Veiligheidsleidraad voor trainers

Transcriptie

1 Veiligheidsleidraad voor trainers voor baan, weg, bos en zaal AV Pallas '67, Wageningen Versie 1.0 d.d. 31 januari 2007 Versie 1.4 d.d. 30 november 2012 Aangepast d.d. 25 augustus 2016 Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 1

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Uitgangspunten begeleiding 3. Weersomstandigheden 4. Blessures of ongevallen 5. Lopen op de weg en in het bos 6. Baanatletiek 6.1. Randvoorwaarden en algemene veiligheidsmaatregelen 6.2. Lopen op de baan in lanen 6.3. Werpnummers 6.4. Springnummers 7. Zaalatletiek Checklists Meldingsformulier ongeval 1. Inleiding De voor u liggende leidraad met betrekking tot het veilig beoefenen van de atletieksport, is bedoeld als een handleiding voor trainers en al degenen die zich bezighouden met het geven van trainingen, het organiseren van wedstrijden of het geven van aanwijzingen daarbij. Bij het veilig lopen en trainen moet zowel gedacht worden aan preventieve maatregelen als aan maatregelen in geval van een incident (curatief). Op verzoek van het bestuur van Pallas 67 is, in samenspraak met de trainers, de eerste versie van deze leidraad opgesteld in Van iedere trainer/trainster wordt verwacht dat hij/zij kennis neemt van de inhoud van deze leidraad en deze navolgt. De eerste veiligheidsleidraad is in Purmerend verschenen nadat er een ernstig ongeval met dodelijke afloop was gebeurd. Met dank aan NEA Volharding en AV Aquilo. 2. Uitgangspunten begeleiding Voor wat betreft de begeleiding van alle trainingsgroepen hebben we de volgende uitgangspunten: 1. Elke training wordt verzorgd door een Atletiekunie gediplomeerde trainer tenzij is onderkend dat de trainer in voldoende mate voorziet in kennis en ervaring, zulks ter beoordeling van trainerscoördinator en het bestuur. 2. Beginnende trainers staan onder begeleiding van een gediplomeerde trainer, of worden voordat zij met de eerste training beginnen, wegwijs gemaakt door de trainerscoördinator of een ervaren trainer in samenspraak met de trainerscoördinator. 3. De trainer zal alleen training geven als de veiligheid kan worden gegarandeerd (weer, parcours, materiaal, bijzondere omstandigheden). 4. Atleten en trainers dienen zich in het algemeen zodanig te gedragen dat zij de veiligheid van zichzelf en van anderen niet in gevaar brengen. 5. De trainer moet niet schromen de training te stoppen, wanneer de trainer dit noodzakelijk acht. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 2

3 3. Weersomstandigheden Onweer: Warm weer: Koud weer: Regen: Gladheid: Bij dreigend onweer of onweer op grote afstand kan normaal worden gesport. Echter wanneer het onweer hoorbaar of in de buurt is, wordt alleen gesport in de directe nabijheid van bebouwing en niet in het open veld. Wanneer er tussen de lichtflits en de donder minder dan 10 seconden zit, wordt een schuilplaats gezocht. In volgorde van voorkeur: gebouw, auto, viaduct/brug. Op de atletiekbaan wordt de training stilgelegd bij onweer dicht in de buurt van of boven de atletiekbaan. Atleten gaan binnen schuilen. Als er geen veilig onderkomen is: 1. Blijf niet bij elkaar, maar verspreid je. 2. Vermijd hoge punten in de omgeving (3 meter er vandaan, niet schuilen onder een boom, geen paraplu). Voorkom dat je zelf het hoogste punt bent in een omgeving en voorkom dat je dicht bij het hoogste punt (bijv. de grootste boom) staat. 3. Maak je zo klein mogelijk door te hurken. Alleen de voeten raken de grond. Sla je armen om je knieën. Doe je hoofd omlaag. De training mag pas worden hervat wanneer: - er tussen de lichtflits en de donder weer meer dan 10 seconden zit en de bui duidelijk voorbij is getrokken of - de laatste knal minimaal 10 minuten geleden was. Bij warm weer met een temperatuur boven de 35 graden wordt niet meer gelopen vanwege de veiligheid. Vanaf een temperatuur van 30 graden kan sprake zijn van een aangepaste training (lengte en/of snelheid). Bij dergelijke hoge temperaturen moeten de lopers tijdens de training in voldoende mate kunnen worden voorzien van water. De trainer is alert op lichamelijke signalen van warmtestuwing. Aangezien voor iedereen de warmtebestendigheid anders is, dient de trainer bij warm zomerweer vanaf 25 graden al rekening houden met bovengenoemde verschijnselen. Ook zomersmog is een risicofactor. Ernstige luchtwegklachten kunnen het gevolg zijn. Bij lagere temperaturen ziet de trainer toe op bij de omstandigheden passende kleding (bescherming van armen en benen, bovenkleding bestaande uit meerdere lagen). Bij temperaturen onder het vriespunt zijn ook een muts en handschoenen aan te bevelen. De trainer is alert op lichamelijke signalen van onderkoeling. Bij hevige regenval, gecombineerd met lage temperaturen en/of wind, kan de trainer besluiten de trainingsduur te verkorten of het programma aan te passen (minder pauzes en niet meer stilstaan) vanwege het gevaar van onderkoeling. Het gaat dan vaak om regen bij temperaturen van niet meer dan of omstreeks 5 graden. De trainer is alert op lichamelijke signalen van onderkoeling. In geval van sneeuwval, een besneeuwd of glad wegdek of baan wordt er in principe normaal getraind. De training kan worden beperkt zodat geen onnodig gevaar ontstaat van blessures. Bij een bevroren ondergrond wordt gekozen voor een egaal parcours, zodat zwikken van de enkels wordt vermeden. Bij een baantraining met name attent zijn op gladde afzetvlakken. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 3

4 Mist: Duisternis : Bij (dichte) mist is aandacht noodzakelijk voor een goede zichtbaarheid van de lopers (op de weg reflecterende kleding dragen met bij voorkeur verlichting). Ook zal er preventief gelopen worden t.o.v. andere weggebruikers (dus niet op het fietspad of de weg). Bij trainingen op de weg zorgen alle deelnemers zelf in het donkere jaargetijde voor voldoende zichtbaarheid (voldoende reflecterend materiaal of reflectiehesje en/of verlichting). 4. Blessures en ongevallen Alle trainers worden gestimuleerd om training te volgen in het uitvoeren van eerste levensreddende handelingen, waaronder reanimatie. Daartoe wordt jaarlijks een basis- en herhalingstraining voor alle trainers georganiseerd. In elke min of meer ernstige situatie (ter beoordeling van de trainer of betrokkene) dient externe hulp te worden ingeschakeld: 112 of andere hulp. Tijdens de training heeft de trainer de beschikking over (beperkt) EHBO-materiaal en een telefoon. Dit kan een vaste telefoon zijn zoals op de baan of een mobiele telefoon. Belangrijke regels bij blessures en ongevallen zijn: 1. De trainer dient handelend op te treden. 2. Probeer erger te voorkomen. 3. Blijf rustig en vriendelijk. 4. Let op de veiligheid van de groep. 5. Schakel indien nodig snel adequate hulp in. 6. In ernstige situaties bel je altijd het alarmnummer (112). 7. Doe niet alles zelf als trainer, maar schakel indien nodig deelnemers van de groep in voor concrete taken. Bijvoorbeeld: Haal de EHBO-trommel, Informeer de conciërge van de Bongerd, Regel jij de veiligheid op de weg, Bel jij even 112, Hou jij de eerste automobilist aan voor markering van de weg, enz. 8. Bekommer je om de geblesseerde of degene die letsel heeft. Pas, wanneer nodig, zelf EHBO toe of ga na of er meer ervaren mensen zijn in de groep. 9. Regel, indien nodig, dat de groep door kan gaan, maar zorg wel dat je ook zelf over voldoende hulp beschikt en niet alleen achter blijft, zonder voldoende mogelijkheden. 10. Zorg ervoor dat er altijd iemand mee gaat met de professionele hulpverleners wanneer sprake is van ernstig letsel. 11. Noteer het ongeval op een Meldingsformulier van een ongeval (gebeurtenis, plaats van het ongeval en betrokkenen). De formulieren zijn aanwezig in het werfgebouw bij de EHBO-trommel. 12. Doe ook een melding aan de trainerscoördinator, ook van bijna ongevallen en situaties waarbij de veiligheid in het geding is. 13. Denk aan nazorg en het bellen van familie of samenwonenden. Overleg eventueel met de trainerscoördinator. 14. Zorg dat je de ledenlijst met telefoonnummers van (jeugd)leden bij je hebt tijdens de training. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 4

5 5. Lopen op de weg en in het bos 1. Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat een ieder zich aan de verkeersregels dient te houden. 2. Zorg dat, indien nodig, altijd snel externe hulp ingeschakeld kan worden. Buiten de baan moet daarom door de trainer een mobiele telefoon meegenomen worden. 3. Waarschuw elkaar voor (mogelijk) gevaarlijke situaties, zoals een ongelijke ondergrond en ontwikkelingen in het verkeer. 4. Tijdens het lopen in een groep loopt niemand alleen. 5. Wanneer er iemand iets achter blijft, blijven er minimaal 2 achter. 6. Wanneer er toch iemand onverhoopt alleen achter blijft, is iedereen die dat merkt verplicht dit meteen door te geven aan de trainer of assistent trainer. De trainers zorgen er dan voor dat de gehele groep altijd weer bij elkaar komt. 7. Samen uit samen thuis. D.w.z. de groep die samen vertrekt voor het lopen van een bepaalde afstand en/of tijd komt ook weer samen terug of (nagenoeg) gelijk aan. Ook de leden kunnen hieraan meewerken door aan het einde van de training even terug te lopen en de anderen even op te halen. 8. Wanneer sprake is van bloktraining in de duurtraining, keren de deelnemers na het blokje weer terug, zodat de groep weer met elkaar verder gaat. 9. Wanneer er iemand onverhoopt geblesseerd raakt tijdens de training of onwel wordt, zorgt de trainer voor hulp en geeft de groep nadere instructie en/of wijst een vervanger aan (een assistent trainer of een meer ervaren lid van de groep). 10. De trainer bepaalt waar op de weg (links of rechts) wordt gelopen afhankelijk van de situatie. Op de openbare weg (wanneer er geen fiets of wandelpad aanwezig is) wordt links gelopen en op fietspaden rechts. 11. Alle deelnemers zorgen zelf in het donkere jaargetijde voor voldoende zichtbaarheid (voldoende reflecterend materiaal, loophesje en/of verlichting). Dit ter beoordeling van de trainer. 12. De trainer zorgt voor zo weinig mogelijk overlast voor andere weggebruikers. Het is belangrijk om in alle omstandigheden beleefd en vriendelijk te zijn tegen andere weggebruikers. Vriendelijkheid kost niets en levert veel op. In geval van problemen met andere weggebruikers zal de trainer of assistent handelend optreden en escalatie voorkomen. In elke min of meer ernstige situatie (ter beoordeling van de trainer of betrokkene) dient de politie te worden ingeschakeld. 13. Wanneer sprake is van gevaar door agressiviteit van honden is het belangrijk om rustig te blijven en honden te negeren. Het kan helpen om de hond met bekende commando s zoals blijf of af (krachtdadig uitgesproken) onder controle te krijgen. 14. Wanneer iemand wordt gebeten door een hond (of ander dier) dient deze zich te melden bij een huisarts. De trainer dringt hierop aan. 15. Bij elk incident met agressief gedrag van een hond ( een beet of ongeval met letsel ) dient de eigenaar te worden aangesproken en dient het incident schriftelijk te worden gemeld aan de eigenaar, eventueel de politie of verzekering, afhankelijk van de ernst van de situatie. 16. De trainer wijst atleten op het gevaar dat teken de ziekte van Lyme bij zich kunnen dragen na een training in het bos. Men dient zich dus goed te controleren na afloop. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 5

6 6. Baanatletiek 6.1. Randvoorwaarden en algemene veiligheidsmaatregelen 1. Bij de conciërge in de Bongerd is een complete EHBO-uitrusting aanwezig en in het werfgebouw en clubhuis een uitgebreide EHBO-doos, bereikbaar voor trainers/ EHBO ers, zowel tijdens de trainingen als tijdens wedstrijden. 2. In het vriesvak in de keukenberging in het clubhuis zijn meerdere coldpacks aanwezig. Leg deze na gebruik daar weer terug! 3. Bij de conciërge is eventueel een telefoon aanwezig. Indien de Bongerd gesloten is tijdens trainingen moet een trainer beschikken over een mobiele telefoon en een sleutel van het werfgebouw of clubhuis (EHBO-middelen). Let op vakanties en vrije dagen! 4. Bij de conciërge is een AED beschikbaar. 5. In het werfgebouw ligt deze Veiligheidsleidraad en de bijbehorende Meldingsformulieren Lopen op de baan in lanen 1. Laan 1 en 2 zijn bedoeld voor een intensief deel van het programma, in principe onafhankelijk van de snelheid. Loop achter elkaar, maximaal 1 persoon per laan. Naast elkaar lopen is alleen toegestaan op moment van inhalen. Mocht je een zeer langzame loper zijn en het is druk op de baan, loop dan je programma op het gras. Mochten er twee verschillende groepen zijn die laan 1, 2 willen gebruiken voor een intensief deel van het programma en deze groepen verschillen flink in snelheid (bv. instapgroep vs. junioren), dan gebruikt de ene groep laan 1 (achter elkaar lopend) en de andere groep laan 2 (ook achter elkaar). 2. Laan 3 en 4 zijn voor intervalpauzes, seriepauzes e.d., alleen in looprichting (niet met de klok mee!). 3. Laan 5 en 6 zijn voor loopscholing, korte sprint, horden, oefeningen e.d. 4. Maak duidelijke afspraken met andere trainers als je afwijkt van bovenstaande! 5. Nooit in tegengestelde richting lopen, tenzij er voldoende ruimte is en alleen in de buitenste lanen. 6. Loop nooit door andere trainingsgroepen heen. 7. Wees altijd voorzichtig en kijk altijd uit bij oversteken van baan of veld. Als er werptrainingen zijn, hebben werpers voorrang op het veld. Steek dan nooit het veld over! en loop met een ruime boog om werpers en kooien heen. 8. Niet doen: vertragen in laan 1 en 2 en zonder uitkijken naar opzij uitwijken. Wijk altijd uit richting gras en stop daar of naar laan 5,6 op het rechte eind achter finish of 200m punt. Niet doen: Verzamelen, uitleggen, praten op de baan; doe dit op het gras of aan de buitenzijde van het hek. Niet doen: stoppen, blijven praten in lanen op het rechte eind voor de Bongerd. 9. In noodgevallen (veiligheid) mag een loper baan roepen, wat betekent dat er iemand met flinke snelheid aan komt lopen en je dus snel opzij moet, het liefst het gras op. 10. Bij hordelopen door pupillen en niet geoefende lopers worden gele inklaphorden gebruikt. Hordelopen gebeurt bij voorkeur aan een van de uiteinden van de baan vanaf het 110m punt. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 6

7 6.3. Werpnummers 1. Alleen bevoegde trainers mogen de werpnummers laten beoefenen. 2. Andere trainingsgroepen zijn ver uit de buurt. Er moet voldoende ruimte op het veld zijn. 3. Zorg voor afbakening van het te gebruiken terrein met grote pylonen. Zorg dat lopers duidelijk kunnen zien waar wordt geworpen en zet de benodigde ruimte met een ruime marge af. 4. De groepsgrootte mag niet meer bedragen dan 15. Bij meer dan 8 deelnemers deze in 2 groepen na elkaar laten werpen. 5. Laat bij uitleg het trainingsmateriaal op de grond liggen (discus, kogel, slingerkogel) of rechtop in de grond (speer). 6. Bij het halen en wegbrengen van het werpmateriaal wordt dit vastgehouden in de hand, (speren rechtop en met de punt naar beneden of gedragen in een koker) of vervoer per kruiwagen (kogels, slingerkogels en disci). 7. Kogelslingeren wordt beoefend o.l.v. een bevoegde trainer met een kleine groep C- junioren of ouder. 8. Er wordt geen speer- en discuswerpen met normale disci aan pupillen gegeven (eventueel 2 e jaars A-pupillen als voorbereiding op overgang naar D-jun. kleine groepjes). 9. Baken de tussenafstanden bij groepsgewijs werpen af met behulp van pylonen. 10. Controleer streng of de commando s strikt worden opgevolgd en kijk of het veld vrij is voordat je het commando werp geeft. Organisatievorm wordt door de trainer aangegeven en is afhankelijk van aantal, kundigheid en grootte groepen. Materiaal pas "Halen" door 2 e groep (werpgroep achteruit!). 11. De draaivorm bij het discuswerpen en het slingeren met een slingerkogel dient uitsluitend vanuit de ring en de geschikte kooi te worden beoefend, waarbij iedereen zich buiten de kooi achter de netten bevindt. De netten moeten vanzelfsprekend goed zijn aangebracht. 12. Bij de werpnummers is de onderlinge afstand minimaal 3 meter tussen de deelnemers. De 2 e groep op 3 meter achter de 1 e groep (indien van toepassing) Springnummers Verspringen Hink-stapspringen 1. Zorg voor een egaal zandoppervlak en houd de aanloop schoon. Zorg dat de bak tot aan de rand met zand gevuld is. 2. Controleer het zand op (scherpe) voorwerpen en let op harde ondergrond (vorst in de grond, nat zand). 3. Let op gladheid van de aanloop en het afzetvlak. Bij nat weer alleen met spikes laten springen, niet op gewone schoenen. 4. Wees voorzichtig met harken en scheppen. 5. Na de sprong niet door de bak teruglopen maar via de zwarte matten zodat het zand in de goot valt (omloopmarkering). 6. Regelmatig harken i.v.m. blessurepreventie (enkels). 7. Hark na afloop de bak egaal vlak en leg het afdekzeil er zorgvuldig over. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 7

8 Hoogspringen 1. De afstand van de verrijdbare kap tot de mat moet minstens 3 meter zijn. 2. Er mogen zich geen obstakels aan weerszijden van de mat bevinden. 3. Let op gladheid van de aanloop en het afzetvlak. Bij nat weer alleen met spikes laten springen en niet op gewone schoenen. 4. Geen afzetimitaties vlak voor de mat langs laten plaatsvinden. 5. Imitatiesprongen alleen uitvoeren over een toverkoord en niet over een gewoon touw (zorg dat het toverkoord nog voldoende rek heeft, zodat er geen palen kunnen omvallen). Polsstokhoogspringen 1. Alleen bij droog weer. 2. De juiste stok gebruiken, overeenkomstig de vaardigheid, de snelheid en het gewicht van de deelnemer. 3. Er mogen zich geen obstakels aan weerszijden van de mat bevinden. 4. Alleen bevoegde trainers mogen het polsstokhoogspringen laten beoefenen. 5. Let op gladheid van de aanloop en het afzetvlak. Bij nat weer alleen met spikes laten springen, niet op gewone schoenen. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 8

9 7. Zaalatletiek 1. Zorg voor beschikbaarheid van een telefoon en EHBO-trommel voor noodgevallen. 2. Let op obstakels in de zaal: uitstekende slingers, toestellen, touwen van ringen enz. 3. Wees voorzichtig met het gebruik van turntoestellen (ringen, rekstok, brug enz.). Gebruik mag alleen onder direct toezicht van de trainer. 4. Gebruik van (mini-)trampoline is niet toegestaan als je daar geen licentie voor hebt. 5. Let bij (ver)springonderdelen op een veilige landingsmat. 6. Geen hoge klim- en klautersituaties vragen. Is afhankelijk van de groep. 7. Bij hoogspringen de palen onder de valmat zetten en als koord een toverkoord ('zaubersnur') gebruiken. Bevestig het snoer met een lus aan de hoogteverstelling. Kleine matjes aan de zijkant. 8. Blijf bij tikspelen binnen de lijnen (niet te dicht langs de muur). 9. Niet hard in lengterichting over een bank laten rennen. Is afhankelijk van de groep. 10. Loop- en estafettevormen met een pylon en niet de muur als keerpunt (of muur afschermen met mat). 11. Let bij werponderdelen op veilige tussenafstanden. Deelnemers moeten op commando s reageren. Checklist kogelstoten. Organisatie: - Veiligheid heeft de hoogste prioriteit. - Voor de training de commando s doornemen. - Niet achterover laten werpen door pupillen. - Zorg voor veilig vervoer van de kogel (kruiwagen). - Onderlinge afstand 2 meter. - Bij voorkeur stoten in kogelsectoren. - Maximaal aantal deelnemers bij training kogelstoten: per trainer. - Na afloop kogelsector slepen met het sleepnet. Checklist discuswerpen. Organisatie: - Veiligheid heeft de hoogste prioriteit. - Voor de training de commando s doornemen. - Te gebruiken terrein ruim afbakenen. - Eén persoon tegelijk in de discusring c.q. de kooi! - Overige deelnemers en trainer minstens 2m vanaf de kooi. - Zijwaartse werpbeweging vanuit visgraatopstelling. - Niet laten werpen door pupillen met houten of metalen disci. - Zorg voor veilig vervoer van de disci. - Discuswerpen met draai alleen vanuit de discuskooi. - Bij werpen op lijn: Onderlinge afstand 3 meter, 2 e groep 3 meter er achter (indien van toepassing). - Maximaal aantal deelnemers bij training discuswerpen: Net in de winter laten zakken of in de zomer wanneer er storm wordt verwacht. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 9

10 Checklist speerwerpen. Organisatie: - Veiligheid heeft de hoogste prioriteit. - Voor de training de commando s doornemen. - Baken terrein ruim af, liefst voor de training. - Bij gezamenlijk werpen als groep, een veilige opstelling kiezen met voldoende onderlinge afstand. - Nooit hardlopend een speer op laten halen. - Geen speren terug laten werpen. - Speer altijd verticaal dragen bij vervoer naar materialenhok. - Maximaal aantal deelnemers bij training speerwerpen: 10 per trainer. Checklist kogelslingeren. Organisatie: - Veiligheid heeft de hoogste prioriteit - Baken terrein ruim af, liefst voor de training. - Zorg voor veilig vervoer van de slingerkogels per kruiwagen. - Voor de training de commando s doornemen. - Slinger alleen vanuit de hoge slingerkooi! - Eén persoon tegelijk in de slingerkooi! - Overige deelnemers en trainer minstens 2 m vanaf de kooi. - Kogelslingeren wordt beoefend met een kleine groep C-junioren of ouder. - Onervaren slingeraars eerst met slingerbal laten oefenen. - Kogelslingeren met echte kogel alleen vanuit de slingerkooi. - Kogelslingeren gebeurt alleen door C-junioren en ouder. - In het net geraakte kogels z.s.m. verwijderen. Indien nodig ladder halen vanuit de Bongerd. - Na afloop van de training net laten zakken tussen oktober en april. In overige maanden ook bij harde wind (beoordeling trainer). - Na afloop van de training grote gaten in het veld of dichtgooien met zand of dichtmaken met spitvork. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 10

11 AV Pallas 67 Meldingsformulier van een ongeval Actiepunten 1. Bij een ongeval direct EHBO (laten) verlenen. Tevens iemand van het bestuur en ouders (laten) waarschuwen. 2. Laat de situatie zich ernstig aanzien, dan de ambulance bellen (alarmnummer 112). 3. De betreffende trainer vult nog dezelfde dag het meldingsformulier in en levert dit in bij de trainerscoördinator. 4. Neem bij twijfel geen risico. Ondernomen acties: Wat : Door wie: O Alarmnummer/ambulance gebeld (112) O Ter plekke EHBO verleend O Ouders/partner/ familie ingelicht O Atleet begeleid naar ziekenhuis/ arts O Ziekenhuis O Trainingscoördinator ingelicht O Bestuur ingelicht Z.O.Z. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 11

12 AV Pallas 67 Meldingsformulier van een ongeval Atleet: Categorie: Trainer: Datum: Tijd: Plaats:..... uur. Oorzaak van het ongeval: Omstandigheden tijdens het ongeval: Soort letsel en / of materiele schade: Handelingen en omstandigheden na het ongeval: Overige relevante informatie: Datum en handtekening:. N.B.: Formulier inleveren bij trainerscoördinator of iemand van bestuur. Veiligheidsleidraad_voor_trainers_v1.4 12