De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample"

Transcriptie

1 De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample MA-thesis Scriptiebegeleider: dr. R.Jonkers Fennetta van der Scheer Studentnummer MA Speech and Language Pathology Rijksuniversiteit Groningen 30 juni 2009

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding Spontane taal Beoordelingsschalen BDAE WAB SAN-test AAT 6 2. Methode Proefpersonen Materiaal Procedure Analyse middels de ASTA Morfosyntactische maten 14 Finietheidsindex 14 Modalen en Koppelwerkwoorden 14 Uitingslengte Lexicale maten 17 Zelfstandige naamwoorden 17 Lexicale werkwoorden Betrouwbaarheid Statistische analyse Resultaten Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en Multivariate test Geslacht Leeftijd Opleiding Geslacht en Leeftijd Geslacht en opleiding Opleiding en Leeftijd Geslacht, Opleiding en Leeftijd Conclusie Discussie en Aanbevelingen Toepassing normgegevens Discussie en aanbevelingen 32

3 6.3 Toekomstbeeld ASTA Literatuurlijst Bijlagen Afnameprotocol ASTA Gegevens onderzoeksgroep Overzicht Uitkomsten Uitkomsten analyses verschillende beoordelaars 50

4 1. Inleiding Vandaag de dag bestaat een deel van het onderzoek binnen de diagnostiek en de behandeling van taalstoornissen bij volwassenen met hersenletsel uit de spontane taalanalyse. Dit is positief, want verstoring van de spontane taal is vaak de meest opvallende manifestatie van afasie. Bovendien heeft analyse van de spontane taal als voordeel dat het kijkt naar de communicatie in levensechte situaties. Daarnaast kan de analyse goede aanknopingspunten geven voor therapie, aangezien zowel de sterke als zwakke punten aangetoond worden en derhalve kunnen er zo aangepaste strategieën aangeboden worden ten behoeve van de communicatie. De spontane taalanalyse kan zich zowel richten op kwaliteit als op kwantiteit. De ontwikkeling van deze functionele beoordelingen in de jaren tachtig was een poging om niet alleen een beoordeling te leveren die gericht is op de stoornis, maar tevens de communicatie mogelijkheden in het dagelijks leven in te sluiten. De prestatie die op de test geleverd wordt heeft immers weinig relatie met deze communicatieve vaardigheden die de spreker in het echte leven nodig heeft. De eerste functionele manieren om de missende dimensie binnen de beoordeling van de taalmodaliteiten te vervullen werd gevonden in onder andere de CADL; communicative abilities in daily living (Holland, 1980). Deze test is ontworpen om de functionele communicatie van afasiepatiënten te beoordelen. De CADL bevat vijftig testitems welke informatie geven over zeven communicatiegebieden, te weten: lezen / schrijven / het gebruik van nummers, sociale interactie,divergente communicatie, contextuele communicatie, nonverbale communicatie, sequentiële relaties en humor/ metaforen gebruik. Al deze gebieden zijn verweven in gesimuleerde communicatieve activiteiten. Daarna volgde de Edinburgh Functional communicative profile (EFCP; Skinner et al. 1984) welke meer gedegen het patroon binnen het gebruik van de communicatieve functies en modaliteiten door de spreker beoordeelt. Echter die profiel omvatte niet de interactie tussen communicatiepartners. De beoordeling van communicatie door spontane taal te analyseren welke gericht is op het omschrijven van plaatjes of het navertellen van een verhaal gebruikt ook onnatuurlijke en niet-interactieve data. Conversatie-analyse op zich doorbreekt dit probleem en heeft het voordeel dat het de communicatie in levensechte situaties onder de loep legt. In de jaren tachtig werd kortom een nieuwe benadering geïntroduceerd in de afasiologie. De aandacht van studenten en therapeuten was niet langer alleen gefocust op de taalstoornis die afasiepatiënten hadden, maar meer op de communicatieve problemen die in het dagelijks leven voorkwamen ten gevolge van de linguïstische tekorten. De reden voor deze omslag is te vinden in de ontwikkeling van nieuwe theorieën binnen de pragmatiek,

5 zoals de Speech Act Theory of Searle (1975) en de algemene conversatieprincipes van Grice (1975). Deze pragmatische theorieën leken een duidelijk kader te scheppen voor zowel onderzoek als behandeling van de communicatieve stoornissen bij afasiepatiënten. Bovendien bleek de traditionele vorm van therapie, die zich destijds richtte op de verbetering van het gebruik van taalvormen, zoals fonemen, woorden en zinnen, niet echt succesvol. Door spontane taal te gebruiken kan er juist wel succesvol vorm gegeven worden aan de therapie. Echter de definitie van spontane wordt nogal verschillend opgevat. In deze sectie wordt eerst ingegaan op de criteria voor spontane taal, vervolgens wordt ingegaan op de bestaande beoordelingsschalen en een gedeelte historie van deze schalen, daarna wordt er afgesloten met de aanleiding en de onderzoeksvraag van het onderhavige onderzoek. 1.1 Spontane taal Binnen de literatuur over afasie wordt de term spontane taal op verschillende manieren gebruikt. Sommige onderzoekers geven aan dat spontane taal refereert aan het navertellen van een sprookje of het omschrijven van een scène van een aantal plaatjes, terwijl anderen spontane taal beperken tot taal die spontaan is geproduceerd. In het onderhavige onderzoek wordt de keuze gemaakt om spontane taal als volgt te definiëren: Taal in een conversatie of dialoog, meestal tussen patiënt en zijn/haar echtgenoot, logopedist of iemand anders die de patiënt goed kent. Daarnaast kan spontane taal ook worden uitgelokt in een interview met open vragen, waarbij de interviewer op een normale, informele manier de vragen stelt en de patiënt de mogelijkheid geeft om zo veel mogelijk te praten zonder onderbroken te worden. Deze omschrijving is in overeenstemming met een deel van de onderverdeling van Bastiaanse en Prins (2004). Wanneer deze spontane taal wordt geanalyseerd ontstaat een procedure om de interactie te onderzoeken. Er bestaan twee belangrijke methoden om de spontane taal te analyseren: 1. Aspecten van het taalgebruik worden ingedeeld in een beperkt aantal beoordelingsschalen (bijvoorbeeld fraselengte, grammaticale vorm en parafasieën) 2. Kwantificeren van linguïstische variabelen ( bijvoorbeeld mean length of utterances / MLU, ratio van lexicale woorden of functiewoorden en het percentage verbale parafasieën )

6 1.2 Beoordelingsschalen De meeste beoordelingsschalen voor spontane taal maken deel uit van gestandaardiseerde testbatterijen voor afasie. Internationaal gezien geniet de Boston Diagnostic Aphasia Examination (BDAE) (Goodglass en Kaplan, 1972) de meeste bekendheid. Daarna volgt de Western Aphasia Battery (WAB) (Kertesz, 1982, Kertesz en Poole, 1974). In Nederland zijn er twee andere testen die vooral worden gebruikt: de SANtest (ontwikkeld door de Stichting Afasie Nederland; Deelman, Koning-Haanstra, Liebrand en van den Brug, 1987) en de Akense Afasie Test (AAT) (Graetz et al. 1992). De AAT is overigens een bewerking en vertaling van de Duitse Aachener Aphasie Test (AAT: Huber et al. 1983) BDAE De BDAE heeft een aantal edities. In de eerste editie bestaat er een beoordelingsschaal en een profiel voor de spontane taal. Aan de hand van deze beoordelingsschaal, de Aphasia Severity Rating Scale (ASRS) wordt middels een vijfpuntsschaal een score toegekend, waarbij vooral wordt gekeken naar de gevolgen van de afasie voor de communicatiemogelijkheden van de patiënt en de bijdrage van de patiënt aan de conversatie. Het profiel, de Rating Scale Profile of Speech Characteristics (RSPSC) bestaat uit zeven aparte schalen met een score tussen één en zeven: prosodie, lengte van de frases, articulatievaardigheid, grammaticale structuur, parafasieën, woordvinding en auditief begrip. De eerste zes schalen worden gescoord aan de hand van een spontanetaalinterview en een beschrijving van een afbeelding. De schaal voor het auditief begrip is gebaseerd op een viertal testjes voor auditief begrip en staat los van het interview. Op basis van de scores op de ASRS en het profiel op de RSPSC kan de patiënt ingedeeld worden in één van de drie afasietypen. In de tweede editie van de BDAE is een achtste schaal toegevoegd: Herhaling en in de derde editie is deze schaal aangepast tot zinsherhaling. De derde editie biedt ook de mogelijkheid om tijdens de afname te kiezen voor een uitgebreidere versie van bepaalde onderdelen, waaronder een analyse van het spontane-taalinterview en de beschrijving van de afbeelding. De analyse die uitgevoerd kan worden voorziet in een indeling in uitingen en is vooral gericht op de complexiteit van de uiting. Daarnaast wordt het aantal agrammatische weglatingen geteld. Uiteindelijk moeten de analyses leiden tot een algemene indruk van de complexiteit met name op het gebied van de syntaxis (complexiteitsindex) en van de mate waarin de patiënt agrammatische taal produceert (agrammatisme index). De BDAE heeft echter wel een aantal nadelen. Ten eerste legt de BDAE een belangrijke nadruk op de klassieke afasietypologie. Inmiddels is echter gebleken dat de

7 indeling in de drie klassieke afasietypen niet altijd opgaat. Prins et al. (1978) beschrijft zelfs dat ongeveer zeventig procent niet goed volgens deze typologie kan worden ingedeeld. Bovendien kan het syndroom dat in de acute fase het best passend lijkt evolueren naar een ander. Ten tweede is er geen aparte analyse volgens het RSPSC-profiel voor de spontane taal. In het profiel worden spontane- en semi-spontane taal en testresultaten samengenomen. Ten derde zijn de schalen moeilijk te gebruiken voor het kwantificeren van het herstelverloop. Er worden verschillende meeteenheden en kwalificaties gebruikt op de verschillende schalen, maar zelfs binnen elke schaal afzonderlijk zijn de kwalificaties soms moeilijk vergelijkbaar. Een voorbeeld is de schaal fraselengte. Hierbij loopt de kwalificering van één woord via vier woorden naar zeven woorden. Dit is nogal een groot verschil en bovendien mist er een beoordeling voor frases met een lengte van bijvoorbeeld vijf woorden. Daarnaast is een verschil van twee punten op de ene schaal niet vergelijkbaar met een verschil van twee punten op een andere schaal. De toegevoegde mogelijkheid tot een analyse voor de (semi) spontane taal is positief, maar het aantal aspecten die hierbij wordt bekeken blijft beperkt tot uitingscomplexiteit en agrammatisme en is bijna uitsluitend zinvol voor patiënten met een niet-vloeiende afasie WAB De WAB (Kertesz en Poole: 1974, Kertesz:1982) maakt gebruik van twee elfpuntsschalen om de spontane taal van patiënten te beoordelen, één schaal bekijkt de vloeiendheid (Fluency) en één kijkt naar de hoeveelheid overgedragen informatie (Information content). De onderverdeling in schalen lijkt op de opzet van de Amsterdam Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT). De vloeiendheidsschaal is binnen de WAB de enige schaal die de spontane taal beoordeeld en ondanks dat dit per punt zeer uitgebreid is omschreven is dit om verscheidene redenen niet goed bruikbaar. Allereerst is de ernst van de afasie ongelijk verdeeld over de schaal. De scores 0-4 zijn alle van toepassing op zeer ernstig afatische patiënten, score 5 en 6 op niet-vloeiend sprekende patiënten, score 7 en 8 op patiënten met fonologisch respectievelijk semantisch jargon, score 9 op patiënten met een lichte of een restafasie en score 10 op patiënten zonder problemen. Herstelverloop is op deze schaal niet of nauwelijks weer te geven. Het toekennen van een hoger punt geeft niet aan dat de spontane taal van betere kwaliteit is, maar geeft andere kenmerken van de spontane taal aan. Wat verder een punt van kritiek is, is het gegeven dat er bij elk punt een aantal symptomen wordt genoemd en de vloeiendheidsschaal valt hiermee uiteen in 11 typen patiënten. Problematisch wordt het wanneer een patiënt symptomen vertoont die bij verschillende punten staan genoemd.

8 SAN-test De Stichting Afasie Nederland (SAN) test (Deelman et al., 1987) verscheen voor het eerst in 1981 en is vanaf 1976 ontwikkeld vanwege de behoefte aan een objectief scoorbare Nederlandstalige testbatterij voor afatici. De spontane taal wordt hierin op twee manieren geanalyseerd. Ten eerste door het berekenen van het spreektempo om de mate van vloeiendheid te bepalen en ten tweede door een beoordeling op een zevenpuntsschaal om de ernst van de afasie vast te stellen. In de test wordt dit het communicatief vermogen van de patiënt genoemd. Deze zevenpuntsschaal geeft minder problemen dan de elfpuntsschaal van de WAB. Het blijft echter wel problematisch om een vooruitgang van bijvoorbeeld één punt op waarde te schatten AAT De Akense Afasie Test (AAT) ( Huber et al., 1983; Nederlandse versie Graetz et al., 1992) is tegenwoordig de meest gangbare klinische testbatterij voor het onderzoeken van afatische patiënten in Nederland. De spontane taalproductie wordt hierin beoordeeld aan de hand van zespunts-beoordelingsschalen waarbij er een score toegekend kan worden van nul tot vijf op zes verschillende niveaus: Communicatief gedrag, articulatie en prosodie, geautomatiseerde taal, semantische structuur, fonematische structuur en syntactische structuur. Bij sommige punten op deze schalen staan twee of drie mogelijke (combinaties van) symptomen vermeld, die dan met A,B en C worden onderscheiden. De resultaten van deze schalen worden vervolgens meegenomen in de berekening van het uiteindelijke profiel, waarbij de klassieke afasietypologie als richtlijn wordt gebuikt. Het is mogelijk om het profiel van de patiënt middels computersoftware te matchen met verschillende afasietypen De beoordelingsschalen van de AAT zijn qua opzet vergelijkbaar met de schalen van de BDAE. Echter de schalen van de AAT hebben een uitgebreidere omschrijving, wat de klinische bruikbaarheid verhoogt. Aan de andere kant worden hierdoor ook enkele nadelen van deze beoordelingsschalen zichtbaar. Ten eerste is de schaal communicatief gedrag een overkoepelende schaal voor de ernst van de afasie, welke niet los te zien is van de scores op de andere schalen. Ten tweede is de schaal voor syntactische structuur geen continue schaal: er zit een plotselinge overgang tussen het niet-vloeiende syntactische patroon (score 1 en 2) en het vloeiende patroon (score 3 en 4). Zo kan het voorkomen dat bij een toekenning van score 2 de patiënt wordt toegekend tot het afasietype Broca, maar bij een toekenning van een score 3 ineens een ander type voldoet. Bovendien kan een patiënt met een score van 2 (korte syntactisch meestal niet volledige zinnen) alleen vooruit gaan naar score 5 (geen syntactische stoornis) want een vooruitgang naar score 3 (lange complexe zinnen met bijvoorbeeld veel foutieve flexievormen) is niet erg waarschijnlijk. De schaal is

9 derhalve niet zeer geschikt als ernstschaal, maar meer als klinische uitspraak over het type syntactische problemen. Ten derde is de schaal geautomatiseerde taal een schaal welke als enige geen linguïstisch niveau beschrijft. Wellicht past de score voor dit taalgebruik meer in de schaal semantische structuur. Wederom geldt dat binnen deze beoordelingsschalen het problematisch is de vooruitgang of de toekenning van een hogere score op waarde te schatten. Deze beoordelingsschalen voor spontane taal uit gestandaardiseerde testbatterijen voor afasie hebben onder andere volgens Niewold (2006), die de beoordelingsschalen ook beschrijft in zijn proefschrift, een belangrijke bijdrage geleverd in de ontwikkeling van de analyse van spontane taal van afasiepatiënten. Het toekennen van scores op een puntschaal is echter lastig op waarde te schatten wanneer er geen duidelijke omschrijving is van de wijze waarop punten toegekend moeten worden. Bovendien is het zoals eerder beschreven problematisch om aan te geven of een hogere score ook een daadwerkelijke verbetering is. Ten slotte blijft het toekennen van een bepaalde score toch vaak enigszins subjectief, zeker wanneer er per punt meerdere symptomen worden beschreven en een patiënt symptomen vertoont die bij meerdere punten worden beschreven. Pas in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw werd een begin gemaakt met het ontwikkelen van objectieve kwantitatieve spontane-taalmaten. De eerste aanzet hiervoor werd gegeven door wetenschappers van de zogeheten Bostonse school waartoe wetenschappers als Geschwind, Goodklass en Kaplan behoren. In 1964 schrijven Howes en Geschwind over het gebruik van het spreektempo (aantal woorden per minuut), het aantal onmiddelijke herhalingen, de frequentie van functiewoorden (voegwoorden, preposities, lidwoorden, hulpwerkwoorden en dergelijke) en de distributie van de woordfrequentie om twee typen afasie te kunnen onderscheiden. Zij legden de resultaten van de afasiepatiënten naast de resultaten van gezonde proefpersonen om zo tot onderscheiding te komen tussen twee typen afasie. Goodglass, Quadfasel en Timberlake publiceren in hetzelfde jaar over het gebruik van de phrase length ratio (zinslengteratio) die werd berekend door het aantal woordgroepen van meer dan vijf woorden te delen door het aantal woordgroepen van een of twee woorden; woordgroepen werden onderscheiden door te tellen hoeveel woorden achter elkaar werden uitgesproken, zonder aarzeling of pauze. Ook op deze manier wordt gesteld onderscheid te kunnen maken tussen twee typen afasie (respectievelijk vloeiend en nietvloeiend). Lastig is bij deze methode dat de woordgroepen van drie of vier woorden compleet genegeerd worden. Hoewel beide methoden naar het oordeel van Prins (1987) niet geschikt leken hebben deze onderzoeken wel enige invloed gehad de ontwikkeling van de selectie van geschikte taalmaten. In de zeventiger jaren werd in Nederland een spontane-taalanalyse ontwikkeld met 30 objectieve spontane-taalmaten (Wagenaar, Snow en Prins, 1975) Vier van

10 deze spontane-taalmaten waren in feite scores op een zevenpuntsbeoordelingsschaal die gebaseerd was op Goodglass en Kaplan (1972). De spontane-taalmaten die gebruikt werden konden aan de hand van een factoranalyse verdeeld worden in een zestal clusters. Deze factoranalyse is vervolgens nog verfijnd in Vermeulen, Bastiaanse en Wageningen (1989), op basis van 16 spontane-taalmaten en met een combinatie van een beoordelingsschaal voor articulatie en een benoemtest. In slechts een aantal publicaties over objectieve spontane-taalmaten staan ook de gemiddelde en standaarddeviaties op elke taalmaat van de onderzochte groepen vermeld. Wagenaar et al. (1975) melden deze gegevens voor niet-vloeiende, vloeiende en gemengde afatische patiënten. In Prins et al. (1978) zijn ook de gegevens van een controlegroep opgenomen (tien niet afatische CVA-patiënten en acht familieleden van CVApatiënten). Vermeulen en Bastiaanse (1984) geven gemiddelden, standaarddeviaties en ranges weer voor een controlegroep van zestien gezonde bewoners van een bejaardentehuis en voor een onderzoeksgroep van 121 afatici. Van 38 van deze patiënten zijn de gegevens ook per type geordend (elf patiënten met een afasie van Broca, veertien patiënten met een afasie van Wernicke en dertien patiënten met een amnestische afasie). Zoals Niewold (2006) verder omschrijft is er nog een andere manier om de spontane taal te onderzoeken. Namelijk door naar teksteenheden (Text Units of TU s) te kijken. In een aantal publicaties (waaronder Edwards en Garman, 1989; Edwards en Knott, 1994; Bastiaanse, Edwards en Kiss, 1996) wordt onderzoek gedaan naar de verdeling van verschillende soorten TU s. Deze teksteenheden worden gedefinieerd als: unclear, minor, lexical, phrasal en clausal TU s. Een aantal van honderd TU s komt ongeveer overeen met woorden en de grammaticale analyse kan vrij gedetailleerd plaatsvinden. In Bastiaanse et al. (1996) wordt er gekeken naar de verdeling van hoofd- en bijzinnen, de verdeling van lexicale bijwoorden en bijwoorden die uit meerdere elementen bestaan, de verdeling van lexicale werkwoorden en koppelwerkwoorden, de verdeling van werkwoorden met verschillende aantallen argumenten en de type-tokenratio (TTR). Met name voor vloeiende patiënten kan een analyse aan de hand van teksteenheden uitkomst bieden. Doch voor niet-vloeiende patiënten is het lastig om zeker in de acute fase tot een aantal van 100 TU s te komen. Bovendien is het onderscheiden van wat wel en wat niet een teksteenheid is een complexe procedure en wordt er vooral syntactische informatie ingewonnen en weinig lexicale of andere linguïstische informatie. Daarnaast missen er in de analyse van de teksteenheden goede normen, waardoor het problematisch is uitspraken te doen over wanneer iets afwijkt van normaal.

11 In dit hoofdstuk zijn allereerst de verschillende bestaande beoordelingsschalen uit veelal gestandaardiseerde tests besproken. Deze beoordelingsschalen zijn ieder afzonderlijk besproken en de nadelen zijn belicht. Wat voornamelijk terugkomt is het gemis aan goede normen om de patiëntengroep tegen af te zetten en daarmee te kunnen bepalen of een bepaalde score afwijkend is. Daarnaast is het herstel moeilijk te meten, want een hoger scoretoekenning betekent niet altijd een beter taalgebruik. Na de bespreking van de bestaande beoordelingsschalen is ingegaan op de ontwikkeling van objectieve kwantitatieve spontane-taalmaten, deze ontwikkeling staat nog redelijk in de kinderschoenen. Er wordt nog gezocht naar de meest uitgebreide, maar ook werkbare methode om de spontane taal te onderzoeken en wat te kunnen zeggen over het herstelverloop. In 2007 hebben Boxum en Zwaga een vernieuwde versie van de Analyse voor Spontane Taal bij Afasie (ASTA) uitgebracht. Deze standaard voor de kwantitatieve analyse van de spontane taal van afasiepatiënten, waarvan de eerste versie in 2005 is geïntroduceerd, is hier nog niet eerder besproken, terwijl deze standaard in het onderhavige onderzoek een belangrijke rol speelt. De standaard is tot stand gekomen binnen de Vereniging van Klinische Linguïstiek en is in grote lijnen gebaseerd op eerder onderzoek van Vermeulen en Bastiaanse (1984). Deze standaard geeft richtlijnen op welke manier een spontane taalanalyse uitgevoerd dient te worden en biedt de mogelijkheid een groot aantal linguïstische maten te meten en te vergelijken met normgegevens. Echter de normgegevens die de richtlijn bevat zijn niet erg uitgebreid. Zij zijn voor het grootste gedeelte afkomstig uit het eerder genoemde onderzoek van Vermeulen en Bastiaanse (1984), waarbij zestien bewoners uit een bejaardentehuis de populatie vormen. Deze populatie had een gemiddelde leeftijd van 76,4 jaar, een leeftijd die voor de huidige populatie afasiepatiënten wat aan de hoge kant ligt. Om een vergelijking te maken tussen een willekeurige patiënt en de controlegroep wordt in de ASTA het gemiddelde en de range genoemd. Deze range heeft bij sommige maten, waaronder het aantal zelfstandige naamwoorden, een zeer wijd bereik. De vraag rijst in hoeverre deze gegevens betrouwbaar zijn en op welke manier het mogelijk is om herstelverloop in kaart te brengen. Het afnameprotocol van de ASTA inclusief de normgegevens zijn terug te vinden in bijlage 1. Om kortom aan de hand van spontane-taalmaten de taalsamples van individuele patiënten vanaf de acute fase te kunnen beoordelen, is de beschikbaarheid van groepsgegevens zoals gemiddelden en standaarddeviaties een noodzakelijke voorwaarde. Daarenboven dienen deze taalmaten bruikbaar zijn bij alle afatische patiënten. In het onderhavige onderzoek wordt derhalve een groep gezonde personen onderzocht, waarbij er rekening wordt gehouden met factoren als geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De vraag die in het onderhavige onderzoek centraal staat luidt dan ook: In hoeverre hebben factoren als

12 geslacht, leeftijd en opleidingsniveau invloed op de scores op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample? Daarnaast wordt er een vergelijking getrokken met de bestaande normgegevens die geformuleerd staat in de ASTA en mogelijk worden er aanbevelingen geformuleerd. 2. Methode In dit hoofdstuk zal eerst worden ingegaan op de proefpersonen in het onderzoek. Vervolgens wordt de testprocedure en de maten die onderzocht zijn uitvoeriger behandeld. 2.1 Proefpersonen Het onderhavige onderzoek bestaat uit spontane-taaldata van veertig gezonde taalsprekers ( 18 mannen, 22 vrouwen) zonder neurologische geschiedenis. De gemiddelde leeftijd van deze groep is 46 jaar, met een bereik van 18 tot 84 jaar. De groep is zo evenwichtig mogelijk ingedeeld in drie opleidingsniveaus: laag, middelbaar en hoog. Het eerste opleidingsniveau is gedefinieerd als alleen lager onderwijs, MAVO of lager beroepsonderwijs. Hieronder valt ook een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2. Het middelbare opleidingsniveau omvat HAVO/VWO of een middelbare beroepsopleiding niveau 3 of 4. Het hoge opleidingsniveau bestaat uit een hogere beroepsopleiding of wetenschappelijk onderwijs. Om de leeftijd bruikbaar te maken voor verwerking zijn er leeftijdsgroepen gecreëerd. Eerder is hierover gesproken tijdens een vergadering van de Vereniging voor Klinisch Linguïstiek en is er een indeling gemaakt. De indeling die hieruit is ontstaan is tevens gehanteerd in het onderhavige onderzoek. Dit betekent dat er in het onderhavige onderzoek drie leeftijdsgroepen te categoriseren zijn: Leeftijdsgroep één bevat de personen in de leeftijd van 18 tot en met 35 jaar, leeftijdsgroep twee 36 tot en met 52 jaar en leeftijdsgroep drie 53 tot en met 69 jaar en leeftijdsgroep vier bevat de personen die 70 jaar of ouder zijn. Aangezien er in het onderhavige onderzoek slechts twee personen ouder zijn dan 70 jaar, is besloten in totaal drie leeftijdsgroep te definiëren, waarbij de derde groep alle personen bevat die 53 jaar of ouder zijn. In tabel 1 staan de gegevens van de onderzoekspersonen overzichtelijk weergegeven.

13 Geslacht Opleiding Leeftijd Mannen: 19 Laag: jr: 2 Middelbaar: jr: 9 Hoog: 8 >52 jr: 7 Vrouwen: 21 Laag: jr: 6 Middelbaar: jr: 6 Hoog: 7 >52 jr: 10 Samen: 40 Laag: jr: 8 Middelbaar: jr: 15 Hoog: 15 >52 jr: 17 Tabel 1: overzicht onderzoekspersonen In bijlage 2 is een gedetailleerder overzicht te vinden van de gegevens van de groep onderzoekspersonen. 2.2 Materiaal De data omvatte samples van 300 woorden van een conversatie waarin de volgende vragen centraal stonden: - Kunt u mij iets vertellen over de laatste keer dat u ziek was? - Wat voor beroep heeft u? Kunt u daar wat over vertellen? - Kunt u iets vertellen over uw familie? - Heeft u hobbies/ wat doet u graag in uw vrije tijd? Deze vragen zijn afgeleid van de vragen die gesteld worden bij de opname van de Spontane Taal voor de Akense Afasie Test (Graetz, de Bleser en Willmes, 1992) Er zijn 27 samples door de auteur zelf verzameld. De data zijn aangevuld met bestaande data, voor een deel afkomstig uit het promotie-onderzoek van Roel Jonkers (1998). Hieruit waren vier samples bruikbaar. Negen samples komen uit het onderzoek naar de vertaling en aanpassing aan het Fries van Nederlandstalig diagnostisch materiaal voor volwassenen met taalstoornissen door Bastiaaanse, van den Bergh, Hurkmans en Jonkers (2006). Deze laatste samples zijn ook gebruikt in het scriptieonderzoek van Iemkje de Vries (2006) De samples zijn beoordeeld op bruikbaarheid door de vragen te bekijken. De vragen dienen vergelijkbaar te zijn om de analyses zou betrouwbaar en valide mogelijk te kunnen analyseren.

14 Om te komen tot een sample van 300 woorden is er telkens een conversatie opgenomen met een duur van ongeveer vijf minuten. In de conversaties is zoveel mogelijk geprobeerd om meerdere onderwerpen aan de orde te laten komen. Dit wordt ook als voorwaarde in de richtlijnen van de ASTA beschreven. De samples zijn allemaal uitgeschreven om ze vervolgens middels de ASTA te analyseren. 2.3 Procedure Ten eerste werd een inventarisatie gemaakt van de benodigde samples om een zo divers mogelijke populatie te onderzoeken. Er is gekozen om de groepen in opleidingsniveaus zo vergelijkbaar mogelijk vorm te geven. Derhalve bestaan deze groep uit een vergelijkbaar aantal proefpersonen met een redelijk groot bereik in leeftijd en een evenwichtige verdeling qua geslacht. Daarna zijn de spontane taalsamples verzameld. 27 samples zijn door de auteur zelf verzameld en deze conversaties zijn opgenomen met een voicerecorder. Deze conversaties zijn vervolgens uitgeschreven. Voor de overige samples was al een digitaal tekstbestand beschikbaar. Zoals het protocol van de ASTA beschrijft kan er in principe vanaf de start van de opname begonnen worden met het transciberen. Indien echter het begin beduidend slechter is, kan het transcriberen na de vijftig eerste woorden beginnen. Dit laatste is slechts eenmaal voorgekomen. Dit betrof een proefpersoon die moeite had met de omschakeling vanuit het Fries naar het Nederlands. Voor de analyses van deze spontane taal is zoals eerder al beschreven gebruik gemaakt van de standaard Analyse van Spontane Taal bij Afasie (ASTA: Wijckmans en Zwaga, 2005). Het afnameprotocol is zoals eerder genoemd terug te vinden in bijlage 1. Deze standaard van de Vereniging van Klinische Linguïstiek (VKL) onderzoekt de spontane taal op morfosyntactisch, lexicaal en fonologisch gebied. De onderverdeling van deze gebieden en de bijbehorende maten wordt hieronder in tabel 1 schematisch weergegeven. Morfosyntactische maten Lexicale maten Fonologische maten - Finietheidsindex - Modalen en koppelwerkwoorden - Uitingslengte (MLU) - Aantal zelfstandige naamwoorden - Diversiteit zelfstandige naamwoorden (typetoken-ratio) - Aantal lexicale werkwoorden - Aantal fonologische parafasieën

15 - Diversiteit van de lexicale werkwoorden (typetoken-ratio) - Aantal semantische parafasieën Tabel 1: schematische weergave van de onderzoeksgebieden: onderdelen van de ASTA Bovendien wordt er in de ASTA nog een aantal optionele maten geopperd om eventueel te gebruiken bij de analyse. De optionele maten die in het onderhavige onderzoek ook zijn onderzocht zijn, zijn het percentage correcte uitingen, het aantal bijzinnen en het aantal neologismen. Bij het tellen van de woorden in de samples is zoveel mogelijk vastgehouden aan het protocol van de ASTA. De definitie van fillers bood echter niet altijd duidelijkheid over wat wel en wat niet mee te tellen. Daarom is besloten om zeer korte woorden, lijkende op losse klanken als oh, eh, hè, och, goh enzovoort niet mee te tellen. Tevens zijn herhalingen van minimale responsen niet meegeteld. Mocht het zo zijn dat iemand antwoordde op een vraag met een minimale respons en vervolgens op de volgende vraag weer startte met een minimale respons dan werd dit niet als herhaling gezien. Vielen de herhalingen van minimale responsen echter in dezelfde reactie van de proefpersoon, dan werd dit wel als één woord geteld. In spreektaal worden geregeld woorden in elkaar geschoven. Een proces genaamd teloscopie. Een goed voorbeeld is tis een samentrekking van het en is. Binnen het onderhavige onderzoek zijn deze samentrekkingen getranscribeerd als twee woorden en daarmee ook geteld als twee woorden. Bij de analyse van sommige transcripten ontstond er nog onduidelijk welke is kort gesloten met de auteurs van de ASTA. Zo wordt d r uit gerekend als eruit en gaat het hier om één woord. Ook worden tijdsuitdrukkingen als s nachts, s morgens geteld als één woord.

16 2.4 Analyse middels de ASTA Morfosyntactische maten Finietheidsindex De finietheidsindex is een verhouding die weergeeft hoe vaak een verplichte persoonsvorm (juist) gebruikt is. De verhouding komt tot stand door het aantal correcte finiete persoonsvormen te delen door het totaal aantal persoonsvormen dat vervoegd en gerealiseerd moest worden of waar vervoeging op was toegepast. Bij deze berekening is het ook van belang dat de persoonsvorm in de juiste tijd en voor de juiste persoon is vervoegd. Modalen en koppelwerkwoorden Binnen de analyse volgens de ASTA worden de modalen en de koppelwerkwoorden samen genomen. Onder koppelwerkwoorden vallen worden, zijn, blijven, blijken, schijnen, lijken, heten, dunken, voorkomen. De modalen worden gevormd door zullen, willen, moeten, kunnen, mogen. Volgens Vermeulen en Bastiaanse (1984) zijn deze beide typen werkwoorden hoogfrequente woorden die door mensen met een amnestische afasie kunnen worden gebruikt om finiete werkwoorden te vervangen. Wellicht geldt dit ook voor niettaalgestoorde personen. Immers de bestaande range van deze maat loopt van vier tot achttien en dat is een fors verschil. Een taalgebruiker kan aan een zin een nuancering toevoegen, waarmee hij uitdrukt hoe hij tegenover de inhoud van de zin staat. Onder modaliteit wordt de in een zin uitgedrukte visie van de spreker of schrijver op de verhouding tussen de in die zin weergegeven situatie en de werkelijkheid en/of zijn attitude met betrekking tot die situatie verstaan. In de literatuur worden verschillende soorten van modaliteit vermeld. De ANS (zie literatuurlijst) maakt bijvoorbeeld een onderscheid tussen gevoelsmodaliteit: de verhouding tussen spreker en mededeling en verstandsmodaliteit: de verhouding tussen de beschrijving en de werkelijkheid. Het koppelwerkwoord speelt een rol in de eerste verhouding: tussen spreker en mededeling. Koppelwerkwoorden komen voor in naamwoordelijke gezegdes. Semantisch onderscheiden ze zich duidelijk van zelfstandige werkwoorden: ze vormen niet op zichzelf, maar samen met een naamwoordelijk deel de betekeniskern van een naamwoordelijk gezegde. Syntactisch gedragen koppelwerkwoorden zich in hun verhouding tot hulpwerkwoorden wel als zelfstandige werkwoorden er is immers geen ander werkwoord nodig om de zin te complementeren. De modalen geven informatie over de verhouding tussen de beschrijving en de werkelijkheid. En drukken derhalve de verhouding uit tussen de beschrijving en de

17 werkelijkheid, bijvoorbeeld het oordeel van de spreker ten opzichte van de waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid van de inhoud van de zin. Bij de meeste modale werkwoorden zijn er twee verschillende interpretaties: epistemisch. hij moet (wel) eten het is noodzakelijk dat hij eet. hij kan eten het is mogelijk dat hij eet deontisch. hij moet eten hij is verplicht te eten. hij kan eten hij is in staat te eten. hij wil eten hij is bereid of van plan te eten Echter deze twee verschillende interpretaties komen niet terug binnen de analyse. Zelfs het onderscheid tussen de twee verschillende verhoudingen: de spreker en de mededeling en de verhouding van de beschrijving en de werkelijkheid wordt niet gemaakt. Binnen de ASTA worden alle vormen van modale werkwoorden meegenomen. Uitingslengte De uitingslengte ofwel MLU (Mean Length of Utterance) wordt bepaald door het aantal woorden in een uiting. Volgens Wagenaar et al. (1975) geeft de MLU de mate van vloeiendheid aan bij afasiepatiënten. Bovendien zegt het iets over de complexiteit in het taalgebruik. Een langere uiting is meer complex dan een korte uiting. Het vormen van een lange zin doet een zwaarder beroep op onder andere woordvinding en organisatie dan het geval is bij een korte zin. Een uiting wordt in eerste instantie bepaald door een grammaticale eenheid. Daarnaast is er nog een aantal regels terug te vinden in het protocol van de ASTA die invloed hebben op het bepalen van de lengte van een uiting. Naast een grammaticale eenheid markeert een dalend intonatiepatroon een uitingsgrens. Bij de opnames van de samples die door de auteur zelf zijn afgenomen levert dit niet veel problemen op. Immers er bestaat Er bestaat immers de mogelijkheid om het geluidsbestand bij twijfel nogmaals te beluisteren. Bij de reeds uitgeschreven samples echter valt deze controle weg. Bovendien is het van belang dat een duidelijke pauze uitgeschreven wordt, omdat ook dit een kenmerk van een uitingsgrens is. Het is van belang om de regels met betrekking tot het bepalen van de uitingsgrenzen in een vaste volgorde te hanteren. Pas als er geen grammaticale eenheid is te achterhalen, is intonatie bepalend en pas daarna de pauze.

18 Een aanvulling op deze regels is ten eerste het gebruikt van /en/. Hier is sprake van een uitingsgrens tenzij /en/ in een opsomming voorkomt. De uitingsgrens wordt voor het woord /en/ bepaald. Deze bepaling heeft een positieve invloed wanneer iemand een spreektstijl hanteert waarbij een volgend onderwerp of gebeurtenis voortvloeit uit een en toen - constructie. Door de aanvulling om voor /en/ de uiting af te kappen ontstaat er geen ellenlange uiting. Een opsomming daarentegen kan wel zorgen voor een verhoogde uitingslengte, zonder de complexiteit van de zin te verhogen. Een tweede aanvulling heeft betrekking op de conjuncties zoals /maar/ /want/ /omdat/ en /dat/. Deze vormen geen uitingsgrens. Er bestaan twee verschillende soorten voegwoorden: nevenschikkende en onderschikkende. Nevenschikkend wil zeggen dat ze gelijkwaardige zinnen met elkaar verbinden, bijvoorbeeld twee hoofdzinnen of twee bijzinnen. Voorbeelden van deze voegwoorden zijn: /maar/, /of/, /want/ /dus/. Andere voegwoorden zijn onderschikkend en verbinden twee delen, waarvan het ene ondergeschikt is aan het andere. Voorbeelden zijn /terwijl/ of /omdat/. Het ondergeschikte deel is een bijzin. Een bijzin kan op zichzelf niet een grammaticaal correcte zin zijn. Dit wordt geïllustreerd met het volgende voorbeeld, waar de zinnen bijna dezelfde betekenis hebben: - Ik ga met de fiets, want het is mooi weer. - Ik ga met de fiets, omdat het mooi weer is. Het nevenschikkende voegwoord want wordt gevolgd door een hoofdzin ("Het is mooi weer" is een grammaticaal correcte zin). Het onderschikkende voegwoord omdat wordt gevolgd door een bijzin ("het mooi weer is" is geen correcte zin). Tijdens de analyse is het van belang om de uiting te bepalen met in achtneming van de conjunctie, het maakt hierbij niet uit of het gaat om een nevenschikking of een onderschikking. Wel is het van belang te noteren of er een bijzin wordt gevormd. Een derde aanvulling geeft aan dat er in geval van een directe rede geen sprake is van een uitingsgrens. De laatste aanvulling geeft aan dat interjecties worden beschouwd als een uiting binnen een uiting. De definitie van interjectie is hierin niet het tussenwerpsel zoals een woord als hoera, ach, verdorie, maar gaat over een zin binnen een zin. Zoals in het voorbeeld van een uiting: op een gegeven moment, ik heb het zelf niet meegekregen, ben ik van de trap gevallen. Hierbij gaat het om twee uitingen, te noemen: op een gegeven moment ben ik van de trap gevallen en ik heb het zelf niet meegekregen. Een interjectie wordt hier dus gezien als een zinsdeel binnen een zin dat op zich ook weer een zin is. Om de gemiddelde uitingslengte (MLU) vast te stellen mag er een aantal woorden worden weggestreept.

19 - Minimale responsen, zoals ja, nee - Iedere herhaling - Iedere echolalie - Iedere mislukte poging om te komen tot realisatie van het doelwoord. Bijvoorbeeld: het was gister, nee eergister, nee zaterdag. Het aantal woorden is drie. In overleg met de auteurs van de ASTA wordt bij dit wegstrepen ook binnen de uitingen gezocht naar een grammaticale eenheid. Als die duidelijk is, kan daar omheen soms een aantal woorden weggestreept worden. Echter dit kan afhankelijk zijn van interpretatie. Een uiting die doorloopt na de grens van 300 woorden wordt niet meegeteld. De MLU wordt uiteindelijk bepaald door het totaal van de overgebleven woorden te delen door het totaal aantal uitingen. Bij de analyse volgens de ASTA wordt na het bepalen van de gemiddelde uitingslengte het percentage correcte uitingen bepaald. Hierbij geldt dat een correcte uiting een volledige grammaticale eenheid is, met een volledige argumentstructuur. Ellipsen zijn hierbij een uitzondering en worden wel gerekend als correcte uiting. Binnen de uitingen mag de fonologie afwijken zolang de woorden herkenbaar zijn Lexicale maten Zelfstandige naamwoorden Voor de lexicale analyse wordt het totaal aantal zelfstandige naamwoorden geteld. Hieronder vallen ook herhalingen, dagen van de week en maanden van het jaar en eigennamen, plaatsnamen en landennamen worden meegeteld. Hierbij is het goed om op te letten bij bijvoorbeeld namen die uit meerdere woorden bestaan zoals Albert Heijn. Dit wordt geteld als één woord, omdat het een vaste combinatie is. Bij het tellen van de zelfstandige naamwoorden worden ook zelfstandige naamwoorden die gebruikt worden in vaste uitdrukking meegeteld. In de uiting: ik ben druk in de weer met de kinderen zijn twee zelfstandige naamwoorden: weer en kinderen. Bij twijfel over de status van een woord dient er gebruik gemaakt te worden van het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (C.A. den Boon, D. Geeraerts, 2005). Na het tellen van het totaal aantal zelfstandige naamwoorden wordt de diversiteit berekend aan de hand van de type-token-ratio. Hierbij wordt het aantal verschillende zelfstandige naamwoorden (typen) gedeeld door het totaal aantal zelfstandige naamwoorden (tokens). Een hoge ratio wijst op een hoge diversiteit. Een lage ratio daarentegen duidt op een lage diversiteit en derhalve weinig verschillende zelfstandige naamwoorden (Vermeulen et al. 1989). Het bepalen wanneer zelfstandige naamwoorden behoren tot eenzelfde type is duidelijk bij meervouden of verkleining, maar soms ontstaat er onduidelijkheid wanneer er

20 bijvoorbeeld sprake is van een samenstelling. Op het moment dat iemand eerst het woord zondag gebruikt en vervolgens iets vertelt over koopzondag zijn deze woorden als twee verschillende types geteld. Helaas is het niet mogelijk om homoniemen: dezelfde woorden, maar met een verschillende betekenis te splitsen. Wanneer iemand eerst spreekt over een bank als meubel en vervolgens over een bank als gebouw zal dit woord tot hetzelfde type behoren. Werkwoorden gebruikt als zelfstandige naamwoorden worden ook geteld als zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld het reizen spreekt me aan. In deze zin wordt reizen geteld als een zelfstandig naamwoord. Zelfstandige naamwoorden in een echolalie worden niet geteld. Zelfstandig gebruikte telwoorden als de eerste, de tweede worden niet geteld, echter op zichzelf staande bijvoeglijk naamwoorden zoals laatste, oudste worden wel als zelfstandig naamwoord geteld. Neologismen worden niet meegeteld in het totaal aantal zelfstandige naamwoorden, maar worden apart genoteerd. Semantische en fonologische parafasieën vormen hierop een uitzondering en tellen zolang het doelwoord nog herkenbaar is derhalve wel mee. Lexicale werkwoorden Werkwoorden verschillen als woordsoort wezenlijk van naamwoorden, doordat ze geen verwijzende functie hebben maar een actie (doen, gooien), toestand (zijn, staan, drijven) of een gebeurtenis (sterven, glinsteren) uitdrukken. Lexicale werkwoorden zijn werkwoorden die op zichzelf staan en derhalve geen ander werkwoord nodig hebben. Ook bij de lexicale werkwoorden is de bepaling of een werkwoord tot eenzelfde type behoort of een token op zich is niet altijd eenduidig. Daarom is het goed de uiting te analyseren en het basiswerkwoord te noteren. Dit wordt duidelijker aan de hand van een voorbeeld van twee uitingen: - Ik kom er niet achter. - Ik kom er niet op. Een opvatting dat er hier slechts sprake is van één lexicaal werkwoord zou kunnen rijzen, maar in de eerste zin is het lexicale werkwoord achterkomen en in de tweede zin is het lexicale werkwoord opkomen. Er is derhalve sprake van twee tokens. Ook in deze categorie worden semantische en fonologische parafasieën bij het aantal lexicale werkwoorden geteld. Een bijzonder geval bij de lexicale werkwoorden komt voor in de zin dat is lang geleden. Er is hier sprake van een constructie met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Echter de tegenwoordige tijd van het deelwoord geleden wat lijden is wordt

21 heden ten dage niet meer gebruikt. Toch hoort lijden bij het aantal lexicale werkwoorden geteld te worden. 2.5 Betrouwbaarheid Om na te gaan of er een verschil in uitkomsten ontstaat wanneer een ander persoon de analyse uitvoert is er een correlatiecoëfficiënt berekend. Hierbij zijn de samples door de eerste beoordelaar uitgeschreven en vervolgens voorgelegd aan de tweede beoordelaar. In totaal hebben er vier beoordelaars meegewerkt in de beoordeling van vijftien samples. Tweederde van de beoordeelde samples is afkomstig uit het scriptieonderzoek van Iemkje de Vries. Zij geeft echter geen waarden voor het aantal bijzinnen, het percentage correcte uitingen en de finietheidsindex. Derhalve zijn deze waarden aangevuld door de auteurs van de ASTA. Deze auteurs hebben een gehele tweede analyse uitgevoerd bij het overige deel van de samples. Een schatting naar het correlatiecoëfficiënt is berekend middels de Pearson correlatiecoëfficiënt, ook wel aangeduid als Pearsons r. Het criterium voor deze waarde hiervan dient op zijn minst 0,70 te zijn, want bij een waarde van r= 0,7 is ongeveer 50% van de variantie van de eerste beoordeling statistisch gezien aannemelijk voor de tweede beoordeling aangezien r 2 = 0,49. (Martin en Bateson, 2007) 3. Statische analyse Om de gegevens van de onderzoeksgroep die in de volgende sectie worden weergegeven op waarde te kunnen schatten is er een statistische analyse middels een F- test, een Multi-variate analyse uitgevoerd. De F-test is een veel gebruikte parametrische toets om variantie-analyses uit te voeren. Deze test is binnen het onderhavige onderzoek gebruikt om de invloed van de factoren geslacht, leeftijd en opleiding op de verschillende spontane-taalmaten te onderzoeken. Alle statistische analyses in het onderhavige onderzoek zijn gedaan middels SPSS versie De groepsresultaten worden vergeleken met de bestaande normgegevens die weergegeven staan in de ASTA en daarnaast zal kort worden stilgestaan bij eventuele outliers en mogelijke oorzaken van het voorkomen hiervan. Bovendien wordt er de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bepaald. De onderzoeksvraag gaat in op de mate waarin factoren als geslacht, leeftijd en opleiding een invloed hebben op de kwantitatieve spontane-taalmaten. Mocht er een

22 significant verschil gevonden worden dan betekent dit dat het niet mogelijk is om alle prestaties van elke willekeurige afasiepatiënt zo maar met algemene normgegevens te vergelijken. In dat geval zullen er derhalve aparte normgegevens gecreëerd dienen te worden om een valide vergelijking te kunnen trekken. 4. Resultaten De berekende interbeoordelaarsbetrouwbaarheid geeft een hoge correlatie. De verschillen die gevonden worden zijn gedeeltelijk te wijten aan het stellen van de grens van 300 woorden. Dit houdt in dat er ondanks de redelijk duidelijke instructies die vermeld staan in de ASTA toch nog verschillende opvattingen of een afwijkende manier van het tellen van de woorden wordt gehanteerd. Hier wordt verderop in de paragraaf dieper op in gegaan. Wanneer de scores van de onderzoeksgroep worden vergeleken met de normgegevens die gehanteerd worden binnen de ASTA is er een verschil. De spontanetaalmaten die zijn meegenomen in het onderhavige onderzoek en die in de ASTA worden weergegeven zijn in tabel 2 naast elkaar gezet. Zichtbaar is dat de ranges enorm wijd zijn. Alle ranges waarin aantallen worden weergegeven, met uitzondering van de parafasieën en de neologismen hebben een erg groot bereik. Zo loopt bijvoorbeeld de range van het aantal zelfstandige naamwoorden van 17 tot 73, dit betekent dat er een sample van 300 woorden is waarin 17 zelfstandige naamwoorden worden geteld, maar ook een sample waarin er 73 zelfstandige naamwoorden zijn. Op basis van deze uitkomsten is het goed een outlieronderzoek te doen. Maten Gemiddelde ASTA Gemiddelde Onderzoek Range ASTA Range Onderzoek Aantal zelfst.nw. 51,50 48, TTR zelfst. nw 0,75 0,76 0,54 0,86 0,53 0,89 Aantal lex. werkw. 26,75 28, TTR lex. werkw 0,74 0,63 0,63 0,86 0,45 0,84 Semantische parafasieën 0,19 0, Fonologische parafasieën 0,31 0, Modalen + koppelwerkwoorden 12,75 11, MLU 8,22 8,25 5,7 10,7 5,71 11,83 Percentage correcte uitingen 0,9 0,94 0,74-1

23 Finietheidsindex 0,91 0,99 0,83 1 0,88 1 Neologismen Tabel 2: overzicht uitkomsten maten onderzoek en gegevens ASTA Aangezien de aantallen die de ranges bepalen zo uit elkaar lopen is het goed deze onder de loep te leggen. Allereerst blijkt dat de range voor het aantal zelfstandige naamwoorden wordt bepaald door twee afwijkende scores, te weten van persoon 15 en persoon 38, de uitkomsten vallen buiten de range van het boxplot, zie figuur 2. Figuur 2 Boxplot scores zelfstandige naamwoorden Deze twee onderzoekspersonen laten respectievelijk een extreem laag en extreem hoog aantal zelfstandige naamwoorden horen in hun sample. Onderzoekspersoon 15 betreft een vrouw met een middelbaar opleidingsniveau, ingedeeld in leeftijdsgroep 2. De vraag die als eerste wordt gesteld is Kun je me nog iets over je eigen kinderen vertellen? Het onderwerp kinderen is vervolgens het enige behandelde onderwerp, dit maakt het aantal zelfstandige naamwoorden beperkt. Onderzoekspersoon 38 betreft een man met een hoog opleidingsniveau uit leeftijdsgroep 1. In het sample vertelt hij uitgebreid over zijn werk en gebruikt daarbij zeer veel opsommingen. Daarnaast is er een extra vraag gesteld met betrekking tot vakantie, omdat het sample na de andere vragen nog niet de grens van 300 woorden had bereikt. Zonder deze twee personen zou de range uitkomen op zelfstandige naamwoorden.

24 Ten tweede wordt de range met betrekking tot het aantal lexicale werkwoorden onder de loep genomen. Bij deze maat zijn er een aantal scores van onderzoekspersonen die buiten het minimum of maximum van het boxplot vallen, zie figuur 3. Onderzoekspersoon 10 valt boven het boxplot. Dit betreft een vrouw met een laag opleidingsniveau uit leeftijdsgroep 3. Zij gebruikt 41 lexicale werkwoorden. Bij een nadere analyse van het sample blijkt dat er ondanks dat er slechts een onderwerp wordt behandeld, mevrouw dit zo uitvoerig uitlegt dat zij daardoor veel lexicale werkwoorden gebruikt. Tenslotte ligt onderzoekspersoon 13 wat aan de benedengrens met een aantal van 19 lexicale werkwoorden. Onderzoekspersoon 13 betreft een vrouw met een middelbare opleiding uit leeftijdsgroep 3. Zij vertelt in haar sample alleen over haar werk, met veel en toen constructies. Verder lijkt een soort compensatie door het redelijk hoge aantal zelfstandige naamwoorden: 56. De andere drie onderzoekspersonen die buiten het boxplot vallen, onderzoekspersonen 2, 25 en 30 gebruikten respectievelijk een gelijk of bijna gelijk aantal lexicale werkwoorden als onderzoekspersoon 13. De aantallen bij hen waren respectievelijk 19 en tweemaal 20. Figuur 3: boxplot verdeling aantal lexicale werkwoorden Ten derde heeft ook de range van koppelwerkwoorden en modalen een zeer groot bereik. Onderzoekspersoon 2, valt als enige persoon buiten het boxplot met een aantal van 23, zie figuur 4.

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Een onderzoek naar de toegevoegde waarde van het inbrengen van nieuwe kwantitatieve maten in het bestaande protocol van de ASTA MA scriptie Neurolinguïstiek Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010 Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010 Auteurs: Elsbeth Boxum, klinisch linguïst De Vogellanden, Centrum voor Revalidatie Hyacinthstraat 66a Postbus 1057, 8001 BB Zwolle e.boxum@vogellanden.nl

Nadere informatie

Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie

Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Stem-, Spraak- en Taalpathologie 32.8310/02/1711 19 Vol. 17, No. 2, 2011, pp. 19 30 Nijmegen University Press Normering van de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Fennetta van der Scheer 1, Mariëlle

Nadere informatie

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober 2013 www.klinischelinguistiek.nl Auteurs: Elsbeth Boxum, klinisch linguïst De Vogellanden, Centrum voor Revalidatie Hyacinthstraat 66a Postbus 1057,

Nadere informatie

De spontane taal van patiënten met restafasie

De spontane taal van patiënten met restafasie STEM-, SPRAAK- EN TAALPATHOLOGIE Vol. 18, No. 02, 2013, pp. 13-23 32.8310/02/1813-13 c Groningen University Press De spontane taal van patiënten met restafasie Renate Lindner 1, Elsbeth Boxum 2, Roel Jonkers

Nadere informatie

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Onderzoek naar de spontane taal van patiënten met primaire progressieve afasie. Carolien de Vries 28 oktober 2008 Rijksuniversiteit Groningen Onderzoek

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014. Evy Visch-Brink

Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014. Evy Visch-Brink Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni 2014 Evy Visch-Brink Dutch version CAT Comprehensive Aphasia Test, 2004 Kate Swinburn, Gillian Porter, David Howard CAT-NL, 2014 Evy Visch-Brink, Dorien

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Vertelvaardigheid: Kleuters versus kinderen met SLI Siméa 11-04-2013 Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Inhoud Waar hebben we het over? Achtergrond Onderzoeksvragen Methode Resultaten Discussie

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Agrammatische Broca-afasie wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in (de omgeving) van het gebied van Broca (Brodmann s areas 44 en 45). Hierdoor krijgt de patiënt

Nadere informatie

Paragrammatisme: toeval of strategie?

Paragrammatisme: toeval of strategie? Paragrammatisme: toeval of strategie? Een onderzoek naar kenmerken, oorzaken en gevolgen van paragrammatische constructies in spontane taal bij patiënten met een vloeiende afasie. Rimke Groenewold en Roel

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

Het gebruik van indirecte-rede-constructies in de spontane taal van Nederlandstalige personen met afasie

Het gebruik van indirecte-rede-constructies in de spontane taal van Nederlandstalige personen met afasie Het gebruik van indirecte-rede-constructies in de spontane taal van Nederlandstalige personen met afasie Bénédicte Vermeyen Universiteit: Programma: Rijksuniversiteit Groningen Master taalwetenschappen

Nadere informatie

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte. Schema Afasie Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 11 De logopedist

Nadere informatie

Uitgangsvragen en aanbevelingen

Uitgangsvragen en aanbevelingen Uitgangsvragen en aanbevelingen behorende bij de richtlijn Diagnostiek en Behandeling van afasie bij volwassenen. De aanbevelingen dienen te worden gelezen in relatie tot de tekst in de desbetreffende

Nadere informatie

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden: Werkinstructie Psychometrische analyse Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: WIS 04.02 Eigenaar: Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 59 1

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling SCHEMA AFASIE Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 4 Wat is voor

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Kan ik het wel of kan ik het niet? 1 Kan ik het wel of kan ik het niet? Hieronder staan een aantal zogenaamde kan ik het wel, kan ik het niet-schalen. Deze hebben betrekking op uw taalvaardigheid in zowel het Nederlands als het Engels.

Nadere informatie

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Hieronder vindt u de leerplandoelen taalbeschouwing die we met onze evaluatie in kaart willen brengen. Ze staan in dezelfde volgorde

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram:

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: 5.0 Voorkennis Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: De lengte van de staven komt overeen met de hoeveelheid; De staven staan meestal los van

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen 1F Grammaticale kennis: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. 1E Grammaticale kennis: meewerkend voorwerp. 2E Grammaticale kennis: bijwoordelijke

Nadere informatie

Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase

Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Published by LOT phone: +31 30 253 6006 Trans 10 fax: +31 30 253 6000 3512 JK Utrecht e-mail: lot@let.uu.nl The Netherlands http://wwwlot.let.uu.nl/ Omslagillustratie:

Nadere informatie

Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson

Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson Drs. Katja Batens Promotor: Prof. Dr. Patrick Santens Copromotor: Prof. Dr. Dirk Van Roost Achtergrond informatie

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase. Utrecht: LOT.

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase. Utrecht: LOT. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Niewold, C. Link to publication Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van

Nadere informatie

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau Vaardigheden Wat zijn vaardigheden? Vaardigheden geven aan waar iemand bedreven in is. Ze zijn meestal aan te leren. Voorbeelden van vaardigheden zijn typen en kennis van het Nederlands. Wat meet Q1000

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie

Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie STEM-, SPRAAK- EN TAALPATHOLOGIE Vol. 19, 2014, pp. 103-120 32.8310/02/1914-103 c University of Groningen Press Stabiliteit spontane taal bij chronische milde afasie Nienke Wolthuis 1, Carolina Mendez

Nadere informatie

1 Basisbegrippen, W / O voor waar/onwaar

1 Basisbegrippen, W / O voor waar/onwaar Naam - Toetsende Statistiek Rijksuniversiteit Groningen Lente Docent: John Nerbonne Tentamen di. 22 juni om 14 uur tentamenhal Belangrijke instructies 1. Schrijf uw naam & studentnummer hierboven, schrijf

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/hals Overige Aandoening (ICD)

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/hals Overige Aandoening (ICD) Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Akense Afasie Test (AAT) 29 oktober 2018 Review 1: M. Jungen Review 2: E. v Engelen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking

Nadere informatie

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Doriene van der Kaaden Logopedist/afasietherapeut en psycholoog i.o. Opbouw lezing Doel lezing Interdisciplinaire

Nadere informatie

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies Onderzoek Instagram Uitgevoerd door Scholieren.com in november 2015 Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies Voorwoord Scholieren.com heeft haar bezoekers middels een enquête vragen

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Respondent: Johan den Doppelaar Email: info@123test.nl Geslacht: man Leeftijd: 37 Opleidingsniveau: hbo Vergelijkingsgroep: Nederlandse beroepsbevolking

Nadere informatie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie 1) Vul de volgende uitspraak aan, zodat er een juiste bewering ontstaat: De verdeling van een variabele geeft een opsomming van de categorieën en geeft daarbij

Nadere informatie

Denken over taal: ontleden #2.0

Denken over taal: ontleden #2.0 DOMINICUS COLLEGE tweede klassen VWO NIJMEGEN december 2011 Denken over taal: ontleden #2.0 Je krijgt in tweetallen een aantal losse kaartjes, waarop taaluitingen staan van een tweejarige kleuter. Je ziet

Nadere informatie

SMTA. Uitgangspunt SMTA. Innovaties in de Geriatrische Revalidatie Symposium UNO-VUmc Martine Verkade en Joost Hurkmans 1

SMTA. Uitgangspunt SMTA. Innovaties in de Geriatrische Revalidatie Symposium UNO-VUmc Martine Verkade en Joost Hurkmans 1 Madeleen de Bruijn, muziektherapeut Martine Verkade, logopedist SMTA SPEECH MUSIC THERAPY FOR APHASIA Speech Music Therapy for Aphasia Uitgangspunt SMTA Combinatiebehandeling van logopedie en muziektherapie

Nadere informatie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit Tellen met Taal Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten Marco René Spruit Taalkundige afstand Iedereen weet dat de afstand tussen Amsterdam en Utrecht kleiner is dan de afstand tussen

Nadere informatie

Dillema s kunnen niet in een keer worden opgelost en voor de meeste is er niet een oplossing maar verschillende oplossingen.

Dillema s kunnen niet in een keer worden opgelost en voor de meeste is er niet een oplossing maar verschillende oplossingen. Solving complex problems Alexander de Haan & Pauline de Heer Bij zogeheten complex problems gaat het om problemen die niet een mogelijke oplossing hebben (of wellicht geen). Dit komt door het niveau van

Nadere informatie

De Afname, Indexen en Subtests

De Afname, Indexen en Subtests De Afname, Indexen en Subtests Dé test voor diagnose en evaluatie van taalproblemen bij kinderen van 5 t/m 18 jaar Diagnose stellen Stappenplan om tot diagnose te komen 1. Observatieschaal De Observatieschaal

Nadere informatie

Eigen vaardigheid Taal

Eigen vaardigheid Taal Eigen vaardigheid Taal Door middel van het beantwoorden van de vragen in dit blok heeft u inzicht gekregen in uw kennis en vaardigheden van de grammatica en spelling van de Nederlandse taal. In het overzicht

Nadere informatie

Comprehension and production of verbs in aphasic speakers Jonkers, Roel

Comprehension and production of verbs in aphasic speakers Jonkers, Roel Comprehension and production of verbs in aphasic speakers Jonkers, Roel IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 3. Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden Formuleren voor gevorderden Het Muiswerkprogramma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden

Nadere informatie

4 Werken met beoordelingsmodellen voor productieve vaardigheden

4 Werken met beoordelingsmodellen voor productieve vaardigheden 4 Werken met beoordelingsmodellen voor productieve vaardigheden Inleiding Voor het vak Nederlands in het mbo is het Referentiekader Nederlandse taal de basis vormt voor de examinering. Hieronder lichten

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Clitic production in Italian agrammatism Rossi, Eleonora

Clitic production in Italian agrammatism Rossi, Eleonora Clitic production in Italian agrammatism Rossi, Eleonora IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version

Nadere informatie

Aandacht geven op afstand

Aandacht geven op afstand Aandacht geven op afstand In het voortgezet onderwijs experimenteert een groep docenten van CVO Zuid-West Fryslân en het Dockinga College met onderwijs op afstand via videoconferencing. Zij verbinden hun

Nadere informatie

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y 1 Regressie analyse Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y Regressie: wel een oorzakelijk verband verondersteld: X Y Voorbeeld

Nadere informatie

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek Jan Heerze Kortom Nederlandse grammatica Walvaboek WOORD VOORAF Kennis van de Nederlandse grammatica is geen doel in zichzelf, maar een hulpmiddel om tekortkomingen in eigen taalgebruik te corrigeren.

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica Basisgrammatica In Muiswerk Basisgrammatica wordt aandacht besteed aan de drie belangrijkste woordsoorten die de traditionele grammatica onderscheidt. Verder komen de eerste beginselen van zinsontleding

Nadere informatie

Aanpassing aan het beschadigde (taal)brein: Complexiteit in telegramstijltherapie voor Broca-afasie

Aanpassing aan het beschadigde (taal)brein: Complexiteit in telegramstijltherapie voor Broca-afasie Aanpassing aan het beschadigde (taal)brein: Complexiteit in telegramstijltherapie voor Broca-afasie Dr. Marina Ruiter Klinisch onderzoeker - Sint Maartenskliniek RD&E Spraak- en taalpatholoog/logopedist

Nadere informatie

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Kennisbericht over een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift: Hardell L, Carlberg M, Söderqvist F, Hansson Mild K, Meta-analysis of long-term

Nadere informatie

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv Inhoud 1 Spelling 5 1 geschiedenis van de nederlandse spelling in vogelvlucht 11 2 spellingregels 13 Klinkers en medeklinkers 13 Spelling van werkwoorden 14 D De stam van een werkwoord 14 D Tegenwoordige

Nadere informatie

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8. Naam: Mijn doelenboekje Grammatica Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8 www.gynzy.com Inhoud & Legenda In dit doelenboekje zijn de volgende Werelden te vinden: Taalkundige ontleding...3 Redekundige

Nadere informatie

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Late fouten in het taalbegrip van kinderen 1 Late fouten in het taalbegrip van kinderen Petra Hendriks Hoogleraar Semantiek en Cognitie Center for Language and Cognition Groningen Rijksuniversiteit Groningen 2 De misvatting Actief versus passief

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

ENGELS GESPREKKEN A2 IE 002

ENGELS GESPREKKEN A2 IE 002 ENGELS GESPREKKEN A2 IE 002 Kennismaken met een collega Kandidaat00 1 Voor het examen Planning Voor het examen krijg je het examenboekje en stem je het onderwerp van je gesprek af met de examenafnemer

Nadere informatie

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen. Zinsdelen Nederlands Bijvoeglijke bepaling Bijwoordelijke bepaling Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Naamwoordelijk gezegde Onderwerp Persoonsvorm Voorzetselvoorwerp Werkwoordelijk gezegde Bijvoeglijke

Nadere informatie

Studiewijzer TaalCompetent

Studiewijzer TaalCompetent TaalCompetent - Studiewijzer 1 Studiewijzer TaalCompetent leer-/werkboek basisvaardigheden taalbeheersing Nederlands 1 Werken met TaalCompetent 2 Overzicht uitwerkingen 3 Taaltoetsen voor de pabo 4 Kennistrainingen

Nadere informatie

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST Dit rapport wordt ter informatie aangeboden om uit te leggen hoe Selor de taalcompetenties evalueert en hoe Selor feedback geeft in de feedbackrapporten voor kandidaten. Dit voorbeeld dekt niet alle mogelijke

Nadere informatie

Sensorische waarneming

Sensorische waarneming Sensorische waarneming Met dit onderzoek hebben de onderzoekers getracht een aanzet te geven tot een instrument waarmee gedragsmatige responses op sensorische waarneming valide en betrouwbaar vastgesteld

Nadere informatie

ONDERZOEK OVER EN MET STAP

ONDERZOEK OVER EN MET STAP ONDERZOEK OVER EN MET STAP Anne Baker STAP cursus april 2010 1 Inhoud van deze presentatie Achtergrond: gebruik van spontane taal analyses Het ontstaan van STAP : de verantwoording Verder onderzoek met

Nadere informatie

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld NEDERLANDERS OVER DE VIERDAAGSE Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen Nienke Lammertink en Koen Breedveld Mei 2016 1 Nederlanders over de

Nadere informatie

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden Formuleren voor gevorderden Het programma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden op het

Nadere informatie

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden Formuleren voor gevorderden Het Muiswerkprogramma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden

Nadere informatie

Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie

Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie Spreken in ellipsen bij Broca afasie een N=1 studie Ingrid Doezeman Logopedist MRC Doorn Inleiding Patiëntbeschrijving Hulpvraag Therapiekeuze N=1 studie Reduced Syntax Therapy Resultaten Conclusie Patiëntbeschrijving

Nadere informatie

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD Een didactiek om het begrip ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD aan te leren in het 4e leerjaar (Groep 6). Enkele voorafgaande opmerkingen over de toekomende tijd van het werkwoord.

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW aan SZW van Peter-Paul de Wolf en Sander Scholtus (Senior) methodoloog onderwerp Aandeel 0-jarigen onder aanvragen toeslag kinderdagopvang datum 5 september 2018 Inleiding Naar aanleiding van een voorgestelde

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek Bezoek- en postadres: Bredewater 16 2715 CA Zoetermeer info@uitgeverijbos.nl www.uitgeverijbos.nl 085 2017 888 Aan de totstandkoming van

Nadere informatie

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING nieuwsbrief Februari 2015 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de peiling met het. Deze peiling ging over de zondagsopenstelling. De gemeenteraad

Nadere informatie

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het Afasie Inleiding Als gevolg van een hersenbeschadiging kan een patiënt te maken krijgen met communicatieproblemen. Deze beperken hem/haar in het uitwisselen van gedachten, wensen en gevoelens. Op de afdeling

Nadere informatie

NVAB-richtlijn blijkt effectief

NVAB-richtlijn blijkt effectief NVAB-richtlijn blijkt effectief Nieuwenhuijsen onderzocht de kwaliteit van de sociaal-medische begeleiding door bedrijfsartsen van werknemers die verzuimen vanwege overspannenheid, burn-out, depressies

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

2003/2004 S C H R I J V E N E X A M E N I I. Voorbeeldexamen. Beoordelingsvoorschriften. Staatsexamen Nederlands als tweede taal NT 2

2003/2004 S C H R I J V E N E X A M E N I I. Voorbeeldexamen. Beoordelingsvoorschriften. Staatsexamen Nederlands als tweede taal NT 2 S C H R I J V E N Voorbeeldexamen E X A M E N I I 2003/2004 Beoordelingsvoorschriften Staatsexamen Nederlands als tweede taal NT 2 Inhoudsopgave 1 Scores voorbeeldexamen Schrijven II 4 2 Aanwijzingen

Nadere informatie

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK) A Beginnend taalgebruiker B Onafhankelijk taalgebruiker C Vaardig taalgebruiker A1 A2 B1 B2 C1 C2 LUISTEREN Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete

Nadere informatie

Deelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn

Deelrapportage Apotheken door Cliënten Bekeken Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn Deelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn E Inhoud 1. Inleiding en methode 1 1.1. Achtergrond 1 1.2. Doel van het kwaliteitstraject: meten en verbeteren

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

Draaiboek RATS-3 en FIAT

Draaiboek RATS-3 en FIAT RATS-3 Femke: 010-7043414, 06-38195651 f.nouwens@erasmusmc.nl Marjolein: 010-7044545 m.hagelstein@erasmusmc.nl Fax: 010-7044721 FIAT-studie Carolina: 010-7032429, 06-631233224 Fax: 010-7034033 c.mendez@erasmusmc.nl

Nadere informatie

Taal en gedrag. Afke Posthuma, logopedist. NVLF congres 18-11-2011. Tine Mersmann

Taal en gedrag. Afke Posthuma, logopedist. NVLF congres 18-11-2011. Tine Mersmann Taal en gedrag NVLF congres 18-11-2011 Afke Posthuma, logopedist Tine Mersmann Programma 1. Inleiding 2. Gedrag bij taalontwikkelingsstoornissen 3. Taal bij gedragsstoonissen 4. Eindbeschouwing 5. Mijn

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

CLIL Toolkit voor het basisonderwijs

CLIL Toolkit voor het basisonderwijs CLIL Toolkit voor het basisonderwijs Auteurs: Alessandra Corda, Eke Krijnen, Wibo van der Es Redactie: Jan Willem Chevalking, Tine Stegenga 2012 Expertisecentrum mvt, Leiden Een digitale versie van deze

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen Inleiding In de voorgaande twee hoofdstukken hebben wij de nieuwe woordleestoetsen en van Kleijnen e.a. kritisch onder de loep genomen. Uit ons onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever

Nadere informatie

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie). 8. Afasie [1/] 1 Afasie De term afasie wordt gebruikt om problemen met taal te beschrijven die het gevolg zijn van een hersenbeschadiging. Meestal is de oorzaak van afasie een beroerte. Het woord afasie

Nadere informatie

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Respondent: Jill Voorbeeld Email: voorbeeld@testingtalents.nl Geslacht: vrouw Leeftijd: 39 Opleidingsniveau: wo Vergelijkingsgroep: Normgroep marketing

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie