de periode 2002 2010 hebben vakvernieuwingscommissies voor biologie, scheikunde en natuurkunde nieuwe conceptexamenprogramma's ontwikkeld

Nadere informatie

Het invullen neemt ongeveer 20 minuten in beslag. U kunt de vragenlijst invullen tot 29 april 2016.

Het invullen neemt ongeveer 20 minuten in beslag. U kunt de vragenlijst invullen tot 29 april 2016. Introductie Welkom bij de vragenlijst over de examenpilot beroepsgerichte vakken vmbo. Deze vragenlijst bestaat uit vijf delen. Elk van deze delen gaat over het beroepsgericht examenprogramma vmbo zoals

Nadere informatie

Evaluatie vernieuwde beroepsgerichte programma s vmbo

Evaluatie vernieuwde beroepsgerichte programma s vmbo Evaluatie vernieuwde beroepsgerichte programma s vmbo Titel:Ondertitel: Resultaten docentvra schoolbezoeken leerjaar 3 - Resultaten docentvragenlijst en schoolbezoeken leerjaar 3-2016/17 SLO nationaal

Nadere informatie

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo Eindmeting docenten en leerlingen 2016-17 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo Eindmeting

Nadere informatie

Monitoring invoering Chinese taal en cultuur

Monitoring invoering Chinese taal en cultuur Monitoring invoering Chinese taal en cultuur Eerste inventarisatie onder schoolleiders en docenten SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring invoering Chinese taal en cultuur Eerste

Nadere informatie

Monitoring vernieuwde examenprogramma aardrijkskunde vmbo

Monitoring vernieuwde examenprogramma aardrijkskunde vmbo Titel in de rug vermelden Monitoring vernieuwde examenprogramma aardrijkskunde vmbo SLO heeft als nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling een publieke taakstelling in de driehoek beleid, praktijk

Nadere informatie

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B vwo

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B vwo Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B vwo Eindmeting docenten en leerlingen 2017-18 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B vwo Eindmeting docenten

Nadere informatie

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde A havo

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde A havo Monitoring invoering vernieuwde wiskunde A havo Eindmeting docenten en leerlingen 2016-17 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring invoering vernieuwde wiskunde A havo Eindmeting

Nadere informatie

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Tussenmeting docenten 2014-2015 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Tussenmeting docenten

Nadere informatie

Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA)

Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Jan van Hilten Vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo Structuur Kern-, Profiel-, Keuzeprogramma

Nadere informatie

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo Ook in het vmbo is er sprake van onderwijsvernieuwing. De meest in het oog springende vernieuwing is de introductie van een kern, profiel en (meerdere) keuzes. De

Nadere informatie

Structuur beroepsgericht vmbo Jacqueline Kerkhoffs, Rob Abbenhuis April 2017

Structuur beroepsgericht vmbo Jacqueline Kerkhoffs, Rob Abbenhuis April 2017 Structuur beroepsgericht vmbo Jacqueline Kerkhoffs, Rob Abbenhuis April 2017 Op 1 augustus 2016 worden er nieuwe beroepsgerichte examenprogramma s ingevoerd in het vmbo. Vanaf die datum kent het vmbo tien

Nadere informatie

Curriculumevaluatie bètavakvernieuwing:

Curriculumevaluatie bètavakvernieuwing: Curriculumevaluatie bètavakvernieuwing: Nieuwe programma's bi, sk, na, nlt in leerjaar 5 havo/vwo Lucia Bruning, Wilmad Kuiper, Elvira Folmer & Wout Ottevanger ECENT 4 juni 2010 e-mail: w.kuiper@slo.nl

Nadere informatie

Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (2) Rob Abbenhuis

Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (2) Rob Abbenhuis Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (2) Rob Abbenhuis r.abbenhuis@slo.nl De presentatie Introductie nieuwe beroepsgerichte programma's vmbo Vernieuwing beroepsgerichte programma's

Nadere informatie

Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (1) Rob Abbenhuis

Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (1) Rob Abbenhuis Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (1) Rob Abbenhuis r.abbenhuis@slo.nl De presentatie Introductie nieuwe beroepsgerichte programma's vmbo Vernieuwing beroepsgerichte programma's

Nadere informatie

Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA)

Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Ruud van Uffelen Vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo De structuur van de nieuwe examenprogramma's

Nadere informatie

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015! Voorstel voor onderzoekspresentaties Mbo Onderzoeksdag Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015! Indienen van een voorstel kan tot en met 15 mei 2015 via e-mailadres: info@mboonderzoeksdag.nl

Nadere informatie

Resultaten leerlingvragenlijst derde leerjaar (juni 2014)

Resultaten leerlingvragenlijst derde leerjaar (juni 2014) Bijlage 1 Resultaten leerlingvragenlijst derde leerjaar (juni 2014) November 2014 Han Noordink Frederik Oorschot Elvira Folmer Inleiding De leerlingvragenlijst is afgenomen in juni 2014 en ingevuld door

Nadere informatie

Hoe denken leerlingen in de tweede fase over het vak geschiedenis? SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Hoe denken leerlingen in de tweede fase over het vak geschiedenis? SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Hoe denken leerlingen in de tweede fase over het vak geschiedenis? SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Hoe denken leerlingen in de tweede fase over het vak geschiedenis? November 2014

Nadere informatie

Keuzemodel varianten van programma's praktijknabije LOB. Voor tl en gl

Keuzemodel varianten van programma's praktijknabije LOB. Voor tl en gl Keuzemodel varianten van programma's praktijknabije LOB Voor tl en gl Augustus 2012 Keuzemodel varianten van programma's praktijknabije LOB voor tl en gl Het LOB-keuzemodel geeft een beknopt overzicht

Nadere informatie

Christiaan Huygens College

Christiaan Huygens College Welkom op de informatieavond voor ouders en leerlingen Leerjaar 2 Programma - Toelichting decaan over de profielen en leerwegen - 20.15 uur: Kennismakingsronde profiel Waarom kiezen? - Leerling kiest een

Nadere informatie

Overstap VSV Noord-Kennemerland en West-Friesland 6 maart 2014, Hoorn Rob Abbenhuis Projectleiding

Overstap VSV Noord-Kennemerland en West-Friesland 6 maart 2014, Hoorn Rob Abbenhuis Projectleiding Overstap VSV Noord-Kennemerland en West-Friesland 6 maart 2014, Hoorn Rob Abbenhuis Projectleiding r.abbenhuis@slo.nl Vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo Inhoud presentatie Aandachtspunten bij

Nadere informatie

Scholingsmiddag Consortium Beroepsonderwijs Jan van Hilten, 4 december 2014

Scholingsmiddag Consortium Beroepsonderwijs Jan van Hilten, 4 december 2014 Scholingsmiddag Consortium Beroepsonderwijs Jan van Hilten, 4 december 2014 Inhoud 1. Stand van zaken project 2. Wijzigingen in het examenprogramma en syllabus 3. Bespreekpunten met de pilotscholen PIE

Nadere informatie

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Eindmeting docenten en leerlingen 2016-2017 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Eindmeting

Nadere informatie

Christiaan Huygens College

Christiaan Huygens College Welkom op de informatieavond voor ouders en leerlingen Leerjaar 2 Programma - Toelichting KWT uren door mentor - Toelichting profielen en leerwegen door decaan - 20.00 uur: Kennismakingsronde profiel Kiezen

Nadere informatie

4 juni conferentie vakvernieuwingen

4 juni conferentie vakvernieuwingen 4 juni 2010 conferentie vakvernieuwingen doelen van de vernieuwing Maatschappelijke ontwikkelingen aandacht en ruimte voor actuele ontwikkelingen in wetenschap en technologie toename instroom in bèta-

Nadere informatie

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Twello. Het Groene Lyceum. Vakman schaps route

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Twello. Het Groene Lyceum. Vakman schaps route Doe mee in onze groene wereld Twello vmbo groen Het Groene Lyceum Vakman schaps route 2informatie vmbo groen 2017-2018 AOC Oost is jouw wereld. Een groene wereld die jij zelf mag invullen met jouw talent

Nadere informatie

Jacqueline Kerkhoffs December 2016

Jacqueline Kerkhoffs December 2016 Jacqueline Kerkhoffs December 2016 Stand van zaken We liggen op koers Wetgevingstraject: Concept wet Internetconsultatie Advies onderwijsraad Bijstelling wetstekst Ministerraad Raad van State Tweede Kamer

Nadere informatie

Regiobijeenkomsten januari/februari

Regiobijeenkomsten januari/februari 1 Vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo Plenair Regiobijeenkomsten januari/februari Kern, profiel, keuze Stand van zaken sectoren Aandachtspunten Tijdlijn Klankbord- en pilotscholen Subgroepen per

Nadere informatie

VOORLICHTING POTSKAMPSTRAAT - BOVENBOUW. De Potskampstraat: daar kun je een beroep op doen!

VOORLICHTING POTSKAMPSTRAAT - BOVENBOUW. De Potskampstraat: daar kun je een beroep op doen! VOORLICHTING POTSKAMPSTRAAT - BOVENBOUW De Potskampstraat: daar kun je een beroep op doen! VMBO (VOORBEREIDEND MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS) Kiezen voor meer praktijk minder theorie Kader Beroepsgerichte

Nadere informatie

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Tussenmeting 2015 Portret samenwerkingsverband P029 Opdrachtgever: ministerie van OCW Utrecht, oktober

Nadere informatie

Studiekeuzes van uw kind. Voorlichting voor ouders van leerlingen uit klas 2 VMBO-TL/Havo

Studiekeuzes van uw kind. Voorlichting voor ouders van leerlingen uit klas 2 VMBO-TL/Havo Studiekeuzes van uw kind Voorlichting voor ouders van leerlingen uit klas 2 VMBO-TL/Havo Inhoud van vanavond Welke keuzes zijn er? Wat kunt u van de school verwachten? Wat verwachten wij van onze leerlingen?

Nadere informatie

Kiezen in mavo 2. Cohort Park Lyceum Almere

Kiezen in mavo 2. Cohort Park Lyceum Almere Kiezen in mavo 2 Cohort 2018 Park Lyceum Almere Kiezen in mavo 2. Je staat voor een lastige keuze. Je gaat een keuze maken tussen de drie profielen en deze keuze bepaalt voor een deel je toekomstmogelijkheden.

Nadere informatie

Stappenplan invoering vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo

Stappenplan invoering vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo Stappenplan invoering vernieuwing programma s vmbo Regelmatig wordt de vraag gesteld of er een stappenplan is waarin zaken staan die geregeld moeten zijn voor de nieuwe examenprogramma s in school van

Nadere informatie

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Nulmeting docenten en leerlingen 2012-2013 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing Nulmeting

Nadere informatie

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Doetinchem. Het Groene Lyceum. Vakman schaps route

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Doetinchem. Het Groene Lyceum. Vakman schaps route Doe mee in onze groene wereld Doetinchem vmbo groen Het Groene Lyceum Vakman schaps route 2informatie vmbo groen 2017-2018 AOC Oost is jouw wereld. Een groene wereld die jij zelf mag invullen met jouw

Nadere informatie

Bijlage 2 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten natuurkunde

Bijlage 2 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten natuurkunde Bijlage 2 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten natuurkunde Docenten Gearceerde vragen: significant verschil tussen pilot en niet-pilotresultaten (p < 0,05). Donkere arcering: pilotresultaat < niet-pilotresultaat;

Nadere informatie

Advies overgang vmbo naar havo Opgesteld naar aanleiding van de Monitor toelatingsbeleid vmbo-havo, tweede meting 1

Advies overgang vmbo naar havo Opgesteld naar aanleiding van de Monitor toelatingsbeleid vmbo-havo, tweede meting 1 NOTITIE Aan: de staatssecretaris van het ministerie van OCW, de heer drs. S. Dekker Van: Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad Datum: 1 juli 2015 Betreft: Advies overgang vmbo naar havo Advies overgang

Nadere informatie

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding Helmond, 16 juni 2016 Puck Lamers Master Onderwijswetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen drs. Monique van der Heijden dr. Jeannette Geldens Kempelonderzoekscentrum

Nadere informatie

Het nieuwe examenprogramma Z&W algemene informatie project en informatie over Z&W. December 2013

Het nieuwe examenprogramma Z&W algemene informatie project en informatie over Z&W. December 2013 Het nieuwe examenprogramma Z&W algemene informatie project en informatie over Z&W December 2013 Project Doorontwikkeling vmbo in opdracht van OCW (zomer 2011) Beroepsgerichte programma s in de sectoren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 30 079 VMBO Nr. 36 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 9 oktober

Nadere informatie

Het schoolexamen van vmbo-keuzevakken Landelijke onderwijsdag Techniek Donderdag 1 juni 2017 Jan van Hilten, SLO

Het schoolexamen van vmbo-keuzevakken Landelijke onderwijsdag Techniek Donderdag 1 juni 2017 Jan van Hilten, SLO SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Het schoolexamen van vmbo-keuzevakken Landelijke onderwijsdag Techniek Donderdag 1 juni 2017 Jan van Hilten, SLO Stand van zaken... 2012: start project

Nadere informatie

Vmbo. Wat je als professional moet weten over kunst en cultuur in het vmbo.

Vmbo. Wat je als professional moet weten over kunst en cultuur in het vmbo. Vmbo Wat je als professional moet weten over kunst en cultuur in het vmbo. Kunst en cultuur onderbouw De onderbouw in het vmbo omvat de eerste twee leerjaren. Kunst en cultuur komen aan de orde in het

Nadere informatie

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Almelo. Het Groene Lyceum

Doe mee in onze. groene wereld. vmbo groen. Almelo. Het Groene Lyceum Doe mee in onze groene wereld Almelo vmbo groen Het Groene Lyceum 2informatie vmbo groen 2017-2018 AOC Oost is jouw wereld. Een groene wereld die jij zelf mag invullen met jouw talent en interesse. Zet

Nadere informatie

SAMENVATTING ONDERZOEK "Van kwalificatiedossier naar aantrekkelijk onderwijs"

SAMENVATTING ONDERZOEK Van kwalificatiedossier naar aantrekkelijk onderwijs SAMENVATTING ONDERZOEK "Van kwalificatiedossier naar aantrekkelijk onderwijs" Doel- en probleemstelling SLO speelt als het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling een belangrijke rol in het vertalen

Nadere informatie

Dekkend examineren in het schoolexamen Landelijke studiedag Platform vmbo BWI Woensdag 7 juni 2017 Jan van Hilten, SLO

Dekkend examineren in het schoolexamen Landelijke studiedag Platform vmbo BWI Woensdag 7 juni 2017 Jan van Hilten, SLO SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Dekkend examineren in het schoolexamen Landelijke studiedag Platform vmbo BWI Woensdag 7 juni 2017 Jan van Hilten, SLO Stand van zaken... 2012: start

Nadere informatie

Doe mee in onze. groene wereld. open dag. vmbo groen. Enschede. Vakman schaps route. vrijdag 26 januari uur uur.

Doe mee in onze. groene wereld. open dag. vmbo groen. Enschede. Vakman schaps route. vrijdag 26 januari uur uur. Doe mee in onze groene wereld Enschede vmbo groen Vakman schaps route open dag vrijdag 26 januari 2018 15.30 uur - 20.30 uur www.aoc-oost.nl 2informatie vmbo groen 2018-2019 AOC Oost is jouw wereld. Een

Nadere informatie

Welkom op de doemiddag 2018

Welkom op de doemiddag 2018 Welkom op de doemiddag 2018 Zone College Locatie Borculo groen onderwijs Keuzemoment Eind groep 8 van de basisschool, welk vervolgonderwijs Eind leerjaar 2 vmbo, welke leerweg en welk profiel, binnen

Nadere informatie

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. 1. Samenvatting Scholieren willen LOB! Dat is goed want loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) is belangrijk.

Nadere informatie

VAN KORTSLUITING NAAR CONTACT BETA CHALLENGE PROGRAMMA EEN LEERROUTE MAVO-MBO-HBO

VAN KORTSLUITING NAAR CONTACT BETA CHALLENGE PROGRAMMA EEN LEERROUTE MAVO-MBO-HBO VAN KORTSLUITING NAAR CONTACT BETA CHALLENGE PROGRAMMA EEN LEERROUTE MAVO-MBO-HBO April 2014 Kenschets 1963 Ons onderwijsbestel 1963 (opmaat voor Mammoetwet ) Van Mammoet 1968 Industriële vormgeving: lineair

Nadere informatie

Hoe denken examenleerlingen. over het vak geschiedenis? Aanvullende onderzoeksgegevens. SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Hoe denken examenleerlingen. over het vak geschiedenis? Aanvullende onderzoeksgegevens. SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Hoe denken examenleerlingen / over het vak? Aanvullende onderzoeksgegevens SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Hoe denken examenleerlingen / over het vak? Aanvullende onderzoeksgegevens

Nadere informatie

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO 21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs Maaike Rodenboog, SLO m.rodenboog@slo.nl SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Onafhankelijke, niet-commerciële positie als

Nadere informatie

Landelijke Onderwijsdag Techniek vmbo en mbo Thema: Sterk Beroepsonderwijs 31 mei 2018

Landelijke Onderwijsdag Techniek vmbo en mbo Thema: Sterk Beroepsonderwijs 31 mei 2018 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Dekkend PTA én weinig toetsdruk?! Landelijke Onderwijsdag Techniek vmbo en mbo Thema: Sterk Beroepsonderwijs 31 mei 2018 Jan van Hilten, SLO Een paar

Nadere informatie

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen 8 uitgangspunten De deelnemende scholen willen uitgaan van dezelfde uitgangspunten. Helaas is het nog niet mogelijk om al die punten te verwezenlijken. De verschillende scholen geven aan hoever de zaken

Nadere informatie

1 Context, vraagstelling en opzet

1 Context, vraagstelling en opzet 1 Context, vraagstelling en opzet 1.1 Aanleiding en context In de periode 2002 2010 hebben vakvernieuwingscommissies voor biologie, scheikunde en natuurkunde nieuwe conceptexamenprogramma's ontwikkeld

Nadere informatie

Voordat begonnen kan worden met de praktische voorbereiding voor de lessen moet er eerst een schoolvisie op het nieuwe programma zijn

Voordat begonnen kan worden met de praktische voorbereiding voor de lessen moet er eerst een schoolvisie op het nieuwe programma zijn Stappenplan invoering vernieuwing beroepsgerichte programma s vmbo Recentelijk werd de vraag gesteld door docenten of er een stappenplan is van zaken die geregeld moeten zijn voor je van start kunt gaan

Nadere informatie

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016 TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016 Inleiding Quickscan Via WOLF (Windows Optisch Leesbaar Formulier) geven examinatoren per vraag de scores van hun kandidaten voor het centraal

Nadere informatie

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen volgende Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen Eindrapportage onderzoek Toekomstgericht Onderwijs Inhoud Onderzoek Toekomstgericht Onderwijs door Kohnstamm Instituut Schoolportret Herbert Vissers

Nadere informatie

Het Leukste Vmbo. Haalt je beste binnenste buiten. Van ALMELO. Open dagen

Het Leukste Vmbo. Haalt je beste binnenste buiten. Van ALMELO. Open dagen ar ol ja Scho 2020 / 2019 Het Leukste Vmbo Open dagen Van ALMELO Woensdag 28 november 2018 van 15.00 tot 20.00 uur Woensdag 16 januari 2019 van 15.00 tot 20.00 uur Haalt je beste binnenste buiten. informatie

Nadere informatie

Bijlage 3 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten scheikunde

Bijlage 3 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten scheikunde Bijlage 3 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten scheikunde Docenten Gearceerde vragen: significant verschil tussen pilot en niet-pilotresultaten (p < 0,05). Donkere arcering: pilotresultaat < niet-pilotresultaat;

Nadere informatie

L O O P B A A N D O S S I E R LOOPBAANONTWIKKELING

L O O P B A A N D O S S I E R LOOPBAANONTWIKKELING LOOPBAANONTWIKKELING IS VOOR LEERLINGEN ESSENTIEEL OM DE EIGEN LOOPBAAN TE STUREN, EEN BEWUSTE (VERVOLG)STUDIEKEUZE TE KUNNEN MAKEN EN OP DIE MANIER IN DE TOEKOMST BETER MEE TE BEWEGEN MET DE VERANDERENDE

Nadere informatie

VMBO 2/MAVO 2 15 JANUARI 2018

VMBO 2/MAVO 2 15 JANUARI 2018 VMBO 2/MAVO 2 15 JANUARI 2018 19-1-2018 Keuze proces Wat gebeurt er in de 2 e klas? En verder? www.zsc.nl HOE ZIT HET VMBO IN ELKAAR? Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) duurt 4 jaar en

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK HAVO

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK HAVO RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK HAVO Plaats : Leeuwarden BRIN nummer : 20DL 06 HAVO Onderzoeksnummer : 253981 Datum onderzoek : 15 oktober 2013 Datum vaststelling : 10 december 2013 Pagina

Nadere informatie

Onderwijs met ict - studenten lerarenopleiding Bijlage: Tabellen

Onderwijs met ict - studenten lerarenopleiding Bijlage: Tabellen Onderwijs met ict - studenten lerarenopleiding Bijlage: Tabellen 1 Repons en achtergrondkenmerken van studenten 2 2 Gebruik van ict door studenten 4 3 Competentie op ict-gebied 5 4 Opvattingen over leerlingen

Nadere informatie

Nieuwjaarsontbijt Vernieuwing VMBO G/T

Nieuwjaarsontbijt Vernieuwing VMBO G/T Nieuwjaarsontbijt Vernieuwing VMBO G/T 23 januari 2015 Lenie van Lieverloo, Wilma Roijackers, Edith Vissers en Marionette Vogels Programma 09.30 Opening 09.45 Actuele ontwikkelingen GL 10.15 Praktijkcasussen

Nadere informatie

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo Titel: Ondertitel: Resultaten vragenlijstonderz Auteurs: Elvira Folmer en Wout Ottevan Titel: Monitoring invoering vernieuwde w Ondertitel: Resultaten vragenlijstonderz Auteurs: Elvira Folmer en Wout Ottevan

Nadere informatie

BEROEPSGERICHT VMBO HENGELO

BEROEPSGERICHT VMBO HENGELO BEROEPSGERICHT VMBO HENGELO DE ONDERBOUW Team VMBO Hengelo 28 januari 2017 EEN NIEUWE SCHOOL, EEN NIEUWE KANS UITGANGSPUNTEN VOOR HET BEROEPSGERICHT VMBO HENGELO Ontplooiing en ontwikkeling van basisvaardigheden

Nadere informatie

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim 20.000 vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen Februari 2019 Surrounded by Talent 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Onderzoeksvragen

Nadere informatie

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs Ons Onderwijs Kwaliteit in onderwijs Voorwoord Bij Marianum staat de ontwikkeling van de leerling voorop. Wij staan voor aantrekkelijk en afgestemd onderwijs, gemotiveerde leerlingen en goede eindresultaten.

Nadere informatie

LOB-avond VMBO GL/TL

LOB-avond VMBO GL/TL LOB-avond VMBO GL/TL VMBO Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs VMBO GL/TL Onderbouw: Leerjaar 1 + 2 Bovenbouw: Leerjaar 3 + 4 Leerwegen VMBO BBL: basisberoepsgerichte leerweg KBL: kaderberoepsgerichte

Nadere informatie

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten Beoordeling Te behalen Behaald 1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? 1 Herkenbaarheid van het vak of de vakken. Past het onderwerp

Nadere informatie

Hoe voorkom ik een enorme toetsdruk met een dekkend PTA?

Hoe voorkom ik een enorme toetsdruk met een dekkend PTA? SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Hoe voorkom ik een enorme toetsdruk met een dekkend PTA? Examenfestival, 22 maart 2018 Jan van Hilten, SLO Een paar stellingen... Als leerlingen 180

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies Inleiding In het kader van de Monitor en evaluatie Tweede Fase HAVO / VWO heeft het ITS voor het Ministerie van OCenW, directie voortgezet onderwijs, onderzoek gedaan in het

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING. Media College, afdeling vmbo-g/t

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING. Media College, afdeling vmbo-g/t RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING Media College, afdeling vmbo-g/t Plaats: : Den Haag BRIN-nummer : 20MJ-2 Onderzoeksnummer : 121697 Onderzoek uitgevoerd op : 13 januari 2011

Nadere informatie

Bijlage 1 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten biologie

Bijlage 1 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten biologie Bijlage 1 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten biologie Docenten Gearceerde vragen: significant verschil tussen pilot en niet-pilotresultaten (p < 0,05). Donkere arcering: pilotresultaat < niet-pilotresultaat;

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Almende College, locatie Isala voor havo en vwo HAVO

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Almende College, locatie Isala voor havo en vwo HAVO ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING Almende College, locatie Isala voor havo en vwo HAVO Plaats : Silvolde BRIN nummer : 14UM C1 BRIN nummer : 14UM 00 HAVO Onderzoeksnummer : 276258 Datum onderzoek :

Nadere informatie

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007 logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk VO/OK/2003/53723 Uw kenmerk Onderwerp tweede fase havo/vwo 1.Inleiding In het algemeen

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VMBOK Agnieten College - Talentstad

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VMBOK Agnieten College - Talentstad RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK VMBOK Agnieten College - Talentstad Plaats : Zwolle BRIN nummer : 02VT 02 VMBOK BRIN nummer : 02VT C7 Onderzoeksnummer : 277732 Datum onderzoek : 2 oktober 2014

Nadere informatie

voorlichting verder na 2 vwo/havo/tl

voorlichting verder na 2 vwo/havo/tl voorlichting verder na 2 vwo/havo/tl Informatie over: Het advies De inrichting van het derde leerjaar De verschillende keuzemogelijkheden tijdpad Wettelijke plicht Het advies: Tijdens leerlingbespreking

Nadere informatie

Doelomschrijving vier deelnemende scholen

Doelomschrijving vier deelnemende scholen Doelomschrijving vier deelnemende scholen 1 doelgroepomschrijvingen Leerbedrijf BAVA (ROC-AKA) Het leerbedrijf Basisvaardigheden (BAVA) is onderdeel van de school voor AKA van het ROC Midden Brabant. Bij

Nadere informatie

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers Tabel Competenties docentopleiders/-trainers In deze tabel zijn de competenties van de docentopleider/trainer (1) opgenomen. Deze zijn verder geconcretiseerd in bekwaamheidseisen of indicatoren en uitgewerkt

Nadere informatie

Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip. Cedin. Lianne Bleker

Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip. Cedin. Lianne Bleker Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip Cedin Lianne Bleker Februari 204 COLOFON Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip Lianne Bleker Drachten, februari 204 Cedin Lavendelheide 2 9202 PD DRACHTEN T 088 0200300

Nadere informatie

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 pagina 3 van 12 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Opbouw van de syllabus 6 3 Het examen 8 4 De vraagstelling 9 5 Toepassing van het correctievoorschrift

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl Plaats: Arnhem BRIN-nummer: 00JT-03 Arrangementsnummer: 220117 Onderzoek uitgevoerd op: 7 november 2012 Conceptrapport

Nadere informatie

Tevredenheid leerlingen

Tevredenheid leerlingen Tevredenheid leerlingen 2017-2018 Venster College X Tevredenheid leerlingen Het eerste gedeelte van dit rapport geeft de leerlingtevredenheid op uw school (per onderwijssoort en leerjaar) weer. Daarnaast

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl Plaats: Nijmegen BRIN-nummer: 01VN-04 Arrangementsnummer: 153937 Onderzoek uitgevoerd op: 14 september

Nadere informatie

Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Situatiebeschrijving 3 VMBO-TL: Situatiebeschrijving 4 VMBO-TL:

Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Situatiebeschrijving 3 VMBO-TL: Situatiebeschrijving 4 VMBO-TL: Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Alle leerlingen van het vmbo theoretische leerweg zijn verplicht een sectorproject te doen als onderdeel van het schoolexamen. Met een sectorproject

Nadere informatie

Samenvatting effecten en resultaten Masterplan CGO Zuid-Holland

Samenvatting effecten en resultaten Masterplan CGO Zuid-Holland BIJLAGE: Samenvatting effecten en resultaten Masterplan CGO Zuid-Holland Pagina 1: Effecten bij leerlingen Effecten bedrijven - onderwijs Toelichting: De percentages onder het kopje Nul zijn de uitersten

Nadere informatie

Informatieavond 25 november 2015. doorstroom voor 2 vmbo basis en kader

Informatieavond 25 november 2015. doorstroom voor 2 vmbo basis en kader Informatieavond 25 november 2015 doorstroom voor 2 vmbo basis en kader Onderwerpen Doorstroom Vernieuwing VMBO Keuzes Aanbod van 2College Durendael Leerjaar 3 Begeleiding en procedure profielkeuze Doorstroommogelijkheden

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Gregorius College Afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Gregorius College Afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Gregorius College Afdeling vwo Plaats: Utrecht BRIN-nummer: 01KF-00/02 Arrangementsnummer: 726178 HB: 3485391 Onderzoek uitgevoerd op: 15 november 2012 Conceptrapport

Nadere informatie

NiBi-conferentie Gezonde leefstijl van leerlingen. SLO Ger van Mossel

NiBi-conferentie Gezonde leefstijl van leerlingen. SLO Ger van Mossel NiBi-conferentie Gezonde leefstijl van leerlingen SLO Ger van Mossel (g.vanmossel@slo.nl) Kennismaking Wie...? Werkwijze bijeenkomst Leerplankader Gezonde leefstijl Naar een leerplan gezonde leefstijl

Nadere informatie

TAK Centrum wil innovatieve onderwerpen, vermeld in onze regiovisie, gebruiken om lesmateriaal te ontwikkelen voor het vak Science.

TAK Centrum wil innovatieve onderwerpen, vermeld in onze regiovisie, gebruiken om lesmateriaal te ontwikkelen voor het vak Science. INLEIDING Om het technisch talent van mavoleerlingen zo goed mogelijk te benutten en de doorstroom naar een technische vervolgopleiding te bevorderen, voert het Platform Bèta Techniek, in opdracht van

Nadere informatie

PAKKETKEUZE EN LOOPBAAN ORIËNTATIE

PAKKETKEUZE EN LOOPBAAN ORIËNTATIE PAKKETKEUZE EN LOOPBAAN ORIËNTATIE LOB/PAKKETKEUZE OP HET BERNARD NIEUWENTIJT COLLEGE de loopbaan begeleiding is de verantwoordelijkheid van de decaan, mentoren en vakdocenten. de decaan coördineert de

Nadere informatie

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009 EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP - eindrapport - dr. Marga de Weerd Amsterdam, november 2009 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315

Nadere informatie

decaan Annette Brons

decaan Annette Brons Van harte welkom!! decaan Annette Brons LOB(loopbaanoriëntatie en begeleiding) LOB is een geïntegreerd en continue proces waarin de leerling wordt voorbereid op een toekomstige vervolgopleiding, arbeidsmarkt,

Nadere informatie

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo)

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo) Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst 2016-2017. Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo) Afspraken Om te worden beoordeeld, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1) Het onderzoeksvoorstel

Nadere informatie