Artikels. Keywords. Inleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Artikels. Keywords. Inleiding"

Transcriptie

1 VERGELIJKEND ONDERZOEK NAAR HET KLINISCH OORDEEL VAN LOGOPEDISTEN EN OBJECTIEVE MEETMETHODES OVER DE PARAMETERS VLOEIEND EN NIET-VLOEIEND BIJ PERSONEN MET EEN AFASIE Jana Van den Broeck (1, 2, 7), Lore Van Brussel (3, 4) en Frank Paemeleire (5, 6, 7) 1 Universitair Ziekenhuis, Gent 2 De Dialoog, Geraardsbergen 3 Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis, Aalst 4 Logopedieteam Gent, Gent 5 AZ Maria Middelares, Gent 6 Arteveldehogeschool, Gent 7 Postgraduaat Neurologische Taal- en Spraakstoornissen, Gent Het bepalen van de vloeiendheid van spontane taal bij personen met afasie gebeurt in de praktijk vaak op basis van het klinisch oordeel van logopedisten. Hierin blijkt echter niet altijd een consensus te bestaan. Vloeiendheid wordt beïnvloed door heterogene criteria (Basso, 2003), waardoor het moeilijk is deze parameter te objectiveren. In dit onderzoek werd het klinisch oordeel van 24 logopedisten vergeleken betreffende de vloeiendheid van spontane taal van elf personen met afasie. Er bleek een sterke interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Fleiss gegeneraliseerde Kappascore: 0,71). Er was echter slechts bij vier van de elf proefpersonen een perfecte overeenkomst. De invloed van werkervaring en aandeel patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel op deze betrouwbaarheid werd nagegaan. Daarnaast werden de taalsamples gecategoriseerd als vloeiend of niet-vloeiend op basis van twee objectieve metingen, aantal woorden per minuut en mean length of utterance. Deze resultaten werden tevens vergeleken met het klinisch oordeel van de logopedisten. Bij slechts twee van de elf proefpersonen was er volledige unanimiteit tussen het objectief en subjectief oordeel. Ten slotte werd via een vragenlijst gekeken naar welke parameters de deelnemende logopedisten hanteren om het onderscheid tussen een vloeiende en niet-vloeiende afasie te maken. Keywords Vloeiendheid, afasie, objectieve metingen, klinisch oordeel Inleiding Een internationaal aanvaarde definitie van vloeiendheid bij personen met afasie (PMA) bestaat niet (Brookshire & McNeil, 2014). Vloeiendheid of fluency is moeilijk te definiëren omdat het geen enkelvoudige dimensie van taalproductie betreft, maar beïnvloed wordt door zeer heterogene criteria (Basso, 2003). Wernicke (1874) onderscheidde als eerste twee kenmerken in de taalproductie van PMA, die hij vloeiend en niet-vloeiend noemde en relateerde met respectievelijk een gestoord en een gespaard taalbegrip (geciteerd in Poeck, 1989). Zo ontstond de gekende dichotomie: de motorische, expressieve of niet-vloeiende afasie tegenover de sensorische, receptieve of vloeiende afasie (Vandenborre, Visch-Brink, & Mariën, 2014). Het gebruik van de parameter vloeiendheid ondersteunt de communicatie tussen zorgverleners en helpt hen bij de syndroomclassificatie van afasie. Zo maken Helm-Estabrooks & Albert (1991) in hun beslissingsboom voor de classificatie van afasie de eerste verdeling binnen individuen met afasie na een beroerte op basis van vloeiendheid (geciteerd in Basso, 2003). Als vloeiende afasieën noemen zij de afasie van Wernicke, Tanscorticaal Sensorische afasie, Conductie afasie en Anomische afasie. Niet-vloeiende afasieën zijn de Globale afasie, afasie van Broca en de Transcorticaal Motorische afasie. Het concept van vloeiendheid wordt ook in andere afasieclassificatiesystemen gebruikt, zoals binnen de Boston Diagnostic Aphasia Examination (BDAE) (Goodglass & Kaplan, 1972), de Western Aphasia Battery (WAB) (Kertesz, 1982) en de Akense Afasietest (AAT) (Huber, Poeck, Weniger, & Willmes, 1983). Ondanks kritische bemerkingen wordt de afasieclassificatie tot op vandaag nog frequent gebruikt door logopedisten (Basso, 2003). Het toekennen van de labels vloeiend en niet-vloeiend gebeurt in de praktijk meestal op basis van het klinisch oordeel van de betrokken logopedist: The assumption is that everybody knows what fluent and non fluent speech production is (Poeck, 1989, p.29). De validiteit van deze dichotomie wordt echter negatief beïnvloed door de aanwezigheid van bijkomende stoornissen zoals sensorimotorische spraakstoornissen en beperkingen in werkgeheugen (Brookshire & McNeil, 2014). Zo kunnen werkgeheugenstoornissen zorgen voor woordvindingsproblemen, wat de vloeiendheid kan beïnvloeden. Anderzijds kan ook een dysartrie met bradyartrie een invloed hebben op de vloeiendheid. Dit alles maakt het de 41

2 diagnosticus moeilijker om de classificatie te gebruiken (Brookshire & McNeil, 2014). Criteria voor het bepalen van vloeiendheid volgens de literatuur Er werden door verschillende onderzoekers door de jaren heen suggesties gedaan om dit beoordelingsproces te objectiveren, maar er is nog steeds geen consensus in de literatuur. Vloeiendheid verwijst naargelang de auteur naar verschillende concepten en wordt bepaald door verschillende kenmerken. Een samenvatting van onderstaande literatuur is terug te vinden in de synthesetabel (bijlage 1). Goodglass, Quadfasel en Timberlake beschreven in 1964 een objectieve taalmaat om de uitingslengte te meten en zo de vloeiende en niet-vloeiende afasieën van elkaar te onderscheiden: de Phrase Length Ratio (PLR, verhouding in uitingslengte), die bepaald wordt door het aantal woordgroepen van vijf of meer woorden te delen door het aantal woordgroepen van één tot twee woorden. Hoe groter de PLR, hoe frequenter langere uitingen voorkomen. Ze spraken van respectievelijk short phrase dominant PMA (PLR < 0,15) en long phrase dominant PMA (PLR > 0,31), waarbij de uitingslengte echter onafhankelijk zou zijn van de ernst van afasie. Benson (1967) formuleerde tien karakteristieken voor taalproductie die bepalend waren voor het onderscheid vloeiend/niet-vloeiend: spreektempo, inspanning, articulatie, uitingslengte, prosodie, aanwezigheid van parafasieën, verbale stereotypieën (recurring utterances), pauzes, spreekdrang en woordkeuze (geciteerd in Poeck, 1989). Bij een vloeiende taalproductie hoorde volgens Benson paragrammatisme en empty speech, gecombineerd met circumlocuties en frequente pauzes door woordvindingsproblemen. Hij beschreef daarnaast dat de taalproductie van niet-vloeiende sprekers wordt gekenmerkt door agrammatisme (Benson & Ardila, 1996). Feyereisen deelde die mening niet: hij linkte een gereduceerd spreektempo niet aan agrammatisme en zei dat niet-vloeiende PMA niet altijd agrammatisch hoeven te zijn (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Goodglass (1993) was van mening dat grammaticale stoornissen zowel bij vloeiende als niet-vloeiende afasie kunnen voorkomen, maar dat het om verschillende onderliggende stoornissen gaat (geciteerd in Edwards, 2005). Benson (1967) betrok ook laesielokalisatie met het concept vloeiendheid op basis van radiologisch onderzoek: niet-vloeiende afasieën zouden overeenkomen met een anterieure laesie, terwijl vloeiende afasieën veroorzaakt worden door een posterieur letsel (geciteerd in Poeck, 1989). Later namen Goodglass & Kaplan in hun BDAE (1972) een procedure op om PMA onder te verdelen via de Rating Scale of Speech Characteristics (RSSC), waarin de onderzoeker onder meer de vloeiendheid via een zevenpuntsschaal moet beoordelen op basis van articulatie, uitingslengte, grammaticale structuur, prosodie en woordvinding (Straus, Sherman, & Spreen, 2006). Wagenaar, Snow en Prins (1975) waren van mening dat PMA geclassificeerd kunnen worden als vloeiend of nietvloeiend op basis van spreektempo, uitgedrukt in aantal woorden per minuut (WPM) en op basis van gemiddelde uitingslengte, uitgedrukt in Mean Length of Utterance (MLU). De MLU is vergelijkbaar met de PLR (Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000) en geeft enkel een idee over de uitingslengte, niet over de morfosyntactische complexiteit van de uiting (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Wagenaar, Snow en Prins (1975) zagen, in tegenstelling tot Benson (1996), telegramstijl en empty speech als aparte syndromen die niet in directe relatie staan met vloeiendheid. Benson vatte, samen met Ardila, in 1996 enkele kenmerken samen die volgens hen typerend zijn voor niet-vloeiende en vloeiende output. Hij baseerde zich hiervoor op andere auteurs en op zijn eigen eerder geformuleerde tien karakteristieken. Zo kenmerkte hij niet-vloeiende taalproductie door verminderde output, moeizame spraakproductie, dysartrie, gereduceerde uitingslengte, dysprosodie, overmatige aanwezigheid van substantieven en weinig parafasieën. Vloeiende taalproductie omschreef hij als een normaal spreektempo, weinig tot geen moeizame spraakproductie, normale articulatie en uitingslengte, normale prosodie, gebrek aan substantieven en frequente parafasieën. Verminderde output aanzag hij als het hoofdkenmerk van een niet-vloeiende taalproductie, waarbij PMA met een niet-vloeiende afasie een output zouden hebben van minder dan 50 WPM. Vanaf 50 WPM sprak hij van een normaal spreektempo of vloeiende taalproductie (geciteerd in Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Deze normen zijn dezelfde als degene die Kerschensteiner formuleerde in 1972 (geciteerd in Park et al., 2011). In de Akense Afasietest (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992) wordt de richtlijn voor een normaal spreektempo echter vastgelegd op meer dan 90 WPM. Van een traag spreektempo wordt gesproken bij 50 tot 90 WPM of minder dan 50 WPM. 42

3 Goodglass et al. (1964) vonden dat dysprosodie het enige distinctieve kenmerk was in het vloeiendheidsonderscheid (geciteerd in Benson & Ardila, 1996). Vloeiende PMA zouden een normale prosodie hebben, terwijl nietvloeiende PMA een onregelmatig ritme en een gelijkmatige of afwezige melodie vertonen in hun spraakpatroon. Deze visie werd ook door andere auteurs in de literatuur gevolgd, zoals Benson (1967) en Kerschensteiner et al. (1972) (Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). De beschrijving van Goodglass doet, met de huidige inzichten, echter meer denken aan spraakapraxie. De criteria van de Academy of Neurological Communication Disorders and Sciences (ANCDS) bevatten immers prosodische afwijkingen als een noodzakelijk kenmerk voor de diagnose spraakapraxie (Wambaugh, Duffy, McNeil, Robin, & Rogers, 2006). Er is in de literatuur geen eenduidigheid betreffende het al dan niet includeren van articulatie-vaardigheid in de beoordeling van vloeiendheid. Articulatievaardigheid wordt gedefinieerd als de vlotheid en accuratesse van de productie van de motorische aspecten van spraak (McNeil, Doyle, & Wambaugh, 2000). Sommige auteurs excluderen stoornissen in de articulatievaardigheid als parameter (Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Een argument van Nadeau (1988) hierin is dat PMA intacte motorische aspecten van spraakproductie kunnen hebben, die een normale articulatie ondersteunen in niet-propositionele taal. Het is slechts bij propositionele, spontane taal dat de vloeiendheid afneemt, ondanks een gespaarde articulatievaardigheid (geciteerd in Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Ook Wagenaar, Snow en Prins (1975) relateren articulatiestoornissen niet aan vloeiendheid. Benson & Ardila (1996) beweren echter dat het een bepalend kenmerk is voor vloeiendheid en geven een achterhaalde verklaring voor fonologische parafasieën. Zij kaderen foneemsubstituties bij niet-vloeiende afasieën binnen een gestoorde articulatie en schrijven die dus toe aan een dysartrie. Taalinhoud, ten slotte, werd door meerdere auteurs hierboven aangehaald als bepalend kenmerk voor vloeiendheid (Benson, 1967; Benson & Ardila, 1996; Goodglass & Kaplan, 1972). Feyereisen, Pillon en De Partz (1991) beschrijven echter hoe moeilijk het is om taalinhoud te kwantificeren en te objectiveren als criterium van vloeiendheid. Het wordt bepaald door verschillende taalkenmerken, die moeilijk te onderzoeken zijn met betrouwbare metingen. Er bestaan lexicale metingen die één aspect van taalinhoud nagaan (type/token ratio, content units, aantal semantische parafasieën, ), maar nooit het volledige concept in kaart brengen. Bovendien is een vergelijking tussen verschillende proefpersonen niet gemakkelijk, gezien het bij vloeiendheid gaat om de inhoud van spontane taal. Samenvattend, merken we ten eerste op dat verschillende auteurs doorheen de tijd heel wat parameters hebben aangehaald, waarvan de ene op veel en de andere op weinig bijval kon rekenen. Er is nog steeds geen gouden standaard bereikt om vloeiendheid te definiëren. Een struikelblok bij objectieve metingen is het onderscheid tussen normale en pathologische vloeiendheidswaarden (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Verder verschilt een parameter als spreektempo onder situationele factoren, zoals gespreksonderwerp, vertrouwdheid tussen de gesprekspartners en spreektaak (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991), waardoor verkregen normen niet toepasbaar zijn in alle situaties. Het is alleszins duidelijk dat vloeiendheid een multifactorieel en daardoor moeilijk af te lijnen concept is. Uit de synthesetabel blijkt dat morfosyntaxis, spreektempo en taalinhoud regelmatig als bepalende kenmerken worden aangehaald. We vinden ze ook terug in de handleiding van de AAT (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992), waar vlotte taalproductie als een gemiddelde zinslengte van meer dan vijf woorden, met weinig onderbrekingen en met normaal spreektempo wordt omschreven. Een niet vlotte taalproductie wordt volgens de AAT gekenmerkt door een gemiddelde zinslengte van minder dan vijf woorden, met veel onderbrekingen en met verlangzaamd spreektempo. Ook in de handleiding van de recente Comprehensive Aphasia Test Nederlands (CAT- NL) (Visch-Brinck, Vandenborre, De Smet, & Mariën, 2014) herkennen we deze kenmerken, waarbij vloeiende taal beschreven wordt als een hogere proportie van nietpassende woorden in de context van een correcte grammatica, een goede syntactische variëteit en een normale, snelle taalproductie. Niet-vloeiende taal wordt omschreven als passende of niet-passende inhoudswoorden in de context van een gebrekkige grammaticale constructie of een gereduceerde spreeksnelheid. Deze drie factoren worden dus door onderzoekers het meest meegenomen in hun beschrijving van vloeiendheid. Klinisch oordeel van logopedisten Gordon (1998) liet 24 ervaren en onervaren logopedisten tien audiofragmenten beoordelen van personen met een primaire diagnose van afasie. Daaruit bleek dat er slechts bij drie van de tien PMA eenzelfde beoordeling van vloeiendheid was. Bij de overige proefpersonen varieerde de overeenkomst tussen 46% en 71%. De beoordelaars moesten tevens aangeven wat voor hen het meest be- 43

4 langrijke kenmerk is van vloeiendheid. De meerderheid (42%) koos voor grammaticale of syntactische kenmerken, 37% baseerde zich op articulatievaardigheid en 21% observeerde de taalinhoud of woordvindingsproblemen. Opvallend was dat de meeste logopedisten meerdere kenmerken aanduidden, wat opnieuw wijst op het multidimensionele karakter van vloeiendheid. Ten slotte dienden de logopedisten ook per proefpersoon aan te duiden welke kenmerken ze observeerden, naast het vloeiend/ niet-vloeiend spreken. Hierbij werden agrammatisme en spraakapraxie vaker gekozen bij niet-vloeiende PMA, dan bij vloeiende PMA. Anomie en parafasieën werden echter geassocieerd met zowel vloeiende sprekers (anomie: 81%, parafasieën: 74%) als niet-vloeiende sprekers (anomie: 74%, parafasieën: 58%). Gordon maakte geen onderscheid in soorten parafasieën. Deze bevindingen zijn te linken aan de huidige inzichten, waarbij anomie in elk afasietype wordt beschreven (Edwards, 2005) en geen invloed heeft op het onderscheid vloeiend en niet-vloeiend (Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Gordon (1998) concludeerde in haar onderzoek dat het labelen van vloeiendheid niet bij alle PMA mogelijk en geschikt is. Dit onderzoeksproject kwam tot stand vanuit de eigen klinische ervaring wat betreft de (on)betrouwbaarheid van het subjectief oordeel van vloeiendheid door logopedisten en het tekort aan eenduidige richtlijnen in de literatuur. Er werd daarom een vergelijkbaar onderzoek gevoerd als dat van Gordon (1998), mits enkele aanpassingen die beschreven worden in het onderdeel discussie. De onderzoeksvragen die we met dit onderzoek willen beantwoorden, zijn de volgende: 1. Hoe hoog is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen logopedisten in het subjectief beoordelen van vloeiendheid in de spontane taal? 2. Hebben werkervaring en werksituatie van de logopedisten een invloed op de betrouwbaarheid van hun klinisch oordeel? 3. Komt het klinisch oordeel van logopedisten overeen met twee objectieve methodes (aantal WPM en MLU) in het beoordelen van vloeiendheid in de spontane taal? 4. Hoe hoog is de uniformiteit onder de logopedisten in het gebruik en de selectie van beïnvloedende parameters tijdens de beoordeling van vloeiendheid in de spontane taal? Methodologie Proefpersonen In dit project werd gewerkt met twee groepen: enerzijds werd een groep personen met een primaire diagnose van afasie na een CVA hierna genoemd als proefpersonen en anderzijds een groep met logopedisten hierna genoemd als beoordelaars ingeschakeld. Het onderzoek werd goedgekeurd door het Ethisch Comité van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis Aalst en alle proefpersonen ondertekenden een geïnformeerde toestemming. Er werden in totaal 11 proefpersonen geïncludeerd (bijlage 2). De diagnose afasie werd gesteld door middel van de Token Test uit de AAT (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992). De proefpersonen werden in hun thuissituatie of in een ziekenhuissetting gezien. De duur van de afasie werd in dit onderzoek niet beschouwd als beïnvloedende factor, waardoor zowel proefpersonen met een acute als een chronische afasie deelnamen. Ook de letsellokalisatie, de ernstgraad van afasie en leeftijd van de proefpersonen werden niet in beschouwing genomen. Dit om een heterogene groep van PMA te verkrijgen, zoals ze het meest gezien worden in de praktijk. Exclusiecriteria waren de aanwezigheid van gekende cognitieve stoornissen, een dysartrie of een spraakapraxie. Deze exclusie werd gemaakt op basis van het klinisch oordeel van de betrokken onderzoekers en/of dossierstudie. Beoordelaars De beoordelaarsgroep bestond uit 24 logopedisten. De logopedisten werden gerekruteerd over gans Vlaanderen. Er werd geen rekening gehouden met opleidingsniveau, leeftijd of werksetting van de beoordelaars, om zo een voldoende groot beoordelaarspanel te verkrijgen. Ook het aandeel van PMA in hun huidig patiëntenbestand werd niet in beschouwing genomen. Ze stonden tussen minder dan één en meer dan twintig jaar in het werkveld, waarvan de meesten tussen één en vijf jaar (45,8%). Van alle beoordelaars hadden de meesten tussen één en vijf jaar werkervaring met personen met neurologische taal- en spraakstoornissen (41,7%). Het aandeel patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) in hun patiëntenbestand varieerde tussen 0% en 100%, waarbij de meesten (70,8%) meer dan de helft van hun werktijd aan NAH-patiënten besteedden. Een overzicht van de beoordelaars is te vinden in figuur 1, 2 en 3 en tabel 1. De totale beoordelaarsgroep werd later onderverdeeld in subgroepen in functie van de resultatenanalyse. Enerzijds werden de 5 pas afgestudeerde beoordelaars (< 1 jaar werkervaring met NAH) vergeleken met de 9 ervaren beoordelaars (> 5 jaar werkervaring met NAH). Anderzijds werden de 11 beoordelaars met < 60% en de 44

5 13 beoordelaars met > 60% NAH-patiënten in hun huidig cliëntenbestand vergeleken met elkaar. Dit percentage werd als dusdanig vastgelegd omdat zo gelijkaardige groepsgroottes werden verkregen. Tabel 1: overzicht beoordelaars: aantal per werksetting (meerdere mogelijk per beoordelaar); ZP = zelfstandige praktijk, ZH = ziekenhuis, CAR = centrum voor ambulante revalidatie, CRR = centrum voor residentiële revalidatie, WZC = woon- en zorgcentrum, DC = dagcentrum ZP ZH CAR CRR WZC DC School Andere Figuur 1. Overzicht beoordelaars: aantal jaren werkervaring als logopedist 20,8% 8,3% 8,3% 16,7% 45,8% < 1 jaar 1-5 jaar 6-10 jaar jaar > 20 jaar Figuur 2. Overzicht beoordelaars: aantal jaren werkervaring met personen 20,8% 8,3% 4,2% 4,2% 20,8% < 1 jaar 41,7% 1-5 jaar 6-10 jaar jaar jaar > 20 jaar Figuur 3. Overzicht beoordelaars: huidig aandeel van patiënten met NAH met NAH per werkweek, berekend op 38u 30,00% 25% 25,00% 20,80% 20,00% 16,70% 15,00% 12,50% 8,30% 8,30% 10,00% 4,20%4,20% 5,00% 0,00% Beoordelaars Aandeel NAH patiënten Methode Na de afname van de Token Test werd van alle proefpersonen een audio-opname gemaakt van spontane taal, telkens met dezelfde opnameapparatuur (videocamera met bedekte lens). Video-opnames werden bewust vermeden, om te verzekeren dat de beoordelaars zich enkel baseerden op de taalproductie tijdens hun beoordelingsproces en niet beïnvloed werden door visuele observaties, zoals mimiek, frustratie van de proefpersoon Er werd gekozen voor spontane taal, omdat vloeiendheid daarin het best beoordeeld kan worden (Edwards, 2005). Het geeft bovendien ook meer natuurlijke data (Edwards, 2005). De sampleduur werd vastgelegd op twee à drie minuten. 300 woorden is echter een meer gebruikte maat voor spraaksamples (Boxum, van der Scheer, & Zwaga, 2013), voornamelijk in het kader van uitgebreidere kwantitatieve metingen. Voor gezonde sprekers is dat ongeveer twee minuten spraak. Een vloeiende PMA zal deze samplegrootte vlot bereiken, terwijl een nietvloeiende PMA dat moeilijker doet (Edwards, 2005). Een niet-vloeiende PMA zou op die manier een te lang sample bekomen, wat de beoordeling zou kunnen beïnvloeden. Daarom werd geopteerd voor een minimale sampleduur in plaats van een minimaal woordenaantal. De spontane taal werd uitgelokt aan de hand van een vooraf vastgelegd protocol. De vragen die gesteld worden om de taal te initiëren, kunnen namelijk de verzamelde data beïnvloeden (Edwards, 2005). Om de betrouwbaarheid te verhogen werd daarom gewerkt met standaardvragen, die gebaseerd zijn op het onderdeel Spontane Taalproductie van de AAT (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992). Om bij niet-vloeiende proefpersonen voldoende taalproductie te verkrijgen, werden vijf verschillende vragen voorzien. Wanneer echter de sampleduur sneller bereikt werd, werden niet alle voorziene vragen gesteld. Tijdens de opname werden geen cues gegeven om extra taalproductie te ontlokken. De gestelde vragen werden achteraf uit het geluidssample geknipt, zodat de beoordelaars enkel de proefpersoon aan het woord hoorden. De pauzes van de proefpersonen werden behouden, omdat deze observatie van belang is voor de beoordeling van de vloeiendheid. De beoordeling van de audiosamples gebeurde in verschillende groepen, variërend van één tot tien beoordelaars per groep. Aan de beoordelaars werd geen achtergrondinformatie, medische informatie of testresultaten gegeven. Ook wisten zij voor hun deelname niet welke parameter ze moesten beoordelen. De vragen gesteld door de onderzoeker werden telkens schriftelijk getoond op een scherm. In de grote groepen gebeurde dit via een beamer op groot scherm en in de kleine groepen via een 45

6 computerscherm. Er werd telkens gebruik gemaakt van een geluidsinstallatie en testsample om de uniformiteit te garanderen. De samples werden bij elke groep in dezelfde volgorde eenmalig aangeboden. Per proefpersoon moesten ze enkel het oordeel vloeiend of niet-vloeiend vellen, aan de hand van een standaardformulier. Overige taalproductiekarakteristieken werden niet beoordeeld. De overeenkomst in hun klinisch oordeel werd daarna berekend om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid na te gaan. Na het beluisteren en beoordelen van alle samples, vulden de beoordelaars een vragenlijst in over hun visie op vloeiendheid (bijlage 3). Het was van belang om de vragenlijst als laatste aan te bieden, zodat de beoordelaars eerst onbevooroordeeld de samples zouden beluisteren. De vragenlijst bestond uit twee delen, die ze afzonderlijk invulden. In het eerste deel werd gepeild naar de eigen perceptie van de beoordelaars over (kenmerken van) vloeiendheid, terwijl het tweede deel een overzicht van kenmerken uit de literatuur bevatte. Daarbij moesten de beoordelaars aanduiden of ze het al dan niet eens waren met de literatuur en bepalen welke drie criteria voor hen het meest kenmerkend zijn voor een vloeiende en nietvloeiende taalproductie. Alle samples werden tevens geanalyseerd door middel van enkele objectieve metingen. Ten eerste werd het aantal WPM berekend. Voor deze meting werden enerzijds de normen van de AAT (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992) en anderzijds de normen van Benson & Ardila (1996) gehanteerd, die beiden beschreven werden in de inleiding. Ten tweede werd de gemiddelde uitingslengte (Mean Length of Utterance, MLU) berekend. Voor deze meting werd eveneens de norm van de AAT (Graetz, De Bleser, & Willmes, 1992) gevolgd: een vloeiende PMA heeft een MLU van meer dan vijf woorden, een niet-vloeiende PMA van minder dan vijf woorden. Deze objectieve maten werden bewust gekozen, omdat ze overeenkomen met twee van de drie parameters die het meest gebruikt worden in huidige beschrijvingen van vloeiendheid (zie synthesetabel bijlage 1). Volgens Wagenaar et al. (1975) kunnen PMA bovendien geclassificeerd worden als vloeiend of niet-vloeiend op basis van WPM en MLU. Voor taalinhoud, de derde parameter, werd geen objectieve maat gekozen, omwille van de onmogelijkheid dit brede concept te vatten met één meting en vergelijkingen te maken binnen de proefpersonen op basis van spontane taal (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Er werd gekozen voor de normen van de AAT, omdat deze test op heden nog vaak gebruikt wordt door logopedisten in de dagelijkse praktijk en omdat het recente onderzoeksinstrument CAT-NL geen normen bevat voor deze metingen. In de literatuur worden echter de normen voor WPM van Benson & Ardila (1996) vaker geciteerd door andere auteurs, waardoor de proefpersonen ook gecategoriseerd werden op basis van deze normen. De metingen werden allemaal door de eerste auteur uitgevoerd en dit volgens de richtlijnen van de Analyse voor Spontane Taal bij Afasie (ASTA) (Boxum, van der Scheer, & Zwaga, 2013). De ASTA heeft immers een hoge correlatie op de maat interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (van der Scheer, Zwaga, & Jonkers, 2011). Als eerste werden de afspraken voor het transcriberen van spontane taal nauw toegepast (voorbeeld transscriptie bijlage 4). Na de eerste transscriptie van de opnames volgde na twee weken een tweede transscriptie. Indien er verschilpunten waren, werd een consensustransscriptie opgemaakt. Ook voor het bepalen van de MLU en aantal WPM werden de afspraken gevolgd zoals in de ASTA (voorbeeld berekening bijlage 5 en 6). Bijkomend werd persoonlijk advies ingewonnen bij F. van der Scheer, de auteur van deze richtlijn, wanneer knelpunten optraden (persoonlijke communicatie, 1 februari 2016). Voor meer informatie rond deze afspraken, verwijzen we naar de richtlijn. De MLU werd berekend volgens volgende formule: MLU= aantal woorden/aantal uitingen. Het aantal WPM werd als volgt berekend: WPM = (aantal woorden/aantal seconden) X 60 (van der Scheer, Zwaga, & Jonkers, 2011). Tijd die ingenomen werd door de vraagstelling of door opmerkingen van de onderzoeker tussendoor, werd niet meegerekend in de totale sampletijd, maar uit de audio-opnames geknipt via VideoPad Video Editor. Daarbij werd geknipt vlak voor en vlak na de uiting van de onderzoeker. Ten slotte werd de overeenkomst tussen het klinisch oordeel van de beoordelaars en de objectieve metingen bekeken. Er werd enkel gesproken van een overeenkomst wanneer alle objectieve metingen en alle 24 beoordelaars hetzelfde oordeel hadden. Resultaten Objectieve metingen Tabel 2 geeft de resultaten weer van de objectieve metingen uitgevoerd op de taalsamples. Van de elf proefpersonen is er slechts bij vijf een volledige overeenkomst. De overige zes hebben een overeenkomst van 66,7%, wat gelijk staat aan één afwijkend oordeel. Dat afwijkend oordeel is er zowel tussen de twee verschillende objectieve metingen, als binnen éénzelfde objectieve meting. Het oordeel van de AAT en van Benson & Ardila wat betreft het aantal WPM, zorgt namelijk bij slechts zes proefper- 46

7 sonen voor dezelfde classificatie, terwijl het om dezelfde parameter gaat. Voor zowel MLU als aantal WPM werden normen van de AAT gebruikt, maar ook dat zorgt in zes gevallen voor een ander oordeel. Klinisch oordeel door de beoordelaars en vragenlijst Tabel 2 geeft eveneens een overzicht per proefpersoon van het klinisch oordeel door de beoordelaars. De beoordelingen werden geanalyseerd door middel van de Fleiss gegeneraliseerde Kappa score, een maat om de globale interbeoordelaarsbetrouwbaarheid na te gaan bij meer dan twee beoordelaars. De Fleiss Kappa score heeft een bereik van -1 tot 1. Ook binnen de eerder beschreven subgroepen werd de Fleiss Kappa score berekend. De globale interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bedraagt 0,71. Dit komt overeen met een sterke betrouwbaarheid over alle beoordelingen heen. Binnen de subgroepen zien we bij de pas afgestudeerde beoordelaars (< 1 jaar werkervaring) een Kappa score van 0,91 (zeer sterke betrouwbaarheid) en bij de ervaren beoordelaars (> 5 jaar werkervaring) een Kappa score van 0,67 (sterke betrouwbaarheid). De beoordelaars met < 60% NAH-patiënten in hun cliëntenbestand hebben een Kappa score van 0,67 (sterke betrouwbaarheid) en de beoordelaars met > 60% NAH-patiënten hebben een Kappa score van 0,73 (sterke betrouwbaarheid). Wanneer we de overeenkomst per proefpersoon bekijken binnen de volledige beoordelaarsgroep, zien we slechts bij vier van de elf proefpersonen 100% overeenkomst. Opvallend is de sterke verdeeldheid die enkel optreedt bij proefpersoon 1. Uit de vragenlijst blijkt dat slechts 33,3% van de beoordelaars gelooft dat hun klinisch oordeel voldoende betrouwbaar is. Toch geeft 95,8% aan zich te baseren op hun subjectief oordeel om een uitspraak te doen over de vloeiendheid. Slechts 16,7% gebruikt objectieve metingen, waarvan 12,5% aantal WPM en 4,2% MLU. Zij geven echter toe toch voornamelijk hun eigen klinisch oordeel te hanteren. Uit de vragenlijst blijkt verder dat 50% van de beoordelaars de dichotomie vloeiend/niet-vloeiend actief gebruikt bij elke PMA tijdens het beschrijven van het taalprofiel. 25% geeft aan het enkel te gebruiken wanneer ze zeker zijn over hun oordeel. 16,7% gebruikt het slechts onrechtstreeks in de communicatie met andere zorgverleners. 8,3% gebruikt het zelden tot nooit, wat echter te verkla- Tabel 2. Overzicht van objectieve metingen (aantal WPM, vergeleken met de normen van de AAT en van Benson & Ardila; MLU, vergeleken met de normen van de AAT), overeenkomst tussen de drie objectieve metingen, klinisch oordeel door de 24 beoordelaars, overeenkomst van het klinisch oordeel en overeenkomst tussen het klinisch oordeel en de objectieve metingen (per proefpersoon); NV = niet-vloeiend, V = vloeiend; J = ja, N = nee Proefpersonen Globaal WPM Aantal WPM 36,9 188,7 136,6 61,5 125,6 87,6 66, ,5 67,7 Oordeel AAT NV V V NV V NV NV NV NV NV NV Oordeel Benson & NV V V V V V V NV NV V V Ardila MLU MLU 4,1 6,7 7,6 5,1 6,5 6,9 6,9 6,4 2,8 5,7 7,7 Oordeel AAT NV V V V V V V V NV V V Overeenkomst objectieve metingen 100% 100% 100% 66,7% 100% 66,7% 66,7% 66,7% 100% 66,7% 66,7% 81,8% Klinisch oordeel Aantal vloeiend (n = 24) Aantal niet-vloeiend Fleiss Kappa Overeenkomst klinisch oordeel 48,2% 91,7% 91,7% 100% 100% 77,2% 100% 71,0% 100% 77,2% 71,0% 0,71 Overeenkomst klinisch oordeel met N N N N J N N N J N N objectieve metingen Tabel 3. Overzicht van meest gekozen kenmerken door de beoordelaars uit een kenmerkenlijst op basis van de literatuur. Vloeiende taalproductie 1. Spreekdrang (58,3%) 2. Normaal spreektempo (50%) 3. Normale uitingslengte (41,7%) Niet-vloeiende taalproductie 1. Pauzes (lege en gevulde) (62,5%) 2. Agrammatisme (50%) 3. Woordvindingsproblemen (37,5%) 47

8 ren valt doordat zij geen NAH-patiënten behandelen in de klinische praktijk. 95,8% geeft aan dat het niet altijd eenvoudig is om het vloeiendheidslabel toe te kennen. Sommigen kiezen dan voor alternatieve labels, zoals semi-fluent (29,2%) of secundair non fluent (12,5%). Wanneer we de beoordelaars laten kiezen uit een kenmerkenlijst op basis van de literatuur, zien we uiteenlopende keuzes. Ze zijn er grotendeels mee akkoord dat de volgende drie factoren bepalend zijn voor het algemene concept van vloeiendheid: syntactische stoornissen (87,5%), woordvindingsproblemen (79,2%) en vlotheid van spraakproductie (75%). Wanneer ze echter de drie meest definiërende factoren voor een vloeiende dan wel niet-vloeiende taalproductie moeten noteren, is er een sterk verdeeld resultaat. Tabel 3 geeft de meest gekozen factoren weer. Bijlage 7 bevat de kenmerken die de beoordelaars specifiek linken aan vloeiende, niet-vloeiende taalproductie, beiden of geen van beiden. Klinisch oordeel vergeleken met objectieve metingen In tabel 2 is een vergelijking terug te vinden tussen het klinisch oordeel en de objectieve metingen. We zien slechts bij twee proefpersonen (proefpersonen 5 en 9) een volledige unanimiteit tussen de objectieve metingen en de beoordelaars. Uit de tabel komen twee opvallende bevindingen. Eén van de vijf proefpersonen die door de drie metingen hetzelfde werd geclassificeerd, werd sterk verdeeld beoordeeld door de beoordelaars (proefpersoon 1). Proefpersoon 7 werd door twee objectieve metingen als vloeiend bepaald, terwijl alle beoordelaars voor niet-vloeiend kiezen. Ook proefpersonen 10 en 11 werden door de meerderheid van de beoordelaars (respectievelijk 87,5% en 83,3%) anders geclassificeerd dan door de objectieve metingen. Discussie In dit vergelijkend onderzoek werd het klinisch oordeel van logopedisten met betrekking tot de vloeiendheid van spontane taal van PMA onderling vergeleken alsook met de resultaten van twee objectieve metingen. In de eerste onderzoeksvraag werd de betrouwbaarheid tussen logopedisten in dit oordeel aangekaart. In een groep van 24 logopedisten wordt een sterke interbeoordelaarsbetrouwbaarheid weerhouden (Fleiss gegeneraliseerde Kappa score: 0,71) bij elf proefpersonen. Ook andere auteurs toonden in verschillende studies aan dat de betrouwbaarheid hoog is (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Uit de studie van Gordon (1998) bleek echter een lage betrouwbaarheid. Dit contrast kan te wijten zijn aan verschillende methodologische aanpassingen die in dit onderzoek gebeurden. Zo excludeerde Gordon spraakapraxie niet uit de proefpersonengroep. Haar samples bestonden bovendien uit een beschrijvende taak (de Cookie Theft Picture ) en zinsherhaling uit de BDAE (Goodglass & Kaplan, 1972), terwijl hier enkel een semigestructureerd interview werd gebruikt. Cues en ondersteuning, aangeboden door de onderzoeker, monteerde Gordon niet uit de samples, wat hier wel het geval was. Ze stelde ten slotte geen vereisten voorop voor de sampleduur, terwijl hier telkens gestreefd werd naar een minimum van twee à drie minuten. Ook wanneer de betrouwbaarheid van het klinisch oordeel per proefpersoon bekeken wordt, zien we hoopvolle resultaten, hoewel er slechts bij vier van de elf proefpersonen 100% overeenkomst is. Bij de overige proefpersonen varieert de overeenkomst tussen 71% en 91,7%, wat vrij hoog is. Eén proefpersoon heeft een matige overeenkomst (48,2%). Wanneer de factor werkervaring in kaart wordt gebracht, krijgen we verrassende resultaten. De groep van pas afgestudeerde beoordelaars (< 1 jaar werkervaringn n=5) heeft een zeer sterke betrouwbaarheid (Kappa 0,91), terwijl de groep van ervaren beoordelaars (> 5 jaar werkervaring, n=9) slechts een sterke betrouwbaarheid heeft (Kappa 0,67). Als eerste moet opgemerkt worden dat deze groepen ongelijk waren verdeeld. Hoe groter de beoordelaarsgroep, hoe meer variatie in oordeel mogelijk is. Een tweede mogelijke verklaring kan gevonden worden in de vragenlijst. Nagenoeg alle ervaren beoordelaars geven aan dat ze de factor morfosyntaxis (aanwezigheid van a-/paragrammatisme, uitingslengte, ) meenemen in hun beoordeling van vloeiendheid, terwijl de pas afgestudeerden dit minder doen. Zij baseren zich vooral op pauzes, spreektempo, moeizame spraakproductie en de aanwezigheid van woordvindingsproblemen of recurring utterances. Mogelijks houden de minder ervaren beoordelaars zich dus een stereotiepe PMA voor ogen bij het geven van hun oordeel, terwijl de ervaren beoordelaars putten uit hun klinische ervaring en meer variatie in klinische beelden kennen. Bekijken we het aandeel van NAH-patiënten in het huidige patiëntenbestand van de beoordelaars, dan zien we geen verschil in betrouwbaarheid. Zowel de groepen van beoordelaars met < 60% als > 60% NAH-patiënten hebben een sterke betrouwbaarheid (respectievelijk Kappa 0,67 en 0,73). Opnieuw is hier echter geen gelijke verdeling van groepsgrootte. We kunnen dus op basis van deze resultaten niet concluderen dat werkervaring en aandeel NAH-patiënten beïnvloedende factoren zijn in de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. 48

9 Voor de derde onderzoeksvraag werden objectieve metingen uitgevoerd om de vloeiendheid van de proefpersonen te analyseren. Alle samples werden getranscribeerd en beoordeeld naar aantal WPM en MLU in relatie tot vloeiendheid. Er werd gekozen voor de klinisch relevante normen van de AAT en de vaak geciteerde normen van Benson & Ardila, maar de lezer dient er zich bewust van te zijn dat er ook andere normen bestaan. Slechts bij vijf proefpersonen is er een volledige overeenkomst. Voor de overige zes proefpersonen is er telkens één afwijkend oordeel. Ook als er enkel gekeken wordt binnen de normen van de AAT, zien we slechts bij vijf proefpersonen hetzelfde oordeel. De AAT biedt dus twee objectieve metingen aan om de vloeiendheid te bepalen, maar die lijken onderling geen significante correlatie te hebben. Deze bevinding werd ook door Wagenaar et al. (1975) beschreven: hij toonde aan dat beide criteria noodzakelijk zijn om een misclassificatie te vermijden. Wanneer enkel het ene of het andere gebruikt wordt, kunnen PMA foutief gelabeld worden. Als we de resultaten van de subjectieve beoordelingen met de objectieve metingen vergelijken, zien we slechts bij twee proefpersonen een volledige unanimiteit tussen de objectieve metingen en de beoordelaars. Opvallend is dat de enige proefpersoon waar onder de beoordelaars duidelijk twijfel bestaat, door de objectieve metingen eenduidig wordt geclassificeerd als niet-vloeiend. Bij drie proefpersonen hebben nagenoeg alle beoordelaars een andere mening dan de objectieve metingen. De laatste onderzoeksvraag kaart de uniformiteit aan onder logopedisten over het eigen gebruik van de parameter vloeiendheid tijdens het assessmentproces. Uit de resultaten van een vragenlijst blijkt dat slechts 16,7% van de beoordelaars daarbij objectieve metingen uitvoert. Redenen die ze aangeven, zijn dat ze geen normen voorhanden hebben (50%) en objectieve metingen te tijdsrovend vinden (41,7%). Toch geeft maar 33,3% aan dat ze erop vertrouwen dat hun klinisch oordeel voldoende betrouwbaar is en geeft 95,8% aan dat het niet altijd eenvoudig is om een oordeel te vellen. Beïnvloedende factoren hierin zijn volgens hen onder andere de ernstgraad van de afasie en comorbide stoornissen zoals dysartrie, spraakapraxie of cognitieve problemen. Uit de vragenlijst blijkt dat de keuze in definiërende kenmerken sterk verdeeld is onder de beoordelaars. Vloeiende taalproductie wordt zo volgens de meeste beoordelaars gedefinieerd door spreekdrang (58,3%), een normaal spreektempo (50%) en een normale uitingslengte (41,7%). Niet-vloeiende taalproductie kenmerken ze door (lege en gevulde) pauzes (62,5%), agrammatisme (50%) en woordvindingsproblemen (37,5%). We zien echter geen overtuigende meerderheidspercentages, waardoor we deze definities niet zomaar mogen aannemen. Waar de beoordelaars het meer over eens zijn, zijn de bepalende factoren voor het algemene concept van vloeiendheid: ze kiezen voornamelijk voor syntactische stoornissen (87,5%), woordvindingsproblemen (79,2%) en vlotheid van spraakproductie (75%). Ook Gordon (1998) identificeerde deze kenmerken als meest gebruikt door logopedisten. Uit de literatuurstudie blijkt echter dat spreektempo en taalinhoud, naast morfosyntaxis, de meest genoemde kenmerken zijn door auteurs. Amper 58,3% van de beoordelaars vindt dat spreektempo een bepalend kenmerk is en slechts 25% duidt taalinhoud aan. We zien dat de visie van de beoordelaars ook op andere vlakken de literatuur tegenspreekt. Zo geeft 79,2% woordvindingsproblemen aan als bepalende factor, terwijl de meeste auteurs het erover eens zijn dat anomie geen onderscheidend kenmerk is (Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Wernicke (1874) maakte het eerste onderscheid in vloeiendheid op basis van taalbegrip (geciteerd in Poeck, 1989), maar inmiddels is voor logopedisten duidelijk dat taalbegrip losstaat van het concept vloeiendheid. Verder gaven onder andere Goodglass et al. (1964), Benson (1967) en Kerschensteiner et al. (1972) aan dat dysprosodie een distinctief kenmerk is voor een niet-vloeiende taalproductie bij PMA (geciteerd in Greenwald, Nadeau, & Rothi, 2000). Slechts 25% van de beoordelaars is het daarmee eens. Het gebrek aan consensus onder de auteurs over het includeren van articulatiestoornissen in het vloeiendheidsoordeel, is er bij hen niet. Slechts 14,3% vindt dit een bepalend kenmerk. De meerderheid van de beoordelaars vindt dus dat dit niet als kenmerk van vloeiendheid bij PMA kan worden beschouwd. Op basis van deze vragenlijst kan geen kant-en-klare definitie worden geboden voor vloeiendheid. Er dient echter opgemerkt dat de kenmerkenchecklist in vraag 8 door sommige beoordelaars verkeerd werd geïnterpreteerd, waardoor ze mogelijks niet alleen definiërende kenmerken van vloeiendheid, maar ook algemeen gerelateerde kenmerken aanduidden. Daardoor moet voorzichtig omgesprongen worden met de resultaten. Het opzet van de groepsbeoordelingen bracht met zich mee dat het niet aan te raden was om individuele verduidelijking te bieden. In een vervolgonderzoek kan het nuttig zijn om extra instructies in groep aan te bieden. Een belangrijke beperking van dit onderzoek was tevens de relatief kleine proefpersonen- en beoordelaarsgroep. We moeten daarnaast bedachtzaam zijn voor de invloed van factoren binnen de beoordelaarsgroep, zoals oplei- 49

10 dingsniveau en eerdere ervaringen buiten het werkveld. Dergelijke factoren werden niet gecontroleerd tijdens dit onderzoek. Het kan nuttig zijn om de beoordelaarsgroep gelijk te verdelen volgens deze verschillende variabelen. Een extra aandachtspunt kan dan ook zijn om de aangeboden samples willekeurig aan te bieden. In deze scriptie werd gekozen voor een vaste volgorde, omwille van het praktische voordeel dat de beoordelingen dan in groep konden doorgaan. Daardoor kon een leereffect onder de beoordelaars niet uitgesloten worden. Het gebruik van audio-opnames op basis van een semigestructureerd interview is een volgende beperking. De proefpersonen kregen vooraf te horen dat het onderzoek een beoordeling inhield van hun spontane taal. Het risico bestaat dat er daardoor een invloed was op hun prestatie. Tot slot werden de objectieve metingen allen door één onderzoeker uitgevoerd. Ondanks het strikt volgen van de richtlijnen van de ASTA (Boxum, van der Scheer, & Zwaga, 2013) hierrond, zou de betrouwbaarheid nog kunnen verhogen door een tweede onderzoeker in te schakelen. Besluit Met dit onderzoek kan geen gouden standaard aangereikt worden voor het beoordelen van vloeiendheid van de spontane taal bij PMA. De multifactoriële en complexe aard van het concept vloeiendheid zorgt ervoor dat een eenduidige richtlijn van vloeiendheidscriteria zeer moeilijk te realiseren is, ondanks de noodzaak hieraan volgens vele beoordelaars. Ook de recente logopedische richtlijn Diagnostiek en behandeling van afasie (Berns, et al., 2015) bevat geen adviezen over vloeiendheid. Het labelen van de vloeiendheid is niet bij elke PMA mogelijk en geschikt (Gordon, 1998). Veel logopedisten realiseren zich dit al, wat we merken aan het ontstaan van alternatieve labels, zoals semi-fluent of secundair non fluent. Dit ondersteunt de vaststelling dat vloeiendheid bij PMA een continuüm is waarop heel wat factoren inwerken. Hoe vloeiend iemand praat, wordt bepaald door alle taalexpressieve aspecten (Wagenaar, Snow, & Prins, 1975). Het is zelden een zwart-witsituatie waarbij de spontane taal het ene of het andere is. Ondanks de moeilijkheid van dit oordeel, blijkt uit het onderzoek een sterke interbeoordelaarsbetrouwbaarheid in het klinisch oordeel. Werkervaring en aandeel van NAH-patiënten lijken een beperkte invloed te hebben op deze betrouwbaarheid, hoewel we bij meer ervaren logopedisten vaker discussie zien. Wagenaar et al. (1975) beweerden dat PMA geclassificeerd kunnen worden op basis van spreektempo en MLU. Uit dit onderzoek blijkt echter dat deze maten bij meer dan de helft van de proefpersonen geen 100% betrouwbaarheid geven. Wel bieden ze een waardige aanvulling op het klinisch oordeel, daar waar de logopedisten het niet eens zijn met elkaar. Zo was er een sterke verdeeldheid voor proefpersoon 1, terwijl die objectief eenduidig als niet-vloeiend werd benoemd. 79,2% van de beoordelaars vindt dat de dichotomie moet blijven gebruikt worden in functie van afasieclassificatie en communicatie tussen zorgverleners. Het lijkt dan aangewezen om enerzijds het subjectief oordeel te hanteren en dit anderzijds aan te vullen met objectieve metingen wanneer de eigen kennis of ervaring tekort schiet. Objectieve metingen kunnen bovendien nuttig zijn om therapie-effect te meten, zoals het opvolgen van het spreektempo op verschillende testmomenten (Feyereisen, Pillon, & De Partz, 1991). Wanneer PMA niet classificeerbaar blijken, lijkt het aangewezen om er in het logopedisch verslag voor te opteren de oorzakelijke taalsymptomen van de vloeiendheidsproblematiek te beschrijven. Deze werkwijze biedt ongetwijfeld meer aangrijpingspunten voor het opstellen van behandeldoelen. Dankwoord Dit project werd door de eerste auteur uitgevoerd in het kader van haar afstudeerscriptie voor het postgraduaat Neurologische Taal- en Spraakstoornissen (huidig postgraduaat Neurogene Communicatiestoornissen). Zij wilt in de eerste plaats de proefpersonen bedanken die vrijwillig deelnamen aan deze scriptie. Daarnaast wilt ze de logopedisten bedanken die door de passie voor het vak akkoord gingen om deel te nemen en zich te verplaatsen naar de groepslocaties, naast de dagelijkse drukte van hun job. Dank ook aan diegenen die een lokaal ter beschikking stelden voor de groepsbeoordelingen. Bedankt aan Pieter Van Den Berghe voor de statistische hulp. Tot slot wil de eerste auteur ook haar familie en vrienden bedanken, haar enthousiaste supporters, jullie luisterend oor en steun zorgde ervoor dat zij deze scriptie tot een goed einde heeft gebracht. Referenties Basso, A. (2003). Aphasia and its therapy. Oxford: Oxford University Press. Benson, D. F., & Ardila, A. (1996). Aphasia: a clinical perspective. Oxford: Oxford University Press. Berns, P., Jünger, N., Boxum, E., Nouwens, F., van der Staaij, M. G., van Wessel, S.,... TNO, C. &. (2015). Logopedische richtlijn diagnostiek en behandeling van afasie bij volwassenen. Woerden: Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. 50

11 Boxum, E., van der Scheer, F., & Zwaga, M. (2013). Analyse voor spontane taal bij afasie (ASTA), standaard in samenspraak met de VKL. Zwolle: Vereniging voor Klinische Linguïstiek. Brookshire, R. H., & McNeil, M. R. (2014). Introduction to neurogenic communication disorders (8e ed.). Philadelphia: Elsevier Health Sciences. Park, H., Rogalski, Y., Rodriguez, A., Zlatar, Z., Benjamin, M., Harnish, S.,... Reilly, J. (2011). Perceptual cues used by listeners to discriminate fluent from nonfluent narrative discourse. Aphasiology, 25(9), Poeck, K. (1989). Fluency. In C. Code, The characteristics of aphasia (pp ). Philadelphia: Taylor & Francis. Edwards, S. (2005). Fluent aphasia. New York: Cambridge University Press. Feyereisen, P., Pillon, A., & De Partz, M.-P. (1991). On the measures of fluency in the assessment of spontaneous speech production by aphasic subjects. Aphasiology, 5(1), Goodglass, H., & Kaplan, E. (1972). Boston Diagnostic Aphasia Examination (BDAE). Philadelphia: Lea & Febiger. Goodglass, H., Quadfasel, F., & Timberlake, W. (1964). Phrase length and the type and severity of aphasia. Cortex, 1, Gordon, J. K. (1998). The fluency dimension in aphasia. Aphasiology, 12(7/8), Graetz, P., De Bleser, K., & Willmes, K. (1992). Akense Afasietest. Lisse: Swets & Zeitlinger. Straus, E., Sherman, E. M., & Spreen, O. (2006). A compendium of neuropsychological tests: administration, norms, and commentary (3e ed.). Oxford: Oxford University Press. van der Scheer, F., Zwaga, M., & Jonkers, R. (2011). Normering van de ASTA, analyse voor spontane taal bij afasie. Stem- Spraak- en Taalpathologie, 17(2), Vandenborre, D., Visch-Brink, E., & Mariën, P. (2014). Afasieonderzoek van vroeger tot nu. Logopedie, 27(3), Visch-Brinck, E., Vandenborre, D., De Smet, H., & Mariën, P. (2014). De Comprehensive-Aphasia-Test Nederlands (CAT-NL). Amsterdam: Pearson. Wagenaar, E., Snow, C., & Prins, R. (1975). Spontaneous speech of aphasic patients: a psycholinguistic analysis. Brain and Language, 2, Greenwald, M. L., Nadeau, S. E., & Rothi, L. J. (2000). Fluency. In S. Nadeau, L. Rothi, & B. Crosson, Aphasia and language: theory to practice (pp ). New York: Guilford Press. Huber, W., Poeck, K., Weniger, D., & Willmes, K. (1983). Aachener Aphasia Test (AAT). Göttingen: Hogefre. Kertesz, A. (1982). Western Aphasia Battery. New York: Grune and Stratton. McNeil, M., Doyle, P., & Wambaugh, J. (2000). Apraxia of speech: a treatable disorder of motor planning and programming. In S. Nadeau, L. Rothi, & B. Crosson, Aphasia and language: theory to practice (pp ). New York: Guilford Press. Wambaugh, J., Duffy, J., McNeil, M., Robin, D., & Rogers, M. (2006a). Treatment guidelines for acquired apraxia of speech: a synthesis and evaluation of the evidence. Journal of Medical Speech-Language Pathology, 14(2), XV-XXXiii. Correspondentieadres Jana Van den Broeck Geraardsbergsestraat Galmaarden T: , E: janavandenbroeck.logo@gmail.com 51

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014. Evy Visch-Brink

Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014. Evy Visch-Brink Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014 Evy Visch-Brink Dutch version CAT Comprehensive Aphasia Test, 2004 Kate Swinburn, Gillian Porter, David Howard CAT-NL, 2014 Evy Visch-Brink, Dorien

Nadere informatie

De spontane taal van patiënten met restafasie

De spontane taal van patiënten met restafasie STEM-, SPRAAK- EN TAALPATHOLOGIE Vol. 18, No. 02, 2013, pp. 13-23 32.8310/02/1813-13 c Groningen University Press De spontane taal van patiënten met restafasie Renate Lindner 1, Elsbeth Boxum 2, Roel Jonkers

Nadere informatie

Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie

Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Stem-, Spraak- en Taalpathologie 32.8310/02/1711 19 Vol. 17, No. 2, 2011, pp. 19 30 Nijmegen University Press Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Fennetta van der Scheer 1, Mariëlle

Nadere informatie

Gluren bij de Buren Spreken en slikken lijkt zo vanzelfsprekend. Anne Pross & Lindy Geerink Logopedisten bij Carintreggeland

Gluren bij de Buren Spreken en slikken lijkt zo vanzelfsprekend. Anne Pross & Lindy Geerink Logopedisten bij Carintreggeland Gluren bij de Buren Spreken en slikken lijkt zo vanzelfsprekend Anne Pross & Lindy Geerink Logopedisten bij Carintreggeland Inhoud 1. Carintreggeland 2. Wie zijn wij? 3. Het werkveld van de logopedist

Nadere informatie

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Een onderzoek naar de toegevoegde waarde van het inbrengen van nieuwe kwantitatieve maten in het bestaande protocol van de ASTA MA scriptie Neurolinguïstiek Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Onderzoek naar de spontane taal van patiënten met primaire progressieve afasie. Carolien de Vries 28 oktober 2008 Rijksuniversiteit Groningen Onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever

Nadere informatie

Opzet van het boek 13. Deel 1. Definiëring & symptomatologie 17

Opzet van het boek 13. Deel 1. Definiëring & symptomatologie 17 Inhoud Voorwoord 11 Opzet van het boek 13 Deel 1. Definiëring & symptomatologie 17 1. Normale spraakproductie 19 Soorten spraakproductiemodellen 19 Spraakproductiemodel van McNeil (2002) 21 Neuroanatomische

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Afasie. Dienst Logopedie & Afasiologie. GezondheidsZorg met een Ziel

Patiënteninformatie. Afasie. Dienst Logopedie & Afasiologie. GezondheidsZorg met een Ziel i Patiënteninformatie Dienst Logopedie & Afasiologie Afasie GezondheidsZorg met een Ziel Wat is afasie? Afasie is een verworven taalstoornis ten gevolge van een hersenletsel. We lichten de belangrijkste

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/hals Overige Aandoening (ICD)

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/hals Overige Aandoening (ICD) Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Akense Afasie Test (AAT) 29 oktober 2018 Review 1: M. Jungen Review 2: E. v Engelen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 3. Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample

De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample MA-thesis Scriptiebegeleider: dr. R.Jonkers Fennetta van der Scheer Studentnummer

Nadere informatie

PATIËNTENINFO Dysartrie

PATIËNTENINFO Dysartrie PATIËNTENINFO Dysartrie LOGOPEDIE / AFASIOLOGIE Wat is dysartrie? Dysartrie is een verworven motorische spraakstoornis ten gevolge van een neurologische aandoening. We lichten de belangrijkste termen van

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE Samenvatting versie voor mensen met afasie en naasten Afasie is een taalstoornis, geen intelligentiestoornis Juli 2017 1 van 23 Inhoud Inleiding... 3 H1:

Nadere informatie

SMTA. Uitgangspunt SMTA. Innovaties in de Geriatrische Revalidatie Symposium UNO-VUmc Martine Verkade en Joost Hurkmans 1

SMTA. Uitgangspunt SMTA. Innovaties in de Geriatrische Revalidatie Symposium UNO-VUmc Martine Verkade en Joost Hurkmans 1 Madeleen de Bruijn, muziektherapeut Martine Verkade, logopedist SMTA SPEECH MUSIC THERAPY FOR APHASIA Speech Music Therapy for Aphasia Uitgangspunt SMTA Combinatiebehandeling van logopedie en muziektherapie

Nadere informatie

Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie

Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie STEM-, SPRAAK- EN TAALPATHOLOGIE Vol. 19, 2014, pp. 103-120 32.8310/02/1914-103 c University of Groningen Press Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie Nienke Wolthuis 1, Carolina Mendez

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte. Schema Afasie Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 11 De logopedist

Nadere informatie

Uitgangsvragen en aanbevelingen

Uitgangsvragen en aanbevelingen Uitgangsvragen en aanbevelingen behorende bij de richtlijn Diagnostiek en Behandeling van afasie bij volwassenen. De aanbevelingen dienen te worden gelezen in relatie tot de tekst in de desbetreffende

Nadere informatie

Paragrammatisme: toeval of strategie?

Paragrammatisme: toeval of strategie? Paragrammatisme: toeval of strategie? Een onderzoek naar kenmerken, oorzaken en gevolgen van paragrammatische constructies in spontane taal bij patiënten met een vloeiende afasie. Rimke Groenewold en Roel

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Toon mij de rode cirkel, en ik vertel je de diagnose

Toon mij de rode cirkel, en ik vertel je de diagnose KENNIS NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE JAARGANG 90 ONLINE PUBLICATIE Toon mij de rode cirkel, en ik vertel je de diagnose De Token Test revisited AUTEURS EVELIJN RAVEN-TAKKEN Logopedist, hogeschooldocent

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Akense Afasie Test (AAT) 28 september 2011 Review 1: I. Spelthann Review 2: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft

Nadere informatie

Taalherstel na intensieve revalidatie is beter te voorspellen: Wie wordt er beter van?

Taalherstel na intensieve revalidatie is beter te voorspellen: Wie wordt er beter van? Taalherstel na intensieve revalidatie is beter te voorspellen: Wie wordt er beter van? Marieke Blom-Smink R o t t e r d a m N e u r o r e h a b i l i t a t i o n R e s e a r c h RoNeRes Zal ik weer kunnen

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT)

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT) Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT) Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 4 1 Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Communicatiestoornissen:

Communicatiestoornissen: Communicatiestoornissen: Hoe herken je ze en hoe ga je ermee om? Dr. Marina Ruiter Docent / Onderzoeker - Radboud Universiteit Spraak- en patholoog / Logopedist Sint Maartenskliniek Inhoud (1) Overzicht

Nadere informatie

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke University of Groningen Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 EEN VERKORTE VERSIE VAN DE AKENSE AFASIETEST. Heesbeen, I.M.E. & Loon-Vervoorn, W.A. van (2001). Aangeboden aan Logopedie en Foniatrie

HOOFDSTUK 3 EEN VERKORTE VERSIE VAN DE AKENSE AFASIETEST. Heesbeen, I.M.E. & Loon-Vervoorn, W.A. van (2001). Aangeboden aan Logopedie en Foniatrie EEN VERKORTE VERSIE VAN DE AKENSE AFASIETEST Heesbeen, I.M.E. & Loon-Vervoorn, W.A. van (2001). Aangeboden aan Logopedie en Foniatrie SAMENVATTING De Akense Afasietest (AAT) is in Nederland een van de

Nadere informatie

The Disability Assessment Structured Interview

The Disability Assessment Structured Interview RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN The Disability Assessment Structured Interview Its reliability and validity in work disability assessment Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Medische Wetenschappen

Nadere informatie

Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie

Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie Francien Lammerts Logopedist Groene Hart Ziekenhuis Neurologie symposium concentratie & geheugen 15 november 2016 Voorstellen

Nadere informatie

Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag

Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag Inge de Koning, Klinisch Neuropsycholoog Erasmus MC Primair progressieve afasie: varianten - Progressieve niet-vloeiende afasie (PNFA)

Nadere informatie

Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie

Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie Ingrid Doezeman Logopedist MRC Doorn Inleiding Patiëntbeschrijving Hulpvraag Therapiekeuze N=1 studie Reduced Syntax Therapy Resultaten Conclusie Patiëntbeschrijving

Nadere informatie

Samenvatting in Nederlands

Samenvatting in Nederlands * Samenvatting in Nederlands Samenvatting in Nederlands Dit proefschrift is gebaseerd op gegevens verkregen uit het FuPro-CVA onderzoek (Functionele Prognose bij een cerebrovasculair accident (of beroerte)).

Nadere informatie

P4P indicatorenset Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q.

P4P indicatorenset Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q. INDICATORFICHE Patiëntenervaringen P4P indicatorenset 2018 Basisfiche Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q Het meten van patiëntenervaringen

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Vandaag. Programma (webshop afasienet.com) Even voorstellen Ontvangst

Vandaag. Programma (webshop afasienet.com) Even voorstellen Ontvangst Vandaag Programma (webshop afasienet.com) 14.15-14.30 Ontvangst Even voorstellen 14.30-15.15 Lezing over de klinische implicaties van het proefschrift 15.15-15.45 Discussie over toepassen van gebaren in

Nadere informatie

P4P indicatorenset 2019

P4P indicatorenset 2019 INDICATORFICHE Patiëntenervaringen P4P indicatorenset 2019 Basisfiche Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2019 Versie 2 (2019) Status Gevalideerd door de Expertengroep Patiëntenervaringen

Nadere informatie

VUmc Basispresentatie

VUmc Basispresentatie Moderne Dementiezorg 24 november 2014 Workshop 4.13: Afasie Inhoud Afasie Taalstoornissen bij dementie Communicatieproblemen in het dagelijks leven Interventie mogelijkheden Casuïstiek Laura Bas, logopedist

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Welke mee'nstrumenten kunnen worden gebruikt om de aard en de ernst van de afasie vast te stellen in de verschillende fasen van herstel.

Welke mee'nstrumenten kunnen worden gebruikt om de aard en de ernst van de afasie vast te stellen in de verschillende fasen van herstel. Welke mee'nstrumenten kunnen worden gebruikt om de aard en de ernst van de afasie vast te stellen in de verschillende fasen van herstel. Afasiecongres 10 oktober 2015 Marije van der Staaij en Elsbeth Boxum

Nadere informatie

Informatiebrochure Afasie

Informatiebrochure Afasie Informatiebrochure Afasie UZ Leuven 2 Beste familie, deze informatiebrochure bieden wij u aan naar aanleiding van de spraak-, taal - en/of slikproblemen die uw familielid momenteel ondervindt. In deze

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

PPA. Primair Progressieve afasie (PPA) Een introductie. Donderdag 3 december 2015 Symposium Logopedie en Dementie (VVL) Frank Paemeleire

PPA. Primair Progressieve afasie (PPA) Een introductie. Donderdag 3 december 2015 Symposium Logopedie en Dementie (VVL) Frank Paemeleire Primair Progressieve Afasie (PPA): een introductie Walter Teoh (2009) Symposium Logopedie en Dementie - VVL - 3 december 2015 www.mixreeks.be WAT IS PPA? PPA Primair: taal is hoofdstoornis, er kunnen eventueel

Nadere informatie

De MMSE bij geriatrische patiënten

De MMSE bij geriatrische patiënten De MMSE bij geriatrische patiënten Een kritische blik en guidelines bij een der meest gekende, maar mogelijks ook een der meest verkeerd gebruikte screeningstesten Drs. Michael Portzky UZ Gent/ PC St Jan

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting SAMENVATTING. 167 Met de komst van verpleegkundigen gespecialiseerd in palliatieve zorg, die naast de huisarts en verpleegkundigen van de thuiszorg, thuiswonende patiënten bezoeken om te zorgen dat patiënten

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase. Utrecht: LOT.

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase. Utrecht: LOT. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving.

Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving. Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving. Arteveldehogeschool Katholiek Hoger Onderwijs Gent Postgraduaat Neurologische Taal- en Spraakstoornissen

Nadere informatie

Het Communicatie Functie Classificatie Systeem voor kinderen met cerebrale parese

Het Communicatie Functie Classificatie Systeem voor kinderen met cerebrale parese Het Communicatie Functie Classificatie Systeem voor kinderen met cerebrale parese Maaike de Kleijn, MSc. RMC Groot Klimmendaal m.d.kleijn@grootklimmendaal.nl Onderzoeksgroep Maaike de Kleijn, logopedist

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9. Samenvatting

Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9. Samenvatting Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting 155 Chapter 9 Samenvatting SAMENVATTING Richtlijnen en protocollen worden ontwikkeld om de variatie van professioneel handelen te reduceren, om kwaliteit van

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Inhoud. predictie predictie afasie predictiemodel ontwikkeling predictiemodel afasie predictiemodel afasie conclusies aanbeveling

Inhoud. predictie predictie afasie predictiemodel ontwikkeling predictiemodel afasie predictiemodel afasie conclusies aanbeveling VOORSPELLEN VAN VERBAAL COMMUNICATIEVE VAARDIGHEID VAN AFASIEPATIËNTEN NA KLINISCHE REVALIDATIE AfasieNet Netwerkdag 31.10.2014 Marieke Blom-Smink Inhoud predictie predictie afasie predictiemodel ontwikkeling

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Het Afasieteam. Gluren bij de buren 2 oktober 2013. Elsbeth Boxum

Het Afasieteam. Gluren bij de buren 2 oktober 2013. Elsbeth Boxum Het Afasieteam Gluren bij de buren 2 oktober 2013 Elsbeth Boxum Introductie: - van mij - van jullie Kennisrondje Inhoud van deze presentatie 1. Doelstellingen en uitgangspunten van het afasieteam 2. Samenstelling

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2015, blok 3, Gerard Koel.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2015, blok 3, Gerard Koel. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2015, blok 3, Gerard Koel. INHOUD : 1. Enige statistische begrippen omtrent studies naar diagnostische middelen. 2. Diagnostische

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2014, blok 3, Gerard Koel.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2014, blok 3, Gerard Koel. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2014, blok 3, Gerard Koel. INHOUD : 1. Enige statistische begrippen omtrent studies naar diagnostische middelen. 2. Diagnostische

Nadere informatie

Altijd Wat. Muziek en taal. Overeenkomsten muziek en taal. Zingen ingang tot spreken

Altijd Wat. Muziek en taal. Overeenkomsten muziek en taal. Zingen ingang tot spreken HersenletselCongres 2014 3 november Disclosure belangen sprekers (potentiële) belangenverstrengeling Geen De betrokken relaties bij dit project zijn: CLUSTER C Sponsoring of onderzoeksgeld: Al zingend

Nadere informatie

DIAS: Diagnostisch Instrument voor Apraxie van de Spraak

DIAS: Diagnostisch Instrument voor Apraxie van de Spraak DIAS: Diagnostisch Instrument voor Apraxie van de Spraak Judith Feiken, Centrum voor Revalidatie- UMCG, loc. Beatrixoord Roel Jonkers, Rijksuniversiteit Groningen Met dank aan: Stichting Afasie Nederland

Nadere informatie

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden. Procedure Psychometrische en discriminerend vermogen testfase Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: PRO 04 Eigenaar: 1 Inleiding De richtlijnen en aanbevelingen voor de test naar de psychometrische en onderscheidende

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Toelichting algemene en anamnese lijst PPA

Toelichting algemene en anamnese lijst PPA Toelichting algemene en anamnese lijst PPA Bij verdenking van PPA kan de logopedist de volgende documenten (algemene vragenlijst en anamneselijst) gebruiken als leidraad voor systematisch onderzoek. Gestart

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, december 2011

Technische nota. Brussel, december 2011 Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010

Nadere informatie

Audiologisch centrum, spraaktaalteam

Audiologisch centrum, spraaktaalteam TOS en Meertaligheid Onderwijsdag 25 mei 2016 Maaike Diender, klinisch linguïst Els de Jong, teamleider spraaktaalteam/logo-akoepedist Audiologisch centrum, spraaktaalteam Gehooronderzoek Logopedisch onderzoek

Nadere informatie

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling SCHEMA AFASIE Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 4 Wat is voor

Nadere informatie

SAMENVATTING. Schiemanck_totaal_v4.indd 133 06-03-2007 10:13:56

SAMENVATTING. Schiemanck_totaal_v4.indd 133 06-03-2007 10:13:56 SAMENVATTING Schiemanck_totaal_v4.indd 133 06-03-2007 10:13:56 Schiemanck_totaal_v4.indd 134 06-03-2007 10:13:56 Samenvatting in het Nederlands Beroerte (Cerebro Vasculair Accident; CVA) is een veel voorkomende

Nadere informatie

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Doriene van der Kaaden Logopedist/afasietherapeut en psycholoog i.o. Opbouw lezing Doel lezing Interdisciplinaire

Nadere informatie

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis Samenvatting Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis Hoofdstuk 1 bevat de algemene inleiding van dit proefschrift. Dit hoofdstuk

Nadere informatie

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober 2013 www.klinischelinguistiek.nl Auteurs: Elsbeth Boxum, klinisch linguïst De Vogellanden, Centrum voor Revalidatie Hyacinthstraat 66a Postbus 1057,

Nadere informatie

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek.

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek. Samenvatting 204 De ethische grondslag om patiënten te betrekken bij beslissingen over de medische behandelingen aan hun levenseinde wordt in Europa in toenemende mate erkend, net als de voordelen van

Nadere informatie

Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten

Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten ONDERZOEK Voorwaarden bij onderzoek: Vroegtijdig starten Uitgebreid

Nadere informatie

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr, logopedist Congres 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Over welke kinderen praten we vandaag? Engels: Specific Language Impairment: Is SLI wel zo

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

Artikels VERGELIJKEND ONDERZOEK NAAR HET KLINISCH OORDEEL VAN LOGOPEDIS- TEN OVER DE AANWEZIGHEID VAN SPRAAKAPRAXIE EN DE RESULTATEN VAN HET DIAS

Artikels VERGELIJKEND ONDERZOEK NAAR HET KLINISCH OORDEEL VAN LOGOPEDIS- TEN OVER DE AANWEZIGHEID VAN SPRAAKAPRAXIE EN DE RESULTATEN VAN HET DIAS VERGELIJKEND ONDERZOEK NAAR HET KLINISCH OORDEEL VAN LOGOPEDIS- TEN OVER DE AANWEZIGHEID VAN SPRAAKAPRAXIE EN DE RESULTATEN VAN HET DIAS An Goor 1,2,3, Katrien Colman 4 en Marleen Corijn 3,5 1 A.Z. St.

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In het promotieonderzoek dat wordt beschreven in dit proefschrift staat schade aan de bloedvaten bij dementie centraal. Voordat ik een samenvatting van de resultaten geef zal ik

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN AGRESSIVITEIT

SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN AGRESSIVITEIT SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN 2014-2015-2016 AGRESSIVITEIT 1 Inhoudstafel I. INLEIDING... 3 II. METHODOLOGIE... 3 STRUCTUURINDICATOREN... 3 PROCESINDICATOREN... 5 RESULTAATINDICATOREN...

Nadere informatie

inhoud Voorwoord... 11 deel i: neurowetenschappen in taal en taalstoornissen... 17 Hst 1: Historisch overzicht van de afasiologie...

inhoud Voorwoord... 11 deel i: neurowetenschappen in taal en taalstoornissen... 17 Hst 1: Historisch overzicht van de afasiologie... inhoud Voorwoord... 11 deel i: neurowetenschappen in taal en taalstoornissen... 17 Hst 1: Historisch overzicht van de afasiologie... 19 1.1. Historiek vóór 1860... 20 1.2. Broca, Wernicke en Lichtheim

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Ferrell, B. A., Artinian, B. M., & Sessing, D. (1995). The Sessing scale for assessment of pressure ulcer healing. J.Am.Geriatr.Soc., 43,

Ferrell, B. A., Artinian, B. M., & Sessing, D. (1995). The Sessing scale for assessment of pressure ulcer healing. J.Am.Geriatr.Soc., 43, SESSING SCALE Ferrell, B. A., Artinian, B. M., & Sessing, D. (1995). The Sessing scale for assessment of pressure ulcer healing. J.Am.Geriatr.Soc., 43, 37-40. Meetinstrument Sessing scale Afkorting - Auteur

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Heeft Transcraniële Direct Current Stimulatie (tdcs) een toegevoegd effect op de afasie behandeling in de sub-acute fase?

Heeft Transcraniële Direct Current Stimulatie (tdcs) een toegevoegd effect op de afasie behandeling in de sub-acute fase? Heeft Transcraniële Direct Current Stimulatie (tdcs) een toegevoegd effect op de afasie behandeling in de sub-acute fase? Kerstin Spielmann dr. W.M.E. van de Sandt-Koenderman Prof. Dr. G.M. Ribbers R o

Nadere informatie

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs?

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Hoe definiëren we een passende job? Voor het definiëren van een passende job hanteren we volgende criteria: Komt het opleidingsniveau

Nadere informatie

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Kennisbericht over een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift: Hardell L, Carlberg M, Söderqvist F, Hansson Mild K, Meta-analysis of long-term

Nadere informatie

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Chapter 11. Nederlandse samenvatting Chapter 11 Nederlandse samenvatting Chapter 11 Reumatoïde artritis (RA) is een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door ontstekingen van de gewrichten. Symptomen die optreden zijn onder andere pijn,

Nadere informatie

Exclusiecriteria patiënten: - Wilsonbekwame patiënten en ernstig zieke patiënten - Patiënten die al meedoen aan de GRIP-studie

Exclusiecriteria patiënten: - Wilsonbekwame patiënten en ernstig zieke patiënten - Patiënten die al meedoen aan de GRIP-studie Instructie nulmeting In deze instructie lichten we de aanpak van de nulmeting toe (doel, doelgroep, etc.). Ook is uitgelegd hoe de audiorecorder werkt en hoe kan worden bijgehouden bij welke patiënten

Nadere informatie

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Dutch summary. Nederlandse samenvatting Dutch summary Nederlandse samenvatting 127 Kinderen die te vroeg geboren worden, dat wil zeggen bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken, worden prematuren genoemd. Na de bevalling worden ernstig

Nadere informatie