Heeft de landjepikker zich te rijk gerekend? Een herkansing voor de voormalig eigenaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Heeft de landjepikker zich te rijk gerekend? Een herkansing voor de voormalig eigenaar"

Transcriptie

1 Heeft de landjepikker zich te rijk gerekend? Een herkansing voor de voormalig eigenaar Naam: Francis Blaauboer Begeleider: Prof.dr. A.F. Salomons Inleverdatum: 8 januari 2018

2 Abstract Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad een baanbrekende uitspraak 1 gedaan waarin hij ten overvloede overwoog dat wanneer een bezitter te kwader trouw, een landjepikker, door voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn de eigendom van een stuk grond verkrijgt, de oorspronkelijke eigenaar niet met lege handen staat. De voormalig eigenaar heeft van de Hoge Raad namelijk nog eens vijf tot twintig jaren, afhankelijk van zijn wetenschap omtrent het eigendomsverlies en de identiteit van de landjepikker, de tijd gekregen om zijn grond onder de landjepikker op te eisen, en wel met een vordering tot schadevergoeding in natura uit hoofde van onrechtmatige daad. Aangezien dit arrest de rechtszekerheid die de wetgever beoogde te bewerkstelligen met de invoering van art. 3:105 BW 2 aantast, kan men zich afvragen of deze uitspraak wel wenselijk is. In deze scriptie wordt daarom onderzocht in hoeverre het obiter dictum in het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 (Gemeente Heusden/Erven M.) in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever en wenselijk is voor de Nederlandse rechtspraktijk, mede op basis van een vergelijking met het Duitse recht ter zake. Ter beantwoording van deze vraag wordt het arrest geïnterpreteerd in het licht van de parlementaire geschiedenis. De wenselijkheid van dit arrest wordt beoordeeld aan de hand van de praktische hanteerbaarheid en de rechtvaardigheid ervan. De praktische hanteerbaarheid ziet op de voor- en nadelen van het arrest voor de praktijk en de rechtvaardigheid op het door dit arrest voorkomen van onrechtvaardig verlies van stukken grond aan een bezitter te kwader trouw. Om een oordeel over de wenselijkheid te kunnen geven, wordt de ratio en reikwijdte van art. 3:105 BW onderzocht aan de hand van de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie van de Hoge Raad en wordt het arrest geïnterpreteerd aan de hand van eerdere jurisprudentie en de literatuur. Daarna worden de gevolgen van het arrest voor de praktijk onderzocht aan de hand van de wet en de literatuur. Vervolgens wordt het Duitse verjaringsrecht geanalyseerd om te bezien of dit recht als een inspiratiebron voor de Hoge Raad had kunnen dienen bij het construeren van een instituut waarmee de voormalig eigenaar zijn grond na voltooiing van de verjaringstermijn van de landjepikker kan terugvorderen. Uit dit onderzoek zal blijken dat het arrest niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Daarnaast zal blijken dat het arrest rechtvaardig, maar niet praktisch hanteerbaar is. Door de meeste rechtswetenschappelijke auteurs wordt de rechtvaardigheid echter geacht zwaarder te wegen dan de praktische hanteerbaarheid. De conclusie zal dan ook zijn dat het obiter dictum in het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 moet worden beschouwd als wenselijk voor de Nederlandse rechtspraktijk. Hoewel het Duitse recht rechtvaardig en praktisch hanteerbaar is, zal uit dit onderzoek blijken dat dit recht te veel verschilt van het Nederlandse om te kunnen oordelen dat het Duitse recht een inspiratiebron voor de Hoge Raad had kunnen zijn. 1 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.). 2 TM, Parl. Gesch. Boek 3, p

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding De oorsprong en reikwijdte van art. 3:105 lid 1 BW De oorsprong van art. 3:105 lid 1 BW De reikwijdte van art. 3:105 lid 1 BW Bezwaren tegen art. 3:105 lid 1 BW Een bespreking en interpretatie van HR Gemeente Heusden/Erven M De koerswijziging van de Hoge Raad in HR Gemeente Heusden/Erven M De bijzondere positie van de gemeente De uitspraak in het licht van de parlementaire geschiedenis van het Nieuw BW Aanknopingspunten in de literatuur De ontvangst in de literatuur Tussenconclusie De gevolgen van HR Gemeente Heusden/Erven M. voor de praktijk Rechtsonzekerheid De betrouwbaarheid van de openbare registers Effectief grondgebruik Tussenconclusie Een korte rechtsvergelijking met Duits recht Verjaring van revindicatie van onroerende zaken Rechtsvergelijking: de voor- en nadelen van het Nederlandse en het Duitse verjaringsrecht De wenselijkheid van het Duitse verjaringsrecht Conclusie Literatuurlijst Jurisprudentielijst

4 1. Inleiding Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad een belangwekkende uitspraak gedaan in een veelvoorkomende kwestie. 3 Het ging in deze zaak om een geschil tussen de gemeente Heusden (hierna: de Gemeente) en een inwoner, M. (later zijn erven), over het gebruik en de eigendom van een stuk gemeentegrond. M. had in 1974, althans in 1980, een stuk gemeentegrond bij zijn perceel getrokken door een 1,40 meter hoge afscheiding te plaatsen en twee boshutten, een deel van een jeu-de-boulesbaan en een houtopslag te bouwen. Toen de Gemeente M. in 2003 per brief verzocht het stuk grond weer in gebruik te geven aan de Gemeente, verweerde M. zich met de stelling dat hij door verjaring eigenaar was geworden. Het hof volgde M. in zijn standpunt, in tegenstelling tot de rechtbank. Hierop volgde cassatieberoep van de Gemeente. De Gemeente meende dat het voor verjaring vereiste openbare en ondubbelzinnige bezit niet aan de orde was en dat M. derhalve nimmer door verjaring eigenaar van de grond zou kunnen worden. 4 De Hoge Raad verwierp dit beroep en bekrachtigde daarmee de uitspraak van het hof. 5 Tot dusver kenmerkt deze uitspraak zich niet door baanbrekende overwegingen, maar het venijn zit in de staart. De Hoge Raad overweegt namelijk ten overvloede dat de voormalig eigenaar, in dit geval de Gemeente, na zijn eigendom te hebben verloren door de werking van art. 3:105 lid 1 BW, niet met lege handen staat. Het is voor de voormalig eigenaar mogelijk om na voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn jegens de landjepikker een vordering tot schadevergoeding in natura in te stellen op grond van onrechtmatige daad. 6 Opvallend is dat niet de inbezitneming door de occupant, maar de voltooiing van de verjaringstermijn ex art. 3:314 lid 2 BW volgens de Hoge Raad moet worden aangemerkt als de schadeveroorzakende gebeurtenis. Dit betekent dat de oorspronkelijke eigenaar vanaf dat moment vijf tot twintig jaren, afhankelijk van zijn wetenschap omtrent de schade en de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon, de tijd heeft om een schadevergoedingsvordering in te stellen. 7 Dit arrest maakt het dus mogelijk dat er tot wel veertig jaren onzekerheid kan bestaan over de eigendom van onroerende zaken. Gedurende de loop van de bevrijdende verjaringstermijn, de eerste twintig jaren, kunnen derden immers niet op de uiterlijke feiten vertrouwen, omdat zij dan de landjepikker onterecht als eigenaar zullen aanmerken. Nadat de 3 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.). 4 Idem, r.o en Gerechtshof s-hertogenbosch 13 januari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:42. 6 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o Idem, r.o onder b. 3

5 landjepikker eigenaar is geworden, kan er echter nog eens twintig jaren onzekerheid bestaan over aan wie de eigendom van de grond toebehoort. De oorspronkelijke eigenaar kan de grond namelijk van de landjepikker terugvorderen en, zoals later in deze scriptie uitgebreid aan bod zal komen, de openbare registers zullen gedurende deze periode onbetrouwbaar zijn. De rechtsonzekerheid die er op deze manier ontstaat, staat haaks op de bedoeling van de wetgever. Met de invoering van art. 3:105 BW in het Nieuw BW heeft de wetgever namelijk beoogd bij te dragen aan de rechtszekerheid door het recht op den duur weer te laten aansluiten bij de feiten. 8 Mede gelet op deze tegenstrijdigheid wordt in deze scriptie onderzocht in hoeverre het obiter dictum in het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever en wenselijk is voor de Nederlandse rechtspraktijk, mede op basis van een vergelijking met het Duitse recht ter zake. Er is voor een rechtsvergelijking met Duits recht gekozen, omdat ingeschreven rechten op stukken grond in Duitsland niet aan verjaring onderhevig zijn en de oorspronkelijke eigenaar de grond, mits het eigendomsrecht staat ingeschreven in de daarvoor bestemde registers, vrijwel altijd onder de bezitter kan opeisen. Dit systeem heeft mede tot doel het voorkomen van onrechtvaardig verlies van grond aan een bezitter (te kwader trouw). Daarnaast hebben mijn kennis van de Duitse taal en de beperkte omvang van deze scriptie aan deze keuze bijgedragen. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag zal eerst art. 3:105 lid 1 BW worden geanalyseerd. Daarna volgt een uitgebreide bespreking en interpretatie, onder andere in het licht van de parlementaire geschiedenis, van het obiter dictum en de gevolgen daarvan voor de praktijk. Vervolgens zal de mogelijkheid die de Hoge Raad in het leven heeft geroepen worden vergeleken met de mogelijkheid die de grondeigenaar naar Duits recht heeft. De wenselijkheid van beide stelsels zal worden beoordeeld aan de hand van de praktische hanteerbaarheid en de rechtvaardigheid ervan. De praktische hanteerbaarheid ziet op de voor- en nadelen van het arrest voor de praktijk en de rechtvaardigheid op het voorkomen van onrechtvaardig verlies van de eigendom van stukken grond aan een landjepikker. Indien de Duitse regeling als wenselijk(er) kan worden beschouwd, dan kan wellicht worden geoordeeld dat het Duitse recht een inspiratiebron voor de Hoge Raad had kunnen zijn. Afgesloten zal worden met een afweging van alle voor- en nadelen van het arrest van de Hoge Raad en een daarop gebaseerde conclusie over de (on)wenselijkheid hiervan. 8 TM, Parl. Gesch. Boek 3, p

6 2. De oorsprong en reikwijdte van art. 3:105 lid 1 BW In dit hoofdstuk zal de oorsprong en reikwijdte van de bevrijdende verjaring met acquisitieve werking worden onderzocht. Eerst zal worden onderzocht wat de bedoeling van de wetgever is geweest bij het invoeren van art. 3:105 BW en het verlaten van de regeling die was neergelegd in art tot en met 2004 BW (oud). Daarna zal geanalyseerd worden wat de reikwijdte van dit artikel is. Daarbij zal met name aandacht worden besteed aan jurisprudentie van de Hoge Raad. Tot slot zullen een aantal bezwaren tegen art. 3:105 BW besproken worden. Opmerking verdient dat, gelet op de relevantie voor dit onderzoek, de in dit hoofdstuk gegeven voorbeelden en de aangehaalde jurisprudentie voor het overgrote deel zien op de inbezitneming en eigendomsverkrijging van onroerende goederen, meer specifiek van stukken grond, door een bezitter te kwader trouw. 2.1 De oorsprong van art. 3:105 lid 1 BW Met de invoering van art. 3:105 BW heeft de wetgever gebroken met de regeling uit het oude recht waaronder alleen een bezitter te goeder trouw door verjaring, na verloop van dertig jaren, de eigendom kon verkrijgen. 9 Tegelijkertijd verjaarden alle rechtsvorderingen door verloop van dertig jaren. 10 Op het moment dat de rechthebbende geen vordering meer geldend kon maken om een einde te maken aan het onrechtmatig bezit van de bezitter, verkreeg de bezitter te goeder trouw dus de eigendom van de zaak. Een leemte ontstond echter indien sprake was van een bezitter te kwader. Na dertig jaren kon de rechthebbende zijn zaak immers niet meer opeisen, maar de bezitter te kwader trouw werd op dat moment geen eigenaar. Het eigendomsrecht werd hierdoor inhoudsloos en er ontstond een situatie waarin rechtsonzekerheid de boventoon voerde. Om aan deze onwenselijke situatie een einde te maken, heeft de wetgever ervoor gekozen art. 3:105 BW in te voeren. De gedachte die hieraan ten grondslag ligt, is dat het recht zich op den duur dient aan te sluiten bij de feiten. 11 De rechtszekerheid die de wetgever op deze manier beoogde te bevorderen, dient enerzijds het belang van derden bij het niet misleid worden door de uiterlijke schijn van bezit en anderzijds het belang van de bezitter bij het niet tot in het 9 Art lid 2 BW (oud). 10 Art BW(oud). 11 TM, Parl. Gesch. Boek 3, p

7 einde der tijd geconfronteerd kunnen worden met aanspraken van de oorspronkelijke rechthebbende. 12 Net als in het huidige recht was bezit in het oude recht de sleutel naar eigendomsverkrijging door verjaring. Om als bezitter te worden aangemerkt, gold op grond van art BW (oud) het vereiste van een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit, als eigenaar. Aan het ondubbelzinnigheidsvereiste werd voldaan indien de eigenaar uit de gedragingen van de bezitter niet anders kon afleiden dan dat de bezitter pretendeerde eigenaar te zijn De reikwijdte van art. 3:105 lid 1 BW Uit de formulering van art. 3:105 lid 1 BW blijkt allereerst dat dit artikel betrekking heeft op alle goederen, zowel roerende als onroerende. 14 In deze scriptie staat het verschijnsel landjepik centraal en derhalve zal uitsluitend worden ingegaan op het bezit en de eigendomsverkrijging van onroerende goederen. Zoals in de vorige paragraaf al aan de orde kwam, is bezit het kernbegrip in art. 3:105 BW. Wanneer er sprake is van bezit, is nader uitgewerkt in Boek 3, titel 5, afdeling 3 BW en in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Op beide zal hier worden ingegaan. In tegenstelling tot de verkrijgende verjaring die is neergelegd in art. 3:99 BW, is het voor de werking van art. 3:105 BW irrelevant of de bezitter te goeder trouw is. Ook een bezitter die weet dat niet hij, maar een ander de rechthebbende is, verkrijgt dus na verloop van twintig jaren de eigendom van het goed. Op deze laatste categorie bezitters zal in deze scriptie de focus liggen. Bezit is houden van een goed voor zichzelf. 15 Of iemand het goed houdt en of hij dat voor zichzelf doet, moet naar de verkeersopvattingen en op grond van de uiterlijke feiten worden beoordeeld. 16 Kortom, naar objectieve maatstaven. In het kader van de verkeersopvattingen moet onder andere worden gekeken naar de aard en de bestemming van het betrokken goed en 12 Van Es 2011, p Hoge Raad 15 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0826, NJ 1993/178 (Baaijens-Frunt/Wijers), r.o Koopmann, in: GS Vermogenrecht, art. 3:105 BW, aant. 5 (online, laatst bijgewerkt op 1 september 2017). 15 Art. 3:107 lid 1 BW. 16 Art. 3:108 BW. 6

8 de wijze waarop de bijzondere betrekking tot het goed is ontstaan. 17 Daarnaast moeten ook de wettelijke regels inzake bezit in acht worden genomen. 18 Net als onder het oude recht is voor verjaring op grond van art. 3:105 lid 1 BW vereist dat het bezit openbaar en ondubbelzinnig is. 19 Deze vereisten zijn niet langer opgenomen in de wet, maar worden geacht besloten te liggen in het begrip bezit. 20 De invulling van het ondubbelzinnigheidsvereiste is nog hetzelfde als onder het oude recht. 21 Van openbaar bezit kan worden gesproken indien voor iedereen met name voor de eigenaar duidelijk moet zijn dat een niet-rechthebbende voor zichzelf de feitelijke macht over een goed uitoefent. 22 Het bezit moet dus naar buiten toe kenbaar zijn. Hiervoor is niet vereist dat de eigenaar ook daadwerkelijk kennis heeft van het bezit van de niet-rechthebbende. Aan het bezitsvereiste is ook voldaan wanneer de eigenaar niet dan na onderzoek op de hoogte kon raken van de bezitsdaden van de niet-rechthebbende. 23 Bij landjepik komt het vaak voor dat de eigenaar geen weet heeft van het bezit van een niet-rechthebbende. Dit is met name het geval wanneer de gemeente eigenaar is, omdat zij niet op regelmatige basis gecontroleert of de grond in gebruik is bij een ander en of die gebruiker zich beschouwd als eigenaar. Indien een ander, veelal de eigenaar, bezitter van een goed is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming niet voldoende. 24 De machtsuitoefening moet namelijk naar de verkeersopvattingen en op grond van overige uiterlijke feiten kunnen worden aangemerkt als bezit dat het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet gaan. 25 Daarnaast moet uit de bezitsdaden van de niet-rechthebbende een pretentie van eigendom blijken. 26 Het aanleggen van beplanting 27 of een walkant 28 op gemeentegrond is daarvoor niet voldoende. 17 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o Zie ook Gerechtshof s-hertogenbosch 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4559, r.o Art. 3:108 BW. 19 Hoge Raad 10 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD7601 (Duijf/Bolt), r.o TM, Parl. Gesch. Boek 3, p Zie hierover ook Parket bij de Hoge Raad 17 juni 2016, ECLI:NL:PHR:2016:532, m.n. onder en 2.7, en Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/ Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o Van Es 2011, p Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o Art. 3:113 lid 2 BW. 25 TM en Mva II, Parl. Gesch. Boek 3, p Hoge Raad 6 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7836, r.o Gerechtshof s-gravenhage 23 februari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL5289, r.o Gerechtshof s-hertogenbosch 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4559, r.o

9 Als geoordeeld kan worden dat er inderdaad sprake is van inbezitneming, is het niet noodzakelijkerwijs het geval dat de degene door wie de zaak in bezit is genomen ook degene is die na verloop van twintig jaren eigenaar wordt. Voor verkrijging op grond van art. 3:105 BW is namelijk niet van belang of er een opvolging in het bezit heeft plaatsgevonden en of de opvolgend bezitters te goeder trouw zijn. Het is enkel van belang dat de bezitter gedurende de gehele verjaringstermijn een ander is geweest dan de rechthebbende. 29 Dit is slechts anders wanneer er voorafgaand aan het bezit sprake is geweest van een onrechtmatige toestand. De onrechtmatige toestand waarvan het bezit van een niet-rechthebbende de voortzetting vormt, mag namelijk worden meegerekend in de verjaringstermijn. 30 Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake indien er eerst onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van een strook grond en de niet-rechthebbende later alsnog bezitter wordt door de grond door het plaatsen van een afsluitbaar hek bij zijn tuin te betrekken. 31 Als aan alle vereisten voor bezit is voldaan, dient te worden bekeken of het bezit tenminste twintig jaren heeft geduurd. Het is daarom van belang om vast te stellen wanneer de verjaringstermijn van art. 3:105 lid 1 BW begint te lopen. Hiertoe dient art. 3:105 BW in samenhang met art. 3:314 lid 2 en art. 3:306 BW te worden gelezen. Uit deze lezing blijkt dat de verjaringstermijn aanvangt op de dag, volgende op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kan worden van de toestand waarvan diens bezit de voortzetting vormt. 32 De rechthebbende heeft vanaf dat moment twintig jaren de tijd om het goed onder de bezitter op te eisen. 33 Hieraan doet niet af dat de eigenaar in sommige gevallen niet weet wie het goed bezit, waardoor hij ook niet weet tegen wie hij een rechtsvordering moet instellen. De rechtszekerheid weegt in dat geval zwaarder dan het belang van de eigenaar bij het daadwerkelijk kunnen opeisen van zijn goed onder de bezitter. 34 Bij een vordering tot beëindiging van het bezit kan gedacht worden aan revindicatie op grond van art. 5:2 BW, maar ook aan een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 BW. 29 Hoge Raad 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5324 (Hunnink/Opdam), r.o Art. 3:314 lid 2 BW. Zie hierover ook Hoge Raad 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2463 (Gemeente Arnhem/Westendorp), r.o Van inbezitneming door het plaatsen van een omheining was sprake in Hoge Raad 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5989 (Muller q.q./hoogheemraadschap). 32 Art. 3:314 lid 2 BW. 33 Art. 3:306 BW. 34 Hoge Raad 8 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2644, NJ 1999/44 (Land Sachsen/C.), r.o

10 Naast de hierboven besproken materiële aspecten van art. 3:105 BW, zijn er ook een aantal formele aspecten die bespreking behoeven. Allereerst is van belang dat bevrijdende verjaring met acquisitieve werking van rechtswege intreedt. 35 Dit betekent dat de bezitter geen beroep hoeft te doen op art. 3:105 BW om aan te tonen dat de eigendom van een goed op hem is overgegaan, maar dat de rechter dit artikel ambtshalve moet toepassen. 36 Het is echter wel aan de bezitter om te stellen en te bewijzen dat het bezit, behoudens het geval waarin er sprake is van een voorafgaande onrechtmatige toestand, gedurende minimaal twintig jaren niet in handen is geweest van de rechthebbende. Hiertoe is de stelling dat de bezitter sinds mensenheugenis bezitter is niet voldoende. 37 Een laatste aspect dat hier nog de aandacht verdient, is de vraag of verjaringsverkrijging ex art. 3:105 lid 1 BW terugwerkende kracht heeft. In de literatuur bestaat hierover geen consensus. Zo zijn Bartels en Van Mierlo 38, en Van Schaik 39 van mening dat verjaring ex art. 3:105 lid 1 BW terugwerkende kracht heeft, terwijl Reehuis 40 dit problematisch vindt. Indien zou worden aangenomen dat verjaringsverkrijging terugwerkende kracht heeft, betekent dit dat de bezitter wordt geacht de eigendom van het goed te hebben verkregen op het moment dat hij bezitter werd Bezwaren tegen art. 3:105 lid 1 BW Hoewel art. 3:105 lid 1 BW door de wetgever werd gezien als een wenselijke oplossing voor de leemte die bestond onder het oude recht, is er vanuit de literatuur veel kritiek geuit op dit artikel. 42 Deze kritiek betreft met name de rechtvaardigheid en de doelmatigheid van de regeling MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p Idem. Zie ook Reehuis 2012, p Hoge Raad 3 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2060 (Huizing/Andere Woonvormen), r.o Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/ Van Schaick 2011, p Reehuis 2012, p Koopmann, in: GS Vermogenrecht, art. 3:105 BW, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 september 2017). Zie hierover ook Van Es 2011, p Brunner 1992, p , Chao-Duivis 1996, p , Klomp 2000, p en 73, Van der Linden 2016, p en Zwalve 1996, p Hoewel deze literatuur vooral ziet op de verjaringsverkrijging van roerende zaken worden de hierin genoemde bezwaren, gelet op hun algemene karakter, wel van belang geacht voor dit onderzoek. 43 Idem en Smelt 2017, p

11 De werking van art. 3:105 lid 1, art. 3:314 lid 2 en art. 3:306 BW brengt met zich mee dat een eigenaar die gedurende twintig jaren niet optreedt tegen het bezit van zijn grond van een niet-rechthebbende te kwader trouw niet alleen zijn rechtsvordering verliest, maar ook zijn eigendom. Dit verlies van recht wordt gezien als een rechtvaardiging voor het stilzitten, het niet optreden tegen de niet-rechthebbende, door de eigenaar. Dat de eigenaar niet alleen zijn revindicatiemogelijkheid, maar ook de eigendom van de zaak verliest, wordt gezien als een sanctie voor zijn nalatigheid. 44 In de literatuur is veelvuldig het bezwaar geuit dat deze rechtvaardiging niet opgaat in gevallen waarin de eigenaar niet wist dat hij zijn recht jegens een niet-hebbende moest uitoefenen en om die reden niet tot actie is overgegaan. 45 De bezitter te kwader trouw wordt in die gevallen namelijk beloond voor zijn onrechtmatig handelen, en wel ten koste van de onwetende rechthebbende. 46 Een ander bezwaar tegen art. 3:105 BW is dat de regeling niet doelmatig is. De werking van art. 3:105 BW leidt namelijk tot het ontstaan van nieuwe geschillen en onzekerheid. 47 Deze onzekerheid wordt allereerst veroorzaakt doordat een derde die een stuk grond van een ander gebruikt zich na verloop van twintig jaren ineens op verjaringsverkrijging kan beroepen en kan stellen dat er al die tijd sprake is geweest van bezit. Dit brengt onzekerheid met zich mee voor de eigenaar die uitgaat van gebruik en derhalve niet optreedt, maar ook voor derden voor wie niet duidelijk is wie zij als eigenaar moeten beschouwen. Daarnaast hoeft verkrijging door verjaring niet te worden ingeschreven in de openbare registers. Ook voor een eventueel latere verkrijger is het dus niet duidelijk of de eigendom voor zijn aankoop wellicht door verjaring is overgegaan op een ander. In dergelijke situaties wordt hij niet beschermd. 48 Door het bestaan van onzekerheid over wie de eigenaar van de grond is, ontstaan ook nieuwe geschillen. Dit betreft niet alleen geschillen tussen de (voormalig) eigenaar en de bezitter, maar ook tussen de onwetende oorspronkelijke eigenaar en degene die het goed onder bijzondere titel van hem verkrijgt. Daarnaast ontstaan er ook vaker geschillen tussen buren. Een eigenaar zal 44 Koopmann, in: GS Vermogenrecht, art. 3:105 BW, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 september 2017) en Jansen 2011, p Zie voetnoot 42, Jansen 2011, p. 256 en Smelt 2017, p Smelt 2017, p Idem. 48 Idem en art. 3:24 lid 2 aanhef en sub e BW. 10

12 immers niet het risico willen lopen dat hij zijn grond verliest aan zijn buurman en zal om die reden niet snel het gebruik van zijn tuin toestaan. 49 Ofschoon de wetgever met de invoering van art. 3:105 BW heeft beoogd de rechtszekerheid te bevorderen, ziet juist een groot deel van de kritiek op deze regeling op de onzekerheid die door de werking ervan ontstaat. Aan het bezwaar van onrechtvaardigheid van de regeling lijkt de Hoge Raad nu tegemoet te zijn gekomen met zijn arrest van 24 februari Smelt 2017, p

13 3. Een bespreking en interpretatie van HR Gemeente Heusden/Erven M. Zoals in de inleiding al kort aan de orde is gekomen, wordt in deze scriptie betoogd dat de Hoge Raad met zijn arrest van 24 februari 2017 een weg is ingeslagen die afwijkt van de wettelijke regeling. In dit hoofdstuk zal daarom antwoord worden gegeven op de vraag wat de koerswijziging van de Hoge Raad inhoudt en in hoeverre deze koerswijziging steun vindt in de parlementaire geschiedenis van het Nieuw BW en de literatuur. Hoewel de Hoge Raad zich in zijn uitspraak niet beperkt tot de gemeente als voormalig eigenaar, zal er wel een paragraaf worden gewijd aan de bijzondere positie van gemeenten in het geval van landjepik. Het zijn immers de gemeenten die meer dan eens geconfronteerd worden met het verlies van grond door voltooiing van de verjaringstermijn ex art. 3:314 lid 2 BW. 3.1 De koerswijziging van de Hoge Raad in HR Gemeente Heusden/Erven M. In zijn arrest van 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad een belangrijke en vernieuwende beslissing gegeven. Dit betreft allereerst de overweging dat het voor een gedupeerde eigenaar mogelijk is om na het verlies van de eigendom van een stuk grond een vordering tot schadevergoeding (in natura) in te stellen jegens de nieuwe eigenaar, de landjepikker. Degene die te kwader trouw een zaak in bezit neemt en houdt, handelt namelijk onrechtmatig jegens de rechthebbende. Indien de occupant nog steeds eigenaar is, zal de rechter, wanneer de eigenaar dit vordert, oordelen dat de verjaringsverkrijger de zaak op grond van art. 6:103 BW aan de voormalig eigenaar in eigendom moet overdragen. 50 Deze overweging is gegrond op een lezing van de Hoge Raad van een uitspraak van minister Donner van Justitie over de werking van art. 3:105 lid 1 BW, waarop in paragraaf 3.3 nader zal worden ingegaan. Het is voor het eerst dat een dergelijke schadevergoedingsvordering in de rechtspraak wordt aangenomen. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde in 2011 nog, hoewel in een zaak waarin niet onrechtmatig bezit, maar onrechtmatig gebruik centraal stond, dat het instellen van een vordering tot schadevergoeding na voltooiing van de termijn voor het vorderen van opheffing van een onrechtmatige toestand niet tot de mogelijkheden behoort. Het hof nam aan dat verjaring van de vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand tevens verjaring van de 50 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o

14 vordering tot schadevergoeding uit hoofde van art. 6:162 BW met zich meebrengt. 51 Mijns inziens kan deze lijn, mede gelet op de eerder aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad waarin werd geoordeeld dat de rechtszekerheid zwaarder weegt dan het belang van de benadeelde rechthebbende bij het daadwerkelijk kunnen instellen van een vordering tegen de bezitter te kwader trouw 52, worden doorgetrokken naar vorderingen tot beëindiging van onrechtmatig bezit. Deze jurisprudentie heeft de Hoge Raad echter niet gevolgd. Opvallend is ook dat de Hoge Raad nu een herkansingsmogelijkheid in het leven heeft geroepen voor eigenaren die niet op tijd hebben opgetreden tegen het bezit van een niet-rechthebbende, terwijl eerdere jurisprudentie er juist op wijst dat het heel moeilijk is om verweer te voeren tegen een beroep op verjaringsverkrijging. 53 Zo oordeelde de Hoge Raad in september 2015 dat de enkele omstandigheid dat bepaalde machtsuitoefeningen, zoals het aanleggen van een pad en het plaatsen van een nummerbord, ook door huurders zouden kunnen worden verricht nog niet met zich meebrengt dat er geen sprake is van bezit dat het bezit van de oorspronkelijke rechthebbende teniet doet. 54 Vereist is dat de eigenaar daadwerkelijk mocht menen dat er sprake was van de huur. Ook uit een andere, eerder aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad uit september 2015 blijkt dat het voor eigenaren lastig is om te ontkomen aan de werking van de bevrijdende verjaring. In die zaak oordeelde de Hoge Raad overeenkomstig art. 3:314 lid 2 BW dat de onrechtmatige toestand waarvan het bezit de voortzetting vormt ook dient te worden meegerekend in de verjaringstermijn. 55 Daarnaast houdt de Hoge Raad niet langer vast aan eerdere jurisprudentie waarin hij oordeelde dat verjaringstermijnen met het oog op de rechtszekerheid strikt moeten worden gehandhaafd, ook als dit vanuit het oogpunt van individuele gerechtigheid moeilijk is te aanvaarden. De aanvang van de verjaringstermijn is nu eenmaal niet afhankelijk van de wetenschap van de eigenaar met betrekking tot bezit door een niet-rechthebbende Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2011, ECLI:GHAMS:2011:BT6556, r.o Hoge Raad 8 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2644, NJ 1999/44 (Land Sachsen/C.), r.o Zie hierover ook Oetgens van Waveren Pancras Clifford 2016, p Hoge Raad 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743 (Vogelzang c.s./gemeente Landgraaf), r.o. 3.3, en Hoge Raad 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2463 (Gemeente Arnhem/Westendorp). 56 Hoge Raad 8 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2644, NJ 1999/44 (Land Sachsen/C.), r.o. 3.5 en Hoge Raad 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635 (Van Hese/De Schelde), r.o

15 Het al dan niet bestaan van de mogelijkheid om na voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn een vordering tot schadevergoeding in te stellen, hangt nauw samen met het moment dat wordt aangewezen als het tijdstip waarop de verjaringstermijn van deze vordering begint te lopen. Ook op dit punt heeft de Hoge Raad een baanbrekende beslissing gegeven. De Hoge Raad overweegt namelijk dat de verjaringstermijn van deze vordering aanvangt op het moment dat de voormalig eigenaar bekend is met zijn eigendomsverlies en met de daarvoor aansprakelijke persoon. Vanaf dit moment heeft de oorspronkelijke eigenaar vijf jaren de tijd om een vordering jegens de landjepikker in te stellen. Deze vordering verjaart in ieder geval twintig jaren na voltooiing van de verjaring van art. 3:314 lid 2 BW, dus ook indien de oorspronkelijke eigenaar niet bekend wordt met de schade en/of de hiervoor aansprakelijke persoon. 57 Volgens de Hoge Raad is de voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn dus de schadeveroorzakende gebeurtenis in de zin van art. 3:310 lid 1 BW. Op dit punt breekt de Hoge Raad met eerdere jurisprudentie waarin hij heeft bepaald dat als schadeveroorzakende gebeurtenis heeft te gelden de gedraging handelen of nalaten van de aansprakelijke persoon, die tot schade kan leiden, ook al is voor alsnog onzeker of inderdaad schade een gevolg ervan zal zijn en al heeft de schade, indien zij zich voordoet, zich pas later gemanifesteerd. 58 Wanneer men deze jurisprudentie zou toepassen op een casus van landjepik, kan men niet anders dan concluderen dat de inbezitneming dient te worden aangemerkt als de schadeveroorzakende gebeurtenis. 59 Dit is immers de handeling waaruit schade ontstaat als de bevrijdende verjaringstermijn is voltooid. In dat geval zou de vordering tot schadevergoeding op hetzelfde moment verjaren als de revindicatie, namelijk na verloop van twintig jaren. Tot slot overweegt de Hoge Raad nog het volgende: De bezitter kan in een dergelijke procedure, indien die betrekking heeft op een onroerende zaak, de benadeelde in de regel niet, bij wijze van eigen schuld (art. 6:101 BW) of ten betoge dat causaal verband ontbreekt, tegenwerpen dat deze heeft nagelaten regelmatig onderzoek te doen naar eventuele inbezitnemingen van zijn zaak door onbevoegden. Van een grondeigenaar kan niet worden verlangd dat hij zijn percelen periodiek op bezitsinbreuken controleert als daarvoor geen concrete aanleiding bestaat in het bijzonder niet voor zover die percelen moeilijk begaanbaar of moeilijk toegankelijk zijn op straffe van het verval of de beperking van zijn aanspraken op schadevergoeding jegens degenen die hem toebehorende grond wederrechtelijk in bezit 57 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o onder b. 58 Hoge Raad 28 april 2000, ECLI:NL:HR:AA5635 (Van Hese/De Schelde), r.o Zie hierover ook Bartels & Tweehuysen 2017, par

16 mochten hebben genomen. Daarom kan het achterwege laten van dergelijke periodieke inspecties in de regel niet worden aangemerkt als een aan de eigenaar toerekenbare omstandigheid waarvan het verlies van de eigendom mede het gevolg is. 60 Met deze slotoverweging neemt de Hoge Raad de landjepikker twee belangrijke verweren uit handen, hetgeen de positie van de oorspronkelijke eigenaar versterkt. Met zijn uitspraak van 24 februari 2017 is de Hoge Raad een nieuwe weg ingeslagen. Hij laat de strikte handhaving van verjaringstermijnen los en lijkt daarmee, in tegenstelling tot wat voorheen het geval was, belang toe te kennen aan de individuele rechtvaardigheid door de voormalig eigenaar nu een kans te geven om zijn grond alsnog van de landjepikker terug te krijgen. 3.2 De bijzondere positie van de gemeente Hoewel de Hoge Raad zich niet beperkt tot de gemeente als eigenaar, lijkt het arrest wel (deels) te zijn ingegeven door de wens om gemeenten een handje te helpen bij het voorkomen van het verlies van gemeentegrond. In deze paragraaf zal daarom aandacht worden besteed aan de bijzondere positie van gemeenten als eigenaren van gemeentegrond. Hierbij zal met name worden gerefereerd aan jurisprudentie van het Gerechtshof s-hertogenbosch, omdat dit hof op dit punt de koers naar een coulantere benadering van gemeenten heeft ingezet. Bij de bespreking van art. 3:105 BW kwam al aan de orde dat het bezit van andermans grond niet te snel moet worden aangenomen. Zo bleek het aanleggen van beplanting onvoldoende om te kunnen spreken van bezit. Er moet sprake zijn van bezitsdaden op grond waarvan de eigenaar niet anders kan oordelen dan dat de occupant zich beschouwd als eigenaar. Dit geldt des te meer in gevallen waarin gemeentegrond grenst aan het erf van een particulier. Wanneer hiervan sprake is, komt het vaak voor dat de grond van de gemeente in gebruik wordt genomen door de bewoners van het aangrenzende erf. Zolang de gemeente door dit gebruik niet beperkt wordt in haar mogelijkheid om de grond te betreden wanneer zij dit uit hoofde van haar taken als overheidsorgaan wenst en dat gebruik ook niet afdoet aan bijvoorbeeld de verkeersveiligheid, 60 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o onder a. 15

17 zal de gemeente niet snel bezwaren uiten en zal zij het gebruik gedogen. 61 Het Hof s-hertogenbosch overweegt ook dat het particuliere gebruik van gemeentegrond wederzijdse voordelen teweeg kan brengen. Indien een inwoner bijvoorbeeld beplanting aanlegt op gemeentelijke grond zal dit enerzijds het genot van zijn eigen tuin verhogen en zal anderzijds de gemeente een voordeel ervaren, omdat zij dit als een bijdrage aan het openbaar groen kan opvatten. Het gaat hier dus om een bijzondere situatie waarin volgens het hof niet te snel mag worden aangenomen dat de gemeente blijk geeft van desinteresse in haar eigendommen, ook niet als het gaat om gebruik dat een burger niet van zijn buurman zou dulden. Indien men wel zou aannemen dat de gemeente met het gedogen van gebruik door particulieren blijk zou geven van desinteresse in haar eigendommen en dat dit zou leiden tot eigendomsverlies, dan zou dit de uitoefening van overheidstaken ernstig kunnen belemmeren of zelfs onmogelijk kunnen maken. Vaak dient de gemeente bij de uitoefening van haar taak, zoals het aanleggen of onderhouden van leidingen, immers toegang te krijgen tot en gebruik te maken van de grond. Dit risico zou voor gemeenten ook een reden kunnen zijn om het gebruik van de grond in de toekomst helemaal niet meer toe te staan. Dit zou dan ook het verlies van bovengenoemde wederzijdse voordelen met zich meebrengen. 62 Zoals uit bovenstaande blijkt, neemt de gemeente een uitzonderlijke positie in wanneer er sprake is van landjepik. Niet te snel mag worden aangenomen dat de gemeente haar eigendom prijsgeeft. De Hoge Raad heeft met zijn arrest van 24 februari 2017 echter wel duidelijk gemaakt dat er geen plaats is voor een invulling van bezit die afhankelijk is van de aard van de eigenaar, te weten een overheidsorgaan of een particulier. 63 Ook wanneer gemeentegrond in bezit is genomen, dient het bezit naar buiten toe kenbaar te zijn. Het is daarbij niet van belang of de gemeente daadwerkelijk kennis droeg van het bezit of dat zij vanwege de moeilijk begaanbaarheid of moeilijke toegankelijkheid van de grond onderzoek had moeten doen naar eventuele inbezitnemingen. 64 Aan de kenbaarheid en de openbaarheid van het bezit wordt dus geen andere betekenis gegeven indien het gaat om inbezitneming van gemeentegrond Gerechtshof s-hertogenbosch 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4559, r.o , Gerechtshof s-hertogenbosch 18 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4680, r.o en Gerechtshof s-hertogenbosch 18 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4678, r.o Idem. 63 Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Erven M.), r.o Idem. 65 Zie hierover ook Castermans 2017, p. 519 en Tuil 2017, p

18 3.3 De uitspraak in het licht van de parlementaire geschiedenis van het Nieuw BW In de inleiding kwam reeds kort aan bod dat de uitspraak van de Hoge Raad haaks staat op de bedoeling van de wetgever bij de invoering van art. 3:105 BW. In deze paragraaf zal de uitspraak daarom worden beoordeeld aan de hand van de parlementaire geschiedenis van het Nieuw BW. Onderzocht zal worden of op basis van in het parlement geuite bezwaren tegen art. 3:105 BW of anderszins kan worden geoordeeld dat er ruimte was voor een mogelijkheid zoals die door de Hoge Raad in het leven is geroepen. De invoering van art. 3:105 BW is gestoeld op de gedachte dat de juridische en feitelijke situatie op een gegeven moment weer bij elkaar aan dienen te sluiten. De rechtszekerheid werd dus geacht zwaarder te wegen dan de individuele rechtvaardigheid. De in dit artikel neergelegde regeling werd door de Vaste Commissie met instemming begroet en bestempeld als een verbetering ten opzichte van het oude recht. 66 Aangezien vanuit het parlement geen kritiek op het wetsvoorstel van Meijers is geuit, is de uiteindelijke redactie van art. 3:105 BW dan ook gelijk aan zijn voorstel. Hoewel de wetgeschiedenis van art. 3:105 BW dus geen blijk geeft van enige ruimte om de gevolgen van de voltooiing van de bevrijdende verjaring te verzachten of opzij te zetten, heeft de Hoge Raad deze ruimte wel gevonden én benut. Deze ruimte heeft de Hoge Raad gevonden in een antwoord van minister Donner op een Kamervraag over art. 3:105 lid 1 BW. Aan deze minister werd onder andere de volgende vraag gesteld: Hoe beoordeelt u de stelling: De dief die het geduld kan opbrengen 20 jaar te wachten wordt eigenaar van het gestolene? Deelt u de mening dat deze stelling volgt uit artikel 3:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek? Zo neen, waarom niet? 67 Op deze vraag antwoordde minister Donner, zoals ook door de Hoge Raad geciteerd in zijn arrest, als volgt: Op grond van de algemene regeling van artikel 3:105 lid 1 BW juncto artikel 3:306 BW wordt de bezitter inderdaad na 20 jaren eigenaar van de gestolen zaak, ook al is hij niet te goeder trouw. ( ) Een en ander sluit niet uit dat na het intreden van de verjaringstermijn zowel de dief als de koper aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad waarbij vergoeding van de schade «in natura» kan plaatsvinden, namelijk door teruggave van de gestolen zaak. 68 Hierin heeft de Hoge Raad kennelijk gelezen dat er een mogelijkheid tot het instellen van een vordering tot 66 VV II, Parl. Gesch. Boek 3, p Aanhangsel Handelingen II 2004/05, Idem. 17

19 schadevergoeding bestaat na de voltooiing van verjaringstermijn ex art. 3:314 lid 2 BW. Gelet op de gestelde vraag is dit mijns inziens ook de juiste lezing van het gegeven antwoord. Waarop de minister dit antwoord heeft gebaseerd, is echter mede gelet op de hierboven besproken wetsgeschiedenis niet duidelijk. Een letterlijke lezing van het antwoord ligt daarom meer voor de hand. Dit zou betekenen dat de eigenaar na de intreding van de verjaringstermijn, dus na de inbezitneming, de mogelijkheid heeft om de bezitter uit onrechtmatige daad aan te spreken tot teruggave van de zaak. 69 In dit verband dient ook te worden gekeken naar art. 3:312 BW. Op grond van dit artikel verjaren nevenvorderingen tegelijk met hoofdvorderingen. In de parlementaire geschiedenis wordt als voorbeeld genoemd een hoofdvordering strekkende tot beëindiging van een onrechtmatige toestand en een nevenvordering die ziet op vergoeding van de schade die uit deze onrechtmatige toestand en het voortduren daarvan voortvloeit. 70 In een casus van landjepik zou dit betekenen dat met het verjaren van de (hoofd)vordering tot beëindiging van het onrechtmatige bezit ook de (neven)vordering tot vergoeding van de schade ontstaan door het bezit van een bezitter te kwader trouw verjaart. De voormalig eigenaar kan na verjaring van zijn revindicatievordering dus geen vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad instellen. Het blijft echter gissen of de Hoge Raad in zijn arrest bewust of onbewust geen aandacht heeft besteed aan deze wettelijke regel. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat uit de parlementaire geschiedenis van het Nieuw BW niet blijkt dat er ruimte werd gelaten aan de rechterlijke macht om de gevolgen van de voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn te omzeilen of te verzachten. Met name art. 3:312 BW staat eraan in de weg dat de voormalig eigenaar een vordering tot schadevergoeding instelt tegen de verjaringsverkrijger te kwader trouw. Desalniettemin heeft de Hoge Raad anders overwogen. 3.4 Aanknopingspunten in de literatuur In hoofdstuk 2.3 is een aantal bezwaren besproken die in de literatuur zijn geuit tegen art. 3:105 BW. De vraag is echter of deze bezwaren, met name het bezwaar dat de werking van 69 Zie hierover ook Castermans 2017, p MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p

20 art. 3:105 lid 1 BW kan leiden tot onrechtvaardige gevolgen, volgens de auteurs ook zouden moeten leiden tot een mogelijkheid om na voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn een vordering tot schadevergoeding in te stellen jegens de verjaringsverkrijger. In het hiernavolgende zal worden besproken of er in de literatuur is gepleit voor een dergelijke mogelijkheid. Of het al dan niet mogelijk is om na voltooiing van de bevrijdende verjaringstermijn een vordering tot schadevergoeding in te stellen jegens de verjaringsverkrijger is tot aan het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 veelvuldig besproken. Hierbij kwamen drie mogelijke rechtsgronden voor een dergelijke vordering aan bod, te weten onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Een schadevergoedingsvordering uit hoofde van onrechtmatige daad behoorde volgens de literatuur niet tot de mogelijkheden. Op grond van de wet en de parlementaire geschiedenis werd namelijk aangenomen dat de schadevergoedingsvordering tegelijk met de revindicatievordering verjaart. Zoals in hoofdstuk 3.3 al aan de orde kwam, wordt de vordering tot schadevergoeding namelijk geacht een nevenvordering te zijn in de zin van art. 3:312 BW. 71 Een andere grondslag voor de schadevergoedingsvordering zou ongerechtvaardigde verrijking kunnen zijn. 72 De landjepikker wordt door de voltooiing van de verjaringstermijn immers ten koste van de oorspronkelijke eigenaar verrijkt. Over het antwoord op de vraag of op deze grondslag ook een schadevergoedingsvordering zou kunnen worden ingesteld, bestaat in de literatuur veel discussie. Door een aantal rechtswetenschappers werd deze vraag op grond van art. 3:312 BW negatief beantwoord. 73 Volgens veel van hen verjaart de vordering tot schadevergoeding uit ongerechtvaardigde verrijking op hetzelfde moment als de revindicatie. Jansen is echter van mening dat aan dit argument niet te veel gewicht moet worden toegekend. In zijn optiek kan een schadevergoedingsvordering niet op ongerechtvaardigde verrijking worden gebaseerd, omdat art. 3:105 BW nu juist beoogt een einde te maken aan de mogelijkheden die de oorspronkelijke eigenaar heeft om een rechtsvordering jegens de bezitter in te stellen Zie hierover o.a. Van Es 2011, p , Chao-Duivis 1996, p. 733 en Bartels & Tweehuysen 2017, par Art. 6:212 BW. 73 Zwalve 1996, p. 520, Van Es 2011, p. 54, Chao-Duivis 1996, p en Klomp 2000, p Jansen 2011, p

21 Er zijn echter ook auteurs die vinden dat geen van bovengenoemde bezwaren in de weg staat aan het instellen van een schadevergoedingsvordering op grond van art. 6:212 BW. Zo zijn Beekhoven van den Boezem en Van der Linden de mening toegedaan dat art. 3:312 BW helemaal niet verhindert dat een schadevergoedingsvordering wordt ingesteld op grond van ongerechtvaardigde verrijking, omdat deze schadevergoedingsvordering niet kan worden als gezien een nevenvordering. Deze schadevergoedingsvordering ziet in hun optiek namelijk niet op de onrechtmatige toestand, maar op de door art. 3:105 lid 1 BW teweeggebrachte vermogensverschuiving. 75 Een laatste vraag die hier nog de aandacht verdient, is of de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid de oorspronkelijke eigenaar kan helpen bij het terugkrijgen van zijn verloren grond. Het gaat hierbij om de vraag of een beroep op verjaring door de bezitter te kwader trouw naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. Ten behoeve van de beantwoording van deze vraag wordt er in de literatuur een onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de oorspronkelijke eigenaar een vordering op grond van onrechtmatige daad instelt en de situatie waarin hij revindiceert. Over het algemeen wordt aangenomen dat de rechtszekerheid die verjaring in goederenrechtelijke situaties beoogt te bewerkstelligen zwaarder weegt dan het tegengaan van onrechtvaardig verlies van eigendom. Door de meeste schrijvers wordt dan ook aangenomen dat een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid de oorspronkelijke eigenaar in die gevallen geen soelaas biedt. 76 Wanneer de vordering van de oorspronkelijke eigenaar is gebaseerd op onrechtmatige daad kan de redelijkheid en billijkheid volgens sommige auteurs wel een rol spelen. Zij merken echter op dat de mogelijkheid hiertoe beperkt is, aangezien de Hoge Raad in zijn jurisprudentie vaak strikt de hand houdt aan verjaringstermijnen. 77 Kortom, de mogelijkheid om de gevolgen van de voltooiing van de verjaringstermijn van art. 3:314 lid 2 BW te omzeilen, is in de literatuur veelvuldig besproken. Slechts een minderheid van de auteurs meent echter dat het mogelijk is om na voltooiing van die termijn een rechtsvordering jegens de nieuwe eigenaar in te stellen. Voor wat betreft een vordering op 75 Beekhoven van den Boezem 2000, p. 638 en Van der Linden 2016, p Van Es 2011, p en Van der Linden 2016, p Klomp maakt dit onderscheid niet en is van mening dat art. 6:2 lid 2 BW ook een rol kan spelen bij een vordering tot revindicatie, zie hierover Klomp 2000, p Van Es 2011, p en Van der Linden 2016, p

22 grond van onrechtmatige daad, zoals die nu door de Hoge Raad in het leven is geroepen, werd in de literatuur veelal aangenomen dat dit niet mogelijk was. 3.5 De ontvangst in de literatuur Om een oordeel te kunnen geven over de wenselijkheid van het arrest van de Hoge Raad is het van belang om te bekijken wat er in de literatuur is geschreven over de voor- en nadelige effecten van de uitspraak. Vanuit de literatuur is er gemengd gereageerd. Veel auteurs zien de uitspraak met het oog op de rechtvaardigheid als een welkome aanvulling op het verjaringsrecht, maar andere plaatsen een kritische noot bij de inpasbaarheid van de uitspraak in het vermogensrechtelijke systeem. Zij wijzen hierbij ook op de tot nog toe onbeantwoorde vragen die het arrest oproept. Opgemerkt dient te worden dat er, gelet op de omvang van dit onderzoek, nadrukkelijk niet wordt gestreefd naar het weergeven van een uitputtend overzicht van al hetgeen er in de literatuur naar voren is gebracht. Eén van de voornaamste redenen dat er vanuit de literatuur overwegend positief op het arrest is gereageerd, is dat de Hoge Raad met dit arrest aangeeft dat de rechtvaardigheid in sommige gevallen zwaarder kan wegen dan de rechtszekerheid. Zoals al in hoofdstuk 2.3 aan de orde is gekomen, vormt de onrechtvaardigheid van de gevolgen van de werking van art. 3:105 BW in gevallen waarin de eigenaar niet op de hoogte was van het bezit van een bezitter te kwader trouw één van de grootste bezwaren tegen dit artikel. Dat de Hoge Raad nu aan dit bezwaar tegemoet komt, wordt door Smelt als een welkome aanvulling op het verjaringsrecht gezien. 78 Ook Hoops en Verstappen, en Castermans zijn van mening dat het arrest vanuit dit perspectief als wenselijk is te beschouwen. 79 Tuil en Fabritius staan ook om deze reden positief tegenover de uitspraak en betrekken daarbij ook de rechtsonzekerheid die het arrest tot gevolg heeft. 80 Tuil is van mening dat de Hoge Raad een mooi evenwicht tussen rechtszekerheid en individuele rechtvaardigheid heeft gevonden en dat de rechtszekerheid voor derden door de uitspraak niet ondergraven wordt. 81 De rechtszekerheid prevaleert nog steeds, behalve in individuele gevallen waarin omwille van de rechtvaardigheid dient te worden ingegrepen. 82 Dit 78 Smelt 2017, p Castermans 2017, p. 521 en Hoops & Verstappen 2017, p Tuil 2017, p. 148 en Fabritius 2017, p Tuil 2017, p Fabritius 2017, p

Terugvordering van verjaarde grond

Terugvordering van verjaarde grond Rutger Fabritius* Terugvordering van verjaarde grond Verschillende facetten van het arrest Gemeente Heusden/X, een baanbrekend arrest voor de verjaringspraktijk De Hoge Raad heeft recentelijk geoordeeld

Nadere informatie

Registergoederen en verjaring. docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter

Registergoederen en verjaring. docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter Registergoederen en verjaring docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter registergoederen en verjaring programma: verjaring en verkrijging van grond pauze verjaring en verkrijging van erfdienstbaarheden

Nadere informatie

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring:

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring: Revindicatiebeleid Inleiding Het is bekend dat er gemeentegrond, doorgaans groenstroken, in bezit/gebruik genomen zijn. Na een globale inventarisatie blijkt dat het gaat om een gemeentebrede problematiek.

Nadere informatie

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring.

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Bijlage 3 JURIDISCHE ASPECTEN VAN VERJARING Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Het Burgerlijk Wetboek kent twee vormen van verkrijgende

Nadere informatie

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure REVINDICATIEBELEID Inleiding Het komt regelmatig voor dat onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van gemeentegrond. Onrechtmatig gebruik houdt in dat particulieren of bedrijven zonder toestemming van de gemeente

Nadere informatie

casus Wessel Rotterdam

casus Wessel Rotterdam Casus VNG-cursus Grondzaken en verjaring oktober 2008 Wessel is eigenaar van een huis met tuin in Rotterdam. Aan de achterkant van de tuin grenst een groenstrook van ongeveer 2 meter breed die eigendom

Nadere informatie

Eigendom door verjaring?

Eigendom door verjaring? Eigendom door verjaring? Kennisontbijt 29 januari 2014 Gwenny Scaf & Robert Ruiter RRA Advocaten N.V. RRA Advocaten Kerkstraat 4 6367 JE Ubachsberg 045-5620540 www.rra.nl RRA Advocaten N.V. Één visie,

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/173633

Nadere informatie

Samenvatting Vraagstelling

Samenvatting Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Dit boek gaat over artikel 3:105. Artikel 3:105 verheft degene die een goed bezit, tot rechthebbende op het ogenblik dat de rechtsvordering waarmee de eigenaar tegen de bezitter

Nadere informatie

Verdiepingscollege Verjaring & grondzaken

Verdiepingscollege Verjaring & grondzaken Verdiepingscollege Verjaring & grondzaken P.C. van Es universitair hoofddocent notarieel recht Universiteit Leiden auteur Ars Aequi Libri-monografie Verkrijging door verjaring Onderwerpen Twee soorten

Nadere informatie

Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

de leden van de gemeenteraad van de gemeente Schinnen. Postbus ZH Schinnen Schinnen, 31 oktober 2013 Onderwerp : Grondgebruik.

de leden van de gemeenteraad van de gemeente Schinnen. Postbus ZH Schinnen Schinnen, 31 oktober 2013 Onderwerp : Grondgebruik. Aan : de leden van de gemeenteraad van de gemeente Schinnen. Postbus 50 6365 ZH Schinnen Schinnen, 31 oktober 2013 Onderwerp : Grondgebruik. Geachte leden van de raad, Eind maart 2013 ontvingen wij, ondergetekenden,

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap

Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap Monografieen Nieuw BW A14 Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap Mr. A.C. van Schaick Kluwer - Deventer - 2003 Inhoud LUST VAN AFKORTINGEN XIII LUST VAN VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR XV DEEL

Nadere informatie

Verjaring & grondzaken. Hendrik Ploeger

Verjaring & grondzaken. Hendrik Ploeger Verjaring & grondzaken Hendrik Ploeger 1 Programma Verkrijging door verjaring: inleiding Bijzondere positie gemeente? Wanneer bezit? Beperkte rechten: erfdienstbaarheden Goede trouw van de bezitter: betekenis

Nadere informatie

DEEL 2 RECHTSGEVOLGEN EN FUNCTIES VAN BEZIT EN HOUDERSCHAP EN ASPECTEN DIE DAARBIJ VAN BELANG ZIJN

DEEL 2 RECHTSGEVOLGEN EN FUNCTIES VAN BEZIT EN HOUDERSCHAP EN ASPECTEN DIE DAARBIJ VAN BELANG ZIJN Voorwoord Lijst van afkortingen Lijst van verkort aangehaalde literatuur DEEL 1 BEZIT EN HOUDERSCHAP IN HET ALGEMEEN Hoofdstuk I Algemene opmerkingen 1 Inleiding 2 Terminologie Hoofdstuk II Begripsomschrijving

Nadere informatie

RESTSTROKENBELEID Gemeente Culemborg. December 2012

RESTSTROKENBELEID Gemeente Culemborg. December 2012 RESTSTROKENBELEID Gemeente Culemborg December 2012 Vastgesteld door de gemeenteraad op 28 februari 2013 1 Inhoudsopgave 1. Voorwoord 2. Verzoek tot aankoop reststrook 2a. Wijze van beleid 2b. Wijze van

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT Bij de aankoop van een woning blijkt achteraf nogal eens dat iets anders geleverd is dan op grond van de koopovereenkomst mocht worden verwacht. Er kan bijvoorbeeld sprake

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:4081 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:4081 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:4081 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 10-10-2014 Zaaknummer HD 200.139.258_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Schadevergoeding bij verkrijging door verjaring

Schadevergoeding bij verkrijging door verjaring 516 Ars Aequi juni 2017 annotatie Annotatie arsaequi.nl/maandblad AA20170516 Schadevergoeding bij verkrijging door verjaring Prof.mr. A.G. Castermans HR 24 februari 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 309, RvdW

Nadere informatie

Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring. Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag.

Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring. Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag. Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag Jelle Eric Jansen Boom Juridische uitgevers Den Haag 2011 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

RVR 2017/39 RVR 2017/39

RVR 2017/39 RVR 2017/39 RVR 2017/39 Rechtspraak Vastgoedrecht RVR 2017/39 Hoge Raad (Civiele kamer) 24 februari 2017, nr. 15/01948 (Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot; A-G mr. E.B.

Nadere informatie

Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen:

Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen: Korte handleiding bijeenkomst 4. Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen: Onder algemene titel (opvolging in een geheel vermogen of een deel hiervan): erfopvolging, boedelmenging

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Desgevraagd heeft Metafoor een tussenrapportage (tot ) uitgebracht.

Desgevraagd heeft Metafoor een tussenrapportage (tot ) uitgebracht. COLLEGEVOORSTEL Onderwerp Project (On)eigenlijk gebruik van gemeentegrond Te besluiten om 1. Het project voort te zetten en in 2018 af te ronden; 2. Schadevergoeding te eisen in geval van verjaring; 3.

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Zaaknummer : S21-78 Datum uitspraak : 23 mei 2017 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S21-78 Datum uitspraak : 23 mei 2017 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-78 Datum uitspraak : 23 mei 2017 Plaats uitspraak : Zeist Bindend Advies in het geschil tussen: de heer A. Sylla, mevrouw M. Sylla-van de Kamp wonende te Almelo verder te noemen: Sylla

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Jurisprudentie. O ver ig pr iva at recht

Jurisprudentie. O ver ig pr iva at recht niet te snel mag worden aangenomen; er zal van een behoren in te lichten in het algemeen slechts sprake zijn als de wederpartij van de dwalende zelf van de juiste stand van zaken op de hoogte was. Er bestaat

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Beleidsregels handhaving onrechtmatig gebruik gemeentegrond 2013

Beleidsregels handhaving onrechtmatig gebruik gemeentegrond 2013 Beleidsregels handhaving onrechtmatig gebruik gemeentegrond 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Consequenties handhavingsbeleid 3 3 Inventarisatie 3 4 Privaatrechtelijk of publiekrechtelijk? 4 5 Opheffen

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen This full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/106630

Nadere informatie

Zaaknummer : S21-67 Datum uitspraak : 21 september 2016 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S21-67 Datum uitspraak : 21 september 2016 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-67 Datum uitspraak : 21 september 2016 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: R. Hulzebosch en M.J.G. ter Elst te Hengelo hierna te noemen: Hulzebosch c.s. tegen: R.J. Vos te

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30 09 2016 Datum publicatie 30 09 2016 Zaaknummer 15/01943 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:473,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 27-06-2007 Datum publicatie 13-08-2007 Zaaknummer 153406 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

INBEZITNEMING EN VERKRIJGING DOOR VERJARING VAN ERFDIENSTBAARHEDEN EN EIGENDOM VAN ONROERENDE ZAKEN

INBEZITNEMING EN VERKRIJGING DOOR VERJARING VAN ERFDIENSTBAARHEDEN EN EIGENDOM VAN ONROERENDE ZAKEN INBEZITNEMING EN VERKRIJGING DOOR VERJARING VAN ERFDIENSTBAARHEDEN EN EIGENDOM VAN ONROERENDE ZAKEN Open Universiteit Scriptie masteropleiding Nederlands recht Begeleider: mr. drs. P.C. Slangen December

Nadere informatie

Hoge Raad: 24 februari 2017 Bosperceel Heusden 3. ECLI:NL:HR:2017:309 blz 1 van 17

Hoge Raad: 24 februari 2017 Bosperceel Heusden 3. ECLI:NL:HR:2017:309 blz 1 van 17 ECLI:NL:HR:2017:309 blz 1 van 17 Instantie: Hoge Raad Datum uitspraak: 24-02-2017 Datum publicatie: 24-02-2017 Zaaknummer: 15/01948 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:532, Gevolgd In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2015:42,

Nadere informatie

2 Omschrijving van enkele begrippen

2 Omschrijving van enkele begrippen 2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is

Nadere informatie

Artikel 4:194a BW In het concept wetsvoorstel luidde artikel 4:194a BW als volgt:

Artikel 4:194a BW In het concept wetsvoorstel luidde artikel 4:194a BW als volgt: Van : Adviescommissie Familie- en Jeugdrecht Datum : 31 augustus 2015 Betreft : 34 224 Wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet

Nadere informatie

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed. Korte handleiding bijeenkomst 5. Overdracht van goederen. 3:83 en volgende BW Definitie overdracht: rechtsovergang van het ene rechtssubject naar het andere op basis van een een levering. Overdracht is

Nadere informatie

Zaaknummer : S21-75 Datum uitspraak : 16 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S21-75 Datum uitspraak : 16 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-75 Datum uitspraak : 16 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist Bindend Advies in het geschil tussen: W. Kumutat en E. Kumutat-Dam wonende te Nieuw-Vossemeer verder te noemen: Kumutat c.s.

Nadere informatie

ONTWERP VOORSTEL VAN WET

ONTWERP VOORSTEL VAN WET Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet teneinde de registratie van verjaringsverkrijging te verbeteren (Wet verbetering registratie verjaringsverkrijging) ONTWERP VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

Zaaknummer : S Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-101 Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: de heer G.W. W mevrouw K. W wonende te Vlissingen verder te noemen: W c.s. tegen: Bindend Advies de Vereniging

Nadere informatie

Beleidsregel reststroken en adoptiegroen gemeente Weert

Beleidsregel reststroken en adoptiegroen gemeente Weert GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Weert Nr. 25163 7 februari 2018 Beleidsregel reststroken en adoptiegroen gemeente Weert HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Inleiding De gemeente ontvangt regelmatig vragen

Nadere informatie

VNG Juridische 2-daagse. Deelsessie: 30 Verjaring en grondzaken

VNG Juridische 2-daagse. Deelsessie: 30 Verjaring en grondzaken VNG Juridische 2-daagse Deelsessie: 30 Verjaring en grondzaken Programma Verkrijging door verjaring: inleiding Bijzondere positie gemeente? Wanneer bezit? Beperkte rechten: erfdienstbaarheden Goede trouw

Nadere informatie

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-745 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-846 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Klacht ontvangen op : 21 september 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Juridischee Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301

Nadere informatie

STAPPENPLAN BEHORENDE BIJ DE BELEIDSREGEL BEHOUD EIGENDOMSRECHT EN AANPAK VAN GEBRUIK GEMEENTEGROND ZONDER TOESTEMMING

STAPPENPLAN BEHORENDE BIJ DE BELEIDSREGEL BEHOUD EIGENDOMSRECHT EN AANPAK VAN GEBRUIK GEMEENTEGROND ZONDER TOESTEMMING STAPPENPLAN BEHORENDE BIJ DE BELEIDSREGEL BEHOUD EIGENDOMSRECHT EN AANPAK VAN GEBRUIK GEMEENTEGROND ZONDER TOESTEMMING Situatie waarbij in rood de erfgrens is aangegeven. 1. Inleiding Dit stappenplan maakt

Nadere informatie

(g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken

(g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken De Goederenrechtelijke overeenkomst: (g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken 1 Inleiding In Nederland bestaan er binnen het vakgebied van het goederenrecht (en in mindere

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN Van de besloten vennootschap KlasseStudent B.V. Statutair gevestigd te Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht, Nederland Contact Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht info@klassestudent.nl T: +31(0)6-33

Nadere informatie

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes.

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes. Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes. Inleiding. In de loop der jaren is een groot aantal grondstrookjes die eigendom zijn van de gemeente Weert bij overeenkomst in gebruik gegeven aan particulieren.

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Bindend Advies. gegeven door mr. J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter.

Bindend Advies. gegeven door mr. J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer : S21-44 Datum uitspraak : 4 december 2015 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: A.a. Van der Mei te Krommenie verder te noemen: Van der Mei, Bindend Advies tegen: A. Kroonenberg en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Bijlage 1: jurisprudentie

Bijlage 1: jurisprudentie Bijlage 1: jurisprudentie Aantonen bezit Rechtbank Rotterdam 19-3-2008, LJN: BC9701 X kocht een stuk grond. Direct na de koopovereenkomst omheinde en bestraatte X het stuk grond en plaatste hier een gemaal

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Sloten, oevers en dijken op orde Regelen grondgebruik - informatie over verjaring

Sloten, oevers en dijken op orde Regelen grondgebruik - informatie over verjaring Sloten, oevers en dijken op orde Regelen grondgebruik - informatie over verjaring Regelen grondgebruik Waterschap Brabantse Delta maakt de komende jaren met gebruikers van waterschapsgrond afspraken over

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Nieuwsbrief Zorg. 10 december 2015. De verhouding tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieders bij inkoopprocedures

Nieuwsbrief Zorg. 10 december 2015. De verhouding tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieders bij inkoopprocedures Nieuwsbrief Zorg 10 december 2015 De verhouding tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieders bij inkoopprocedures Inleiding Het Gerechtshof van Den Bosch heeft in het arrest van 12 mei 2015 bij wijze

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

8. Vormerkung definitie

8. Vormerkung definitie 8. Vormerkung 8.1. definitie Vormerkung houdt in dat de koper van een woning (althans zijn notaris) zijn uit de koopovereenkomst voortvloeiende recht om de woning te kopen, kan laten inschrijven in de

Nadere informatie

SBH/ Leefbaarheid en stedelijk beheer 4 RAADSINFORMATIE inzake Handhaving Onrechtmatig Grondgebruik

SBH/ Leefbaarheid en stedelijk beheer 4 RAADSINFORMATIE inzake Handhaving Onrechtmatig Grondgebruik BOUÜUECh Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeentebestuur Spui boulevard 300 3311 GR DORDRECHT de gemeenteraad F (078) 770 8080 www.dordrecht.nl Datum Begrotingsprogramma Bijlage(n) Betreft

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A. Westerveld als secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A. Westerveld als secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-475 (mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A. Westerveld als secretaris) Klacht ontvangen op : 9 mei 2016 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-620 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-218 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 28 juli 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-144 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Verjaring en grondzaken. Beginselen & de laatste ontwikkelingen

Verjaring en grondzaken. Beginselen & de laatste ontwikkelingen Verjaring en grondzaken Beginselen & de laatste ontwikkelingen TU Delft, Faculteit Bouwkunde en VU Amsterdam, Faculteit rechtsgeleerdheid, Notarieel recht Cursussen m.b.t. verjaring aan VNG (en op locatie

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader SCHOTELANTENNES Ondanks de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de ontvangst van televisiesignalen blijven schotelantennes populair om televisie mee te kijken. Ook VvE s worden geconfronteerd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 987 Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

Planschadevergoeding. t Mr. G.M. van den Broek. Het recht op schadevergoeding bij wijziging van het pianologische regime. door

Planschadevergoeding. t Mr. G.M. van den Broek. Het recht op schadevergoeding bij wijziging van het pianologische regime. door Planschadevergoeding Het recht op schadevergoeding bij wijziging van het pianologische regime door t Mr. G.M. van den Broek Kluwer - Deventer - 2002 Inhoudsopgave Voorwoord Lijst van gebruikte qflcortingen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

III. Een kwart eeuw. Privaatrechtelijke opstellen, aangeboden aan prof. mr. H.J. Snijders ter gelegenheid van zijn emeritaat

III. Een kwart eeuw. Privaatrechtelijke opstellen, aangeboden aan prof. mr. H.J. Snijders ter gelegenheid van zijn emeritaat III Een kwart eeuw Privaatrechtelijke opstellen, aangeboden aan prof. mr. H.J. Snijders ter gelegenheid van zijn emeritaat Deventer 2016 291 Over de dief die eigenaar geworden is Teun van der Linden 1

Nadere informatie

HC 13, , natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming

HC 13, , natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming HC 13, 09-01-2017, natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming Natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming We gaan het vandaag hebben over goederenrechtelijke rechten die ontstaan en voorheen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 255 Wet van 12 juni 2009 tot uitvoering van de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige

Nadere informatie

Den Haag, \ 2 JUNI Kenmerk:

Den Haag, \ 2 JUNI Kenmerk: V, Den Haag, \ 2 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000099232 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/01717) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 22 maart 2018, nr. 17/00186,

Nadere informatie

gegeven door mr J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter.

gegeven door mr J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer : S21-68 Datum uitspraak : 18 januari 2017 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: E.J. Koning te Nijehaske hierna te noemen: Koning en S.M. Koster en C.L. Koster- Breethoff te Nijehaske

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-721 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 januari 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B, tegen VGZ Zorgverzekeraar N.V. te Arnhem Zaak : Aanvullende ziektekostenverzekering, huidtherapie, terugvordering, onverschuldigde betaling Zaaknummer : 201701478

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. Artikel 1: Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op en vormen één geheel met alle door Buskoop te sluiten overeenkomsten. 1.2 In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheid

Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheid PB 2015/4 Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheidd Publicatie PB: Tijdschrift voor Praktisch Bestuursrecht Jaargang 6 Publicatiedatum 20-05-2015 Afleveringnummer 4 Artikelnummer

Nadere informatie

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist?

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Laura Gringhuis Advocaat Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Belastingrecht 28 september 2018 Het opgeven van oud-werkgevers als referent en het verstrekken

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie