Zorgprotocol. 3. Omschrijving. Uitvoering Document: 209 Datum: 03/04/2018 Pagina: 1 van 8

Transcriptie

1 Pagina: 1 van 8 1. Doel: Op een doeltreffende, handelingsgerichte en planmatige wijze handelen in geval van (een vermoeden van) ontwikkelings- en/of gedragsproblemen bij kinderen. 2. Documenten: Observatielijst welbevinden in situaties Instructie werkwijze Kijk! Ontwikkelboekje Brief scholen ontwikkelingsplan en Kijk Polleke Brief scholen ontwikkelingsplan en Kijk Bengels Formulier oudergesprek kinderen met extra aandacht Formulier plan van aanpak BSO Schema procedure kinderen met ontwikkelingsproblemen Formulier toestemming digitale overdracht basisscholen Protocol informatie-uitwisseling basisschool buitenschoolse opvang Toestemmingsformulier ouders informatie-uitwisseling basisschool buitenschoolse opvang Meldcode Kindermishandeling 3. Omschrijving 3.1 Algemeen Binnen Jongleren Woensdrecht wordt door pedagogische medewerkers respect uitgedragen naar alle kinderen ongeacht hun verschillende emoties, verstandelijke en lichamelijke mogelijkheden. Ons uitgangspunt is dat alle kinderen zich spelenderwijs ontwikkelen in een eigen tempo. Om deze ontwikkeling te stimuleren en positief te beïnvloeden bieden de pedagogische medewerkers uitdagende activiteiten en spelmaterialen aan die passend zijn bij de leeftijd van de kinderen op zodanige wijze, dat hun ontwikkeling gestimuleerd wordt. Binnen Jongleren Woensdrecht wordt er gewerkt met thema s die aansluiten bij de leefwereld van de kinderen en die hen in hun ontwikkeling stimuleren. Binnen het kinderdagverblijf, peuteropvang en de buitenschoolse opvang kan het voorkomen dat kinderen zich niet ontwikkelen zoals men redelijkerwijs van hen kan verwachten gezien hun leeftijd en in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Wij willen dit bijtijds signaleren en aansluitend adequaat handelen, overeenkomstig dit protocol. 3.2 Het ontwikkelingsprobleem/achterstand is bij plaatsing reeds bekend Indien de zorg omtrent de ontwikkeling van het kind zich al geopenbaard heeft voordat het kind wordt geplaatst, dan wordt hierover tijdens het introductiegesprek intakegesprek uitgebreid gesproken. Indien al bij het maken van een afspraak voor een intakegesprek door de ouders wordt aangegeven wat er aan de hand is, dan kan door het kinderdagverblijf, peuteropvang of de buitenschoolse opvang worden aangegeven dat in dat geval de mentor van het kind bij het gesprek aanwezig zal zijn. Tijdens het gesprek wordt informatie ingewonnen over het probleem: op welk (ontwikkelings)gebied bevindt de zorg zich, hoe manifesteert zich dat, eventuele medicatie, speciale omgang met het kind, ed. Eventueel wordt bij ouders geïnformeerd naar de mogelijkheid om contact op te nemen met hulpverlenende instanties. Naar aanleiding van dit gesprek beslist de pedagogisch beleidsmedewerker (in overleg met de teamcoach van het kinderdagverblijf, peuteropvang of de BSO) of het kind wel of niet geplaatst wordt. Indien wordt overgegaan tot plaatsing wordt er afgewogen of een proeftijd wordt gehanteerd. Deze proeftijd kan maximaal 1 maand duren. De medewerker planning wordt van eventueel niet plaatsen/ proeftijd op de hoogte gesteld, waarbij zorgvuldig wordt omgegaan met de privacy van het kind. Indien het kind geplaatst wordt, wordt in de kindbespreking, zoals omschreven bij stap 1 (zie 3.3.1) de verdere handelwijze besproken. Daarna worden alle volgende stappen doorlopen.

2 Pagina: 2 van Het vermoeden van een ontwikkelingsprobleem/achterstand openbaart zich tijdens de plaatsing Het kind is geplaatst op het kinderdagverblijf of peuteropvang Om preventief te kunnen werken en ontwikkelingsproblemen zo snel mogelijk te kunnen signaleren, heeft elk kind dat geplaatst is op het kinderdagverblijf een mentor. Deze mentor observeert het kind regelmatig en vult jaarlijks een observatielijst in over het kind (406.10). Stap 1: Signaleren en bespreken van de zorg in de teamvergadering Indien tijdens de plaatsing van een kind door de mentor of door een andere pedagogisch medewerker een ontwikkelingsprobleem of achterstand wordt vermoed of gesignaleerd, wordt dit besproken in de kindbespreking tijdens de teamvergadering, in aanwezigheid van de teamcoach van het kinderdagverblijf en/of pedagogisch beleidsmedewerker. Tijdens deze teamvergadering wordt gekeken of iedereen dezelfde zorg deelt. Kindbesprekingen zijn een vast agendapunt op deze teamvergaderingen. Tijdens deze kindbespreking zal worden besloten wat de verdere stappen zullen zijn. De mogelijkheid tot het maken van extra observatieverslagen wordt hierin meegenomen. Stap 2: Bespreken van het probleem met de ouders Wanneer bij een kind opvallend gedrag wordt vastgesteld, wordt dit zo snel mogelijk met de ouders besproken. Dit gebeurt door middel van het benoemen van objectief waargenomen gedrag tijdens de dagelijkse overdracht. Wanneer er een vermoeden is van ontwikkelingsproblemen/achterstand, wordt er door de mentor met de ouders een afspraak gemaakt voor een gesprek. Afhankelijk van de aard van het probleem, besluit de teamcoach of pedagogisch beleidsmedewerker of zij zal deelnemen aan het gesprek. In dit gesprek worden de ouders van de bevindingen op de hoogte gesteld aan de hand van voorbeelden van objectief waargenomen gedrag en wordt geïnformeerd naar de herkenbaarheid van dit probleem in de thuissituatie en/of andere situaties. Naar aanleiding van de in dit gesprek besproken punten, wordt bekeken in hoeverre een gezamenlijke aanpak van het probleem kan worden afgesproken. Ouders kunnen worden gevraagd thuis een observatieformulier van het kind te maken. Naar aanleiding van dit gesprek kan besloten worden om het kind in aanmerking te laten komen voor VVE indien het kind 2 jaar is. Criteria, conform het gemeentelijk VVE beleid, om in aanmerking te komen voor VVE zijn: Gewichtenregeling op basis van opleidingsniveau van ouders Signalering door beroepskracht, gecertificeerd met VVE op kinderdagverblijf of peuterspeelzaal Signalering door jeugdarts of jeugdverpleegkundige TWB (consultatiebureau) Signalering vanuit het observatiesysteem Kijk! Indicaties op de 4 ontwikkelingsdomeinen overige deskundige instellingen (huisarts, CJG, etc) Indien een kind hiervoor in aanmerking komt heeft hij recht op max 2 extra dagdelen extra opvang indien het kind minder dan 10 uur naar de opvang komt. Er wordt een vervolgafspraak met de ouders gemaakt. Eventueel wordt aan de ouders toestemming gevraagd voor het raadplegen van hulpverlenende instanties zoals het consultatie bureau. Vier keer per jaar vindt periodiek overleg plaats over VVE kinderen verwezen door thuiszorg en voorschoolse voorzieningen. Voor een uitgebreide beschrijving van VVE zie Protocol VVE De mentor van het kind maakt een verslag van het gesprek met de ouders (407.5) In dit verslag worden een kort verslag van het gesprek, afspraken die gemaakt zijn, het al dan niet toestemming geven voor het raadplegen van hulpverlenende instanties en de vervolgafspraak opgenomen. Ouders krijgen een exemplaar van dit verslag en ondertekenen het exemplaar dat bewaard wordt in het kinddossier (in een gesloten kast) op het kinderdagverblijf.

3 Pagina: 3 van 8 Stap 3: Opstellen van een ontwikkelboekje Wanneer gezamenlijk wordt overeengekomen dat aan het probleem moet worden gewerkt, wordt de procedure vervolgd. Er wordt door de mentor van het kind een ontwikkelboekje (407.1) opgesteld waarin het precieze probleem van dit kind wordt omschreven en via welke activiteiten aan het probleem gewerkt zal worden en na welke periode er opnieuw geëvalueerd wordt. Dit ontwikkelboekje is een groeidocument, die na afloop van het traject of bij het overgaan naar de basisschool aan de ouders wordt meegegeven. Het is aan de ouders om dit ontwikkelboekje mee te nemen naar de basisschool in het kaderinformatieplicht Passend Onderwijs. Stap 4: Uitvoeren van het opgestelde individueel ontwikkelingsplan Via de gekozen activiteiten wordt aan het ontwikkelingsprobleem gewerkt. Elke week wordt er minstens één activiteit ondernomen met het kind. De mentor of pedagogisch medewerker, die de activiteit begeleidt maakt hiervan een notitie in het ontwikkelboekje (407.1). Het ontwikkelboekje wordt bewaard op de groep. Stap 5: Evalueren van het individueel ontwikkelingsplan Na het aflopen van de periode waarin met het ontwikkelboekje werd gewerkt, volgt een evaluatie. Deze evaluatie is gebaseerd op de informatie die we vinden in het ontwikkelboekje en Kijkregistratie. Alle afgewerkte ontwikkelingsplannen worden bewaard in het kinddossier op het kinderdagverblijf. Positieve evaluatie: Het gestelde doel is bereikt. De begeleiding van het kind kan tussentijds stopgezet worden. Er wordt afgesproken alert te blijven en bij wijziging in de situatie opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Er volgt een vervolggesprek met de ouders. Negatieve evaluatie of deels negatieve evaluatie: Het gestelde doel is niet of slechts gedeeltelijk bereikt. Tijdens de kindbespreking in het teamoverleg wordt de afweging gemaakt in hoeverre het probleem verder intern afgehandeld kan worden of dat de inschakeling van externe begeleiding noodzakelijk wordt geacht. Indien nodig wordt het advies van een deskundige ingewonnen. Er wordt gekeken naar wat het meest in het belang van het kind is én of het team in staat is de noodzakelijke begeleiding te bieden. Na het nemen van deze beslissing wordt een vervolggesprek met de ouders aangegaan. Indien het probleem verder intern kan worden afgehandeld, wordt teruggegaan naar stap 2, waarna alle volgende stappen terug herhaald worden. Indien dit niet mogelijk is wordt eerst een vervolggesprek met de ouders aangegaan en wordt van daaruit bekeken wat de volgende stap zal zijn. Stap 6: Vervolggesprek met de ouders Tijdens het vervolggesprek worden de bevindingen en de eventueel gemaakte afspraken van het eerste gesprek en het individueel ontwikkelingsplan geëvalueerd. Dit gesprek wordt geleid door de mentor van het kind en eventueel pedagogisch beleidsmedewerker. Indien: Tijdens dit gesprek blijkt dat er geen reden tot ongerustheid is met betrekking tot de ontwikkeling van het kind, wordt afgesproken alert te blijven en bij wijziging in de situatie opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Tijdens dit gesprek blijkt dat er serieuze aanwijzingen bestaan om aan te nemen dat in de ontwikkeling van het kind iets niet volgens verwachting verloopt, dan wordt in dit gesprek de verdere handelwijze met elkaar besproken. Afhankelijk van de aard van het probleem worden ouders doorverwezen naar een hulpverlenende instantie. Er wordt een vervolgafspraak gemaakt met de ouders. Wanneer de ouders ondersteuning aanvragen bij een hulpverlenende instantie, wordt in overleg met deze instantie bekeken wat de rol van Jongleren Woensdrecht in deze kan zijn en of eventueel tevens ondersteuning aan de pedagogische medewerkers kan worden geboden. Wanneer ouders het belang niet inzien van professionele hulp, wordt bekeken in hoeverre intern met de ouders afspraken over een bepaalde handelwijze kunnen worden gemaakt. De pedagogisch beleidsmedewerker is aanwezig bij dit gesprek. Indien de voor het kind noodzakelijk geachte begeleiding binnen de opvang niet mogelijk is en het belang van het kind en de groep in het gedrang komen, kan in het uiterste geval worden besloten over te gaan tot het beëindigen van de plaatsing van het kind.

4 Pagina: 4 van 8 De pedagogisch beleidsmedewerker maakt een verslag van dit gesprek. Een kopie van het verslag gaat naar de ouders en een door de ouders ondertekend exemplaar wordt in het kinddossier opgeborgen. Eventuele bijkomende stappen Deze bijkomende stappen kunnen tussen de voorafgaande stappen worden geïntegreerd. Stap 7: Het maken van bijkomende observaties Indien er wordt besloten om extra observaties te maken, wordt het besluit tot het ondernemen van verdere stappen pas genomen, na het gezamenlijk bespreken van deze observaties in de kindbespreking tijdens de teamvergadering. De observatieperiode duurt maximaal één maand en de observaties worden uitgevoerd door de mentor van het betreffende kind. Stap 8: Het inwinnen van extra informatie bij externe organisaties of personen Indien het nodig blijkt te zijn om extra informatie in te winnen bij externe organisaties of personen over de begeleiding van een kind, waarbij een ontwikkelingsprobleem geconstateerd is, wordt hiervoor eerst toestemming aan de ouders gevraagd tijdens een oudergesprek zoals omschreven in stap 2. Nadat ouders hiervoor toestemming hebben gegeven en het ondertekende verslag hebben geretourneerd, kan de pedagogisch beleidsmedewerker externe organisaties of personen contacteren om meer informatie in te winnen over het betreffende kind. In het geval de ouders geen toestemming geven kan slechts dan contact opgenomen worden met externe organisaties of personen indien de belangen van het kind anders in sterke mate geschaad worden. Het niet voortzetten van de procedure Wanneer, om welke reden dan ook, de procedure niet wordt voortgezet, wordt in elk geval afgesproken dat pedagogische medewerkers alert blijven. Bij wijziging van de situatie of bij aanhoudende ongerustheid, wordt de procedure opnieuw opgestart. Overdracht naar de basisschool Zodra kinderen naar de basisschool gaan wordt het individueel rapport digitaal doorgestuurd naar de basisschool van het kind, indien ouders daar toestemming voor hebben gegeven (408.9). Voor VVE kinderen is er een mondelinge warme overdracht naar de basisschool door de mentor. Het ontwikkel boekje (407.1) wordt aan de ouders meegegeven; zij dienen dit zelf mee te nemen naar de basisschool. Deze overdracht dient voor een optimale doorgaande leerlijn op de basisschool. Indien ouders geen toestemming geven voor overdracht naar de basisschool dient hiervan een melding gemaakt te worden op de basisschool van het kind. Het is aan de basisschool om hier verder actie op teondernemen.

5 Pagina: 5 van Het kind is geplaatst op de buitenschoolse opvang Om preventief te kunnen werken en ontwikkelingsproblemen zo snel mogelijk te kunnen signaleren, heeft elk kind dat geplaatst is op de BSO een mentor. Deze mentor observeert het kind regelmatig en jaarlijks worden observatielijsten ingevuld voor kinderen waarvan ouders een oudergesprek hebben aangevraagd. De mentor houdt zicht op het welbevinden en de betrokkenheid van het kind op de BSO. Bij de signalering van ontwikkelingsproblemen bij kinderen op de BSO moeten we echter wel rekening houden met het feit dat deze kinderen allemaal naar een basisschool gaan in de omgeving van de BSO. Ontwikkelingsachterstanden signaleren en remediëren is een taak van de basisschool waar het kind naartoe gaat. Bij de BSO ligt de nadruk vooral op vrijetijdsbesteding en sociaal-emotionele omgang met anderen. Bij het signaleren en remediëren van ontwikkelingsproblemen beperkt de BSO zich dus ook tot problemen in de sociaal-emotionele omgang met anderen, het welbevinden en de betrokkenheid van het kind op de BSO. Stap 1: Signaleren en bespreken van het probleem: Indien tijdens de plaatsing van een kind door de mentor of door een andere pedagogisch medewerker een ontwikkelings- en/of gedragsprobleem wordt vermoed of gesignaleerd, wordt dit allereerst met collega s besproken (collegiale consultatie) en indien het vermoeden blijft in de kindbespreking ingebracht. Tijdens deze teamvergadering wordt gekeken of iedereen dezelfde zorg deelt. Kindbesprekingen zijn een vast agendapunt op deze teamvergaderingen. Tijdens deze kindbespreking zal worden besloten wat de verdere stappen zullen zijn. De mogelijkheid tot het maken van extra observatieverslagen of het consulteren van de beleidsmedewerker pedagogiek wordt hierin meegenomen. Stap 2: Bespreken van het probleem met de ouders: Wanneer bij een kind opvallend gedrag wordt vastgesteld, wordt dit zo snel mogelijk met de ouders besproken. Dit gebeurt door middel van het benoemen van objectief waargenomen gedrag tijdens de dagelijkse overdracht. Wanneer er een vermoeden is van ontwikkelings- en/of gedragsproblemen wordt er door de mentor met de ouders een afspraak gemaakt voor een gesprek. Afhankelijk van de aard van het probleem, kan besloten worden of het noodzakelijk is dat de pedagogisch beleidsmedewerker zal deelnemen aan het gesprek. In dit gesprek worden de ouders van de bevindingen op de hoogte gesteld aan de hand van voorbeelden van objectief waargenomen gedrag en wordt geïnformeerd naar de herkenbaarheid van dit probleem in de thuissituatie en/of andere situaties. Naar aanleiding van de in dit gesprek besproken punten, wordt bekeken in hoeverre een gezamenlijke aanpak van het probleem kan worden afgesproken. Er wordt een vervolgafspraak met de ouders gemaakt. Eventueel wordt aan de ouders toestemming gevraagd voor het raadplegen van hulpverlenende instanties en-of de basisschool. Ouders hebben hiertoe het toestemmingsformulier ouders informatie-uitwisseling basisschool buitenschoolse opvang (102.6) ingevuld. De mentor van het kind maakt een verslag van het gesprek met de ouders (407.6). In dit verslag worden een kort verslag van het gesprek, afspraken die gemaakt zijn, het al dan niet toestemming geven voor het raadplegen van hulpverlenende instanties en de vervolgafspraak opgenomen. Ouders krijgen een exemplaar van dit verslag en ondertekenen het exemplaar dat bewaard wordt in het kinddossier (in een gesloten kast) op de BSO.

6 Pagina: 6 van 8 Stap 3: Opstellen van een plan van aanpak: Wanneer gezamenlijk wordt overeengekomen dat aan het probleem moet worden gewerkt, wordt de procedure vervolgd. Er kan een ontwikkelingsplan (407.7) worden opgesteld waarin het precieze probleem wordt omschreven via welke activiteiten/handelingssuggesties aan het probleem gewerkt zal worden en na welke periode er opnieuw geëvalueerd wordt (maximaal na 3 maanden). Stap 4: Uitvoeren van het opgestelde plan van aanpak: Via de gekozen activiteiten wordt aan het ontwikkelings/gedragsprobleem gewerkt. Tijdens de overdracht aan ouders en de nabesprekingen aan het eind van de dag worden bijzonderheden met elkaar gedeeld. Stap 5: Evalueren van het plan van aanpak: Na het aflopen van de periode waarin met een plan van aanpak werd gewerkt, volgt een evaluatie. Deze evaluatie wordt besproken tijdens de kindbespreking in het teamoverleg. Afgewerkte plannen worden bewaard in het kinddossier op de BSO. Positieve evaluatie: Het gestelde doel is bereikt. De begeleiding van het kind kan stopgezet worden. Er wordt afgesproken alert te blijven en bij wijziging in de situatie opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Er volgt een vervolggesprek met de ouders en eventueel het kind. Negatieve evaluatie of deels negatieve evaluatie: Het gestelde doel is niet of slechts gedeeltelijk bereikt. Tijdens de kindbespreking in het teamoverleg wordt de afweging gemaakt in hoeverre het probleem verder intern afgehandeld kan worden of dat de inschakeling van externe begeleiding noodzakelijk wordt geacht. Tijdens de kindbespreking in het teamoverleg wordt de afweging gemaakt in hoeverre het probleem verder intern kan afgehandeld worden of er nood is aan externe hulp. Indien nodig wordt het advies van een deskundige ingewonnen. Belangrijke indicator bij deze beslissing zijn het persoonlijke belang van het kind en de draagkracht van het team en de groep en. Na het nemen van deze beslissing wordt een vervolggesprek met de ouders aangegaan. Indien het probleem verder intern kan worden afgehandeld, wordt teruggegaan naar stap 2, waarna alle volgende stappen terug herhaald worden. Indien dit niet mogelijk is wordt eerst een vervolggesprek met de ouders aangegaan en wordt van daaruit bekeken wat de volgende stap zal zijn. Stap 6: Vervolggesprek met de ouders: Tijdens het vervolggesprek worden de bevindingen en de eventueel gemaakte afspraken van het eerste gesprek en het individueel handelingsplan geëvalueerd. Dit gesprek wordt geleid door de mentor en eventueel de beleidsmedewerker pedagogiek. Indien: Tijdens dit gesprek blijkt dat er geen reden tot ongerustheid is met betrekking tot de ontwikkeling van het kind, wordt afgesproken alert te blijven en bij wijziging in de situatie opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Tijdens dit gesprek blijkt dat er serieuze aanwijzingen bestaan om aan te nemen dat in de ontwikkeling van het kind iets niet volgens verwachting verloopt, dan wordt in dit gesprek de verdere handelwijze met elkaar besproken. Afhankelijk volgens de aard van het probleem worden ouders doorverwezen naar een hulpverlenende instantie. Er wordt een vervolgafspraak gemaakt met de ouders. Wanneer de ouders ondersteuning aanvragen bij een hulpverlenende instantie, wordt in overleg met deze instantie bekeken wat de rol van Jongleren Woensdrecht in deze kan zijn en of eventueel tevens ondersteuning aan de pedagogische medewerkers kan worden geboden. Wanneer ouders het belang niet inzien van professionele hulp, wordt bekeken in hoeverre intern met de ouders afspraken over een bepaalde handelwijze kunnen worden gemaakt. De beleidsmedewerker Pedagogiek is aanwezig bij dit gesprek. Indien de voor het kind noodzakelijk geachte begeleiding binnen de opvang niet mogelijk is en het belang van het kind en de groep in het gedrang komen, kan in het uiterste geval worden besloten over te gaan tot het beëindigen van de plaatsing van het kind.

7 Pagina: 7 van 8 Van dit gesprek maakt de beleidsmedewerker Pedagogiek een verslag; een kopie van het verslag gaat naar de ouders en een door de ouders ondertekend exemplaar wordt in het kinddossier opgeborgen. Eventuele bijkomende stappen: Deze bijkomende stappen kunnen tussen de voorafgaande stappen worden geïntegreerd. Stap 7: Het maken van bijkomende observaties: Indien er wordt besloten om extra observaties te maken, wordt het besluit tot het ondernemen van verdere stappen pas genomen, na het gezamenlijk bespreken van deze observaties. De observatieperiode duurt maximaal een maand en de observaties worden uitgevoerd door de mentor van het betreffende kind. Stap 8: Het inwinnen van extra informatie bij externe organisaties of personen: Ouders kunnen tijdens het intakegesprek aangeven of zij bezwaar hebben tegen het eventueel ter informatie contact opnemen met de basisschool indien er specifieke problemen zijn met hun kind, die afstemming vereisen. (102.6) Indien het nodig blijkt te zijn om extra informatie in te winnen bij externe organisaties of personen over de begeleiding van een kind, waarbij een ontwikkelingsprobleem geconstateerd is, wordt hiervoor eerst toestemming aan de ouders gevraagd tijdens een oudergesprek zoals omschreven in stap 2. Nadat ouders hiervoor toestemming hebben gegeven en het ondertekende verslag hebben geretourneerd, kan de teamcoach/pedagogisch beleidsmedewerker externe organisaties of personen contacteren om meer informatie in te winnen over het betreffende kind. In het geval de ouders geen toestemming geven kan slechts dan contact opgenomen worden met externe organisaties of personen indien de belangen van het kind anders in sterke mate geschaad worden. Het niet voortzetten van de procedure: Wanneer, om welke reden dan ook, de procedure niet wordt voortgezet, wordt in elk geval afgesproken dat pedagogische medewerkers alert blijven. Bij wijziging van de situatie of bij aanhoudende ongerustheid, wordt de procedure opnieuw opgestart.

8 Pagina: 8 van Signaal geven bij Zorg voor Jeugd: De Jongleren Woensdrecht is aangesloten bij het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd. Dit signaleringssysteem heeft tot doel: - actief bevorderen van de samenwerking in de keten van jeugdzorg; - het in een vroegtijdig stadium signaleren van problemen bij jeugdigen van 0 tot 23 jaar om risico s te voorkomen; - ketencoördinatie en coördinatie van zorg in de keten; - het verkrijgen van stuurinformatie; - ketenregistratie; - matchen van signalen en/of ketenregistraties; - actie- en voortgangsbewaking; - rapportages. Ten tijde van alle genoemde stappen tijdens de begeleiding van een kind met problemen kan gekozen worden voor het afgeven van een signaal aan Zorg voor jeugd. De teamcoachen/pedagogisch beleidsmedewerker zijn bevoegd tot het afgeven van een signaal aan Zorg voor Jeugd. Er wordt een signaal afgegeven aan Zorg voor Jeugd als er sprake is van aanhoudende ongerustheid over een kind en/of zijn of haar leefomgeving. Het is dan van belang om te achterhalen of meer organisaties deze ongerustheid delen en zo ja, dat de noodzakelijke zorg goed gecoördineerd wordt. De teamcoach/pedagogisch beleidsmedewerker neemt een beslissing over het al dan niet afgeven van een signaal op basis van informatie over het kind van de mentor (observaties) en/of andere groepsleiding (b.v. verkregen tijdens kindbespreking in teamoverleg). Op basis van deze informatie beslist de teamcoach/ pedagogisch beleidsmedewerker tevens over de urgentiecode, die gegeven wordt aan de melding. Een lage code betekent dat er vanuit de zorgketen binnen vijf werkdagen contact opgenomen dient te worden; een hoge code duidt op de noodzaak van direct contact opnemen. Bij een urgente situatie kan ook direct contact opgenomen worden met de crisisdienst. Na het afgeven van een signaal zorgt de teamcoach voor goede telefonische bereikbaarheid tijdens vijf dagen na de melding (op niet-werkdagen via mobiele telefoon). Informeren in kader van bescherming van privacy: - de teamcoach/pedagogisch beleidsmedewerker informeert ouder(s)/verzorger(s) erover wanneer er een melding wordt gemaakt bij Zorg voor Jeugd; ouders hoeven geen toestemming hiervoor te geven; - het informeren van de ouder(s)/verzorger(s) is niet nodig indien dit (mogelijk) ernstige risico s tot gevolg heeft voor het betrokken kind of voor de signaalgever; verantwoording hiervoor moet zorgvuldig vastgelegd worden; als de signaalgever vreest voor zijn eigen veiligheid is het van belang hierover tevens de ketenteamcoach te informeren. Verder geldt dat bij zorgen omtrent kindveiligheid en huiselijk geweld de Meldcode Kindermishandeling (203.1) in werking treedt.