Trendrapport Aanbod van arbeid Sonja Bekker Marcel Kerkhofs Amelia Román Joop Schippers Marian de Voogd-Hamelink Ton Wilthagen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Trendrapport Aanbod van arbeid Sonja Bekker Marcel Kerkhofs Amelia Román Joop Schippers Marian de Voogd-Hamelink Ton Wilthagen"

Transcriptie

1 Trendrapport Aanbod van arbeid 2007 Sonja Bekker Marcel Kerkhofs Amelia Román Joop Schippers Marian de Voogd-Hamelink Ton Wilthagen OSA-publicatie A234, juli 2008

2 Deze rapportage maakt deel uit van het beleidsgerichte onderzoeksprogramma van de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA). Dit programma wordt mede gefinancierd door de volgende ministeries: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De OSA maakt deel uit van een strategische alliantie met de Universiteit van Tilburg (UvT) en de Universiteit Utrecht (UU). De OSA is gehuisvest op de campus van de UvT in Tilburg. Meer informatie over de OSA vindt u op onze internetsite ISBN Verkoopprijs OSA-publicatie A234 27,00 (inclusief btw en verzendkosten). Raadpleeg de OSA-website voor informatie over de wijze waarop u deze publicatie kunt bestellen:

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Ten Geleide 5 1 Arbeidsparticipatie Inleiding Bruto en netto gegevens van de arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie en persoonskenmerken Arbeidsparticipatie en de aanwezigheid van kinderen in het huishouden Overeengekomen arbeidsuren per week Feitelijke en gewenste werkweekomvang Conclusies 28 2 Arbeidsmobiliteit en zoekgedrag Inleiding De dynamiek van de arbeidsmarkt Externe baanmobiliteit en functiemobiliteit Zoekgedrag van werkenden Zoekgedrag van niet werkenden Conclusies 45 3 Arbeidsomstandigheden en werktevredenheid Inleiding Arbeidsomstandigheden Tevredenheid baan en oordeel over het loon Langdurig ziekteverlof Conclusies 62 4 Lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden Inleiding De ontwikkeling van het loon Secundaire arbeidsvoorwaarden Conclusies 79 3

4 5 Scholing: deelname, vaardigheid en tevredenheid Inleiding Deelname aan opleidingen of cursussen van werkenden en nietwerkenden Deelname aan opleidingen en cursussen van werknemers Scholingsdeelname van werknemers met een flexibel of parttime contract Kenmerken van de gevolgde opleiding en tevredenheid met scholingsmogelijkheden Aansluiting van kennis en vaardigheden bij het werk Gewenste maatregelen om goed te functioneren Conclusies Flexibiliteit van arbeid Inleiding Numerieke flexibiliteit Flexibele inzetbaarheid Telewerk Conclusies Nuggers Inleiding Niet-werkenden: een diverse groep Deelname aan mantelzorg en vrijwilligerswerk Het arbeidsmarktverleden van nuggers Oriëntatie van nuggers voor de arbeidsmarkt Conclusies 135 Bijlage 1: Onderzoeksverantwoording 137 B.1.1 Inleiding 137 B.1.2 Steekproeftrekking 137 B.1.3 Dataverzameling 138 B.1.4 Panelcohort en -uitval 140 B.1.5 Representativiteit 141 B.1.6 Enkele kerngegevens 144 Recente OSA-publicaties 147 4

5 Ten Geleide Voor de Bakker: Trends en aandachtspunten voor beleid Onlangs bracht de Commissie Arbeidsparticipatie (in de wandelgangen de Commissie Bakker geheten) haar spraakmakende rapport uit over hoe de arbeidsdeelname in Nederland een forse opwaartse impuls kan worden gegeven. Een impuls die ook hard nodig is. Het rapport geeft een indringend beeld van de nijpende problemen op de Nederlandse arbeidsmarkt: een krimpende beroepsbevolking, een groeiende vraag naar arbeid en tegelijkertijd een groot aantal mensen dat van een uitkering afhankelijk is. Er is een structurele mismatch tussen vraag en aanbod van arbeid, oudere werknemers verlaten de arbeidsmarkt nog steeds voortijdig, in sectoren als zorg en onderwijs dreigen enorme arbeidstekorten en de werkloosheid onder sommige groepen (waaronder allochtonen) is onaanvaardbaar hoog. Indien er niet snel en radicaal wordt ingegrepen, zo meent de Commissie, dreigt de Nederlandse economie vast te lopen en komt de publieke dienstverlening in de knel. De commissie pleit voor niets minder dan een cultuuromslag (een nieuw arbeidsethos) en een arbeidsbestel dat volop inzet op een proactief arbeidsmarktbeleid: de Nederlander moet permanent schaven aan zijn (of haar) inzetbaarheid, niet blijven hangen in kleine deeltijdbanen en langer doorwerken. Op korte termijn moeten mensen extra aan de slag. De re-integratie van mensen in de WW, de Bijstand en arbeidsongeschiktheidsregelingen moet aanmerkelijk worden verbeterd. Nederlanders moeten weer doorwerken tot 65 jaar (en op termijn zelfs daarna), de arbeidsproductiviteit moet omhoog, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt moet serieus worden aangepakt en het meer uren werken door deeltijders moet aantrekkelijk worden gemaakt. Ook niet-uitkeringsgerechtigde niet-werkenden (nuggers) moeten volop in beeld komen. Making work pay zo luidt het adagium. Het rapport zet sterk in op het verhogen van de inzetbaarheid van de Nederlandse beroepsbevolking. Van baanzekerheid naar werkzekerheid is hier de kernformule. Iedere Nederlander krijgt een persoonsgebonden budget dat aangewend kan worden voor investeringen in competentieontwikkeling tijdens de levensloop, voor transities tussen arbeid en zorg en tussen werkloosheid en werk. Arbeidsmarktinstituties en arbeidsmarktarrangementen moeten systematisch arbeidsdeelname bevorderen en werkzekerheid bieden. Dat geldt ook voor regelingen die nu nog vooral in de sfeer van de nazorg liggen zoals het ontslagrecht en de WW. Hier pleit de Commissie voor een omslag van nazorg naar voorzorg. 5

6 Het rapport van de Commissie Bakker is breed bediscussieerd en velen hebben zich in het debat gemengd. Vaak met rode hoofden. Dit trendrapport draagt ook een steentje bij. Maar de toonzetting zal rustiger zijn. In dit hoofdstuk geeft OSA een aantal relevante aandachtspunten voor proactief arbeidsmarktbeleid aan die direct voortvloeien uit de trends die zij waarneemt rond het aanbod van arbeid. Veel van de diagnose van de Commissie Bakker van de huidige knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt bevestigd door dit trendrapport. Er is een onmiskenbare ontwikkeling naar vergrijzing en ontgroening van het aanbod op de arbeidsmarkt. Mede als gevolg hiervan is de krapte op de arbeidsmarkt een structureel gegeven geworden. Dit biedt de Nederlandse werknemer ruimere keuzes en mogelijkheden. Daar staat tegenover dat deze trend een niet geringe dreiging vormt voor het op peil houden van een evenwichtige economische groei in ons land en gezonde economische verhoudingen. Ook onze internationale positie komt daarbij in het geding. Alle reden voor actief en slagvaardig beleid derhalve. De Commissie Bakker ziet, zoals gezegd, nuggers als een groep die een onontgonnen arbeidspotentieel herbergt. Dat is zeker het geval. De analyses in dit OSA Trendrapport laten evenwel zien dat het potentieel niet overschat moet worden. Zeker, de groep is aanzienlijk en een klein deel van een grote groep zet ook zoden aan de dijk. Maar de overgrote meerderheid van de nuggers ambieert geen betaalde baan. En degenen die dat wel doen moeten een forse inhaalslag plegen in het onderhoud van hun employability en hun kerncompetenties. Nuggers, zo mag de conclusie luiden, vormen een groep die zeker aangeboord moet worden, maar van hooggespannen verwachtingen kan op basis van de huidige inzichten geen sprake zijn. Hun afstand tot de arbeidsmarkt is eenvoudigweg te groot. Dat geldt niet noodzakelijk voor ouderen. Hoewel hun participatie vooralsnog achterblijft bij de doelstellingen van het kabinet (en de Europese Unie) is er duidelijk sprake van perspectief. Met name de afgelopen jaren is de participatie flink gegroeid. Eerder ingezet beleid heeft de nodige vruchten afgeworpen. Het grote belang van aandacht voor de levensloop, levenslang leren en investeren in menselijk kapitaal blijkt als we bedenken dat binnen de oudste cohorten laag opgeleiden zijn oververtegenwoordigd. Ook al betreft het hier slechts een deelgroep, hun achterblijvende productiviteit is wel bepalend voor de 6

7 beeldvorming over de oudere werknemer, die bovendien gemiddeld ook nog minder mobiel blijkt dan zijn jongere collega s. Mobiliteit vormt een kernthema in het advies van de Commissie. Nu kan men opperen dat mobiliteit wat tegenstrijdig uitpakt in een situatie van structurele krapte op de arbeidsmarkt. Werkgevers zullen hun toevlucht nemen tot een strategie van het inbinden van externe mobiliteit van hun werknemers terwijl werknemers zelf hun positie trachten te verbeteren door van werkgever te veranderen. Onze cijfers laten zien dat in de afgelopen periode de externe mobiliteit inderdaad is toegenomen, nu ook bij grotere bedrijven. De cijfers laten zien dat werknemers driftig om zich heen kijken. De krapte op de arbeidsmarkt schept mogelijkheden voor nieuwe dynamiek. Werknemers hebben een duidelijk besef dat ze betere kansen op de arbeidsmarkt hebben. Ze doen dat niet vanuit een basaal idee van baanzekerheid maar vooral vanwege beoogde loopbaanperspectieven en de eigen employability. Dit verhoudt zich goed met de ideeën van de Commissie Bakker over dynamiek en mobiliteit. Werkgevers die in deze tijd van structurele krapte te weinig doen aan het binden & boeien van hun personeel zullen de rekening betalen in termen van verhoogd verloop onder hun werknemers. Zeker in tijden van schaarste op de arbeidsmarkt is goed werkgeverschap geboden. Innovatief en creatief HRM-beleid is nu meer noodzakelijk dan ooit. Daarbij is dit bij uitstek de gelegenheid om de grotere mogelijkheden voor werknemers ook ten goede te laten komen aan mensen die momenteel nog wat verder van de arbeidsmarkt afstaan. De Commissie Bakker zet volop in op het periodiek onderhoud van kerncompetenties. Juist in een kenniseconomie moet daar het verschil worden gemaakt. De bereidheid onder werknemers zich bij voortduring te (her)scholen is daarbij cruciaal. De bereidheid onder werkgevers om hun personeel in dit opzicht ruimhartig te faciliteren is evenzeer cruciaal. Kennis en vaardigheden moeten op peil worden gehouden. Dat geldt voor werkenden, dat geldt ook voor nietwerkenden. Dit Trendrapport laat zien dat wat de laatste groep betreft, een behoorlijke inhaalslag te maken is. De groep niet-werkenden neemt veel minder vaak deel aan scholing dan de groep werkenden. De kloof is zelfs groter geworden. In het algemeen geldt dat mensen met de meest kwetsbare arbeidsmarktpositie (ouderen, lager opgeleiden, flexwerkers, kleine deeltijders), het minst deelnemen aan activiteiten om hun kerncompetenties te verbeteren. Voor veel van deze groepen is nog een wereld te winnen. Maar dat geldt ook in 7

8 meer algemene zin: het aandeel werkenden dat cursussen volgt, is de afgelopen jaren gedaald. Wellicht dat deze trend samenhangt met een parallelle ontwikkeling: het aandeel werkenden dat een financiële bijdrage van de werkgever ontvangt voor cursusdeelname is afgenomen. Juist gezien het belang van een competitieve kennissamenleving is het van belang dat scholingsdeelname substantieel toeneemt. Dit Trendrapport laat zien dat dit besef nog niet breed is doorgebroken. Tot slot: deeltijdarbeid. OSA-panelgegevens geven aan dat vooral onder vrouwen deeltijdwerken een cultureel gegeven is. Ze starten hun loopbaan in deeltijd, ze blijven gedurende hun loopbaan in deeltijd werken en ze beëindigen hun loopbaan in deeltijd. Anders dan de Commissie Bakker lijkt te argumenteren zit de winst niet zozeer in de kleine deeltijders (daar zit weinig rek meer in), maar in de grotere deeltijders: zeg boven de 20 uur per week. Het beleid zou er vooral op gericht moeten zijn hoe deze groep ertoe verleid kan worden een groter aantal uren te gaan werken. Kortom, op basis van de bevindingen van dit Trendrapport laten zich in ieder geval de volgende vijf kernthema s selecteren voor de Bakker-agenda: de positie van de nuggers, de arbeidsparticipatie van ouderen, de rol van modern levensloopbeleid ook in relatie tot mobiliteit, de achterblijvende scholingsdeelname en de mogelijkheden van extra arbeidsdeelname onder grotere deeltijders. Maar een ding is zeker: het arbeidsmarktbeleid voor de Bakker zal van andere aard moeten zijn dan het arbeidsmarktbeleid na de Bakker. Prof. dr. Peter Ester, Directeur OSA 8

9 1 Arbeidsparticipatie 1.1 Inleiding Het begin 2007 nieuw aangetreden kabinet heeft bevordering van de arbeidsparticipatie als een van zijn hoofddoelstellingen hoog in het vaandel staan. Samen werken vormt zelfs onderdeel van de titel van het coalitieakkoord en het motto waaronder het kabinet Balkenende IV opereert. 1 Het huidige arbeidsmarktbeleid is dan ook in belangrijke mate gericht op het scheppen van de voorwaarden waaronder zoveel mogelijk mensen aan het arbeidsproces kunnen deelnemen. Daarbij gaat het niet alleen om de arbeidsdeelname op dit moment, maar ook om de arbeidsdeelname gedurende de gehele levensloop. Arbeidsdeelname zou aldus ook een duurzaam karakter dienen te hebben. In deze dynamische visie dient de arbeidsparticipatie gezien te worden in relatie tot de zich gedurende de levensloop wijzigende voorkeuren van burgers en de omstandigheden waarin zij verkeren. Deze invalshoek staat centraal in het concept van de transitionele arbeidsmarkt, zoals Günther Schmid dat aan het einde van de vorige eeuw ontwikkelde. Dit raamwerk koppelt de dynamische kijk op de arbeidsparticipatie aan de invloed van regelgeving en instituties op de wijze waarop mensen betaalde arbeid in verschillende fases van het leven combineren met andere activiteiten, zoals zorgtaken, scholing en ontspanning. Het OSA-Arbeidsaanbodpanel is een uniek longitudinaal bestand dat de mogelijkheid biedt om de ontwikkeling van de arbeidsdeelname in beeld te brengen. Inmiddels zijn twaalf golven van dit langlopend werknemerspanel beschikbaar, die de periode van 1985 tot en met 2006 bestrijken. Daarmee kan dit panel zowel inzicht geven in de ontwikkeling van de arbeidsdeelname in de loop van de tijd, als in verschillen tussen groepen mensen, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen, tussen opleidingscategorieën of tussen opeenvolgende geboortecohorten. Bovendien komt ook een groot aantal kwalitatieve aspecten van de arbeidsdeelname in het panel aan bod. Doordat individuen in de tijd worden gevolgd, bestaat ook de mogelijkheid de participatie te relateren aan specifieke omstandigheden en gebeurtenissen waarmee die individuen gedurende hun levensloop te maken krijgen. 1 Zie 9

10 Het OSA-Arbeidsaanbodpanel is een tweejaarlijks survey waarin een steekproef uit de potentiële beroepsbevolking wordt ondervraagd over werk, inkomen, scholing en diverse daaraan gerelateerde onderwerpen. In de opeenvolgende golven van het panel worden alle deelnemers aan de voorgaande ronde opnieuw benaderd. Daarnaast worden nieuwe deelnemers aan het panel toegevoegd om respondenten die niet opnieuw willen meedoen te vervangen. Daarbij wordt ervoor zorg gedragen dat de steekproef een afspiegeling vormt van de Nederlandse potentiële beroepsbevolking van 16 tot 65 jaar. Tenzij anders vermeld, zijn de tabellen in dit trendrapport gebaseerd op de gegevens voor respondenten in de leeftijdscategorie van 16 tot 65 jaar die geen dagonderwijs volgen. 2 In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de feitelijke deelname aan het arbeidsproces en de gewenste en feitelijke omvang van de werkweek. In de volgende paragrafen wordt de arbeidsparticipatie besproken in relatie tot een aantal persoons- en huishoudkenmerken. Daarbij wordt onder meer ingegaan op de participatie van opeenvolgende geboortecohorten. Vervolgens wordt in paragraaf 1.5 het aantal per week gewerkte uren belicht en in paragraaf 1.6 wordt nagegaan in hoeverre de werkelijke arbeidsomvang in overeenstemming is met de gewenste arbeidsomvang. 1.2 Bruto en netto gegevens van de arbeidsparticipatie Het veldwerk voor de twaalfde golf van het OSA-Arbeidsaanbodpanel vond plaats in het najaar van De verzamelde gegevens hebben deels betrekking op de peildatum en deels op de periode van twee jaar voorafgaande aan de enquête. In 2006 had de lichte groei van de Nederlandse economie ten tijde van de gegevensverzameling in 2004 inmiddels plaatsgemaakt voor een robuuste economische groei van bijna drie procent op jaarbasis waaraan alle sectoren van de economie deel hadden. De werkloosheidscijfers lieten een forse daling zien, terwijl tegelijkertijd het aantal vacatures toenam. De kranten brachten de eerste berichten over bedrijven en sectoren die moeilijk aan personeel konden komen. 2 In de elfde golf (2004) is de maximumleeftijd verhoogd tot 67 jaar en zijn ook mensen die een dagopleiding volgen, geënquêteerd. Voor de vergelijkbaarheid met eerdere trendrapporten zijn deze nieuwe groepen in de gepresenteerde cijfers niet meegenomen (tenzij expliciet anders wordt vermeld). 10

11 Figuur 1.1 toont de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie in het OSA- Arbeidsaanbodpanel voor de periode van 1996 tot en met Uitgangspunt bij deze indeling is de door de respondent aangegeven situatie die zijn of haar situatie op de arbeidsmarkt het best beschrijft. De cijfers kunnen afwijken van de CBSstatistieken, omdat het OSA-Arbeidsaanbodpanel een steekproef uit de potentiële beroepsbevolking is. Ook verschillen de gehanteerde definities van werk en werkloosheid. Op basis van het OSA-Arbeidsaanbodpanel wordt eenieder die geen betaald werk heeft, maar daar wel naar zoekt als werkloos aangemerkt, of preciezer: als niet-werkende werkzoekende. Deze definitie is niet hetzelfde als de door het CBS gehanteerde definities voor de geregistreerde werkloosheid of de werkloze beroepsbevolking, waarin aanvullende eisen worden gesteld aan het aantal beschikbare werkuren, het zoekgedrag en de beschikbaarheid. Ondanks dit verschil geven de cijfers in Figuur 1.1 een vergelijkbare ontwikkeling te zien als die van het CBS. Figuur 1.1: Arbeidsmarktpositie in het OSA-Arbeidsaanbodpanel, 1996, 1998, 2000, 2002, 2004 en 2006 (in procenten) 100 Netto participatie Niet-werkend werkzoekend Niet-participerend ,9 23,1 20,8 2,5 3,0 4,2 17,8 19,2 18,8 2,8 3,8 3, ,9 73,9 76,7 79,3 77,0 77, Zoals gezegd, vormen de respondenten een afspiegeling van de potentiële beroepsbevolking in de leeftijdscategorie van 16 tot 65 jaar. Deze groep kan worden opgedeeld in werkenden en niet-werkenden. De groep werkenden bestaat uit twee deelgroepen: zelfstandigen en mensen die in loondienst werkzaam zijn (werknemers). De groep niet-werkenden kunnen we verder onderverdelen in de hierboven al genoemde niet-werkende werkzoekenden en de niet-participerenden, 11

12 dat wil zeggen: de mensen die geen betaald werk hebben en daar ook niet naar op zoek zijn. Bij het beschrijven van de arbeidsdeelname wordt onderscheid gemaakt tussen bruto en netto participatie. Onder bruto participatie verstaan we de mensen die werken of op zoek zijn naar werk, doorgaans uitgedrukt als percentage van de potentiële beroepsbevolking. Onder netto participatie verstaan we alleen de mensen die betaald werk verrichten, ook dit uitgedrukt als percentage van de potentiële beroepsbevolking. Hier is het belangrijk om op te merken dat anders dan in de CBS-definities geen minimum aan de aanstellingsomvang is gesteld. Tabel 1.1 toont de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van vrouwen en mannen in het OSA-Arbeidsaanbodpanel. Onder invloed van de slechtere economische omstandigheden was de netto participatiegraad in de periode van 2002 tot 2004 na jaren van aanhoudende stijging licht teruggevallen. Tabel 1.1: Arbeidsmarktpositie van mannen en vrouwen in het OSA- Arbeidsaanbodpanel, (in procenten) Mannen Werkend in loondienst 78,8 79,1 80,1 79,4 80,0 Werkend als zelfstandige 6,6 6,9 7,5 6,1 5,5 Netto participatie (= werkend) 85,4 86,0 87,6 85,5 85,6 Niet-werkend werkzoekend 1,9 2,0 2,2 3,4 2,6 Bruto participatie 87,3 88,0 89,8 88,9 88,2 Niet-participerend 12,7 12,0 10,2 11,1 11,8 Potentiële beroepsbevolking Vrouwen Werkend in loondienst 57,9 63,7 66,9 66,0 67,0 Werkend als zelfstandige 4,6 4,4 4,5 3,1 4,0 Netto participatie (= werkend) 62,5 68,1 71,4 69,1 71,1 Niet-werkend werkzoekend 4,2 3,0 3,5 4,2 4,2 Bruto participatie 66,7 71,1 74,9 73,3 75,3 Niet-participerend 33,3 28,9 25,1 26,7 24,7 Potentiële beroepsbevolking Deze daling is bij vrouwen een fractie groter geweest dan bij mannen, zodat het verschil in de arbeidsdeelname tussen mannen en vrouwen in 2004 iets hoger uitviel dan in In de periode van wordt de stijgende lijn van de netto arbeidsparticipatie weer doorgetrokken, vooral door vrouwen. Voor 12

13 vrouwen komt de bruto arbeidsparticipatie in 2006 voor het eerst uit boven de 75 procent. Aldus zetten vrouwen hun inhaalrace op mannen als het gaat om participatie onverdroten voort. De werkloosheid onder vrouwen blijkt nog altijd hoger dan die onder mannen en profiteren mannen sneller van het ingezette economische herstel. Bij mannen zet de eerder ingezette daling van het aandeel zelfstandigen door, terwijl er bij vrouwen sprake is van een (hernieuwde) lichte stijging. De snelle gedragsverandering bij vrouwen wordt nog eens treffend geïllustreerd door de ontwikkeling van het aandeel niet-participerenden: in 1998 was dat nog een derde, in 2006 nog maar een kwart van de potentiële beroepsbevolking. 1.3 Arbeidsparticipatie en persoonskenmerken De participatiegraad verschilt niet alleen tussen mannen en vrouwen, maar varieert ook naar enkele andere persoonskenmerken, zoals leeftijd, opleiding en burgerlijke staat. In deze paragraaf nemen wij deze kenmerken onder de loep om te zien of de participatie bij bepaalde groepen afwijkt van de rest, of zich over de jaren anders heeft ontwikkeld. Participatie en leeftijd Tabel 1.2 geeft een overzicht van de verdeling naar leeftijd en geslacht van het OSA-Arbeidsaanbodpanel voor de periode Het betreft hier alle deelnemers aan het panel, zowel werkenden als niet-werkenden. In gebruikelijke statistische termen gaat het hier dus om de potentiële beroepsbevolking. De tabel laat zien dat de vergrijzing zowel mannen als vrouwen raakt. Voor beide groepen geldt dat het aandeel in de leeftijdscategorie in een periode van twintig jaar ten minste is verdubbeld. Met name de leeftijdscategorie jaar toont een aanzienlijke teruggang. Ook de ontgroening doet zich in rap tempo gelden. Zowel participatie van verschillende leeftijdsgroepen als de ontwikkeling daarin verschillen tussen mannen en vrouwen. Figuur 1.2 geeft een overzicht van de netto participatie naar leeftijd en geslacht op de Nederlandse arbeidsmarkt in de periode De lijnen in de figuur geven de gemiddelde arbeidsparticipatie van opeenvolgende leeftijdsgroepen in een gegeven jaar. 13

14 Tabel 1.2: Verdeling naar leeftijd en geslacht van het OSA-Arbeidsaanbodpanel (in procenten) Mannen jaar jaar jaar jaar jaar Totaal Vrouwen jaar jaar jaar jaar jaar Totaal Bij mannen zijn de verschuivingen minder groot dan bij vrouwen, maar de ingezette trend om langer door te werken is goed zichtbaar. De netto participatie van de 55- tot 59-jarigen is 77 procent, een stijging van ruim vijftien procentpunten ten opzichte van In 1986 en 1992 is de invloed van vervroegdeuittredingsmogelijkheden duidelijk zichtbaar in een scherpere daling van de participatiegraad vanaf 55 jaar. Vanaf 1998 zien we met name voor de leeftijdsklassen vanaf 45 jaar een toename van de participatie. In de cijfers van 2006 is duidelijk te zien dat vervoegd uittreden minder vaak voorkomt dan in de jaren negentig van de vorige eeuw. Ook in de leeftijdscategorie is de netto participatie van mannen tussen 1992 en 2006 met maar liefst dertien procentpunten gestegen van 19 naar 32 procent. Overigens impliceert dit tegelijkertijd dat nog steeds twee derde van de mannen in die leeftijdsgroep niet participeert. De vrouwen hebben ook in dit opzicht een inhaalslag gepleegd. De netto participatie onder de 55- tot 59-jarigen is in 2006 iets meer dan 50 procent, nagenoeg een verdrievoudiging van het percentage uit Ook in de periode is de participatiegraad in deze leeftijdsgroep, tegen de algemene trend in, verder toegenomen. Dat geldt ook voor de leeftijdscategorie Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat de participatie van vrouwen in de leeftijdscategorie tussen 1998 en 2006 weinig is veranderd. Als er in de terminologie van de Visitatiecommissie Emancipatie (2007) sprake is van stagnatie in de arbeidsparticipatie van vrouwen, dan is het met name in deze 14

15 levensfase, de fase waarin veel vrouwen voor het eerst moeder worden. Tenslotte kan naar aanleiding van Figuur 1.2 nog worden geconstateerd dat zowel bij mannen als bij vrouwen in de leeftijdsklasse jaar de netto participatie in 2006 lager ligt dan in Figuur 1.2: Netto participatiegraad van mannen en vrouwen in 1986, 1992, 1998 en 2006, naar leeftijd (in procenten) 100 Mannen 1986 Mannen 1992 Mannen 1998 Mannen 2006 Vrouwen 1986 Vrouwen 1992 Vrouwen 1998 Vrouwen Terwijl de nadruk in Figuur 1.2 ligt op het in de tijd vergelijken van vrouwen van verschillende leeftijdsklassen, presenteren we in Figuur 1.3 een overzicht van de participatie naar het geboortecohort van de vrouwen. Op grond van deze alternatieve groepering van dezelfde gegevens kan worden geconcludeerd dat met name het cohort geboren in de periode een opmerkelijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dit cohort toont nog wel het bekende kinderdal dat ook de participatie van voorgaande cohorten kenmerkt, maar een flink aandeel van de vrouwen uit dit geboortecohort heeft op enig moment en gezien hun leeftijd was dat in veel gevallen het moment waarop eventuele kinderen naar de basis- op middelbare school gingen de draad van de arbeidsmarktparticipatie weer opgepakt. Inmiddels is hun participatie opgelopen tot (bijna) zeventig procent. Voor het volgende geboortecohort ( ) is het kinderdal aanmerkelijk minder diep; ten minste vijftig procent van deze vrouwen blijft ook in de levensfase waarin hun kinderen worden geboren actief op de arbeidsmarkt. Voor 15

16 het daarop volgende geboortecohort ( ) zien we geen verdere winst in termen van een minder diep kinderdal. Hoogstens zien we de daling van de participatie op weg naar dit dal iets later inzetten. Dit spoort met het gegeven dat moeders in Nederland de afgelopen decennia steeds later hun eerste kind krijgen. Terwijl voor het geboortecohort het kinderdal dus minder diep was dan voor het cohort , resulteert dat vooralsnog niet in een hogere participatie later in de levensloop. Het cohort bereikte weliswaar eerder een participatieniveau van zeventig procent, maar daarna lijkt geen sprake van een verdere stijging. Figuur 1.3: Ontwikkeling arbeidsparticipatie van vrouwen , naar geboortecohort (in procenten) participatie le eftijd Participatie en opleiding De toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen in de recentere geboortecohorten staat niet los van een stijging van het gemiddelde opleidingsniveau van opeenvolgende cohorten. In die zin lijkt het verhogen van het opleidingsniveau een belangrijk instrument bij het vergroten van de arbeidsdeelname en de financiële zelfredzaamheid van groepen waar de arbeidsdeelname achterblijft. Omgekeerd bevorderen betere perspectieven op de arbeidsmarkt de bereidheid om in menselijk kapitaal te investeren. In Tabel 1.3 is de netto participatiegraad afgezet tegen het niveau van de hoogste voltooide opleiding. Het verband tussen participatie en opleidingsniveau is sterk, vooral bij vrouwen en lijkt in de afgelopen jaren eerder sterker dan zwakker geworden. Ten dele weerspiegelt dit positieve verband bij vrouwen een cohorteffect. Vrouwen uit vroegere geboorte- 16

17 cohorten zijn gemiddeld genomen lager opgeleid mede omdat betaalde arbeid voor de meesten geen aannemelijk toekomstperspectief was en hebben een lage gemiddelde arbeidsdeelname. Geleidelijk aan moet dit cohorteffect echter aan kracht verliezen, omdat de oudere cohorten de arbeidsmarkt beginnen te verlaten, terwijl de samenhang tussen opleidingsgraad en participatie bij vrouwen in de laatste jaren juist sterker is geworden. Voor de groep hoogst opgeleide vrouwen is de participatiegraad tussen 2002 en 2006 flink gestegen, maar onder de lager opgeleiden (vbo-/mavoniveau) is de participatiegraad de afgelopen jaren juist gedaald. Een vergelijkbare daling zien we ook bij de mannen op dit opleidingsniveau. Dat laatste zou te maken kunnen hebben met de slechte conjunctuur van enkele jaren geleden. Juist bij groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt gaat de in goede tijden verworven positie in slechte tijden het snelst weer verloren, bijvoorbeeld als gevolg van verdringing. Als de conjunctuur weer aantrekt gaan de hoog opgeleiden voor en komen de laag opgeleiden pas aan bod als werkgevers niemand anders meer kunnen krijgen (zie ook Román en Schippers, 2008). Tabel 1.3: Netto participatiegraden in 1998, 2002 en 2006, naar geslacht en opleidingsniveau (in procenten) Mannen Vrouwen Totaal 85,4 87,6 85,6 62,5 71,4 71,1 Lager onderwijs 60,8 65,5 68,8 33,5 36,6 36,2 Vbo/mavo 83,3 85,2 80,4 51,5 59,1 54,2 Mbo/havo/vwo 90,2 90,9 88,3 71,6 76,8 75,2 Hbo 90,5 90,3 88,5 83,9 84,2 82,1 Wo 90,8 88,2 86,7 81,8 85,1 90,8 Participatie en burgerlijke staat Relatievorming, -verbreking en het verliezen van een partner hebben allemaal invloed op de mogelijkheid en bereidheid tot deelname op de arbeidsmarkt. Omgekeerd kan het hebben van betaald werk invloed hebben op de mogelijkheden tot relatievorming en is het ook denkbaar dat bepaalde persoonlijke kenmerken zowel van invloed zijn op arbeidsdeelname als op relatievorming. In Tabel 1.4 is de gemiddelde participatiegraad verbijzonderd naar burgerlijke staat en geslacht. Zowel bij mannen als bij vrouwen is de participatiegraad het hoogst bij samenwonenden. Daarbij dient te worden bedacht dat 17

18 samenwonenden een gemiddeld jongere groep vormen dan gehuwden. De groep gescheidenen, weduwen en weduwnaars heeft de laagste gemiddelde participatiegraad, maar bij de vrouwen uit deze categorie is als enige de arbeidsdeelname over de hele periode duidelijk en fors toegenomen. Tabel 1.4: Netto participatiegraden in 1998, 2002 en 2006, naar burgerlijke staat en geslacht (in procenten) Mannen Vrouwen Totaal 86,0 87,6 85,6 62,5 71,4 71,1 Gehuwd 84,2 88,8 86,1 57,6 69,4 67,6 Samenwonend 94,7 94,8 91,8 85,5 87,1 83,3 Alleenstaand 88,5 84,9 84,8 85,0 81,3 79,4 Gescheiden/weduw. 71,4 56,6 55,1 48,7 46,7 64,2 1.4 Arbeidsparticipatie en de aanwezigheid van kinderen in het huishouden Vooral bij vrouwen is de aanwezigheid van jonge kinderen in het huishouden van grote invloed op de beslissing om te werken, en de gekozen aanstellingsomvang. Tabel 1.5 geeft een overzicht van de arbeidsparticipatie van personen die getrouwd zijn of samenwonen, uitgesplitst naar het aantal thuiswonende kinderen, de leeftijd van het jongste kind en geslacht. Omdat bij de huishoudens zonder thuiswonende kinderen of met oudere thuiswonende kinderen verhoudingsgewijs meer ouderen zitten en een vergelijking tussen de groepen vertekend zou worden door verschillen in leeftijd en geboortecohort, zijn de cijfers in Tabel 1.5 beperkt tot mannen en vrouwen in de leeftijdsgroep van 20 tot 50 jaar. Uit de leeftijdsprofielen in Figuur 1.2 kan worden opgemaakt dat de arbeidsdeelname in 2006 in deze leeftijdsgroep, behoudens het kinderdal, hoog is. Pas bij leeftijden boven de 50 resulteren de verschillen tussen geboortecohorten en de invloed van vervroegde uittreding in een lagere participatiegraad. Het meest opvallende aan de cijfers in Tabel 1.5 is dat de netto participatie van mannen vrijwel niet van de aanwezigheid van thuiswonende kinderen afhangt. Dit ligt bij vrouwen duidelijk anders. In de huishoudens zonder thuiswonende kinderen ligt de netto participatie van de vrouwen 10 procentpunten lager dan bij 18

19 de mannen, maar als er kinderen in het huishouden aanwezig zijn, is dit verschil in participatie aanzienlijk groter. Tabel 1.5: Netto arbeidsparticipatie van samenwonenden en gehuwden, jaar oud in 2006, naar geslacht en gezinssamenstelling (in procenten) Geen Leeftijd jongste kind kinderen <4 jaar 4-12 jaar >12 jaar Mannen geen thuiswonende kinderen 97 1 thuiswonend kind of meer thuiswonende kinderen Vrouwen geen thuiswonende kinderen 87 1 thuiswonend kind of meer thuiswonende kinderen Twee thuiswonende kinderen waarvan de jongste jonger dan 4 hebben het sterkste negatieve effect op de participatie. Eén jong kind heeft daarmee vergeleken een beperkt effect (overigens betreft het dan ook een moeder van een recent geboortecohort). Eén kind in de basisschoolleeftijd heeft echter een groter negatief effect. Kennelijk biedt de kinderopvang meer mogelijkheden om werk te combineren met de zorg voor kinderen dan de basisschool. Dat verschil is er echter alleen als er maar één kind is. Als het jongste kind jonger dan vier is, maar er in het huishouden twee of meer kinderen zijn, werkt 70 procent van de vrouwen. Met het jongste van twee kinderen op de basisschool is de participatiegraad van de moeders weer 5 procentpunten hoger. Heeft ook de jongste van de twee de middelbare-schoolleeftijd bereikt dan is de participatie 82 procent, nog slechts 5 procentpunten lager dan van vrouwen zonder thuiswonende kinderen. Hoe interessant deze samenhangen ook mogen zijn, het overheersende beeld is dat ook bij de jongere generaties de komst van kinderen in de arbeidsdeelname primair door vrouwen wordt opgevangen. Zoals Figuur 1.2 toont, blijft de participatie van mannen ook gedurende de levensfase waarin hun kinderen worden geboren, in 2006, net als in alle voorgaande jaren, (ruim) boven de 90 procent. Wel blijkt uit een vergelijking met eerdere trendrapporten dat de arbeidsdeelname van vrouwen in huishoudens met jongere kinderen over de jaren is toegenomen. 19

20 Uiteraard vertelt de participatiegraad maar een deel van het verhaal. De zorg voor jonge kinderen plaatst mensen voor de keuze om wel of niet (tijdelijk) te stoppen met werken, maar daarnaast is ook het aanpassen van de omvang van hun aanstelling een optie. In Figuur 1.4 is voor werkende samenwonende en gehuwde vrouwen in de leeftijd van 20 tot 50 jaar aangegeven hoe de omvang van de werkweek met de gezinssituatie samenhangt, onderverdeeld in het percentage met kleine, middelgrote en grote deeltijdbanen, en voltijdbanen. Figuur 1.4: Participatie in voltijd- en deeltijdbanen bij samenwonende en gehuwde vrouwen, jaar oud, in 2006, naar gezinssamenstelling (in procenten) <12 uren per week uren per week uren per week 35 of meer uren per week geen > >12 thuiswonende leeftijd kind leeftijd jongste kind kinderen een thuiswonend kind twee of meer thuiswonende kinderen In huishoudens zonder thuiswonende kinderen heeft ruim 80 procent van de werkende vrouwen een voltijdbaan of een deeltijdbaan van 25 uur of meer. Als er sprake is van één thuiswonend kind ligt dit percentage tussen de (bijna) 30 en 40 procent, afhankelijk van de leeftijd van dat kind. Bij moeders met één kind tot en met drie jaar vinden we nog 20 procent voltijders. In alle andere situaties (één wat ouder kind of twee of meer kinderen) komt het aantal voltijders niet boven de 7 procent uit. 20 à 30 procent van deze moeders heeft een grote deeltijdbaan, maar ruime meerderheden (bij twee kinderen: twee derde van de moeders) komen niet verder dan een baan van uur. Met name het hebben van kinderen in de basisschoolleeftijd vormt kennelijk een ernstige restrictie op het aantal door vrouwen gewerkte uren: 13 à 15 procent van de vrouwen heeft in die situatie een baan van minder dan 12 uur per week. In deze cijfers zijn de gevolgen van de 20

21 recente uitbreiding van de buitenschoolse opvang nog niet zichtbaar. Sinds augustus 2007 zouden met name de ouders van kinderen in de basisschoolleeftijd (veelal: de moeders) ruimere mogelijkheden moeten hebben om meer uren te werken. Als deze maatregel werkt, zou dat in het volgende trendrapport zichtbaar moeten worden; de moeders met kinderen in de basisschoolleeftijd zullen dan naar verwachting een minder afwijkende positie innemen. Evenals bij de participatiegraad wordt ook de omvang van de werkweek bij samenwonende en gehuwde mannen van 20 tot 50 jaar maar in beperkte mate beïnvloed door de aanwezigheid van kinderen. Kleine of middelgrote deeltijdbanen komen bij deze groep mannen nauwelijks voor. Mannen met één of twee thuiswonende kinderen tot 12 jaar werken even vaak in een voltijdbaan als mannen zonder thuiswonende kinderen. Van de mannen met één of twee thuiswonende kinderen onder de vier werkt circa tien procent in een grote deeltijdbaan. 1.5 Overeengekomen arbeidsuren per week Internationaal bezien, kent Nederland een uitzonderlijk hoog percentage deeltijdwerkers, tot nu toe met name vrouwen. Deeltijdwerk is een nauwelijks meer weg te denken verschijnsel op de Nederlandse arbeidsmarkt geworden. De mogelijkheid om vanuit een bestaande arbeidsovereenkomst het overeengekomen aantal uren per week te verminderen of uit te breiden is sinds juli 2000 vastgelegd in de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa). Tabel 1.6 toont het percentage van de in loondienst werkende mannen en vrouwen dat een deeltijdbaan heeft. Daarbij wordt opnieuw onderscheid gemaakt tussen grote deeltijdbanen (gemiddeld 25 tot en met 34 uren per week), middelgrote deeltijdbanen (12 tot en met 24 uren) en kleine deeltijdbanen (minder dan 12 uren). Vanaf gemiddeld 35 uren per week wordt een baan als voltijdbaan gezien. Bij mannen is er in de loop der jaren nauwelijks variatie in het aandeel voltijders en deeltijders in de verschillende categorieën. Bij vrouwen zien we over de jaren dat de kleine deeltijdbaan van minder dan 12 uur duidelijk op zijn retour is, ten gunste van de middelgrote en grote deeltijdbanen. Het aandeel vrouwen dat een baan heeft van meer dan 24 uur schommelt al jaren rond de 50 procent. 21

22 Tabel 1.6: Overeengekomen arbeidsuren per week van werkenden in loondienst, naar geslacht, (in procenten) Aantal overeengekomen arbeidsuren per week of meer Totaal Mannen Vrouwen Wanneer we ook hier een vergelijking maken tussen de opeenvolgende geboortecohorten (zie Figuur 1.5) van vrouwen zien we nauwelijks verschillen tussen de verschillende cohorten waar het gaat om het gewerkte aantal uren per leeftijdscategorie, zeker in vergelijking met de grote verschillen tussen opeenvolgende cohorten in participatie. Figuur 1.5: Ontwikkeling gemiddelde aantal gewerkte uren van werkende vrouwen , naar geboortecohort gewerkte uren leeftijd 22

23 Recente cohorten gedragen zich op dit punt gemiddeld niet anders dan voorafgaande cohorten. Waar het aantal gewerkte uren per week op jonge leeftijd bij alle cohorten waar gegevens over zijn rond of boven de dertig lag, neemt dit aantal uren af naarmate de jaren vorderen, tot ongeveer 24 uur tussen de 35 en de 58 jaar. We zagen al dat in de afgelopen jaren het aandeel vrouwen in een kleine deeltijdbaan afnam, maar ook het aandeel vrouwen in een voltijdbaan in 2006 lager is dan bijvoorbeeld in 2000 (Tabel 1.6). Vrouwen van de jongere geboortecohorten hebben hun onderwijsachterstand op mannen ruimschoots ingelopen. In het algemeen geldt dat hogere opleidingen langer duren en een hogere investering eisen. Het is dan ook te verwachten dat de aanstellingsomvang groter is naarmate het opleidingsniveau hoger is. Tabel 1.7 laat zien dat dit inderdaad het geval is. De relatie tussen opleidingsniveau en aanstellingsomvang is zeer sterk en over de afgelopen jaren betrekkelijk stabiel. Tabel 1.7: Aanstellingsomvang van vrouwelijke werknemers naar opleidingsniveau, 2006 (in uren per week) Aantal overeengekomen arbeidsuren per week of meer Totaal Totaal Lager onderwijs Vmbo/mavo Mbo/havo/vwo Hbo Wo Heeft in 2006 de helft van de in loondienst werkzame vrouwen een kleine of middelgrote deeltijdbaan, bij vrouwen met een universitaire opleiding geldt dat slechts voor een kwart. Driekwart van de vrouwen met een wetenschappelijke opleiding werkt 25 of meer uren per week. Kleine deeltijdbanen komen bij hen nauwelijks voor. Omgekeerd werken vrouwen met een laag opleidingsniveau zelden in een voltijdbaan. Opvallend is dat van de vrouwen met een Hboopleiding 40 procent niet meer dan 24 uur per week werkt. Anderzijds werkt ruim een derde van de Hbo-vrouwen in een voltijdbaan. Binnen deze opleidingscategorie is de spreiding qua werkuren verreweg het grootst. Bovenstaande analyses roepen vragen op naar de mate waarin de aanwezigheid van kinderen en de combinatie van betaald werk met zorgtaken een restrictie op 23

24 de participatie c.q. het aantal gewerkte uren vormt, en op welke wijze de invloed van eventuele restricties kan worden gemitigeerd. Om op dat punt niet uitsluitend te zijn aangewezen op indirecte uitkomsten, hebben we de respondenten uit het panel ook een aantal stellingen/vragen voorgelegd aan de hand waarvan zij zelf een aantal opvattingen over de combinatie van arbeid en zorg konden ventileren. De eerste vraag luidde: Levert de combinatie van uw werk en uw zorgtaken problemen op? Voor 78 procent van de werkenden levert die combinatie geen problemen op. Slechts 1 procent gaf aan dat de combinatie veel problemen opleverde. Van diezelfde werkenden onderschreef vervolgens 53 procent de stelling dat zij voor zorgtaken in voldoende mate een beroep kunnen doen op familie of vrienden. Van de niet-werkenden is dat maar 31 procent. Als het gaat om de vraag naar een evenwichtige verdeling van zorgtaken met de partner zijn de respondenten overwegend positief gestemd: 58 procent is het daar grotendeels of volledig mee eens; slechts 18 procent is het daar grotendeels of volstrekt mee oneens. De niet-werkenden zijn op dat punt duidelijk minder tevreden: 47 procent volledig of grotendeels eens en 33 procent volstrekt of grotendeels oneens. Omdat problemen met de combinatie van arbeid en zorg in veel gevallen timing - problemen zijn, is werkenden ook de vraag voorgelegd of zij voldoende mogelijkheden hebben de werktijden naar (eigen) inzicht in te vullen. Hierop reageert 44 procent positief, terwijl 31 procent tot een negatief antwoord komt. Over de mogelijkheden tot thuis- of telewerken recentelijk steeds vaker aangeprezen als hulpmiddel om zowel de files te bestrijden als om de combinatie van arbeid en zorg soepeler te laten verlopen zijn de respondenten minder positief: 31 procent meent op dit punt voldoende mogelijkheden te hebben; 49 procent geeft aan dat de mogelijkheden op dit punt (ernstig) tekort schieten. Opmerkelijk is dat bij geen van deze stellingen en vragen substantiële verschillen bestaan in de antwoorden van mannen en vrouwen, zelfs niet bij een gevoelig item als het bestaan van een evenwichtige verdeling van de zorgtaken met de partner. 1.6 Feitelijke en gewenste werkweekomvang Het aantal uren dat mensen volgens hun contract gemiddeld per week werken kan uiteraard afwijken van de gewenste aanstellingsomvang. In deze paragraaf wordt nagegaan hoe vaak er op dit punt sprake is van een discrepantie en hoe groot die discrepantie dan is. Onder de feitelijke aanstellingsomvang verstaan we het aantal contractueel overeengekomen uren dat mensen gemiddeld per week geacht 24

25 worden te werken. Betaald en onbetaald overwerk blijven dus buiten beschouwing. Deze onderwerpen komen in hoofdstuk 6 aan de orde. Figuur 1.6 geeft de verdeling van de feitelijke contractuele en de gewenste aanstellingsomvang voor in loondienst werkzame mannen en vrouwen. Net als in eerdere jaren zien we ook in 2006 op dit punt nog een zeer groot verschil tussen mannen en vrouwen. Slechts één op de vijf vrouwen wil een voltijdbaan. Figuur 1.6: Feitelijk en gewenst aantal uren per week van werknemers in 2006, naar geslacht (in procenten) Feitelijk Gewenst < < Mannen Vrouwen Omgekeerd wil nog geen kwart van de mannen een deeltijdbaan. En wil de man al een deeltijdbaan, dan moet het wel een grote zijn, terwijl bij vrouwen juist de middelgrote deeltijdbaan favoriet is. Het is ook opvallend dat zowel bij mannen als bij vrouwen het feitelijke percentage voltijdbanen hoger is dan het gewenste. Voor de grote deeltijdbanen geldt het omgekeerde: in werkelijkheid komen deze minder vaak voor dan mannen en vrouwen willen. Bij de kleinere deeltijdbanen komen het feitelijke en het gewenste percentage beter overeen. Tabel 1.8 laat zien dat de voorkeuren van zowel mannen als vrouwen sinds 2000 tamelijk stabiel zijn. Er zijn twee uitzonderingen: de kleine deeltijdbanen verliezen terrein, ook bij vrouwen. Bij hen groeit de populariteit van de wat 25

26 grotere deeltijdbanen, terwijl bij het bij mannen de voltijdbanen zijn die zich in een (hernieuwde) populariteit kunnen verheugen. Tabel 1.8: Gewenst aantal arbeidsuren per week van werknemers in 2000, 2002, 2004 en 2006, naar geslacht (in procenten) Aantal gewenste arbeidsuren per week of meer Totaal Mannen Vrouwen Naar verwachting zal de voorkeur voor een bepaalde omvang van de werkweek in sterke mate afhankelijk zijn van de gezinssituatie en bijgevolg met levensfase en leeftijd, en zal dit voor vrouwen sterker opgaan dan voor mannen. In Tabel 1.9 zijn de voorkeuren met betrekking tot de aanstellingsomvang voor verschillende leeftijdsgroepen weergegeven. Tabel 1.9: Gewenste omvang van de werkweek in 2006, naar leeftijd en geslacht (werknemers, in procenten) Leeftijd Gewenst aantal uren of meer Totaal Mannen jaar jaar jaar jaar jaar Vrouwen jaar jaar jaar jaar jaar

27 Kleine deeltijdbanen zijn bij alle leeftijdsgroepen het minst in trek. De relatieve voorkeur voor voltijd- en deeltijdbanen vertoont inderdaad een zekere samenhang met leeftijd. In relatie tot de zorg voor kinderen valt een sterkere voorkeur voor een deeltijdaanstelling vooral te verwachten in de leeftijdsgroep van 25 tot en met 44 jaar, de levensfase waarin jonge kinderen aanwezig zijn in het huishouden. Voor zover hiervan sprake is, zien we dit het duidelijkst in de leeftijdscategorie van 35 tot 45 jaar, en zoals verwacht aanmerkelijk meer bij vrouwen dan bij mannen. Bij mannen gaat het daarbij vooral om een voorkeur voor een grote deeltijdbaan, bij vrouwen vooral om een voorkeur voor een middelgrote deeltijdbaan; de voorkeur voor een grote deeltijdbanen is in die levensfase bij vrouwen juist betrekkelijk laag. Bij mannen bestaat in de oudste leeftijdscategorie een tamelijk grote voorkeur voor een grote deeltijdbaan; een voltijdbaan wordt nog slechts geambieerd door circa 60 procent van de mannen in deze leeftijdsgroep. Kennelijk is er een behoefte om de arbeidsloopbaan af te sluiten door geleidelijk aan minder uren te gaan werken, bijvoorbeeld in combinatie met deeltijdpensioen. Nu wettelijk geregeld is dat men in overleg met de werkgever de omvang van de werkweek kan aanpassen, is het interessant om te kijken in hoeverre de gewenste aanpassing van het aantal arbeidsuren ook geëffectueerd wordt. Wanneer men niet het gewenste aantal uren werkt, kan dit zijn omdat het toch niet mogelijk is dit binnen de organisatie te regelen of omdat de thuissituatie dit niet toe laat. Niet iedereen zal direct in staat zijn om zijn of haar wensen te realiseren. Tabel 1.10 geeft een overzicht van de mate waarin voor werknemers de wensen met betrekking tot het aantal arbeidsuren overeenstemmen met het gerealiseerde aantal uren. Onder discrepanties verstaan we in dit verband niet een uurtje meer of minder willen werken, maar verschillen tussen de voltijd/deeltijdcategorieën zoals die in het voorgaande zijn gebruikt. Op de diagonaal is zichtbaar welk percentage van de personen een bepaalde aanstellingsomvang heeft en daar ook tevreden mee is. Onder de diagonaal staan de werknemers die, met inlevering van loon, 3 minder zouden willen werken; boven de diagonaal prefereert men een grotere aanstelling. Van de mannen is bijna 90 procent tevreden over het overeengekomen aantal uren. Ruim driekwart van de mannen heeft een werkweekomvang van 35 uur en meer en wil dat ook zo houden. Slechts 1,5 procent wil meer werken. Bijna 10 procent wil minder uren werken. Het betreft hier bijna allemaal voltijders die een 3 In de vraagstelling is benadrukt dat bij een aanpassing van de aanstellingsomvang het arbeidsinkomen navenant verandert. 27

Trendrapport aanbod van arbeid 2009

Trendrapport aanbod van arbeid 2009 Opdrachtgever SZW Trendrapport aanbod van arbeid 2009 Opdrachtnemer H. van der Stelt (SZW) en M. de Voogd- Hamelink (SCP) Onderzoek Arbeidsaanbodpanel 2009 Startdatum 1 juli 2010 Einddatum 1 november 2010

Nadere informatie

Trendrapport Aanbod van arbeid 2005

Trendrapport Aanbod van arbeid 2005 Trendrapport Aanbod van arbeid 2005 Didier Fouarge Anne Gielen Rob Grim Marcel Kerkhofs Amelia Román Joop Schippers Ton Wilthagen Met medewerking van Marian de Voogd-Hamelink en Adriaan van Liempt OSA-publicatie

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Trendrapport Aanbod van arbeid Didier Fouarge Rob Grim Marcel Kerkhofs Amelia Román Ton Wilthagen

Trendrapport Aanbod van arbeid Didier Fouarge Rob Grim Marcel Kerkhofs Amelia Román Ton Wilthagen Trendrapport Aanbod van arbeid 2003 Didier Fouarge Rob Grim Marcel Kerkhofs Amelia Román Ton Wilthagen OSA-publicatie A205, maart 2004 1 Deze rapportage maakt deel uit van het beleidsgerichte onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Aanbod van Arbeid 2016

Aanbod van Arbeid 2016 Aanbod van Arbeid 2016 Samenvatting Rapport over werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt. In het rapport wordt verslag gedaan van een langlopend onderzoek onder ca. 4500 werkenden en niet-werkenden

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Aanbod van arbeid 2012

Aanbod van arbeid 2012 Bijlage B: Tabellen Auteurs Jan Dirk Vlasblom Edith Josten Marian de Voogd-Hamelink Bijlage B. Tabellen In deze bijlage zijn diverse tabellen opgenomen behorende bij het SCP-rapport Aanbod van Arbeid 2012

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Christianne Hupkens De meeste werknemers zijn tevreden met de omvang van hun dienstverband. Ruim zes op de tien werknemers tussen de 25 en 65 jaar wil niet

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Ferdy Otten en Clemens Siermann* Inleiding In de afgelopen jaren zijn tal van beleidsmaatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo Deeltijdwerken in het po, vo en mbo 1. Inleiding In Nederland wordt relatief veel in deeltijd gewerkt, vooral in de publieke sector. Deeltijdwerk komt met name voor onder vrouwen, maar ook steeds meer

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends De arbeidsmarkt: crisistijd en trends 06 Werkzame beroepsbevolking krimpt tijdens crisis Arbeidsmarkt reageert vertraagd op conjunctuur Krimp vooral onder mannen en jongeren Daling flexwerkers snel voorbij

Nadere informatie

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

JONGE MOEDERS EN HUN WERK AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES (AIAS) UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM JONGE MOEDERS EN HUN WERK Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren,

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent?

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Onderwijs en opleiding Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Wolff, Ch. J. de, R. Luijkx en M.J.M. Kerkhofs (2002), Bedrijfsscholing en arbeidsmobiliteit, OSA A-186, Tilburg. Scholing van werknemers

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Artikelen. Naar een arbeidsdeelname van 80 procent in 2016

Artikelen. Naar een arbeidsdeelname van 80 procent in 2016 Artikelen Naar een arbeidsdeelname van 8 procent in 216 Boukje Janssen en Martijn Souren Om de vergrijzing betaalbaar te houden en krapte op de arbeidsmarkt te voorkomen, heeft het kabinet zich tot doel

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur Ingrid Beckers en Hans Langenberg De arbeidsdeelname in Nederland is de afgelopen 25 toegenomen. Dit komt vooral doordat meer vrouwen zijn gaan werken. Zij doen

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de 5 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de vijfde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

4. Werkloosheid in historisch perspectief

4. Werkloosheid in historisch perspectief 4. Werkloosheid in historisch perspectief Werkloosheid is het verschil tussen het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid. Het arbeidsaanbod in Noord-Nederland hangt samen met de mate waarin de inwoners

Nadere informatie

OUDERE WERKNEMERS DOOR DE LENS VAN NEDERLANDSE WERKGEVERS

OUDERE WERKNEMERS DOOR DE LENS VAN NEDERLANDSE WERKGEVERS OUDERE WERKNEMERS DOOR DE LENS VAN NEDERLANDSE WERKGEVERS Conferentie Grijswerkers gezocht Leuven, 1 februari 2008 Joop Schippers j.schippers@econ.uu.nl De arbeidsmarkt: van vragersmarkt (2e helft 20e

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Uitgevoerd door ABF Research in opdracht van SOM Aanleiding De arbeidsmarkt voor mbo-personeel is dynamisch. Nieuw personeel stroomt in en ander personeel

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud 4 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud In 2010 verscheen de eerste editie van de Economische Monitor Voorne-Putten, een gezamenlijk initiatief van de vijf gemeenten Bernisse, Brielle,

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Het werkende leven van twintigers

Het werkende leven van twintigers Het werkende leven van twintigers 3 Het werkende leven van twintigers Verklaring van tekens. Gegevens ontbreken * Voorlopig cijfer ** Nader voorlopig cijfer x Geheim Nihil (Indien voorkomend tussen twee

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers Meer ouderen aan het werk Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers Het aantal werkzame 5-plussers is sinds 1992 bijna verdubbeld. Ouderen maken ook een steeds groter deel uit van de werkzame beroepsbevolking.

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

en Arbeidsmarktonderzoek

en Arbeidsmarktonderzoek en Arbeidsmarktonderzoek De evolutie van het OSA-Arbeidsvraagpanel en nieuwe uitdagingen Marcel Kerkhofs Inleiding t.b.v. seminarie PASO in breder perspectief Brussel, 4 maart 2004 OSA: Organisatie voor

Nadere informatie

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht De dagelijkse dichtheid van het bestaan Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht Iedereen aan het werk Meer mensen - M. 80% - V. 55% Meer jaren - 61/62 jr.

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht een notitie van Onderzoek 6 juni 2014 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent Arbeidsmarkt in vogelvlucht Gemiddeld over de afgelopen vier maanden is er een licht stijgende trend in de werkloosheid. Het aantal banen van werknemers stijgt licht en het aantal openstaande vacatures

Nadere informatie

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 1 Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 De meeste relevante tabellen met betrekking tot partneralimentatie zijn uit de positionpaper 1. Persoonlijk bruto inkomen Tabel

Nadere informatie

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden HBO-Monitor 2018 De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden Managementsamenvatting In deze factsheet staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit studiejaar 2016-2017 centraal. Eind 2018,

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof TNO-rapport Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof Datum 29 juni 2009 Auteurs Dr. D.L. Ooms Dr. M.J. Huiskamp Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2016-8 Marcel Spijkerman DE DALENDE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN WGA ERS VERKLAARD Over de invloed van vergrijzing en uitkeringsduur Kenniscentrum UWV September 2016 Het UWV Kennisverslag

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1424 Vragen van het lid

Nadere informatie

Krappe markt remt flexibilisering

Krappe markt remt flexibilisering Krappe markt remt flexibilisering A uteur(s): Fouarge, D.J.A.G. (auteur) Kerkhofs, M.J.M. (auteur) Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek. V erschenen in: ESB, 85e jaargang, nr. 4240, pagina

Nadere informatie

Nog steeds fors sekseverschil in economische zelfstandigheid

Nog steeds fors sekseverschil in economische zelfstandigheid Nog steeds fors sekseverschil in economische zelfstandigheid Marion van den Brakel Centraal Bureau voor de Statistiek mhfs@cbs.nl (Het artikel is op persoonlijke titel geschreven en geeft niet noodzakelijkerwijs

Nadere informatie

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS) Inhoudsopgave

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren

Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren Definities jongeren 1. De doelgroep jongeren van de PDTFJ betreft jongeren van 15 t/m 22 buiten het volledig dagonderwijs. Arbeidsmarktcijfers over deze

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Sociaaleconomische trends 13 Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Koos Arts Ferdy Otten oktober 13, 4 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, oktober

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017 Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017 Inhoudsopgave Samenvatting: in één oogopslag 2 1. Economie 3 1.1. Nederlandse economie groeit nog steeds verder 3 1.2. Minder verleende ontslagvergunningen

Nadere informatie