Cursus Atletische Rijkunst Fase 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Cursus Atletische Rijkunst Fase 1"

Transcriptie

1 Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Monique de Rijk

2 Monique de Rijk Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Tweede herziene druk

3 Eerste druk 2014 Tweede herziene druk Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook, hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

4 INHOUD Voorwoord I De natuurlijk scheefheid 1 Het verticale evenwicht 11 Het laterale evenwicht 12 Het horizontale evenwicht 13 De 5 bouwstenen van de dressuur 16 De lange rugspier 19 De voorwaartse neerwaartse tendens 23 Het gewicht van de stelling 25 De middelpunt vliedende kracht 26 De buikspieren 27 Aanleuning 28 De beenzetting 29 Werking achterbenen 31 Zintuigen 34 Grondwerk 43 Wijken voor druk door aanraking 45 Wijken voor druk op afstand 48 Het vrije werken op een cirkel 53 Werk aan de hand 61 Longeren aan de enkele en de dubbele longe 75 De kwartlijn 85 De vierkante volte 87 De halve en hele diagonaal 89 De ruit 91 Volte Verticaal in balans sturen 92 De slangenlijn 99 De contrastelling 101 De teugelvoering 109 Beenhulpen 112 De verticale ophouding 115 De horizontale ophouding 118 Houding en zitoefeningen 122 Cavaletti s en in-uitjes 132 Slotwoord 135 Index 136

5 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina I VOORWOORD Een bijzonder moment voor mij om dit voorwoord te schrijven. Het neemt mij mee naar het moment waarop het voor mij allemaal begon. In 2002 toen ik samen met Jacado een kijkje kreeg in een andere wereld. Een wereld die liet zien hoe een afgekeurd en kreupel paard binnen 20 minuten weer zuiver kon bewegen. Nadat ik hierdoor diep geraakt en ontroerd was voelde, ik een enorme wens om dit zelf te leren. Er zijn zoveel paarden met soortgelijke problemen als Jacado, nog erger of in andere mate, die hierbij gebaat zouden zijn. Elke cel in mijn lijf zei dat ik dat ook zou willen leren en andere paarden en ruiters uit de ellende wilde helpen. Dat ik, schrijvende eind 2014 en alweer sinds 2006 beroepsmatig dit werk uitvoer, is nog iedere dag een gegeven waar ik heel erg dankbaar voor ben. Ik heb mijn hart gevolgd, mijn droom is in vervulling gegaan en sindsdien nog vele andere dromen. Ik prijs mij een gelukkig mens dat ik dit leven mag leven en dat is allemaal te herleiden naar het meest bijzondere paard wat ik ooit heb gekend; Jacado. Nog iedere keer dat ik in zijn ogen kijk, smelt ik weg. Hij kijkt recht in mijn hart en heeft met mij meer diepe dalen meegemaakt dan wie dan ook. Hij weet mij als geen ander overal weer bovenop te krijgen en er sterker uit te laten komen. Hij heeft gemaakt wie ik nu ben. Hij zal voor altijd één van de meest belangrijke zielen in mijn leven blijven. Ik draag dan ook dit boekwerk aan hem op. Hij verdient het. Hij is het elke letter waard. Zonder hem had ik hier wellicht nu niet gezeten en al mijn kennis in dit boekwerk niet op schrift gezet, zodat ik er andere ruiters en paarden mee mag helpen. Hij is er indirect verantwoordelijk voor dat er minder paarden met pijn en onder dwang worden gereden, op jonge leeftijd worden ingeslapen, eenzaam lijden en zonder plezier en harmonie als een machine hun werk uitvoeren. Het is niet met woorden te beschrijven wat hij voor mij en de Atletische Rijkunst betekend, maar hij verdient alle lof!

6 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 1 DE NATUURLIJKE SCHEEFHEID Ieder paard is van nature enigszins scheef. Dat is op zich niet zo uitzonderlijk. Wij mensen zijn ook allemaal een beetje scheef. Katten zijn scheef, honden zijn scheef. Eigenlijk kun je stellen dat niets van nature symmetrisch is. Symmetrie is een begrip dat door de mens is bedacht. Symmetrie betekent dat 2 helften elkaars spiegelbeeld zijn. Onderstaande afbeelding is daar een leuk voorbeeld van. Het linker gezicht is het originele gezicht van deze mevrouw. Het middelste gezicht laat zien hoe zij eruit zou zien als haar linker gezichtshelft symmetrisch zou zijn. De rechter afbeelding laat zien hoe dit zou zijn met haar rechter gezichtshelft. Dit geeft een verassend beeld weer.

7 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 2 Laten we eens bekijken wat deze asymmetrie voor het paardenlichaam betekent. Te beginnen met een linksgebogen paard. Een linksgebogen paard heeft een natuurlijke buiging naar links. Dit wordt veroorzaakt door ongelijke bespiering. De linkerzijde is kort, sterk en stijf bespierd. De rechterkant lang, slap en soepel. Deze ongelijke bespiering trekt de wervelkolom hol aan de linkerkant en bol aan de rechterkant. Door de buiging naar links, ligt het zwaartepunt boven het rechter voorbeen. Dit been draagt meer gewicht t.o.v. het linker voorbeen. Door de buiging naar links, komt de linkerheup naar voren en dat maakt dat het voor het paard gemakkelijker is om het linker achterbeen naar voren te brengen.

8 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 3 Dit been is doorgaans sterker en krachtiger dan het been aan de bolle kant en deze wordt dan ook meer belast door het paard. Het been aan de bolle, slappe kant, is het zwakkere achterbeen. De slingerwerking is vaak niet gelijk en die van het been aan de holle kant; deze komt verder onder het lichaam. Het zwakkere achterbeen beweegt van de loodlijn verder naar achter dan naar voren. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de slappere buikspieren aan de bolle kant, en mede doordat aan de holle zijde de binnenheup meer naar voren komt, blijft deze aan de bolle kant meer achter. Dat maakt de beweging die het achterbeen naar voren kan maken beperkt(er). Bij een linksgebogen paard willen we bereiken dat de rechterzijde van de bespiering sterker wordt en het paard moet deze spieren leren aanspannen. De linkerzijde van het paard moet vooral soepeler worden en de spieren langer, waardoor het paard gemakkelijker naar rechts kan gaan buigen. Tot zo ver de beschrijving van een linksgebogen paard. Hieronder volgt de beschrijving van een rechtsgebogen paard. Een rechtsgebogen paard heeft een natuurlijke buiging naar rechts. Dit komt door de ongelijke bespiering. Daardoor ontstaat er een holle en een bolle zijde. Door de buiging naar rechts, komt de rechterheup naar voren en dat maakt dat het voor het paard gemakkelijker is om het rechter achterbeen naar voren te brengen. Dit been is doorgaans sterker en krachtiger t.o.v. het been aan de bolle kant en deze wordt dan ook meer belast door het paard.

9 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 4 Het been aan de bolle kant is het zwakkere achterbeen en wordt minder belast door het paard. Dit heeft te maken met de slappere buikspieren aan de linkerkant die o.a. het achterbeen besturen en naar voren plaatsen. Bij een rechtsgebogen paard willen we bereiken dat de linkerzijde van de bespiering sterker wordt en het paard moet deze spieren leren aanspannen. De rechterzijde van het paard moet vooral soepeler worden en de spieren langer, waardoor het paard gemakkelijker naar links kan gaan buigen. Nu je een beeld hebt van wat de natuurlijke scheefheid precies inhoudt, is het tijd om enkele gevolgen van de natuurlijke scheefheid voor de ruiter te gaan bekijken. Een veelvoorkomend probleem is dat een scheef paard zijn ruiter en/of zadel scheef draagt. Zo brengt een linksgebogen paard, zadel en ruiter naar rechts. Dit komt doordat het paard zich links te veel aanspant en hierdoor hol wordt aan de linkerkant. Hierdoor komt de linkerheup verder naar voren en omhoog. De rechterheup zakt iets en om die reden komt het zadel aan de rechterkant te liggen. Als het paard leert om ook zijn rechterkant aan te spannen en links wat te stretchen, dan is het probleem verholpen. Ook in dit geval zal het symmetrisch ontwikkelen van de buikspieren een noodzakelijke rol spelen om zadel en ruiter midden op het paard te krijgen en hierdoor de belasting van de rug verantwoord te laten verlopen. Een ander signaal van een scheef paard is ongelijke aanleuning. Doordat het paard ongelijke bespiering heeft en er een holle en bolle zijde ontstaat, zal het paard ook meer moeite hebben om 1 teugel aan te nemen (holle kant) en op 1 teugel te veel contact willen maken (bolle kant). Een linksgebogen paard zal meer moeite hebben om de linkerteugel aan te nemen en zal te veel steun zoeken op de rechterteugel. Verder loopt het paard tegen het been van de ruiter aan de bolle kant. Bij een linksgebogen paard is dit de rechterkant.

10 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 5 Daarnaast zal je als ruiter met een scheef paard op de volte een aantal dingen tegen komen. Hierover lees je meer verderop in dit E-book. Tevens zijn er een aantal lichamelijke en psychische gevolgen die de natuurlijke scheefheid met zich mee kan brengen. Een van de meest voorkomende lichamelijke problemen van scheve paarden zijn rugklachten. Door de scheefheid kan het paard namelijk niet correct zijn lange rugspier ontspannen en krijgt hierdoor klachten. Met alle gevolgen van dien. De spanning in de rug kan zo groot worden, dat het paard er zelfs kreupel/onregelmatig van kan worden. Een ander gevolg van de rugpijn kan zijn dat het paard in het verzet komt. Denk hierbij aan veel schrikken en ervandoor gaan, steigeren, bokken, veel spanning tijdens het rijden, problemen bij het opstappen etc. Het zijn meestal de paarden met veel temperament en looplust die in het verzet komen. Dit zijn vaak paarden die hoog in het bloed staan. De goedzakken lopen langer door en zullen zichzelf uiteindelijk letterlijk kapot lopen. Dergelijke paarden zullen eerder flegmatiek worden en als lui of sloom worden bestempeld. Alleen speelt er onderliggend een andere oorzaak voor dit gedrag. Het zijn deze paarden die zichzelf volledig opofferen voor de mens en hier erg onder kunnen lijden, terwijl vaak niemand dit echt doorheeft. Tot de bom barst en het paard echt niet meer zo verder kan. Paarden geven vaak signalen dat er iets niet lekker gaat. Sommige signalen zijn duidelijk, andere misschien wat vager, maar door ze te leren herkennen kunnen we wel vroegtijdig actie ondernemen. De volgende signalen kunnen aangeven dat een paard ergens last van heeft: - moeilijk laten vangen in de wei - problemen met opzadelen - problemen met opstappen - boos tijdens het poetsen of dit onprettig vinden, aanrakingen als onprettig ervaren - staartzwiepen tijdens het rijden en/of tijdens het aanraken - tandenknarsen - tong uit de mond - hoofd schudden - boos worden/oren strak in de nek - flegmatiek zijn - steeds willen versnellen - kijkerig zijn - concentratieproblemen - staken

11 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 6 Mogelijke fysieke gevolgen als gevolg van de natuurlijke scheefheid Kissing spines lijkt een aandoening te zijn die de laatste jaren steeds meer voorkomt bij paarden. Het ontstaat geregeld vanwege de natuurlijke scheefheid waardoor het paard last krijgt van verkeerd ruggebruik. Ook het verkeerd inwerken en/of verkeerd gebruik van de buikspieren kan aanleiding zijn. Een scheef paard kan door zijn scheefheid de lange rugspier niet ontspannen. Hierdoor trekt hij de wervels naar elkaar toe waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Als dit langdurig en vaak gebeurt, kan een aandoening als kissing spines ontstaan. Meestal gebeurt dit aan de holle kant van het paard omdat daar de spieren kort, sterk en stijf zijn. Het paard wordt hol aan die kant en het gevolg is dat de wervels te dicht tegen elkaar aan komen te liggen. Paarden die reeds kissing spines hebben, kunnen veel baat hebben bij het rechtrichten van het lichaam omdat de oorzaak van het probleem wordt aangepakt.

12 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 7 Met name de ongelijke spierspanning in de lange rugspier zorgt ervoor dat aan 1 zijde van het lichaam de wervels dichter naar elkaar toe komen te liggen. Dit kan wrijving, irritatie of zelfs (blijvende) schade geven. Mocht hiervan sprake zijn, dan kan juist door het paard te gymnastiseren en symmetrisch te ontwikkelen het lichaam ondersteunt worden en kun je voorkomen dat het probleem zich verder ontwikkeld. Je kunt het stabiliseren. Ter ondersteuning zijn behandelingen van bijvoorbeeld een osteopaat en sportmasseur absoluut aan te raden. Dit in combinatie met gepaste revalidatietraining maakt het mogelijk dat dergelijke paarden nog jarenlang met veel plezier kunnen samenwerken met de mens. Verder zijn er veel aandoeningen aan de voor- en achterbenen die het gevolg kunnen zijn van de natuurlijke scheefheid. Met name de voorbenen zijn erg kwetsbaar. Ze dienen als een soort steunpilaren voor de voorhand en dragen doorgaans ¾ van het gewicht van het paard. Hoefkatrolontsteking is een aandoening die meestal voorkomt aan de voorbenen. Er zijn veel verschillende visies over het ontstaan van de ontsteking. Feitelijk ontstaat er een overbelasting, doordat het paard te veel op de voorhand loopt en vaak ook nog op 1 voorbeen extra gewicht draagt. Dit gaat niet om een paar kilo, maar kan wel 100 kilo of meer zijn. Als de voorbenen te lang op de grond blijven staan, wordt de hoefkatrol te veel belast en kan dit problemen gaan geven. Het is belangrijk dat de hoef de juiste landing maakt en met de hiel als eerste de grond raakt. Vervolgens dient het voorbeen zo snel mogelijk weer van de grond te komen. Dit heeft ook weer alles te maken met de slingerwerking van de achterbenen, wat verderop nog uitgebreider aan bod zal komen. Ik heb zelf 3 paarden die ooit de diagnose hoefkatrolontsteking hebben gehad. Jacado was medisch uitbehandeld en afgekeurd, Orchidee is door deze diagnose op 7-jarige leeftijd met pensioen gegaan en Lisa had als 3-jarig paard al hoefkatrolontsteking. Mijn ervaring is dat de juiste training een hele grote rol speelt bij het voorkomen van deze aandoening. Echter wanneer het paard toch in de problemen is gekomen, hoeft dit zeker niet het einde te betekenen en kan het paard nog jarenlang met succes getraind worden. Mits men weet hoé.

13 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 8 Jacado kon ondanks zijn hoefkatrolontsteking uiteindelijk nog pirouettes draaien, wissels om de 2 springen en de passage. Er zijn dus zeker wel mogelijkheden en het houdt niet op als het paard deze of een andere diagnose krijgt. Ik ben er wel van overtuigd dat er niet alleen gekeken moet worden naar de training. Het is zeker ook van belang dat het paard voldoende beweging krijgt en bij voorkeur niet op stal gehouden wordt. Dit is noodzakelijk voor voldoende doorbloeding van de hoef. Hoefijzers hebben tevens een negatief effect op het hoefmechanisme en kunnen het risico op hoefkatrolontsteking vergroten. Jacado heeft destijds werkelijk alle soorten speciaal beslag onder zijn hoeven gehad. Sommige leken wel resultaat te geven, maar uiteindelijk kwam de kreupelheid altijd weer terug. Hij staat nu reeds enkele jaren op zijn blote voeten en daar heeft hij meer baat bij. Zijn hoeven zijn weer sterk en gezond geworden. Een gewricht wat bekend staat om het ontwikkelen van kwalen is het spronggewricht. Veelvoorkomende problemen in dit gebied zijn spat, gallen, reebeen, hazenhak en piephak. Deze problemen ontstaan allemaal door overbelasting. Wat veelal gebeurt is dat het paard nog onvoldoende ontwikkeld is in de bespiering en kracht rondom het heup- en het kniegewricht en toch al wordt verzocht zich te gaan verzamelen. Meestal is het paard ook nog onvoldoende recht gericht en symmetrisch waardoor het spronggewricht het zwaar te voortduren krijgt. Er ontstaat veel eenzijdige belasting, wat voor eenzijdige overbelasting kan zorgen. Spat komt tevens voor aan beide achterbenen. Er zijn verschillende medische behandelingen die door de dierenarts kunnen worden geadviseerd. Belangrijk is je te realiseren dat deze behandelingen zich richten op symptoombestrijding en de oorzaak van het probleem niet verhelpen. Hierdoor kunnen de klachten tijdelijk verdwijnen, maar zal het probleem uiteindelijk alleen maar verergeren zolang er niet gewerkt wordt aan de bron van het probleem. Het is logisch dat een paard van rond de jaar artrose begint te ontwikkelen. Dat heeft nu eenmaal met het verouderingsproces te maken, net als bij mensen. De leeftijd waarop paarden hier last van krijgen, lijkt echter steeds vroeger te worden. Een 7-jarig paard met spat is vandaag de dag geen uitzondering meer. Dat paard is pas net lichamelijk volgroeit. Dus vergelijk dit eens met een mens van net 20 jaar oud.

14 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 9 Jacado en Orchidee hebben naast hoefkatrolontsteking ook allebei spat. De juiste fysieke training zorgde er bij hen juist voor dat ze hier minder last van hadden, omdat de training zich richt op het ontwikkelen van de juiste spiergroepen die de gewrichten kunnen ontlasten. Op die manier kan de training juist een meerwaarde zijn voor je paard. Een scheefstaand bekken is een logisch gevolg van de natuurlijke scheefheid. De ongelijke bespiering trekt de wervelkolom hol en bol. Daarmee komt ook het bekken scheef te staan. Het bekken aan de bolle kant is lager. Deze afbeelding betreft een linksgebogen paard. Het linkerbekken is hoger. Dit been kan ook gemakkelijker naar voren treden en wordt dan ook meer belast door het paard. Het been aan de bolle kant kan hierdoor minder ver worden neergezet. Naast de natuurlijke scheefheid kunnen ook andere factoren de scheefstand in het bekken versterken. Denk hierbij bijv. aan een valpartij. Daarom is het belangrijk om altijd een professioneel persoon het paard te laten behandelen op het gebied van de spieren en de wervels. Zeker als je hebt gezien dat je paard is gevallen, is gaan hangen aan het halster of na een blessure. Daarnaast is 2 á 3 keer per jaar aan te raden ter onderhoud. Als eigenaar is het ook prettig een stukje bevestiging te ontvangen over hoe je paard in zijn lijf zit. Los van externe factoren, zal de training ervoor moeten zorgen dat het paard symmetrisch wordt zodat de scheefstand niet meer terug komt. Een ander lichamelijk gevolg van de natuurlijke scheefheid zijn ongelijke hoeven. Door de natuurlijke scheefheid belast het paard 1 voorbeen met ongeveer 100 kilo meer. Het is logisch dat deze hoef dan ook anders belast wordt en anders slijt. Deze hoef is doorgaans platter. Een linksgebogen paard draagt meer gewicht op het rechtervoorbeen en er ontstaat meer druk op deze hoef, waardoor deze anders slijt dan de linkerhoef. De oplossing is het paard recht te richten zodat de ongelijkmatige belasting verdwijnt. De hoeven zullen dan langzamerhand gelijk worden. Net als het paard niet binnen een week recht is, zullen de hoeven dat ook niet kunnen zijn. Eerst moet het paard leren zijn lichaam gelijkmatig te belasten waarna de hoeven vanzelf gelijk zullen worden.

15 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 10 Dit is uiteraard een proces en zal geleidelijk aan veranderen. Het is belangrijk dat er aan de natuurlijke vorm van de hoef niets wordt veranderd, maar wel aan de manier waarop de hoef wordt belast. Tot zo ver de meest voorkomende lichamelijke gevolgen van de natuurlijke scheefheid. Er zijn er echter nog een aantal: - headshaking syndrome - ataxie - nekartrose - hanetred Niet in alle gevallen is het probleem volledig te verhelpen, maar kan de juiste training ondersteunend werken en ervoor zorgen dat de schade beperkt blijft. Het is opmerkelijk hoeveel lichamelijke en psychische problemen er bij paarden kunnen ontstaan als gevolg van de natuurlijke scheefheid. Nog veel opmerkelijker is het aantal paarden dat er uiteindelijk door wordt ingeslapen. Dagelijks worden er vele paarden ingeslapen omdat zij lichamelijke en/of psychische problemen hebben opgelopen. Dit is eigenlijk te triest voor woorden, maar wel de keiharde realiteit. Heb je een paard die reeds in de problemen is? Wees dan niet getreurd. Dit e-book zal je helpen te begrijpen waarom je paard in de problemen is geraakt en helpt je bij de eerste stappen naar de oplossing toe. Belangrijk is wel je te realiseren dat dit alles een proces is, wat voor zowel jou als het paard in werking wordt gezet. Beide zullen hierin moeten groeien en er vertrouwd mee moeten raken. Daarnaast heeft het lichaam tijd nodig om te veranderen. Hierdoor kan het e.e.a. in het begin in kleine stapjes verlopen en gaat het soms met ups & downs. Als de basis eenmaal gelegd is, zal het lichaam zich snel en gemakkelijk kunnen ontwikkelen.

16 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 11 HET VERTICALE EVENWICHT Het verticale evenwicht heeft alles te maken met de gewichtsverdeling van de voorhand tussen beide voorbenen. Een paard is verticaal in balans als hij op beide voorbenen evenveel gewicht draagt. Het belangrijkste gevolg van de natuurlijke scheefheid is dat het paard een verkeerde verticale balans heeft. Als hij zich zelfstandig voortbeweegt, zonder dat wij invloed uitoefenen op het tempo en de richting, dan hoeft dit geen grote problemen op te leveren. Echter op het moment dat we onnatuurlijke arbeid met een paard verrichten, dan betekent deze scheefheid dat het paard zijn lichaam continu ongelijkmatig belast. Een verkeerde verticale balans zorgt ervoor dat het paard op 1 voorbeen ongeveer 100 kilo meer aan gewicht draagt. Het paard komt dan letterlijk scheef t.o.v. de grond en zal zichzelf aan moeten spannen om overeind te blijven. Wanneer we op een paard gaan rijden en deze verticale balans niet herstellen, zal het paard nooit correct onder de ruiter kunnen ontspannen met alle gevolgen van dien.

17 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 12 HET LATERALE EVENWICHT Het laterale evenwicht heeft te maken met de zijdelingse balans in de lange rugspier en hiermee ook in de wervelkolom. Het streven naar een lateraal evenwicht is streven naar gelijke spierspanning in de lange rugspier, waardoor er geen (overdreven) holle en bolle zijde ontstaat. Het paard is hierdoor op de rechte lijn in staat perfect rechtuit te gaan in het juiste verticale evenwicht mét perfect gelijke aanleuning en tevens de ruiter kaarsrecht op zijn rug. De natuurlijke scheefheid veroorzaakt ongelijke spierspanning in de lange rugspier. Deze ongelijke spierspanning veroorzaakt op zijn beurt verplaatsing van het verticale evenwicht en heeft ongelijke belasting van het lichaam als gevolg. Om een paard symmetrisch in zijn lichaam te kunnen ontwikkelen is het noodzakelijk om te streven naar een lateraal evenwicht. Dit is te bereiken middels zijdelingse rek- en strekoefeningen en m.b.v. zijgangen. Elke zijgang traint 1 kant op de lengtebuiging en vraagt 1 achterbeen om meer gewicht te dragen. Op die manier kun je middels de zijgangen je paard perfect verticaal, lateraal en horizontaal uitbalanceren. Het is dé perfecte gymnastiek voor het paardenlichaam. Deze zijgangen zijn van zeer grote waarde om het laterale evenwicht te ontwikkelen en te behouden. Zonder gelijke spierspanning in de rug kan het lichaam zich onmogelijk gelijkmatig belasten en hierdoor is de kans op blessures en slijtage groter. Het streven naar dit laterale evenwicht is dus eigenlijk streven naar symmetrie in de bespiering. De lange rugspier is hierbij het belangrijkste omdat deze van zeer grote invloed is op het lichaam, maar je traint er uiteraard ook de andere spiergroepen mee. Het is belangrijk dat het paard leert om aan beide zijdes van zijn lichaam de spieren even goed te kunnen kort maken en aanspannen en anderzijds te kunnen lang maken en ontspannen.

18 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 13 HET HORIZONTALE EVENWICHT Naast de laterale scheefheid (de natuurlijke buiging in de wervelkolom veroorzaakt door ongelijke bespiering), is er bij paarden ook sprake van horizontale scheefheid. De laterale scheefheid veroorzaakt een verkeerde verticale balans, de horizontale scheefheid een ongelijke horizontale as. De horizontale scheefheid gaat over de ongelijke gewichtsverdeling tussen de voor- en de achterhand. Van nature draagt een paard ¾ van zijn gewicht op zijn voorhand en ¼ met zijn achterhand. De voorhand is zwaarder, omdat het paard zijn hoofd, hals en schouders nu eenmaal zwaarder zijn dan de achterhand. Bovendien is dit gemakkelijk tijdens het voortbewegen, omdat de massa geneigd zal zijn in de richting te bewegen van het (over)gewicht. Toch zit de echte power en kracht van een paard in zijn achterhand. Daar zit de motor. Een zeer effectieve en krachtige motor met veel pk s. Het paard zal uit zichzelf deze motor alleen inschakelen op het moment dat hij moet vluchten, in paniek raakt of teveel in zijn energie zit. Deze motor wordt dan gebruikt om zich krachtig en snel voort te bewegen. Het paard zet zich met veel power af. Deze kracht noemen we de stuwkracht. De ongelijke gewichtsverdeling tussen de voor- en de achterhand kan voor problemen gaan zorgen op het moment dat we op het paard gaan rijden. Het ruitergewicht komt dan nog eens extra bij de kilo s die het paard al draagt op de voorhand. De voorbenen zijn erg kwetsbaar en lopen snel blessures op. Op het moment dat we met een paard gaan rijden, dan zullen we ons hiervan bewust moeten zijn en moeten we leren hoe we de horizontale scheefheid kunnen verhelpen.

19 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 14 Gaan we op een paard rijden, dan zullen we er dus alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat de horizontale scheefheid wordt opgelost om te voorkomen dat het paard in de problemen komt. Op die manier kan de training een meerwaarde zijn voor het paard en kan hij er lichamelijk gezonder en sterker van worden. Het verschil tussen deze 2 afbeeldingen maakt duidelijk wat ik hiermee bedoel. Vergelijk ze eens met de afbeelding op de vorige pagina, waarbij het paard met ¾ van zijn gewicht op de voorhand loopt. Het gaat hier om hetzelfde paard. Om te beginnen is het streven het paard gelijk te krijgen in het horizontale evenwicht, van waaruit het gewicht zich meer en meer kan verplaatsen naar de achterhand. Verzameling zal resulteren in oprichting. Daarmee wordt bedoelt dat wanneer de achterhand meer gewicht gaat dragen, het paard aan de voorkant letterlijk kan opstijgen en lichter wordt. Het paard zal met zijn neusbeen lichtjes voor de loodlijn komen. Dit is anatomisch zo bepaald. De juiste halslengte maakt het mogelijk dat de achterhand kan ondertreden. Blijft het paard te kort in de hals, dan zal op die manier het achterbeen niet maximaal onder de massa kunnen treden. Het doel van de verzameling is gewichtsverplaatsing, dus om dat te kunnen bereiken is een correcte halslengte van zeer groot belang. Door de verzameling worden de kwetsbare voorbenen gedeeltelijk ontzien. Het verplaatsen van het horizontale evenwicht speelt uiteindelijk een cruciale rol om het paard lichamelijk sterk en gezond te houden. Nu je deze kennis bezit, zul je de link naar de 3 fasen van de Atletische Rijkunst, beter begrijpen. Door het doorlopen van deze 3 fasen wordt het paard volledig verticaal, lateraal en horizontaal uitgebalanceerd in zijn lijf.

20 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 15 In fase 1 is elke oefening er op gericht het paard te leren werken in het juiste verticaal evenwicht, zodat het paard lichamelijk en psychisch kan ontspannen en in de voorwaarts neerwaartse tendens kan werken. In fase 2 komen oefeningen aan bod die heel gericht de laterale scheefheid gaan oplossen door de gymnastiserende werking ervan. Daarnaast traint men tijdens elke oefening individueel 1 achterbeen. Die wordt hierdoor sterker en de juiste bespiering ontwikkelt zich rondom de gewrichten. Deze bespiering zorgt ervoor dat de gewrichten geen schade oplopen en gezond blijven. Bovendien is deze fase ter voorbereiding op fase 3. Daarin leert het paard zijn horizontale evenwicht te verplaatsen door zich te verzamelen. In dit e-book leer je alles wat je moet weten over fase 1. Of je nu een jong paard hebt die je een goede start mee wilt geven of een paard hebt dat reeds in de problemen is; fase 1 is de basis, daar wordt mee begonnen. Dit naslagwerk zal je in alle gevallen helpen en veel waardevolle informatie bieden. De oefeningen uit fase 1 zijn voor iedere ruiter haalbaar. Je hoeft echt geen sterruiter te zijn om ze te kunnen uitvoeren. Het gaat erom dat je de theorie en de technische uitvoering begrijpt, maar van daaruit draait het allemaal om het ontwikkelen van het juiste gevoel om het paard hierin perfect te kunnen ondersteunen en begeleiden.

21 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 16 DE 5 BOUWSTENEN VAN DE DRESSUUR Ontspanning, aanleuning, rechtrichten, verzameling en oprichting. Deze 5 bouwstenen vormen de fundamenten voor de dressuur. Om deze bouwstenen heen wordt het paard gebouwd. In de Atletische Rijkunst zijn deze bouwstenen omgezet naar 3 fasen, zodat er een duidelijk en overzichtelijk systeem ontstaat voor de ruiter. Hieronder worden de bouwstenen één voor één nader toegelicht. Om te beginnen draait alles om ontspanning. Zonder ontspanning, geen aanspanning. Met ontspanning wordt vooral bedoeld dat vanuit ontspanning in de rug de voorwaarts neerwaartse tendens ontstaat en het paard de juiste halslengte bereikt. In aanvang wordt gestreefd naar de maximale lengte van de lange rugspier. De halslengte die hierbij hoort, is dat het paard (bijna) helemaal met zijn neus richting de grond gaat. Langer kan de lange rugspier niet worden, meer ontspannen kan het paard niet. In de fase van ontspanning, hoeft er nog geen aanleuning (verbinding) te zijn. De oefeningen uit fase 1 van de Atletische Rijkunst, zijn er allemaal op gericht om via het juiste verticale evenwicht ontspanning in de rug te krijgen. Als het paard zich kan ontspannen en losgelaten kan bewegen zonder verbinding, dan is de volgende stap dat er via de teugels verbinding ontstaat tussen paard en ruiter. Deze verbinding wordt ook wel aanleuning genoemd. Dit contact komt vanuit het paard. Hij moet de verbinding maken en op zoek gaan naar de hand van de ruiter. Een belangrijk streven is dat er gelijke aanleuning ontstaat.

22 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 17 De volgende in het rijtje is rechtrichten. Rechtrichten is noodzakelijk om uiteindelijk perfect gelijke aanleuning te bereiken tijdens alle oefeningen. Rechtrichten is bedoeld om volledige symmetrie in de bespiering te bereiken en om beide achterbenen individueel sterker en krachtiger te maken, zodat zij een gedeelte van de last van de voorbenen kunnen gaan overnemen. Rechtrichten gaat over gymnastiseren. Met gymnastiseren wordt bedoeld het inzetten van zijgangen als gymnastiekoefeningen voor het paard. Elke oefening traint een stukje van de scheefheid van het paard weg en draagt bij aan het ontwikkelen van een symmetrisch paard. Daarbij is reeds eeuwenoud bekend dat de schouderbinnenwaarts de hoeksteen van de dressuur is. De oefening zou alle scheefheden in het lichaam op kunnen lossen. Toch vind ik die gedachte te beperkt en zie ik veel meer terug dat iedere oefening zijn steentje bijdraagt. In fase 2 van de Atletische Rijkunst komt dit gedeelte van de rijkunstige opleiding aan bod. Het is een belangrijke fase die er uiteindelijk voor kan zorgen dat het paard zijn lichaam gelijkmatig kan belasten en klaargestoomd wordt voor fase 3. Daarin draait alles om het verplaatsen van het horizontale evenwicht. Deze vallen onder de noemer verzameling en oprichting uit het rijtje van de 5 bouwstenen. Deze 2 gaan eigenlijk samen. Door verzameling zal een correct werkende achterhand worden bewerkstelligd die voor gewichtsverplaatsing kan zorgen. Het heeft allemaal te maken met het verplaatsen van het horizontale evenwicht zodat de voorwaartse impuls (stuwkracht) wordt omgezet in een meer opwaartse energie (draagkracht). Het paard stuwt zichzelf niet met veel energie en kracht vooruit, maar gebruikt diezelfde power en energie omhoog. Tijdens de piaffe mag het paard zichzelf niet voorwaarts stuwen en moet volledig leren zichzelf al verend omhoog te bewegen. Beide achterbenen dragen dan samen ¾ van het gewicht en de voorbenen slechts ¼. Dat is exact andersom als van nature het geval is. Eén van de belangrijkste doelen van dressuur is het gewicht meer naar de achterhand verplaatsen om zo de voorhand te ontlasten. Dit komt dus eigenlijk samen tijdens de piaffe en de levade.

23 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 18 De afsluitende oefening uit fase 3 van de Atletische Rijkunst is de levade. Tijdens die oefening leert het paard om zijn gehele gewicht over beide achterbenen te verdelen. Het paard moet ver inbuigen in zijn gewrichten en zijn voorbenen onder zijn lichaam vouwen. Onderstaande afbeeldingen laten nog geen correcte levade zien, maar tonen wel dat de weg naar een correcte levade toe, het paard ook al sterker maakt. Het kost veel training om de levade helemaal goed te krijgen. Sommige paarden zijn gezegend met een waarmee ze meer aanleg hebben om de oefening te kunnen. Desalniettemin zal ieder paard het technisch gezien kunnen. Het zal alleen meer tijd en training kosten. Met name de bouw van het paard en de hoek in de gewrichten van de achterhand zijn hierop van invloed. Alle voorbereidende oefeningen uit fase 1, 2 en 3 maken uiteindelijk de piaffe en levade mogelijk. Door het paard in deze oefeningen verder te bevestigen, de juiste kracht en bespiering te laten ontwikkelen, zullen de piaffe en levade ook verbeteren. Het is dus niet alleen maar een kwestie van deze 2 oefeningen veelvuldig oefenen. Het voorbereidende werk moet goed voor elkaar zijn, anders kan het paard het lichamelijk niet aan en zal het schade geven. Nu je een helder beeld hebt van de trainingsopbouw van de Atletische Rijkunst, is het tijd om nog een stapje verder je kennis te verbreden alvorens de praktijkoefeningen zullen worden toegelicht. Om deze correct te kunnen toepassen en te begrijpen, zullen eerst nog een aantal onderwerpen belicht worden op de volgende pagina s.

24 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 19 DE LANGE RUGSPIER De lange rugspier loopt bij een paard vanaf de halswervels tot aan het heiligbeen en het darmbeen. Deze spier is één van de sterkste en belangrijkste bewegingsspieren in het paardenlichaam. Bij verkeerd gebruik van deze spier, kunnen veel rugklachten ontstaan. Iets waar helaas ook menig paard vandaag de dag mee te maken krijgt. De lange rugspier is een uitsluitend vlezige spier. Dit maakt hem tot een bewegingsspier en geen houdingsspier. Houdingsspieren bezitten een veel grotere hoeveelheid bindweefsel en witte spiervezels. Zoals op bovenstaande afbeelding goed te zien is, verbindt deze spier de voor- en achterhand met elkaar. Bovendien vult de lange rugspier de gehele ruimte tussen de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de lendenwervelkolom, respectievelijk de doornuitsteeksels en de ribben van de borstwervelkolom. De spier loopt gelijk aan weerszijde van de ruggengraat en de spiervezels lopen vrijwel horizontaal. Tevens bedekt de lange rugspier een groot aantal kleinere spieren die de wervellichamen met elkaar verbinden.

25 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 20 De lange rugspier heeft een cruciale rol voor de beweging in het paardenlichaam. Zeker wanneer we met het paard gaan trainen dienen we onszelf ervan bewust te zijn hoe we deze spier op de juiste wijze kunnen laten ontspannen. Alleen dan kan het paard op een verantwoorde manier een ruiter dragen en zijn lichaam correct gebruiken. Het feit dat de lange rugspier een bewegingsspier is, maakt hem namelijk alles behalve geschikt voor het dragen van een ruiter. Het is echter niet mogelijk een paard te berijden zonder op deze spier te zitten. Het is dus noodzakelijk voor de gezondheid van het paard dat men leert deze spier te ontspannen, zodat het paard de ruiter kan dragen met zijn buikspieren. Deze zorgen ervoor dat de wervelkolom omhoog komt en flexibel op en neerwaarts kan bewegen. Een paard dient dus een ruiter te dragen met zijn buikspieren en niet met zijn lange rugspier. Het is immers wel de plaats waar de ruiter zich bevindt op de paardenrug, dus zou ook iedere ruiter de kennis in huis moeten hebben om het paard zijn lange rugspier te laten ontspannen. Doordat de lange rugspier vastzit aan de halswervels, zal het paard automatisch zijn hoofd en hals laten zakken op het moment dat deze spier zich ontspant. Als we dus als ruiter leren hoe we deze ontspanning kunnen creëren, krijgen we een nageeflijk paard als cadeau!

26 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 21 Denk aan een paard die staat te grazen in de wei. Zijn hoofd is aan de grond omdat hij zich ontspant. Op het moment dat het paard iets hoort of ziet wat hij niet vertrouwd, spant hij zijn lijf (dus ook de lange rugspier) en dan komen automatisch ook zijn hoofd en hals omhoog. Dat het ontspannen van de lange rugspier direct gevolgen heeft voor de manier van bewegen, zal op de volgende pagina s m.b.v. illustraties nader worden toegelicht. Wanneer het paard zijn lange rugspier aanspant, trekt hij alle wervels die daarmee in verbinding staan samen. Sommige komen daardoor ook tegen elkaar aan te liggen. Het paard trekt dus zijn wervelkolom hol en de bovenlijn wordt kort. Het gevolg daarvan is dat hij zijn bekken niet meer kan kantelen en de achterbenen minder ver onder het lichaam kunnen treden. Hierdoor zullen de voorbenen langer op de grond blijven staan. Wanneer dit langdurig het geval is tijdens de training, is het niet verwonderlijk dat veel paarden een overbelasting oplopen aan één of beide voorbenen. Op deze afbeelding is goed te zien dat het paard zijn bekken niet juist kan kantelen. Als gevolg van het aanspannen van de lange rugspier ontstaat er een holle rug. Hierdoor treden de achterbenen verder achter het lichaam dan eronder. Eigenlijk kan een paard zijn bekken überhaupt niet kantelen, niet in de beweging zoals wij dat kunnen. Het is meer het roteren van het bekken en het in de juiste positie brengen van, om de achterbenen in de gelegenheid te brengen onder het lichaam te treden. Het naar elkaar toe trekken van de wervels door het aanspannen van de lange rugspier is absoluut schadelijk voor de rug.

27 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 22 Het is dé reden dat paarden bijv. kissing spines ontwikkelen. De manier van bewegen kan ontzettend veranderen door het correct ontspannen van de lange rugspier. Met name de schwung, de deining en de vering in de rug en de rest van het lichaam is opvallend. Het betreft hierboven 2 afbeeldingen van Lisa. Zij is een paard met ataxie. Bij dergelijke paarden is een correct ruggebruik van nóg groter belang omdat zij al een storing hebben in de verbinding naar achteren toe. Bij Lisa is het verschil in bewegen dan ook overduidelijk zichtbaar. Op de linkerafbeelding spant zij haar lange rugspier aan. Haar achterbenen bewegen hierdoor van de loodlijn naar achteren en de diagonale beenzetting is verstoord. Op het rechter plaatje is haar bovenlijn los en ontspannen en zien we een achterbeen wat onder het lichaam wordt neergezet en op de goede manier spoort met het diagonale buitenvoorbeen. Loop zelf maar eens een stukje met een holle rug. Je zal merken dat je bekken naar achteren kantelt. Het zal dan ook gemakkelijker zijn om je benen achter je lichaam te plaatsen. Loop tevens eens een stukje met een bolle rug en span je buikspieren aan. Je voelt dan dat je bekken naar voren kantelt en dat het gemakkelijker is om je benen voor je lichaam te plaatsen. Bij een paard zijn achterhand werkt dit principe exact hetzelfde. Met een bolle rug en aangespannen buikspieren kantelt het bekken en kunnen de achterbenen verder onder de massa treden. Dat is de juiste wijze waarop een paard verantwoord een ruiter op zijn lange rugspier kan dragen.

28 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 23 DE VOORWAARTS NEERWAARTSE TENDENS De voorwaarts neerwaartse tendens is de tendens die ontstaat op het moment dat het paard zijn lange rugspier ontspant, zijn buikspieren sluit en zijn hoofd en hals laat zakken. Deze tendens is ook wel te beschrijven als nageeflijkheid. Het is dé tendens die noodzakelijk is om correct gebruik van het paardenlichaam te bereiken. De voorwaarts neerwaartse tendens biedt zich automatisch aan op het moment dat een paard zijn lange rugspier ontspant en daardoor lang maakt en los laat. Doordat de lange rugspier vast zit aan de halswervels, zal een paard op het moment dat hij deze spier ontspant automatisch zijn hoofd en hals laten zaken. Dit is een reflex. De voorwaarts neerwaartse tendens is een logisch gevolg van het juiste verticale evenwicht en gelijke spierspanning in de rug. Het paard durft namelijk alleen dan zijn lange rugspier te ontspannen. Bij een verkeerde verticale balans en ongelijke belasting van het lichaam, spant het paard deze spier aan om te voorkomen dat hij omvalt. Deze tendens kan dus niet worden afgedwongen door het hoofd naar beneden te vragen. Feitelijk houdt de ruiter zichzelf dan voor de gek om te denken dat hiermee de rug ontspannen is. Het werkt namelijk precies andersom. Als het paard zijn rug ontspant, laat hij zijn hoofd en hals zakken en het is dan de voorwaarts neerwaartse tendens die ontstaat.

29 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 24 Het is de bedoeling dat het paard zijn rugspieren ontspant, zijn buikspieren aanspant en daardoor met de voorwaarts neerwaartse tendens beweegt. De wervelkolom kan dan vrij op- en neerwaarts bewegen en het paard maakt zijn rug bol. Hierdoor kantelt zijn bekken en kunnen de achterbenen ondertreden. Correct ruggebruik is van zeer groot belang om het paard gezond te houden. Rugpijn is de nummer 1 van de meest voorkomende lichamelijke klachten bij paarden. Dit komt omdat er veel misverstanden bestaan over de manier waarop nageeflijkheid wordt verkregen. We mogen nooit uit het oog verliezen dat een paard ten eerste al helemaal niet gebouwd is om op te gaan zitten. Als we het dier dan ook nog met verkeerd ruggebruik laten lopen, dan zijn problemen onvermijdelijk. Het is ook deze tendens die ons laat voelen hoeveel lengte en ontspanning er reeds in de lange rugspier zit. Een paard dat zich niet volledig kan loslaten, laat hiermee zien dat er op dat gebied nog werk aan de winkel is. Met name middels zijdelingse stretch oefeningen komt er steeds meer lengte en ontspanning in de lange rugspier. Dat vertaalt zich naar een voorwaarts neerwaartse tendens die uiteindelijk de maximale lengte kan bereiken. De maximale lengte is met de neus vlakbij de grond. Als een paard op die manier beweegt, zie je wat dit voor effect heeft op de vering in het lichaam. Een hele waardevolle houding voor de losgelatenheid van het lijf, maar ook voor het ontwikkelen van de buikspieren. Mijn uitgangspunt in de training is altijd dat een paard moet kunnen laten zien op elk moment naar deze maximale lengte toe te kunnen. Als dit (nog) niet het geval is, geeft het paard hiermee aan dat hij nog geblokkeerd zit op bepaalde punten of te weinig lengte heeft in de spieren om dit te kunnen. Voor deze houding is volledige mentale en fysieke ontspanning nodig. Middels verschillende oefeningen werk je naar deze houding toe, te zien op de linker afbeelding. Als een paard daar kan bewegen met de maximale voorwaarts neerwaartse tendens, dan kun je van daaruit werken naar een houding meer halverwege en uiteindelijk ook oprichting. Dit alles blijft in verbinding met de voorwaarts neerwaartse tendens. Als je wilt dat het paard minder ver zakt, begrens je op het punt dat het paard de lengte heeft die je wilt. Met rijden of aan de hand kan dit via de teugels, houding & zit, intentie en energie. Aan de longe gebruik je hiervoor de longeerlijn, je lichaamstaal, intentie en energie.

30 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 25 HET GEWICHT VAN DE STELLING Het gewicht van de stelling kunnen we gebruiken om een paard verticaal in balans te sturen. We kunnen hem via de juiste stelling verticaal rechtop zetten. Of eigenlijk helpen we het paard om dit zelf te doen. Door het inzetten van de juiste stelling, verplaatst het paard zelf zijn gewicht. Wanneer dit principe op de juiste manier gebruikt wordt, kan het enorm waardevol zijn tijdens de training van het paard. Door de juiste stelling te gebruiken kunnen, we dus gewicht verplaatsen van het ene voorbeen naar het andere. Je gebruikt het hoofd en de hals als balanceerstok We kunnen dus m.b.v. het gewicht van de stelling het paard verticaal in balans brengen, zodat hij zijn rug kan ontspannen en met de voorwaarts neerwaartse tendens kan bewegen. Op de onderstaande afbeelding draagt het paard meer gewicht op het linker voorbeen. Zouden we op dat moment stelling links vragen, dan komt er nog eens 100 kilo bij. Door juist de tegenovergestelde stelling (in dit geval dus rechts) te gebruiken, kunnen we de hoeveelheid kilo s die het paard te veel heeft op het linker voorbeen verdelen en komt het paard verticaal in balans. De ruiter zal wel moeten leren de stelling te doseren. Soms is een klein beetje tegensturen voldoende om kilo s te verplaatsen en het verticale evenwicht te herstellen, soms zal het wat meer zijn. De ruiter mag het paard helpen zijn verticale balans te vinden door te corrigeren, maar laat vervolgens het paard weer los. Het is namelijk belangrijk dat het paard leert om zelf in het juiste evenwicht te blijven en niet dat de ruiter hem daar moet houden. Alleen dan ontwikkelt het paard een belangrijk stuk van zijn rompstabiliteit. Er zijn meerdere oefeningen en hulpen die het paard verticaal balanceren. Het inzetten van het gewicht van de stelling is echt 1 van de beginselen en is met name ook bij jonge paarden een hele eenvoudige, vriendelijke en effectieve manier van balanceren. Het is logisch voor een paard om dit te leren snappen omdat ze zichzelf ook in balans houden met hun hoofd en hals. Het gewicht van de stelling is prima in te zetten tijdens oefeningen als de kwartlijn, halve en hele diagonaal, vierkante voltes, volte verticaal in balans sturen, slangenlijn en de ruit.

31 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 26 DE MIDDELPUNTVLIEDENDE KRACHT De middelpuntvliedende kracht, ook wel centrifugale kracht genoemd, is een schijnbare kracht die ontstaat bij het maken van een bocht of als iets ronddraait. Neem nu als voorbeeld een centrifuge. Als je de was in een centrifuge stopt, dan zie je dat de was tegen de buitenkant aan "kleeft". Dit komt door de middelpuntvliedende kracht. Dit is een kracht die vanuit het midden komt en objecten een rechte lijn wil laten volgen. Deze kracht drukt de was naar de buitenkant van de trommel toe, waardoor de was aan deze buitenkant kleeft. Een ander voorbeeld hiervan, is dat wanneer men met een auto een (scherpe) bocht naar links maakt, door de middelpuntvliedende kracht, de passagiers naar rechts worden verplaatst met hun gewicht. Er komt meer gewicht op hun rechter zitbeenknobbel. Een Enterprise attractie maakt gebruik van Centrifugale krachten. Je gaat in deze attractie vaak over de kop maar je hebt door deze krachten geen beugel of gordel nodig. Diezelfde middelpuntvliedende kracht zorgt ervoor dat een paard tijdens een bocht, wending of zijgang het ruitergewicht naar buiten zal brengen. Daarbij komt het zadel scheef te liggen en is er sprake van ongelijke gewichtsverdeling op de paardenrug. De gewichtshulpen werken dus contra de buiging en om die reden hoort een ruiter altijd op zijn binnen zitbeenknobbel te zitten tijdens een bocht, wending of zijgang. Op die manier kan de middelpuntvliedende kracht worden gecompenseerd. De ruiter zit dus altijd op de korte, holle kant van het paard. Op deze afbeelding is te zien hoe het niet hoort. Ik maak hier een volte op de rechterhand met bewust de verkeerde gewichtshulpen. Te zien is dat op die manier zadel en ruiter bijna volledig op de linkerzijde van het paard belanden. Het rechter kussen drukt op de ruggengraat en dit is absoluut schadelijk voor het paard.

32 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 27 DE BUIKSPIEREN Op de onderstaande afbeelding is te zien waar het paard zijn buikspieren zich bevinden. Als een paard ze correct aanspant, is er onderaan zijn buik een schuine lijn te zien die richting zijn flanken gaat. De buikspieren hebben verschillende functies: het ondertreden van de achterhand, want ze bepalen de slingerwerking van het achterbeen. ze zorgen ervoor dat het paard zijn rug bol kan maken (mits hij zijn lange rugspier ontspant). het is de bedoeling dat het paard de ruiter draagt met zijn buikspieren. De buikspieren hebben een cruciale rol tijdens het verzamelen van een paard. Ze zorgen er namelijk voor dat het achterbeen naar voren wordt geplaatst. Ze brengen het achterbeen in de juiste positie (ver onder het lichaam), waarna er vervolgens meer gewicht naar toe gebracht kan worden door het horizontale evenwicht te verplaatsen. We kunnen het paard helaas geen sit-ups laten doen om zijn buikspieren sterker te maken. Wel is het zo dat wanneer een paard juist getraind wordt, hij automatisch zijn buikspieren aanspant. Het is daarbij wel van belang dat het paard ook zijn lange rugspier kan loslaten. Anders kan de wervelkolom niet voldoende omhoog worden gebracht door de buikspieren. Zijgangen zijn bij uitstek de perfecte oefeningen om de buikspieren verder te ontwikkelen. Met name de buikspier die in verbinding staat met het achterbeen wat in de betreffende zijgang meer wordt belast, wordt geprikkeld zich meer aan te spannen. Daarnaast is het rijden van overgangen en tempowisselingen een goede manier om de buikspieren te trainen. Ter afwisseling is het aan te raden je paard geregeld balkjes te laten draven en in- uitjes te laten springen. Dit is goede arbeid voor het lichaam en vraagt ook steeds wat extra aanspanning van de buikspieren.

33 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 28 AANLEUNING Aanleuning is de verbinding die het paard zoekt met de (ruiter)hand. Het is de telefoonlijn met het achterbeen. Via de aanleuning kan een ruiter dus informatie ontvangen over de werking van de achterbenen en tevens de achterhand bedienen. De ruiter kan via de aanleuning zijgangen rijden en halve en hele ophoudingen maken. Het rijden met aanleuning is zeer waardevol en vertelt de ruiter veel over hoe het paard zijn lichaam gebruikt. Het is een aangenaam contact. De aanleuning dient constant te zijn. Dat wil dus zeggen dat de teugels niet in een boogje mogen komen te hangen. Het paard moet constant tegen de handen van zijn ruiter duwen, vanuit zijn achterhand en het contact onderhouden. Er ontstaat dan een boogspanning van achter naar voren. Iets wat bijna altijd voorkomt bij (scheve) paarden is ongelijke aanleuning. Het paard maakt dan geen gelijke verbinding op beide teugels. Ongelijke aanleuning vertelt ons dat het paard zichzelf niet recht houdt en zijn lichaam ongelijkmatig belast. Een paard kan bijvoorbeeld te veel aanleuning zoeken aan de teugel waar hij meer moeite heeft om te buigen. Hij zoekt dan meer steun op die teugel. Dat kan zijn omdat hij meer moeite heeft om het achterbeen aan die kant meer te belasten of omdat de spieren aan de andere kant te kort, sterk en stijf zijn en terug trekken aan het paard. Logisch gevolg is dat het paard terug trekt aan de ruiter. Op het moment dat het paard de voorwaarts neerwaartse tendens bereikt en zich kan ontspannen, zal het paard feitelijk op zoek gaan naar de ruiterhand. De ruiter gaat de verbinding met het paard aan door ervoor te zorgen dat de teugels de lengte hebben die nodig is om contact te kunnen maken. Vervolgens staat de ruiter toe dat het paard een beetje gewicht in zijn handen mag leggen. Dat is een prettig contact en niet te vergelijken met een paard die in de ruiterhand hangt. Daar krijg je lamme en vermoeide armen van. Een correcte (gelijke) aanleuning voelt als een vriendelijke, constante verbinding tussen paard en ruiter. Een heel subtiel contact. M.b.v. de halve en hele ophoudingen, kan de aanleuning lichter worden gemaakt omdat het paard dan meer gewicht overneemt met de achterhand en de voorhand letterlijk lichter wordt. Het paard draagt zichzelf met de achterhand.

34 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 29 DE BEENZETTING De beenzetting geeft veel informatie over de manier waarop een paard zijn lichaam gebruikt. De beenzetting gaat over de plaatsing van de achterbenen t.o.v. de voorbenen. In de meeste gevallen zal het paard met zijn achterhand de voorhand opvangen. Dus als hij op 1 van zijn 2 voorbenen meer gewicht draagt, zal hij dit opvangen door zijn achterhand die kant op te brengen. Hierdoor komt één achterbeen naast de massa, en één achterbeen ongeveer tussen de voorbenen uit. Het been dat naast de massa wordt geplaatst zal minder belast worden. Dit been treedt buiten het spoor. Het been dat het verst onder het lichaam komt, (richting het zwaartepunt) draagt het meeste gewicht. Een paard zal dus de neiging hebben om zijn verticale disbalans op te vangen met de achterhand. Ik vergelijk dit met het rijden met een (vol) winkelwagenkarretje. Wie dit wel eens heeft gedaan heeft, weet dat het moeilijk kan zijn om een exacte rechte lijn aan te houden. Wijkt het karretje op je rechte lijn uit naar links, dan kun je alleen terug de lijn opkomen door jezelf ook naar links te verplaatsen en weer áchter het karretje te komen. Vervolgens kun je het karretje terug de lijn op duwen. Het karretje is in dit geval de denkbeeldige voorbenen van het paard, jij zelf de achterbenen. Een correcte beenzetting heeft dus alles te maken met het recht zijn van het paard en het juiste verticale evenwicht. Het geeft dus veel informatie over hoe het paard zich voortbeweegt en zijn lichaam gebruikt. Als het paard recht uit gaat, dan dient hij met zijn achterbenen in de lijn van de afdruk van de voorbenen te blijven. Op een volte hoort hij het binnenachterbeen naar het zwaartepunt te plaatsen (aan de binnenkant van het binnen voorbeen) en het buitenachterbeen dient exact in de lijn van het buitenvoorbeen te treden. De beenzetting tijdens de zijgangen is afhankelijk van de zijgang. Daarbij moet het paard altijd met het dragende been richting het zwaartepunt gaan.

35 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 30 Op deze afbeelding kun je goed zien dat het paard zichzelf opvangt met de achterhand. De blauwe lijn geeft de juiste hoek t.o.v. de grond weer. De rode lijn laat zien in welke hoek het paard zich bevindt. Er is duidelijk meer gewicht op het rechtervoorbeen en het gevolg hiervan is een onjuiste beenzetting. Het rechterachterbeen treedt naast de massa, zodat het paard zichzelf hiermee kan opvangen. Een scheef paard wat continu meer gewicht op 1 voorbeen draagt, zal dit ook continu compenseren met de achterhand. Gevolg is dat 1 achterbeen veel meer gewicht draagt dan de ander en een groot risico loopt op overbelasting en/of slijtage. Op de volte zullen we dit alles zeker tegenkomen met een scheef paard en geeft de beenzetting ons wederom veel informatie. Ik ga hier later verder op in tijdens de uitleg van de diverse oefeningen.

36 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 31 WERKING ACHTERBENEN Het is belangrijk dat we een goed inzicht hebben over hoe de achterbenen van een paard functioneren en wat de mogelijkheden zijn. We willen ze immers graag zoveel mogelijk bij het geheel betrekken, omdat ze nu eenmaal veel meer kunnen hebben dan de kwetsbare voorbenen. De achterhand bestaat uit 7 gewrichten: het SI-gewricht (blauw) het heupgewricht (paars) het kniegewricht (rood) het spronggewricht (grijs) het kogelgewricht (groen) het kroongewricht (blauw) het hoefgewricht (oranje) De achterbenen van een paard kunnen: - stuwen (afzetten) - dragen (gewicht opnemen) - buigen - veren De slingerwerking van beide achterbenen dient te zijn. De slingerwerking behoort van de loodlijn (een verticale lijn t.h.v. het heupgewricht) naar achteren even ver als van de loodlijn naar voren te zijn. De afstand t.o.v. de loodlijn wordt bepaald door de gangmaat, maar dient ten alle tijde te zijn.

37 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 32 Vanaf de loodlijn gezien, heeft elke beweging achter de loodlijn een stuwende werking. Daarmee zet het paard zich af om vooruit te komen. Elke beweging vanaf de loodlijn naar voren toe, onder het lichaam, heeft een dragende functie om zich voorwaarts te verplaatsen en gewicht op te nemen. De achterbenen maken een slingerende beweging die vergelijkbaar is met de slinger van een hangklok. De slinger van een hangklok gaat even ver naar links als naar rechts. De slingerwerking van de achterbenen dient hetzelfde te werken. Ze horen van de loodlijn even ver naar achteren als naar voren te bewegen; de zogenaamde werking. Deze slingerwerking dient dus altijd gelijk te blijven, ondanks het verschil in tempo. In de verschillende gangmaten is de slingerwerking: verzameld arbeid midden uitgestrekt De afstand vanaf de loodlijn kan dus korter worden, maar dient wel met beide benen gelijk te blijven. Daarnaast kunnen de achterbenen door de anatomische bouw nog buigen en vanuit die buiging kunnen ze veren.

38 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 33 Het doel van de training is om onder andere de achterbenen van het paard te ontwikkelen zodat deze zich meer kunnen gaan buigen en hierdoor meer kilo s aan gewicht gaan dragen. De enige oefeningen waarbij de slingerwerking niet dient te zijn (indien correct uitgevoerd), zijn de galoppirouettes, de piaffe en de levade. Tijdens deze oefeningen moet het paard vooral volledig dragen met de achterbenen en dient de voorwaartse stuwkracht minimaal tot niet aanwezig te zijn. O.a. de natuurlijke scheefheid kan een reden zijn dat de slingerwerking niet gelijk is. Dit kan voor veel lichamelijke problemen zorgen, omdat het betekent dat er 1 achterbeen is wat meer werkt doet. Dit been loopt dan in met name het sprong- kogel- kroon en hoefgewricht meer risico op problemen. De verticale balans en de asymmetrie in de bespiering zijn de grootste veroorzakers van een verkeerde slingerwerking. Het symmetrisch ontwikkelen van de bespiering in het lichaam en met name ook de buikspieren, zorgt ervoor dat de achterbenen gelijkmatig kunnen bewegen.

39 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 34 ZINTUIGEN Zicht Zicht is één van de belangrijkste zintuigen van het paard. Eén derde van alle zintuigelijke informatie die naar de hersenen wordt gestuurd, komt van het oog. Het paard heeft de grootste ogen van alle zoogdieren. Deze grootte zorgt ervoor dat een paard alles 2x zo groot ziet als wij dat doen. Het zicht van een paard werkt anders dan bij de mens. Dit zou voor misverstanden kunnen zorgen in de omgang met elkaar. Het paard heeft zijn ogen aan de zijkant van zijn hoofd zoals bij de meeste prooidieren. De mens heeft zijn ogen aan de voorkant naast elkaar zoals de meeste roofdieren. De mate waarin de informatie van het oog naar de hersenen wordt verstuurd, is daarom ook verschillend t.o.v. de mens. Bij een paard werken de ogen en van daaruit de registratie naar de hersenen onafhankelijk van elkaar. Dit betekent dat alles wat het paard met het rechteroog registreert naar de rechterhersenhelft wordt gestuurd en zo ook bij de linkerkant. De overdracht tussen de verschillende hersenhelften ligt bij het paard op 20%, terwijl dit bij ons roofdieren op 100% ligt. Dit is een wezenlijk verschil van hoe paarden de omgeving zien en welke aanpassingen ze moeten doen om het beeld goed geregistreerd naar de hersenen te krijgen. Deze onafhankelijke werking van de ogen noemen we monoculair zicht. Alles wat met het rechteroog wordt waargenomen, verwerkt deze maar voor 20% naar de linkerkant. Dit is één van de grootste redenen waarom een paard dus rechtsom anders kan reageren op hetzelfde object dan aan de linkerkant. Simpelweg omdat hij met zijn andere oog het spannende nog niet had gezien. Daarom is het van belang dat het paard, zeker bij nieuw aangeboden objecten, hetgeen zowel vanaf de rechterkant als de linkerkant leert kennen. Paarden hebben een ander soort pupil dan de mens. Bij het paard is er een horizontale band in het midden van het netvlies. Deze heeft een veel hogere concentratie (hoeveelheid) van lichtgevoelige cellen (receptoren) met de daarbij behorende zenuwcellen, ganglia genoemd. Dit betekent dat de beelden op dezelfde horizontale lijn als het oog in veel scherper detail gezien worden dan daarboven of daaronder. Dit is ook de reden waarom paarden hun hoofd omhoog of omlaag brengen. Niet alleen om de objecten te zien, maar ook om zich er volledig op te kunnen focussen. We noemen dit binoculair zicht. Het object wordt nu met twee ogen tegelijk geregistreerd.

40 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 35 Het focussen gebeurt niet zoals bij de mens door de pupil samen te trekken en te ontspannen, maar wordt door de opbouw van het oog en de werking van de ganglia bepaald. Wil het paard volledig registeren wat hij ziet, dan zal en moet hij altijd zijn hoofd recht naar het object bewegen en focussen om te kunnen bepalen of dit een potentiële bedreiging voor hem zou kunnen zijn. Hij kijkt dan met twee ogen tegelijkertijd naar het object (binoculair). Ook alleen nu, met het binoculair zicht, kan het paard diepte zien wat met monoculair zicht niet mogelijk is. Dit is wat wij 3D noemen. Als het zijn hoofd niet kan bewegen zoals hij dat zelf wil, zal het paard met zijn ogen gaan rollen. Het rollen van de ogen kan helpen om beter in beeld te krijgen wat het paard wil zien. Dit kan opgevat worden als een slecht humeur, maar kan dus ook betekenen dat het paard alleen maar wil kijken terwijl zijn hoofd strak vastgehouden wordt of als het paard te strak staat vastgebonden. Zoals uit bovenstaande werking van het oog en de werking van de hersenhelften beschreven wordt, ziet het paard zijn omgeving met de panoramische blik minder scherp. Met daarin het object waarop gefocust wordt lager en smaller dan wij dat zien. Dit wordt veroorzaakt door de werking van de ganglia. Veel voorbeelden die dit ondersteunen komen bij problemen met trailerlaad en doorgang van smalle objecten naar voren. Het is dan ook begrijpelijk dat er paarden zijn die weigeren om de trailer in te willen lopen. Omdat zijn binoculaire zicht hem helpt om te registeren of de trailer een gevaar vormt, is het voor het paard het best als je hem recht voor de trailer zet om hem te laden. Hij zal zijn hoofd van boven naar beneden bewegen om een totaal plaatje te maken van wat hij ziet. Zoals je op de bovenstaande afbeelding kunt, zien is de omgeving vaag weergegeven. Dit is voor een paard zijn werkelijke zicht. Een paard kan een zekere mate van scherp zien tot ongeveer 20 meter van hem af. Daarachter wordt zijn omgeving onscherp. Kijkt het paard met twee ogen, dan is zijn gezichtsveld nog niet geheel scherp, maar door het focussen kan hij beter registreren en inschatten. Het paard is in wezen dus bijziend. Vanuit dit gegeven is de vertrouwensband, het geduld wat opgebracht wordt en de reeds opgedane ervaringen van het paard, een motivatie om wel of niet de trailer in te stappen. In de praktijk zal het paard zijn monoculaire zicht gebruiken bij het grazen om zijn omgeving te scannen op potentieel gevaar. Bij registratie van gevaar zal zijn binoculaire zicht het overnemen om duidelijk te krijgen of er gevlucht moet worden.

41 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 36 Naast de interactie en overlapping tussen monoculair zicht en binoculair zicht, is er een gedeelte van het zicht waar geen registratie mogelijk is. Simpel gezegd is hier dus geen zicht en ziet het paard niets. Dit noemen we de blinde vlekken, te zien op de afbeelding op pagina 34. In de praktijk zal het zicht dus ook afhankelijk zijn van de verschillende hoofd- en halshoudingen. In de verschillende disciplines van de paardensport zullen deze blinde vlekken van invloed zijn op de uitvoer van de discipline. Vandaar dat het hoofd van het paard omhoog is bij het moment van afsprong bij het springen om de diepte en hoogte beter in te schatten. De houding bij nageeflijkheid heeft tevens effect op het zicht. Wanneer het paard zijn neusbeen op een verticale lijn heeft, zal het paard voornamelijk de grond onder hem zien. Een paard wat echter áchter de loodlijn wordt gereden zal letterlijk alleen de grond recht voor zijn voeten zien en zal volledig moeten vertrouwen op de ruiter. In kleur zien Naast beeldregistratie van het netvlies bestaat deze ook uit andere typen cellen. De zogenaamde kegeltjes en staafjes. De hoeveelheid kegeltjes en staafjes ten opzichte van elkaar zijn bepalend bij de waarneming van kleur. De kegeltjes zorgen voor opname van de energie die door de hersenen als kleur worden gezien. De staafjes registeren het schemerlicht. Het paard heeft ten opzichte van de mens meer staafjes dan kegeltjes en zal hierdoor in mindere mate kleur registeren. Dit maakt wel dat paarden hierdoor een beter nachtzicht hebben dan de mens. Hierdoor kan er ook vastgesteld worden dat paarden op bewolkte dagen beter kunnen zien dan in de felle zon. Dit kan van invloed zijn tijdens het trainen en in de omgang met het paard. Eén van de voorbeelden waarbij de aanpassing van licht naar donker het meest naar voren kan komen, is als er op een zonnige dag een stal of trailer ingestapt moet worden. Gedurende de eerste seconden zal het paard verblind zijn, totdat de hersenen geacclimatiseerd zijn aan deze verandering. Hiermee kan rekening gehouden worden door op voorhand het paard even te laten wennen en dit niet te zien als weigering. Simpelweg is het paard blind en heeft even de tijd nodig om aan de nieuwe lichtsituatie te wennen. Mensen hebben ten opzichte van het paard meer kegeltjes. Dit maakt dat wij gevoeliger zijn voor de registratie van kleur. Omdat een paard minder kegeltjes heeft, betekent dat niet dat hij niet in kleur kan zien, maar wel dat hij hierdoor minder gevoelig is om kleur te registeren. Met daarbij ook nog de hoeveelheid staafjes, maakt dat het paard, naast de gevoeligheid voor geel, groen en blauw, veelal in een grijze omgeving leeft.

42 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 37 Gehoor Na het zicht is het gehoor één van de belangrijkste zintuigen die een paard in zijn natuurlijke omgeving nodig heeft om te kunnen overleven. De werking van het gehoor is hierbij dan ook van grote waarde. De tunnelvormige oren worden bewogen door 16 verschillende spieren die onafhankelijk van elkaar kunnen roteren en hebben een bewegingsbereik van 180 graden. De vorm en grootte zorgen voor de opname van het gehoor. Naast het zicht zal het paard zijn oren veelal gebruiken om potentieel gevaar waar te nemen. Het paard heeft ten opzichte van de mens een zeer sterk ontwikkeld gehoor. Waar mensen een bereik hebben van ongeveer 20 kilohertz, hebben paarden een bereik van ongeveer 38 kilohertz. Dit maakt dat paarden de lage tonen niet zo goed kunnen waarnemen als de mens, maar een veel groter bereik hebben bij de hoge tonen, de hoeveelheid geluiden en het bereik van geluiden vanuit de verte. Dit kan gevolgen hebben bij de training en omgang met het paard. Op winderige dagen zijn er meerdere geluiden waarneembaar voor het paard en dit zal, naast het verhoogde zicht, ook een grotere attentie bij het paard opwekken. Ook de stemhulpen die gegeven worden aan het paard, zowel in toon als in volume, kunnen de training en omgang met het paard beïnvloeden. De stand van de oren is een goede indicatie van waar het paard met zijn aandacht is. Bij de training en in de omgang kun je aan de oren zien of hij zijn aandacht bij de trainer heeft door deze altijd een oor toe te draaien. Met het andere oor zal het paard de andere omgevingsgeluiden in de gaten houden. Door deze verhoogde capaciteit van gehoor is het aannemelijk dat paarden op verschillende geluiden anders reageren waar wij in eerste instantie niet over nadenken, of een geluid waarnemen wat wij niet kunnen horen. Simpelweg omdat wij een andere geluidsregistratie en bereik hebben dan het paard. Denk hierbij aan de spuitbus van de vliegenspray die voor het paard een enorm hard geluid produceert en ook nog de associatie van potentieel gevaar uit de dierenwereld opwekt zoals het gesis van een slang. Nog zo n voorbeeld is het scheerapparaat. Of bij de buitenrit de luchtcompressie die vrijkomt tijdens het remmen van een vrachtwagen. Of een paard dat ergens van schrikt terwijl je er geen idee hebt waarvan dat komt. Menig paard zal eerst focussen met zijn ogen en oren en dan in de vluchtmodus gaan of zich compleet afsluiten van het geluid waardoor communicatie niet meer mogelijk is. Gerichte training kan hierbij helpen om het paard te laten wennen aan verschillende geluiden en de sterkte van het volume.

43 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 38 Reuk en smaak De neus is het best ontwikkelde orgaan van een paard. Het slijmvlies in de neus heeft een groter oppervlak dan dat het gehele paard. Via dit slijmvlies komen geuren binnen die de hersenen registeren. Ten opzichte van de mens heeft het paard een veel groter ontwikkeld reukvermogen. Het is zo veel groter dan het reukvermogen van de mens dat wij vaak geen idee hebben wat er in de omgeving omgaat terwijl het paard het dan al heeft geroken. Het reukvermogen heeft voor het paard meerdere functies die van belang zijn voor het registeren en identificeren van objecten, andere dieren (zowel roofdieren maar ook soortgenoten), voedsel en mensen. De reuk en smaak van paarden zijn net als bij mensen neurologisch met elkaar verbonden. De functies van de neus van het paard hebben grote invloed op het welzijn; zowel op mentaal als fysiek gebied. Ze ruiken of het voedsel bedorven is of het voedingstoffen bevat die ze nodig hebben én om te bepalen of ze het lekker vinden. Paarden ruiken om soortgenoten te herkennen, om kennis te maken en om in te schatten of ze te maken hebben met een vriend of vijand. Hengsten ruiken om de cyclus van de merrie te bepalen. Paarden ruiken of ze zich nog in hun eigen leefgebied bevinden of dat er een ander territorium wordt betreden. In het eerste contact wat paarden dan ook hebben met diverse objecten of andere paarden, dieren en mensen, zie je dat er eerst wordt geroken. Bij het grazen zie je dat er zorgvuldig wordt gekozen, en dus wordt geroken, of hetgeen wat ze eten aansluit bij het voedsel wat ze nodig hebben en/of lekker vinden. Merries herkennen hun veulen aan de geur en paarden bakenen hun terrein af door middel van urine en mest. Het reuk orgaan is vaak met meest onderschatte orgaan van het paard, terwijl deze het paard het meest beïnvloed in zijn gedrag. Voor ons als mens betekent dit dat als we een paard gaan trainen en bijvoorbeeld nieuwe objecten aanbieden, dat je het beste kan beginnen met het paard te laten ruiken aan het nieuwe object. Zo kan het paard de geur tot zich nemen. Door de combinatie met het te laten zien en horen zal er een plaatje geregistreerd worden. Een herkenningspunt. Om het nieuwe object te integreren is de manier en frequentie van aanbieden essentieel om het te laten verankeren als goede ervaring. Bij het kennis maken van een nieuwe soortgenoot in de kudde is het het meest rustig als het nieuwe paard dichtbij de kudde, maar wel apart wordt geplaatst. Zo kunnen de soortgenoten langzaam wennen aan elkaars geur en non verbale gedrag. Van daaruit wordt ingeschat of opname en toelating in de kudde een veilige optie is. Bij deze stap is dan de mentale kennismaking al geweest voordat de daadwerkelijke fysieke kennismaking plaatsvindt. De toon is reeds gezet. Nu hoeft alleen de fysieke kennismaking nog plaats te vinden en deze zal dan minder heftig of juist vreedzaam verlopen. En dus sneller verlopen.

44 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 39 Deze mentale en fysieke kennismaking kan in alle soorten situaties, zoals nieuw aangeboden objecten, ander voedsel, nieuwe trailer of juist gebruikte trailer, nieuwe omgeving, nieuw tuigage ed. Deze methode kan ook gebruikt worden als leidraad om je paard te laten wennen aan iets en helpen verklaren waarom het paard terughoudend is bij benadering. Vertrouwen is het eerste wat opgebouwd moet worden. Bij voedsel is er een uitzondering. Wil het paard het nieuw aangeboden voedsel niet eten, dan heeft het herhaaldelijk aanbieden van het nieuwe voedsel geen zin. Het paard zal het niet gaan eten. Het beste is het dan om te mengen met voedsel wat het betreffende paard al kent en eet om zo de nieuwe smaak als eigen te gaan zien. Naast het ruiken is flemen een uiting van het tot zich nemen van geur en het bepalen van identificatie. Je kunt dit herkennen doordat het paard zijn lip omhoog krult. Wanneer het paard dit doet, zuigt hij lucht door zijn mond. In de mond zit een soort kanaaltje dat uitkomt bij het orgaan van Jacobsen. Met dit orgaan kan het paard bepaalde geuren nóg beter waarnemen en registreren. Wanneer een paard gewoon ruikt, neemt het al erg veel geuren waar. Door gebruik te maken van het orgaan van Jacobsen, kan het een geur nog beter bestuderen. Wanneer een paard door gewoon te ruiken een geur niet kan analyseren, gaat hij flemen om dit wel te kunnen. Bij het opkrullen van de lip worden de neusgaten afgesloten zodat andere geuren niet binnen kunnen komen. Dit biedt de mogelijkheid dat er dus volledig geconcentreerd kan worden op de geur die binnenkomt via dit orgaan. Flemen betekend dus dat het paard een bepaalde geur extra goed wil kunnen ruiken. Tastzin De huid, de hoeven en de lippen zijn de gevoeligste delen van het paardenlijf. Het paard heeft de gevoeligheid van een vingertop over zijn gehele lijf. Zelfs een geringe aanraking wordt al waargenomen. Een vlieg die landt op het paard wordt al gevoeld door het haar en bevindt zich dan nog niet eens op de huid. Het haar van het paard heeft dus al zenuwuiteinden die aanraking registreren. Met de straal van de hoeven worden trillingen van en uit de bodem waargenomen en wordt de structuur van de ondergrond bepaald. Met het bewegen van de lippen kan worden onderzocht wat een voorwerp is of dat het voedsel de juiste is. Ook betasten paarden elkaar liefkozend met de lippen en knabbelen elkaar uit affectie, ook wel groomen genoemd. Een paard zal aanraking door de mens prettiger ervaren als er geaaid, gestreeld of gekriebeld wordt in plaats dat er heftig geklopt wordt op het lijf om te belonen.

45 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 40 De tastharen van de neus en ogen zijn anatomisch anders dan de overige beharing. Deze hebben een verhoogde zenuwtoevoer naar de hersenen om de afstand tot een object te bepalen. Het paard kan immers zijn eigen neus niet zien en heeft geen zicht onder de neus. Het verwijderen van deze haren, omdat het mooier lijkt, heeft voor het paard altijd nadelige gevolgen, aangezien hierdoor de situatie niet meer kan worden ingeschat door de hersenen. Het paard zal volledig moeten vertrouwen op de eigenaar/trainer of het aangeboden voorwerp veilig voor hem is. Het flankgebied en singelgebied zijn specifieke delen van het lijf die zeer gevoelig zijn. Deze hebben niet zo zeer betrekking op de zenuwuiteinden, maar nog meer met het natuurlijke proces in de wildernis. Bij het singelgebied liggen de hart en longen die beschermd worden door de ribbenkast en het borstbeen. Bij de flanken ligt het darmstelsel dat juist onbeschermd is. Een tijger bespringt een paard vaak op de schoft en met zijn klauwen omringt hij de ribbenkast. Met dit gegeven in ons achterhoofd kunnen we ons voorstellen dat het zadelen, aansingelen, beleren en berijden van een paard totaal tegenstrijdig is met zijn natuur. Wij als mens gaan zitten achter de schoft en laten onze benen hangen. Daarbij zijn we ook nog van nature roofdieren. Om contact te maken sluiten we onze benen. Als dit proces niet met geduld, vertrouwen en respect wordt aangeleerd, is het zo gek nog niet dat paarden singelnijd, vluchtgedrag, agressief gedrag of protest gaan ontwikkelen. Het paard reageert instinctief en accepteert wel of niet naar aanleiding van de ervaringen die bij het aanleren worden verankerd. Dit maakt paarden associatieve denkers. Dit betekent dat paarden altijd reageren vanuit een positieve of negatieve ervaring op een herinnering die in het hier en nu opgeroepen wordt. Bij benaderen van de flanken of bij een overmatige focus op de flanken door mensenogen, zal het paard zijn lichaam zich daar tegen inbuigen om zichzelf te beschermen. Het paard zal tegen de druk inkomen. Je kunt het paard leren om hier juist gevoelig op te reageren en niet tegen deze druk in te gaan. Dan kun je de gevoeligheid bij de flanken in je voordeel gebruiken. Dit komt later aan bod bij de grondwerkoefeningen. Kuddegedrag en leiderschap We spreken vaak bij paarden over kuddegedrag. Dit komt voort uit het feit dat paarden in kuddes leven en dat kuddes bepalend zijn voor het gedrag van paarden en het overleven in het wild. Echter, voor gedomesticeerde paarden is dit gegeven minstens zo van belang. Het contact met soortgenoten is dan ook een basisbehoefte van het paard. Dit maakt dat paarden sociale dieren zijn, omdat een solo bestaan een gevaar betekent om te overleven en dat de psychische gesteldheid hiervan af hangt.

46 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 41 De kudde bestaat uit meerdere leden die ieder een eigen taak hebben. De meest voorkomende benamingen zijn de leid(harem) hengst en de leidmerrie. Maar ook zeker de andere leden hebben zo hun eigen functies en taak binnen het geheel. Deze taken en functies komen voort uit de rangorde die bepalend is voor wie welke plek heeft en welke taken hierbij horen. Een kudde bestaat uit een dominante hengst; de leidhengst of haremhengst genoemd. De titel dominant komt voort uit het feit dat hij de (jongere) hengsten in de kudde domineert, de kudde bij elkaar drijft bij gevaar en hij de hengst is die de merries dekt in de vruchtbare periode. Daarnaast grijpt hij in bij gevaar. Denk hierbij aan roofdieren, nadering van andere kuddes of een andere hengst. Hij bepaalt de dichtheid. Dat wil zeggen hoe dicht de kudde bij elkaar staat. Indien nodig drijft hij de rest van de kudde op om te vluchten. De hengst loopt hierbij achteraan de kudde om dit mogelijk te maken. Hij heeft op dat moment een drijvende functie. Bij het opdrijven neemt de hengst een typische houding aan, waarbij hij het hoofd laag houdt en met zijn hals een soort slangachtige beweging maakt. Op zulke momenten is de haremhengst het meest dominante paard van de kudde. De overige dieren laten zich dan zonder verzet door hem opdrijven. Bij alle andere denkbare verplaatsingen van de kudde is de positie van de hengst ten opzichte van de kudde niet bepalend. Hij kan zich zowel vóór de kudde als wel midden in de kudde begeven. Hij is en gedraagt zich dan ondergeschikt aan de merries. De leidhengst heeft één merrie waarmee hij de kudde vormt en daarbij worden andere merries uitgezocht die goedgekeurd moeten worden door de eerste merrie. Deze eerste merrie wordt de alfa merrie genoemd, ook wel leidmerrie. Dit is vaak een wat oudere, ervaren merrie die precies weet waar de beste drink- en graasplekken zijn. Er wordt vaak gesproken over de dominante hengst en de dominante merrie die de kudde leiden. De werkelijkheid ligt wat anders. Binnen de kudde wordt niet op die manier gezien dat de dominantste de baas is. Er wordt gesproken over de leider en op elk moment zou dit een ander kunnen zijn binnen de hiërarchie van de merries. De kuddeleider is niet perse het meest dominante paard van de kudde. Dominante dieren zijn juist niet zulk prettig gezelschap voor de ondergeschikte paarden en zijn doorgaans bezig met hun eigen belang waarbij ze anderen wegjagen van iets wat ze voor zichzelf willen hebben. Dit leiderschap in een kudde is niet iets wat met geweld afgedwongen wordt, of wat van de ene op de andere dag ontstaat.

47 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 42 Dominantie is context gebonden. De leider van de kudde is degene die de richting bepaald naar goed drink water of naar een (betere) graasplek. Dus eigenlijk het paard wat een idee heeft en het initiatief neemt om de activiteit uit te voeren. Of de andere paarden volgen, hangt mede af van de zekerheid en overtuiging waarmee het eerste paard de nieuwe activiteit inzet. Het is dus niet zo dat de leider de overige paarden dwingt om haar te volgen, of dat ze vindt dat het hoog tijd is dat de andere paarden iets gaan drinken. Ze heeft dorst en gaat dus naar het water. De overige paarden zien dat en omdat ze ook dorst hebben of omdat ze graag bij elkaar blijven gaan ze mee. Paarden volgen degene die voorop loopt dus alleen als ze het idee hebben dat het leidende paard bepalend kan zijn voor de veiligheid of om te overleven. Deze initiatiefnemer loopt dan vooraan de kudde en heeft een leidende rol. Bij wilde paarden is degene die dit initiatief neemt meestal één van de oudere merries, in gedomesticeerde kuddes kan het ook een ruin zijn. De merries in een wilde kudde blijven vaak een leven lang bij elkaar. De oudere merries in de groep hebben alle levenservaring die nodig is om de kudde te leiden. Zij weten waar de beste drinkplekken zijn, waar je het beste eten kunt halen en waar goede beschutting is bij slecht weer. De overige dieren weten dat en gesteund door het zelfvertrouwen van deze merries, die weten hoe de wereld in elkaar zit, volgen ze haar graag. Door deze kennis van de zintuigen en door kuddegedrag te begrijpen en gecombineerd te zien, is het makkelijker voor de mens om in de omgang met paarden een vertrouwensband op te bouwen. Van daaruit kan er meer kennis en begrip ontstaan over waarom een paard kan doen zoals hij doet. Het zal altijd de mens moeten zijn die zich aanpast aan het paard om deze vertrouwensband te bereiken en de balans moet vinden en aanreiken om deze vertrouwensband tot stand te brengen en te behouden. Van daaruit biedt het contact met paarden oneindig veel mogelijkheden

48 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 43 GRONDWERK Grondwerk wil zeggen dat je middels oefeningen werkt aan de relatie tussen jou en je paard met als doel deze relatie te ontwikkelen, te versterken of te bevestigen. Een paard heeft nu eenmaal een andere belevingswereld dan de mens en staat veel dichter bij de natuur dan wij. Juist dat maakt dat we ontzettend veel kunnen leren van paarden. Niet alleen over het wezen paard, maar juist ook over het wezen mens en dan eigenlijk het wezen wat jij bent; je persoonlijke ik! Dát maakt uiteindelijk het grondwerk zo n ontzettend waardevolle toevoeging, omdat het jou als mens naar een hoger niveau van (bewust) zijn kan brengen. Iets waar je, als je er voor open staat, in het hele dagelijkse leven veel profijt van kunt hebben. Het belangrijkste verschil tussen paarden en mensen is het verschil tussen vluchtdier en roofdier. Om te overleven moet een vluchtdier enorm goed zijn omgeving kunnen scannen, en met name de energie van andere dieren. Wanneer een roofdier gaat jagen, zit hij op een bepaalde frequentie. Zijn lichaamshouding is anders, maar ook wat hij energetisch uitstraalt. Een paard kan dit haarfijn aanvoelen en weet zo precies wanneer hij in staat van paraatheid moet zijn of alleen maar ontspannen en gefocust op het mogelijke gevaar moet blijven. Zo kunnen paarden zich in het wild best in de buurt van roofdieren bevinden, met name bij drinkplaatsen. Als de energie van de roofdieren laag is, dan zullen de paarden ze niet als potentieel gevaar beschouwen. Maar zodra iets daarin verandert, zal de kudde hierop reageren. Daarnaast zijn paarden goed in het aanvoelen van iemand zijn hartslag en spierspanning. Dit tezamen maakt ze meesters in het aanvoelen van inwendige en uitwendige spanning, zowel mentaal als fysiek. Vanzelfsprekend reageert niet ieder paard hier even gevoelig op. Hierin speelt de domesticatie een grote rol. Over het algemeen hoeven onze paarden zich niet druk te maken om tijgers en de kans om aangevallen te worden. In die hevigheid zal hun vluchtinstinct niet worden aangesproken. Maar ondanks dat hebben ook gedomesticeerde paarden een sterk vluchtinstinct wat opgeroepen wordt wanneer een situatie niet wordt vertrouwd. Paarden staan nu eenmaal nog dicht bij de natuur en daar kunnen wij als mensen heel veel van leren. Los van het vluchtgedrag, wat een overduidelijke reactie is op iets uit hun leefomgeving, kunnen paarden ook hele subtiele signalen oppikken uit hun omgeving. Hier hoeven ze niet direct voor te vluchten, maar het is als een tweede natuur voor ze om aan te voelen wat er in hun omgeving gebeurd. Je kunt er dus donder opzeggen dat vanaf het moment dat je een paard benaderd, of eigenlijk al vanaf het moment dat hij je in het vizier krijgt, hij je reeds gescand heeft.

49 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 44 Een paard voelt hierbij vooral de binnenkant en dat maakt dat het opzetten van een masker als je bij paarden bent, vaak tegenstrijdig werkt. Een paard kan reageren op hetgeen hij bij je voelt door bepaald gedrag te spiegelen of door bijvoorbeeld juist afstand te houden en niet bij je te willen zijn. Tijdens het grondwerk maak je gebruik van deze hoog gevoeligheid van het paard en probeer je te streven naar zo klein mogelijke en meest subtiele hulpen. Om dit te bereiken is het belangrijk dat je leert ontzettend bewust te worden van je eigen lichaamstaal en energie. Je lichaamstaal zijn de handelingen die je uitvoert met je lichaam, dus het fysieke gedeelte. Je energie gaat veel meer over wat je hierbij van binnen voelt en uitstraalt. Juist dat stukje is wat een paard veel meer oppikt en wat uiteindelijk maakt dat je hulpen kunt afbouwen naar heel subtiel, bijna puur energetisch. Voordat de grondwerk oefeningen worden uitgelegd, is het belangrijk dat je nog 1 ding goed leert te begrijpen. Dat is het werken met fases van druk. Deze fases van druk helpen het paard om te begrijpen wat je bedoelt en maken dat een hulp uiteindelijk naar het minima kan worden teruggebracht. Hieronder zal worden uitgelegd hoe dit principe van nature bij paarden werkt en hoe je dit kunt vertalen naar menselijke handelingen. Het allerbelangrijkste is echter hier gevoel voor te ontwikkelen en altijd goed aan te blijven voelen wat het paard nodig heeft. Als je puur op techniek gaat werken, kan dit een averechts effect gaan hebben. Het gaat in eerste instantie om het aanvoelen en daarop de techniek toepassen. Anders kun je het paard in de war brengen of stress veroorzaken. Je bereikt dan niet het gewenste resultaat, maar een tegendraads paard of zelfs spanning en vluchtgedrag. Feitelijk kun je een paard zo programmeren als jij wilt. Als je maar op een eerlijke manier gebruik maakt van de fases van drukopbouw en de release hiervan. Een voorbeeld zal verduidelijken wat hiermee bedoeld wordt. Als een groep paarden hooi staat te eten en er komt een paard hoger in rang richting een paard lager in rang gelopen, met de focus daar te willen staan, dan zal het paard lager in rang voor deze druk moeten wijken. Doet hij dat niet, dan gaat het paard hoger in rang een aantal signalen geven met zijn lichaamstaal en energie. Bijvoorbeeld oren in zijn nek, energie omhoog, hoofd laag bij de grond, versnellen in tempo en uiteindelijk als het andere paard nog niet is geweken, dan stuift hij er ineens op af. Het paard lager in rang wordt aangescherpt. De volgende keer zal het paard lager in rang eerder zijn plek afstaan. Hij weet immers dat anders het aanscherpen volgt. Hij is dus alerter geworden op een subtieler signaal van zijn kuddegenoot. Dit gedrag kunnen we vertalen naar menselijke handelingen. Als je een paard iets (nieuws) wilt leren, bedenk je dan eerst van te voren welke hulp daar in de lichtste zin van het woord bij hoort. Met die hulp begin je. Vervolgens als het paard niet reageert, ga je opbouwen in je druk, totdat het paard de kleinste reactie geeft. Bij het achterwaarts leren gaan vanuit een lichte aanraking op de borst, is dit al het gewicht wat zich even kort naar achteren verplaatst. Het is namelijk het eerste signaal dat het paard niet tegen de druk ingaat, maar ervoor wijkt. Van daaruit kun je steeds meer vragen. Gelijk te veel reactie verwachten is niet realistisch. Tijdens het aanleerproces neem je met kleine stapjes genoegen en ontspan je direct als het paard reageert.

50 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 45 WIJKEN VOOR DRUK DOOR AANRAKING Van nature zal een paard altijd geneigd zijn om tegen de druk in te gaan. Dit wordt ook wel het oppositiereflex genoemd. Dit reflex maakt dat een paard wat in zijn flanken geprikt wordt om opzij te gaan, juist tegen gaat duwen. Voor paarden is dit reflex een soort tegengas op een aanval van buitenaf, bijvoorbeeld een roofdier die hem in zijn flanken grijpt. Een ander veelvoorkomende reactie die mensen tegenkomen in de omgang met een paard, is wanneer het paard stilstaat en ze aan het halster trekken, het paard juist met zijn hoofd omhoog gaat tegen de druk in. Al dit soort reacties kun je conditioneren naar ander gedrag toe, als je het paard leert niet meer tegen de druk in te gaan, maar te wijken voor druk. En dan uiteindelijk druk in de aller lichtste zin van het woord. De lichtste aanraking of zelfs al intentie kan genoeg zijn om het paard doen laten wijken voor druk. Het streven in alles is je hulpen zo subtiel en klein mogelijk te kunnen geven. Wanneer je het paard deze basistechnieken aanleert, wordt de omgang en het contact veel subtieler en ook rustiger. Je zal het op kracht toch niet winnen, dus waarom niet je paard leren op lichte hulpen te reageren? Voor beide partijen werkt dit veel aangenamer en je komt meer in balans met elkaar. De basisoefeningen van het wijken voor druk zijn door aanraking: - Hoofd laten zakken - Hoofd opzij vragen - Voorhand verplaatsen - Achterhand verplaatsen - Achterwaarts Hoofd laten zakken Het op commando laten zakken van het hoofd is niet alleen een gehoorzaamheidsoefening, het kan ook helpen in spannende situaties om de spanning te laten afvloeien en het paard te helpen de rust te vinden. Zijn zicht verandert als zijn hoofd laag is en hij maakt meer endorfine aan.

51 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 46 De afbeelding op de vorige pagina laat de plaats zien waar je de druk kan geven. Dit is bij de atlas, de 1 e halswervel. Dit is echter wel bij veel paarden wel een gevoelig gebied wat o.a. door hangen aan het halster gevoelig of beschadigd kan raken. Paarden die daar last hebben, gaan nog sneller tegen de druk in op die plek. Je kunt er dan ook voor kiezen het paard te helpen de juiste reactie te geven door met je andere hand iets eetbaars onder zijn neus te houden en te laten zakken. Tegelijkertijd geef je de hulp bij de atlas. Het paard zal hierdoor de link gaan leggen. Een eerste fase hulp is je vingers op die plek leggen. Bij geen reactie ga je iets druk geven door de haren heen, dit is een tweede fase hulp. Bij nog geen reactie ga je meer richting huid en uiteindelijk kom je bij het bot. Ook als het paard tegen de druk in komt, probeer je dezelfde druk aan te houden. Zodra het paard 1 cm. meegeeft, ontspan je en stop je met druk geven. Zo kun je dat steeds verder uitbouwen tot uiteindelijk het hoofd helemaal bij de grond is. Hoofd opzij vragen Het hoofd opzij vragen is een voorbereidende oefening voor de wending om de achterhand. Tevens kan het tijdens de omgang met je paard praktisch zijn, omdat je met weinig hulpen het hoofd en dus ook het lichaam in een andere richting kunt brengen. De positie van je handen is zoals hier rechts op de afbeelding is te zien. Je begint met een lichte aanraking en van daaruit bouw je op. Je zal merken dat als het paard dit goed begrijpt, je alleen maar je handen richting zijn hoofd hoeft te bewegen en hij wendt zijn hoofd al af. Wending om de achterhand Deze oefening vloeit voort uit de oefening hierboven. Als je het paard vanuit de stelling vraagt zijn hoofd verder opzij te brengen, dan gaat hij op den duur ook een stap opzij zetten.

52 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 47 Je kunt hierbij ondersteunen met je hand bij de schouder van het paard om te helpen de voorhand te verplaatsen. Belangrijk is dat het paard niet naar voren mag lopen, slechts opzij. Anders komt hij ongevraagd te veel in je ruimte en je mag dit corrigeren met een denkbeeldige muur voor het paard of tegen de borst. Ook hier is om te beginnen 1 stapje opzij voldoende. Wending om de voorhand In de omgang is deze oefening erg praktisch wanneer je tijdens de verzorging het paard om wilt zetten. De hulp die je hiervoor geeft is lichte aanraking bij het paard zijn flanken. Opbouwende druk, tot het paard van de druk afgaat en een stapje opzij zet. Ook deze hulp is heel klein te maken, zoals je kunt zien op de afbeelding met Lisa. Ik hoef mijn focus maar richting haar flank te brengen en mijn hand omhoog en ze wijkt al voor die druk. Nu is zij van nature heel gevoelig op haar flanken en kan dit met andere paarden een uitdaging zijn het zo subtiel als dit te krijgen, maar onmogelijk is het niet! Achterwaarts Achterwaarts kun je vragen middels wijken voor druk door aanraking en m.b.v. wijken voor druk op afstand. Deze versie is gericht op wijken voor druk door aanraking op de borst. Het principe is hetzelfde als bij bovenstaande oefeningen. Bouw rustig op totdat het paard geen weerstand meer biedt tegen je hand en je voelt dat hij lichtjes van de druk af komt en het gewicht naar de achterhand verplaatst. Dat is om te beginnen al voldoende. Van daaruit vraag je net iets langer door zodat het paard ook een stapje achteruit zet en uiteindelijk zo lang jij je hand daar houdt achterwaarts blijft lopen.

53 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 48 WIJKEN VOOR DRUK OP AFSTAND Het wijken voor druk op afstand wil simpelweg zeggen dat je het paard niet direct aanraakt op zijn lichaam. Indien nodig gebruik je wel aanraking in je opbouwende fases. Echter, een eerste fase hulp altijd zonder directe aanraking. Volgen en stoppen vanuit een positie voor het paard Het volgen en stoppen is een basisoefening die ieder paard zou moeten leren om respectvol en vol vertrouwen met elkaar om te gaan. Op het moment dat ik me klein maak, mijn energie laag heb en achteruit loop, dient Lisa mij te volgen. Dat doet ze hier ook. Het touw hangt los en ze volgt me puur op mijn fase 1 hulp. Doet je paard dit niet, dan is een 2 e fase hulp dat je een lichte verbinding maakt met het touw en dit door je handen heen laat glijden terwijl je lichtjes contact houdt. Volgt het paard niet, dan kun je je hand om de lijn heen sluiten en de druk verder opbouwen. Eventueel wat zijdelings bewegen als het paard blokkeert in het voorwaarts volgen. Na enkele passen volgen wil je het paard kunnen stoppen als jij dit met je lichaamstaal aangeeft. Komt het paard hierbij te ver in je ruimte, dan geef je een muur aan met je carrotstick of zweepje. Blijf zelf staan en laat het paard weer uit jouw ruimte gaan.

54 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 49 Na het aanscherpen wat ik moest doen omdat ze te ver doorliep, heb ik de oefening herhaald om te kijken of ze nu wel op mijn eerdere signalen reageert. En dat doet ze. Ik hoef alleen maar rechtop te gaan staan en ze stopt. Een keurige reactie. Wel is het zaak hier consequent in te blijven en altijd dezelfde reactie te verwachten van je paard. Alleen dan blijft de communicatie licht en scherp. Volgen en stoppen vanuit een positie naast het paard Het is zinvol je paard vanuit verschillende posities leiding te kunnen geven en hierin te kunnen controleren of het paard het lijntje met jou behoudt of zijn eigen plan volgt. Vanuit het leiden vanaf de zijkant is het belangrijk dat je het paard in de juiste positie houdt t.o.v. van jezelf. Wat je wilt is dat het paard met zijn neus en oog lichtjes voorbij jouw schouder loopt, maar niet met zijn hele schedel. De wang dient ongeveer ter hoogte te zijn van je schouder, bij voorkeur een beetje erachter. Komt het paard met zijn hele hoofd voorbij je schouder, dan is hij automatisch meer leidend en het is in deze oefening de bedoeling dat jij dit bent. Veel paarden vinden het lastig om precies op deze plek te lopen. Het is zelfs een redelijk onnatuurlijke positie, maar wel zinvol om aan te leren. Van nature lopen ze eerder achter of schuin achter hun leider. Dat kun je in sommige gevallen ook toe laten, echter is dit een oefening waarbij je wel leidend wilt zijn, maar het paard naast je vraagt. Zij aan zij vinden veel paarden lastig. Dit heeft ook met een stukje vertrouwen te maken. Dit is de basis van waaruit je veel andere oefeningen in het grondwerk weer kunt aanleren, dus absoluut een must om mee te nemen.

55 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 50 Ga om te beginnen eens met je paard langs een omheining stappen (zonder stroom erop) en kijk of het lukt deze positie te krijgen. De hulp voor het wegstappen is als volgt. Breng je bovenlichaam en energie naar voren gericht en wijs met je leidende hand. Dat is je fase 1 hulp waarop je wilt dat het paard volgt. Stapt het paard niet weg, dan kun je met je drijvende hand opbouwende energie van achter geven. Zodra het paard in beweging komt, stop je met je hulpen en ontspan je weer. Het doel is dat het paard gaat leren om altijd je hand te volgen en als het ware naar je hand toe wilt trekken. Op die manier kun je uiteindelijk heel gemakkelijk ook los dergelijke oefeningen doen. Het is dus de bedoeling dat je direct probeert het halster en het touw niet te gebruiken, aangezien dat richt zich meer op wijken voor druk door aanraking en je wilt het puur op energetische hulpen en lichaamstaal kunnen doen. Op die manier kun je je hulpen heel subtiel gaan afbouwen en het paard ook helemaal los deze oefeningen laten doen. Gaat het paard terwijl jullie aan het stappen zijn harder dan jij, dan kun je met het zweepje of de carrotstick een denkbeeldige muur neerzetten waar het paard niet doorheen mag gaan. Probeer hierbij niet het paard aan te raken, maar richt je op het krachtiger maken van de muur als het paard er niet direct op reageert en je in fases moet gaan opbouwen. Bouw op totdat het paard zijn positie veranderd en je het hoofd op de plaats hebt waar je het wilt hebben. Pas dan ontspan je weer en breng je je energie omlaag.

56 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 51 Blijft het paard te ver achter je lopen, dan kun je de drijvende hulp inzetten om hem meer voorwaarts te laten gaan. Breng hiervoor eerst weer je leidende hand naar voren, je wilt immers dat het paard daarnaar toe trekt, en drijf vervolgens bij totdat het paard met zijn hoofd in de goede positie is. Sommige paarden vinden dit best spannend en kunnen zomaar ineens te ver naar voren doorlopen alsof ze langs je heen willen vluchten. Dan gebruik je weer de muur om de voorkant te blokken. Op die manier ga je in het begin soms een beetje heen en weer totdat het paard de juiste plek vindt waar de rust en ontspanning is. Als het paard achter je langs probeert weg te wenden, zet dan tevens de wijzende en drijvende hulp in om hem weer voorwaarts op de lijn te laten stappen. Je blokkeert dan met je drijvende hand zijn schouder. Dit zet een muur neer in de richting die het paard op wilt gaan. Je wijzende hand geeft de richting aan waarin je wilt dat het paard volgt. Blijf hierbij altijd in verbinding met je paard en voel wat hij aangeeft. Loopt de spanning te hoog op, probeer het dan kleiner te houden en las momenten van rust in waarin het paard de spanning weer even kan laten afvloeien. Het hoeft niet gelijk perfect te gaan, kleine veranderingen zijn ook een ontwikkeling. Bij sommige paarden moet je gewoon wat meer tijd en rust ervoor nemen. Probeer frustratie te voorkomen en bij jezelf te herkennen. Zorg ervoor dat je dan eerst weer zakt in je energie door even rust te nemen en je bijvoorbeeld op je ademhaling te focussen. Ga dan vervolgens weer rustig verder. Vanuit het stappen in die positie kun je het halthouden op energie aan gaan leren. Je kunt deze hulp heel klein maken door heel bewust je fases van druk in te zetten. Je allereerste hulp is uitademen en een diepe ontspanning voelen in je lichaam. Van daaruit breng je je energie en bovenlichaam iets naar achteren en vervolgens blijf je staan. Loopt het paard verder door, blijf dan staan trek niet aan het touw, maar gebruik weer je denkbeeldige muur om het paard achteruit te zetten en naast je te vragen. Die muur geef je aan met bijvoorbeeld je zweepje.

57 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 52 Achterwaarts vanaf de zijkant vanuit het halthouden Je kunt het paard vanuit het halthouden achterwaarts leren gaan. Je hulpen hiervoor zijn vergelijkbaar met de hulpen voor het halthouden, alleen loopt je met het paard mee achteruit zodat jullie afstand correct blijft. Je uiteindelijke doel is het paard achterwaarts te kunnen laten gaan puur door je bovenlichaam en energie naar achteren te richten. In het aanleerproces kun je de muur voor het paard gebruiken om je hulpen kracht bij te zetten en het paard te laten begrijpen wat je bedoelt. Nog even alle basisoefeningen op een rijtje van het wijken voor druk op afstand: - Volgen en stoppen vanuit een positie voor het paard - Volgen en stoppen vanuit een positie naast het paard - Achterwaarts vanaf de zijkant vanuit het halthouden Begin met deze oefeningen aanleren langs een omheining. Op die manier kun je de omheining als extra hulpmiddel en begrenzing gebruiken. Met name wanneer je een muurtje neerzet, helpt de omheining je om het paard te leren wat je bedoelt met deze hulpen.

58 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 53 HET VRIJE WERKEN OP EEN CIRKEL Het vrij werken op de cirkel is niet te vergelijken met longeren. Je kunt echter de technieken die je leert tijdens het vrije werken op de cirkel wel toepassen wanneer je aan het longeren bent. Bijvoorbeeld in de manier waarop je je paard op de cirkel brengt, hem naar je toe haalt, progressieve en niet progressieve overgangen maakt en tempowisselingen. Door een paard eerst deze hulpen aan te leren middels het vrije werken, is de overstap naar het longeren toe veel logischer en gemakkelijker te begrijpen voor het paard. Tijdens dit vrije werken gebruik je het principe van wijken voor druk op afstand. Dat wil zeggen dat je het paard niet direct aanraakt, zoals bij de oefeningen wijken voor druk door aanraking. Het vrije werken is het meest praktisch om mee te starten in een afgesloten ruimte. Denk hierbij aan een longerbak, paddox of zet een gedeelte van de rijbak af. Het is een stukje gevorderd werk om dit ook zonder kleine ruimte te kunnen uitvoeren. Je begint met het leggen van de basis in een afgebakende ruimte. Verder heb je eigenlijk niet zo heel veel nodig. Het betreffende paard mag helemaal los en vrij zijn, dus bij voorkeur ook geen halster. Om je eigen ruimte groter te kunnen maken en kracht bij te zetten is het nodig dat je iets van een leadrope of lange longeerlijn hebt. Een longeerlijn kan voor én nadelen hebben. Door de lengte ervan heb je verder bereik, echter maakt deze lengte het gebruik ervan ook onhandig en onpraktisch. Gebruik wat voor jou prettig werkt! Het gaat vooral om de energie en de intentie achter de lijn, dit is het verlengstuk van wat je op dat moment uitstraalt. In uitzonderlijke gevallen is het nodig een carrotstick te gebruiken. Bijvoorbeeld bij paarden die extreem dominant zijn, erg tegen de druk ingaan en al behoorlijk ongevoelig geworden zijn voor de signalen van de mens. De carrotstick kan dan absoluut een paard aanscherpen indien nodig, maar deelt hierbij meer een doffe klap uit die niet of nauwelijks zeer doet. In sommige gevallen is dit wel nodig om binnen te komen bij het paard, hem attent te maken op je eerdere hulpen en zijn volledige focus en aandacht te krijgen. Het nadeel van de carrotstick is dat hij wat zwaarder in de hand ligt en door mensen vaak als onpraktisch wordt beschouwd. Natuurlijk geldt ook hiervoor oefening baart kunst, het is maar net wat je zelf prettig vindt. Los daarvan kan het in sommige gevallen dus wel nodig zijn. Ik wil nog even nader ingaan op het begrip dominant paard. Om je eerlijk te zeggen heb ik tot op heden nog niet een paard ontmoet wat in de wortel van zijn ziel echt een dominant paard is en dit moeilijk los kan laten. Er is echter wel een verschil met dominant gedrag. Dat komt namelijk wel veelvuldig voor, maar is eigenlijk altijd een gebrek aan leiderschap, vertrouwen en wederzijds respect. Door hier aan te werken verdwijnt het dominante gedrag eigenlijk altijd als sneeuw voor de zon.

59 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 54 Bij ruinen en hengsten zie je wel veel meer voorkomen dat zij geregeld rangorde testjes doen. Hierbij proberen ze hun leider uit de tent te lokken om zo een tree hoger te kunnen stijgen om te testen hoe jullie relatie ervoor staat. Veel paarden slagen hierin en dat maakt dat dit gedrag zich verder uitbreid en ontwikkeld. Als je samen met paarden bent, dan zul je altijd bewust moeten zijn van hun energie en intentie. Door kennis te hebben van rangorde wetten en regels, kun je heel gericht corrigeren wanneer er een grens overschreden wordt. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik Dancer. Zij is als veulen samen met haar moeder hier gekomen en is hier opgegroeid vanaf dat ze een half jaar oud was. Al vrij snel werd me duidelijk dat zij een sterk karakter heeft en zelfverzekerd van aard is. Dat maakt dat ze zo klein als ze was, geregeld rangorde testjes deed. En keer op keer slaagde ze er niet in omdat ik mij altijd bewust was van wat ze uitstraalde. Zat ze te hoog in haar energie, dan maakte ik mijn eigen ruimte groter, soms tot wel 10 meter. Was ze kalm en onderdanig, dan nodigde ik haar uit in mijn ruimte te komen, maar altijd op gepaste afstand stoppen. Geregeld heb ik haar moeten aanscherpen, zeker het eerste jaar. Op het moment dat ik dit schrijf, wordt ze bijna 2 jaar. Het is zo mooi om te zien hoe dit zijn vruchten afwerpt. Er is op dit moment zoveel wederzijds respect en vertrouwen. Dat is heel speciaals om te mogen ervaren met zo n jong dier. In de eerste levensjaren kun je ontzettend veel werken aan de relatie tussen jou en je paard, aangezien in die periode de basis wordt gelegd. Het is echter de ook periode waarin veel paarden juist weinig tot geen contact met mensen hebben. Het gemiddelde veulen belandt immers nog altijd in de opfok waar ze in groepen met leeftijdsgenoten opgroeien. Een situatie die op zichzelf al niet natuurlijk en geestelijk gezond is. Je zet immers ook geen groep peuters en kleuters bij elkaar in 1 ruimte zonder een volwassene erbij. Ze hebben opvoeding nodig van een volwassen om te leren wat wel en niet gewenst is en om te leren omgaan met zichzelf en anderen. Paarden hebben dit ook nodig. Onderling met soortgenoten, maar ook onderling met mensen. Als ze uiteindelijk immers toch met de mens te maken krijgen, dan bij voorkeur van jongs af aan. Je kunt van jongs af aan zo n subtiele communicatie opbouwen met een veulen. Ze staan nog heel dichtbij de natuur. Terwijl met paarden die in de opfok het veelal voor het zeggen hebben gehad en bovenaan in rang hebben gestaan, je het meest dominant gedrag voor je kiezen kunt krijgen. Dit is uiteraard niet standaard zo. Ieder paard is immers uniek en het is zaak om altijd elke situatie te leren aanvoelen en beoordelen vanuit dit moment. Het vrije werken is een mooie eerste stap om jullie onderlinge verhoudingen te bepalen. Laat het paard in de ruimte waar je vrij wilt gaan werken en observeer wat het paard doet. Is hij op zijn gemak? Gaat hij rennen en hinniken naar de andere paarden? Gaat hij zijn omgeving onderzoeken? Kijk gewoon rustig wat er gebeurt, zonder er een mening aan te koppelen. Vervolgens ga je bij het paard in dezelfde ruimte staan met een hele rustige, kalme energie. Zorg voor een relaxte buikademhaling en houd je focus laag totaal niet op het paard gericht.

60 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 55 Het kan zijn dat het paard aansluiting komt zoeken of dat hij gewoon doorgaat met wat hij deed. Wacht in ieder geval een moment af waarop hij ergens stilstaat op een paar meter afstand van waar jezelf staat. Vervolgens is het de bedoeling dat je de plek van je paard gaat claimen. Je wilt dat hij zijn huidige plekje aan jou afstaat. Eén van de belangrijkste rangorde wetten is; wie wijkt voor wie. Een paard lager in rang zal altijd zijn plek afstaan aan een paard hoger in rang. Door deze oefening met een paard te doen, geef je al gelijk een statement en kun je de eerste stap naar een goede rangorde verhouding maken. Benader het paard vanaf jouw plek. Breng je focus heel scherp op de plek waar het paard staat, dus niet op het paard zelf! Straal met elke cel en spier in je lichaam uit dat jij op die plek wilt gaan staan. Dus niet dat het paard voor jou aan de kant moet, dan leg je de focus namelijk op het paard. Ga vervolgens de druk opbouwen door met je leadrope energie te geven. Dit kan op verschillende manieren. Je kan hem van links naar rechts voor je langs bewegen, als een lasso boven je hoofd laten gaan aan 1 zijde rondjes draaien. Eigenlijk maakt het niet zo heel veel uit wat je ermee doet. Het gaat erom dat je de druk opbouwt totdat het paard reageert en dat je je focus goed gericht houdt op de plek. Meestal is het nodig om de lijn een keer tegen het paard aan te werpen om zo je hulpen kracht bij te zetten. Zorg er altijd voor dat je dit op een veilige afstand doet. Dit aanscherpen kan als gevolg hebben dat een paard een reactie naar achteren geeft, dus houdt rekening met een trapvrije zone! Het allerbelangrijkste is dat je direct stopt met de druk opbouwen op het moment dat het paard reageert en wegloopt. Ga vervolgens op het paard zijn plek staan en ontspan je gehele lichaam. Je focus is weer laag, je schouders ontspannen laten hangen, je ademhaling richting je buik. Blijf op deze plek staan en wacht tot het paard opnieuw ergens gaat stilstaan. Herhaal dan de oefening. Wat je wilt bereiken is dat het paard nu eerder zijn plek afstaat. Het mooiste is als hij je focus op de plek voelt en vervolgens wijkt voor die druk op afstand. Wanneer het paard nu eerder reageert, is het al geslaagd. Afhankelijk van de reactie van je paard, kun je deze oefening herhalen en afbouwen tot een hele subtiele communicatie. Door dit te doen is er dus al wat veranderd in de manier waarop het paard jou ziet. Daarin hoef je geen dominantie houding te vertonen. Het gaat om de kalme, maar assertieve energie die een scherpe focus heeft. Iemand die zich heel erg dominant opstelt, overschreeuwd zichzelf en is eigenlijk geen goede leider. Het is een teken van disbalans. Een paard zal dit ook zo zien. Nadat je deze oefening hebt gedaan, ga je gericht m.b.v. handelingen invloed uitoefenen op de richting en het tempo van je paard. Hierbij gebruik je menselijke handelingen die aansluiten bij de natuurlijke manier van communiceren binnen de kudde. In het gedeelte over kuddegedrag kun je hierover meer lezen. Als je deze handelingen gaat inzetten zul je jezelf voortdurend bewust moeten zijn van je energie en je positie t.o.v. het paard. Door je positie te veranderden kun je namelijk een hele andere rol vervullen.

61 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 56 Als je het paard voorwaarts wilt vragen, maar je bevindt je te veel in de voorste cirkel, dan is dit tegenstrijdig en veroorzaakt het verwarring en/of spanning. Het paard op de cirkel brengen Begin met het paard de cirkel op te sturen en vraag hem hierbij linksom te gaan. Je linkerhand is in dit geval je leidende hand die de richting aangeeft. Je rechterhand is (eventueel) je drijvende hand om het paard in die richting te laten wenden. Wijs met je linkerhand naar links, open je voet en knie en draai mee in je schouders. Dat is de hulp waarop je wilt dat het paard reageert en linksom gaat lopen. Reageert hij hierop niet, dan ga je met je rechterarm drijven. Hiervoor kun je de leadrope gebruiken en draaiende bewegingen maken die je opbouwt en krachtiger maakt totdat het paard reageert, wijkt voor de druk en linksom gaat. Vanaf dat moment ben je weer volledig ontspannen en laag in je energie. Blijft een beetje schuin achter het paard zijn middelpunt lopen. Van richting veranderen De volgende stap is om te kijken of je het paard van richting kunt laten veranderen. Om dit te kunnen zal je als eerste je leadrope moeten wisselen in je hand. Zorg er altijd voor dat de kant waar de clip zich bevindt in je leidende hand zit, de hand die de nieuwe richting aangeeft. Mocht je met je drijvende hand de lijn naar het paard moeten werpen, dan kun je hem niet zeer doen met de clip.

62 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 57 In dit geval ga je dus wisselen van de linker- naar de rechterhand. Wissel de clip van je linker- naar je rechterhand en verplaats jezelf ruim voor het paard. Draai je schouders en blokkeer hiermee als het ware de route waarop het paard zich bevond. Met name je linkerschouder is in dit geval de lijn waar het paard niet doorheen mag lopen. Plaats een denkbeeldige lijn of muur waar het paard niet doorheen mag gaan. Reageert het paard niet op het wijzen alleen, gebruik dan tevens een drijvende hulp om hem te laten draaien. Zodra het paard een reactie hierop geeft, ontspan je weer zodat het paard leert begrijpen wat je bedoelt. Het meedraaien in je eigen lichaam, met name in je schouders en je heupen, in combinatie met het wijzen in welke richting het paard mag wenden, is je eerste fase hulp. Van tempo en gang veranderen Je kunt nu het paard op de cirkel sturen en hem van richting laten veranderen. De volgende stap is dat je ook invloed kan uitoefenen op het tempo en de gang van het paard. Een drijvende hulp wordt altijd vanuit de drijvende positie gegeven, schuin achter het paard. Als je bijvoorbeeld een overgang wilt maken van stap naar draf, verhoog je om te beginnen je eigen energie en breng je je arm omhoog. Reageert het paard daar niet, dan ga je meer energie geven met je drijvende arm en gooi je eventueel de leadrope richting het paard. Afhankelijk van zijn gevoeligheid zal je hem moeten aanscherpen om op een lichte hulp te leren aandraven. Het omhoog brengen van je energie en je arm moet uiteindelijk voldoende zijn om het paard de overgang te laten maken. Als je het paard hebt moeten aanscherpen, herhaal je de oefening om te kijken of hij nu eerder en gevoeliger reageert. Dan is het binnen gekomen en heeft het effect gehad wat je deed. Het is tevens nuttig als je het paard leert op stemcommando s te reageren. Die kun je namelijk ook inzetten tijdens andere grondwerkoefeningen, werk aan de hand en rijden. Je fase 1 hulp is bijvoorbeeld let op: draf en bij geen reactie ga je in de achterste cirkel energie geven.

63 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 58 Je kunt ook invloed uitoefenen op een lager tempo of een gang lager. Daarbij kun je in de achterste cirkel meer afstand nemen van het paard en je energie omlaag brengen. Dit heeft vaak al effect op het paard, maar je kunt daarin niet het paard aanscherpen als hij ervoor kiest niet te reageren. Door te leren vanuit de voorste cirkel overgangen terug te maken, kun je op subtiele wijze scherpe overgangen maken met het paard en later ook op een speelse manier te werk gaan. Denk hierbij aan een overgang van galop naar halt. De basis is echter dat het paard eerst leer te reageren op jouw hulpen terug. Van daaruit kun je dit verder uit gaan bouwen. Het paard uitnodigen naar je toe te komen Je kunt het paard op meerdere manieren naar je toe laten komen. Bijvoorbeeld door zelf niets meer te gaan doen, stil te gaan staan en rustig en diep naar je buik te ademen. Het paard zal die energie gaan overnemen en zelf ook langzamer gaan en uiteindelijk gaan stil staan. Op het moment dat het paard naar je kijkt, ga je achteruit lopen en maak je jezelf klein en laag in je energie. Het paard mag je volgen. Dit is dezelfde hulp die je geleerd hebt tijdens het grondwerk om je paard te laten volgen. Op deze manier heb je wel het minste invloed en laat je het paard de keus of hij jouw energie wilt overnemen en gaat stoppen. Op zich niets mis mee en zeker interessant om eens te bekijken wat er gebeurt. Echter als je meer invloed wilt behouden over de reactie van het paard, dan kun je de volgende 2 manier gebruiken. Het paard laten halthouden zoals je hierboven hebt geleerd vanuit de voorste cirkel. Van daaruit loop je achteruit en maak je jezelf klein en laag in energie. Je nodigt op die manier het paard uit je te volgen. Volgt je paard niet, probeer dan zijdelings te bewegen i.p.v. in een rechte lijn.

64 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 59 Een andere manier is middels een hulp die je geeft gericht op de flank van het paard aan de binnenzijde. De flanken van een paard zijn een zeer gevoelig gebied omdat dit kwetsbaar is voor roofdieren. Door je daarop te focussen en indien nodig het paard in fases erop aan te scherpen, zal hij leren zich naar je toe te wenden als je je richt op de flank. Hiernaast kun je zien welke lichaamshouding bij deze hulp hoort. Het aanscherpen kan met de leadrope, longe of wat je ook wilt gebruiken. Dit is een ontzettend gave hulp die je kunt uitbouwen naar schouderbinnenwaarts op de volte, schouderbuitenwaarts op de rechte lijn en van daaruit het wijken. Ook hiervoor geldt dat dit meer gevorderd werk is en je eerst de tijd moet nemen het paard vertrouwd te maken met deze hulp alvorens je een stap verder gaat. Sommige paarden komen tijdens het vrije werken ongevraagd naar je toe. Probeer op tijd de signalen hiervoor op te pikken, want hoe eerder je reageert hoe effectiever het werkt. Zodra je ziet dat het paard zich focust op naar je toe komen, geef je met je leidende hand de richting weer aan. Bij geen reactie hierop, gebruik je je drijvende hand om het paard weer op de cirkel te zetten. Ook als het paard zich reeds helemaal naar je toe heeft gedraaid, blijf je wijzen en drijven. Het drijven is er dan op gericht de schouder weg te drijven in de richting waar je leidende hand naar toe wijst. Paard uit vrije wil je laten volgen Als je voorwerk goed is geweest en je paard je signalen heeft begrepen, dan zal je hiermee automatisch een stuk vertrouwen heb gecreëerd bij het paard. Hierdoor zal het paard graag bij je zijn, want dit geeft hem een vertrouwd en prettig gevoel. Om te kijken hoe sterk jullie lijntje reeds is, kun je na bovenstaande oefeningen kijken of het paard jou wil volgen. Ga rustig door de ruimte heen bewegen en maak hierbij ook eens lastige wendingen. Zo kun je zien of het paard echt bij je wil zijn, ook als je de lat iets hoger legt en het moeilijker maakt.

65 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 60 De oefeningen van het grondwerk en het vrije werken zoals je die hierboven hebt geleerd vormen, de basis in het contact met je paard en de manier waarop jullie met elkaar omgaan. Als deze fundering in jullie relatie is gelegd, dan kun je dit uitbouwen naar zo veel meer! Niets is onmogelijk, mits de basis correct wordt gelegd. Neem daar dan ook de tijd voor en zie het als jullie meest waardevolle bezit om zo eerlijk en liefdevol met elkaar om te gaan. Voor het paard wordt het veel duidelijker wat je bedoelt en hij zal meer aansluiting bij de mens vinden die van nature immers zijn vijand is omdat we nu eenmaal een roofdier zijn. Dit is een bijzonder gegeven wat je absoluut moet koesteren! Het is en blijft speciaal én uniek dat middels dergelijke oefeningen een vluchtdier zoveel vertrouwen geeft aan een roofdier en we van daaruit grenzen kunnen verleggen die het vluchtdier zelf nooit zou overwinnen. Nog enkele highlights op een rijtje: - Houdt de clip van de leadrope altijd in je leidende hand. - Draai voldoende je eigen schouders en heupen mee. Probeer ze altijd mee te draaien zoals het paard ze ook heeft of in de richting waarvan je wilt dat het paard zich gaat bewegen. - Probeer van richting te veranderen door puur te wijzen naar de nieuwe richting en je schouders te draaien. Pas drijven als het paard hier niet op reageert en dus niet standaard meedrijven. Probeer het op alleen wijzen te bereiken. - Bouw altijd af naar de meest subtiele hulp, streef naar een lichte communicatie. - Maak gebruik van je fases van druk, maar durf hierin wel het paard aan te scherpen als hij te lang wacht met reageren. Dat aanscherpen maakt dat het paard leert om op eerdere signalen te reageren. - Wees je voortdurend bewust van je energie en wat je uitstraalt van binnenuit naar het paard toe. Hoe voel je je? Hoe is je energie? Je ademhaling? - Laat je schouders ontspannen hangen wanneer je niks van het paard vraagt. - Probeer tijdens het meebewegen je voeten te voelen, wees geaard. - Sleutelwoorden; wees kalm en assertief (indien nodig uiteraard).

66 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 61 WERK AAN DE HAND Het werken aan de hand is een manier om je paard onbelast te trainen en te gymnastiseren tot een symmetrisch, soepel en krachtig paard. Het is prima in te zetten als onderdeel van de training zodat je een paard meer afwisseling kan bieden. In het bijzonder is het handwerken geschikt voor jonge paarden en ter revalidatie van paarden met mentale en/of fysieke problemen. Bij een jong paard kan het werk aan de hand er heel gericht aan bijdragen dat er een fundering wordt gelegd die het skelet van het paard kan ontlasten. Daarnaast draagt het werken aan de hand bij aan het ontwikkelen van de buikspieren. Deze zijn van zeer groot belang voor het correct functioneren van de rug en de achterhand. Het zou ideaal zijn als ieder paard eerst ten minste een jaar vanaf de grond wordt voorbereid middels werk aan de hand en longeren, voordat er iemand op gaat zitten. Het zou veel mentale en fysieke problemen kunnen voorkomen. Tijdens het handarbeid maak je gebruik van diverse gymnastiserende oefeningen. Daarbij kun je de lat steeds iets hoger leggen en het paard feitelijk alles leren wat hij ook onder de ruiter kan leren. Het begint met oefeningen in stilstand en een simpele volte en het eindigt bij de zwaardere oefeningen zoals de piaffe, levade en de galoppirouette. In dit e-book leer je de basisoefeningen van het werk aan de hand. Deze oefeningen zijn als volgt: - Ontspanning in halt - Stelling in halt - Stretchen in halt - Achterwaarts - Lengtebuiging op de volte - Rechtuit over de hoefslag met stelling - Schouderbuitenwaarts - Schouderbinnenwaarts - Wijken

67 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 62 Oefeningen in stilstand Correct halthouden en ontspannen kan voor sommige paarden echt een hele uitdaging zijn. Het is absoluut waardevol daar tijd in te steken omdat er veel uit kan voortvloeien en je er altijd op kunt terugvallen. Ook tijdens zwaardere oefeningen wil je middels het halthouden de spanning kunnen laten afvloeien. Wanneer een paard hier nog erg veel moeite mee heeft, kun je de oefeningen die je geleerd hebt bij het grondwerk inzetten om het paard leren te blijven staan. De volgende stap is dat het paard voorwaarts neerwaarts kan blijven stilstaan. Paarden hebben de neiging om in halt de rug op slot te zetten en het hoofd blijft hier hoog. Je kunt het paard leren wijken voor druk achter de oren en op die manier het hoofd omlaag vragen. Dit is tevens een grondwerk oefening. Mijn voorkeur gaat er naar uit om bij het werk aan de hand middels het zijdelings stretchen van de lange rugspier ontspanning te krijgen. Op die manier betrek je het gehele lichaam en de gehele lange rugspier bij het ontspannen. Je kunt deze ontspanning krijgen door het paardenhoofd van links naar rechts te laten bewegen. Ga hier net zo lang mee door totdat het paard zijn onderhals loslaat en een stukje ontspant. Beloon om te beginnen de kleinste reactie en bouw dit rustig uit. Je kunt dit doen vanaf de zijkant door met 1 hand het hoofd weg te duwen en met de teugel weer naar je toe te halen. Je kunt het ook doen vanaf een positie voor het paard. Dan heb je beide handen om lichtjes het hoofd heen en weer te wiegen. Probeer niet te trekken aan de teugel maar te duwen. Als paarden deze oefening door hebben, reageren ze steeds sneller en blijven ze uiteindelijk in de ontspanning staan. Tijdens het zijdelings bewegen van het hoofd moet je kunnen zien dat het bekken mee schommelt. Het komt wel eens voor dat dit niet gelijk het geval is en er zich ergens op de route blokkades bevinden. Sommige zijn middels de training op te lossen, andere hebben ondersteuning nodig van bijvoorbeeld een osteopaat of sportmasseur. Je moet hierin in ieder geval een ontwikkeling zien bij je paard. Blijft deze uit, dan is het zeker raadzaam het lichaam hierbij te helpen.

68 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 63 Van daaruit wil je het paard in beide stellingen kunnen vragen en kijken of het paard in die stelling zichzelf helemaal lang kan maken en los kan laten. Hoe lager het hoofd, hoe meer lengte in de spieren. Vanaf een positie naast het paard kun je ook stelling vragen. Dit is een mooi uitgangspunt om van te vertrekken naar stap. De volgende oefening is een stretch oefening die veel lengte vraagt van de spieren aan de bolle zijde. Het is een fijne warming-up oefening en hij laat zien of het paard zonder te kantelen zo ver kan oprekken en op lengte komen. Het gebeurt vaak dat paarden in het begin hierbij wel kantelen omdat er nog te weinig souplesse is. Door rustig door te oefenen en ook met de andere gymnastiserende oefeningen aan het werk te gaan, zal dit dan verbeteren. Stretch zo ver door totdat de schedel vanaf de atlas helemaal naar de holle zijde wordt gedraaid. De wang aan de holle zijde verdwijnt dan in de hals en aan de bolle zijde komt de wang eruit.

69 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 64 Achterwaarts Achterwaarts is een ontzettend waardevolle oefening voor het lichaam van het paard. Het draagt eraan bij dat er meer bewustzijn komt richting het achterbeen, zodat het paard leert dat hij hier gewicht op kan zetten. Tijdens het achterwaarts gaan schommelt het bekken heen en weer en dit maakt de onderrug mooi los. Daarnaast worden de buikspieren extra gesloten. Het achterwaarts gaan kun je met verschillende halslengtes doen en het is dan ook goed hierin te variëren. Alles moet kunnen, met veel lengte, maar uiteindelijk ook in oprichting. Het achterwaarts is in een later stadium dé oefening die helpt bij het aanleren en ontwikkelen van de piaffe. Het is net als de piaffe een tweetakt beweging, het brengt het bekken in de juiste positie en het gewicht op het achterhand. Dit in combinatie met de gesloten buikspieren, maken een hele nuttige voorbereiding op de piaffe. Lengtebuiging op de volte Lengtebuiging is een perfecte oefening om te werken aan het rechter en soepeler worden van je paard. Je komt dan ook tijdens deze oefening de natuurlijke scheefheid en het verticale evenwicht tegen. Het is een echte basisoefening die voor altijd een belangrijke en waardevolle rol kan spelen in de training van het paard. Ook bij een hoger opgeleid paard kan de volte dienen als gymnastiek oefening. Tijdens de warming-up om de spieren op te warmen en op lengte te brengen en om aan te voelen of er gelijke spierspanning is tussen links en rechts. De volte is tevens ideaal om tussen de zwaardere oefeningen door weer even het lichaam te stretchen en om tijdens de cooling-down af te sluiten met een los en ontspannen lichaam. Daarnaast kunnen er op de volte diverse zijgangen getraind worden zoals de schouderbuiten/binnenwaarts, de wending op de voorhand, travers en de renvers en traverspirouettes. Dit alles begint natuurlijk bij een correcte basis op de volte en deze wordt gelegd middels het aanleren van lengtebuiging. Lengtebuiging is de zijdelingse welving van de wervelkolom, de lengteas van het paard. Vanaf de atlas (de 1 e halswervel) tot aan de staartwervels. De halswervels zijn hierbij het meest buigzame gedeelte van het lichaam. De buiging in het gehele lichaam kan alleen ontstaan vanuit een correcte stelling. Stelling is de zijdelingse welving van de schoft tot aan het puntje van de neus. Stelling kan zonder buiging, buiging kan niet zonder stelling.

70 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 65 Vanuit de stelling kan buiging ontstaan in de rest van het lichaam doordat het binnenachterbeen richting het zwaartepunt beweegt en hierdoor de binnen heup naar voren zwaait en zakt. Het zwaartepunt bevindt zich halverwege de afdruk van het binnenvoorbeen. Dus niet tussen de voorbenen. Dan zal namelijk de achterhand uitzwaaien en het paard op 3 sporen lopen. Bij een correcte lengtebuiging behoren de buitenhoeven op 1 lijn te lopen. Paarden die nog onvoldoende de spieren aan de bolle zijde op lengte kunnen brengen en zich dus te strak houden, zullen tevens de neiging hebben tot uitzwaaien. De beenzetting wordt dan vanzelf beter naarmate het paard de lengtebuiging beter kan aannemen in het gehele lichaam. Bij een correcte stelling zal de wang aan de holle zijde lichtjes in de hals verdwijnen en komt hij er aan de bolle zijde een beetje uit. Dan heeft het paard vanaf de atlas een correcte draai gemaakt en de spieren geven hier geen weerstand tegen. Vooral bij scheve paarden en paarden die nog te kort en stijf zijn, zie je dat ze de neiging hebben tot kantelen. Dit is terug te zien aan de wangen. Het is goed om te weten wat je fysiek gezien allemaal traint met het uitvoeren van deze oefening. Op die manier leer je beter begrijpen wat je paard tegenkomt in zijn lichaam. Als je een volte rechtsom neemt, dan dient het paard de lengtebuiging naar rechts aan te nemen. Hierbij is het nodig dat hij zijn spieren aan de rechterkant kort maakt en aanspant en aan de linkerkant lang maakt en ontspant. Op die manier komt de wervelkolom hol aan de rechterzijde en bol aan de linkerzijde. De afstand tussen de heup en schouder, word rechts kleiner en links groter. Dit maakt het mogelijk voor het rechterachterbeen om richting het zwaartepunt te bewegen. De buikspier aan de holle zijde wordt meer geprikkeld om zich aan te spannen, omdat die het achterbeen naar voren brengt.

71 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 66 Je stretch op dat moment de linkerzijde van het lichaam. Die spieren komen op lengte en worden hierdoor soepeler. Er ontstaat meer ruimte tussen de wervels. Het rechterachterbeen krijgt fitness omdat het meer belast wordt wanneer het richting het zwaartepunt treedt. Het zwaartepunt bevindt zich op de plek van de zwarte stip op de vorige afbeelding. De binnenzijde moet het paard lichtjes aanspannen om zich daar hol te maken. Deze spieren mogen zich echter niet blokkeren. Dan krijg je namelijk het effect dat het paard de binnenteugel niet kan aannemen en volgen omdat de spieren aan de holle zijde zich vastzetten. Dus aanspannen betekent niet dat er geen uitschuif mogelijkheden zijn. Het paard moet wel ruimte blijven geven aan de wervels. Bij het blokkeren van de spieren wordt dit verhinderd. Dit kan gepaard gaan met het óver de schouder lopen, het groter maken van de cirkel Een rechtsgebogen paard kan hiertoe op de rechter volte de neiging hebben, omdat de spieren rechts kort, sterk en stijf zijn. De volte linksom is dan ontzettend belangrijk om ruimte en souplesse te ontwikkelen aan de rechterzijde van het lichaam. In het begin kan het contrast tussen links en rechts enorm zijn als je de buiging traint. Uiteindelijk wordt dit steeds subtieler en in bijna alle gevallen wordt de van oorsprong makkelijke richting de moeilijkste. Dit heeft vaak te maken met de neiging van het paard om de van oorsprong holle zijde te veel aan te spannen. Het aanleren van lengtebuiging kan soms heel gemakkelijk gaan, maar soms ook een heel proces zijn. Het geeft direct al wel een goed beeld van hoe het paard in zijn lichaam zit en hoe scheef/strak hij fysiek is. Het is altijd belangrijk om de lengtebuiging aan beide kanten te trainen en in het begin de moeilijkere kant met kortere sessies te trainen.. Bij voorkeur wel 2 a 3 keer extra t.o.v. de gemakkelijke richting, maar niet perse langer. De spieren raken die kant op ook sneller verzuurd en het zwakkere achterbeen moet het wel aankunnen zo lang meer gewicht op te emen. Het streven is in het begin veel halslengte. Hoe lager het hoofd komt in de stelling, hoe meer de spieren aan de bolle zijde op lengte komen. Met name wordt dan ook het lendenen gebied bereikt. Een goed begin is het halve werk en dus is het aan te raden het paard in stilstand alvast de stelling te laten aannemen. Van daaruit in die vorm wegstappen is gemakkelijker dan vanuit het niets leren buigen. Je positie t.o.v. het paard is ter hoogte van de schouder. Op die manier kun je het hoofd voor je vragen en goed observeren hoe de stelling is m.b.t. de wangen. Vanuit die positie kun je het paard ook gemakkelijk helpen het verticale evenwicht te herstellen. Je teugel aan de binnenkant vraagt stelling en is in te zetten tijdens een verticale ophouding. De teugel aan de buitenkant is er om het paard naar toe te laten stretchen en om de voorhand te kunnen verplaatsen tijdens verticale disbalans en tijdens zijgangen.

72 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 67 In de hand waarin de buitenteugel zich bevindt, kun je eventueel een zweepje vasthouden die het paard kan ondersteunen bij de impuls en het voorwaarts bewegen. Het komt wel eens voor dat paarden het ontzettend vreemd vinden als je in die positie naast hen loopt. Daarnaast moet je zelf wennen aan de nieuwe oefening. Je kunt er dan voor kiezen zonder gelijk buiging te vragen eerst alleen maar naast het paard te lopen t.h.v. de schouder, zodat hij daar aan kan wennen. Een andere ondersteuning kan zijn dat je iemand vraagt om even schuin achter het paard mee te lopen met een drijvende hulp. Zodra het paard loopt, stopt deze persoon met drijven. Wees in ieder geval altijd waakzaam op de mentale veiligheid van je paard. Hij moet het leren begrijpen, maar wel vanuit vertrouwen. Er gebeurt genoeg in het lichaam op dat moment dus geef het paard de tijd. Merk je dat je gefrustreerd raakt omdat het niet lukt, probeer dan een stapje terug te gaan of stop letterlijk even totdat je weer rustig bent. Het paard mag niet de dupe worden van jouw onmacht. Ik ben er een voorstander van dat een paard gewend raakt aan stemhulpen. Die kunnen in deze situatie ook van pas komen. Door vanuit de stelling in stilstand het woordje stap te gebruiken, begrijpt een paard ook sneller wat je bedoelt. Als het paard vervolgens weg stapt is het de bedoeling dat je een aantal dingen in de gaten houdt. Om te beginnen bepaal je de volte lijn waarop jij je bevindt. Je wilt bereiken dat het paard in de stelling blijft en tegelijkertijd het verticale balansballetje in het midden houdt. Verliest het paard zijn verticale lijn dan corrigeer je dat als volgt. Valt het paard op de binnenschouder, dan is er meer gewicht op het binnenvoorbeen en komt het paard dichter naar je toe. De neiging om dan van jouw volte lijn af te gaan is groot. Het paard kan dan echter nog verder naar binnen vallen. De oplossing is het paard weer verticaal rechtop te zetten met een verticale ophouding. Onder het zadel heb je die HULP reeds geleerd, aan de hand werkt het principe hetzelfde. Je brengt je hand in een schuine lijn omhoog richting de buitenschouder. Wanneer paarden dit begrijpen kunnen ze hier heel subtiel op leren reageren. Ter ondersteuning kun je met je vinger in de schouder prikken, totdat het paard het gewicht verplaatst. Is het paard weer van de schouder af, dan ontspan je en stop je deze hulpen zodat het paard het zelf moet gaan leren volhouden. Loopt het paard óver de schouder dan heeft hij meer gewicht op het buitenvoorbeen en gaat hij verder bij je weg. Blijf in dat geval tevens op je eigen volte lijn lopen en haal het paard met beide teugels naar je toe totdat de buitenschouder weer meedraait op jullie lijn. Op dat moment kun je stoppen met het geven van je hulp.

73 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 68 Er zijn een aantal punten waar je steeds op let: - Het aanhouden van je eigen volte lijn. - Het verticale evenwicht van het paard. Dus of het paard ook zijn volte lijn aanhoudt. - Het behouden van de stelling. Je wilt het binnenste oog ter hoogte hebben van het midden van jouw lichaam. Let hierbij ook op de wangen van het paard. Vraag stelling door je elleboog naar achteren te brengen en werk niet met een gestrekte, strakke arm. - Laat het paard steeds weer los als hij in balans is en laat hem de oefening zo veel mogelijk op eigen benen uitvoeren. - De beenzetting. Check of het paard zijn binnenachterbeen halverwege de afdruk van het binnenvoorbeen plaatst en de buitenhoeven op 1 lijn lopen. - Streef naar een lichte, subtiele verbinding op de binnenteugel en voel dat het paard naar de buitenteugel toe stretcht.

74 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 69 Lengtebuiging is een oefening die in alle gangen getraind kan worden en met verschillende hoofd/halshoudingen. Het uitgangspunt is altijd veel lengte omdat het lichaam eerst moet kunnen laten zien dat zich volledig losgelaten en ontspannen kan bewegen. De spieren komen hierdoor op lengte en het skelet krijgt ruimte. Van daaruit kan gewerkt worden aan een houding waarbij de oortjes ongeveer op schofthoogte komen. Van daaruit boven de schoft en zo steeds hoger totdat de nek het hoogte punt is. Dit alles is echter geen basiswerk en het lichaam moet dan al een fundering hebben om deze last te kunnen dragen. Als de achterhand niet het gewicht kan overnemen en niet kan dalen en buigen in de gewrichten, dan komt er meer gewicht op de voorbenen terecht die hierdoor een overbelasting of zelfs slijtage kunnen oplopen. Rechtuit met stelling Deze oefening is een prima voorbereiding op de schouderbinnenwaarts. Je laat het paard gewoon over de hoefslag lopen zodat hij steun heeft aan de omheining. In een later stadium kun je het ook bij de hoefslag weg doen als check up of het paard de oefening volledig op eigen benen kan uitvoeren. Terwijl jullie de hoefslag volgen, vraag je stelling naar binnen op exact dezelfde manier als je dat op de volte deed. Ook het verticaal balanceren kun je op dezelfde manier doen. Het grote voordeel van de hoefslag is dat je nu heel duidelijk een lijn hebt. Op de cirkel moet je die zelf bepalen. Het is de bedoeling dat het paard alleen maar stelling aanneemt en in de rest van zijn lichaam recht blijft. Hij hoort dan ook op 2 sporen te blijven lopen. De achterbenen in de lijn van de afdruk van de voorbenen. Van hieruit de schouderbinnenwaarts aanleren is gemakkelijker omdat het paard al heeft geleerd stelling aan te nemen zonder op de binnenschouder te vallen. Om te controleren of het paard niet te veel op de buitenschouder leunt, kun je geregeld even een volte 10 á 15 meter draaien. Komt hij niet direct mee, dan leunde hij op de buitenschouder. Als je vanuit de volte weer richting de hoefslag gaat, verleg dan eerst je focus op de nieuwe lijn. Voel heel krachtig in je voeten en je lichaam wat je nieuwe lijn is en neem het paard naast je mee. Leer jezelf aan om tijdens de lengtebuiging op de volte en de oefening met de binnenstelling op de rechte lijn alvast mee te kijken naar het gehele lichaam. Probeer gedurende de oefening het hele lichaam te observeren. Later tijdens de zijgangen moet je kunnen zien wat er in het gehele lichaam gebeurd om te kunnen beoordelen of dit correct is. Uit ervaring weet ik dat mensen het vaak lastig vinden om mee te kijken en tegelijkertijd het paard in de oefening te houden én eventueel te corrigeren. Het is dus handig om dit te oefenen alvorens je een oefening als schouderbuiten, schouderbinnen en het wijken gaat aanleren.

75 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 70 De schouderbuitenwaarts en schouderbinnenwaarts Ik leer paarden altijd eerst de schouderbuitenwaarts aan omdat je hierbij de omheining als extra steunpunt kan inzetten. Dit is voor het paard prettiger, maar ook voor jezelf. Je kunt gemakkelijker een lijn aanhouden en je meer richten op de vorm van de oefening en het gevoel wat hierbij hoort. Bij een schouderbuitenwaarts loop je aan de buitenzijde van het paard. Als voorbereiding op de schouderbuitenwaarts is het van belang dat je een holle en bolle zijde creëert. Dit kun je doen door op de korte zijde alvast stelling naar buiten te vragen. Let erop dat je tijdig de wending inzet door je lijn zelf te veranderen en het paard naast je mee te nemen, anders duiken jullie te ver de hoek in en wordt een correcte inzet lastig. Het eventueel balanceren bij verticale disbalans kun je doen op de manier zoals eerder is beschreven. In de wending dien je dus de stelling naar buiten aan te houden. Zorg ervoor dat je met de teugel aan de holle zijde stelling houdt en de teugel aan de bolle zijde er alvast bij hebt. Deze is van belang om de voorhand te kunnen verplaatsen. Op het moment dat het paard met zijn neus richting de hoefslag gaat en zijn lichaam zich ongeveer op ¾ van de wending bevindt, neem je beide teugels aan en vraag je de voorhand naar buiten. Tegelijkertijd is het nodig dat je heel duidelijk en geaard je focus hebt op het rechtdoor gaan op de rechte lijn en het paard verticaal balanceert. Het leren meekijken naar het lichaam op de volte en in de oefening met de binnenstelling op de recht lijn, helpt je om tijdens deze oefening te bepalen of het paard voldoende schuin komt. Begin altijd met de oefening op 3 sporen aan te leren en met behoud van de juiste stelling. Sommige paarden gaan heel gemakkelijk te schuin en verliezen hierbij de mate van lengtebuiging. De oefening heeft op die manier niet het gymnastiserende effect wat het zou kunnen hebben. Het paard loopt te ver overdwars en het achterbeen treedt dan te weinig naar voren en onder de massa. Wanneer je paard dit doet, ga dan eerst weer terug naar alleen de stelling en van daaruit probeer je met een hele kleine hulp de voorhand een klein beetje naar buiten te vragen en het paard enigszins voorwaarts te houden. Te weinig impuls kan een reden zijn dat het paard de buiging verliest en te schuin gaat. Het is uiteraard wel toegestaan dat het paard langzamer gaat. Hij moet immers heel bewust leren voelen waar hij zijn benen dient te plaatsen. Paarden die het heel erg lastig vinden, leer je de oefening bijna stap voor stap aan. Sommige lopen zo een hele lange zijde, bij andere begin je met slechts 2 tot 3 passen. Voel altijd aan wat je paard hierin nodig heeft. Dergelijke leerprocessen zijn nooit standaard. Blijf in verbinding met je paard en let op wat hij zelf aangeeft.

76 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 71 Nu je weet hoe je de oefening kunt aanleren, is het eveneens nuttig te weten wat je er precies mee traint en waar het paard tegenaan kan lopen in zijn lijf. Daarin neem ik gelijk de schouderbinnenwaarts mee omdat deze oefeningen elkaars spiegelbeeld zijn. Wat je er fysiek mee traint is dus hetzelfde. Tijdens de schouderbinnen- en schouerderbuitenwaarts train je de lengtebuiging aan de kant waar je loopt en wordt gelijktijdig ook het achterbeen aan deze zijde meer belast. Dat maakt deze oefeningen, samen met de lengtebuiging op de volte en het wijken, tot de basiszijgangen. De buiging en het achterbeen wat meer belast wordt zitten immers aan dezelfde kant. Bij een renvers, travers en het appuyeren is dit niet het geval. Dat maakt dat deze oefeningen meer gevorderd zijn. De basis ligt echter in de oefeningen zoals hier beschreven staat. Van daaruit kan de rest voortvloeien. De basiszijgangen zijn anatomisch gezien ook logisch voor het paard. Een hengst die een prachtige show geeft voor een merrie zou je maar zo op een volte schouderbinnenwaarts kunnen zien uitvoeren. De vervolg zijgangen vragen nog meer buiging en coördinatie van het lichaam. Het paard moet daar aan toe zijn. Neem daarom de tijd voor deze basisoefeningen. Nog even een aantal punten gerelateerd aan de natuurlijke scheefheid. Voor een rechtsgebogen paard zal in eerste instantie de schouderbinnenwaarts op de rechterhand qua buiging en achterbeen gemakkelijker zijn. Aandachtspunt kan zijn dat het paard te veel op de linkerschouder leunt en hierdoor onvoldoende de voorhand naar binnen plaatst. Dezelfde oefening op de linkerhand maakt het lichaam al een stukje rechter en soepeler. De neiging om op de linkerschouder te vallen tijdens de schouderbinnenwaarts linksom kan eveneens groot zijn. Dit komt omdat het paard meer moeite heeft met de buiging en omdat het linkerachterbeen zwakker is en minder gecoördineerd dan het rechter. Dit been heeft dan meer moeite het gewicht te dragen. Een schouderbuitenwaarts op de rechterhand kan voor een rechtsgebogen paard erg zinvol zijn om op die manier de korte spieren op lengte te brengen en het linkerachterbeen erbij te betrekken. Een schouderbuitenwaarts op de linkerhand is juist weer erg goed voor de feeling van de bolle schouder.

77 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 72 Je leert dat alleen maar schuin lopen niet voldoende is, maar ook echt het paard verticaal recht kan houden. Hieronder zie je 3 afbeeldingen die het verschil laten zien wat betreft het verticale evenwicht in de schouderbinnenwaarts. Als het paard de schouderbinnen en buiten op de rechte lijn heeft geleerd en jullie zijn toe aan een nieuwe uitdaging, dan is het een mooie toevoeging om deze oefeningen ook op een volte uit te voeren. De uitdaging is dan groter omdat je extra goed zelf de lijn moet bepalen en hierdoor ook zelf goed moet voelen of het zwaartepunt van de voorhand zich in het midden bevindt. Alleen dan kan het binnenachterbeen correct het gewicht dragen. Vanuit de schouderbinnenwaarts op de volte kan in een later stadium ook de wending om de voorhand worden aangeleerd. Daarbij wordt het paard met zijn neus en boeg steeds meer richting het midden van de cirkel gericht en maakt de achterhand een grotere cirkel om de voorhand heen. Deze oefening veroorzaakt een grotere beweging in het bekken en maakt de onderrug mooi los.

78 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 73 Eveneens worden de buikspieren aan de holle zijde behoorlijk aangespannen door het vermeerderd ondertreden van het binnenachterbeen. Voor het aanleren van schouderbinnenwaarts gebruik je eigenlijk exact dezelfde hulpen als voor de schouderbuitenwaarts. Je loopt nu echter aan de binnenzijde en het paard zal over het algemeen meer de neiging hebben om naar binnen te vallen. Je zal dan zelf extra bewust moeten zijn van je eigen lijn en je niet opzij laten brengen door het paard. Je kunt de oefening het beste inzetten vanaf de hoek omdat dan de lengtebuiging in je voordeel werkt. Zorg er ook voor dat je een correcte stelling en buiging hebt voordat je de schouderbinnenwaarts inzet. Op de korte zijde kun je alvast stelling vragen, in de bocht wordt hier de buiging aan toegevoegd. Neem op ¾ van de wending de buitenteugel aan en vraag met beide teugels de voorhand naar je toe. Blijf rechtdoor lopen en kijk naar wat de reactie van het paard is op je hulp. Komt hij te weinig met de voorhand naar binnen, dan vergroot je je hulp totdat hij op 3 sporen loopt. Komt hij te veel naar binnen, dan gebruik je een verticale ophouding. Ook voor deze oefening geldt dat je soms klein begint met slechts een paar pasjes afhankelijk van hoe je paard erop reageert. Het aanleren van dergelijke oefeningen doe je altijd eerst in stap. Wanneer het paard dat goed beheerst en je merkt dat de balans aardig stabiel blijft en het paard zich kan ontspannen, dan kun je het ook in draf gaan proberen. Je kunt vanuit de schouderbinnenwaarts in stap het paard vragen aan te draven óf het paard eerst te laten draven op de volte, wat hij reeds geleerd heeft, en gewoon vanuit de hoek de oefening inzetten. Het wijken Over het algemeen is het leren wijken niet zo n probleem als het paard de schouderbuitenwaarts goed begrijpt. Ik gebruik deze oefening dan ook om het wijken in te zetten. Je hebt dan namelijk al het achterbeen onder de massa en de buiging van de oefening. Je hoeft dan simpelweg je lijn te veranderen om het paard te laten wijken. Uiteraard is het wederom een kwestie van balanceren om de oefening ook daadwerkelijk zijn functie te laten hebben. Begin met de schouderbuitenwaarts op de lange zijde en let er op dat het paard voldoende op 3 sporen loopt, bij voorkeur in dit geval richting de 4 sporen, zodat je het achterbeen goed mee hebt. Zet deze oefening in en wacht tot het goed voelt. Dan is het enige wat je doet de diagonaal oplopen en het paard naast je meenemen. Houd een lichte verbinding op de teugel aan de bolle kant. De teugel aan de holle zijde houdt de stelling en helpt mee middels een verticale ophouding om de voorhand de diagonaal op te sturen. Het is belangrijk dat je er in ieder geval voor zorgt dat de voor- en de achterhand gelijk op gaan. De voorhand mag heel lichtjes voorgaan, echter minimaal. Op de afbeelding hiernaast kun je zien wanneer het goed is. Het paard is lichtjes gesteld naar rechts.

79 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 74 Gaat de achterhand eerder opzij dan de voorhand, geef dan een verticale ophouding en loop zelf verder opzij totdat het weer gelijk opgaat. Gaat de voorhand eerst, dan leunt het paard op de bolle schouder en kan het achterbeen niet meekomen. Je kunt dit herstellen door met beide teugels de voorhand weer naar je toe te halen. Het wijken is niet alleen een goede oefening voor het binnenachterbeen, het been aan de holle zijde, maar tevens voor het been aan de bolle zijde. Het paard moet leren deze vanuit zijn heup opzij te zetten. Alleen op die manier geeft hij het binnenachterbeen voldoende de ruimte onder te treden. Wijken kan ook vanaf het lopen aan de binnenkant door bijvoorbeeld op de korte zijde af te wenden. Gebruik dan de buiging van de wending om het paard gemakkelijk de overgang naar het wijken te laten maken. Tot zo ver de uitleg van de basis gymnastiekoefeningen aan de hand. Het leuke is dat je het paard hierin ook variatie kunt aanbieden door combinaties te gaan maken, mits het paard de basis beheerst. Denk hierbij aan verassende lijnen voor schouderbinnenwaarts, bijvoorbeeld de A-C lijn, of alleen al de binnenhoefslag kan een uitdaging zijn. Of op een diagonaal! Geen zijwieltjes meer! Wat ik ook altijd een leuke variant vind die veel mogelijkheden biedt, is het maken van 3 kleine voltes per lange zijde, bijvoorbeeld tot aan de A-C lijn of van ongeveer 10 meter. Aan het begin van de lange zijde, halverwege en aan het einde. Op de tussenliggende rechte stukken kun je dan alleen stelling vragen of kiezen voor schouderbinnenwaarts. Een overgang naar halt is tevens een optie, van daaruit achterwaarts en weer aandraven. Je zou er ook voor kunnen kiezen om op de voltes schouderbinnenwaarts te vragen. Wees creatief en bied je paard uitdaging en afwisseling. Dat houdt hem gemotiveerd en fris!

80 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 75 LONGEREN AAN DE ENKELE EN DE DUBBELE LONGE Longeren is een geweldige manier om een paard onbelast beweging te geven, te trainen en te gymnastiseren. Het grote voordeel van longeren is dat het paard vrij beweegt en geen ruiter hoeft te dragen. Dit maakt dat de rug nog vrijer kan bewegen en het paard niet gestoord wordt door een ruiter op zijn rug. Als ruiter/ trainer is het waardevol om vanaf de grond te observeren hoe het paard zijn lichaam gebruikt. Een mooi los, ontspannen en nageeflijk paard is heerlijk om naar te kijken en een genot voor het oog. Longeren is dus absoluut een meerwaarde voor de mentale en fysieke training van je paard. Het is echter wel verstandig enige kennis van zaken te bezitten omdat je anders het paard verkeerde signalen kunt geven of zijn lichaam op een verkeerde manier leert gebruiken. Een bekende manier van longeren is middels het gebruik van hulpteugels/ bijzetteugels. Mijn voorkeur gaat hier niet naar uit omdat het gevolg van deze hulpmiddelen kan zijn dat het paard zijn lichaam niet correct gebruikt en het effect ervan zelfs schadelijk kan zijn. De hulpteugels dwingen een bepaalde hoofd-halshouding af waarbij niet noodzakelijk ook de rug en de achterhand op de juiste wijze worden gebruikt. Het wil niet zeggen wanneer een paard in die houding loopt, hiermee ook de rest van het lichaam op een effectieve en gezonde manier wordt gebruikt. Alle hulpteugels werken volgens het principe van wijken voor druk. Het paard zal óf wijken voor die druk en in een houding lopen óf gaan steunen op de hulpteugel, waardoor hij zichzelf helemaal vastzet in zijn lichaam. Dit belemmerd de ruimte tussen de gewrichten en de deining in het lichaam is beperkter, net als de schokdemping. Het risico op fysieke problemen wordt hierdoor groter. Als de spieren los en ontspannen bewegen, geeft dit ruimte aan het skelet en kunnen de wervels vrij bewegen.

81 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 76 Longeren met bijzetteugels is wel makkelijker longeren, omdat de longeur minder hoeft te doen. Bij longeren zonder hulpteugels heeft de longeur actief een rol om het paard zijn lichaam correct te laten ontspannen en de buikspieren de gelegenheid te geven hun werk te doen. Voordat ik wist wat ik nu allemaal weet en probeer uit te dragen, heb ik ook paarden met bijzet gelongeerd. Ik wil hiervan een afbeelding met je delen uit die tijd. Het is een afbeelding van Jacado. Ik longeerde hem voor het rijden om hem er lekker doorheen te krijgen en wist destijds niet wat dit voor effect zou hebben op zijn lichaam. Ik heb hem op de onderstaande afbeelding dusdanig bijgezet dat zijn neusbeen zich áchter de loodlijn bevindt. Hij loopt in een valse knik, heeft zijn buikspieren niet gesloten en de rug is niet ontspannen. Hierdoor ontstaat er een fout in de diagonale beenzetting in de draf. Beide achterbenen bevinden zich achter de loodlijn en de slingerwerking is hierdoor dus niet zoals zou moeten. Het achter de loodlijn instellen geeft tevens veel spanning op de atlas (1 e halswervel) van het paard. Het gevolg hiervan is dat de voorbenen veel langer dan nodig op de grond blijven staan en hierdoor te veel en verkeerd belast worden. Ikzelf werk tegenwoordig liever op basis van nageeflijkheid waarvan ik zeker weet dat deze echt is en ontstaan vanuit het lichaam. Zo heb je altijd de bevestiging dat de rug zich écht ontspant. Veel mensen denken dat dit niet te bereiken is aan de longe zonder hulp van bijzetteugels. Dit kan echter wel. Je kunt het paard via de verbinding op de longe vragen zich te ontspannen. Dit is uiteraard wel een proces en afhankelijk van hoe recht en soepel het paard is, gaat dit het paard moeilijk of gemakkelijk af, maar ieder paard kan het leren.

82 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 77 Voordat ik ga beschrijven hoe je dit bereikt, wil ik je graag nog een afbeelding laten zien die aantoont dat longeren bij kan dragen aan een goede ontwikkeling van het lichaam van je paard. Hieronder zie je een afbeelding van Meisje. Daarop is mooi te zien dat middels het longeren aan de enkele longe haar lichaam effectief aan het werk is. De diagonale beenzetting is correct, haar buikspieren zijn gesloten en ondanks de lage hoofdhalshouding, is ook haar schoft hoger dan haar heiligbeen. Meisje is in stilstand overbouwd. Dit betekent dat haar heiligbeen hoger is dan haar schoft. Verder heeft ze een holle rug. Voor haar zal het extra van belang zijn middels de training haar buikspieren voldoende aan te spannen, met onderstaand resultaat als gevolg. De afbeelding laat tevens zien dat het ook in deze houding voor de achterhand mogelijk is te dalen. De eerste stap is om het paard te leren zijn lange rugspier te ontspannen en met de voorwaarts neerwaartse tendens te bewegen. Dat is de basis van het longeren aan de enkele longe. Hierbij wordt gestreefd naar het bereiken van de maximale halslengte. Hoe lager hoe beter. Als het paard niet meer verder wil/kan volgen is dit een teken dat de lange rugspier niet langer is en dat hier nog verder aan gewerkt dient te worden. Het streven is om te beginnen dat het paard in alle 3 de gangen in deze ontspannen houding kan bewegen.

83 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 78 Als een paard dat kan, dan kan de trainer de halslengte gaan variëren en bijvoorbeeld het paard tot halverwege laten volgen met de oortjes op schofthoogte of zelfs ook in oprichting. Een andere toevoeging aan het longeren is het werken met lengtebuiging. Hierdoor wordt het gymnastiserende effect verder vergroot en tegelijkertijd een achterbeen meer belast, waardoor dit been sterker kan worden en meer draagkracht ontwikkelt. Het paard balanceert zichzelf op dit binnen achterbeen, waardoor de voorhand minder belast wordt en het verticale evenwicht gemakkelijker in het midden blijft. Nadat het paard heeft geleerd aan de longe in alle gangen voorwaarts neerwaarts te lopen, kan hiermee een start worden gemaakt. Dit vraagt reeds de benodigde souplesse van het paard. Om die reden gaat mijn voorkeur ernaar uit om dit te combineren met het werk aan de hand. Het paard leert dan reeds vanaf de grond te werken met lengtebuiging wat vervolgens kan worden uitgebouwd naar het longeren toe. Dit is echter wel een stapje verder en gevorderd werk. In dit e-book leer je de basis van het longeren. De hulpen, je lichaamstaal, je positie, leiderschap, vertrouwen en energie; dit alles valt onder het grondwerk. Wat hiervoor in dit e-book aan bod is geweest. Je leert wat nodig is om je paard in ontspanning te longeren zodat in de toekomst de stap naar meer lengtebuiging gemaakt kan worden. Longeren aan de enkele en de dubbele longe is voor verschillende doeleinden geschikt. Naast dat het een waardevolle aanvulling is op het rijden, grondwerk en het werk aan de hand, kun je een jong paard heel gericht leren werken met het gewicht van de stelling (dubbele longe) en leert hij van daaruit zijn lange rugspier te ontspannen en zijn buikspieren te sluiten. Via de aanleuning op de longe kan het jonge paard leren de hand aan te nemen en te volgen en wordt gymnastiek aan het lichaam gegeven. Daarnaast heeft de dubbele longe als bonus dat het paard het sturen onder het zadel direct zal begrijpen en je kunt hem gelijk helpen bij het verticaal balanceren. Ook is longeren heel nuttig bij de revalidatie van een paard. Denk hierbij aan een paard wat middels verkeerde training dusdanig vast zit, dat het mentaal en/of fysiek in de problemen is gekomen. Het longeren kan naast het werk aan de hand worden ingezet om het paard soepeler en rechter te maken waardoor de stap naar het rijden gemakkelijker verloopt. Bij een paard wat zelfs kreupel loopt als gevolg van verkeerde training is het zeker aan te raden vanaf de grond beginnen te werken.

84 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 79 Dan zal ik nu ingaan op de hulpen die je kunt gebruiken om een paard te helpen bij het voorwaarts neerwaarts lopen aan de enkele longe. Om deze ontspanning te krijgen kun je gebruik maken van de verbinding op de longe, ook wel aanleuning genoemd. Eigenlijk wil je net als met rijden dat het paard op zoek gaat naar de hand. Het paard zoekt verbinding, connectie met zijn trainer. Dit principe kun je inzetten om de ontspanning te verkrijgen en uiteindelijk ook constant aanwezig te laten zijn. Ik ga er bij deze uitleg vanuit dat het paard reeds de hulpen voor het op de cirkel lopen begrijpt en hier geen spanning meer van ondervindt. Is dit wel het geval dan kun je terugvallen op de basis die je leert tijdens het grondwerk, zoals al eerder in dit e-book aan bod is geweest. Voor het longeren aan de enkele longe heb je slechts 1 longe nodig en een hoofdstel of kaptoom. Als je met bit longeert, dan bevestig je de longe direct aan de binnenste bitring vast. Vaak wordt geleerd de longe door te steken en aan de andere bitring vast te maken. Het effect wat we willen creëren wordt hierdoor beperkt en bovendien doet de clip onder de kin van het paard zeer wanneer je de longe aanneemt. Bij de manier van longeren die ik toepas, trek je niet het bit door de mond. Het enige moment wanneer dit kan gebeuren, is wanneer een paard extreem over de schouder loopt en/of uitbreekt op de volte. De oplossing hiervoor is de ruimte afbakenen zodat het paard begrenzing en steun krijgt van de omheining en eventueel de dubbele longe inzetten om hem te helpen bij het verticaal balanceren. Het uitbreken is immers het gevolg van het over de schouder lopen. Als je optoming juist is en het paard de signalen voor het op de cirkel lopen begrijpt, dan kun je beginnen met het paard te leren reageren op de hulpen voor ontspanning. Begin met je paard te observeren en bekijk hoe je paard in alle 3 de gangen zijn lichaam gebruikt. Laat hij zelf gemakkelijk zijn rug los of draagt hij zijn hoofd hoog en zijn rug strak? Ook de beenzetting, zoals eerder is besproken, geeft informatie over de balans en scheefheid van je paard. Op de momenten dat het paard zelf ontspant doe je helemaal niets. Zolang de onderhals los en ontspannen en de bovenhalsspier gesloten is, laat je het paard gewoon rustig de cirkel rondgaan. Pas op het moment het paard zijn hoofd omhoog brengt, ga je hem helpen. Op dat moment ga je verbinding maken op de longe. Voel in je hand waar je contact krijgt met het paard zijn hoofd en probeer die verbinding zo stabiel en constant mogelijk te houden. Ook als het paard naar binnen valt, probeer je te voorkomen dat dit contact verbroken wordt. Na verloop van tijd, dit kan binnen een minuut zijn, maar ook pas na een kwartier, zal je een verschil gaan zien en voelen. In je hand kun je voelen dat het paard de hand wilt meenemen/ volgen. Wat je kunt zien hangt af van de mate van ontspanning. Soms begint het met een klein beetje lengte en ontspanning in de onderhals. Een andere keert zakt het hoofd gelijk helemaal naar de grond. Wat er gebeurt hangt dus af van het paard.

85 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 80 Het gaat erom dat je op het kleinste signaal reageert door op dat moment de longe mee te geven en te laten doorhangen. Door op deze manier te werk te gaan, krijg je heel puur te zien in hoeverre je paard gemakkelijk in een ontspannen en losgelaten houding kan bewegen. Een paard wat hier moeite mee heeft, zal slechts enkele passen zijn hoofd omlaag brengen waarna hij de rug weer aanspant en omhoog komt. Door deze hulpen te herhalen, komen er steeds vaker momenten van ontspanning en gaan ze langer duren. Het is echt een heel verschillend proces. Het heeft me bij Tonise 2 jaar training gekost voordat zij deze ontspanning ook meerdere rondjes achter elkaar kon volhouden. Ik heb ook wel paarden van lesklanten aan de longe gehad die grote problemen hadden met ontspanning, maar middels deze techniek binnen 10 minuten volledig in ontspanning konden draven. Het valt dus niet te voorspellen. Het komt zoals het komt, zolang je maar heel bewust en gericht te werk gaat en steeds goed blijft kijken en voelen. Het is wel een techniek waar je een beetje feeling voor moet ontwikkelen en het is om die reden ontzettend waardevol dit met verschillende paarden te leren voelen. Het idee werkt bij ieder paard hetzelfde, maar toch leer je van ieder paard weer bij. Meestal begin ik paarden dit in draf aan te leren. Omdat je dan meer drang van achter naar voren hebt, kun je de verbinding gemakkelijker vinden en zal het paard sneller leren begrijpen en aanvoelen wat de bedoeling is. Van daaruit kun je de hulpen ook gaan inzetten in stap en galop. Veel paarden lopen in stap al wel enigszins voorwaarts neerwaarts, maar probeer dan echt door te gaan tot het paard zijn neus helemaal naar de grond brengt en de rug zich volledig ontspant. Werk hier naar toe zodat je zeker weet dat de rug zich maximaal ontspant en op lengte komt. Bijna alle paarden vinden het in galop best lastig en zelfs spannend om zich volledig te ontspannen. Ze moeten dan echt behoorlijk de buikspieren sluiten om te voorkomen dat ze over de kop gaan. Om die reden is het galopperen in deze houding bijzonder goed voor de ontwikkeling van de buikspieren, het omhoog brengen van de rug en het kantelen van het bekken, inclusief het onderbrengen van de achterbenen. Na een stuk galopperen, is daarom direct in draf het verschil te zien/ voelen. Galop is een hele ronde beweging die voor de rug absoluut helend kan werken. Het ontspannen in galop kan echt in hele kleine stapjes beginnen. Als voorbode op die ontspanning, gebeurt het geregeld dat een paard eerst terug valt in draf. Dit geeft niet. Het enige wat je doet is gelijk weer aangalopperen omdat de ontspanning dan dichtbij is. En om het paard dit gevoel mee te geven moet hij het ervaren. Als ze het eenmaal kunnen, vinden ze het heerlijk en voelen ze hoe lekker dit is voor hun lichaam.

86 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 81 Naast het longeren aan de enkele longe ben ik ook groot fan van het longeren aan de dubbele longe. Het vergt even iets meer handigheid van de longeur, maar als dit aanwezig is kun je heel gericht het paard trainen. Je begint aan de dubbele longe met het verticaal balanceren van het paard op de rechte lijnen. Hierbij maak je gebruik van het gewicht van de stelling, zoals je dit ook kunt doen tijdens het rijden. Het enige verschil met rijden, is dat je het nu op afstand moet leren zien i.p.v. onder je te voelen. Dit ontwikkeld je inzicht over het verticale evenwicht enorm. Achter je paard lopen is interessant om eens te doen, maar voor de draf en galop is het longeren vanuit de longeerpositie aangenamer. Hoewel het wel goed is voor je conditie. Als je vanuit deze positie gaat longeren is het nodig om de lijnen te veranderen. De binnenste longe dient direct met het hoofd aan de binnenzijde verbonden te zijn. De buitenste lijn kun je door de onderste ring van de singel heen halen om afzakken van de lijn te voorkomen. De reden dat de binnenste lijn niet ook door een ringetje heen gehaald wordt, is omdat dit te veel neerwaartse druk op het hoofd geeft en een valse nageeflijkheid tot stand kan brengen. Deze techniek maakt het mogelijk om zonder neerwaartse druk op het hoofd, het paard te helpen bij het verticaal balanceren. Door achter je paard te gaan lopen, kun je zien wat er gebeurt als het paard het zwaartepunt naar één voorbeen verplaatst en hoeveel je het gewicht van de stelling moet inzetten om het paard weer terug op jullie lijn te krijgen. Als je er recht achter loopt, heb je beide lijnen door de onderste ring van de singel.

87 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 82 Als je handig genoeg bent geworden met het longeren middels de dubbele lijn, zou je de longeersingel ook weg kunnen laten. De singel is puur ter ondersteuning van het voorkomen van het afzakken van de buitenste longe. Als je geleerd hebt op deze lijn een zekere aanleuning te houden, zal deze ook niet kunnen afzakken. Het voordeel hiervan is dat je de lijnen niet hoeft te veranderen als je van richting veranderd. Ik begin met de dubbele longe met het maken van 4 rechte lijnen parallel aan de lange en de korte zijdes. Je krijgt hierdoor een vierkante volte, zoals je die ook met rijden kunt uitvoeren. Net als met rijden wordt de lengte van de lijnen bepaald door het verticale evenwicht van het paard. Als het paard nog niet verticaal recht is en je kunt nog langer rechtdoor sturen, is dit beter als het paard laten afwenden op de binnenschouder. Als de afstand tussen jou en het paard kleiner wordt is dit een teken dat het zwaartepunt zich boven het binnenvoorbeen bevindt en zet je het gewicht van de stelling naar buiten in. Zoveel als nodig is om het paard weer terug op zijn oorspronkelijke lijn te krijgen. Wanneer dit het geval is, laat je het paard los om te controleren of het paard nu zelf rechtop blijft. Gaat het paard verder bij je weg, dan ligt het zwaartepunt boven het buitenvoorbeen. In dat geval gebruik je het gewicht van de stelling naar binnen en laat je het paard afwenden. Vervolgens zet je een nieuwe lijn in. Blijf iedere keer blanco kijken en voelen wat er gebeurt qua balans. Probeer iedere keer het verticale balansballetje in het midden te houden. Wanneer het paard begrepen heeft wat de bedoeling is en gevoeliger wordt voor je hulpen, zal je vierkant steeds kleiner worden en kun je sneller sturen. Zelfs zo dat je na de wending het paard 2 á 3 passen rechtuit laat gaan en dan weer een nieuwe wending inzet. Je hoeft dan nauwelijks meer mee te lopen. Je timing wat betreft het sturen komt best wel precies. Zeker in draf en galop omdat het tempo hoger ligt. Probeer het paard op ongeveer ¾ van de wending alweer de rechte lijn op de sturen m.b.v. de buitenste longe. Hierdoor voorkom je dat het paard op de cirkel terecht komt en op de binnenschouder valt. Vergeet niet dat je de binnenste longe toestaat als je de buitenste aanneemt. Geven en nemen en ook in die volgorde uitvoeren zodat het paard de longe leert volgen, net als je met rijden nastreeft middels de gelijke aanleuning.

88 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 83 Er zijn paarden die aan het einde van elke lijn blijven afsnijden en op de binnenschouder vallen. Als dit met het gewicht van de stelling niet voldoende te compenseren valt, kun je 2 dingen doen. Maak aan het einde van elke lijn een overgang naar halt en breng het paard hierbij verticaal recht. Stuur daadwerkelijk door totdat het paard stopt en het gewicht gelijk verdeeld. Wat je ook zou kunnen doen als je de ruimte hebt, bijvoorbeeld aan het einde van de korte zijde lijn, is het paard de andere kant opsturen. Op die manier leert het paard te wachten met wenden. Meestal gaat het paard beter wachten en subtieler reageren als je dit een paar keer herhaalt. Als de basis hiervan aanwezig is zou je als toevoeging hierop overgangen kunnen maken op de rechte stukken. Hiermee kun je het paard tevens mooi ondersteunen bij zijn balans. Nadat het paard kennis heeft gemaakt met het sturen van rechte lijnen, kun je ditzelfde principe gaan toepassen op de cirkel. Je probeert ook dan na te streven dat de gewichtsverdeling van de voorhand gelijk blijft. Focus je op de afstand tussen jou en het paard die steeds gelijk behoort te blijven. Naarmate het paard verticaal rechter wordt, zal hij zelf de ontspanning gaan opzoeken en voorwaarts neerwaarts gaan lopen. Met de dubbele longe kun je het gevoel van gelijke aanleuning, zoals je met rijden probeert te krijgen, nabootsen. Hierdoor is het gemakkelijker om te variëren in de hoofd- halshouding t.o.v. de enkele longe.

89 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 84 Het is wel belangrijk om altijd rekening te houden met het feit dat niet ieder paard de lijn achter zijn billen langs prettig vindt. Sommige paarden vinden dit behoorlijk spannend en kunnen ervan schrikken. Je kunt dit voorkomen door het rustig aan op te bouwen en in eerste instantie slechts de lijn achterlangs te brengen en vervolgens aan de andere zijde lichtjes druk geven op de lijn tot het paard de richting van de lijn volgt. Eventueel kun je iemand vragen je hierbij te assisteren om te voorkomen dat het paard zich tegengesteld draait en in de lijn terecht komt. Pas als het paard dit aan beide kant van zijn lichaam zonder enige spanning uitvoert, kun je een stapje verder gaan. Onthoud wel; ook al gaat deze oefening goed, dit is geen garantie dat het paard nu helemaal geen spanning of vluchtreactie op de lijn kan krijgen. Mijn voorkeur gaat er dan naar uit om het paard een eerste keer in een kleinere ruimte te laten wennen aan de dubbele longe.. Bijvoorbeeld een longeerbak of paddox. Je wilt ten alle tijden voorkomen dat een paard in een grote bak gaat rennen en je hem niet kunt houden. Het paard zal dan met 2 lijnen los achter zich aan door de bak heen vluchten, wat niet bevorderlijk voor het vertrouwen zal zijn. Bovendien is dit gevaarlijk.

90 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 85 DE KWARTLIJN Een kwartlijn is een lijn gereden op ongeveer ¼ van de rijbaan. Het paard leert op deze lijn zelfstandig en volledig op eigen benen in het juiste verticale evenwicht te werken. Doordat het paard geen steun krijgt van de hoefslag of omheining, is direct te merken wanneer hij niet recht is. De kwartlijn is een vrij gemakkelijke oefening om te doen, maar van onschatbare waarde voor de ontwikkeling van het juiste verticale evenwicht. Om te beginnen leer je op de kwartlijn gebruik te maken van het gewicht van de stelling. Het gewicht van de stelling is ongeveer 100 kilo. Je kunt het paard gewicht laten verplaatsen door zijn hoofd en hals te verplaatsen. Je gebruikt dan zijn hoofd en hals als balanceerstok. Op het moment dat het paard op de schouder valt, dan is het (gemiddeld) zo n 100 kilo wat het paard op dat voorbeen extra draagt. Om die overtollige kilo s weer van dat voorbeen af te halen, kunnen we o.a. gebruik maken van het gewicht van de stelling. Stel: het paard valt op het rechter voorbeen en draagt dus meer gewicht op rechts, dan kunnen we het verticale evenwicht weer herstellen door het gewicht van de stelling naar links te brengen. Hiermee verplaatsen we kilo s en komt het paard weer recht t.o.v. de grond. Het is wel een kwestie van leren doseren. Soms is een kleine correctie voldoende, maar het kan ook zijn dat de ruiter veel moet tegensturen om het paard zijn balans te laten herstellen.

91 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 86 Je kunt op de kwartlijn niet zo snel de mist ingaan, zolang je maar duidelijk naar 1 punt toe rijdt. Blijf naar dit punt kijken, focus je hierop en stuur het paard precies naar dat punt toe. Wijkt het paard van die lijn af, dan stuur je hem weer terug de lijn op door gebruik te maken van het gewicht van de stelling. Vervolgens laat je het paard letterlijk weer los en verbreek je de verbinding/het contact. Op die manier leert het paard zelfstandig deze lijn te behouden, zonder (verkeerde) steun te zoeken op de teugels. Naarmate het paard zijn verticale balans op de kwartlijn meer en meer kan behouden, zal de ontspanning toenemen en bereikt het paard de voorwaarts neerwaartse tendens. In het begin mag het paard daarbij letterlijk met zijn neus door het zand. Meer loslaten en ontspannen kan hij niet. Langer kan de lange rugspier niet worden. Op het moment dat het paard constant in deze losgelaten houding blijft, is de volgende stap om te gaan werken aan de aanleuning, de verbinding die het paard zoekt met de hand. Dan wordt juist wel contact nagestreefd. Maar eerst moet het paard het bewijs leveren volledig op eigen benen, rechtgericht en ontspannen te kunnen bewegen. In het begin kan het zo zijn dat je op 1 kwartlijn wel 20 keer moet corrigeren. Dit heeft allemaal te maken met balanceren en het juiste evenwicht vinden. Het paard kan hier niets aan doen en moet de tijd krijgen om dit te leren en de stabiliteit ontwikkelen om dit zelf vol te kunnen houden. De kwartlijn is echt een basisoefening om je te laten voelen hoe jullie ervoor staan. Het is een prettige oefening om te doen bij aanvang van de training, ook bij een paard die reeds wat verder is in zijn ontwikkeling, zodat je kunt voelen waar de aandachtspunten die dag in de training ligt. Je voelt precies aan hoe het verticale evenwicht is en of het paard gelijke aanleuning neemt. Hoe laat het paard jou zitten, draagt hij je recht of word je een bepaalde kant op gebracht waardoor je scheef komt te zitten? Ook kun je kijken of het paard uit zichzelf een bepaalde stelling aanneemt, wat weer iets vertelt over de ongelijke spierspanning in de rug en de ongelijke aanleuning. Het streven op de kwartlijn is dat het paard perfect rechtuit gaat, met zijn hoofd en hals kaarsrecht voor zijn lijf, met de ruiter recht op zijn rug, in een correct nageeflijke houding en achter perfect gelijke aanleuning. Dat is het bewijs dat er gelijke spierspanning is tussen links en rechts, er geen holle en bolle zijde wordt gecreëerd en het paard verticaal in balans loopt. De beenzetting op de rechte lijn zal dan als volgt zijn. Het paard loopt met zijn achterbenen in de lijn van de afdruk van de voorbenen. Als toevoeging op de kwartlijn kun je de zijdelingse rek- en strekoefeningen doen middels het vragen van binnen en buitenstelling. Ook het maken van zijgangen op de kwartlijn is voor een paard die wat verder in zijn ontwikkeling is dé perfecte manier om nog verder te werken aan zijn balans, coördinatie en rompstabiliteit. Denk hierbij aan schouderbinnenwaarts/schouderbuitenwaarts en renvers/ travers. Daarnaast is het rijden van overgangen en tempowisselingen eveneens een waardevolle toevoeging. Maar bij dit alles blijft de rode draad het verticale evenwicht!

92 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 87 DE VIERKANTE VOLTE De vierkante volte is een perfecte oefening om het paard te leren werken in het juiste verticale evenwicht, zowel op de rechte lijn als in de bochten. Bovendien fungeert de vierkant volte als wacht oefening. Het paard moet leren recht te blijven tot aan het einde van de lijn en mag niet zelf beginnen de wending in te zetten. Sommige paarden beginnen al op de schouder te vallen als ze de A-C lijn zijn gepasseerd. Het grote voordeel van de vierkante volte is dat je altijd de andere kant op kunt sturen (op de lijnen parallel aan de korte zijde) of nog langer rechtdoor kunt gaan (op de lijnen parallel aan de hoefslag), als het paard niet verticaal in balans is. In het begin zal het dus geen perfecte vierkant zijn die steeds op dezelfde plek gereden wordt. Eigenlijk kies je pas aan het einde van de lijn welke richting je op gaat. Stuur in de tegenovergestelde richting die het paard kiest. De meeste paarden vallen nu eenmaal de kant op waar ze vandaan zijn gekomen.. Dus wanneer het paard aan het einde van de lijn naar rechts valt, dan wend je af naar links. Het paard leert op die manier te wachten en je hebt tegelijkertijd het paard weer van de rechterschouder afgestuurd. Gerelateerd aan de natuurlijke scheefheid kan de vierkante volte in beide richtingen een andere uitdaging bieden. We nemen om te beginnen een linksgebogen paard. De kans is groot dat dit paard op de vierkante volte linksom constant een beetje over de schouder loopt. Het paard neemt te veel linker stelling aan en wordt hol aan de linkerkant en bol aan de rechterkant. Het gevolg is ongelijke aanleuning. Het zwaartepunt verplaatst zich naar het rechtervoorbeen, wat ervoor zorgt dat het paard steeds geneigd is om naar rechts te gaan. Soms kan het genoeg zijn om het gewicht van de stelling in te zetten om het paard recht te richten op de vierkant volte. Maar vaak heeft het paard meer nodig om uit zijn natuurlijke scheefheid te komen. In dat geval kun je de contrastelling toepassen. DIT haalt het paard uit zijn natuurlijke scheefheid en helpt het paard om in het juiste verticale evenwicht te komen. Het paard moet linksom leren om vooral met de schouders mee te draaien. Veel linksgebogen paarden hebben moeite om de wending naar links te maken.

93 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 88 Doordat ze te veel buiging aannemen in hun lijf, verplaatst het zwaartepunt zich naar het rechtervoorbeen en dat belemmert het paard om te draaien naar links, hij loopt dan over de schouder. Het is in de meeste gevallen de beste oplossing het paard dan eerst te leren de wendingen te maken in een (lichte) contrastelling zodat hij zichzelf niet in zijn natuurlijke scheefheid kan brengen en niet over de schouder gaat lopen. Dat is nu eenmaal de manier van wenden waarop een paard dat doet in de holle richting, anders kan hij vaak niet en zullen we hem moeten leren. Voor een linksgebogen paard zal vooral de vierkante volte rechtsom een goede oefening zijn om te leren van de binnenschouder af te blijven en de wendingen te leren maken vanuit de linkerteugel. De vierkante volte rechtsom kan helpen bij het krijgen van gelijke aanleuning. Op de rechte stukken kan een (lichte) contrastelling gereden worden om het paard (verticaal) recht te houden en uit te nodigen contact te maken op de linkerteugel. Op het moment dat het paard recht is en de linkerteugel aanneemt, kan de ruiter deze laten volgen en de wending inzetten. De kans is groot dat het paard vervolgens tijdens de wending weer het zwaartepunt naar rechtsvoor verplaatst en naar binnen valt. Wanneer dat gebeurt kun je tijdens de wending het paard weer verticaal in balans brengen door een lichte contrastelling te vragen, voldoende om het paard weer van het rechtervoorbeen af te halen. Kijk altijd voor je uit en focus je op een punt waar je naar toe rijdt. Je leert dan veel meer voelen en kunt bovendien nooit de mist ingaan omdat je aan je lijn kan zien of het paard verticaal in balans is. Heb je een paard die op de schouder blijft vallen aan het einde van de lijn, dan kan het ook helpen om hem steeds aan het einde van de lijn stil te zetten. Blijf het paard wel balanceren en recht houden tijdens de overgang naar halt. Dit is een goede oefening voor de mind van het paard. Sommige paarden kunnen zich volharden in het feit dat ze als de wending er aan komt altijd op of over de schouder gaan lopen. Dit is hun manier van wendingen maken en dat kunnen we ze niet kwalijk nemen. Toch is het lichamelijk erg slecht en zal het paard moeten leren wachten en recht blijven. Over het algemeen gebruik je dus op de vierkante volte in beide richtingen het gewicht van de stelling om het paard op zijn lijn te houden. Probeer ernaar te streven dat je het paard bij disbalans terug de lijn op stuurt en vervolgens weer los laat. Het doel hiervan is dat het paard leert om zelf recht te blijven. Als hij dat kan, ontwikkeld het paard een belangrijk en noodzakelijk stuk van zijn rompstabiliteit en het op eigen benen lopen, zonder steun van zijwieltjes. Wanneer het paard verder is in zijn ontwikkeling, dan is het streven om tijdens elke wending de juiste lengtebuiging te vragen en na de wending het paard perfect recht te maken in gelijke aanleuning. De invloed van de gewichtshulpen is iets waar de ruiter zich altijd heel bewust van moet zijn. In de wending is het belangrijk om op je binnen zitbeenknobbel te zitten en op de rechte lijnen het gewicht over beide zitbeenknobbels gelijk te verdelen. Daarbij draai je met je schouders en je heupen mee in de richting waar je naar toe gaat. Probeer ze parallel aan de schouders en heupen van je paard te houden. Als je de rechte lijn opkomt, breng je zowel je schouders als je heupen weer recht, net zoals je paard dat doet.

94 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 89 DE HALVE EN DE HELE DIAGONAAL De halve en hele diagonale zijn lijnen die een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van het verticale evenwicht en de hierbij behorende rompstabiliteit op de rechte lijn. Qua uitvoering en techniek verschillen de halve en hele diagonaal niet zoveel met de kwartlijn. Het zijn beide lijnen die gaan over een bepaalde lengte van de rijbaan. Toch hebben ze psychisch en fysiek wel een ander effect op het paard. Hierdoor kunnen we op de halve en hele diagonaal de verticale balans van het paard verder perfectioneren. Bij de hele diagonaal verander je van richting. Dat betekent dat je voor en na de diagonaal een wending hebt waarmee je van richting veranderd, kom je ook scheefheid tegen in beide richtingen. De lijn begint bijvoorbeeld vanaf de linkerhand en eindigt op de rechterhand, waardoor je in beide richtingen de scheefheden tegenkomt. Laten we eens een linksgebogen paard bekijken die van richting veranderd zoals op de afbeelding rechts aangegeven staat. De valkuil voor dit paard is dat hij bij de H moeilijk de wending uitkomt omdat het zwaartepunt te veel boven het rechtervoorbeen ligt. Na de wending dient het paard met zijn hoofd en hals recht te komen en het zwaartepunt in het midden te houden, dus niet op of over de schouder te lopen. Dit zal lastig zijn voor dit paard omdat de ongelijke spierspanning en de ongelijke aanleuning het lastiger maken om recht te komen. Je kunt om te beginnen het paard op deze lijn balanceren door het gewicht van de stelling in te zetten. Je gebruikt de stelling die nodig is om het paard op de lijn te houden richting de F. Tussen het paard zijn oren door moet je deze letter kunnen zien. Wijkt het paard van de lijn af, dan stuur je zoveel als nodig is om het paard weer op deze lijn te krijgen en laat je hem vervolgens los om te controleren of het paard het nu zelf kan. Aan het einde van deze lijn zal een linksgebogen paard de overgang naar de rechterhand lastig vinden. Ook hier is de kans groot dat het zwaartepunt te veel boven het rechtervoorbeen ligt en het paard de wending op de rechterschouder maakt. In dit geval zet je het gewicht van de stelling wederom in om het paard verticaal te balanceren. Als een paard moeite heeft met deze lijnen, is het aan te raden er meerdere achter elkaar te rijden. In dit geval zou je dus gelijk weer bij de K een nieuwe diagonaal kunnen maken. Zo blijf je deze lijn herhalen totdat het paard zelf meer balans kan houden en de voorwaarts neerwaartse tendens zich aanbiedt.

95 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 90 In een later stadium wanneer je paard reeds geleerd heeft met lengtebuiging te werken, kun je deze lijnen anders gaan rijden. Dan is het streven om tijdens elke wending de juiste buiging te vragen. Het verticaal balanceren doe je dan niet meer met het gewicht van de stelling, maar met een verticale ophouding. Deze hulp komt later in dit e-book aan bod. Als je aan deze lijnen lengtebuiging toe gaat voegen, dan komt dit ook de gelijke aanleuning ten goede doordat je gerichter werkt aan de gelijke spierspanning in de rug. Wat dan gebeurt is dat het paard de wending gaat leren inzetten vanuit de buitenteugel en na de wending weer rechtkomt door het volgen van de ruiter zijn binnenhand. Je kunt dus via de aanleuning, de verbinding, heel gericht bepaalde spieren stretchen. Dit is echter wel een beetje gevorderd werk. Om dit te kunnen bereiken begin je met het verticaal balanceren middels het gewicht van de stelling. Het aanleren van lengtebuiging doe je op de volte. Als het paard dit beheerst, dan ga je het samenvoegen in andere oefeningen zoals o.a. in de hele diagonaal. De halve diagonaal lijkt in praktisch opzicht niet zo veel te verschillen van de hele diagonaal. Toch is er 1 belangrijk verschil; je blijft op dezelfde hand. Hierdoor kom je de scheefheid en disbalans tegen van alleen die richting. Je kunt je dus op alleen dat stukje focussen en dit oplossen. Als je de halve diagonaal met een linksgebogen paard op de rechterhand rijdt, zal je voornamelijk het afsnijden op de rechterschouder tegenkomen. Let er dan goed op dat het paard pas mag wenden als jij stuurt en tot aan het einde de lijn afmaakt. Je moet dus echt bij de A en de C op de hoefslag uitkomen. Het paard moet als het ware met zijn neus deze letters kunnen aanraken. Het is belangrijk dat je dit alles nooit zwart- wit moet benaderen en altijd blijft voelen wat je paard je verteld en aangeeft. Het blijft een feit dat een paard in beide richtingen op en over de schouder kan lopen en het gaat erom dat je het gevoel krijgt om dit balansballetje in het midden te houden. Zeker naarmate een paard rechter wordt, kan het per training of zelfs gedurende een training wisselen wat het paard doet. Alleen als je blanco leert voelen, kun je hier ook blanco op leren reageren, zonder in je hoofd te bedenken of dit nu bij een links- of een rechtsgebogen paard past.

96 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 91 DE RUIT De ruit is familie van de kwartlijn, de halve en hele diagonaal en de vierkante volte. De manier van sturen en balanceren is dan ook exact hetzelfde. Om die reden ga ik dat niet nogmaals herhalen. Ik zal wel uitleggen waarom de ruit erbij hoort en wat de toegevoegde waarde van deze oefening is. De ruit hoort er zeker bij en is geen oefening om mee te beginnen. Je zal namelijk merken dat je veel en snel moeten sturen, want de lijnen zijn kort maar krachtig. Om deze oefening goed te kunnen uitvoeren is het hebben van een goede focus noodzakelijk, anders ben je steeds te laat met wenden. Zoals de oefening hiernaast staat afgebeeld, kan hij onmogelijk met een paard gereden worden. De scherpte van de hoeken bij de letters zijn niet op die manier haalbaar. Dit plaatje is meer bedoelt om je een beeld te geven hoe de oefening eruit ziet. In werkelijkheid kan de vorm dus anders zijn, uiteraard afhankelijk van je paard. Stel dat je begint met de ruit vanaf de letter B. Kijk voor de B al richting de A om op de juiste lijn uit te komen. Focus je op een punt een meter voor de A. Halverwege de lijn B-A, kijk je alvast naar de E en richt je je op een punt een halve meter voor de E. Halverwege de A-E lijn focus je op een punt een meter voor de C. Halverwege de E-C lijn kijk je alvast naar een punt een halve meter voor de B. Het lijkt nogal technisch sturen op deze manier. Dat is ook nodig omdat je anders niet goed uit komt. Naast het technische stuk, zal je het paard wel steeds weer verticaal in balans moet sturen wat uiteraard de overhand zal hebben. Deze oefening is een waardevolle om te kijken hoe goed jouw focus is en of je echt kunt uitkomen waar je wilt of dat je je te veel laat leiden door het paard zijn (dis)balans. Tegelijkertijd oefen je hiermee de inwerking van je gewichtshulpen. Op de rechte lijnen zijn die gelijk verdeelt. In de wendingen zit je op je binnen zitbeenknobbel. Vergeet niet tijdens de wending mee te draaien in je bovenlichaam met je schouders en heupen en breng ze weer recht op de rechte stukken.

97 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 92 VOLTE VERTICAAL IN BALANS STUREN Op een volte kun je onderscheid maken tussen het werken in lengtebuiging en de volte slechts verticaal in balans sturen zonder lengtebuiging. Het uiteindelijke doel is om het paard in een correcte lengtebuiging de volte te laten maken. Het paard zal echter eerst moeten leren de volte verticaal in balans te maken. Een paard is op de volte verticaal in balans als hij niet op of over de schouder loopt. Hij heeft dan op beide voorbenen evenveel gewicht en het zwaartepunt ligt exact in het midden en niet boven één van de voorbenen. De volte is dé oefening die laat zien hoe een paard gebogen is in zijn lijf. Op de volte draait alles om de juiste lengtebuiging en laat dat nou net het punt zijn waar je met een scheef paard tegenaan loopt op de cirkel. Er zijn namelijk een aantal gevolgen die de natuurlijke scheefheid met zich meebrengt op het moment dat we op de volte gaan werken met een paard. We zullen dit moeten begrijpen om een oplossing te kunnen bieden. Ik zal aan de hand van een linksgebogen paard laten zien wat de gevolgen op de volte zijn. Te beginnen met de volte linksom. Een linksgebogen paard zal op de volte linksom geneigd zijn om zich te hol te maken aan de linkerkant (door de korte, sterke, stijve spieren) en te bol aan de rechterkant (door de lange, slappe, soepele spieren). Het zwaartepunt ligt hierdoor op het rechtervoorbeen. De massa is altijd geneigd in de richting van het (over)gewicht te gaan en het paard zal daarom geneigd zijn over de schouder te lopen. Hij heeft als het ware moeite om te draaien, de schouder mee te nemen. Dat is niet zo gek, want er is veel te veel gewicht op het rechtervoorbeen terwijl hij naar links moet wenden. Dit belemmert het paard. Als gevolg van het over de schouder lopen, zal de achterhand meestal ook uitzwaaien.

98 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 93 Door het over de schouder lopen, ontstaat er ongelijke aanleuning. Het paard zal moeite hebben om de linkerteugel aan te nemen en neemt te veel aanleuning aan de rechterteugel. Dit heeft weer alles te maken met de holle en bolle zijde van het paard. Zoals al eerder aan bod is gekomen, brengt een linksgebogen paard het zadel naar rechts. Op de volte linksom zal dit versterkt worden op het moment dat het paard over de schouder loopt. Hoe holler het paard links wordt, hoe meer de gewichtshulpen naar rechts worden verplaatst. Het ruitergewicht komt dan nog eens bovenop de kilo s die het paard al te veel draagt op rechtsvoor en dus wordt het wenden naar links nog lastiger voor het paard. Sommige paarden breken letterlijk uit op deze volte, omdat ze simpelweg niet kunnen draaien. Het paard hangt scheef naar buiten. Hierdoor worden de gewrichten in het rechter voorbeen scheef belast en dit geeft wrijving. Deze overdreven buiging ontstaat doordat het paard zijn linkerzijde te veel aanspant en eigenlijk op slot zet. Daarom volgt het paard de linkerteugel ook niet of nauwelijks. Doordat de rechterzijde hier geen weerstand tegen biedt, maar zich slap houdt, wordt de wervelkolom aan die kant te bol. Het paard loopt dat ook letterlijk tegen het rechterbeen van de ruiter aan.

99 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 94 De gevolgen voor een linksgebogen paard op de volte rechtsom zullen als volgt zijn: De korte, sterke, stijve spieren aan de linkerkant, belemmeren de wervelkolom om links bol te worden. De lange, slappe, soepele spieren rechts kunnen zich te weinig aanspannen en kunnen hierdoor de wervelkolom onvoldoende hol maken aan de binnenkant. Dit is juist een voorwaarde om de juiste lengtebuiging aan te kunnen nemen. I.p.v. te buigen valt het paard op het rechtervoorbeen. Daar ligt in een linksgebogen houding namelijk het zwaartepunt. Het op de schouder lopen, wordt gekenmerkt door het naar binnen vallen van het paard. De massa is wederom geneigd in de richting van het (over)gewicht te gaan en in dit geval is dat naar binnen. Doordat het paard dit compenseert met de achterhand, zal hij deze naar rechts brengen en het binnenachterbeen naast de massa plaatsen i.p.v. naar het zwaartepunt.

100 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 95 Ook op deze volte zal de ruiter ongelijke aanleuning tegenkomen. Hetzelfde probleem dat zich voordoet op de volte linksom. Het paard blijft (te) hol links en heeft daarom moeite om de linkerteugel aan te nemen. Doordat het paard (te) bol blijft rechts, loopt hij tegen de rechterteugel aan en maakt hier te veel contact. Dit wordt alleen maar versterkt door het op de schouder vallen rechts. Veel ruiters compenseren het op de schouder vallen door de gewichtshulpen naar buiten te brengen. Hierdoor komen zadel en ruiter scheef en deze scheve belasting geeft veel spanning in de rug. De beschrijving hierboven is uiteraard gebaseerd op hetgeen er meestal op de volte, gerelateerd aan de scheefheid, gebeurt. Het is echter zo dat een paard in beide richtingen zowel op als over de schouder kan lopen en het gaat er vooral om dat de ruiter dit leert voelen, zodat hij het verticale balansballetje exact in het midden leert houden. Zeker naarmate het paard door de training rechter wordt, zal het minder zwart-wit worden op welke schouder het paard valt. Leer jezelf aan om altijd blanco te voelen wat er gebeurt qua balans en hierop te anticiperen.

101 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 96 Ik wil je m.b.v. deze 2 afbeeldingen het verschil laten zien tussen een paard die verticaal recht is op de volte, zonder lengtebuiging, maar wel met gelijke aanleuning, en hoe het eruit ziet als een paard buigt op de volte en hierbij tevens verticaal in balans is, met gelijke aanleuning en hierbij ook nog zijn ruiter op de binnenkant laat zitten. Het gymnastiserende effect van de lengtebuiging op de volte is groot. Het is echt een basisoefening die een groot gedeelte van de symmetrische ontwikkeling van het lichaam op zich neemt. Door het creëren van een holle en een bolle zijde is met name het stretchen van de buitenzijde waardevol. Daarnaast komt door de lengtebuiging het binnen achterbeen meer onder de massa en die wordt hierdoor meer belast. Dit been kan daardoor sterker worden en wat gewicht van het diagonale voorbeen overnemen. Het paard zal meer schoudervrijheid krijgen en het voorbeen krijgt een betere landing en rolt mooier af. Dit is uiteraard minder schadelijk. Je begrijpt dat dit dus het streven is waar je naar toe wilt werken. Echter begint dit bij het leren de volte te maken in het juiste verticale evenwicht. Van daaruit kan de lengtebuiging op de volte worden aangeleerd. Dit is lastiger omdat je veel meer disbalans en scheefheid voor je kiezen krijgt. Om te beginnen gaat de ruiter het paard op de volte verticaal in balans brengen door gebruik te maken van het gewicht van de stelling. Dit werkt precies hetzelfde als op de rechte lijnen. De ruiter stippelt de volte ergens uit, kijkt over die lijn heen en stuurt het paard over deze denkbeeldige volte lijn heen. Loopt het paard op de schouder, dan heeft hij meer gewicht op het binnenvoorbeen en verkleint de volte. De ruiter gebruikt dan het gewicht van de stelling naar buiten om de overtollige kilo s van het binnenvoorbeen af te sturen. Hoeveel de ruiter moet sturen is afhankelijk van hoeveel het paard uit balans is.

102 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 97 Én hoeveel het paard op de schouder valt en hoe gemakkelijk hij zich hier vanaf laat sturen. Als de ruiter weer terug op zijn oorspronkelijk denkbeeldige volte is, dan is het goed. Dit heeft allemaal te maken met doseren en leren voelen. Op het moment dat het paard over de schouder loopt, gaat de massa naar buiten en maakt het paard de volte groter. Om weer terug op de lijn te komen, brengt de ruiter beide handen naar binnen en vergroot je indien nodig de stelling naar binnen. Zodra het paard weer op de lijn is, ontspan je en stop je met deze hulp om te controleren of het paard zelf recht kan blijven. Een paard kan in beide richtingen op en over de schouder lopen. Dit kan zelfs iedere volte of per gedeelte op de volte verschillen. Toch zie je over het algemeen dat hele scheve paard in de holle richting over de schouder (vanwege het te veel inbuigen) en in de bolle richting op de schouder lopen (vanwege het moeilijke inbuigen). Als het paard verticaal in balans is op de volte, kan de ruiter gemakkelijker zijn zwaartepunt boven zijn binnen zitbeenknobbel houden en de gewichtshulpen zullen dan correct inwerken op het paard. Veel ruiters zijn geneigd de disbalans van het paard te compenseren door naar buiten te gaan zitten. Dit betekent ongelijke gewichtsverdeling over de paardenrug; zadel en ruiter bevinden zich meer aan de buitenzijde van het paard.

103 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 98 Een volgende stap is om op de volte te werken aan de perfect gelijke aanleuning. Dit is het bewijs dat de lange rugspier zich nergens vastzet of blokkeert. Om een paard naar gelijke aanleuning toe te rijden, is het belangrijk dat je leert voelen. Maak van je handen een weegschaal. Je streven is een gelijkwaardig contact/gewicht. Voel in je handen met welke teugel het paard wel contact maakt en met welke teugel niet. Op de teugel die het paard niet aanneemt, ga je contact zoeken en de teugel waar het paard zelf contact op maakt, ga je iets verminderen in verbinding. Houd deze verbinding zo stabiel mogelijk gelijk. Na verloop van tijd neemt het paard deze gelijke aanleuning over en zal de hand van de ruiter volgen. Op dat moment ga je voelen tot waar het paard je handen volgt en tot waar de aanleuning gelijk blijft. Raakt de verbinding weer ongelijk, dan ga je opnieuw voelen en het contact gelijk aanbieden aan het paard. Uiteindelijk zal het paard steeds langer deze gelijke verbinding tot stand houden en hierdoor ook verticaal rechter blijven op de cirkel.

104 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 99 DE SLANGENLIJN De slangenlijn is een oefening om het paard van achter naar voren los te sturen door het zijdelings stretchen en het om beurten laten ondertreden van het binnenachterbeen. Dit in combinatie met het verticaal balanceren, maakt het een zeer effectieve oefening voor het paardenlichaam en komt de ontspanning ten goede. De slangenlijn leren aan je paard is absoluut een belangrijke toevoeging aan de basis. Met deze oefening ga je al een stuk gerichter gymnastiseren in combinatie met het verticaal balanceren. Daarnaast leer je heel bewust om te gaan met je gewichtshulpen, en je houding en zit tijdens de wendingen en op de rechte lijn. Wanneer het paard het principe van het gewicht van de stelling goed begrijpt, dan is het sturen van een slangenlijn een volgende stap. Hiernaast zie je een afbeelding van een slangenlijn en hoe deze lijn zich d.m.v de training ontwikkeld. Zo ziet het er echter niet gelijk uit als je begint. Deze rechte lijnen zijn namelijk gelijk en ieder bocht is gelijk. In het begin wordt de grootte van de wendingen en de lengte van de rechte stukken bepaald door het verticale evenwicht van je paard. Hierdoor kan het aantal bochten flink lager uitpakken dan op de bovenstaande afbeelding te zien is. In het begin is soms één slinger haalbaar. Dit worden er steeds meer naarmate het paard zich ontwikkelt. Hoe je precies van start gaat met het uitvoeren van een slangenlijn zal ik nu gaan uitleggen. Ook hierbij begint het met de focus vooruit. Het is belangrijk heel duidelijk een punt te nemen waar je naar toe wilt rijden en waar het paard zijn lichaam naar toe moet brengen. Stippel als het ware de lijn uit waarop jullie je willen gaan bevinden. Maak vervolgens de wending, bijv. vanaf de F. Houd je focus scherp naar

105 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 100 het ene punt waar je de lijn naar toe uit hebt gezet en zorg ervoor dat het paard met beide schouders op deze lijn loopt voordat je de nieuwe wending inzet. Voor het balanceren zet je het gewicht van de stelling in. Wend pas weer af als het paard echt volledig op je denkbeeldige lijn loopt, anders is er nog verticale disbalans. Je kunt een aantal dingen tegenkomen tijdens de slangenlijn. Om te beginnen bij de wendingen. Tijdens elke wending kan het paard op of over de schouder lopen en dien je het verticale balansballetje in het midden te houden. Na de wending dient het paard op de rechte lijn eveneens deze balans te behouden. Hierbij kan het zijn dat zijn hoofd en hals nodig zijn als balanceerstok, als zijnde het gewicht van de stelling. Het is dus mogelijk dat het paard verticaal recht is m.b.v. een kleine stelling. Het belangrijkste is de gewichtsverdeling tussen beide voorbenen. Het rechtkomen in de hals is een stap verder. Als het paard tijdens de wending naar binnen valt, breng je zijn hoofd naar buiten. Voel aan je binnen zitbeenknobbel hoeveel je moet corrigeren. Op het moment dat het paard je weer op de binnenkant laat zitten, is de balans hersteld. Het over de schouder lopen is eveneens een bekend fenomeen tijdens de slangenlijn. Het paard komt maar moeilijk de bocht door en leunt enorm op de schouder aan de bolle kant. Het paard maakt hierdoor de wending veel te ruim. Op dat moment is het belangrijk dat je echt doorstuurt totdat het paard op jouw lijn/punt uitkomt en dat kan soms niet meevallen. Hierdoor kan het zijn dat iemand in het begin soms aan de overkant van de bak uitkomt omdat het paard zoveel op de schouder valt. Stuur je echter niet zo ver door en het paard leunt nog op de bolle schouder, dan zal hij op het moment dat je de nieuwe wending inzet direct omvallen naar binnen. Daar lag immers nog te veel gewicht. Begin elke wending door te kijken waar je naar toe gaat rijden. Vervolgens draai je mee in je bovenlichaam en ga je op je binnen zitbeenknobbel zitten. Als het paard recht komt op de rechte lijn, ga je recht zitten en blijf je 2 á 3 passen op de rechte lijn. Vervolgens richt je jezelf op een nieuw punt, geef je met je zit aan waar je naar toe wilt en maak je de wending. Let erop dat je steeds een knik houdt in je elleboog en probeer te sturen alsof je aan het fietsen bent. Draai mee in je bovenlichaam en je ellebogen. Losjes en makkelijk sturen. Als je basis op de slangenlijn is bevestigd, dan kun je variaties gaan brengen om zo de lat iets hoger te leggen. Zo is het nuttig om van elke wending een (kleine) volte te maken. Het gymnastiserende effect en het belasten van het binnenachterbeen wordt op die manier versterkt. Blijf hierbij alert op de gelijke aanleuning. Dat is in elke oefening wat je probeert na te streven en wat zeker in het begin niet altijd gelijk zal lukken. Dat geeft niet, het kost tijd. Je ervan bewust worden en leren voelen is om te beginnen alvast heel waardevol. Van daaruit kun je dit gevoel gaan ontwikkelen en uitbouwen.

106 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 101 DE CONTRASTELLING Het paard wordt middels de contrastelling uit zijn natuurlijke scheefheid gehaald en gaat hierdoor zoeken naar een nieuw evenwicht waarin hij recht komt. Van daaruit bereikt het paard de voorwaarts neerwaartse tendens. De contrastelling bewerkstelligt de nageeflijkheid aan de buitenteugel. Door het zijdelings stretchen van de lange rugspier kan deze spier zich gaan ontspannen en wordt gewerkt aan gelijke spierspanning in de rug. Bij een scheef paard is in het begin niets zo waardevol als het leren werken met contrastelling. Paarden die volledig in het verzet waren, konden middels de contrastelling binnen een kwartier ontspannen en losgelaten bewegen. Afgekeurde, kreupele paarden werden m.b.v. de contrastelling weer zuiver. Ik heb echt wonderen zien gebeuren, simpelweg door het toepassen van contrastelling. Contrastelling is redelijk eenvoudig toe te passen en door de steun van de hoefslag en omheining laagdrempelig om aan te leren. Ik zal beginnen met uitleggen, waarom de contrastelling kan worden ingezet en wat de meerwaarde ervan is voor het lichaam én het rechter en soepeler worden van je paard. Om te beginnen pak ik er een afbeelding bij van de natuurlijke scheefheid van een linksgebogen paard. Op deze afbeelding zie je de ongelijke bespiering van een linksgebogen paard. De natuurlijke scheefheid word veroorzaakt door ongelijke bespiering. Deze ongelijke bespiering zorgt ervoor dat de wervelkolom hol wordt aan de linkerkant en bol aan de rechterkant. Dit brengt veel gevolgen met zich mee. De manier waarop het paard zijn lichaam gebruikt wordt hier sterk door beïnvloed. Denk hierbij aan het verticale evenwicht, de ongelijke aanleuning, het scheef belasten van het lichaam en tevens ook de ruiter scheef dragen. Op het moment dat we op een paard gaan rijden, zullen we ons er op moeten richten deze natuurlijke houding van het paard te veranderen om problemen te voorkomen. De contrastelling speelt een grote rol om in dit proces een belangrijke stap te maken. Laten we nog eens bekijken wat er gebeurt met een linksgebogen paard, linksom op de rechte lijn. Bij voorkeur de kwartlijn. Dit paard zal vanwege de ongelijke bespiering iets naar links willen kijken, zich hol maken aan de linkerkant en bol aan de rechterkant. De gewichtshulpen van de ruiter worden hierdoor naar rechts gebracht en dat betekent dat de ruiter scheef komt te zitten.

107 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 102 Er gebeuren 2 dingen op deze lijn die het voor het paard bijna onmogelijk maken om te kunnen ontspannen. De grootste boosdoener is de korte, sterke, stijve bespiering links. Die brengt het paard in zijn natuurlijke scheefheid en verplaatst het verticale evenwicht. Door de contrastelling toe te passen, kunnen we deze korte, sterke, stijve spieren langer en soepeler maken en wordt het paard uit zijn natuurlijke buiging gehaald. Hierdoor wordt de wervelkolom niet langer naar links hol getrokken. Doordat er een holle en bolle zijde ontstaat, ontstaat er ook een ongelijke gewichtsverdeling op de rug. Een linksgebogen paard brengt namelijk het zadel naar rechts. Dit komt door de buiging in de wervelkolom naar links. De rechterzijde van het paard komt wat omlaag en spant zich bovendien te weinig aan (vanwege de lange, slappe, soepele spieren). Hierdoor zakt het zadel naar rechts en hiermee ook de ruiter. Vaak zakt ook het bekken aan de bolle kant en dat zorgt ervoor dat het zadel nog makkelijker scheef komt te liggen. Deze afbeelding laat zien hoe enorm waardevol de contrastelling kan zijn. De afbeelding toont een linksgebogen paard. Bij aanvang van de training (linker afbeelding) is het paard zo scheef, dat de ruiter met ¾ van het gewicht op de rechterkant van het paard zit. Door slechts de contrastelling toe te passen, wordt het paard uit zijn natuurlijke scheefheid gehaald en kunnen de gewichtshulpen gelijk worden verdeeld over de rug. Zadel en ruiter komen recht. Voor het paard een absolute voorwaarde om te kunnen ontspannen in de rug. Doel van de contrastelling in de holle richting: De korte, sterke, stijve spieren langer en soepeler maken zodat de wervelkolom recht komt en de spierspanning zich evenredig ontwikkelt. Ervoor zorgen dat het zadel recht op de rug komt en de gewichtshulpen gelijk kunnen worden verdeeld.

108 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 103 Hetzelfde linksgebogen paard gaan we nu rechtsom op de rechte lijn bekijken. Door de buiging naar links komt er meer gewicht op het rechter voorbeen. In sommige gevallen draagt het paard zo n 100 kilo of meer met dit been t.o.v. het been aan de holle kant. Niet verwonderlijk dat dit been een groot risico loopt op overbelasting en slijtage wanneer we op een paard gaan rijden en dit niet verhelpen. Het zwaartepunt ligt boven het rechtervoorbeen. Als we met een linksgebogen paard de rechte lijn op de rechterhand gaan rijden, dan zal hij door zijn scheefheid geneigd zijn om steeds naar rechts te gaan. Hij valt dan in dit geval naar binnen en wijkt van zijn lijn af naar binnen. Door natuurlijke wetten is de massa geneigd in de richting van het (over)gewicht te gaan en dat is in dit geval naar rechts. Vaak is het zo dat als een paard naar rechts valt, en we dit niet correct corrigeren door het paard weer in het juiste verticale evenwicht te brengen, hij steeds meer uit balans raakt en naar rechts valt. Het geeft in ieder geval veel spanning bij het paard omdat die letterlijk het gevoel krijgt te gaan vallen. Ontspannen in zijn lichaam wordt dan wel heel lastig voor het paard. Een paard wat verticaal uit balans is en op de rechter schouder valt, zal zich op de rechte lijn niet in een hoek van 90 graden t.o.v. de grond bevinden. Als gevolg hiervan zal het paard zijn achterhand wat naar rechts brengen om zich hiermee op te vangen en zijn lange rugspier aanspannen om overeind te blijven. Veel paarden versnellen op het moment dat ze op de schouder vallen om te voorkomen dat ze omvallen. Dit is te vergelijken met een motor. Hoe platter deze door de bocht gaat, hoe meer vaart hij zal moeten behouden om niet om te vallen. Vooral bij paarden die in galop veel vaart maken is op de schouder vallen de oorzaak. Dat is het moment waarop de contrastelling om de hoek komt kijken en een hele waardevolle taak op zich kan nemen. Namelijk het paard weer verticaal in balans brengen. Het paard zal hierdoor weer recht komen t.o.v. de grond.

109 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 104 In de bolle richting zorgt de contrastelling ervoor dat het paard niet op de rechterschouder kan vallen. Hierdoor komt het paard verticaal in balans en kan hij de voorwaarts neerwaartse tendens bereiken waardoor hij mentaal en fysiek kan ontspannen. Door de contrastelling toe te passen, komt het effect van het gewicht van de stelling om de hoek kijken. Het gewicht van de stelling is ongeveer 100 kilo. Door het paard zijn hoofd en hals te verplaatsen, kunnen we dus kilo s verplaatsen. We gebruiken dan zijn hoofd en hals als balanceerstok. Deze theorie passen we toe bij het linksgebogen paard wat rechtsom op de rechte lijn naar binnen wilt vallen. Door het gewicht van de stelling naar links te brengen, voorkomen we dat het paard de gelegenheid krijgt om op de rechterschouder te vallen. Hierdoor komt het paard verticaal in balans in een hoek van 90 graden t.o.v. de grond. Van daaruit bereikt het paard de voorwaarts neerwaartse tendens en ontspant zich. Er is nog een reden dat de contrastelling in de bolle richting gereden wordt. Dit heeft alles te maken met ongelijke aanleuning. Ongelijke aanleuning wil zeggen dat het paard geen gelijke verbinding heeft op beide teugels. Doordat het paard links (te) hol is, zal hij meer moeite hebben om de linkerteugel aan te nemen en verbinding te maken en de hand te volgen. Doordat het paard (te) bol is rechts, zal het contact op de rechterteugel snel te veel zijn. Het paard zoekt hier te veel (verkeerde) steun op.

110 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 105 De contrastelling in de bolle richting gaat het paard helpen om met gelijke aanleuning te werken waardoor hij recht in zijn lijf komt. Door met een linksgebogen paard op de rechterhand contrastelling te rijden, zal het paard uitgenodigd worden om de linkerteugel aan te nemen en te volgen. Als het paard de linkerteugel volgt, komt hij daardoor recht omdat hij zich dan stretcht aan de linkerkant. Het is absoluut noodzakelijk om zo min mogelijk met de rechterteugel te doen alvorens het paard de linkerteugel aanneemt. Een linksgebogen paard wil namelijk graag met meer contact op de rechter dan op de linkerteugel lopen en kan zich op die manier dan ook scheef houden. Hoe meer we zelf aan rechts gaan terug trekken, hoe meer het paard zijn linkerkant aanspant. De bespiering links zal zich dan alleen maar sterker ontwikkelen. Als het paard zich vanuit de linkerteugel recht kan zetten, heeft hij ook geen holle en bolle zijde meer. Hij zal dan geen reden meer hebben om meer op de rechter teugel te leunen. De nageeflijkheid aan de buitenteugel die door deze oefening ontstaat is erg belangrijk. Het paard zal hierdoor leren om de wendingen te draaien door de buitenhand te volgen. Het paard stretcht dan zijn buitenkant en buigt zich naar binnen. Echt eenvoudig is dit voor een scheef paard echter niet en er zal dus enige training aan vooraf gaan eer dit goed bevestigd is. Daaraan draagt elke oefening zijn steentje bij. Doel van de contrastelling in de bolle richting: Voorkomen dat het paard op de binnenschouder valt. Gelijke aanleuning krijgen vanuit de buitenteugel.

111 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 106 In beide richtingen geldt dat de hoeveelheid contrastelling zal afhangen van wat het paard nodig heeft. Dit vergt enige feeling van de ruiter. Ik zal hier enkele tips voor geven. Als in de holle richting (linksom voor een linksgebogen paard) het zadel scheef op de rug ligt, dan zal zoveel contrastelling gebruikt moeten worden als nodig is om het zadel recht op de rug te krijgen. Dit kan een klein beetje zijn, maar ook heel veel. De ruiter moet leren voelen wanneer de gewichtshulpen gelijk verdeeld zijn. Belangrijk is vooral dat er op beide zitbeenknobbels evenveel gewicht is, de beugels gelijk belast worden en de ruiter niet in knikt in zijn heup. Laat bij twijfel altijd even iemand meekijken van achteren om te controleren of de contrastelling genoeg is om het zadel recht te krijgen. Het kan namelijk zijn dat je zo gewend bent aan het scheef zitten, dat het juist scheef voelt op het moment dat je recht zit. Een stukje bevestiging vanaf de grond kan je hierbij ondersteunen. In stilstand kun je goed voelen hoeveel contrastelling er nodig is om recht te komen zitten. Stel het linksgebogen paard naar rechts totdat je voelt dat het paard zadel en ruiter verplaatst. Je moet minimaal het paard zijn oog en neusgat aan de kant van de stelling goed kunnen zien. De meeste paarden gaan lopen net voordat ze zichzelf rechtzetten. Het voelt natuurlijk vreemd voor ze omdat ze zo gewend zijn aan deze natuurlijke scheefheid, dat recht komen verwarrend kan zijn. Het paard moet dit leren. Daarnaast komen ze ook in beweging op het moment dat ze in halt op de schouder vallen. Dit is wederom het motor effect en kan gebeuren als je de stelling naar de bolle richting toe vraagt. Een verticale ophouding kan hierbij helpen. Let er wel op dat jezelf ook mee zit en leert de holle zijde meer te gaan belasten. Ook jij kan er aan gewend raken te veel op de bolle kant te zitten. In de bolle richting is het van belang de hoeveelheid contrastelling aan te passen aan hoeveel het paard op de rechterschouder valt. Vraagt de ruiter contrastelling en het paard valt nog steeds op de binnenschouder, dan zal nog meer contrastelling nodig zijn om het paard kilo s te laten verplaatsen naar het buitenvoorbeen. Hetzelfde geldt voor het aannemen van de buitenteugel in de bolle richting. Rij die contrastelling die nodig is om ervoor de zorgen dat er spanning op de teugel komt te staan. Met spanning bedoel ik dat de teugel niet mag klapperen of in een boogje hangt. De ruiter zorgt ervoor dat er verbinding is. Op het moment dat het paard aan de teugel gaat terug trekken (verbinding maakt), dan geeft de ruiter het paard de teugel weer terug. Het paard zal dan de ruiterhand volgen omdat hij aanleuning neemt op deze teugel. Als ruiter is het belangrijk dat je leert om niet meer te geven dan wat het paard neemt. Als je voelt dat het paard lichtjes aan je hand begint aan te trekken, dan geef je om te beginnen 1 cm. Als het paard die ene centimeter volgt, dan probeer je er nog 1 cm. aan toe te voegen. Volgt het paard niet, dan ben je de aanleuning kwijt en herhaal je de oefening om deze connectie te herstellen. In het begin kan dit moment heel kort zijn en kan het paard alweer na enkele passen de verbinding verbreken door los te laten. Hij is dan terug gevallen in zijn natuurlijke scheefheid en de ruiter zal de oefening moeten herhalen. Uiteindelijk zal de ruiter bereiken dat het paard in beide richting nageeflijk is op de buitenteugel.

112 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 107 Het paard bereikt vanuit de buitenteugel de voorwaarts neerwaartse tendens en komt recht. Er is dan (tijdelijk) geen contrastelling meer nodig. Op het moment dat het paard weer terugvalt in zijn natuurlijke scheefheid, zal de contrastelling hem daar uithalen en de ontspanning terug brengen. Tot slot wil ik nog even ingaan op welke richting de ruiter het beste kan beginnen met de contrastelling. Dit hangt volkomen af van het paard. Er zijn paarden waarbij het niet zoveel uitmaakt in welke richting je met de contrastelling start, maar in sommige gevallen is het cruciaal om in de juiste richting te beginnen. Een paard wat het zadel en de ruiter extreem scheef draagt, zal eerst geholpen moeten worden om deze recht te dragen. In dat geval is de contrastelling in de holle richting nodig en kan hier ook het beste mee gestart worden. Een paard wat echter overbelast is op het been aan de bolle kant (het rechtervoorbeen van een linksgebogen paard), zal juist beter kunnen beginnen in de bolle richting om zo te voorkomen dat het paard op de schouder valt en dit been nog meer belast. Zo heb je ook paarden die in het verzet komen op het moment dat er een te sterke inwerking is op de teugel aan de bolle kant (de rechter teugel bij een linksgebogen paard). Die paarden kun je ook het beste in de bolle richting starten door ze de buitenteugel te leren aannemen en volgen en de binnenteugel los te laten. In de meeste gevallen kun je niet zo snel een foute keuze maken in welke richting je begint. Dan kun je de keuze baseren op wat je paard het meest nodig heeft. Is hij juist erg stijf en strak aan de linkerkant van zijn lijf, dan is het een goed idee om middels de contrastelling in de holle richting eerst deze korte, sterke, stijve bespiering langer en soepeler te maken. Valt je paard erg op het rechtervoorbeen, dan kun je er juist voor kiezen in de bolle richting te starten. Je traint deze oefening sowieso in beide richtingen. Alleen kan de kant waar je mee begint er aan bijdragen dat het paard het snelste kan ontspannen wat uiteraard voor het lichaam het beste is.

113 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 108 Het paard zal in het begin wel even nodig hebben om zich middels de contrastelling recht te zetten. Wissel dus niet te snel van richting. Pas op het moment dat het paard recht(er) komt en de voorwaarts neerwaartse tendens bereikt, ga je van hand veranderen. Dit kan in het begin zomaar 10 minuten of langer duren. Bij extreem scheve paard of paarden die erg vast zitten, komt het wel eens voor dat je pas na drie kwartier een klein beetje ontspanning krijgt. Door het zijdelings stretchen middels de contrastelling, wordt op dat moment de lange rugspier aan de bolle zijde op lengte gebracht en gestretcht. Hierdoor komt de doorbloeding meer op gang en wordt deze spier langer. Vervolgens kan het paard deze zijde van zijn lichaam ontspannen. Naast de technische inwerking van de contrastelling zoals op de pagina s hierboven beschreven wordt, is het zijdelings stretchen in beide richting om naar gelijke spierspanning toe te werken, het meest waardevolle wat deze oefening te bieden heeft. Uiteindelijk zal de contrastelling op de kwartlijn gereden moeten worden. Het paard komt dan echt volledig recht en in het juiste evenwicht. Toch is dit in het begin meestal vrij lastig, omdat de stuurtechniek van de ruiter dan al goed bevestigd moet zijn. Het paard zal veel meer ondersteuning nodig hebben van o.a. verticale ophoudingen om de stelling aan te kunnen houden zonder hierbij op de schouder te vallen. Begin met het aanleren van deze oefening op de hoefslag om zo jezelf en je paard meer steun en begrenzing te geven. Op die manier kan de ruiter zich focussen op het ontwikkelen van het juiste gevoel en de timing. Op de kwartlijn contrastelling rijden, zal een scherpere focus van de ruiter vergen die bij voorkeur constant voor zich uitkijkt en zich richt op één punt.

114 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 109 DE TEUGELVOERING Laten we om te beginnen eens bekijken wat de teugelvoering is op rechte lijnen is wanneer het paard recht en verticaal in balans is. De ruiter dient zijn handen op gelijke hoogte, boven de schoft, naast elkaar te dragen. De duimen zijn het hoogste punt en er zit een knik in de ellebogen. De armen hangen los en ontspannen langs het lichaam. Wat ontzettend belangrijk en zelfs noodzakelijk is, is dat de ruiter altijd een knik heeft in zijn elleboog. Van de ruiters elleboog tot aan het paard zijn hoofd, dient er een rechte lijn te zijn. De knik in de elleboog is zo belangrijk omdat het voorkomt dat de ruiter zijn arm te veel kan spannen en vastzetten. Daarnaast ontstaat er bij een gestrekte arm te veel neerwaartse druk in het paard zijn mond en/of op zijn hoofd wat een valse knik en verkeerde nageeflijkheid als gevolg kan hebben. Op het moment dat het paard op een rechte lijn zijn verticale evenwicht verliest en op de binnenschouder valt, dient de ruiter dit te corrigeren. Dit kan m.b.v. het gewicht van de stelling. Dit kan men doen door met de buitenteugel een openingsteugel (van de hals) te rijden en met de binnenteugel een geslotenteugel (tegen de hals).

115 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 110 De ruiter plaatst biede handen naar buiten om zo de voorhand te verplaatsen en het evenwicht te herstellen. Hoeveel en hoe lang deze hulp duurt, is afhankelijk van hoeveel het paard valt en hoe snel hij zich weer rechtop laat zetten. De ruiter dient dit te leren voelen en herkennen om zo de hulpen goed te kunnen doseren. Valt het paard op de rechte lijn naar buiten, dan is er meer gewicht op het buitenvoorbeen. De ruiter kan dit corrigeren door met de binnenteugel een openingsteugel te rijden en met de buitenteugel een geslotenteugel. De ruiter verplaatst beide handen naar binnen om zo weer de balans te herstellen. Veel paarden zijn geneigd om voor elke bocht op de schouder te vallen om zo vroegtijdig de wending in te zetten. Dit is niet correct en kan zelfs schadelijk zijn voor het paard. Wanneer een paard dit doet, kun je steeds voordat het paard op het punt komt dat hij naar binnen valt, een (kleine) openingsteugel rijden met de buitenteugel. Op die manier geef je het paard een laatste berisping om verticaal recht te blijven. Geef het paard vervolgens de buitenteugel weer terug zodat hij vanuit de buitenteugel de bocht leert de draaien. Een paard kan ook tijdens de wending zijn verticale balans verliezen en op of over de schouder lopen. Wanneer het paard over de schouder de bocht door gaat, draagt hij meer gewicht op het buitenvoorbeen. Dit komt doordat het paard zich te hol maakt aan de binnenkant en daardoor verplaatst het zwaartepunt zich het naar buitenvoorbeen. Als de ruiter ervoor zorgt dat het paard zich niet hol kan maken aan de binnenkant, blijft het zwaartepunt correct en kan het paard draaien i.p.v. te vallen. Dit kun je doen door een geslotenteugel te rijden met de buitenteugel en een openingsteugel met de binnenteugel. De gesloten buitenteugel voorkomt dat het paard zich te hol maakt. De openingsteugel aan de binnenkant helpt het paard om te draaien, maar mag in dit geval absoluut geen stelling vragen. De gesloten buitenteugel moet dit voorkomen. Een paard dat over de schouder de bocht door wil, moet eerst leren om de wendingen te maken zonder binnenstelling en soms zelfs met een lichte contrastelling. Pas als het paard geleerd heeft de wendingen te maken in het juiste verticale evenwicht, kan weer met stelling gewerkt worden. In het begin werkt de stelling tegen het paard, wanneer hij over de schouder geneigd is te wenden, omdat hij dan niet meer met de schouders mee kan draaien. Valt het paard tijdens de wending op de binnenschouder, dan kan een openingsteugel met de buitenteugel de balans weer herstellen. Op het moment dat het paard de wending mag maken, geef je hem de buitenteugel door deze naar voren te brengen Zo krijgt het paard de ruimte om de wending in te zetten. Op die manier leert het paard je buitenhand te volgen en de wending in te zetten vanuit de buitenteugel. Het paard kan zich ook leren buigen vanuit de buitenteugel naar binnen toe.

116 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 111 Als hij namelijk de buitenteugel goed volgt, zal hij zich bol maken en stretchen aan de buitenkant. Het kost wel enige training om dit goed voor elkaar te krijgen. Je kunt hiervoor de basis leggen door voor elke bocht even de buitenteugel aan te nemen (contact te maken), het paard recht te houden en te laten wachten met wenden. Vervolgens geef je de buitenteugel op het moment dat het paard de wending in mag zetten. Deze hulp combineer je met je gewichtshulpen en je houding en zit. Op het moment dat je bijvoorbeeld een wending naar links wilt maken, kijk je eerst waar je naar toe wilt rijden. Focus je op een punt. Vervolgens ga je op je binnen zitbeenknobbel zitten (binnenbeen los en ontspannen laten afhangen) en draai je mee naar links in je schouders en heupen. Door vanuit je schouder te leren draaien, breng je vanzelf je buitenhand naar voren en je binnenhand een beetje terug. Vergelijkbaar met sturen zoals op een fiets. Een paard kan beide kanten op zowel op als over de schouder lopen. Toch zie je vooral bij paarden die nog erg scheef zijn dat zij in de holle richting sneller geneigd zijn over de schouder te lopen en in de bolle richting op de schouder. Dit komt doordat het paard in de holle richting snel te veel stelling aanneemt en zich te hol maakt waardoor het zwaartepunt zich naar het buitenvoorbeen verplaatst. In de bolle richting is het juist andersom en heeft het paard moeite zich hol te maken aan de binnenkant vanwege de korte, sterke, stijve spieren aan de holle kant. Het paard maakt zich bol aan de binnenkant en valt op het binnenvoorbeen. Naarmate het paard rechter wordt, zal dit alles veel minder eenduidig zijn en wordt het corrigeren steeds subtieler. In het begin kan het nodig zijn om groot te sturen. Door te werken aan de balans en de fijne afstemming met je paard, worden deze correcties steeds kleiner en reageert het paard gevoeliger.

117 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 112 BEENHULPEN Wat doe ik dan met mijn benen? Dit is een vraag die ik met grote regelmaat beantwoordt tijdens mijn lessen en de eerste kennismaking met de Atletische Rijkunst. Het antwoord is simpel, de uitvoering ervan is echter een hele uitdaging. Zo min mogelijk en bij voorkeur niets! Dat is voor vele ruiters behoorlijk omschakelen en ik weet als geen ander hoe snel je weer in je oude patronen terug valt omdat bepaalde dingen zo n gewoonte zijn geworden. Ik heb immers in het verleden ook met veel been gereden en zelfs met sporen omdat het paard door mijn constante aandrijven alleen maar verder afstompte voor mijn hulpen. Sterker nog, ik heb ooit met sporenbandjes gereden die vast zaten van mijn stijgbeugels naar de singel om op die manier te leren mijn benen stil te houden. Natuurlijk was dit geen oplossing want ik werkte immers niet aan de oorzaak van mijn onrustige benen. Het ontstaan van wiebelbenen kwam door meerdere dingen. Om te beginnen was ik niet consequent genoeg in het aanhouden en rijden in een tempo. Wanneer het paard impuls verloor, loste ik dat iedere keer weer op door weer aan te drijven. Verder reed ik een paard zoals ik dat destijds had geleerd van achter naar voren. Dus met veel been naar de hand toe rijden en op druk laten nageven. Het paard raakte hierdoor zo afgestompt op mijn been, dat het principe hiervan nooit zijn uitwerking heeft gehad. Ik ben heel blij dat ik nu kan ervaren hoe het voelt als een paard echt van achter naar voren naar de hand toe beweegt en daarvoor heb ik echt geen constant drijvende benen nodig. Wel activiteit van achter, maar dat is op verschillende manieren te bereiken, die voor mij effectiever werken. Daar kwam nog eens bij dat ik in die periode voornamelijk met Jacado reed en hij door al zijn lichamelijk ongemakken ontzettend flegmatiek was geworden. Logisch, want het rijden was niet bepaald een prettige ervaring voor hem. Als ik nu op terugkijk is het een wonder dat hij überhaupt nog een zadel en ruiter op zijn rug toeliet. Hij was wel zo lief om alles voor je te doen, maar hij was hierbij ontzettend flegmatiek.

118 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 113 Dat bracht ons in een bepaalde neerwaartse spiraal waarin ik hem constant bleef aandrijven omdat hij anders niet bleef lopen. En om hem zogenaamd van achter naar voren te rijden om vervolgens, met een weerstand biedende hand, de enige energie die er was te blokkeren. Gelukkig heb ik hier veel van geleerd en kan ik nu ervaren hoe rustig en ontspannen het rijden kan zijn als je leert voornamelijk niets te doen met je benen. En als je iets doet, dit heel gericht en bewust in moet zetten en om van te voren te bedenken welke reactie je van je paard verwacht zodat je snel kunt reageren wanneer je deze reactie niet ontvangt. Wat mij destijds heeft geholpen om dit oude patroon te doorbreken, was door mijn beenhulpen eerst volledig weg te laten. Ik leerde Jacado op stemcommando s overgangen maken, zodat ik met mijn benen niets hoefde te doen. Pas toen ging ik ervaren hoeveel meer ik hierdoor ging voelen in mijn hele lijf, maar vooral ook vanuit mijn centrum. Ik ontwikkelde veel meer gevoel, balans en rompstabiliteit. Een andere eye-opener voor mij in die tijd, was dat het mij opviel hoeveel verkeerde steun ons been kan geven aan het paard en hoe het paard het kan gebruiken als extra zijwieltje. Dit zie je vooral gebeuren op momenten dat het paard op de schouder valt en de ruiter hem met been probeert rechtop te houden. Zo zie je bijvoorbeeld veel ruiters constant drijven met hun binnenbeen gedurende een schouderbinnenwaarts, en zodra ze hiermee stoppen, valt het paard gelijk naar binnen. Dit is het bewijs dat het paard niet op zijn eigen benen loopt, maar op de benen van de ruiter. De oefening kan er dan wel correct uitzien, maar helaas mis je een belangrijk stuk ontwikkeling van de balansspieren. Met name de dieper gelegen buikspieren komen niet aan het werk en deze zijn juist zo belangrijk ter ondersteuning van het skelet. Wat ik mezelf aanleerde, was veel meer te werken met de verticale ophoudingen i.p.v. corrigeren met been en ik merkte aan mijn paarden dat dit veel effectiever werkte. Logisch, want je corrigeert op die manier daar waar de disbalans zich bevindt, namelijk de schouder en niet de buik. Deze komt slechts mee omdat de hele massa meekomt. Naast het feit dat het paard op die manier niet kan gaan leunen op het been van de ruiter, kan je als ruiter veel meer leren voelen en het paard leren (aan)sturen vanuit je centrum. Dit is zo anders rijden en heeft voor mij heel veel gebracht op het gebied van leren voelen. Zonder zadel rijden is hiervoor perfect. Je gaat bij disbalans immers gelijk je benen en je knieën klemmen om te voorkomen dat je valt. Terwijl als je leert loslaten, ontspannen en vanuit je centrum je balans te vindt, je dan zelf ook veel meer je dieper gelegen buikspieren ontwikkelt.

119 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 114 Hoe kun je nu je paard leren om op lichte hulpen te reageren, en om in één tempo te blijven werken zonder zelf impuls te verliezen? Dit alles draait om het maken van afspraken met je paard. Je kunt je paard zo programmeren als jij wilt. Als je hem wilt leren aandraven als je aan zijn oor trekt, dan kun je hem dat leren. Het is maar net wat en hoe je programmeert. Het nadeel voor veel ruiters is alleen dat je hier ontzettend consequent in moet zijn en volledig bewust moet worden van je handelingen en de reactie hierop van je paard. Daar ligt al de eerste uitdaging. Ik maak onderscheid tussen twee dingen. De eerste is de reactie op de hulpen om iets te veranderen, zoals het tempo of gang. Daarnaast is het binnen een gang belangrijk dat het paard met constant dezelfde impuls vanuit de achterhand naar voren toe beweegt. Deze onderwerpen mag je even los van elkaar zien. Wat ik met een paard afspreek, is dat binnen een bepaalde gang de impuls constant hetzelfde moet zijn tenzij ik iets anders aangeef. Verandert het paard zelf zijn tempo door bijvoorbeeld langzamer te gaan, dan blijft mijn been gewoon stil hangen en geef ik een klikje met mijn tong en vervolgens een berisping met de zweep. Het klikje geeft het paard nog de gelegenheid om de zweep te voorkomen. Deze wil je bij voorkeur liever niet gebruiken. Je moet soms het paard echter wel kunnen aanscherpen. Als ze dit principe eenmaal kennen dan is in 9 van de 10 keer het klikje voldoende om weer activiteit op de roepen. Daarna beloon je het paard en ga je opnieuw voelen of de impuls hetzelfde blijft. Je moet dus scherp gefocust blijven op je paard. Ten tweede leer ik een paard overgangen maken op stemhulpen in combinatie met een lichte beenhulp. Die beenhulp duurt maximaal 1 seconde. Ik ga als volgt te werk bij een paard die dit principe nog moet leren. Hierbij neem ik een overgang van stap naar draf. Ik begin met mijn energie veranderen en mijn balansballetje naar voren te laten draaien. Vervolgens komt ook mijn bovenlichaam lichtjes naar voren en zeg ik let op draf. Daarna geef ik 1 seconde been met het gedeelte onder mijn knie (dus een hele kleine onzichtbare hulp). Draaft het paard dan niet aan, dan geef ik een berisping met de zweep. Zodra het paard aandraaft, beloon ik hem uitvoerig en ga direct terug naar stap om dit proces te herhalen. Bij de meeste paarden hoef je dit slechts 2 keer te herhalen. Daarna draven ze al aan op je zit- en stemhulpen. Als je dit hebt geprogrammeerd, zul je hier vervolgens wel voor altijd consequent in moeten blijven omdat het anders niet werkt. De meeste paarden zullen wel gaan testen hoe vasthoudend je hier in bent en het is een uitdaging voor jezelf om deze communicatie heel bewust en gericht te laten verlopen.

120 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 115 DE VERTICALE OPHOUDING Een verticale ophouding is een krachtig middel om het paard in verschillende oefeningen weer terug in het juiste verticale evenwicht te brengen, zonder het gewicht van de stelling in te hoeven zetten. Dit maakt het mogelijk om het paard o.a. tijdens het rijden van de stelling, buiging en zijgangen in balans te brengen zonder de stelling te hoeven veranderen. Op die manier heeft de oefening ook daadwerkelijk het gymnastiserende effect voor het lichaam en kan het paard het gewicht op het betreffende achterbeen leren dragen. Bij het maken van een verticale ophouding pas je een techniek toe die het paard leert om, middels het verzetten van de voorhand, het gewicht van de betreffende schouder af te halen en het zwaartepunt weer in het midden te brengen. Op die manier wordt voorkomen dat één voorbeen scheef en te veel wordt belast. Daarnaast is het noodzakelijk dat het zwaartepunt van de voorhand zich in het midden bevindt omdat het anders onmogelijk is om het gewicht op het (binnen)achterbeen te krijgen en uiteindelijk op beide achterbenen. Ik zal hieronder m.b.v. foto s en tekst uitleggen hoe de verticale ophouding gegeven wordt. Voordat ik dat doe, is het belangrijk dat je weet wat de normale teugelvoering tijdens de diverse oefeningen is. Op de rechte lijn wanneer het paard zijn hoofd en hals recht voor zijn lijf heeft, zijn beide handen op gelijke hoogte boven de schoft naast elkaar. Vraag je stelling, dan rijd je aan die betreffende kant een openingsteugel (van de hals) en aan de andere kant (bolle teugel) een gesloten teugel (tegen de hals). De openingsteugel aan de holle kant is een hele waardevolle en belangrijke teugel. Deze vraagt namelijk stelling aan het paard waardoor de andere zijde van het lichaam wordt gestretcht en op lengte gebracht. Door die teugel van de hals te houden, kan het paard er niet op gaan steunen en/ of in gaan hangen.

121 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 116 Je zult merken dat een paard dit moet leren, want de neiging om steun te zoeken op die teugel is groot. Dit gaat bijna altijd gepaard met een gebrek aan souplesse en balans om slechts alleen stelling aan te nemen, zonder het zwaartepunt direct naar de schouder aan de holle kant te verplaatsen. Het doel van de verticale ophouding is dan ook het paard zijdelings te stretchen en gymnastiseren, zonder dat het paard daarbij steunt op teugel- en beenhulpen. Hierdoor kan een belangrijk stuk rompstabiliteit zich ontwikkelen en leert het paard echt op eigen benen de oefening uitvoeren. Een simpele manier om het paard vertrouwd te maken met de verticale ophouding, is tijdens het vragen van contrastelling. Je rijdt bijvoorbeeld op de linkerhand over de hoefslag en vraagt hierbij stelling naar rechts door je rechterhand van de hals te brengen (openingsteugel). Je linkerteugel is hierbij gesloten (tegen de hals). Op het moment dat het paard op de rechterschouder valt en dus richting de omheining loopt, heeft op dat moment het verticale evenwicht zich verplaatst naar het rechter voorbeen. Om de overtollige kilo s weer te verplaatsen ga je op dat moment een verticale ophouding maken. Maak van de openingsteugel een geslotenteugel en van de geslotenteugel een openingsteugel. In dit geval komt dus je rechterteugel tegen de hals en de linkerteugel van de hals. Belangrijk is wel dat je met rechts de stelling aanhoudt. Om dit te bereiken breng je als het ware je rechterhand in een denkbeeldige lijn richting je linkerheup. Neem voldoende aanleuning om de stelling te behouden. Dat is namelijk ook het doel van deze teugel. De linkerteugel, die zich opent, breng je opzij en naar achteren. Maak deze beweging vanuit je elleboog. Houd je elleboog gebogen en voorkom een gestrekte arm. Een gestekte arm zet zich vast en geeft te veel druk en spanning op je arm. Daarnaast ontstaat er op die manier een neerwaartse druk op het hoofd van het paard. Hetzij in de mond, hetzij op het (bitloze) hoofdstel. De verticale ophouding zal in iedere oefening die het paard leert van pas komen. Hij is dan ook van onschatbare waarde en is echt een basishulp die het paard mag leren begrijpen. Nadat het paard heeft kennisgemaakt met de verticale ophouding in de contrastelling, kun je hetzelfde gaan herhalen met het vragen van binnenstelling op de rechte lijn. Daarbij zul je met wat meer verticale disbalans te maken krijgen.

122 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 117 Het is voor veel paarden lastig om te leren alleen maar stelling aan te nemen en in de rest van het lichaam recht te blijven. Dit heeft te maken met een gebrek aan souplesse. Het paard heeft moeite om te stretchen, zonder hierbij op de schouder te vallen. Het is makkelijker om op de schouder te vallen dan de stelling aan te nemen. Als je stelling vraagt, open je de binnenteugel. Valt het paard vervolgens, dan balanceer je hem met een verticale ophouding zoals op deze afbeelding is te zien. Vanuit de binnenstelling op de rechte lijn kun je deze verticale ophouding ook leren inzetten op de volte bij het aanleren van de lengtebuiging. Ook hierbij leert het paard om in de stelling het gewicht van de schouder af te halen. Het zal niet meevallen om op dat moment op je binnen zitbeenknobbel te blijven zitten, maar dit is wel het streven. Breng het paard met beide teugels weer terug naar jouw denkbeeldige volte lijn en pas dan rijd je weer een openingsteugel aan de holle kant. Hiermee kun je checken of het paard voldoende verticaal recht is gekomen of nog steeds op de schouder leunt. Wanneer het paard over de schouder loopt, kun je een verticale ophouding naar binnen toe maken door beide handen naar binnen te brengen. De buitenteugel blijft gesloten en werkt sterker in naar binnen. De binnenteugel opent zich verder. Het kan voor komen dat hierbij de buitenteugel over de manenkam heen komt. Dit is niet erg, het gaat erom dat het paard weer verticaal recht komt en gevoeliger wordt voor deze hulp. In een later stadium wordt dit veel subtieler.

123 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 118 DE HORIZONTALE OPHOUDING Een ophouding heeft als doel (her)balanceren. Een horizontale ophouding draagt bij aan het verplaatsen van het horizontale evenwicht van het paard. Middels horizontale ophoudingen gaat het paard meer gewicht overnemen met de achterhand en kan de voorhand vrijer en lichter bewegen. Om te leren werken met de horizontale ophoudingen is het belangrijk dat je leert voelen en rijden vanuit je centrum. Je centrum bevindt zich in het midden van je lichaam. Als je wilt rijden vanuit je centrum, probeer je te leren voelen vanuit het gebied achter je navel. Stel jezelf voor dat zich daar een bal bevindt, je balansballetje. Dat balletje is je beste vriend, want die kan de afstemming met je paard heel fijngevoelig maken en ontwikkelen. Door dit balletje te leren besturen, kun je op hele subtiele wijze je paard horizontaal balanceren en leren verzamelen. Als je kan voelen waar dit balansballetje zich bevindt, probeer je dan te visualiseren dat die diep in je centrum ligt en altijd met jou meebeweegt. Je kunt het balletje ook gericht een opdracht geven. Zo kun je hem tijdens een horizontale ophouding achteruit laat rollen in de richting van de pijlen op deze afbeelding. Tijdens dit achteruit rollen probeer je tevens een denkbeeldige lijn te creëren vanuit het midden van je hoofd, richting de staartinplant van je paard. Deze lijn helpt mee om je bovenlichaam energetisch te sturen waar naar hij naar toe moet. Paarden reageren ontzettend goed op energetische hulpen omdat ze hier gevoelig voor zijn. Voor het maken van een correcte horizontale ophouding is veel gevoel en timing nodig. Wanneer je niet volledig één bent met je paard, dan mis je signalen waardoor je paard kan afstompen voor jouw hulpen, omdat je toch niet reageert.

124 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 119 Dit kan voor een paard verwarrend zijn. Word dus heel bewust van je hulpen en de reacties van het paard. Maar verlies niet uit het oog dat deze afstemming onderdeel is van het proces en het kost dus tijd om dit lijntje heel subtiel te ontwikkelen. Het geeft dus niet wanneer dit lijntje en gevoel er niet gelijk altijd zijn. Het gaat erom bewust te worden van het juiste gevoel en de afstemming met je paard. Bij het maken van horizontale ophoudingen kun je onderscheid maken tussen een halve horizontale ophouding en een hele horizontale ophouding. Het verschil is slechts de duur ervan. Een hele ophouding gebruik je voor een progressieve of niet progressieve overgang. Een halve ophouding gebruik je om binnen een bepaalde (zij)gang het paard meer gewicht te laten overnemen met de achterhand. Een horizontale ophouding maak je door je bovenlichaam lichtjes achter de loodlijn te brengen en je balansballetje achteruit te laten rollen. Zodra het paard hierop reageert, breng je je bovenlichaam weer op de loodlijn en laat je het balansballetje weer de andere kant op rollen, meegaand met de beweging. Je begint dus met op de kleinste reactie van je paard te reageren door de ophouding te stoppen en je positie weer terug naar het uitgangspunt te brengen; de loodlijn. Blijft het paard in hetzelfde tempo, ritme en impuls bewegen, dan doe je niets meer. Raakt het paard uit balans en gaat hij versnellen, dan maak je opnieuw een halve horizontale ophouding. Uiteindelijk kun je dit steeds verder gaan uitbouwen en kun je de voorwaartse energie, de impuls, gebruiken om van de stuwkracht steeds meer draagkracht te maken. In de basis gaat het er eerst om dat het paard deze ophoudingen leert begrijpen en de ruiter ze leert afstemmen op het paard. Het is tevens mogelijk een horizontale ophouding te combineren met een verticale ophouding. Op die manier komt het paard zijn verticale en horizontale balansballetje in balans.

125 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 120 Op deze afbeelding is goed te zien wat het verschil in houding is bij de ruiter. Wat ook zichtbaar wordt is dat de handen van de ruiter automatisch meegaan in de ophouding. De inwerking die hierdoor op het paardenhoofd ontstaat is subtiel, maar wel voelbaar voor het paard. Over het algemeen reageren de meeste paarden direct op deze hulpen. Wanneer een paard die gevoeligheid echter niet laat zien, kan het nodig zijn dat de ruiter de hulp opbouwt door de handen om de teugels te sluiten en, naar gelang het paard reageert, de druk op te bouwen. Zodra het paard de kleinste reactie terug geeft, door langzamer te gaan, hoe weinig ook, ontspant de ruiter direct en stopt de ophouding. Op die manier bouw je dat steeds verder uit. Door disbalans tijdens de horizontale ophoudingen kan het zijn dat de ruiter zijn onderbenen afsteekt. Hierdoor verliest de ruiter de verbinding met zijn centrum en komt in de stoelzit terecht. Zeker in draf betekent dit dat men achter de beweging van het paard aankomt, wat pijnlijk en zelf schadelijk is voor de rug. Wanneer je dit overkomt, kun je proberen om tijdens de ophouding het gevoel in je onderlijf te kunnen houden alsof je gaat knielen. Of je kunt je hakken richting het paard zijn flanken en je knieën richting de grond brengen.

126 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 121 Het maken van dergelijke ophoudingen werkt het allerbeste als het paard gelijke aanleuning heeft. Dat wil niet zeggen dat het persé noodzakelijk is om eerst gelijke aanleuning te hebben alvorens je deze ophouding gaat gebruiken. Het kan namelijk erg nuttig zijn de ophouding toch in te zetten. Het extra voordeel van de ophoudingen als er gelijke aanleuning is, is dat er direct connectie is met het achterbeen, waardoor je gemakkelijk de achterhand kunt laten ondertreden en tot dragen brengen. Het is zinvol het paard in de basis alvast vertrouwd te maken met de halve en hele ophoudingen en sowieso om ze tijdens overgangen in te zetten. Van daaruit krijgen ze steeds een grotere rol naarmate het paard zich verder ontwikkelt. Zeker tijdens de oefeningen van fase 2 en 3 hebben ze een belangrijke functie. De afstemming wordt dusdanig dat je zelfs een piaffe en levade kunt inzetten vanuit het laten rollen van je balansballetje in combinatie met energetische hulpen.

127 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 122 HOUDING EN ZITOEFENINGEN Tijdens het rijden draait alles om balans. Ruiter en paard dienen met elkaar in balans te zijn en elkaar hierin niet te storen. Natuurlijk gebeurt dit wel eens, maar we zullen als ruiter moeten leren om altijd ons zwaartepunt boven die van het paard te houden. Er zijn bepaalde oefeningen die ons kunnen helpen om dit te ontwikkelen en te verbeteren. Het ontwikkelen van een goede onafhankelijke zit duurt (minstens) een mensenleven lang en houdt dan ook nooit op. Het is verstandig hier geregeld bewust mee aan de slag te gaan om een betere ruiter voor je paard te worden. De houding van een ruiter op het paard valt te vergelijken met de houding van dezelfde persoon op de grond. Iemand die van zichzelf een holle rug heeft, is dat op het paard niet ineens kwijt. Je zult dus je eigen houding moeten analyseren om je zogenaamde zwakke punten te ontdekken. Aan deze punten kun je dan werken. In eerste instantie vanaf de grond, maar daarna uiteraard ook te paard. Het werken aan je houding is iets wat je niet alleen op je paard kunt doen. Sterker nog, dat heeft geen enkele zin tenzij je minstens 8 uur per dag op een paard zit. De gemiddelde ruiter rijdt een uurtje per dag en om grote veranderingen te krijgen in je houding, zul je meer dan dat ene uurtje nodig hebben. Tijdens alle dagelijkse activiteiten zal je moeten leren je lichaam correct te gebruiken en de juiste spiergroepen aan te spreken. Ook door bepaalde sporten (bijv. pilates, yoga) vergroot je je eigen rompstabiliteit en balans. Wist je dat salsa dansen heel goed is voor ruiters? Deze dans maakt ons los in ons centrum en ontwikkelt met name de diepere gelegen buikspieren welke een groot deel van onze stabiliteit op het paard bewerkstelligen. Tegenwoordig is Zumba in opkomst. Een goede manier om actief bezig te zijn met je lijf en tegelijkertijd helpt het je een betere houding en zit te ontwikkelen door het trainen van bepaalde spiergroepen. De verlichte zit De meeste mensen kennen de verlichte zit van het springen of het draven over cavaletti s. Tijdens de verlichte zit komt de ruiter volledig uit het zadel en kan op die manier de paardenrug ontlasten. Boven de sprong is dit zelfs noodzakelijk om het paard voldoende ruimte te geven om de sprong te kunnen maken. De verlichte zit wordt dus vooral gezien als een functionele houding die de ruiter aan moet leren voor het springen.

128 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 123 De verlichte zit kan de ruiter echter perfect leren hoe en wanneer hij in balans is met zijn paard en waar hij zich vast houdt in zijn lijf. Tijdens de verlichte zit dient de ruiter de schwung en de deining van de paardenrug te leren absorberen en afvloeien met zijn enkel-, knie- en heupgewricht. Als de ruiter dat kan, dan zal de onderrug van de ruiter in staat gesteld worden veerkrachtig te zijn en het paard te volgen in zijn bewegingen. De verlichte zit kan uitgevoerd worden in stap, draf en galop en helpt de ruiter om de bewegingen van het paard door zijn lijf heen te laten vloeien en zijn zwaartepunt boven die van het paard te houden. Enkel-, knie- en heupgewricht dienen daarbij soepel en elastisch de bewegingen te laten afvloeien. Houdt de ruiter ergens vast, dan stokt het lichaam en geeft de ruiter een stijf beeld. Dit kan resulteren in bijvoorbeeld een hoofd wat onrustig beweegt, onrustige benen en/of armen. Tevens gebruik ik zelf de verlichte zit in galop als een paard nog niet recht en ontspannen kan galopperen met de juiste voorwaarts neerwaartse tendens. De rug is dan gespannen en strak en het is in dat geval beter deze te ontlasten door uit het zadel te blijven. Het is hetzelfde als doorzitten op een paard die zijn rug niet ontspannen heeft. Dat gaat ook niet en is zelfs schadelijk. Het is leuk en nuttig om variaties aan te brengen als de verlichte zit in stap, draf en galop goed gaat. Je kunt dan je armen opzij brengen en van links naar rechts draaien. Een goede oefening in alle 3 de gangen die de souplesse van de ruiter verbetert, maar ook bijdraagt aan meer balans en coördinatie. Lichtrijden Tijdens het lichtrijden in draf is het essentieel dat het bovenlichaam van de ruiter de juiste positie heeft t.o.v. de rest van zijn lijf. Alleen op die manier kan de ruiter ook daadwerkelijk licht lichtrijden zonder het paard te storen in zijn bewegingen. Hoe ontstaat het lichtrijden eigenlijk? Lichtrijden ontstaat doordat de paardenrug in draf omhoog en omlaag veert. Als het paard zijn lange rugspier ontspant en de voorwaarts neerwaartse tendens bereikt, dan swingt de rug omhoog en omlaag.

129 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 124 Het ene paard heeft dit van nature meer dan de ander, maar deze deining in de rug komt bij alle paarden voor, ongeacht ras of grootte. Het omhoog en omlaag bewegen van de rug komt doordat de draf een tweetakt beweging is met een diagonale beenzetting. Daartussen bevindt zich het zweefmoment. Na het zweefmoment zal 1 voorbeen en 1 achterbeen tegelijk landen. Bijvoorbeeld rechtsvoor en linksachter. Tijdens deze landing buigen de gewrichten in, met name die van de ondervoet. De rug komt op dat moment dus ook omlaag. Op het moment dat het achterbeen wat op de grond staat achter de loodlijn komt en het paard zichzelf afzet, duwt het paard zichzelf weer omhoog en wordt dus ook de rug omhoog gebracht. De ruiter wordt uit het zadel gegooid. Wat is eigenlijk de historie van het lichtrijden? In tijden dat dressuur werd gebruikt om het paard op te leiden als ridderpaard voor in de strijd, hadden we met een hele andere situatie te maken. Ten eerste waren deze paarden puur gefokt voor het verzamelde werk, zodat zij gemakkelijk de sprongen boven de aarde konden uitvoeren in de strijd. Er werd dus vooral gewerkt aan verzameling en het afnemen van de stuwkracht. Het is met name de stuwkracht die de rug omhoog brengt op het moment dat het paard zich afzet. Verder werd er weinig arbeidsdraf gereden. Eigenlijk alleen om zich van A naar B te verplaatsen. De voorkeur ging uit naar de (verzamelde) galop en de passage en piaffe. Het lichtrijden schijnt aan het einde van de 18e eeuw zijn opmars te hebben gemaakt. Toen paarden meer en meer voor andere doeleinden werden gebruikt (o.a. de jacht) en niet alleen maar in verzamelde gangen werden gereden, ontstond het lichtrijden. Het was veel moeilijker om goed te blijven doorzitten op een paard die een flinke arbeidsdraf loopt. Bovendien kregen de ridders enkele uren per dag zitles aan de longe op ervaren goed opgeleide paarden en had de gewone ruiter hier geen tijd/ geduld voor, wat het correct volgen van de paardenrug moeilijker maakt. Dit waren meestal ook geen goed opgeleide paarden die een jarenlange gedegen opleiding hadden gekregen en perfect losgelaten en in balans konden bewegen. Ideaal voor het ontwikkelen van het ruitergevoel. Verkeerd lichtrijden is dus absoluut belastend voor de paardenrug, maar verkeerd doorzitten net zo goed. Zeker op een paard die zijn rug verkeerd gebruikt. Dat geldt ook voor de galop. Zitten op een galopperend paard die zijn rug spant, is zeker niet aan te bevelen. Kies dan liever voor de verlichte zit en zorg dat het paard correct recht en in balans komt zodat hij zijn rug kan gaan ontspannen en de voorwaarts neerwaartse tendens bereikt. Het allerbelangrijkste tijdens het lichtrijden is dat de ruiter de juiste positie heeft met zijn bovenlichaam, aangepast aan het horizontale evenwicht van het paard. Niets is zo belastend voor de paardenrug als een ruiter die achter de beweging komt in draf en hierdoor hard landt in het zadel. Ik ga je een oefening leren die je perfect kan laten voelen wat de positie van je bovenlichaam moet zijn t.o.v. de loodlijn om ook daadwerkelijk licht te kunnen lichtrijden en zacht te kunnen landen.

130 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 125 De ruiter moet dus leren zijn evenwicht aan te passen aan die van het paard. Er zijn werkelijk ruiters die in een arbeidsdraf met hun bovenlichaam de positie hebben die ze tijdens een piaffe zouden moeten hebben. Dat strookt dus niet en daar gaat het vaak mis. Voor het beoordelen van een correcte zit word gebruikt gemaakt van de zogenaamde ideale lijn. Dit is een verticale lijn waarop een paar punten van de ruiter zich moeten bevinden. Ten eerste het oor, dan de schouder, de heup en het enkelgewricht. Vooral heup en enkel moeten zich altijd op dezelfde lijn bevinden voor de juiste balans. Deze afbeelding laat zien wat ik bedoel. De ideale lijn van oor, schouder, heup en enkel is er niet. In ieder geval de lijn tussen enkel- en heupgewricht moet altijd verticaal zijn. Ook dat is niet het geval. De ruiter komt hier dus achter de beweging en landt zwaar. Hieronder is te zien dat de amazone tijdens het sta-moment in draf haar bovenlichaam achter de loodlijn heeft. Oor, schouder, heup en enkel zijn niet op één lijn. Hierdoor zal de amazone achter de beweging van het paard komen. Door de amazone de oefening die verderop in dit e-book volgt, te laten uitvoeren, is haar lichaam tijdens het stamoment perfect op de loodlijn en vormen oor, schouder, heup en enkel één lijn. Hierdoor zal ze de beweging van het paard kunnen volgen en zachtjes in het zadel kunnen landen.

131 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 126 Het resultaat van deze zachte landing is dat de amazone haar bovenlichaam, vanaf de heup, lichtjes voor de loodlijn heeft. Het enkel- en heupgewricht blijven zich op één lijn bevinden. Vanuit deze positie hoeft de amazone alleen maar haar bekken te kantelen tijdens het sta-moment om op een loodlijn uit te komen. Lichtrijden komt vanuit je centrum en de ruiter mag niet te veel vanuit zijn benen zichzelf omhoog brengen. Deze beweging moet door de deining van de paardenrug ontstaan. Ook in stap geldt deze ideale lijn. Hier is te zien dat de amazone zich in stap ook achter de loodlijn bevindt en dus zwaar zit. Verder heeft deze houding een remmende werking op het paard. Sterker nog, tijdens de halve en hele ophouding wordt gebruikt gemaakt van het bovenlichaam achter de loodlijn om het horizontale evenwicht van het paard te laten verplaatsen en te (her)balanceren. Als de ruiter zich constant achter de loodlijn bevindt, heeft dit uiteraard niet het gewenste effect meer. Ook te zien is dat het paard zich achter de loodlijn bevindt en niet de gewenste halslengte heeft. Dit heeft direct gevolgen voor de manier waarop de achterhand kan inwerken en op het ruggebruik.

132 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 127 Het paard loopt met een zogenaamde valse knik en loopt hiermee zichzelf letterlijk vast. Hij wordt op die momenten ook een flegmatiek paard. Er komt op deze manier geen verbinding met het achterbeen tot stand en het paard breekt letterlijk bij de schoft. Dit heeft uiteraard verkeerd ruggebruik als gevolg. De volgende afbeelding toont het verschil nadat ik met de combinatie aan de slag ben gegaan. We hebben aan de zit van de amazone gewerkt, maar ook aan de houding van het paard die zichzelf vast liep door met een valse knik te lopen. Paard en ruiter zijn nu met elkaar in balans. De ruiter kan het paard volgen in zijn bewegingen en is niet langer een stoorzender. Ik heb met het paard gewerkt aan de ontspanning (juiste halslengte) door het paard verticaal recht te richten. De amazone heeft zitles gehad op een ervaren paard aan de longe. Op deze afbeelding komen paard en amazone voor het eerst weer samen met dit prachtige resultaat! Waarom op het buitenvoorbeen/binnenachterbeen lichtrijden? Het wordt iedere beginneling geleerd. Hoe moet je op het goede been lichtrijden, waar kijk je naar? Op het moment dat de buitenschouder naar voren komt, ga je staan. Klinkt heel technisch en dat is ook waar het gelijk de mist in gaat. De beginnende ruiter wordt niet geleerd te voelen wanneer hij op het goede been licht rijdt. Ook ik was zo n ruiter die jarenlang moest kijken of ik op het goede been zat en dit niet kon voelen. Ondertussen kan ik zo op mijn gevoel rijden, dat ik het ook gelijk voel wanneer ik op het verkeerde been licht rij. Dit komt doordat ik weet hoe de achterbenen van een paard aanvoelen en wanneer hij deze gebruikt. Die kun je niet zien wanneer je erop zit, dus door het leren voelen bereik je hetzelfde resultaat. En nog beter eigenlijk, want je zult nooit meer verkeerd zitten. Dit zal je namelijk gelijk merken omdat het dan gek en onlogisch aanvoelt.

133 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 128 De reden dat men ooit bedacht heeft om op het binnenachterbeen en buitenvoorbeen licht te rijden, is dat tijdens het werk op de volte en de zijgangen op die manier het binnenachterbeen kan worden ontlast en de ruimte krijgt om omhoog en naar voren te worden gebracht. De rug van het paard beweegt in draf op en neer, zoals ik al eerder beschreef, maar schommelt ook een beetje van links naar rechts doordat het paard om beurten zijn achterbenen optilt. Deze zijdelingse schommeling mogen we niet beperken en moeten we leren volgen. Tijdens het doorzitten is het heel belangrijk dat de ruiter met zijn bekken het bekken van het paard volgt om deze niet te storen in zijn bewegingen. De sta-sta-zit oefening Dan komen we nu bij de oefening waar het in dit e-book voornamelijk om draait. De oefening waarvan ik zou wensen dat elke beginnende ruiter hem zou leren en dat iedereen die zich op een paardenrug bevindt, deze perfect in balans moet kunnen uitvoeren. Er zouden heel wat paardenruggen bij deze oefening gebaat zijn. Zeker de paarden die gebruikt worden voor beginnerslessen. Ik hoop dat in de toekomst iedere beginnende ruiter eerst op een equisimulator leert lichtrijden en de bewegingen leert volgen, alvorens dit op een paard mag. Veel mensen realiseren zich niet hoe schadelijk het voor een paard is als een ruiter zijn bewegingen niet kan volgen en zelfs belemmerd. Voordat je met deze oefening begint, is het aan te bevelen om de verlichte zit in alle gangen te oefenen zodat je de bewegingen van het paard kan volgen, laten afvloeien en je zwaartepunt boven het paard kan houden. Om je balans, coördinatie, rompstabiliteit en flexibiliteit te verbeteren ga ik je leren dat je, door in een ander ritme als gebruikelijk licht te rijden, exact kunt voelen wanneer je in balans zit (eigenlijk staat) of niet. Normaal gesproken is het ritme in draf, sta-zit-sta-zit enzovoort. Wat ik je wil vragen te gaan doen is sta-sta-zit-sta-stazit enzovoort. Klinkt eenvoudig, maar het valt voor de meeste ruiters niet mee. Je zal merken dat als je je balans verliest, je automatisch ook achter de loodlijn komt en in het zadel ploft. Het is vergelijkbaar met het wisselen van been, alleen blijf je dan 2 keer zitten. Het gaat erom dat je deze fase in de draf overslaat om op het nieuwe buitenvoorbeen te kunnen lichtrijden. Je leert hierdoor om bovenin (als je staat) de bewegingen op te vangen, te absorberen en weer te laten afvloeien door je lijf. Dit lukt alleen als je bovenlichaam de juiste positie heeft.

134 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 129 Enkele Tips: - Doe deze oefening om te beginnen aan de longe zodat je niet met het paard bezig bent en alleen op jezelf hoeft te letten. - Zeg het ritme wat je wilt hard op of in je hoofd. Bij sommige mensen raken de hersenen in de war en moeten gedeprogrammeerd worden. - Doe het om te beginnen 1 keer. Dus 1 keer sta-sta-zit en ga dan weer even gewoon lichtrijden. Heb je je balans hersteld, dan doe je het nogmaals. Probeer het steeds vaker achter elkaar te doen, totdat je het constant dit ritme kan aanhouden. - Steeds als je van been verwisseld kun je 1 keer sta-sta-zit doen. Merk je gelijk of je nog goed in balans bent. - Film jezelf en analyseer je houding m.b.v. de informatie die ik je in dit e-book heb gegeven. - Analyseer met diezelfde informatie de houding van andere ruiters. Dit is erg leerzaam. Bijv. je stalgenoten die aan het rijden zijn, of op een wedstrijdterrein of m.b.v. foto s in paardenbladen. - Je kunt deze zitoefeningen perfect oefenen tijdens een buitenrit of tijdens de warming-up en/of cooling-down van je paard. - Zoek een stalgenoot die net als jij bereid is tijd te steken in het ontwikkelen van meer balans en een betere zit en spreek met elkaar af om 1 keer per week elkaar aan de longe te helpen. - Onthoud goed dat je nooit bent uitgeleerd als ruiter en zeker niet als het gaat om het ontwikkelen van een onafhankelijke zit. Het zadel Het zadel speelt een belangrijke rol als het gaat om de houding en zit van de ruiter. Tegenwoordig zijn zadels met een diepe zit en veel kniewrongen erg in trek bij veel ruiters. Deze zadels dwingen de ruiter letterlijk in een bepaalde houding en dat is niet altijd ten goede van de ontwikkeling van een correcte houding. Ze geven veel te veel verkeerde steun en de ruiter leert niet meer goed om zelf correct te zitten. De benen worden in een bepaalde positie gedwongen terwijl de ruiter door in balans te zijn en het paard goed te leren volgen, vanzelf de juiste beenligging ontwikkeld. Vroeger heb ik ook veel in dergelijke zadels gereden en ik vond het heerlijk. Lekker makkelijk, zeg maar. Als ik dan eens op bijvoorbeeld een springzadel zat zonder al die poespas, dan had ik letterlijk het idee er elk moment af te kunnen vallen. Dat als het paard één schijnbeweging zou maken, ik er gelijk af zou liggen. In de praktijk viel dat wel mee en was het vooral een kwestie van wennen, maar het verklaard wel hoe vast je zit in een zadel met een gedwongen zit.

135 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 130 Ondertussen heb ik zelf al jaren niet meer zo n zadel, maar tref ik er zo nu en dan nog wel een bij een klant waarvan ik het paard even wil aanvoelen. Ik krijg op zo n zadel binnen 5 minuten (en dat is echt niet overdreven) last van mijn enkels. Het zet mijn been vast en mijn enkelgewrichten kunnen de schokken niet meer goed absorberen en laten afvloeien. Eraan terugdenkend weet ik dat ik vroeger ook vaak last van mijn enkels had tijdens het rijden. Na het afstappen, deed het lopen enkele meters zeer waarna de pijn weer verdween. Alsof je enkel op slot wordt gezet en weer even los gemaakt moest worden. Het belemmerd de ruiter dus om zelf een goede zit te ontwikkelen. Het lijkt dan of je goed kan zitten, maar als alle steun verdwenen is voelt het ineens heel anders. Ik ben er dus geen voorstander van omdat het feitelijk symptoombestrijding (slechte zit) is en de oorzaak van het probleem niet aanpakt. Die oorzaak is een slechte balans, het niet kunnen volgen van de bewegingen van het paard en het vastzetten van de gewrichten die hierdoor de bewegingen niet kunnen laten afvloeien. Natuurlijk speelt het paard ook een rol hierin. Op een paard wat zijn lichaam niet goed gebruikt, scheef is en zijn rug niet loslaat, kun je nooit een goede zit ontwikkelen. Sterker nog, een paard die zijn rug niet correct gebruikt, heeft geen schwung in zijn rug en is dus hard in zijn lijf. Met name de rug voelt dan als een plank. Niet echt ideaal voor de rug van de ruiter, die ook de schokken moet opvangen. Voor het paard zijn rug evenmin gezond, want de ruiter bonkt op de rug en veert niet. Beide gaan dus samen. Werk aan het recht zijn, de losgelatenheid en de balans van je paard en werk aan jezelf. Dan pas kunnen ruiter en paard samensmelten tot één geheel en een harmonieus beeld gaan vormen. De achterbenen leren voelen in stap Dit gehele e-book is erop gericht je de basishandvatten mee te geven op alle vlakken; van de omgang tot aan de training van je paard. Een oefening die daarin zeker niet mag ontbreken, is dat je in stap leert voelen hoe het paard zijn bekken en daarmee ook de achterbenen beweegt. Van daaruit kun je dit gevoel ontwikkelen in elke gang en met name ook tijdens de zijgangen. De paardenrug maakt door de voorwaartse stuwkracht een golfbeweging van voor naar achteren. Door de draagkracht ontstaat er echter ook een zijdelingse schommeling van links naar rechts. Deze twee bewegingen dienen we als ruiter te kunnen aanvoelen en volgen. Als we dat gevoel om te beginnen in stap ontwikkelen, dan worden we ons tevens bewust gemaakt van waar de achterbenen van het paard zich bevinden. Deze staan immers in verbinding met het bekken. Om te beginnen ga je jezelf focussen op de beweging die van achter komt. Eventueel sluit je hierbij je ogen omdat je dan meer bij je gevoel komt. Vind je dit spannend, vraag dan iemand je paard te begeleiden, zodat jij even alles kunt loslaten en helemaal uit je hoofd kunt gaan en richting je gevoel.

136 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 131 Als je deze beweging kunt oppikken, ga je dit combineren met het gevoel naar je eigen lijf toe. Probeer zo los en ontspannen mogelijk op je paard te zitten. Hierbij is het loslaten in je centrum een belangrijk onderdeel om met je bekken mee te kunnen bewegen met het paard. Het is de bedoeling dat jouw bekken in beweging wordt gebracht door het bekken en de rug van het paard. Je bekken zal hierdoor mee schommelen van links naar rechts. Je zal voelen dat je zitbeenknobbels om beurten mee omhoog en omlaag swingen met de rug van je paard. Je schouders mogen hierbij ook lichtjes meebewegen. Je lijf is nu eenmaal één groot geheel. Dus probeer ook de beweging subtiel door je hele lichaam heen te laten golven. Op deze manier je rug en bekken gebruiken is niet alleen voor het paard beter, maar zeker voor je eigen lichaam ook helend. Nu je de zijdelingse beweging kunt voelen en volgen, is het tijd dit te gaan verbinden met het voelen van de achterbenen. Ga opnieuw naar het gevoel van de zijdelingse schommeling. Laat hierbij tegelijkertijd heel bewust je benen mee bewegen. Iedere keer dat je been richting de buik van het paard gaat, is het betreffende achterbeen in de lucht. De rug komt aan die zijde omlaag. Dit is tevens te voelen aan je bekken en zitbeenknobbel aan de betreffende zijde. Probeer iedere training meerdere momenten heel bewust naar dit gevoel te gaan. Je zal merken dat je er dan nog bewuster van wordt en het gaandeweg steeds meer automatisch gaat. Zonder zadel rijden Ik kan je aanraden om geregeld zonder zadel op je paard te rijden. Je zou hiervoor een barebackpad kunnen gebruiken. Dit geeft meer grip en steun én het zit comfortabeler. Door het zonder zadel rijden, leer je ontzettend goed de bewegingen van je paard te volgen. Daarnaast ontwikkel je veel rompstabiliteit en zullen met name je dieper gelegen buikspieren je lichaam moeten ondersteunen bij de balans. Deze worden hierdoor goed ontwikkeld en dat is een must voor een onafhankelijke zit. De zijdelingse schommeling van het bekken kun je zonder zadel beter voelen dan met zadel. Als je voor het eerst in draf gaat zonder zadel, kan dit veel disbalans veroorzaken. Begin met een rustig en klein drafje en leer eerst om in dat tempo de beweging te volgen. Als dit lukt ga je proberen impuls toe te voegen en meer richting een arbeidsdraf. In galop is het zonder zadel rijden de ultieme manier om te leren echt volledig vanuit je centrum de beweging te volgen, zonder hierbij je knieën of je benen te klemmen. Loslaten en volgen is alles wat je moet leren doen!

137 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 132 CAVALETTI S EN IN-UITJES Cavaletti s en in-uitjes horen wat mij betreft echt in het basispakket van de training van je paard. Het is de manier om je paard een leuke, uitdagende afwisselende oefening te bieden die tegelijkertijd het lichaam sterker, bewuster en soepeler maakt. Met het uitvoeren van dergelijke oefeningen, train je diverse onderdelen van het lichaam. Cavaletti s zijn dus absoluut in te zetten als wekelijkse onderdeel van de work-out van je paard, zowel vanaf de grond als onder het zadel. Wanneer je begint het paard te leren over de cavaletti s heen te lopen, dan is het belangrijk om dit rustig aan op te bouwen. Stap 1 is altijd dat je het paard laat kennismaken met het nieuwe object wat je aan zijn omgeving toevoegt. Ga vervolgens samen met je paard er overheen. Geef hem de tijd, forceer niets. Als er basisvertrouwen is, dan kun je gemakkelijker stapjes voorwaarts maken dan wanneer er wantrouwen is. Begin gewoon rustig met 1 balkje op de grond. Dit is veilig qua hoogte en van het paard wordt niet gelijk te veel verwacht. Laat het paard er in eerste instantie in beide richtingen overheen stappen. Gaat dit goed, doe dan hetzelfde in draf en vervolgens ook in galop. Voor sommige paarden is dit in een eerste sessie al voldoende. Ga er dus niet van uit dat je gelijk meer balkjes gaat gebruiken. Het zal per paard verschillen hoe ze hierop reageren en het oppakken. Is je paard er aan toe, dan verhoog je het aantal met 1 balkje. De afstand tussen de balkjes is iets waar je een beetje gevoel voor moet leren ontwikkelen. Het heeft namelijk alles te maken met de paslengte van je paard of pony. Observeer of hij goed uitkomt en pas zo nodig de afstand aan. Uiteindelijk kun je het aantal balkjes flink uitbreiden tot wel 10 of meer. Nogmaals: begin rustig aan!

138 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 133 In een later stadium kun je het verkorten of vergroten van de afstand juist gebruiken om het paard zijn passen te verkorten of te laten verlengen. Dit vergt echter wel wat meer ervaring van het paard, dus begin hier niet te snel mee. Je kunt middels de hulpen die je geleerd hebt bij het vrijwerken, met je paard communiceren. Om je paard te helpen zijn lichaam het meest effectief te gebruiken, zou je de longe in kunnen zetten om het paard in een ontspannen houding te laten bewegen. Het bewegen over de cavaletti s en de in-uitjes is dan nog effectiever. Niet ieder paard zoekt uit zichzelf gemakkelijk de voorwaarts neerwaartse tendens op en op die manier help je het paard hierbij. Het springen van in-uitjes kun je het beste doen vanuit galop. Leer het paard eerst over 1 balkje op de grond te galopperen. Bouw dit uit naar 2. Let er wel op dat de afstand tussen de balkjes dan groter is dan in stap en draf. Je kunt ervoor kiezen om het paard direct door te laten gaan, of 1 galopsprong tussen de balkjes te laten maken. Hierin variëren is goed voor het paard zijn focus en coördinatie. Gaat dit goed, maak dan om te beginnen van 2 balkjes een in-uitje door de achterste balk te verhogen. Van daaruit kun je ook het 1 e balkje verhogen. Ook de in-uitjes kun je uitbouwen naar meerdere achter elkaar. Hier geldt echter wederom: neem je tijd en geef het paard de tijd het goed te snappen en te voelen. Dan gaan ze het prettig vinden en er tevens lol in krijgen. Beide zijn van essentiële waarde. Je zou dit kunnen uitbouwen naar af en toe een laag sprongetje voor de uitdaging. Er zullen best paarden zijn die het lage nogal saai vinden. Zeker paarden die gewend zijn hoger te springen. Dergelijke paarden kun je eerder prikkelen door het moeilijker te maken, bijvoorbeeld door meerdere balkjes achter elkaar te leggen. Ter afwisseling is een hoger sprongetje zeker niet schadelijk, maar mijn voorkeur zal er niet te vaak naar uitgaan. De impact op de voorbenen is best heftig en wel iets om rekening mee te houden. Je kunt cavaletti s en in-uitjes op verschillende manier trainen. In vrijheid, maar ook onder de ruiter. Voor je eigen zit- en ruitergevoel is het absoluut waardevol om mee te nemen. Je leert het paard te volgen en in balans te zitten. Daarnaast krijg je feeling voor de passen en het ritme van de beweging van het paard.

139 Copyright Atletische Rijkunst - Monique de Rijk Pagina 134 Je kunt hem ondersteunen om goed uit te komen of juist leren loslaten en het paard zelf laten onderzoeken. Wanneer je moet ondersteunen of loslaten, is een leerzaam proces voor iedere ruiter en is iets wat je met cavaletti s en in-uitjes goed kunt ontwikkelen. Fysiek gezien, hebben deze oefeningen veel toegevoegde waarde. Het op lengte brengen van de bovenlijn, al dan niet om te kijken naar de balken, het aanspannen van de buikspieren en het optillen van de benen maken dat het lichaam veel trainingsgerichte prikkels krijgt. Zo kun je meer bewustzijn en kracht ontwikkelen vanuit het achterbeen. Het stimuleert de schoudervrijheid en stretcht dit gebied van het lichaam eveneens. Vind je het spannend dit onder het zadel met je paard te doen? Doe het dan alleen in vrijheid, maar doe het wel! Het is goed, het is leuk én je geeft je paard weer wat extra afwisseling! Ben je zelf toe aan een extra uitdaging, probeer het dan ook eens zonder zadel. Begin hierbij met 1 balkje en als dat goed voelt en je kunt je balans houden, dan kun je dit rustig uitbouwen. Heb je geen springbalken? Wees dan creatief. Wellicht heb je nog weidepalen liggen of vind je takken die zich ervoor lenen.

Op weg naar evenwicht.

Op weg naar evenwicht. NHB Deurne Op weg naar evenwicht. www.nhbdeurne.nl Doelstellingen De student kan de verschillende evenwicht fasen benoemen. De student kan de samenhang tussen evenwicht fasen en de fasen van het opleidingsschema

Nadere informatie

Cursus Atletische Rijkunst Fase 1

Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Monique de Rijk www.atletischerijkunst.nl Monique de Rijk Cursus Atletische Rijkunst Fase 1 Tweede herziene druk Eerste druk 2014 Tweede herziene druk 2014 2014 Cursus

Nadere informatie

Interview. Verticaal en horizontaal rechtrichten. Een (op)rechte. oplossing

Interview. Verticaal en horizontaal rechtrichten. Een (op)rechte. oplossing Interview Verticaal en horizontaal rechtrichten Een (op)rechte oplossing 64 www.rosmagazine.nl 06/07-2014 Kreupelheid, pijn in de rug, bokken en andere gedragsafwijkingen. Wanneer je paard niet in balans

Nadere informatie

Het opleidingsschema voor menners. Ad Aarts

Het opleidingsschema voor menners. Ad Aarts Het opleidingsschema voor menners Ad Aarts Takt -Gewenningsfase Ontwikkeling stuwkracht -Arbeidfase Losgelassenheit ( ontspanning) Aanleuning (verbinding) Schwung Dürchlässigkeit evenwicht -Ontwikkeling

Nadere informatie

Jaarcursus Train je paard in balans

Jaarcursus Train je paard in balans Jaarcursus Doelstelling a. Kennis opdoen over de natuurlijke scheefheid bij paarden en het rechtrichten van paarden. b. Vaardigheden ontwikkelen voor het gymnastiseren van het paard met behulp van academisch

Nadere informatie

Rechtrichten en Academische rijkunst

Rechtrichten en Academische rijkunst - 1 - Rechtrichten en Academische rijkunst door Richt uw paard recht en rijdt het voorwaarts.. is de veel gebruikte term van Steinbrecht in zijn boek Das Gymnasium des Pferdes. Helaas wordt dit door veel

Nadere informatie

Dit ebook is het resultaat van vele jaren onderzoek en studie en ik hoop dat je veel baat zult hebben bij dit ebook.

Dit ebook is het resultaat van vele jaren onderzoek en studie en ik hoop dat je veel baat zult hebben bij dit ebook. DIT IS VERSIE 2.2 VAN DIT EBOOK Dit ebook is het resultaat van vele jaren onderzoek en studie en ik hoop dat je veel baat zult hebben bij dit ebook. Hierbij het vriendelijke verzoek om onderstaand formeel

Nadere informatie

Rijtechniek Springen. Fases van de sprong en verlichte zit

Rijtechniek Springen. Fases van de sprong en verlichte zit Rijtechniek Springen p Fases van de sprong en verlichte zit Doelstelling van de les De student kan de verschillende fases van de sprong benoemen en herkennen. De student kan aangeven hoe de houding van

Nadere informatie

Hoe te beginnen met het recht richten van je paard?

Hoe te beginnen met het recht richten van je paard? Mijn paard Destiny is de aanleiding geweest voor mijn eigen zoektocht naar de academische rijkunst. Destiny is als 7 jarige op mijn pad gekomen. Toen ik haar voor het eerst zag was de klik er meteen en

Nadere informatie

Basis van de dressuur

Basis van de dressuur Basis van de dressuur De gymnastische basis van de paardensport is dressuur.het beheersen van de basisdressuur wordt over het algemeen gezien als een voorwaarde voor het beoefenen van andere disciplines

Nadere informatie

ZE ZEGGEN DAT JE ZIJGANGEN MOET RIJDEN OM JE PAARD RECHT TE RICHTEN. HMM, HOEZO LOGISCH?

ZE ZEGGEN DAT JE ZIJGANGEN MOET RIJDEN OM JE PAARD RECHT TE RICHTEN. HMM, HOEZO LOGISCH? ZE ZEGGEN DAT JE ZIJGANGEN MOET RIJDEN OM JE PAARD RECHT TE RICHTEN. HMM, HOEZO LOGISCH? IK HEB GEEN IDEE WELK BEEN WAARHEEN MOET! EN WANNEER IS HET SCHUIN GENOEG? ZIJGANGEN ZIJN ZO INGEWIKKELD! MIJN PAARD

Nadere informatie

Welkom! Bij dit gratis e-book + de bijbehorende video. Goed dat je ervoor

Welkom! Bij dit gratis e-book + de bijbehorende video. Goed dat je ervoor VOORWOORD Welkom! Bij dit gratis e-book + de bijbehorende video. Goed dat je ervoor gekozen hebt dit te downloaden en te gaan bestuderen, het kan namelijk heel veel voor je gaan betekenen en veranderen.

Nadere informatie

IN DRIE EENVOUDIGE STAPPEN CHECKEN OF JOUW PAARD IN BALANS IS. (1)Foto's maken. (3)Paard Checken. Uitslag

IN DRIE EENVOUDIGE STAPPEN CHECKEN OF JOUW PAARD IN BALANS IS. (1)Foto's maken. (3)Paard Checken. Uitslag IN DRIE EENVOUDIGE STAPPEN CHECKEN OF JOUW PAARD IN BALANS IS (2) Uitprinten (1)Foto's maken (3)Paard Checken Uitslag Speciaal voor jou heb ik, Janneke Zijderveld van Ruiterbewust, deze checklist opgesteld

Nadere informatie

Het is de bedoeling dat het paard actief aan de longe leert gaan met een regelmatige gang.

Het is de bedoeling dat het paard actief aan de longe leert gaan met een regelmatige gang. Longeren Ieder paard heeft regelmatig beweging nodig, daarvoor is longeren een oplossing. Longeren is ook een goede manier om jonge paarden te trainen. Ze leren dan wat de hulpen van stem, teugel en zweep

Nadere informatie

Balans en Springen Thema Januari

Balans en Springen Thema Januari Balans en Springen Thema Januari Kracht en balans helpen je samen om te ontspannen en te communiceren met je paard. Of je nu dressuur rijdt, western of springt. Tijdens een eerder thema hebben we al stukje

Nadere informatie

De anatomie en de biomechanica van het paardenlichaam INHOUDSOPGAVE

De anatomie en de biomechanica van het paardenlichaam INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE Voorwoord 3 Disclaimer 3 Waarom dit e-book? 4 Anatomie 4 Wat is anatomie? 5 Het skelet 6 De wervelkolom 7 De gewrichten van de achterhand 9 Het heupgewricht en kniegewricht 10 Het spronggewricht

Nadere informatie

Lage rugpijn. Voor meer informatie over onze organisatie kijkt u op: www.fydee.nl

Lage rugpijn. Voor meer informatie over onze organisatie kijkt u op: www.fydee.nl Lage rugpijn Voor meer informatie over onze organisatie kijkt u op: www.fydee.nl Inleiding Lage rugpijn Rugklachten komen veel voor. 4 van de 5 mensen heeft weleens te maken met rugpijn. In veel gevallen

Nadere informatie

Door Maestro recht te richten kan hij nu ontspannen galopperen en de piaffe en levade met gemak uitvoeren.

Door Maestro recht te richten kan hij nu ontspannen galopperen en de piaffe en levade met gemak uitvoeren. VOORWOORD Beste lezer, Is je paard altijd gespannen tijdens het rijden? Wil hij niet afwenden naar een kant? Loopt hij continu te hard of is hij juist niet vooruit te branden? Staakt je paard regelmatig

Nadere informatie

Train your Core Stability with energy lab

Train your Core Stability with energy lab Aandachtspunten bij stabiliteitstraining Om effectief de houdingsspieren in de romp te trainen wordt wordt er op krachtuithouding gewerkt. Dit betekent dat er nooit met zware gewichten en korte herhalingen

Nadere informatie

De basis van de basis - deel 1

De basis van de basis - deel 1 De basis van de basis - deel 1 door Roos Dyson en Maartje Auceps Moeite om je paard nageeflijk of voorwaarts te houden? Valt je paard naar binnen op de ene hand? En zwaait hij uit op de andere hand? Springt

Nadere informatie

Core Stability - serie 1

Core Stability - serie 1 Inleiding Schaatsers zijn vaak zeer eenzijdig ontwikkeld, omdat veel trainingen die we voor het schaatsen doen, vooral gericht zijn op het verbeteren van de beenspieren. Met Core Stability train je je

Nadere informatie

Trainingspaard Torros Amigos

Trainingspaard Torros Amigos Trainingspaard Torros Amigos 05-05-2000 Door Monique de Rijk www.atletischerijkunst.nl Inhoudsopgave Inhoudsopgave. 2 Voorwoord.. 3 Inleiding.. 4 Buikspieren 5 Blokkades.. 5,6 Strakke spieren.. 6 Overstappen...

Nadere informatie

Oefeningen. Uitademen als u kracht zet, inademen als u ontspant.

Oefeningen. Uitademen als u kracht zet, inademen als u ontspant. Oefeningen Sterke en geoefende buikspieren zijn belangrijk. Omdat ongetrainde en slappe buik- en rugspieren kunnen zorgen voor een slechte houding en rugklachten. Bouw het oefenen van de buikspieren langzaam

Nadere informatie

Introductie E- book Academische Rijkunst

Introductie E- book Academische Rijkunst Introductie E- book Academische Rijkunst Marjan Timmerman 1 Voorwoord Leuk dat je mijn E-book hebt gedownload! Het feit dat je dit E-book hebt gedownload betekend waarschijnlijk dat geïnteresseerd bent

Nadere informatie

Houding en zit van de ruiter

Houding en zit van de ruiter Houding en zit van de ruiter 1. Essentie/belang van een correcte houding en zit 2. Houding en zit algemeen 3. Hoe leert iemand bewegen 4. Verschillende zitten 5. De klassieke en onafhankelijke zit 6. Het

Nadere informatie

Thema Mei Basis Dressuur

Thema Mei Basis Dressuur Thema Mei Basis Dressuur Wat is dressuur? Dressuur rijden, wat is dat eigenlijk? In de paardensport zijn er verschillende takken van de sport. Zo heb je bijvoorbeeld het springen, het mennen, de cross

Nadere informatie

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Verkeerde lichaamshoudingen veroorzaken klachten. Eén van de meest voorkomende verkeerde houdingen, wordt veroorzaakt door een naar vorend hangend hoofd,

Nadere informatie

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag.

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag. www.gezondbewegen.nl Rugoefeningen Algemene adviezen: Creëer een vaste plaats en een vast tijdstip en voer de oefeningen twee keer per dag uit Realiseer u, indien de klachten verminderd of verdwenen zijn,

Nadere informatie

Aanleuning en het aangespannen paard.

Aanleuning en het aangespannen paard. Aanleuning en het aangespannen paard. Bijna alles waar we het tot nu toe over hebben gehad, geldt ook voor de mensen die aangespannen rijden. U begrijpt dat het zinloos is om te praten over zit en benen

Nadere informatie

Fitnessbal training. Kern training / Core stability

Fitnessbal training. Kern training / Core stability Fitnessbal training Kern training / Core stability De spieren van je buik, billen en onderrug vormen de 'kern'. Deze zone is verantwoordelijk voor alle acties waarbij je draait, reikt en buigt en is het

Nadere informatie

10 minuten training 1 Total Body

10 minuten training 1 Total Body 10 minuten training 1 Total Body Met deze 10 Minuten training train je het hele lichaam. Alle spiergroepen komen aan bod. Waarom 10 minuten trainingen? Voor veel mensen is het nog steeds moeilijk om een

Nadere informatie

Adviezen en oefeningen in het kraambed

Adviezen en oefeningen in het kraambed Hoofdkantoor Enschede Oldenzaalsestraat 141 7514 DR Enschede Locatie ClubFit Parkweg 159-161 7545 MV Enschede Locatie Trifora Locatie Vondersweijde Kotkampweg 65 Ada Kokstraat 20 7531 AS Enschede 7572

Nadere informatie

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint:

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Rek/Strek oefeningen mogen nooit pijn veroorzaken. Mocht u pijn krijgen stop dan onmiddellijk met de oefening. Het is belangrijk om de rek niet

Nadere informatie

1 Buikplank (2 benen) Oefentherapie bekken en romp Pagina 1 van 5

1 Buikplank (2 benen) Oefentherapie bekken en romp Pagina 1 van 5 Pagina 1 van 5 Welke spieren zijn van belang bij deze oefentherapie? De spieren rondom het bekken en de romp kunnen grofweg worden verdeeld in 2 groepen: de globale en de lokale spieren. De globale spieren

Nadere informatie

NIEUW Leergang: Technisch trainen. Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen?

NIEUW Leergang: Technisch trainen. Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen? NIEUW Leergang: Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen? Kom in de leer bij Mireille! Een of meerdere jaren leren van Mireille den Hoed en andere topspecialisten. De opleiding bestaat uit drie jaargangen

Nadere informatie

Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen? Hét kenniscentrum voor ruiter en paard LEERGANG: TECHNISCH TRAINEN

Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen? Hét kenniscentrum voor ruiter en paard LEERGANG: TECHNISCH TRAINEN Hét kenniscentrum voor ruiter en paard LEERGANG: TECHNISCH TRAINEN Op zoek naar een (op)rechte manier van trainen? Kom jij ook in de leer bij Mireille? Een jaar lang leren van Mireille den Hoed en andere

Nadere informatie

(copyright thenaturalhorse, niets uit dit artikel mag worden gekopieerd of overgenomen zonder toestemming)

(copyright thenaturalhorse, niets uit dit artikel mag worden gekopieerd of overgenomen zonder toestemming) (copyright thenaturalhorse, niets uit dit artikel mag worden gekopieerd of overgenomen zonder toestemming) Titel: bitloos trainen Subkop: De bitloze lichte teugelvoering en bitloos aanrijden van het jonge

Nadere informatie

Ontspannen met progressieve relaxatie

Ontspannen met progressieve relaxatie www.psychfysio.nl Ontspannen met Progressieve Relaxatie 1 Ontspannen met progressieve relaxatie De progressieve relaxatie van Edmund Jacobson is een bekende ontspanningsmethode in het westen. In deze hand-out

Nadere informatie

De ( hoofd)houding van het paard

De ( hoofd)houding van het paard De ( hoofd)houding van het paard Irene Steringa Illustraties: Marieke Mulder In dit artikel ga ik het níet hebben over de houding wat betreft stelling, zijwaartse buiging enz.; het gaat in principe alleen

Nadere informatie

De basis van de basis - deel 2

De basis van de basis - deel 2 De basis van de basis - deel 2 door Roos Dyson en Maartje Auceps Hoe je zit, is hoe je inwerkt. In het eerste deel hebben we de verticale balans van het paard beschreven, en hoe je deze met je zit positief

Nadere informatie

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest 2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof Oefeningen voor een gezond lichaam en geest De Soldaat Dit is de eerste van de vier warming up oefeningen waarbij het doel is de hartslag te verhogen

Nadere informatie

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen.

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen. Yoga januari 2018 Aarde in beweging brengen Ga stevig op de aarde staan met je voeten iets wijder dan heupbreedte. Sluit je ogen. Adem uit aandacht is in de voeten. Verplaats je gewicht van je ene naar

Nadere informatie

Horsemanship en Rijkunst

Horsemanship en Rijkunst Horsemanship en Rijkunst Janet Bos Monique de Rijk Een solide basis voor u en uw paard begint bij een goed contact, plus de juiste fysieke ontwikkeling van uw paard. En dát leert u allemaal tijdens de

Nadere informatie

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren PECTUS REVALIDATIE Het doel van de pectus revalidatie (training borst- en rugspieren) is het versterken van de spieren van de borst en de rug en hiermee het verbeteren van je lichaamshouding. De volgende

Nadere informatie

Brochure Jaaropleiding Klassieke Rijkunst Voor eigenaren

Brochure Jaaropleiding Klassieke Rijkunst Voor eigenaren Brochure Jaaropleiding Klassieke Rijkunst Voor eigenaren 2018/2019 In deze brochure vind je algemene informatie over de Jaaropleiding Klassieke Rijkunst voor eigenaren van de School voor Mens en Paard.

Nadere informatie

10 Tips voor een Betere Zit

10 Tips voor een Betere Zit Joyce Mulder www.joycemulder.nl Gustav Steinbrecht (1808 1885) Het getuigt van een ernstige mate van onkunde als toeschouwers dan tijdens zijn werk een oordeel over hem vellen op grond van zijn houding.

Nadere informatie

Cardioschema (50 minuten)

Cardioschema (50 minuten) Cardioschema (0 minuten) Programma Programma minuten» niveau Fiets minuten» niveau à minuten» minuten niveau» minuten niveau» minuten niveau Crosstrainer 0 minuten» minuten wandelen» lopen minuten aan

Nadere informatie

Veel voorkomende specifieke rugaandoeningen zijn een lumbale hernia en een wervelkanaal vernauwing.

Veel voorkomende specifieke rugaandoeningen zijn een lumbale hernia en een wervelkanaal vernauwing. (Chronische) lage rugklachten en rompstabiliteit Zeven tot acht op tien personen krijgen ooit te maken met (a)specifieke lage rugpijn. Aspecifieke rugklachten zijn te definiëren als pijn in het gebied

Nadere informatie

Afdeling revalidatie. De wervelfractuur

Afdeling revalidatie. De wervelfractuur Afdeling revalidatie De wervelfractuur Deze folder geeft algemene informatie over de behandeling bij een (in)stabiele wervelfractuur. Deze folder geeft aan hoe de meeste patiënten kunnen worden behandeld,

Nadere informatie

MEDIPREVENTIECENTRUM

MEDIPREVENTIECENTRUM Instructies en oefeningen voor het gebruik van de Body-Band oefenband theraband voor Fitness-Training 1 Geachte klant, Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Body-Band oefenband, theraband, fitnessband van

Nadere informatie

2019/2020. Algemene brochure opleidingen School voor Mens & Paard

2019/2020. Algemene brochure opleidingen School voor Mens & Paard Algemene brochure opleidingen School voor Mens & Paard 2019/2020 In deze brochure vind je informatie over de verschillende opleidingen van de School voor Mens en Paard. Zowel jaaropleidingen voor eigenaren,

Nadere informatie

Oefeningen en houdingsadviezen voor na de bevalling

Oefeningen en houdingsadviezen voor na de bevalling Oefeningen en houdingsadviezen voor na de bevalling Inleiding Zwangerschap en bevalling zijn beide een natuurlijke gebeurtenis. Door de zwangerschap en bevalling verandert echter uw houding en verzwakken

Nadere informatie

In balans door. centreren

In balans door. centreren In balans door centreren Centreren Om je lichaam en geest op een lijn te brengen is centreren een belangrijke vaardigheid. In eerste instantie is centreren je aandacht naar je een punt 3 tot 5 centimeter

Nadere informatie

6 Dagelijkse Grondoefeningen en Technieken. Voor een Soepel en Gebalanceerd Paard

6 Dagelijkse Grondoefeningen en Technieken. Voor een Soepel en Gebalanceerd Paard 6 Dagelijkse Grondoefeningen en Technieken Voor een Soepel en Gebalanceerd Paard DIT IS VERSIE 1.0 VAN DIT E-BOOK Download de nieuwste versie van dit e-book via http://www.differhand.nl WEBSITE Ontdek

Nadere informatie

Adviezen na een keizersnee

Adviezen na een keizersnee Adviezen na een keizersnee U heeft onlangs een keizersnee gehad. Dit betekent dat u een buikwond heeft die moet herstellen. Het is verstandig om na de keizersnee rustig aan te doen en naar uw lichaam te

Nadere informatie

Waarom de meeste hardlopers klachten krijgen!

Waarom de meeste hardlopers klachten krijgen! Waarom de meeste hardlopers klachten krijgen! Waarom de meeste hardlopers klachten krijgen! In nederland hebben hebben we ongeveer 1,2 miljoen mensen die hardlopen. Hiervan komen er ongeveer 720.000 per

Nadere informatie

Adviezen en oefeningen voor zwangeren met bedrust

Adviezen en oefeningen voor zwangeren met bedrust FYSIOTHERAPIE Adviezen en oefeningen voor zwangeren met bedrust ADVIES Adviezen en oefeningen voor zwangeren met bedrust U bent opgenomen in het ziekenhuis vanwege complicaties in de zwangerschap. De gynaecoloog

Nadere informatie

ASPECIFIEKE, HOUDINGSGEBONDEN LAGE

ASPECIFIEKE, HOUDINGSGEBONDEN LAGE ASPECIFIEKE, HOUDINGSGEBONDEN LAGE RUGPIJN: OEFENTHERAPIE Aspecifieke lage rugpijn bestaat uit klachten waarvoor geen lichamelijke afwijking kan gevonden worden die deze klachten veroorzaakt. Het probleem

Nadere informatie

2. De V-Beweging De V-Beweging of V-sit is een oefening waarmee je vrijwel alle buikspieren goed kunt trainen.

2. De V-Beweging De V-Beweging of V-sit is een oefening waarmee je vrijwel alle buikspieren goed kunt trainen. 1. De Halve Banaan De halve banaan is een van de meest populaire buikspieroefeningen. Het is voor beginners een prima oefening om uit te voeren. Hierbij kun je er zelf voor kiezen hoever je bovenlichaam

Nadere informatie

3 Oefeningen Voor Strakke Benen & Billen

3 Oefeningen Voor Strakke Benen & Billen 3 Oefeningen Voor Strakke Benen & Billen Vooraf 1. Lees eerst de algemene trainingsinstructies, deze vind je als bijlage bij dit schema. 2. Doe altijd een warming up van 10 minuten voordat je gaat trainen.

Nadere informatie

buikspieroefeningen voor een ideale sixpack

buikspieroefeningen voor een ideale sixpack buikspieroefeningen voor een ideale sixpack 5 GRATIS SIXPACK OEFENINGEN Introductie Zo snel mogelijk een sixpack krijgen, wie wil dat nou niet? Wij van buikspierprogramma hebben de afgelopen jaren studie

Nadere informatie

Meld u aan voor de nieuwbrief, als op de hoogte gehouden wilt worden van de nieuwste e-books, video s en aanbiedingen:

Meld u aan voor de nieuwbrief, als op de hoogte gehouden wilt worden van de nieuwste e-books, video s en aanbiedingen: Marijke de Jong DIT IS VERSIE 2.0 VAN DIT E-BOOK Download de nieuwste versie van dit e-book via www.paardenbegrijpen.nl NIEUWSBRIEF Meld u aan voor de nieuwbrief, als op de hoogte gehouden wilt worden

Nadere informatie

De dressuurproef klasse B

De dressuurproef klasse B Tekst: Nicole Rietman - Reijn Foto s: Remco Veurink De dressuurproef klasse B Hoe kijkt de jury? Iedereen die dressuur rijdt kent dat gevoel wel. De proef ging best goed, maar de punten vallen tegen. Of

Nadere informatie

Stabiliteitstraining van de lage rug

Stabiliteitstraining van de lage rug Stabiliteitstraining van de lage rug De sleutel tot succes bij stabiliseren is het doelgericht trainen van de juiste spieren. Buik- en rugspieroefeningen worden veelvuldig toegepast in de behandeling bij

Nadere informatie

Adviezen na een keizersnee

Adviezen na een keizersnee Adviezen na een keizersnee Informatie voor patiënten F0030-3415 juli 2013 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260 AK Leidschendam 070

Nadere informatie

1. Abdominal Crunch - Rechte buikspieren

1. Abdominal Crunch - Rechte buikspieren Belangrijk voor de buikspieren Ga bij de buikspieroefeningen nooit vanuit je nek bewegen. Blijf naar boven kijken en beweeg ook richting het plafond en niet richting je knieën. Plaats eventueel 1 hand

Nadere informatie

ROMPSTABILISATIE U17 Vurste-Semmerzake

ROMPSTABILISATIE U17 Vurste-Semmerzake ROMPSTABILISATIE U17 Vurste-Semmerzake Inleiding Bij voetbal komt het vaak voor dat spieren eenzijdig zijn ontwikkeld, omdat de training vaak gericht is op het verbeteren van een bepaalde spiergroep, nl

Nadere informatie

Oefenen na een keizersnede

Oefenen na een keizersnede Oefenen na een keizersnede Inleiding U bent in het Albert Schweitzer Ziekenhuis op genomen omdat u een keizersnede heeft ondergaan. Hierdoor moet u nog een paar dagen in het ziekenhuis blijven. Een keizersnede

Nadere informatie

SLAGINGSCRITERIA A-& B-BREVET (ruiterbrevetten) A-BREVET

SLAGINGSCRITERIA A-& B-BREVET (ruiterbrevetten) A-BREVET 1 SLAGINGSCRITERIA A-& B-BREVET (ruiterbrevetten) A-BREVET ALGEMEEN De rijvaardigheidsproef is een leidraad en geen strikte proef. Via de opgelegde oefeningen worden de eindtermen getoetst. DRESSUUR Ruiters

Nadere informatie

( Hoe moet deze oefeningen doen? )

( Hoe moet deze oefeningen doen? ) Relaxatieoefeningen ( Wat zijn Relaxatieoefeningen? ) Deze opdracht bestaat uit oefeningen die je kunnen helpen om te relaxen. ( Waarom relaxatieoefeningen? ) Mensen weten dikwijls niet meer hoe ze kunnen

Nadere informatie

Fysiotherapie na een hernia-operatie

Fysiotherapie na een hernia-operatie Fysiotherapie na een hernia-operatie Albert Schweitzer ziekenhuis maart 2015 pavo 0292 Inleiding U bent in het Albert Schweitzer ziekenhuis geopereerd aan een hernia in uw rug. In deze folder willen wij

Nadere informatie

Zwanger (geweest)? Spieren rondom uw bekken trainen? Klachten voorkomen en/of verminderen? voorkom bekkenpijn FYSIOHOLLAND

Zwanger (geweest)? Spieren rondom uw bekken trainen? Klachten voorkomen en/of verminderen? voorkom bekkenpijn FYSIOHOLLAND FYSIOHOLLAND voorkom bekkenpijn Zwanger (geweest)? Spieren rondom uw bekken trainen? Klachten voorkomen en/of verminderen? De therapeuten van FysioHolland geven tips. Veel vrouwen krijgen tijdens of na

Nadere informatie

Door Wout Verhoeven & Maarten Thysen OPWARMING CORE STABILITY

Door Wout Verhoeven & Maarten Thysen OPWARMING CORE STABILITY Deze work-out neemt ongeveer drie kwartier in beslag. Je hoeft niet elke oefening te doen, je kan zelf kiezen aan welke zones je extra aandacht wil besteden. 'Toch is het gezond om elke work-out te starten

Nadere informatie

ASPRAKEN BIJ HET AFNEMEN VAN KLASSIEKE RUITERBREVET EXAMENS (= slagingscriteria ruiterbrevet A&B) RUITERBREVET A

ASPRAKEN BIJ HET AFNEMEN VAN KLASSIEKE RUITERBREVET EXAMENS (= slagingscriteria ruiterbrevet A&B) RUITERBREVET A ASPRAKEN BIJ HET AFNEMEN VAN KLASSIEKE RUITERBREVET EXAMENS (= slagingscriteria ruiterbrevet A&B) 1 RUITERBREVET A ALGEMEEN De rijvaardigheidsproef is een leidraad en geen strikte proef. Via de opgelegde

Nadere informatie

TRAININGSPLAN STABILITEIT

TRAININGSPLAN STABILITEIT TRAININGSPLAN STABILITEIT Stabiliteitstraining Om goed te kunnen bewegen en/of te kunnen sporten is een sterke romp noodzakelijk. In een rechtop staande houding moet de romp het lichaam te allen tijde

Nadere informatie

Statische rekoefeningen

Statische rekoefeningen Statische rekoefeningen Bovenlichaam Lage rugspieren Ga met je zitvlak op je hakken zitten. Duw je handen over de grond naar voren en buig je rug. Rek zover mogelijk uit. Kijk naar de grond. Houd deze

Nadere informatie

FEIF Rijpaardenprofiel Beschrijving van de wijze van uitvoering Formulier voor trainers

FEIF Rijpaardenprofiel Beschrijving van de wijze van uitvoering Formulier voor trainers FEIF Rijpaardenprofiel Beschrijving van de wijze van uitvoering Formulier voor trainers Introductie Om kopers meer informatie te geven over de kwaliteiten van een paard als rijpaard, heeft de FEIF het

Nadere informatie

Hou je rug en nek gezond! Oefeningen om rug-, buik-, en nekspieren in goede conditie te houden

Hou je rug en nek gezond! Oefeningen om rug-, buik-, en nekspieren in goede conditie te houden WN Hou je rug en nek gezond! Oefeningen om rug-, buik-, en nekspieren in goede conditie te houden Oefeningen voor rug-, buik- en beenspieren Tillen, dragen, duwen en trekken van lasten is belastend voor

Nadere informatie

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam:

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam: Rekoefeningen onderlichaam Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam: Bilspieren Ga op de rug liggen. Hef de rechterknie en houd deze met beide handen vast. Trek de rechterknie

Nadere informatie

Begeleidend schrijven bij de cursus "Het tillen van jonge kinderen"

Begeleidend schrijven bij de cursus Het tillen van jonge kinderen Begeleidend schrijven bij de cursus "Het tillen van jonge kinderen" Inleiding Het uitgangspunt van de tilinstructie is de belasting voor de ouders/verzorgers zo gering mogelijk te houden, zodat rugklachten

Nadere informatie

SI- gewrichtsklachten

SI- gewrichtsklachten SI- gewrichtsklachten De sacro-iliacaalgewrichten (SI-gewrichten), ook wel heiligbeengewrichten genoemd, vormen de verbinding tussen het heiligbeen (sacrum) en het bekken en daarmee tussen de rug en de

Nadere informatie

Les 4. De vrouw is tussen de 25 en 30 weken zwanger.

Les 4. De vrouw is tussen de 25 en 30 weken zwanger. Les 4 De vrouw is tussen de 25 en 30 weken zwanger. 61 1 Aandachtsoefening en buikademhaling Deze oefening is bedoeld ter bewustwording van de adem. Waar kun je je ademhaling het beste voelen, wat gebeurt

Nadere informatie

Succes en veel plezier toegewenst!

Succes en veel plezier toegewenst! Voorwoord HOE VOER JE EEN OEFENING GOED UIT? Ten eerste door de beweging correct uit te voeren. Dat wil zeggen gecontroleerd en beheerst. Dat wil zeggen eerst de spieren opwarmen ('warming up'). Nooit

Nadere informatie

Horsemanship. Thema december 2018

Horsemanship. Thema december 2018 Horsemanship Thema december 2018 Horsemanship Allereerst gaat het bij Horsemanship om de harmonie tussen mens en paard. De communicatie van ons, als mensen onderling, is heel anders dan die van paarden

Nadere informatie

Spanningshoofdpijn, Spierspanningshoofdpijn, Tension Headache, Cervicogene Cephalia

Spanningshoofdpijn, Spierspanningshoofdpijn, Tension Headache, Cervicogene Cephalia Spanningshoofdpijn, Spierspanningshoofdpijn, Tension Headache, Cervicogene Cephalia Spanningshoofdpijn wordt veroorzaakt door spierspanningen in de hals, de schouders en het hoofd. De hoofdpijn is vaak

Nadere informatie

BodyBow Gebruikersgids

BodyBow Gebruikersgids BodyBow Gebruikersgids De BodyBow wordt gebruikt voor drie doeleindes: * mobiliteit van wervelkolom, armen en benen te verhogen * kracht van wervelkolom, armen en benen te verhogen * stabiliteit van wervelkolom

Nadere informatie

Sportprogramma voor stomadragers

Sportprogramma voor stomadragers Patiënteninformatie Sportprogramma voor stomadragers Sporten om te herstellen en fit te blijven U bent geopereerd en er is bij u een stoma aangelegd. Wij begrijpen dat dit een hele verandering voor u is.

Nadere informatie

Lenig worden. Inhoud: Inleiding Warming up Stretchen Cooling-down Poses. M.koning

Lenig worden. Inhoud: Inleiding Warming up Stretchen Cooling-down Poses. M.koning Lenig worden Inhoud: Inleiding Warming up Stretchen Cooling-down Poses M.koning Inleiding: Leniger worden, dat willen we allemaal wel. Maar hoe word je nou eigenlijk lening? En wat is de beste manier om

Nadere informatie

FIT VOOR EEN NIEUWE KNIE

FIT VOOR EEN NIEUWE KNIE FIT VOOR EEN NIEUWE KNIE Para Medisch Centrum Skagerrak Hoofddorp Inleiding U heeft dit boekje gekregen omdat u binnenkort een nieuwe knie krijgt. In dit boekje vindt u trainingsschema s, oefeningen en

Nadere informatie

Simpele oefeningen voor een platte buik. Werk aan uw centrale spieren met deze oefeningen en verbeter uw kracht, houding en stabiliteit.

Simpele oefeningen voor een platte buik. Werk aan uw centrale spieren met deze oefeningen en verbeter uw kracht, houding en stabiliteit. Kom in actie >>> Voel je fit >> Simpele oefeningen voor een platte buik kaart 1 Werk aan uw centrale spieren met deze oefeningen en verbeter uw kracht, houding en stabiliteit. Sit-up >>> Back-Up >>> >>>

Nadere informatie

VOORBEELDEN FYSIEKE OEFENINGEN LIFELONG. lee@lifelong.eu +31 (0) 638 279 772. Wil je je lichamelijk vitaler voelen?

VOORBEELDEN FYSIEKE OEFENINGEN LIFELONG. lee@lifelong.eu +31 (0) 638 279 772. Wil je je lichamelijk vitaler voelen? LIFELONG VOORBEELDEN Wil je je lichamelijk vitaler voelen? Dan is het essentieel om regelmatig te bewegen! FYSIEKE Om je te ondersteunen om lichamelijk zo gezond mogelijk te leven, leren we je bij LifeLong

Nadere informatie

RUG ERGONOMIE. Oefeningen voor lage rugpijn en nekrevalidatie.

RUG ERGONOMIE. Oefeningen voor lage rugpijn en nekrevalidatie. RUG ERGONOMIE Oefeningen voor lage rugpijn en nekrevalidatie. oefeningen voor rugpatiënten BAL OEFENINGEN RUG AANDACHTSPUNTEN: Voer de bewegingen traag uit Blijf doorademen Herhaal deze oefeningen meermaals

Nadere informatie

Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter

Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter Rekken is een essentieel onderdeel van een evenwichtig trainingsprogramma. Het dagelijks uitvoeren van rekoefeningen kan de flexibiliteit en gezonde gewrichten

Nadere informatie

Aanleuningsproblemen

Aanleuningsproblemen Aanleuningsproblemen De weg naar een betere communicatie Een aanleuningsprobleem kan diverse oorzaken hebben waarvan er hier een aantal wordt toegelicht. Stel je eens voor dat je een bit in je mond zou

Nadere informatie

Het evenwichtsmodel. De geniale Oberlandstallmeister Dr. Gustav Rau (foto 1)beschreef het evenwichtsmodel in 1910 als volgt:

Het evenwichtsmodel. De geniale Oberlandstallmeister Dr. Gustav Rau (foto 1)beschreef het evenwichtsmodel in 1910 als volgt: Het evenwichtsmodel Door Karel de Lange Evenwicht is schoonheid is tijdloos Oberlandstallmeister Dr. Gustav Rau en de andere ervaren Landstallmeisters spraken altijd over het belang van het evenwicht (Das

Nadere informatie

Buikspieroefeningen (basis)

Buikspieroefeningen (basis) Buikspieroefeningen (basis) Crunch Stap 1: Ga plat op de grond liggen met de knieën gebogen. Vouw je handen achter het hoofd, achter de oren (sla de handen dus NIET achter je hoofd in elkaar). Stap 2:

Nadere informatie

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen Oefeningen menselijk lichaam Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen Eenvoudige oefeningen voor de bovenbeen spieren bijvoorbeeld na een operatie aan het kniegewricht of immobilisatie van het kniegewricht.

Nadere informatie

1. De Fiets De zijkant van de buikspieren worden nog wel eens vergeten bij workouts. Met deze oefening richt je je juist op deze groep spieren.

1. De Fiets De zijkant van de buikspieren worden nog wel eens vergeten bij workouts. Met deze oefening richt je je juist op deze groep spieren. 1. De Fiets De zijkant van de buikspieren worden nog wel eens vergeten bij workouts. Met deze oefening richt je je juist op deze groep spieren. Ga op je rug op de vloer liggen met je handen achter je hoofd.

Nadere informatie

Oefeningen voor thuis en op het werk.

Oefeningen voor thuis en op het werk. Oefeningen voor thuis en op het werk. Adviezen over wat je wel en beter niet kan doen. In Nederland is in de laatste twintig jaar veel onderzoek gedaan naar de invloed van oefeningen op het bewegingsapparaat.

Nadere informatie