Merel Hille Communicatiewetenschap Afstudeerproject Corporate Communicatie Social media use in organizations. 13 januari 2014 W.
|
|
- Bernard van den Berg
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Running head:. EEN ONDERZOEK NAAR PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN EN DE BEHOEFTE AAN ZELFPRESENTATIE ALS VOORPELLERS VAN HET SOCIALE MEDIAGEBRUIK VAN WERKNEMERS Online ben ik op m n best, baas. Een onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken en de behoefte aan zelfpresentatie als voorspellers van het sociale mediagebruik van werknemers. Merel Hille Communicatiewetenschap Afstudeerproject Corporate Communicatie Social media use in organizations 13 januari 2014 W. van Zoonen Universiteit van Amsterdam
2 Online ben ik op m n best, baas. Een onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken en de behoefte aan zelfpresentatie als voorspellers van het sociale mediagebruik van werknemers. Samenvatting Tot op heden is in de wetenschap nog weinig bekend over de motieven voor werk gerelateerd sociaal media gebruik. Dit onderzoek had als doel om meer inzicht te creëren in de motieven voor werk gerelateerd sociaal mediagebruik door internetgebruikers aan de hand van de behoefte aan zelfpresentatie en de persoonlijkheidseigenschappen narcisme en eigenwaarde. Verwacht werd dat de behoefte aan zelfpresentatie en de persoonlijkheidseigenschappen narcisme en lage eigenwaarde zouden leiden tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik, en dat deze relatie zou worden gemodereerd door geslacht. Om deze verwachtingen te toetsen is een vragenlijst afgenomen onder N = 355 sociale media gebruikers. De data zijn geanalyseerd aan de hand van meervoudige regressie analyses. Uit de resultaten is gebleken dat de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en lage eigenwaarde niet leiden tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik. Daarnaast bleek geslacht de relatie tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele niet te modereren. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de resultaten van dit onderzoek geen ondersteuning bieden voor de opgestelde hypothesen. 2
3 Online ben ik op m n best, baas. Een onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken en de behoefte aan zelfpresentatie als voorspellers van het sociale mediagebruik van werknemers. 1. Inleiding Sociale media zijn een steeds belangrijkere rol gaan spelen in onze maatschappij (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013; Wang, Tchernev, & Solloway, 2012). Van de internetgebruikers in Nederland gebruikt in % sociale netwerksites als Facebook en Twitter. Ook de professionele netwerksite LinkedIn is in gebruik toegenomen, namelijk van 20 procent naar 23 procent in het jaar 2012 (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Deze populariteit van sociale netwerksites brengt steeds meer vragen met zich mee over het gebruik (Nadkarni & Hofmann, 2012). Voorgaand onderzoek naar sociaal media gebruik heeft zich tot nu toe voornamelijk gericht op motivatie door behoeftebevrediging, zoals de behoefte aan zelfpresentatie (Verhoeven, 2012; Wang, Tchernev, Solloway, 2012). Maar, naast behoeftebevrediging lijken ook andere factoren een belangrijke rol te spelen onder gebruikers. Onderzoek heeft aangetoond dat sociaal mediagedrag ook wordt bepaald door bepaalde persoonlijkheidskenmerken (Amichai-Hamburger & Vinitzky, 2010; Buffardi & Campbell, 2008; Correa, Hinsley & Zuniga, 2010; Krämer & Winter, 2008; Mehdizadeh, 2010; Ross, Orr, Sisic, Arseneault, Simmering, & Orr). Onder andere Mehdizadeh (2010) noemt de persoonlijkheidseigenschappen narcisme, eigenwaarde en zelfpresentatie als belangrijke kenmerken die in staat zijn het gebruik te beïnvloeden. Daarnaast heeft voorgaand onderzoek zich met name gericht op sociaal mediagebruik door consumenten (o.a. Joinson, 2008; Barker, 2009; Valenzuela et al., 2009). Echter, in mindere mate heeft onderzoek gekeken naar sociaal media gedrag door andere soorten gebruikers, zoals medewerkers in een werkgerelateerde context (Verhoeven, 2012). Aangezien in een onderzoek van Verhoeven (2012) wordt geïmpliceerd dat motieven van werknemers voor sociaal mediagebruik verschillen van die van consumenten, vraagt dit om het bestuderen van de motieven voor werkgerelateerd sociaal media gebruik. In dit onderzoek zal worden 3
4 gekeken naar de rol van behoefte aan zelfpresentatie, en de persoonlijkheidskenmerken narcisme en eigenwaarde bij werkgerelateerd sociaal media gebruik. Aangezien in eerder onderzoek naar voren is gekomen dat demografische gegevens, waaronder geslacht de relatie tussen behoefte aan zelfpresentatie, persoonskenmerken en sociaal media gebruik kunnen beïnvloeden (Manago et al., 2008; Park et al., 2009; Mediazadeh, 2010), wordt in dit onderzoek rekening gehouden met de modererende rol van geslacht in de relatie tussen behoefte aan zelfpresentatie, narcisme, eigenwaarde, en werkgerelateerd sociaal media gedrag. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat is de invloed van de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde op het sociale mediagedrag van werknemers en welke rol speelt geslacht hierin? Dit onderzoek draagt bij aan de wetenschappelijke kennis over de motieven van medewerkers voor hun werkgerelateerd sociaal mediagebruik door de rol van persoonskenmerken en de behoefte aan zelfpresentatie empirisch te onderzoeken. Onderzoek naar motieven van media gebruik is belangrijk om communicatiegedrag te begrijpen. Daarnaast heeft dit in praktische zin belangrijke implicaties voor organisaties en medewerkers. Doordat medewerkers online over hun werk of organisatie praten beïnvloeden zij de online merkdialoog. Hiermee kunnen zij percepties van het merk beïnvloeden (Verhoeven, 2011). Door een beter inzicht in de motieven voor dit gedrag te creëren, kunnen organisaties beter inspelen op deze online merkdialoog. Bovendien krijgen bedrijven inzicht in factoren die gedrag van medewerkers kunnen bepalen waardoor zij dit proces kunnen beïnvloeden. Deze studie begint met een theoretische en contextuele achtergrond van de onderzoeksvraag. Bestaande literatuur over sociaal mediagebruik door werknemers en motieven om sociale media te gebruiken zullen eerst besproken worden. Vervolgens zullen de concepten zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde aan bod komen. Daarna zal de methodologie uiteengezet worden en worden de hypothesen beantwoord. Tot slot worden de conclusie en discussie besproken. 4
5 2. Theoretisch Kader Dit hoofdstuk gaat verder in op de theoretische achtergrond van de verschillende concepten die een rol spelen in dit onderzoek naar de invloed van de behoefte aan zelfpresentatie en de persoonlijkheidskenmerken narcisme en eigenwaarde op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Op basis van bestaande literatuur en theorieën zullen verbanden worden gelegd tussen de concepten, en dit zal uiteindelijk leiden tot het vormen van hypothesen en een conceptueel model (zie figuur 1). 2.1 Werkgerelateerd sociaal media gebruik Met de opkomst van sociale media worden de traditionele massamedia steeds meer vervangen door het internet (Verhoeven, 2012). Het concept sociale media kan worden gedefinieerd als een groep van op internet gebaseerde toepassingen die voortbouwen op de ideologische en technologische grondslagen van Web 2.0., wat staat voor de creatie en uitwisseling van user-generated content (Kaplan & Haenlein, 2010). Zoals hierboven reeds werd genoemd hebben studies binnen het sociale media onderzoeksveld zich tot op heden voornamelijk gericht op het vaststellen van de motieven voor sociaal media gebruik door consumenten (o.a. Joinson, 2008; Barker, 2009; Valenzuela et al., 2009). Maar, er is nog weinig inzicht in de motieven voor het gebruik van sociale media door specifiekere groepen individuen, zoals medewerkers. Uit een onderzoek door Verhoeven (2012) is gebleken dat maar liefst één op de drie werknemers wel eens op sociale media schrijft over het werk dat ze doen, de organisatie waar ze werken, of de producten en diensten die de organisatie levert. Inhoudsanalyse heeft aangetoond dat ruim 20% van de tweets van werknemers gaan over het werk of de werkgever van de twitteraar. Het gebruik van sociale media door medewerkers is op deze wijze in staat om het organisatiemerk te beïnvloeden. Op sociale media kunnen gebruikers namelijk merkgerelateerde boodschappen ontwerpen en verspreiden zonder tussenkomst van een redactie (Verhoeven, 2012). Oftewel, op sociale media is er geen controle op de publicatie van berichten over een merk of organisatie door een individu. Een specifieke definitie van sociaal media gebruik in een werkgerelateerde context kan worden gevonden in een studie door Shao (2009). Onder werkgerelateerd sociaal media gebruik wordt verstaan de professionele, werkgerelateerde indrukken die gebruikers trachten achter te laten op sociale media. Dit sociale mediagedrag kan bijvoorbeeld gaan over de gebruikers zijn of haar werkzaamheden, over de organisatie waar de werknemer voor werkt, of zijn over zijn of haar werkgever (Verhoeven, 2012). Het gaat om het produceren en publiceren van werkgerelateerde content, zoals teksten, beelden, geluid en video (Shao, 2009). Door het 5
6 plaatsen van berichten op sociale media kunnen medewerkers de publieksagenda en de associaties van het publiek met het organisatiemerk beïnvloeden (Verhoeven, 2012). Omdat gebruikers het organisatiemerk kunnen beïnvloeden is het waardevol voor organisaties om meer inzicht te creëren in de motieven van werkgerelateerd scoiaal media gebruik. Deze nieuwe inzichten kunnen bijdragen aan het controleren of beïnvloeden van de online merkdialoog, en wellicht op een positieve manier worden gestuurd. Aangezien onderzoek zich tot op heden voornamelijk heeft gericht op de motieven van sociaal media gebruik door consumenten (o.a. Joinson, 2008; Barker, 2009; Valenzuela et al., 2009), zal deze kennis worden gebruikt om verwachtingen te scheppen over werkgerelateerd sociaal media gebruik. Hieronder zullen enkele motieven voor sociaal media gebruik worden besproken. 2.2 Behoeftebevrediging bij werkgerelateerd sociaal media gebruik Sociaal media gebruik wordt in de literatuur vaak verklaard in termen van behoeftebevrediging. Een theorie die dit gedrag voorspelt en verklaard op het gebied van motivatie door behoeftebevrediging is de Uses and Gratifications theorie (U&G theorie: Katz, Blumler & Gurevitch, 1974) Uses and Gratifications Theorie Om te verklaren waarom individuen berichten op sociale media plaatsen wordt vaak gebruik gemaakt van de U&G theorie (Katz, Blumler, & Gurevitch, 1974). De U&G theorie stelt dat gebruikers bepaalde media selecteren en gebruiken om specifieke behoeften te bevredigen (Katz, Blumler, & Gurevitch, 1974). Een van deze behoeften is het construeren en presenteren van de persoonlijke en professionele identiteit van individuen (Raacke & Bonds- Raacke, 2008). Internetgebruikers hebben de behoefte om controle uit te oefenen op de indrukken die zij achterlaten om bepaalde doelen te verwezenlijken (Verhoeven, 2012) of om hun zelfbeeld te verbeteren (Kaplan & Haenlein, 2010). Zij hebben er belang bij dat zij gezien worden als slim, toegewijd en veel belovend. Internetgebruikers hebben dus om verschillende redenen de behoefte om zichzelf te presenteren en deze behoefte zou gegratificeerd kunnen worden door middel van sociaal mediagebruik. Zo heeft onderzoek aangetoond dat door middel van Facebook gebruik, de meeste gratificaties van gebruikers worden bevredigd, zoals contact onderhouden met vrienden, vermaak, verhogen van de eigen status en informatie (Park et al., 2009). Uit onderzoek door Quan-Haase en Young (2010) 6
7 blijkt eveneens dat Facebook voornamelijk wordt gebruikt om lol te maken, op de hoogte te blijven van de activiteiten in zijn of haar omgeving, of om zichzelf op een bepaalde manier te presenteren naar de buitenwereld toe De rol van behoefte aan zelfpresentatie bij werkgerelateerd sociaal media gebruik Een reden waarom we onszelf presenteren en een bepaalde impressie bij anderen willen achterlaten, is het construeren van een bepaalde identiteit van onszelf (Hogan, 2010). Een concept dat het construeren van een identiteit door middel van zelfpresentatie verklaart is self-enhancement (Seidman, 2012). Self-enhancement gaat om het verlangen van mensen om zich goed over zichzelf te voelen en hun eigenwaarde te verhogen. Mensen hebben de behoefte om zichzelf als competent, geliefd en getalenteerd te zien. Anderen ervan te overtuigen dat we over bepaalde positieve kwaliteiten en eigenschappen beschikken is een manier om onszelf te overtuigen. Dit geeft mensen vervolgens een goed gevoel over zichzelf. Gesteld kan worden dat mensen trachten om goede impressies bij anderen achter te laten om zichzelf een goed gevoel te geven (Seidman, 2012). Een meta-analyse door Nadkarni en Hoffman (2012) heeft aangetoond dat Facebook gebruik wordt voorspeld door de behoefte aan zelfpresentatie. Facebook profielen zijn een reflectie van het publieke persoon, welke dus wordt gevormd door de behoefte aan zelfpresentatie. Deze behoefte blijkt een voorspeller te zijn van het specifieke gedrag van Facebook gebruikers, zoals de keuze voor een profiel foto, het aantal online vrienden, of de berichten die mensen plaatsen. Deze zaken zullen in overeenstemming zijn met de vorming van de gebruiker zijn of haar gewenste impressie. Daarnaast heeft onderzoek door Seidman (2012) eveneens bewijs gevonden voor de invloed van de behoefte aan zelfpresentatie op Facebook gebruik. Individuen die hoger scoorden op behoefte aan zelfpresentatie bleken actiever te zijn op Facebook en meer berichten te plaatsen dan mensen die laag scoorden op behoefte aan zelfpresentatie. Wanneer we deze kennis over de behoefte aan zelfpresentatie en sociaal media gebruik onder consumenten in een werkgerelateerde context plaatsen, zou dit betekenen dat mensen met een hoge behoefte aan zelfpresentatie ook meer werkgerelateerd sociaal media gedrag zouden vertonen. Indien de behoefte aan zelfpresentatie bij een individu hoog is, zou het logischerwijs aannemelijk zijn dat deze persoon niet alleen over zijn of haar persoonlijke leven op sociale media zou berichten, maar ook over andere aspecten van het leven zoals zijn of haar werk. Een hoge behoefte aan zelfpresentatie zou dus naar verwachting leiden tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik, in vergelijking tot een lage behoefte aan 7
8 zelfpresentatie. Hieruit volgt de volgende hypothese: H1: Behoefte aan zelfpresentatie is positief gerelateerd aan werkgerelateerd sociaal media gebruik. Naast motieven tot zelfpresentatie van gebruikers van sociale media, heeft ook de persoonlijkheid invloed op sociaal media gedrag (o.a. Correa et al., 2010). 2.3 De rol van persoonlijkheidseigenschappen bij werkgerelateerd sociaal media gebruik Voorgaande studies hebben het verband aangetoond tussen de persoonlijkheid van gebruikers en hun gedrag online (o.a. Correa et al, 2010). Volgens Amichai-Hamburger (2002) is de persoonlijkheid zelfs één van de belangrijkste factoren in het verklaren van online gedrag. Meer specifiek is gebleken dat de persoonlijkheid invloed heeft op sociaal media gebruik. Zo suggereerden Ross et al. (2009) dat Facebook gebruik gerelateerd is aan de persoonlijkheid. Aan de hand van het Five Factor Model, een model die persoonlijkheidseigenschappen opdeelt in vijf dimensies (extraversie, neuroticisme, mildheid, oderlijkheid en autonoom) werd middels zelfrapportage onderzocht welke persoonlijkheidseigenschappen een rol spelen bij het gebruik van Facebook. Hieruit bleek dat de persoonlijkheidseigenschappen extraversie en neuroticisme invloed hebben op het gedrag van Facebook gebruikers. Correa et al. (2010) vonden dat extraversie, autonomiteit en neuroticisme gerelateerd waren aan sociaal media gebruik. Bovendien werd in een onderzoek door Amichai-Hamburger en Vinitzky (2010) aan de hand van meer objectieve criteria vastgesteld dat alle vijf de persoonlijkheidseigenschappen afkomstig uit het Five-Factor-Model invloed uitoefenen op Facebook gebruik De rol van narcisme bij werkgerelateerd sociaal media gebruik Binnen het Five-Factor-Model kan iedere dimensie worden gezien als een overkoepelende categorie voor verschillende meer specifiekere persoonlijkheidseigenschappen. Zo geldt dit ook voor de dimensie extraversie-introversie (Correa et al., 2010). Binnen deze categorie vallen onder andere de specifiekere eigenschappen narcisme en eigenwaarde. Aangezien deze persoonlijkheidseigenschappen in eerder onderzoek zijn gerelateerd aan de behoefte tot zelfpresentatie (Buffardi & Campbell, 2010), is het aannemelijk dat deze eigenschappen ook gerelateerd zijn aan meer sociaal media gebruik. Studies hebben dan ook aangetoond dat narcisme en lage eigenwaarde belangrijke voorspellers zijn van sociaal media gebruik 8
9 (Buffardi & Campbell, 2010; Mehdizadeh, 2010). Narcisme is een persoonlijkheidskenmerk dat getypeerd wordt door een opgeblazen zelfbeeld. Narcisten zijn er van overtuigd dat ze speciaal en uniek zijn (Bergman, Fearrington, Davenport, & Bergman, 2010), en hebben behoefte aan aandacht en bewondering (Mehdizadeh, 2010). Narcisme is een continuüm, waarbij ieder mens zich op een bepaald punt van deze schaal bevind. Mensen die hoog scoren op narcisme hebben de behoefte om continu in het middelpunt van de aandacht te staan en zullen elke gelegenheid aangrijpen om zichzelf te promoten (Carpenter, 2012). Tevens is bekend dat narcisten niet in staat zijn zelf hun eigenwaarde te reguleren en zijn daarom afhankelijk van externe bronnen voor bevestiging. (Campbell, Rudich, & Sedikides, 2002). Sociale media lijken een ideale setting te bieden voor deze behoefte aan zelf promotie ten einde aandacht en bevestiging te krijgen. Publiceren op sociale media zou aantrekkelijk zijn voor narcisten omdat zij zelf kunnen bepalen hoe zij zich presenteren, het bevredigt de drang naar aandacht en bevordert oppervlakkige relaties (Buffardi & Campbell, 2008). Verschillende onderzoeken hebben dan ook bewijs gevonden dat gebruikers die hoger scoren op narcisme vaker sociale media gebruiken, in tegenstelling tot gebruikers die lager scoren op narcisme (Bergman et al., 2010; Buffardi & Campbell, 2008; Mehdizadeh, 2010). In een onderzoek door Buffardi en Campbell (2008) werden Facebook webpagina s gecodeerd op verschillende inhoudelijke kenmerken en gerelateerd aan de mate van narcisme van de gebruiker, verkregen via zelfrapportage. Hieruit bleek dat narcisme een voorspeller was van meer sociale activiteiten in de online gemeenschap. Ander onderzoek heeft eveneens op basis van inhoudsanalyse van facebook pagina s en scores op narcisme via zelf rapportage aangetoond dat individuen die hoger scoren op narcisme zijn gerelateerd aan meer online activiteit op facebook (Mehdizadeh, 2010). In de context van werkgerelateerd sociaal media gebruik zou het aannemelijk zijn dat narcistische individuen niet alleen actiever zijn op sociale media op persoonlijk vlak, maar ook op werkgerelateerd vlak. Logischerwijs zou een narcistische persoonlijkheid zich niet beperken tot het profileren van enkel en alleen de eigen persoon op sociale media, maar zouden werkgerelateerde aspecten hier ook voor worden gebruikt. Oftewel, personen die hoger scoren op narcisme zouden naar verwachting ook meer werkgerelateerd sociaal media gedrag vertonen dan personen die lager scoren op narcisme. De tweede hypothese luidt dan ook als volgt: H2: Narcisme is positief gerelateerd aan werkgerelateerd sociaal media gebruik. 9
10 2.3.2 De rol van eigenwaarde bij werkgerelateerd sociaal media gebruik Een andere persoonlijkheidseigenschap welke in de literatuur wordt genoemd als motivator voor internetgebruik is eigenwaarde (Joinson, 2003). Meer specifiek wordt de mate van eigenwaarde gezien als een voorspeller voor sociaal media gebruik. In het onderzoeksveld bestaat tot op heden geen overeenstemming over de mate waarin het niveau van eigenwaarde leidt tot meer of minder sociaal media gebruik (Zywica & Danowski, 2008). In dit onderzoek zullen we onze verwachtingen baseren op de armen worden rijker hypothese, oftewel sociale compensatie (Valkenburg et al., 2005). In andere woorden, gebruikers proberen hun online populariteit te vergroten ter compensatie van hun lage populariteit offline. Verschillende onderzoeken hebben bewijs gevonden dat sociale media gebruikers met een lage mate van eigenwaarde inderdaad gerelateerd zijn aan meer online activiteit (o.a. Valkenburg et al., 2006; Steinfield et al., 2008). Mehdizadeh (2010) vond op basis van inhoudsanalyse van facebookpagina s en zelfrapportage van de mate van eigenwaarde, dat gebruikers met lage eigenwaarde meer actief waren op facebook. Daarnaast bleek dat sociaal media gebruikers met lage eigenwaarde meer voordeel haalden uit het gebruik van sociale media op het gebied van sociaal kaptiaal dan gebruikers met hoge eigenwaarde. Oftewel, gebruikers met lage eigenwaarde wisten door middel van het gebruik van sociale media meer voordeel te halen in onder andere gemeenschapsactiviteiten, sociale steun en participatie (Steinfield et al., 2008). Bovendien werd gevonden dat gebruikers die minder populair waren offline, minder eigenwaarde hadden, en ernaar streven om populairder te zijn op facebook (Zywica & Danowski, 2008). Om hun online populariteit te verhogen bleken zij activer te zijn op facebook. Wanneer we zouden kijken naar een werkgerelateerde context, zou het aannemelijk zijn dat lage eigenwaarde eveneens een positieve invloed zou hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik, en niet alleen op sociaal media gebruik door consumenten. Verwacht wordt dat personen met lage eigenwaarde hun zelfbeeld niet alleen zouden willen verbeteren via sociale media in een persoonlijke context, maar ook in andere contexten zoals bijvoorbeeld een werkgerelateerde context. Lage eigenwaarde zou logischerwijs eveneens resulteren in de behoefte aan zelfpresentatie in een werkgerelateerde context en niet alleen op persoonlijk vlak. Dus, lage eigenwaarde zou leiden tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik. De derde hypothese luidt dan ook als volgt: H3: Lage eigenwaarde is positief gerelateerd aan werkgerelateerd sociaal media gebruik. 10
11 2.4 De modererende invloed van geslacht Onderzoek naar de motieven voor sociaal media gebruik onder consumenten heeft aangetoond dat deze kunnen verschillen tussen mannen en vrouwen (Manago et al., 2008). Gebleken is dat demografische gegevens zoals geslacht, de relatie tussen motieven voor sociaal media gebruik en het gedrag kunnen beïnvloeden (o.a. Manago et al., 2008; Correa et al., 2009; Park et al., 2009; Mehdizadeh, 2010). Zo is onder andere gebleken dat mannen narcistischere persoonlijkheidstrekken vertonen dan vrouwen, meer behoefte hebben aan zelfpresentatie, en bij een lage eigenwaarde meer behoefte hebben aan zelfpresentatie (Manago et al., 2008; Correa et al., 2009; Park et al., 2009; Mehdizadeh, 2010). Dit zou onder andere kunnen worden verklaard doordat mannen meer behoefte hebben aan macht en status dan vrouwen, resulterend in strategieën om dit te beïnvloeden en/of te verhogen (Manago et al, 2008). Zoals eerder besproken zijn de sociale media een uitstekend kanaal om een bepaald imago naar de sociale omgeving toe te construeren (Hogan, 2010). Deze verschillen in motieven tussen mannen en vrouwen betekent dat de relatie tussen de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en lage eigenwaarde enerzijds en sociaal media gebruik sterker zou zijn onder mannen dan onder vrouwen. Wanneer de verschillen in de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde en sociaal media gebruik in een werkgerelateerde context wordt geplaatst, kunnen we ervan uitgaan dat werkgerelateerd sociaal media gedrag op dezelfde wijze door geslacht wordt beïnvloed als sociaal media gebruik door consumenten. Het is aannemelijk dat de behoefte aan zelfpresentatie onder mannen niet alleen groter is dan vrouwen in een persoonlijke context, maar ook op het gebied van werkgerelateerd sociaal media gebruik. Naar aanleiding hiervan verwachten wij dan ook dat geslacht de relatie tussen de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde enerzijds en werkgerelateerd sociaal media gebruik anderzijds beïnvloeden. Meer specifiek gaan we er vanuit dat de relatie tussen de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde en werkgerelateerd sociaal media gebruik sterker is voor mannen dan voor vrouwen. De vierde hypothese luidt als volgt: H4: De relatie tussen behoefte aan zelfpresentatie, narcisme, eigenwaarde en werkgerelateerd sociaal media gebruik is sterker voor mannen dan voor vrouwen. 11
12 Figuur 1 Conceptueel model. 12
13 3. Methoden 3.1 Design Om te onderzoeken of de behoefte aan zelfpresentatie en de persoonlijkheidseigenschappen narcisme en eigenwaarde invloed hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik, is gebruik gemaakt van een vragenlijst. Met behulp van een vragenlijst kunnen inzichten worden verkregen in onder andere persoonlijkheidskenmerken en gedrag door middel van zelfrapportage. Op deze manier kunnen correlaties worden aangetoond, echter, het is niet mogelijk om op basis hiervan causale conclusies te trekken. 3.2 Procedure Respondenten werden via benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. In de werd een korte beschrijving gegeven van de onderzoeksdoelen. In de beschrijving stond genoeg informatie op basis waarvan de genodigden konden bepalen of zij mee wilden doen, maar gaf tegelijkertijd het ware doel van het onderzoek niet weg. Daarnaast werd aangegeven dat deelname aan het onderzoek vrijwillig en anoniem was, en dat het onderzoek werd uitgevoerd door studenten van de Universiteit van Amsterdam. Nadat men toestemming hadden gegeven voor deelname begon de vragenlijst. Allereerst werd de respondenten gevraagd antwoord te geven op een aantal algemene vragen, zoals geslacht, leeftijd en hoogst genoten opleiding. Daarna kregen de respondenten een aantal vragen over hun werk en hun sociaal media gebruik. Daarna volgden reeksen met stellingen met betrekking tot de persoonlijkheidskenmerken narcisme, eigenwaarde en zelfpresentatie waarbij de respondenten gevraagd werd in hoeverre de stellingen op hen van toepassing zouden zijn (zie appendix A voor de exacte stellingen). Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 15 minuten in beslag. Na afloop werden respondenten bedankt voor hun bijdrage aan het onderzoek. Het was voor respondenten mogelijk om hun adres op te geven indien zij op de hoogte wilden worden gehouden van het onderzoek, eventueel om uiteindelijke onderzoeksresultaten of conclusies te kunnen ontvangen. Bovendien bestond er de mogelijkheid voor de respondenten om contact te zoeken met de onderzoekers voor vragen over het onderzoek. 3.3 Respondenten Ongeveer 335 mensen werden gecontacteerd om deel te nemen aan het onderzoek. Potentiele deelnemers werden benaderd via verschillende bedrijven waaronder de ING bank, Amsterdam Museum, MVGM, of waren afkomstig uit het sociale netwerk van de 13
14 onderzoekers. Er werden twee voorwaarden gesteld tot deelname aan het onderzoek. Men moest minimaal 32 uur per week werken en geregistreerd zijn bij één van de sociale netwerksites Facebook of LinkedIn. 204 respondenten bleken te voldoen aan de selectiecriteria en bereid te zijn om mee te doen aan het onderzoek. Van de 204 respondenten die begonnen aan de vragenlijst heeft een totaal van 155 respondenten het hele onderzoek voltooid, en zijn opgenomen in de onderzoeksample. Binnen de uiteindelijke sample (N = 155) waren het aantal mannen en vrouwen vrij gelijkmatig verdeeld (40% mannen). De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 35 jaar (M = 34,70; SD = 11,42). De respondenten waren relatief hoog opgeleid (28% WO, 45% HBO, 27% overige opleidingen). 3.4 Meetinstrumenten Om de invloed van de persoonlijkheidskenmerken narcisme, eigenwaarde en zelfpresentatie op werkgerelateerd sociaal media gebruik te meten zijn voor iedere onafhankelijke variabele en voor de afhankelijke variabele verschillende items gebruikt. De afhankelijke variabele werkgerelateerd sociaal media gebruik is gemeten aan de hand van vijf items, afkomstig uit het onderzoek door Verhoeven (2012). De items meten de mate waarin medewerkers berichten plaatsen op sociale media met betrekking tot verschillende aspecten van hun werk. Meer specifiek wordt gemeten in hoeverre de respondenten berichten op sociale media plaatsen over de volgende vijf werkgerelateerd aspecten De functie die ik binnen mijn organisatie bekleed, Mijn organisatie, Producten of diensten van mijn organisatie, Mijn vakgebied, Projecten waar mijn organisatie aan werkt. De vijf items zijn allen gemeten op een zeven-punts Likert schaal, variërend van 1 = helemaal mee eens tot 7 = helemaal mee oneens. Uit de factoranalyse bleek dat alle items op dezelfde factor laadden en door middel van een betrouwbaarheidsanalyse is vast gesteld dat de factor betrouwbaar is (EV = 2,38; R 2 = 0,48; α = 0,88; M = 29,64; SD = 7,29). Zie tabel 1 voor een volledig overzicht. 14
15 Tabel 1 Geroteerde componenten-matrix van de componenten van werkgerelateerd social media gebruik, eigenwaarde, proportie verklaarde variantie en de Cronbach s alpha. Stellingen Ik bericht op sociale media over de functie die ik binnen mijn 0,90 organisatie bekleed Ik bericht op sociale media over mijn organisatie 0,89 Ik bericht op sociale media over producten en diensten van 0,86 mijn organisatie Ik bericht op sociale media over mijn vakgebied 0,84 Ik bericht op sociale media over projecten waar mijn 0,74 organisatie aan werkt Eigenwaarde 2,38 Proportie verklaarde variantie 0,48 Cronbach s alpha 0,88 De onafhankelijke variabele zelfpresentatie is gemeten aan de hand van zeven items, afkomstig uit de self-presentation tactic scale (Lee et al., 1999). Respondenten werden gevraagd aan te geven in hoeverre de volgende stellingen op hen van toepassing waren, bijvoorbeeld: Ik heb de behoefte om anderen te vertellen over mijn goede kwaliteiten (zie bijlage A). Een principale componenten analyse toonde aan dat alle items op dezelfde factor laadden en een betrouwbaarheidsanalyse toonde aan dat deze factor betrouwbaar is (EV = 1,92; R 2 = 0,28; α = 0,88; M = 26,80; SD = 8,07). Zie tabel 2 voor een volledig overzicht. 15
16 Tabel 2 Geroteerde componenten-matrix van de componenten van zelfpresentatie, eigenwaarde, proportie verklaarde variantie en de Cronbach s alpha. Stellingen Ik heb de behoefte om anderen te vertellen over mijn goede 0,92 kwaliteiten Ik heb de behoefte om meningen te uiten die anderen zullen 0,90 waarderen Ik heb de neiging om positieve dingen te benadrukken 0,87 wanneer anderen deze niet bemerken Ik heb de behoefte om mensen te vertellen over mijn goede 0,23 prestaties Wanneer ik met een groep aan een project werk voel ik de 0,12 behoefte om mijn bijdrage groter te laten lijken dan het is Wanneer ik een taak met succes volbreng heb ik de 0,40 behoefte om naar anderen te overdrijven hoe belangrijk de taak was Wanneer ik een taak met succes volbreng heb ik de 0,30 behoefte om naar anderen te overdrijven hoe belangrijk de taak was Eigenwaarde 1,92 Proportie verklaarde variantie 0,28 Cronbach s alpha 0,88 De tweede onafhankelijke variabele narcisme is gemeten aan de hand zeven items, gebaseerd op de Narcissism Personality Inventory (NPI) (Ames, Rose & Anderson, 2006). Respondenten werden gevraagd aan te geven in hoeverre de volgende stellingen op hen van toepassing waren, bijvoorbeeld: Ik sta graag in het middelpunt van de aandacht (zie bijlage A). De zeven items zijn allen gemeten op een zeven-punts Likert schaal, variërend van 1 = helemaal mee eens tot 7 = helemaal mee oneens. De items laadden allemaal op één factor en bleken betrouwbaar te zijn (EV = 3,28; R 2 = 0,47; α = 0,84; M = 20,80; SD = 9,03). Zie tabel 3 voor een volledig overzicht. 16
17 Tabel 3 Geroteerde componenten-matrix van de componenten van narcisme, eigenwaarde, proportie verklaarde variantie en de Cronbach s alpha. Stellingen Ik sta graag in het middelpunt van de aandacht 0,78 Ik vind mezelf bijzonder 0,78 Ik heb de neiging om op te vallen als ik de kans krijg 0,77 Iedereen vindt het leuk om mijn verhalen te horen 0,61 Ik sta niet graag in het middelpunt van de aandacht -0,83 Ik ben meer bekwaam dan andere mensen 0,36 Ik ben een fantastisch persoon 0,54 Eigenwaarde 3,28 Proportie verklaarde variantie 0,47 Cronbach s alpha 0,84 De derde onafhankelijke variabele eigenwaarde is gemeten aan de hand acht items, afkomstig uit de Self-esteem scale (Rosenberg, 1965). Respondenten werden gevraagd aan te geven in hoeverre de volgende stellingen op hen van toepassing waren, bijvoorbeeld: Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf (zie bijlage A). De acht items zijn allen gemeten op een zeven-punts Likert schaal, variërend van 1 = helemaal mee eens tot 7 = helemaal mee oneens. Uit de factoranalyse bleek dat alle items op dezelfde factor laadden en door middel van een betrouwbaarheidsanalyse is vast gesteld dat de factor betrouwbaar is (EV = 4,70; R 2 = 0,78; α = 0,83; M = 32,26; SD = 5,15). Zie tabel 4 voor een volledig overzicht. 17
18 Tabel 4 Geroteerde componenten-matrix van de componenten van eigenwaarde, eigenwaarde, proportie verklaarde variantie en de Cronbach s alpha. Stellingen Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf 0,37 Soms denk ik dat ik nergens goed voor ben 0,87 Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede kwaliteiten heb 0,81 Ik ben in staat om dingen net zo goed te doen als de meeste 0,19 mensen Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn 0,81 Ik voel zeker wel eens nutteloos 0,85 Eigenwaarde 4,70 Proportie verklaarde variantie 0,78 Cronbach s alpha 0,83 4. Resultaten De resultaten van dit onderzoek worden vermeld aan de hand van univariate, bivariate en multivariate analyses. 4.1 Univariate analyses Werkgerelateerd sociaal mediagebruik blijkt over het algemeen bovengemiddeld hoogte zijn (M = 4,16; SD = 1,81). Van de twee persoonlijkheidskenmerken narcisme en eigenwaarde wordt er gemiddeld hoger gescoord op eigenwaarde (M = 5,38; SD = 0,92) dan narcisme (M = 4,23; SD = 1,04). Gemiddelde behoefte aan positieve zelfpresentatie onder de respondenten blijkt gemiddeld te zijn (M = 3,83; SD = 1,15). Een volledig overzicht van de beschrijvende statistieken is terug te vinden in tabel 5. 18
19 Tabel 5 Overzicht van het gemiddelde, de standaarddeviatie en de scheefheid van de variabelen. Variabelen M SD Skewness WSMG Zelfpresentatie Narcisme 4,16 3,83 4,23 1,81 1,15 1,04-0,27 0,11-0,05 Eigenwaarde 5,38 0,92-0, Bivariate analyses Onderlinge correlaties tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele zijn vastgesteld aan de hand van Pearson s Correlations. Tussen de afhankelijke variabele werkgerelateerd sociaal media gebruik en de drie onafhankelijke variabelen werd zoals verwacht een significante correlatie gevonden voor zelfpresentatie (r = 0,16; p = 0,047), maar in tegenstelling tot de verwachtingen niet voor narcisme (r = 0,08, p > 0,05) en eigenwaarde (r = -0.01; p > 0,05). Vervolgens is gekeken naar de correlaties tussen de onafhankelijke variabelen. Significante correlaties werden gevonden tussen alle onafhankelijke variabelen onderling, namelijk tussen eigenwaarde en zelfpresentatie (r = -0,22; p = 0,007), tussen eigenwaarde en narcisme (r = 0,30; p = 0,000) en tussen narcisme en zelfpresentatie (r = 0,38; p = 0,000). Voor een overzicht van alle correlaties, zie tabel 6. Tabel 6 Correlaties tussen de variabelen. Variabelen WSMG 2. Zelfpresentatie 0,16* 3. Narcisme 0,08 0,38** 4. Eigenwaarde -0,01-0,22** 0,30** Noot. Significantie aangeduid met * = p < 0,05; ** = p < 0,01. 19
20 4.3 Multivariate analyses Voor de eerste en tweede hypothese verwachtten we dat de behoefte aan zelfpresentatie en narcisme een positief effect zou hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Voor de derde hypothese verwachtten we dat eigenwaarde een negatief effect zou hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Oftewel, mensen die hoger scoren op de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en lager op eigenwaarde gebruiken meer werkgerelateerde sociale media. Om deze verwachting te toetsen hebben we een meervoudige regressie analyse uitgevoerd. In de regressie analyse gold zelfpresentatie als de onafhankelijke variabele, en werkgerelateerd sociaal media gebruik als de afhankelijke variabele. Uit de resultaten blijkt dat zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde geen significante voorspellers zijn van werkgerelateerd sociaal media gebruik, F(3,151) = 1,37; ns. Dit betekent dat het regressie model niet bruikbaar is om werkgerelateerd sociaal media gebruik te voorspellen aan de hand van behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde. Het blijkt dat de mate van behoefte aan zelfpresentatie marginaal leidt tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik, b* = 0,29; t = 1,70; p = 0,090. Dit is in overeenstemming met de eerste hypothese. Echter, de resultaten tonen ook aan dat er geen significant verband bestaat tussen narcisme en werkgerelateerd sociaal media gebruik (b* = 0,03; t = 0,15; ns) en ook niet tussen eigenwaarde en werkgerelateerd sociaal media gebruik (b* = 0,04; t = 0,26; ns). Dit betekent dat er geen bewijs gevonden is ter bevestiging van hypothese 2 en 3. Oftewel, de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde zijn samen geen significante voorspellers van werkgerelateerd sociaal media gebruik. Zie tabel 7 voor een overzicht van de regressie analyse. 20
21 Tabel 7 Meervoudige regressie analyse voor narcisme, eigenwaarde en zelfpresentatie en werkgerelateerd sociaal media gebruik (N = 155). B SE β t Constante Zzelfpresentatie Znarcisme 4,16 0,28 0,03 0,15 0,17 0,17 0,16 0,01 28,77 1,70 0,15 Zeigenwaarde 0,04 0,07 0,02 0,26 Noot. R 2 = 0,03 F = 1,37 Significantie aangeduid met * = p < 0,10; ** = p < 0, Moderatie analyses Om moderatie door geslacht te toetsen zijn regressie analyses uitgevoerd. Ter voorbereiding voor de regressie analyses zijn de onafhankelijke variabelen narcisme, eigenwaarde, zelfpresentatie, en de moderator geslacht gestandaardiseerd. Daarnaast zijn interactie variabelen geconstrueerd tussen de drie onafhankelijke variabelen en de moderator. Voor de vierde hypothese verwachtten we dat geslacht het verband tussen zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde, werkgerelateerd sociaal media gebruik zou beïnvloeden. Meer specifiek betekent dit dat de invloed van narcisme, eigenwaarde en zelfpresentatie op werkgerelateerd sociaal media gebruik sterker zou zijn voor mannen dan voor vrouwen. Om het potentiele moderatie effect van geslacht te onderzoeken, hebben we een serie van lineaire regressies uitgevoerd. In de regressie analyses gold werkgerelateerd sociaal media gebruik als afhankelijke variabele. Als voorspellers hebben we één voor één zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde en ingevoerd samen met de interactie tussen geslacht en de bijbehorende onafhankelijke variabele (bijvoorbeeld: zelfpresentatie*geslacht). Uit de resultaten van de regressie analyses bleek dat de interactie tussen geslacht en zelfpresentatie geen significante toename in variantie verklaarde in werkgerelateerd sociaal media gebruik, F(3,151) = 1,29; ns. (zie tabel 8). Dit betekent dat geslacht geen modererende rol heeft in het effect van behoefte aan zelfpresentatie op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Daarnaast bleek uit de regressie analyse dat de interactie tussen geslacht en narcisme eveneens geen significante 21
22 toename in variante verklaarde in werkgerelateerd sociaal media gebruik F(3,151) = 1,23; ns. (zie tabel 9). Dit betekent dat geslacht ook geen modererende rol heeft in het effect van narcisme op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Bovendien liet de regressie analyse zien dat de interactie tussen geslacht en eigenwaarde geen significante toename in variantie verklaarde in werkgerelateerd sociaal media gebruik F(3, 151) = 1,29; ns. (zie tabel 10). Dit betekent dat geslacht opnieuw geen modererende rol heeft in het effect van eigenwaarde op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Geslacht heeft geen modererende werking op het effect van alle drie de onafhankelijke variabelen op werkgerelateerd sociaal media gebruik. Oftewel, in tegenstelling tot onze verwachtingen bleek dat de invloed van zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde op werkgerelateerd sociaal media gebruik niet sterker is voor mannen dan voor vrouwen. Tabel 8 Enkelvoudige regressie analyses voor de interactie tussen zelfpresentatie en geslacht voor werkgerelateerd sociaal media gebruik (N = 155). B SE β t Constante Zzelfpresentatie Zgeslacht 4,15 0,20 0,17 0,15 0,16 0,15 0,07 0,09 28,77 0,03 0,12 Zzelfpresentatie*Zgeslacht -0,12 0,17-0,06 0 F = 1,29 R 2 = 0,03 Significantie aangeduid met * = p < 0,10; ** = p < 0,05. 22
23 Tabel 9 Enkelvoudige regressie analyses voor de interactie tussen narcisme en geslacht voor werkgerelateerd sociaal media gebruik (N = 155). B SE β t Constante Znarcisme Zgeslacht 4,15 0,18 0,22 0,15 0,15 0,15 0,10 0,12 28,58 1,23 1,53 Znarcisme*Zgeslacht -0,10 0,15-0,05-0,64 F = 1,23 R 2 = 0,02 Significantie aangeduid met * = p < 0,10; ** = p < 0,05. Tabel 10 Enkelvoudige regressie analyses voor de interactie tussen eigenwaarde en geslacht voor werkgerelateerd sociaal media gebruik (N = 155). B SE β t Constante Zeigenwaarde Zgeslacht 4,16-0,01 0,21 0,15 0,15 0,15-0,01 0,11 28,71-0,06 1,43 Zeigenwaarde*Zgeslacht -0,20 0,15-0,11-1,37 F = 1,29 R 2 = 0,03 Significantie aangeduid met * = p < 0,10; ** = p < 0,05. 23
24 5. Conclusie en discussie In dit hoofdstuk wordt op basis van de resultaten de onderzoeksvraag beantwoord. Hierbij worden mogelijke verklaringen gegeven voor resultaten. Tevens worden de beperkingen van dit onderzoek besproken en worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. 5.1 Conclusie Het doel van deze studie was om te onderzoeken of de behoefte aan zelfpresentatie, en de persoonlijkheidskenmerken narcisme en eigenwaarde invloed hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik. De onderzoeksvraag luidde als volgt: Wat is de invloed van de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde op het sociale mediagedrag van werknemers en welke rol speelt geslacht hierin? Met dit onderzoek wordt bijgedragen aan de bestaande kennis over de mogelijkheid tot beïnvloeding van de online merkdialoog. Door meer inzicht in te creëren in de rol van persoonlijkheidskenmerken hierin, kan door organisaties wellicht op deze merkdialoog worden ingespeeld. We verwachtten dat de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en een lagere mate van eigenwaarde zouden leiden tot meer werkgerelateerd sociaal media gebruik. In dit onderzoek hebben we geen bewijs gevonden die deze verwachtingen bevestigen. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde geen voorspellers zijn van werkgerelateerd sociaal media gebruik. Deze bevindingen zijn niet consistent met de bestaande wetenschappelijke basis op het gebied van sociaal media gebruik, aangezien de literatuur stelt dat de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en lage eigenwaarde het sociaal media gebruik door individuen beïnvloed (o.a. Mehdizadeh, 2010; Hogan, 2010, enz.). Dit impliceert dat het sociaal media gebruik door consumenten niet in dezelfde mate wordt beïnvloedt door de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde als sociaal media gebruik door medewerkers. Meer algemeen zou kunnen worden gesteld dat de motieven voor sociaal media gebruik anders zijn voor consumenten, dan voor medewerkers. Dit zou kunnen worden verklaard doordat het doel van werkgerelateerd sociaal media gedrag meer gericht is op het beïnvloeden van het organisatiemerk dan op het beïnvloeden van het eigen imago. Wanneer we vanuit dit oogpunt redeneren, hebben persoonlijkheidseigenschappen en de behoefte aan zelfpresentatie logischerwijs in mindere mate invloed op werkgerelateerd sociaal media gebruik dan op sociaal media gebruik door consumenten, aangezien het onderwerp niet de eigen persoon is 24
25 maar de organisatie. Dit onderzoek vond ook geen bewijs voor de modererende rol van geslacht in de relatie tussen de persoonlijkheidskenmerken en werkgerelateerd sociaal media gebruik. Verwacht werd dat de relatie tussen de behoefte aan zelfpresentatie en de persoonlijkheidseigenschappen narcisme en lage eigenwaarde enerzijds en werkgerelateerd sociaal media gebruik anderzijds sterker zou zijn onder mannen (vs. onder vrouwen). Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat voor mannen geen sterkere relatie bestaat tussen de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en lage eigenwaarde en werkgerelateerd sociaal media gebruik, dan voor vrouwen. Deze bevindingen zijn eveneens niet in overeenstemming met de eerder besproken literatuur op het gebied van sociaal media gebruik door consumenten (Manago et al., 2008; Correa et al., 2009; Park et al., 2009; Mehdizadeh, 2010). Ook deze resultaten impliceren dat werkgerelateerd sociaal media gebruik door andere motieven wordt gedreven dan sociaal media gebruik door consumenten, motieven die niet worden beïnvloed door geslacht. Wellicht scoren mannen enkel hoger op de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde met betrekking tot het eigen imago, en niet met betrekking tot het imago van de organisatie waar ze voor werken. Dit zou verklaren waarom onder mannen de behoefte aan zelfpresentatie, en de persoonlijkheidseigenschappen narcisme en eigenwaarde geen sterkere invloed hebben op werkgerelateerd sociaal media gebruik dan onder vrouwen. Het is aannemelijk dat in een werkgerelateerde context, de verschillen tussen mannen en vrouwen vervagen wanneer het aankomt op de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde enerzijds en werkgerelateerd sociaal mediagebruik anderzijds. 5.1 Tekortkomingen en vervolgonderzoek Aan dit onderzoek zijn enkele tekortkomingen verbonden. Ten eerste is dit een correlationeel onderzoek, en geen experimenteel onderzoek. Dit betekent dat er geen oorzakelijke verbanden kunnen worden vastgesteld. In andere woorden, het is niet bekend welke variabele de andere beïnvloed. Het zou kunnen zijn dat de onafhankelijke variabelen zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde invloed uitoefenen op werkgerelateerd sociaal media gebruik, maar deze beïnvloeding zou ook andersom kunnen werken. Wellicht leidt sociaal media gebruik tot een grotere behoefte aan zelfpresentatie, meer narcisme en een lagere eigenwaarde. Omdat een dergelijk causaal verband met behulp van correlationeel onderzoek niet kan worden aangetoond, wordt aangeraden om vervolgonderzoek van experimentele aard te laten zijn. Experimenteel onderzoek naar de invloed van werkgerelateerd sociaal media gebruik op de 25
26 behoefte aan zelfpresentatie en persoonlijkheidseigenschappen zoals narcisme en eigenwaarde, zou kunnen worden uitgevoerd in een pre-test post-test design waarbij de mate van sociaal media gebruik wordt gemanipuleerd. Aan de hand van een dergelijk experimenteel onderzoek zou kunnen worden vastgesteld of er verandering is opgetreden in de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde ten gevolge van de mate van sociaal media gebruik. Daarnaast is een verklaring voor het gebrek aan bewijs voor de hypothesen dat het over het algemeen lastig is om een direct verband tussen persoonlijkheidskenmerken en gedrag aan te tonen. Algemene theorie over gedrag stelt dat attitude, beliefs en gedragintenties de beste voorspellers zijn van gedrag, en niet persoonlijkheidskenmerken. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de beliefs, attitudes en intenties van werknemers met betrekking tot werkgerelateerd sociaal media gebruik, en hun relatie tot het daadwerkelijke werkgerelateerde sociaal media gebruik. Door meer inzicht te creëren in de relatie tussen beliefs, attitudes en intenties die leiden tot werkgerelateerd sociaal media gebruik, zouden deze voorspellers eventueel kunnen worden beïnvloed. Voor organisaties zou dit van grote waarde kunnen zijn, aangezien beliefs, attitudes en intenties makkelijker te beïnvloeden zijn dan individuele persoonlijkheidskenmerken. Ten slotte kunnen andere suggesties voor vervolgonderzoek worden gevonden in de vergelijking tussen sociaal media gebruik door consumenten en medewerkers. Bij het vormen van de hypothesen zijn we er telkens vanuit gegaan dat de invloed van de behoefte aan zelfpresentatie, narcisme en eigenwaarde kan worden uitgebreid van een persoonlijke context naar een werkgerelateerde context. Echter, op basis van de resultaten uit dit onderzoek is deze aanname onjuist gebleken. Op basis van het in dit onderzoek gevonden bewijs voor de motieven van werkgerelateerd sociaal media gebruik zou het nuttig zijn om meer onderzoek te doen naar andere motieven die werkgerelateerd sociaal media gebruik beïnvloeden, en hoe deze verschillen van sociaal media gebruik door consumenten. Op deze manier kan verder worden bijgedragen aan de bestaande kennis over de mogelijkheid tot beïnvloeding van de online merkdialoog door organisaties. 26
27 Referenties Ames, D.R., Rose, P., & Anderson, C.P. (2006). The NPI-16 as a short measure of narcism. Journal of Research in Personality, 40, doi: /j.jrp Amichai-Hamburger (2002) Internet and personality. Computers in Human Behavior, 18, Amichai-Hamburger, Y., & Vinitzky, G. (2010). Social network use and personality. Computers in Human Behavior, 26, doi: /j.chb Asendorpf, J. B. (2011). Psychologie van de persoonlijkheid. Bohn: Stafleu van Loghum. Baumeister, R.F., Tice, D.M., & Hutton, D.G. (2011). Self-presentational motivations and personality differences in self-esteem. Journal of Personality, 57(3), doi: /j tb02384.x Barker, V. (2009). Older adolescents motivations for social network site use: The influence of gender, group identity, and collective self-esteem. CyberPsychology & Behavior, 12, Bergman, S.M., Fearrington, M.E., Davenport, S.W., & Bergman, J.Z. (2011). Millenials, narcissism, and social networking: What narcissists do on social networking sites and why. Personality and Individual Differences, 50, doi: /j.paid Bighelaar, van den, S., & Akkermans, M. (2013). Bevolkingstrends 2013: Gebruik en gebruikers van sociale media. Centraal Bureau voor de Statistiek (oktober) Verkregen op 31 oktober 2013 van 495E F6-F2A53E819957/0/ b15art.pdf. Buffardi, L.E., & Campbell, W.K. (2008). Narcissism and social networking web sites. Personality and Social Psychology Bulletin, 34(10), doi: / Carpenter, C.J. (2012). Narcissism on facebook: Self-promotional and anti-social behavior. Personality and Individual Differences, 52, doi: /j.paid Correa, T., Hinsley, A. W., & de Zuniga, H. G. (2010). Who interacts on the web?: The intersection of users personality and social media use. Computers in Human Behavior, 26, doi: /j.chb Collins, D.R., & Stukas, A.A. (2008). Narcissism and self-presentation: The moderating effects of accountability and contingencies of self-worth. Journal of Research in Personality, 42(6), DeWall, C.N., Buffardi, L.E., Bonser, I., & Campbell, W.K. (2011). Narcissism and implicit attention seeking: Evidence from linguistic analyses of social networking and online presentation. Personality and Individual Differences, 51, doi: /j.paid
Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit
SAMENVATTING Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit Leiders zijn belangrijke leden van organisaties. De
Nadere informatieManagement Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars
Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen
Nadere informatieSportclubs en Sociale Media
Sportclubs en Sociale Media Wilko de Graaf DSO, 7 november 2013 Sportclubs en Sociale Media Mike Muller en Wilko de Graaf Kenniskring Sport, Management en Ondernemen Domein Bewegen, Sport en Voeding Hogeschool
Nadere informatieBig Five persoonlijkheidstrekken en Facebookgebruik
Big Five persoonlijkheidstrekken en Facebookgebruik Eva Raquel Schenk Onder begeleiding van Hana Hadiwijaya Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Tilburg Datum van uitgifte
Nadere informatieLinkedIn Profiles and personality
LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieHet Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping
Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit
Nadere informatieBachelor scriptie Het online boundary management gedrag op Facebook
Bachelor scriptie Het online boundary management gedrag op Facebook Naam: Anne-Laura Bogers Studentnummer: S4363078 Eerste begeleider: Dr. Batenburg Tweede begeleider: Dr. Nederstigt Radboud Universiteit,
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatieComputeraffiniteit belangrijk op kantoor
Auteur A.R. Goudriaan E-mailadres alex@goudriaan.name Datum 16 november 2008 Versie 1.0 Titel Computeraffiniteit belangrijk op kantoor Computeraffiniteit belangrijk op kantoor tevredenheid over de automatiseringsafdeling
Nadere informatieDe Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen
Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of
Nadere informatieSummary in Dutch. Samenvatting
Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.
Nadere informatieSOCIALE MEDIA: HET ONLINE PODIUM VAN THEATERS?
SOCIALE MEDIA: HET ONLINE PODIUM VAN THEATERS? Een onderzoek onder theaterbezoekers naar de motieven om lid te worden van een online sociaal netwerk van een theater Universiteit van Amsterdam Faculteit
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatievan Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw
De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren
Nadere informatieBowling alone without public trust
Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in
Nadere informatie/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari 2015. Technische Universiteit Eindhoven
Onderzoek werkstress, herstel en cultuur De rol van vrijetijdsbesteding 6 februari 2015 Technische Universiteit Eindhoven Human Performance Management Group ir. P.J.R. van Gool prof. dr. E. Demerouti /hpm
Nadere informatieResponse 879 entries, vanwege te veel missende waarden uiteindelijk 563 bruikbare responses
Onderzoeksvraag Wat is het effect van social media op de interne communicatie? Methode Oproep via sociale media om enquête in te vullen, gevraagd om RT Response 879 entries, vanwege te veel missende waarden
Nadere informatieWat motiveert u in uw werk?
Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u
Nadere informatieicoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,
icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based
Nadere informatieDe persoonlijkheid van jongeren en hun motieven. voor het volgen social influencers.
De persoonlijkheid van jongeren en hun motieven voor het volgen social influencers. Paulien J.C. van Esch ANR: 418130 Bachelor scriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie: Bedrijfscommunicatie
Nadere informatieInformatie over de deelnemers
Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals
Nadere informatieModeratie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en
Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Ziekteverzuim Moderation of the Big Five Personality Factors on
Nadere informatieDe relatie tussen persoonlijkheid en motieven om gebruik te maken van Facebook en Hyves.
De relatie tussen persoonlijkheid en motieven om gebruik te maken van Facebook en Hyves. Bachelorthese Student: Marloes van Schaik Studentnummer: 0204994 1 e begeleider: Ard Heuvelman 2 e begeleider: Piet
Nadere informatieSamenvatting (Dutch summary)
Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.
Nadere informatieEMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0
EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren
Nadere informatieDe Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior
De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatie(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem
(In)effectiviteit van Angstcommunicaties 1 (In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiveness
Nadere informatieKwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit
Kwantitatieve modellen voor BCO PMC Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Drie colleges Validiteits- en betrouwbaarheidsanalyse Causale analyse met confounding en mediatie Causale
Nadere informatieNederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de
Nadere informatieDe causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie
Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal
Nadere informatieNationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs
Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieDe Relatie tussen Narcisme en het Gebruik van Facebook
1 De Relatie tussen Narcisme en het Gebruik van Facebook Eindscriptie Bacheloropleiding Psychologie en Gezondheid Departement Tilburg School of Social and Behavioral Sciences Tilburg University Auteur:
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited
Nadere informatieMOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY
MOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY O V E R Z I C H T INTRODUCTIE De Motives, Values, Preferences Inventory () is een persoonlijkheidstest die de kernwaarden, doelen en interesses van een persoon meet.
Nadere informatieHet Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive
Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive
Nadere informatieIMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY
IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof
Nadere informatieBiowalking voor ouderen
Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN
Nadere informatieInvloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting
xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het
Nadere informatiedraagt via de positieve invloeden van de voorgaande mediatoren bij aan een verbeterde CRM effectiviteit in het huidige onderzoek.
Why participation works: the role of employee involvement in the implementation of the customer relationship management type of organizational change (dissertation J.T. Bouma). SAMENVATTING Het hier gepresenteerde
Nadere informatieOnline Boundary Management Behavior op Social Media
Online Boundary Management Behavior op Social Media Tom Vossen s4185927 Bachelorwerkstuk E-mail: tom.vossen@student.ru.nl Telefoon: +31642178570 Begeleider: Anika Batenburg 29 mei 2015 Samenvatting Naar
Nadere informatieDe rol van de sociale media in alcoholgebruik bij jongeren
De rol van de sociale media in alcoholgebruik bij jongeren Prof. Dr. Kathleen Beullens School for Mass Communication Research, KU Leuven Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) Vlaamse jongens en meisjes
Nadere informatieKaren J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon
Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety
Nadere informatiegedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?
Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender
Nadere informatieSelfies, Narcisme en een Kwetsbare Zelfwaardering
Selfies, Narcisme en een Kwetsbare Zelfwaardering Een longitudinaal onderzoek naar de relaties tussen narcisme, zelfwaardering en het posten van selfies Nick van Tilborg, 3875865, Universiteit Utrecht.
Nadere informatieDe Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS
Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering
Nadere informatieGeslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive
1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieHandleiding Nederlandse Werkwaardentest
Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Versie 1.0 (c), mei 2008 Dr Edwin van Thiel Nederlandse werkwaardentest De Nederlandse werkwaardentest is eind 2006 ontwikkeld door 123test via een uitgebreid online
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale
Nadere informatievragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen
Samenvatting Samenvatting De toenemende vraag naar totale heuparthroplastieken (THA) en totale kniearthroplastieken (TKA) leidt tot groeiende wachtlijsten. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben veel
Nadere informatieInnovatie van dienstverlening via Loket. Reden voor gebruik en gebruikerstevredenheid.
Innovatie van dienstverlening via Loket. Reden voor gebruik en gebruikerstevredenheid. In het kader van het project Innovatie van dienstverlening doet ICOON onderzoek naar de vraag onder welke omstandigheden
Nadere informatieBachelorscriptie. Culturele aspecten van sociale media
Bachelorscriptie Culturele aspecten van sociale media Verschillen tussen studenten en young professionals in het gebruik van Facebook en kennis over privacy Naam: Ivo Gagel ANR: 753592 Begeleider: dr.
Nadere informatieINVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren
De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:
Nadere informatieRelatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën
Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual
Nadere informatieHoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het
Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve
Nadere informatienederlandse samenvatting Dutch summary
Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve
Nadere informatieCompatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk
De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag
Nadere informatieEffect van Planetree op kwaliteit en tevredenheid, wetenschappelijk aangetoond?
Effect van Planetree op kwaliteit en tevredenheid, wetenschappelijk aangetoond? Donderdag 13 maart 2014 Martijn Kilsdonk MScHA Manager behandeling & begeleiding en Planetree coördinator Disclosure belangen
Nadere informatieSamenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld
Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,
Nadere informatieJuggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur
Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Nederlandse Samenvatting [DUTCH SUMMARY] Nederlandse Samenvatting JONGLEREN MET MEDIA: DE GEVOLGEN
Nadere informatieCollege 3 Meervoudige Lineaire Regressie
College 3 Meervoudige Lineaire Regressie - Leary: Hoofdstuk 8 p. 165-169 - MM&C: Hoofdstuk 11 - Aanvullende tekst 3 (alinea 2) Jolien Pas ECO 2012-2013 'Computerprogramma voorspelt Top 40-hits Bron: http://www.nu.nl/internet/2696133/computerprogramma-voorspelt-top-40-hits.html
Nadere informatieSamenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten
Samenvatting Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten De beroepsbevolking in Nederland, maar ook in andere westerse landen, vergrijst in een rap tempo. Terwijl er minder kinderen
Nadere informatieOnderzoek naar de impact van participatie, rollen en doelen in asynchrone discussiegroepen
Onderzoek naar de impact van participatie, rollen en doelen in asynchrone discussiegroepen Achtergrond van dit onderzoek On line asynchrone dicussiegroepen worden vaak gebruikt als computer ondersteunde
Nadere informatieRelatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability
Running head: EIGENWAARDE, MOTIVATIE EN EMPLOYABILITY 1 Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability Inge
Nadere informatieDe correlatie kan opgevraagd worden via Analyze Correlate Bivariate en vervolgens maken we een keuze voor de variabelen. Dit levert als output op:
Opdrachten en vragen hoofdstuk X 1. Voer de gegevens van figuur 9.1 en 9.2 in SPSS en controleer de correlaties zoals die aangegeven werden. Maak tevens een scatterplot. Tabel 9.1. Lineaire transformatie
Nadere informatiePositieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic
Nadere informatieDe Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.
De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieDe Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten
De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten The Moderating Influence of Social Support on the Relationship between Mobbing at Work
Nadere informatieS a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting
S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma
Nadere informatieRunning head: MERKPAGINA S OP SOCIAL MEDIA
Running head: MERKPAGINA S OP SOCIAL MEDIA 2 Voorwoord Voor u ligt mijn masterscriptie die ik geschreven heb ter afsluiting van mijn masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen met de specialisatie
Nadere informatieInleiding Deel I. Ontwikkelingsfase
Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,
Nadere informatieOndanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren
Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van
Nadere informatieEffect publieksvoorlichting
Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting
Nadere informatieGOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out
GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out
Nadere informatieVragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten
Vragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten Welkom bij het onderzoek naar eigenschappen van wetenschappelijke manuscripten. In dit onderzoek willen we daarom nader onderzoeken welke onderdelen
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Docenten in het hoger onderwijs zijn experts in wát zij doceren, maar niet noodzakelijk in hóe zij dit zouden moeten doen. Dit komt omdat zij vaak weinig tot geen training hebben gehad in het lesgeven.
Nadere informatieSAMENVATTING Hoofdstuk 1
SAMENVATTING Dit proefschrift gaat over een onderwerp waaraan veel mensen een groot gedeelte van hun leven besteden, namelijk het werken in teams. De omstandigheden in deze teams kunnen een grote invloed
Nadere informatieUitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie
Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest
Nadere informatieVergeet geen duimpje omhoog te doen als je me. leuk vindt
Vergeet geen duimpje omhoog te doen als je me leuk vindt Onderzoek naar de relatie tussen narcisme en extraversie enerzijds en motieven en zelfpresentatie anderzijds van social influencers om te gaan bloggen
Nadere informatieSummery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers
ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen
Nadere informatie6DPHQYDWWLQJ. De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval.
6DPHQYDWWLQJ De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval. Van de ongeveer 1200 studenten die per jaar instromen, valt de helft binnen drie maanden af. Om een antwoord
Nadere informatieInnovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.
Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden
Nadere informatieVOORLICHTING = VEILIG?
VOORLICHTING = VEILIG? De invloed van seksuele voorlichting op middelbare scholen op het condoomgebruik onder studenten. Ilse Slabbekoorn 10753672 Communicatiewetenschap Afstudeerproject Bas van den Putte
Nadere informatieBullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?
Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole
Nadere informatieDATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005)
DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005) Inleiding De manier waarop data georganiseerd, gecodeerd en gescoord (getallen toekennen aan observaties) worden en welke technieken daarvoor nodig zijn, dient in het ideale
Nadere informatieBijlage A: Aanbevelingen
Bijlage A: Aanbevelingen Reeds goede bekendheid en status Het CJG is goed bekend onder Apeldoornse professionals. Daarnaast is het deel van de professionals die al eens hebben doorverwezen naar het CJG,
Nadere informatieBeschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw
Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.
Nadere informatieMOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY OVERZICHT
MOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY OVERZICHT INTRODUCTIE De Motives, Values, Preferences Inventory () is een persoonlijkheidstest die de kernwaarden, doelen en interesses van een persoon in kaart brengt.
Nadere informatieBeter 1 vriend in de hand dan 10 op Hyves.
Beter 1 vriend in de hand dan 10 op Hyves. Het effect van de hoeveelheid vrienden op een sociale netwerk site op het geluk en de tevredenheid van jonge adolescenten. Bachelorscriptie T.A.C. Boerrigter
Nadere informatieVoorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel
Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,
Nadere informatieMet Facebook bouwen aan Zelfvertrouwen?
Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Met Facebook bouwen aan Zelfvertrouwen? Onderzoek naar de mate van Facebook gebruik en sociaal zelfvertrouwen waarbij geslacht
Nadere informatieCover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/57383 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued
Nadere informatieRobuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De
Nadere informatieGeven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.
Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van
Nadere informatieSOCIALE MEDIA GEBRUIK ONDER WERKNEMERS
THEORETISCH GESTUURD BACHELORWERKSTUK SOCIALE MEDIA GEBRUIK ONDER WERKNEMERS Jannicke van de Laar S4229983 Thema 4 Eerste begeleider: Anika Batenburg 1 Samenvatting In het huidige onderzoek is getoetst
Nadere informatie11. Multipele Regressie en Correlatie
11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in
Nadere informatieOnderzoeksrapportage Leadership Connected 2016
Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Zaltbommel 30 mei 2016 Leadership Connected! Where Business meets Science 1 Inleiding Onderzoeksrapport Leadership Connected In tijden waarin ontwikkelingen
Nadere informatieFort van de Democratie
Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve
Nadere informatie