Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1. versie voorontwerp

Transcriptie

1 Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 versie voorontwerp

2 De Zeilen fase 1

3 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 2

4 Inhoudsopgave Bijlagen bij de toelichting 5 Bijlage 1 Ladder duurzame verstedelijking 7 Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 15 Bijlage 3 Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 35 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 3

5 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 4

6 Bijlagen bij de toelichting 1. Ladder duurzame verstelijking 2. Beeldkwaliteitsplan 3. Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 5

7 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 6

8 Bijlage 1 Ladder duurzame verstedelijking voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 7

9

10 Onderbouwing Ladder voor Duurzame Verstedelijking Meerstad Trede 1 Bepalen regionale vraag naar ruimte In trede 1 bepaalt u de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien: eventuele andere initiatieven in de regio, zoals geplande woningbouwlocaties of een binnen stedelijke herstructurering, dekken immers al (deels) de regionale ruimtevraag. Ook leegstand speelt een rol in de bepaling van de vraag. De vraag is gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit). Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen? Hoe bepaal ik de regio? Het meest praktisch is om aan te sluiten bij bestaande woningmarktgebieden. Die zijn veelal bepaald op basis van woon-werkrelaties. Soms zijn er al afspraken. De toekomstige regionale vraag Hoe maak ik de regionale woningbouwvraag inzichtelijk? Voor de bepaling van de toekomstige regionale vraag zijn demografie, economie, ligging, vestigingsmilieu en kwaliteit van de huidige voorraad sleutelvariabelen Wat is de regio? De Regio Groningen-Assen is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen de provincies Drenthe en Groningen en de gemeenten Assen, Bedum, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Noordenveld, Slochteren, Ten Boer, Tynaarlo, Winsum en Zuidhorn. De Regio Groningen-Assen werkt al twintig jaar intensief samen aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio en wordt gezien als samenhangend woningmarktgebied. De toekomstige regionale vraag De gemeenten in de Regio Groningen-Assen werken samen aan een gezonde en goed functionerende regionale woningmarkt, met een grote variatie aan kwalitatief hoogwaardige woonmilieus. Hierbij lag tot op heden de focus op afspraken over aantallen toe te voegen woningen. Naar aanleiding van het door de regio uitgevoerde Woningbehoefteonderzoek uit 2015 is voorgesteld om de wijze van regionale woningmarktsturing aan te passen. Centraal hierin staat het advies om bij het afstemmen van de toekomstige woningbehoefte niet alleen te kijken naar het aanbod in aantallen, maar ook naar de bijbehorende woonmilieus en de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Hierbij is geconcretiseerd op welke wijze de stad Groningen de omvangrijke woningbehoefte kan faciliteren. Het resultaat van de gestelde opgave is te vinden in de rapportage Woningmarktanalyse Regio Groningen-Assen , KAW en Weusthuis Advies, maart De analyse van de ontwikkelingen op de regionale woningmarkt is gebaseerd op de gegevens van het Woningbehoefteonderzoek van Companen uit Regionale vraag-aanbod confrontatie + ruimtebehoefte Meerstad Binnen de Regio Groningen Assen is er een variatie aan woonmilieus te vinden, van stedelijk tot landelijk. Waar in een deel van de regio sprake is van een forse woonvraag en bevolkingsgroei (stad Groningen), is in een ander deel sprake van krimp (Noord en Oost). De forse stedelijke woonvraag zal deels landen in de regio, met name aan de zuidwestkant. Voor de stad Groningen wordt een behoefte van ruim woningen verwacht tot 2030.

11 Uit de confrontatie van vraag met aanbod blijkt dat er in de stad Groningen een tekort zal zijn aan woningen in het (centrum-)stedelijke woonmilieu. Daarom is het van belang dat er binnen de randvoorwaarden van ruimtelijke kwaliteit gezorgd wordt voor de ontwikkeling van (centrum-)stedelijke woonmilieus in stedelijke dichtheden. Er is zowel vraag naar grondgebonden als naar gestapelde woningen, elk globaal de helft. Om invulling te kunnen geven aan de vraag zal het herontwikkelen van voormalige bedrijvenlocaties, zoals de Eemskanaal- en Damsterdiepzone en de vloeivelden van de Suikerfabriek, met voortvarendheid worden aangepakt, zodat in het (centrum-)stedelijke gebied tot 2030 ca woningen kunnen worden gerealiseerd. De stedelijke vraag naar grondgebonden woningen zal deels binnen de bestaande stad, maar ook in de stedelijke uitbreidingswijken kunnen worden opgevangen: Reitdiep, De Held, Meerstad, naast de restruimte in Ter Borch en Haren-Noord. Meerstad biedt als moderne-stadswijk voldoende ruimte voor de vraagsubstitutie uit het (centrum-)stedelijk woonmilieu. KAW/Weusthuis verwacht dat de totale ruimte van woningen op deze locaties geheel benut wordt doordat mensen die in eerste instantie een stedelijk woonmilieu wensen, als alternatief het wonen aan de stad verkiezen. Randvoorwaarde is dat de gemeente de verbindingszone tussen Meerstad en het centrum verder ontwikkelt, zodat ook Meerstad door steeds meer mensen gezien wordt als alternatief voor stedelijk wonen. Trede 2 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied In trede 1 heeft u de regionale ruimtebehoefte bepaald waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Alleen wanneer die behoefte er is, is trede 2 aan de orde. Kan de beoogde ontwikkeling plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door een andere bestemming van een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden? Om deze vraag te beantwoorden biedt de handreiking u handvaten voor de bepaling van: De beschikbare ruimte (kwantiteit) De (financiële) haalbaarheid van de intensivering (kwaliteit) U loopt dan trede 2 door om te bekijken of u binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan voorzien. Wat is stedelijk gebied? De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Het zal nodig zijn om op basis van de gebiedspecifieke situatie te bepalen wat ervaren wordt als stedelijk gebied. In het algemeen kan het bestaande stedelijk gebied worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Sommige provincies hebben in een verordening ruimte de afbakening van het bestaand stedelijk gebied in woord en/of kaartbeeld vastgelegd. Het plangebied is op basis van de Provinciale Verordening Groningen aangeduid als stedelijk gebied. Meerstad is al geruime tijd gereserveerd voor woningbouw. het gebied is nu ook beleidsmatig als zodanig verankerd (zie hieronder ). Hiermee bouwen we binnen bestaand stedelijk gebied en kan worden voldaan aan invulling van deze trede.

12 Trede 3 Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 aan de orde. De gebruiker wordt geholpen om de meest duurzame ruimte te vinden voor verstedelijking buiten het (bestaand) stedelijk gebied. Het (potentiële) aanbod aan modaliteiten is sturend. De beantwoording van twee vragen staat centraal: - Welke plekken zijn of worden op korte termijn multimodaal ontsloten op een wijze die past bij de schaal van de ontwikkeling? - Wat is een optimale afstemming tussen de resterende regionale vraag en het aanbod aan passende (in potentie) multimodaal ontsloten of op korte termijn te ontsluiten locaties? Het antwoord op deze vragen is het eindresultaat van de toepassing van de ladder: zicht op (in potentie) multimodale locaties die passen bij de schaal en de omvang van de ontwikkeling. Meerstad wordt gerekend tot bestaand stedelijk gebied. Invullen van trede 3 is niet van toepassing. Overigens wordt Meerstad ontsloten voor openbaar vervoer, auto- en fietsverkeer. Voor fietsers wordt een netwerk ontwikkeld met conflictvrije, doorgaande fietsroutes, zogenaamde snelfietsroutes. Een busverbinding geeft via de wijk Lewenborg aansluiting op de buslijn naar het NS-Station Groningen. Zo is de wijk multimodaal ontsloten.

13 bijlage: achterliggende tabellen uit onderzoek KAW/Weusthuis

14

15 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 14

16 Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 15

17

18 Zuidhorn, Gaickingalaan (Gemeente Zuidhorn, Gr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport /06

19 Zuidhorn, Gaickingalaan (Gemeente Zuidhorn, Gr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport /06

20 Zuidhorn, Gaickingalaan (Gemeente Zuidhorn, Gr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van MACG Steekproefrapport /06 definitieve versie ISSN X auteur: drs. J.M.G. Bongers (fysisch geograaf) autorisatie: dr. J. Jelsma (senior archeoloog) De Steekproef bv werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.3 Foto s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld. De Steekproef bv, Zuidhorn, 19 juni 2015 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef bv Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3, 9801 TG Zuidhorn telefoon fax internet kvk info@desteekproef.nl

21 Inhoud Samenvatting... 1 Inleiding (KNA 3.3 LS01)...2 Bureauonderzoek Grontmij (KNA 3.3 LS01-LS05)...3 Aanpak veldonderzoek (KNA 3.3 VS01)...5 Resultaten veldonderzoek (KNA 3.3 VS02, VS03)...6 Conclusies en advies (KNA 3.3 VS07)...7 Appendix: - Archeologische periodes - Boorstaten - Laagbeschrijvingen boringen volgens Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode

22 Samenvatting In verband met de geplande bouw van woningen, de aanleg van een weg en de verbreding van een sloot is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Gaikingalaan te Zuidhorn, gemeente Zuidhorn, provincie Groningen. Voor realisatie van de plannen is graafwerk nodig tot een maximale diepte van circa anderhalve meter. Dit vormt mogelijk een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische resten. Het onderzoek bestaat uit een veldonderzoek, verkennende fase. Voorafgaand is een bureauonderzoek uitgevoerd door Grontmij. Bij het veldonderzoek zijn zeven boringen geplaatst om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen en om te zoeken naar archeologische indicatoren. De top van het dekzand is aangetast door erosie van de zee en door later graafwerk ten behoeve van de bouw van een verzorgingscentrum. Daardoor is niet meer vast te stellen of het gebied een geschikte vestigingsplek is geweest voor mensen tijdens de steentijd of bronstijd. Eventuele archeologische sporen uit die tijd zullen grotendeels verloren zijn gegaan. De bovenliggende laag zeeklei is ook sterk aangetast door graafwerk. Daardoor zullen eventuele archeologische resten daarin evenmin bewaard gebleven zijn. Het onderzoek heeft geen eenduidig archeologische indicatoren opgeleverd. Het advies luidt om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen. Figuur 1: Zuidhorn, Gaickingalaan: uitsnede van de topografische kaart 1: Het plangebied is rood omlijnd. Bron: Topografische Dienst Kadaster, Emmen

23 Inleiding (KNA 3.3 LS01) In opdracht van MACG, vertegenwoordigd door de heer J. Groothuis, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Gaickingalaan te Zuidhorn, gemeente Zuidhorn, provincie Groningen (zie Figuur 1). De aanleiding voor het onderzoek is de geplande bouw van negentien woningen, de aanleg van een straat en de verbreding van een sloot. Voor de bouw van de woningen is graafwerk nodig van 50 tot 100 centimeter onder maaiveld. Voor de aanleg van de weg wordt gegraven tot circa 100 centimeter en waar er een riolering onder de weg komt tot circa 150 centimeter. Deze bodemingrepen vormen een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of archeologische waarden aanwezig zijn. Daartoe is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd. Een archeologisch bureauonderzoek is eerder uitgevoerd door Grontmij (Boon 2011). Hiervan is een samenvatting opgenomen. Op het terrein heeft verzorgingscentrum Westerburcht gestaan van 1970 tot Het adres daarvan was W.C. de Withstraat 1. Het gebouw telde drie verdiepingen. Sinds de sloop van het gebouw in 2011 ligt het terrein braak. Tijdens het onderzoek stond er gras (zie Figuur 2). De westelijke rand bestaat uit een park dat van het voormalige terrein van Westerburcht gescheiden wordt door een sloot. In het noorden staat een transformatorhuisje waar enkele leidingen naar toe lopen (zie Figuur 3). Het terrein wordt omsloten door de wegen: Verlengde Hanckemalaan (west), Burchtwal (noord), W.C. de Withstraat (oost) en Fanerweg (N980, zuid). Figuur 2: Zuidhorn, Gaickingalaan: het plangebied gezien in oostelijke richting. 2

24 Tabel 1: Zuidhorn, Gaickingalaan: administratieve gegevens provincie: Groningen gemeente: Zuidhorn plaats: Zuidhorn toponiem: Gaickingalaan bevoegd gezag: gemeente Zuidhorn, geadviseerd door Libau opdrachtgever: Management & Advies Collectief Groningen (MACG) oppervlakte: 1,2 hectare hoogte: 1 meter NAP grenscoördinaten: noord: west: oost: zuid: 222,643 / 584, ,602 / 584, ,733 / 584, ,690 / 584,208 kadastraal perceelsnummer: F04429 kaartblad: 7C onderzoeksmeldingsnr: uitvoeringsperiode: 18 juni 2015 onderzoeksdiepte: 180 centimeter fase onderzoek: veldonderzoek verkennende fase status rapport: definitief beheer documentatie: De Steekproef bv, E-depot RCE, Provincie Groningen, Noordelijk Archeologisch Depot, Koninklijke Bibliotheek en DANS Bureauonderzoek Grontmij (KNA 3.3 LS01-LS05) In 2011 is door Grontmij een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Boon 2011). De archeologische verwachting en het advies luiden: 'Het plangebied ligt aan de rand van Zuidhorn, een middeleeuws wegdorp, dat is gesticht op een dekzand-opkeileemrug [zie Figuur 3]. Vanaf de Steentijd is bewoning mogelijk geweest in de omgeving van het plangebied. De bodemkaart geeft aan dat er tuineerdgronden aanwezig zijn in het plangebied. Dergelijke gronden worden in Noord-Nederland normaliter geassocieerd met terpen of wierden. Omdat Zuidhorn niet is ontstaan vanuit een terp, is het zeer onwaarschijnlijk dat dit hier het geval is. [Overigens is bij eerder onderzoek in het dorp gebleken dat er tijdens de middeleeuwen uitbreidingen plaats vonden waarvoor plaggen werden aangevoerd zoals ook bij terpuitbreidingen gebeurde (Bongers 2015), JB] Wel is het mogelijk dat de tuineerdgronden zijn opgeworpen ten behoeve van grondverbeterende activiteiten. Vooral tijdens de Late Middeleeuwen, tot de bedijking in de 12e eeuw, heeft men veel last gehad van inbraken van de Lauwers. Tegenwoordig is een groot deel van het plangebied bebouwd. De activiteiten die gepaard zijn gegaan met de aanleg van de bebouwing kunnen het plangebied verstoord hebben. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het 3

25 aantreffen van archeologische indicatoren uit alle perioden hoog. De geomorfologische en bodemkundige omstandigheden waren in alle archeologische perioden gunstig voor bewoning. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden aangetroffen vanaf het Paleolithicum t/m de Nieuwe Tijd. De resten tot en met de Vroege Middeleeuwen worden in de top van het pleistocene zand, onder de tuineerdgronden verwacht. Archeologische resten uit latere periodes kunnen worden verwacht in de tuineerdlaag of mogelijk daarboven. Uit de Nieuwe Tijd worden op basis van de historische kaarten geen nederzettingsresten verwacht, maar deze kunnen, gezien de nabijheid van zowel de historische kern van Zuidhorn, als een borgterrein niet geheel worden uitgesloten. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van archeologische boringen.' Figuur 3: Zuidhorn, Gaickingalaan: hoogtekaart gemaakte met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland. Het plangebied is rood omlijnd. 4

26 Aanpak veldonderzoek (KNA 3.3 VS01) Het veldonderzoek is uitgevoerd op 18 juni Er zijn zeven boringen verricht (zie Figuur 4). De boringen zijn zo gelijk mogelijk verspreid waarbij leidingen zijn gemeden. Boringen 1 en 4 zijn gedaan op het tracé van de nieuw aan te leggen weg, boringen 2, 3 en 5 waar de sloot verbreed wordt en boringen 6 en 7 waar woningen gepland zijn. De gemiddelde boordichtheid bedraagt zes boringen per hectare. De boringen zijn uitgevoerd met behulp van een edelmanboor van zeven centimeter doorsnede en met een guts van drie centimeter doorsnede. De boringen reiken tot dieptes tussen 1,4 en 2,9 meter beneden maaiveld. De opgeboorde monsters zijn onderzocht door ze laagsgewijs af te snijden in de boorkop en de guts. Figuur 4: Zuidhorn, Gaickingalaan: boorpuntenkaart. De rode contour is de grens van het plangebied. De genummerde rode punten zijn de locaties van de zeven boringen. Met geel is de geplande aanleg van weg, woningen en gracht weergegeven. De paarse lijnen zijn van leidingen. 5

27 De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. De resultaten van deze boringen staan in de Appendix in de vorm van boorstaten en laagbeschrijvingen. Van de boringen zijn de RDcoördinaten bepaald met behulp van GPS. De hooges van de boringen zijn bepaald met het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Op het terrein is geen veldkartering uitgevoerd. De vondstzichtbaarheid was slecht (zie Figuur 2). Resultaten veldonderzoek (KNA 3.3 VS02, VS03) In de ondergrond van plangebied Gaickingalaan ligt keileem. Dit is een grondmorene van het Scandinavische landijs uit de voorlaatste ijstijd (circa 150 duizend jaar geleden). De top van het keileem liep van nature af van circa 0,5 meter boven NAP in het oosten tot circa -1,0 meter NAP in het westen. Over het keileem is tijdens de laatste ijstijd een pakket dekzand afgezet. Restanten daarvan zijn aangetroffen bij boringen 5 en 6. Het dekzand bestaat uit matig fijn zand dat door de wind de keileemrug is opgeblazen. In het dekzand zijn geen horizonten van een (podzol)bodem aangetroffen. Waarschijnlijk zijn die er wel geweest, maar zijn die door latere erosie en graafwerk verloren gegaan. Bij boring 2 is een twaalf centimeter dikke laag zand beschreven (zie Figuur 5). In het zand zijn fijne kleilagen en houtskoolspikkels aanwezig. Het bovenste deel is humeus. Waarschijnlijk betreft het dekzand dat door de zee is geërodeerd en opnieuw afgezet. In de westelijke zone ligt een pakket zeeklei dat is aangeboord bij boringen 3 en 5. De basis van de klei is erosief en bevat enig grind. Blijkbaar is door golfslag van de zee ter plaatse keileem geërodeerd. Daarbij is het fijne materiaal afgevoerd en is het minder mobiele grind achtergebleven, waarna het door opslibbing in de klei is terecht gekomen. Bij zowel boring 3 als 5 is 0,6 meter ongeroerde klei aanwezig. Bij boring 2 lijkt nog een bouwvoor van klei te liggen (80-91 centimeter, zie Figuur 2). De bovenste laag tenslotte bestaat uit opgebrachte en geroerde grond. De dikte van dit pakket is bij de zeven boringen respectievelijk: 110, 91, 45, >290, 45, 70 en 140 centimeter. De grote diepte bij boring 4 hangt ongetwijfeld samen met de voormalige Westerburcht. Mogelijk is hier een kelder aangeboord. Figuur 5: Zuidhorn, Gaickingalaan: gutsmonster boring 2 van 80 tot 115 centimeter. Tussen 91 en 103 centimeter ligt zand met daarin fijne kleilagen en houtskoolspikkels. Het bovenste deel (91-95 cm) is humeus. Onder de zandlaag (links) ligt keileem, op de zandlaag (rechts) ligt homogene, humeuze klei dat een oude bouwvoor lijkt te zijn van voor de ophoging van het terrein. 6

28 Het plangebied kent twee potentiële archeologische niveaus. Het onderste is de top van het zand. Daarin kunnen resten uit de steentijd aanwezig zijn. Echter door erosie en door graafwerk is de top sterk aangetast. Daardoor heeft het onderzoek geen informatie opgeleverd over de geschiktheid van dit niveau voor menselijke bewoning. Als er archeologische waarden in het zand gelegen hebben, dan zullen ze sterk zijn aangetast. De enige mogelijke indicator is houtskoolspikkels bij boring 2. Echter deze zijn er waarschijnlijk na de steentijd ingekomen tegelijk met de kleilagen. Het houtskool kan door verwaaiing en verspoeling van elders zijn aangevoerd. Het tweede mogelijke archeologische niveau is bovenin de klei. Echter ook voor dat niveau geldt dat het flink is aangetast door het graafwerk voor het verzorgingscentrum. In de wel bewaard gebleven kleilagen zijn geen archeologische indicatoren gevonden. Conclusies en advies (KNA 3.3 VS07) In plangebied Gaickingalaan zijn zowel de top van het dekzand als het later afgezette kleipakket sterk aangetast door graafwerk en de eerste ook door erosie van de zee. Het onderzoek heeft geen eenduidig archeologische artefacten opgeleverd zoals bewerkt vuursteen of scherven aardewerk. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Als er toch archeologische sporen in het gebied geweest zijn, dan zullen die door de sterke verstoringen grotendeels verloren zijn gegaan. De archeologische verwachting kan naar beneden toe worden bijgesteld. Aangezien de meest kansrijke archeologische niveaus sterk zijn aangetast, adviseren wij om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen. Wel attenderen wij erop dat voor al het graafwerk geldt dat als archeologische sporen worden aangetroffen of archeologische vondsten worden gedaan, dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Monumentenwet 1988, artikel 53. Wij adviseren dit te doen bij de gemeente Zuidhorn en bij Libau dat de gemeente op archeologisch gebied adviseert:

29 Gebruikte bronnen AHN-Viewer. Actueel Hoogtebestand Nederland. Rijkswaterstaat, Adviesdienst Geoinformatie en ICT. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. Archeologie Leidraad 3. J.H.A. Bosch, 7 maart Bongers, J.M.G. Zuidhorn, Jellemaweg 46. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /01. Zuidhorn, 10 februari Boon, H. Archeologisch Onderzoek Westerburchtlocatie Zuidhorn. Bureauonderzoek. Grontmij Archeologische Rapporten Assen, 17 november Kadata via Topografische Kaart 1: van Topografische Dienst Kadaster, Emmen Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Centraal College van Deskundigen Archeologie, 9 december Vos, P. & S. de Vries. Paleogeografische Kaarten van Nederland, tweede generatie (versie 2.0). Deltares, Utrecht Op 11 april 2014 gedownload van 8

30 Appendix Zuidhorn, Gaickingalaan - Archeologische periodes - Boorstaten - Laagbeschrijvingen boringen volgens Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode

31 Archeologische periodes paleolithicum: paleolithicum vroeg: paleolithicum midden: paleolithicum laat: paleolithicum laat A: paleolithicum laat B: ijzertijd: tot BP BP BP vc BP BP vc mesolithicum: mesolithicum vroeg: mesolithicum midden: mesolithicum laat: vc vc vc neolithicum: neolithicum vroeg: neolithicum vroeg A: neolithicum vroeg B: neolithicum midden: neolithicum midden A: neolithicum midden B: neolithicum laat: neolithicum laat A: neolithicum laat B: vc vc vc vc vc vc vc vc vc bronstijd: bronstijd vroeg: bronstijd midden: bronstijd midden A: bronstijd midden B: bronstijd laat: vc vc vc vc vc ijzertijd vroeg: ijzertijd midden: ijzertijd laat: vc vc vc romeinse tijd: romeinse tijd vroeg: romeinse tijd vroeg A: romeinse tijd vroeg B: romeinse tijd midden: romeinse tijd midden A: romeinse tijd midden B: romeinse tijd laat: romeinse tijd laat A: romeinse tijd laat B: 12 vc - 70 nc 12 vc - 25 nc nc nc nc nc nc nc nc middeleeuwen: middeleeuwen vroeg: middeleeuwen vroeg A: middeleeuwen vroeg B: middeleeuwen vroeg C: middeleeuwen vroeg D: middeleeuwen laat: middeleeuwen laat A: middeleeuwen laat B: nc nc nc nc nc nc nc nc nieuwe tijd: nieuwe tijd A: nieuwe tijd B: nieuwe tijd C: nc nc heden

32 Appendix Zuidhorn, Gaickingalaan: Boorstaten (cm) (cm) basis geroerde bovengrond

33 Appendix Zuidhorn, Gaickingalaan: Laagbeschrijvingen X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-80 zand zwak siltig, mix, vergraven leem sterk zandig, mix, vergraven leem sterk zandig, 2,5y5/4, weinig roestvlekken, keileem X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-25 zand matig siltig, 10yr4/2, bouwvoor zand sterk siltig, zwak grindig, 2,5y4/3, opgebrachte grond leem sterk zandig, mix, vergraven, opgebrachte grond klei matig siltig, 2,5y3/2, basis scherp, bouwvoor zand matig siltig, sterk humeus, N2/0, homogeen zand matig siltig, 10yr4/1, A-horizont, dekzand, Opm.: Kleilaagjes leem sterk zandig, 10y5/1, weinig roestvlekken, keileem X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : 30 3 Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-45 klei zwak zandig, 10yr4/3, bouwvoor klei zwak siltig, 2,5y5/ klei sterk siltig, matig grindig, 2,5y5/ leem sterk zandig, zwak grindig, 2,5y6/2, keileem X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort zand matig siltig, mix, vergraven, Opm.: Kleibrokken klei sterk siltig, 2,5y4/1, vergraven, Opm.: Keileembrokken X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : 30 5 Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-45 zand kleiig, 10yr4/3, bouwvoor klei zwak siltig, 2,5y5/ klei zwak siltig, zwak humeus, 2,5y4/1 1 / 2

34 Appendix Zuidhorn, Gaickingalaan: Laagbeschrijvingen Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort klei sterk siltig, sterk grindig, 2,5y5/1, basis scherp zand zwak siltig, zwak grindig, 2,5y6/3, C-horizont, dekzand leem sterk zandig, zwak grindig, 5gy5/1 X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-70 zand matig siltig, 10yr3/2, opgebrachte grond zand matig siltig, matig grindig, 10yr5/3, C-horizont, dekzand leem sterk zandig, matig grindig, 2,5y5/3, keileem X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Maaiveld (cm) : Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-35 zand matig siltig, 2,5y5/3, opgebrachte grond leem sterk zandig, zwak grindig, mix, vergraven klei sterk siltig, 2,5y3/2, Opm.: Vrij homogene brokken zand matig siltig, mix, Opm.: Brokken keileem leem sterk zandig, 5gy5/1, keileem 2 / 2

35 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 34

36 Bijlage 3 Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 voorontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan De Zeilen fase 1 35

37

38 Onderzoek en advies Adviesbureau WMA M E info@westramilieu.nl Aan: bureau Meerstad Van: Ate Westra Datum: 11 juli 2018 Onderwerp: Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 In deze memo zijn de uitgangspunten voor de maatregelen vanwege het geluid van het wegverkeer opgenomen ten behoeve van de opstelling van het uitwerkingsplan De Zeilen fase 1. In eerdere onderzoeken is inzichtelijk gemaakt wat de geluidszones langs de diverse wegen in de nabijheid zijn. Verwezen wordt naar het akoestisch onderzoek d.d. 5 januari 2016 uitwerkingsplan Tersluis. Op basis daarvan kunnen de uitgangspunten worden aangegeven voor het realiseren van een goed woon- en leefklimaat. De maatregelen ter beperking van geluidhinder vanwege wegverkeer bestaan uit het aanhouden van voldoende afstand tot de weg, het realiseren van een geluidsluwe achterzijde en het isoleren van de woning. De voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder is 48 db. De maximale waarde bij de bouw van nieuwe woningen langs nieuwe wegen is 58 db. De maximale binnenwaarde is 33 db. Hoofdontsluitingsweg door de wijk Op de hoofdontsluitingweg door de wijk zullen circa mvt/etmaal rijden. Hiervan uitgaande zijn in de onderstaande tabel de geluidszones langs deze weg opgenomen. Daarbij is uitgegaan van normaal wegdek DAB en 50 km/uur. Na elke kruising naar het oosten toe zal de verkeersintensiteit overigens dalen. Geluidszone Afstand 48 db 90 m 53 db 40 m 58 db 17 m Tabel 1: Geluidszones vanaf de as van de hoofdweg door de wijk in Lden incl aftrek Door minimaal 17 meter aan te houden voor de gevel t.o.v. de as van de weg kan worden voorkomen dat de geluidsbelasting > 58 db wordt. De geluidsbelasting op de achtergevel is circa 15 db lager en daarmee geluidsluw. De 1e lijns bebouwing geeft afscherming van geluid voor de daarachter liggende bebouwing, maar de mate waarin is afhankelijk van de dichtheid en de openingen. De geluidsbelasting op de 2 e lijns bebouwing zal tussen de db liggen. Door het vaststellen van een hogere grenswaarde geluid kunnen de woningen worden gerealiseerd. Dit kan gebiedsgewijs per zone. Zie hiervoor de toelichting in het onderzoek d.d. 5 januari Door de gevel voldoende te isoleren kan een aanvaardbaar binnenklimaat worden gerealiseerd. Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 Pagina 1 van 2

39 Onderzoek en advies Slochterdiep Het plangebied ligt ruim buiten de 48 db zone als gevolg van het verkeer op het Slochterdiep. Het vaststellen van een hogere grenswaarde voor deze weg is niet nodig. Interne wegen De interne wegen zijn minder druk en worden 30 km/uur. Na elke vertakking zal het verkeersnet verfijnder worden en de verkeersintensiteit dalen. Op basis van het aantal woningen dat ontsloten wordt via een bepaalde weg kan met kengetallen een inschatting worden gemaakt van de verkeersintensiteit. In de onderstaande tabel zijn richtafstanden opgenomen ten opzichte van 30 km/uur wegen. verkeers snelheid weg afstand afstand intensiteit km/uur verharding Lden Lden maximaal 48 db 53 db mvt/etmaal zone zone asfalt DAB asfalt DAB asfalt DAB 8 3, asfalt DAB asfalt DAB asfalt DAB asfalt DAB asfalt DAB 19 7 Tabel 2: Richtafstanden ten opzichte van de as van 30 km/uur wegen Door bij de bouw van de woningen langs de interne wegen rekening te houden met een isolatie van 25 db kan een goed binnenklimaat worden gerealiseerd. Toelichting: Geluidsbelasting in Lden excl aftrek 58 db 33 db binnenwaarde = 25 db isolatie. Uitgangspunten maatregelen geluid wegverkeer Uitwerkingsplan De Zeilen fase 1 Pagina 2 van 2

40

41