C modulair kader doc02 nota nota aan de koepelorganisaties datum februari 2016 uw kenmerk naam lijnmanager David Debrouwere naam auteur Els

Transcriptie

1 nota nota aan de koepelorganisaties datum februari 2016 uw kenmerk naam lijnmanager David Debrouwere naam auteur Els Meert onderwerp Opstart traject: reflectie op bezetting 1. Huidige regelgeving Het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand bepaalt dat voorzieningen waarvan de bezetting tijdens twee opeenvolgende jaren lager ligt dan 80%, de som van het gewicht van de modules waarvoor ze een erkenning hebben, wordt teruggebracht tot 110% van de gemiddelde bezetting van de voorgaande jaren (art. 53septies, 11 voor OVBJ, art. 53sexies decies, 9 voor CIG, art. 48bis 4). Voor de OOOC betreft dit 70% (art.38, 1). Daarnaast staat in de regelgeving dat een organisatie waarvan de bezetting 85% overschrijdt, die overschreden capaciteit flexibel of innovatief kan inzetten, volgens een af te sluiten convenant (art. 53bis, 4 voor OVBJ, art. 53ter decies voor CIG). Voor de OOOC betreft dit 75% (art. 53undevicies). Deze bepalingen zijn opgenomen in de regelgeving, omdat de overheid verwacht dat een organisatie de middelen die ze, voortvloeiend uit de erkenning, ontvangt inzet waarvoor ze bestemd zijn. 2. Evoluties De voorbije jaren is de jeugdhulpverlening grondig veranderd. Verschillende evoluties hebben een impact op de organisatie van de voorzieningen en maken dat de hulpverlening vanuit de voorzieningen complexer is geworden. We horen een duidelijke vraag uit de sector om ook deze complexiteit concreet in beeld te brengen. Een aantal van deze veranderingen hebben onvermijdelijk impact op de bezetting. Er wordt bij de berekening van de bezetting steeds een buffer voorzien van 20%, wat maakt dat voorzieningen in een normale situatie en bij een normaal beleid niet in de problemen komen. Wanneer er zich al dan niet tijdelijk toch moeilijkheden voordoen in een p1

2 voorziening, kunnen overheid en voorziening anticiperen op het sanctionerende element zoals opgenomen in de regelgeving en steeds in dialoog gaan om te zoeken naar oplossingen vóór de erkenning ambtshalve wordt bijgesteld. Elke voorziening voert bovendien een kwaliteitsbeleid dat uitgewerkt is binnen de contouren van het uitvoeringsbesluit bij het kwaliteitsdecreet. Het bezettingscijfer vormt een element dat in de zelfevaluatie door de voorziening een plek moet krijgen. We gaan ervan uit dat de voorziening zelf ook de nodige conclusies verbindt aan het bezettingscijfer, indien nodig in functie hiervan verbeteracties formuleert en de resultaten ervan nauw opvolgt. Toch leidt de koppeling van de bezetting aan de subsidiëring voor een aantal voorzieningen, al dan niet terecht, tot onzekerheid. Vandaar dat we, naar aanleiding van de coördinatie van het erkennings- en subsidiëringsbesluit, samen met de sector een kritische reflectie willen maken op de huidige 80%-regeling van de bezetting en de vooren nadelen van het huidige systeem willen afwegen tegen mogelijke alternatieven. Volgende evoluties hebben ons inziens impact op de huidige hulpverlening: - Er wordt meer ingezet op flexibele trajecten en werken op maat van de minderjarige. Dit vraagt van de voorziening een grondige vraagverheldering, systematische evaluatie en een goed uitgewerkte interne regie, waarbij de differentiatie van het aanbod sterk doordacht is. - Waar een voorziening vroeger nog binnen de eigen muren aan de slag kon met de minderjarige, wordt er nu veel meer ingezet op samenwerking met andere voorzieningen of sectoren, combinaties van modules binnen de sector en met andere sectoren, expertisedeling, bekendmaking van en vraagverheldering binnen het RTJ-aanbod, - Naast de bezetting, wordt nu ook de effectieve aanwezigheid van jongeren in de voorziening en het aantal uren contextbegeleiding geregistreerd. Dit, en de resultaten van de zelfevaluaties in de kwaliteitsverslagen, leveren ons interessante informatie naast de bezetting. Al deze gegevens moeten worden samengelegd om een goed zicht te krijgen op de werking van de voorzieningen. Er is duiding mogelijk bij de cijfers, wat mee in rekening gebracht kan worden bij de interpretatie ervan. Het nieuwe kwaliteitsconcept laat ook toe om de bezetting te kaderen in het ruimer geheel van de organisatie. - Vroeger werd de bezetting berekend op basis van de gegevens in Domino, het registratiesysteem van de verwijzende instanties. Nu leveren voorzieningen zelf deze informatie aan. Daarbij krijgen we een aantal signalen dat de registratie in p2

3 Binc of zelfs de wijze waarop het hulpaanbod in sommige situaties wordt ingezet, gebeurt in functie van het halen van de 80%-bezetting. Dit kan niet de bedoeling zijn. Binc heeft als doel de effectief gerealiseerde praktijk in kaart te brengen zodat hier beleidsmatig gericht mee aan de slag gegaan kan worden. Het is belangrijk dat voorzieningen hier ook van overtuigd zijn en niet de cijfers manipuleren in functie van het halen van percentages. - Tenslotte herhalen we dat een effectieve inzet van middelen waarvoor ze bedoeld zijn en de monitoring ervan essentieel zijn in tijden van schaarste en steeds toenemende noden. Dit en mogelijks nog andere evoluties geven aanleiding tot de vraag om de bezetting en de koppeling aan de erkenning zoals in de huidige regelgeving onder de loep te nemen en mogelijke alternatieven in overweging te nemen. Rond een aantal typemodules zijn er al heel concrete vragen gekomen of trajecten lopende. 3. Huidige stand van zaken bij de verschillende typemodules 3.1. Dagbegeleiding in groep Het berekenen van de bezetting op basis van de effectieve aanwezigheid van de minderjarigen in de typemodule dagbegeleiding in groep, zit momenteel in een experimentele fase. De formule is nu berekend op de cijfers van het EMK, waaruit bleek dat een 60%-benutting van het aanbod gehaald werd. Voor de berekening van de bezetting van de module dagbegeleiding in groep hanteren we daarom momenteel en experimenteel de 80%-grens op 4/5 de aanwezigheid. Als erkenningsvoorwaarde blijft de 80% grens gelden voor het volledige aanbod van de organisatie, en niet voor een module afzonderlijk. Het gebruik van de benutting als bezetting zou een duidelijke weergave geven van de frequentie waarop deze module ingezet wordt, aanzetten tot het kritisch evalueren van de visie op, en het gebruik van dagbegeleiding in groep. Bovendien maakt deze manier van berekenen van de bezetting het technisch (Binc) en inhoudelijk mogelijk om een flexibele inzet van deze module te hanteren. Met de koepels en de sector worden de voor- en nadelen van het berekenen van de bezetting op basis van de benutting afgewogen tegenover de voor- en nadelen van een berekening op basis van de inzet van de module Ondersteunende begeleiding Ook voor deze typemodule zit de berekening van de bezetting op basis van de benutting in een experimentele fase. Ondersteunende begeleiding is een typemodule die p3

4 verschillende invullingen kent, waardoor het ook hier zoeken is naar formules en aanpassingen in het capaciteitsbeheer om het behalen van de 80%-bezetting voor iedereen realistisch te maken Contextbegeleiding in functie van positieve heroriëntering Eén van de opdrachten binnen de typemodule van positieve heroriëntering is het aanbieden van coaching. Deze coaching kan niet geregistreerd worden in Binc als een schakeling binnen een dossier en wordt daardoor op dit moment niet meegeteld in de bezetting. Het huidige idee is om een deel van de capaciteit vrij te houden hiervoor, zodat dit wel meetelt voor de bezetting. Hiervoor werd op 10 februari 2016 een communicatie verzonden, met een apart registratiesjabloon voor de coaching. Op het einde van het jaar worden de coachings dan verrekend in capaciteit van de module positieve heroriëntering, zodat dit gehonoreerd wordt in de bezetting. Dit wordt nu een eerste jaar zo toegepast, we zullen evalueren of deze methode voldoende is en of we deze aparte registratie toch ook niet een plaats kunnen geven in Binc De andere context- en verblijfsmodules Eventuele wijzigingen in bovenstaande berekeningen van de bezetting, geven ook aanleiding tot kritische reacties op de andere modules, zoals de bedenking uit de sector dat op termijn benutting ook voor de berekening van de bezetting van de andere begeleidings- en/of voor de verblijfsmodules zal worden gebruikt. Jongerenwelzijn blijft vasthouden aan het standpunt dat er voldoende argumentatie is om voor de verblijfs- en de contextbegeleidingsmodules vast te houden aan de inzet van de module in de schakeling voor de berekening van de bezetting: - een module verblijf moet flexibel ingezet kunnen worden op maat van de jongere. Zo verwachten we dat er meer en meer contextgericht gewerkt wordt, maar dan moet het bed wel beschikbaar zijn voor de jongere wanneer het nodig is in het traject van de jongere. - de mindere aanwezigheid van jongeren in de leefgroep, of met andere woorden een lager gebruik, heeft nauwelijks impact op de noodzakelijke personeelsbezetting, de 7/7-permanentie moet hoe dan ook voorzien worden. - één verblijfsmodule parallel inzetten voor verschillende jongeren, is omwille van infrastructurele redenen niet evident. Je kan niet eenzelfde kamer aanbieden aan twee jongeren. Dit probleem stelt zich bijvoorbeeld niet bij de module dagbegeleiding in groep. p4

5 3.5. Innovatief project Bij goedkeuring van een innovatief project wordt een gedeelte van de capaciteit als voltijds bezet geregistreerd. Een innovatief project kan pas goedgekeurd worden als de voorziening een minimum bezetting haalt. We stellen voor om het al dan niet goedkeuren van een innovatief project los te koppelen van de behaalde bezetting in het vorige jaar. Het alternatief voorstel is dat elke voorziening te allen tijde voor maximaal een bepaald percentage van de capaciteit een innovatief project kan indienen, hetgeen uiteraard nog steeds goedgekeurd moet worden door Jongerenwelzijn en geformaliseerd in een convenant. 4. Finaliteit De bezetting heeft als doel na te gaan of een voorziening de middelen inzet waarvoor ze erkend is. Daarvoor willen we vasthouden aan een eenvoudig systeem van berekening. We zijn van mening dat het huidige systeem voldoende eenvoudig en transparant is om te behouden. Dit betekent dat de bezetting van alle modules berekend wordt op basis van inzet in de schakeling, met uitzondering van de modules dagbegeleiding in groep en ondersteunende begeleiding. Uiteraard zijn we wel bereid om alternatieve pistes in overweging te nemen. 5. Timing Traject Op 10 maart 2016 is er een eerste bijeenkomst gepland met Jongerenwelzijn en vertegenwoordigers van de koepels. Deze nota dient als situering om het debat te voeden. De coördinatie van de regelgeving is gepland tegen 01/01/2017. Wanneer we aanpassingen in de regelgeving willen meenemen in deze coördinatie, zal dit traject afgerond moeten zijn vóór 30/06/2016. Bespreking 10 maart 2016 Er is consensus over de finaliteit van de bezetting: - als instrument voor de overheid voor het bewaken van de inzet van de middelen door de organisaties; - en dit op organisatieniveau, niet op het niveau van de inrichtende macht (wanneer deze inrichtende macht erkend is voor verschillende soorten voorzieningen) of op het niveau van de typemodules. Er is tevens consensus over een aantal basisprincipes inzake bezetting: p5

6 - de bezetting wordt zoveel als mogelijk berekend op basis van de begeleidingsduur van de ingezette module. Dit principe wijzigt enkel wanneer deze berekeningswijze niet mogelijk of niet zinvol is; - de bezetting op organisatieniveau wordt berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de modules waarvoor de organisatie erkend is en niet op basis van de punten van de modules. Het gewogen gemiddelde houdt rekening met de capaciteit per typemodule en is dus niet noodzakelijk hetzelfde als het rekenkundig gemiddelde. Modules met een hoge capaciteit zullen zwaarder doorwegen in het gewogen gemiddelde. - de bezetting wordt gekoppeld aan het kwaliteitskader. We verwachten dat voorzieningen de bezetting een plaats geven in de zelfevaluatie en tijdig het gesprek aangaan met Jongerenwelzijn bij mogelijke moeilijkheden. Jongerenwelzijn leest de kwaliteitsverslagen om duiding en nuancering te krijgen inzake de bezetting van de organisaties. De berekeningswijze van de bezetting zal duidelijk opgenomen worden bij het herwerken van het erkennings- en subsidiëringsbesluit. Ook de voorwaarden voor het toekennen van een innovatief project worden gewijzigd in het besluit volgens bovenstaand voorstel. Inzake de formules voor het berekenen van de bezetting van de modules dagbegeleiding in groep en ondersteunende begeleiding worden de gesprekken met de sector verder gezet. De vertegenwoordigers van de koepelorganisaties koppelen de bevindingen van het overleg terug naar de sector. Op 31 mei 2016 zal dit verder besproken worden, samen met de nota inzake bijkomende typemodules voor verblijf. p6