SPELLING en UITSPRAAK

Transcriptie

1 SPELLING en UITSPRAAK het alfabet l alphabet the alphabet el alfabeto das Alphabet de klinker la voyelle the vowel la vocal der Vokal vrije of lange klinker gedekte of korte klinker de medeklinker la consonne the consonant la consonante der Konsonant de tweeklank la diphtongue the diphthong el diptongo der Diphtong de lettergreep la syllabe the syllable la sílaba die Silbe de open lettergreep la syllabe ouverte la sílaba abierta de gesloten lettergreep la syllabe fermée la sílaba trabada spellen épeler to spell deletrear buchstabieren splitsen in lettergrepen séparer les syllabes de verbinding la liaison de intonatie l intonation the intonation de uitspraak la prononciation the pronunciation de leestekens les signes de ponctuation the punctuation marks los signos de puntuación die Satzzeichen de punt le point the full stop el punto der Punkt de komma la virgule the comma la coma das Komma de puntkomma le point-virgule the semicolon el punto y coma der Strichpunkt het vraagteken le point d interrogation the question mark el signo de interrogación das Fragezeichen het uitroepteken le point d exclamation the exclamation mark el signo de exclamación das Ausrufezeichen de dubbele punt les deux points the colon el punto doble / los dos puntos der Doppelpunkt het beletselteken les points de suspension los puntos suspensivos de aanhalingstekens les guillemets the quotation marks las comillas die Anführungszeichen de haakjes les parenthèses the brackets las parénthesis die Klammer de vierkante haakjes les crochets the square brackets los corchetes het trema le tréma la diéresis der Umlaut het liggend streepje le trait d union the hyphen la raya horizontal der Bindestrich de apostrof l apostrophe the apostrophe el apóstrofe der Apostroph het weglatingsteken l élision / l omission the apostrophe el signo de elisión de gedachtestreep le tiret the dash el guión der Gedankenstrich de letter la lettre the letter la letra der Buchstabe de hoofdletter la majuscule the capital letter la mayúscula der Großbuchstabe de kleine letter la minuscule 1

2 DE WOORDSOORTEN de woordsoorten les parties du discours the parts of speech LAS CLASES DE PALABRAS het zelfstandig naamwoord het substantief le substantif the noun el nombre el substantivo het geslacht/genus le genre the gender el género das Geschlecht/Genus Mannelijk Masculin masculine masculino männlich Vrouwelijk Féminin feminine feminino weiblich Onzijdig Neutre neuter neutro sächlich Enkelvoud le singulier singular singular der Singular Meervoud le pluriel plural plural der Plural de eigennaam le nom propre the proper name el nombre propio der Eigenname de soortnaam le nom commun the common noun el nombre común der Gattungsname de verzamelnaam le nom collectif the collective noun el nombre colectivo de afleiding le nom (mot) dérivé the derivative el derivado het voorvoegsel le préfixe the prefix el prefijo das Prefix het achtervoegsel le suffixe the suffix el sufijo das Suffix de samenstelling le nom composé the compound (word) el compuesto de samenstellende afleiding la dérivation composée het bijvoeglijk naamwoord l adjectif (qualificatif) the adjective el adjetivo das Adjektiv het adjectief het bijwoord l adverbe the adverb el adverbio das Adverb de trappen van vergelijking les degrés de comparaison the degrees of comparison la gradación die Steigerungsstufen de stellende trap le positif el positivo der Positiv de vergrotende trap le comparatif the comparative el comparativo der Komparativ de overtreffende trap le superlatif the superlative el superlativo der Superlativ het (on)bepaald lidwoord l article (in)défini the (in)definite article el artículo (in)definido der (un)bestimmte Artikel l article partitif el artículo partitivo l article contracté l article élidé het telwoord l adjectif numéral the numeral el numeral das Zahlwort het hoofdtelwoord l adjectif numéral cardinal the cardinal number el númeral cardinal die Grundzahl / Hauptzahl het rangtelwoord l adjectif numéral ordinal the ordinal number el númeral ordinal die Ordnungszahl / Ordinalzahl het voegwoord la conjonction the conjunction la conjunción die Konjunktion het voorzetsel La préposition the preposition la preposición die Präposition het tussenwerpsel l interjection the interjection la interjección die Partikel 2

3 DE WOORDSOORTEN (vervolg 1) het persoonlijk voornaamwoord le pronom personnel (tonique the personal pronoun el pronombre personal das Personalpronomen ou atoné) het bezittelijk voornaamwoord le pronom possessif the possessive pronoun el pronombre posesivo das Possessivpronomen het betrekkelijk voornaamwoord le pronom relatif the relative pronoun el pronombre relativo das Relativpronomen het aanwijzend voornaamwoord le pronom démonstratif the demonstrative pronoun el pronombre demonstrativo das Demonstrativpronomen het wederkerig voornaamwoord le pronom réfléchi the reflexing pronoun el pronombre reflexivo das Reflexivpronomen the emphasizing pronoun het vragend voornaamwoord le pronom interrogatif the interrogative pronoun el pronombre interrogativo das Fragepronomen het onbepaald voornaamwoord le pronom indéfini the indefinite pronoun el pronombre indefinido das Indefinitpronomen het werkwoord le verbe the verb el verbo das Verb het (on)regelmatig werkwoord le verbe (ir)régulier the (ir)regular verb el verbo (ir)regular das (un)regelmäßeverb het zwak werkwoord le verbe faible das schwache Verb het sterk werkwoord le verbe fort das starke Verb het defectief werkwoord le verbe défectif het (on)overgankelijk werkwoord le verbe (in)transitif the (in)transitive verb el verbo (in)transitivo das (in)transitive Verb het zelfstandig werkwoord das Vollverb het hulpwerkwoord l auxiliaire / le verbe auxiliaire the auxiliary verb el verbo auxiliar das Hilfsverb het koppelwerkwoord le verbe copule het samengesteld werkwoord le verbe composé das zusammengesetzte Verb het (on)scheidbaar werkwoord le verbe (in)séparable das (un)trennbare Verb le verbe à particule séparable het hulpwerkwoord van l auxiliaire de modalité das Modalverb modaliteit het wederkerend werkwoord le verbe pronominal de hoofdtijden / hoofdvormen les temps primitifs the principal parts die Stammformen De stam le radical La raíz der Stamm De vervoeging la conjugaison the conjugation la conjugación die Konjugation De werkwoordstijden les temps primitifs et dérivés die Tempusformen Enkelvoudige tijden les temps simples Samengestelde tijden les temps composés Onvoltooid deelwoord le participe présent the present participle el gerundio das Partizip Präsens Voltooid deelwoord le participe passé the past participle el participio pasado Das Partizip Perfekt 3

4 DE WOORDSOORTEN (vervolg 2) de wijze le mode de aantonende wijze le mode indicatif le mode subjonctif de voorwaardelijke wijze le mode conditionnel de gebiedende wijze le mode impératif le mode infinitif 4

5 ZINSLEER de zin la phrase the sentence la frase der Satz de zinsbouw la syntaxe the sentence structure la síntaxis der Satzbau de enkelvoudige zin la phrase simple la oración simple de samengestelde zin la phrase composée the compound sentence la oración compuesta der zusammengesetzte Satz de hoofdzin la phrase principale the main clause la oración principal der Hauptsatz de bijzin la phrase subordonnée the subclause la oración subordinada der Nebensatz de actieve zinsvorm la voix active the active voice la voz activa das Aktiv / der aktive Satz de passieve zinsvorm la voix passive the passive voice la voz pasiva das Passiv / der passive Satz de (in)directe rede le discours (in)direct (in)direct speech la oración (in)directa der (in)direkte Satz de mededelende zin la phrase affirmative the affirmative sentence la frase afirmativa der Mitteilungs- / Aussagesatz de vragende zin la phrase interrogative the interrogative sentence la frase interrogativa der Fragesatz de uitroepende zin la phrase exclamative la frase exclamativa der Ausrufesatz de gebiedende zin la phrase impérative the imperative la oración imperativa der Imperativsatz de ontkennende zin la phrase négative the negative sentence la oración negativa die Negation het zinsdeel le partie du discours la parte de la oración der Satzteil / das Satzglied het zinsdeelstuk le syntagme die Wortgruppe de persoonsvorm le verbe à un mode personnel die Personalform het onderwerp le sujet the subject el sujeto das Subjekt het gezegde l attribut el predicado das Prädikat het lijdend voorwerp le complément d objet direct the direct object el complemento directo das direkte Objekt het naamwoordelijk gezegde l attribut du sujet el atributo het werkwoordelijk gezegde l attribut (du complément) het meewerkend voorwerp le complément d objet indirect the indirect object el complemento indirecto das indirekte Objekt het voorzetselvoorwerp le complément prépositionnel das Präpositionalobjekt de bepaling van gesteldheid l attribut du complément het handelend voorwerp le complément d agent el complemento agente der Urheber de bijstelling l apposition la aposición die Apposition de bijvoeglijke bepaling le complément du (pro)nom el complemento del sujeto die Adjektivergänzung de bijwoordelijke bepaling le complément circonstanciel de el complemento circunstancial die Adverbialergänzung de betrekkelijke bijzin la proposition relative the relative clause der Relativsatz de bijwoordelijke bijzin van la subordonnée adverbiale de lieu la subordinada adverbial de lugar plaats de bijwoordelijke bijzin van voorwaarde la subordonnée adverbiale de condition the conditional clause the if-clause la subordinada adverbial de condición der Konditionalsatz 5

6 DE WERKWOORDSTIJDEN (benaderend overzicht) onvoltooid tegenwoordige tijd L indicatif présent The simple present El presente (indicativo) Das Indikativ Präsens The present continuous onvoltooid verleden tijd L indicatif imparfait The simple past El imperfecto Das Indikativ Präteritum. Le passé simple The past continuous voltooid tegenwoordige tijd L indicatif passé composé The present perfect El perfecto compuesto Das Indikativ Perfekt voltooid verleden tijd Le plus-que-parfait Le passé antérieur The past perfect El plusquamperfecto Das Indikativ Plusquamperfekt onvoltooid toekomende tijd Le futur simple El futuro Futur 1 Futur 2 voltooid toekomende tijd Le futur antérieur El futuro anterior onvoltooid verleden toekomende Le conditionel présent The present conditional tense El condicional Das Konditionalis Präsens tijd voltooid verleden toekomende Le conditionel passé The perfect conditional tense El condicional perfecto Das Konditionalis Perfekt tijd Le subjonctif présent El subjuntivo presente Le subjonctif passé El subjuntivo perfecto Le subjonctif imparfait El subjuntivo imperfecto Le subjonctif plus-que-parfait El subjuntivo plusquamperfecto 6