ArcNefexemptear GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 ArcNefexemptear Provincie Zeeland Plaats: Kenmerk: Afdeling: Datum: Locatiecode: Middelburg Milieuhygiene 27 mei 2008 ZL GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Op 11 februari 2008 ontvingen wij van de heer J.M. Maat te Bergen op Zoom een melding op grond van artikel 28 juncto artikel 39 van de Wet bodembescherming (verder: "Wbb") van een voornemen om de bodem op de locatie Molenstraat 9 te Sint Maartensdijk te saneren. De melding omvat de volgende stukken, die deel uitmaken van deze beschikking: een ingevuld meldingsformulier + een begeleidende brief van SMA Zeeland B.V. van 11 februari 2008 met kenmerk RvdW/JT een bodemsaneringsplan van SMA Zeeland van 11 februari 2008 met kenmerk ; - een brief van SMA Zeeland B.V. van 4 maart 2008 met referentie RvdW/JT De melder verzocht om de volgende beschikking: instemming met het saneringsplan (artikel 39, lid 2 Wbb). Op grond van de Wet bodembescherming dienen wij uiterlijk binnen 15 weken na ontvangst van een melding een beschikking op stellen. PROCEDURE De Provinciate Milieuverordening Zeeland bepaalt dat op het bovengenoemde besluit (instemming saneringsplan) de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Dit betekent dat er eerst een ontwerpbeschikking wordt opgesteld. Deze ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken worden voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat er voor belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze mondeling of schriftelijk over de ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken aan ons kenbaar te maken. De ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken hebben van 4 april tot en met 15 mei 2008 ter inzage gelegen bij de directie Ruimte, Milieu en Water van de provincie Zeeland en bij de gemeente Tholen. Het voornemen om deze beschikking te nemen is bekend gemaakt in de lokale editie van een huisaan-huisblad. De melding bevat voldoende gegevens om deze te kunnen beoordelen en een besluit te kunnen nemen. WIJZE VAN BEOORDELEN AANVRAAG De melding is getoetst aan: - De Wet bodembescherming (Staatsblad 1986, nummer 374). - De circulaire bodemsanering 2006 (Staatscourant 2006, nummer 83). - De circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering (Staatscourant 2000, nummer 39). - Project Doorstart A5 (12 maart 2001). - Rapport Robuust Saneringsvarianten Afwegen (ROSA; 29 September 2005). Zienswijze Er zijn geen zienswijzen ingediend. Beschrijving locatie Op deze locatie in de binnenstad zat voorheen een garagebedrijf. Het terrein ligt momenteel braak en wordt naar planning op korte termijn herontwikkeld. Er komt ter plaatse een garage met daarboven een woning. T: [0118] F: [0118]

2 Verontreinigingssituatie Voor deze locatie is op 14 januari 2008 een beschikking ernst en spoedeisendheid afgegeven. De grond en het grondwater zijn sterk verontreinigd met minerale olie. Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging en door de geplande woningbouw is de sanering van de verontreiniging spoedeisend. Er moet voor aanvang van de bouw van de woning en in ieder geval binnen vier jaar gesaneerd worden. Voomemen tot saneren Indien er een voomemen is om de bodem te gaan saneren, dan dient op grond van artikel 28 en 39 Wet bodembescherming eerst een saneringsplan ter beoordeling aan gedeputeerde staten te worden aangeboden. Saneringsdoelstelling, saneringsonderzoek en saneringsplan Artikel 38, eerste lid, van de Wet bodembescherming bepaalt dat degene die de bodem saneert, de sanering zodanig dient uit te voeren dat: a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt; b. het risico van de verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt; c. de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem zoveel mogelijk wordt beperkt. De verontreiniging op de locatie Molenstraat 9 te Sint Maartensdijk betreft een mobiele verontreiniging. Mobiele verontreiniging Bij een mobiele verontreiniging moet er een afweging worden gemaakt tussen met name het beoogde saneringsresultaat en de saneringskosten. Er wordt beoordeeld welke van de voorgestelde saneringswijze uiteindelijk het meest kosteneffectief is. Bij de keuze voor de saneringsvariant van de mobiele verontreiniging kan gebruik worden gemaakt van het eindrapport van het project "doorstart A5" van 12 maart 2001: werkwijze voor beslissingen over de aanpak van verontreinigingen in de ondergrond; Procesbeschrijving en landelijke saneringsladder en van het praktijkdocument ROSA (Robuust Saneringsvarianten Afwegen). Overwegingen over de keuze van de voorgestelde saneringsvariant In het saneringsplan zal de saneerder duidelijk moeten maken dat met de sanering de nazorg zoveel mogelijk wordt beperkt. Wanneer blijkt dat de blootstelling voldoende wordt beperkt, maar er door een beperkte extra inspanning geen nazorg meer nodig zal zijn, kunnen wij van de saneerder een extra saneringsinspanning vragen. Saneringsonderzoek Er is geen saneringsonderzoek uitgevoerd, omdat als gevolg van locatiespecifieke omstandigheden en de geplande bouwwerkzaamheden geen meerdere varianten van sanering reeel zijn. Met de in het saneringsplan gepresenteerde variant kunnen wij instemmen, omdat er geen andere kosteneffectieve mogelijkheden zijn. Beschrijving uitvoering saneringsplan Voor de sanering van de verontreiniging is door SMA Zeeland een saneringsplan en een aanvulling op het saneringsplan opgesteld. Beschrijving sanering De licht tot matig met zware metalen en polycyclische aromaten verontreinigde bovengrond wordt ontgraven en afgevoerd naar een erkende ontvanger. Naar aanleiding van de resultaten van een bemonstering zal daar de definitieve bestemming van de grond worden bepaald. De met minerale olie verontreinigde grond wordt zonder aanvullende voorzieningen zo veel mogelijk ontgraven en afgevoerd naar een reinigingsinstallatie. De nog aanwezige ondergrondse tank wordt conform KIWA-richtlijnen verwijderd en afgevoerd. Bij de bebouwing wordt onder een helling van 45 graden ontgraven. Dit om zettingen te voorkomen. Hierdoor zal naar verwachting onder een deel van de taluds nog verontreinigde grond achter blijven. Aan de hand van analyses van grondmonsters van de putwanden zal moeten blijken of de achterblijvende verontreiniging wel of niet is verontreinigd boven de interventiewaarde.

3 Om voldoende diep te kunnen ontgraven wordt via een open bemaling het grondwater opgepompt en na zuivering geloosd op de riolering. Ter plaatse van de restverontreiniging wordt langs de wand een folie aangebracht en achter cle folie wordt een drain aangelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten verwacht het bureau dat er circa 200 m 3 verontreinigde grond kan worden ontgraven. Er blijft dan circa 80 m 3 licht tot mogelijk sterk verontreinigde grond als restverontreiniging achter. Op de bodem van de ontgraving wordt een drain aangelegd. Deze drainage wordt samen met de drain(s) ter plaatse van de restverontreiniging aangesloten op een pompput. De ontgraving wordt tot aan de toekomstige kruipruimte aangevuld met schoon zand. Afhankelijk van de resultaten van de grondmonsters en van de grondwatermonsters zal er via de drains wel of geen grondwatersanering worden uitgevoerd. Een grondwatersanering wordt alleen uitgevoerd wanneer zonder relatief hoge kosten een gunstig effect te verwachten is op het eindresultaat van de sanering. Dit is het geval wanneer hierdoor trede twee haalbaar is of wanneer de kadastrale registratie kan komen te vervallen. Gelet op het voorgaande is de doelstelling van de sanering in ieder geval het bereiken van trede 3 en zo mogelijk bereiken van trede 2 van de saneringsladder voor mobiele verontreinigingen. Bij trede 3 is nog sprake van een grote restverontreiniging en bij trede 2 is sprake van een kleine restverontreiniging. In beide gevallen moet sprake zijn van een stabiele eindsituatie. Tijdstermijn uitvoering sanering De termijn is afhankelijk van de uitvoering van een grondwatersanering. De duur van de grondsanering wordt geraamd op 1 a 2 weken. De termijn van een eventuele grondwatersanering is afhankelijk van het verloop van de concentraties aan verontreiniging in het grondwater. Ontgravinggrens De ontgravingsgrens wordt bepaald door de zintuiglijke waarnemingen en de analyseresultaten van de grondmonsters van de putwanden. Door de aanwezigheid van de bebouwing is een volledige ontgraving van de verontreiniging echter niet mogelijk. Restverontreiniging, nazorg en kosten nazorg Er zal naar verwachting een restverontreiniging achter blijven. Bij overschrijding van de interventiewaarde in de grond en/of in het grondwater is (extra) nazorg noodzakelijk. Bemaling Via een open bemaling zal het grondwater ter plaatse van de ontgraving opgepompt worden. Voor de uitvoering van een toekomstige grondwatersanering en/of beheersing wordt in de ontgravingsput een drain aangelegd. Milieukundige begeleiding De graafwerkzaamheden worden uitgevoerd conform het VKB Protocol 6001 onder toezicht van een milieukundige begeleider. De milieukundige begeleider is onder andere verantwoordelijk voor het nemen van de monsters van de grond en het grondwater en stelt na afloop van de sanering een evaluatieverslag op. Veiligheidsmaatregelen De aannemer van het graafwerk moet zich houden aan Vervolgpakket 1T van de CROW-publicatie Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater. Archeologisch onderzoek In het Verdrag van Malta (1992) is onder meer bepaald dat een ieder die de bodem verstoort rekening dient te houden met een mogelijke archeologische waarde. Het verdrag heeft inmiddels doorwerking gekregen in nationale wetgeving. Wijziging van onder andere de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten was hiertoe noodzakelijk. In dat kader is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De provincie acht de bescherming van het archeologisch erfgoed van groot belang. Op grond hiervan adviseren wij de saneerder alvorens over te gaan tot de uitvoering van de sanering in ieder geval contact op te nemen met de provinciaal dan wel de gemeentelijk archeoloog.

4 Overige wet- en regelgeving Wanneer voor de uitvoering van de sanering in het kader van andere wet- en regelgeving dan de Wet bodembescherming vergunningen dan wel meldingen zijn vereist, dient de saneerder deze zelf tijdig voor de uitvoering van de saneringswerkzaamheden te regelen. Wanneer zonder de vereiste vergunningen en meldingen in het kader van andere wet- en regelgeving wordt gesaneerd is dit voor risico van de saneerder. In het bijzonder wordt gewezen op Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (bekend als Kwalibo) en de regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer. De uitvoering van de sanering dient hieraan te voldoen. Kadastrale registratie Het besluit instemming met het saneringsplan is geen beperkingenbesluit, in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Het besluit staat niet in de opsomming van besluiten in artikel 55 van de Wet bodembescherming en wordt derhalve niet geregistreerd bij de betrokken percelen in de Openbare Registers van het Kadaster Evaluatieverslag Conform artikel 39c, eerste lid, Wet bodembescherming en artikel 6.3b van de Provinciale Milieuverordening Zeeland dient uiterlijk 13 weken na beeindiging van de saneringswerkzaamheden of een fase van de sanering een evaluatieverslag bij ons te worden ingediend. Er wordt afzonderlijk gerapporteerd over de grondsanering en een eventuele grondwatersanering ingeval de grondwatersanering op een later tijdstip wordt beeindigd dan de grondsanering. In een voorschrift behorende bij dit besluit is aangegeven wat in het evaluatieverslag minimaal dient te worden opgenomen, zodat wij op een juiste wijze kunnen beoordelen of de sanering goed is uitgevoerd. Nazorgplan Conform artikel 39d, eerste lid Wet bodembescherming moet, indien na de sanering verontreiniging in de bodem is achtergebleven en indien in het evaluatieverslag is aangegeven dat deze verontreiniging gebruiksbeperkingen met zich meebrengt of dat er maatregelen ter bescherming van de bodem noodzakelijk zijn, een nazorgplan worden ingediend. Dit nazorgplan moet tegelijk met of zo spoedig mogelijk na toezending van het evaluatieverslag worden ingediend. In een voorschrift behorende bij dit besluit is aangegeven wat in het nazorgplan minimaal dient te worden opgenomen. Tenaamstelling besluit Besluit instemming saneringsplan Het besluit tot instemming met het saneringsplan is gericht tot bepaalde personen en heeft dus een persoonsgebonden karakter. Artikel 39a Wet bodembescherming geeft aan dat degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert, de sanering uitvoeren overeenkomstig het saneringsplan waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd. Dit betekent dat, zowel diegene die heeft gemeld dat op een perceel wordt gesaneerd als diegene die de sanering feitelijk uitvoert, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de sanering. Wil de melder ook de verantwoordeiijkheid voor de sanering aan een derde overdragen dan dient de provincie daarmee in te stemmen. De beschikking waarmee wordt ingestemd met het saneringsplan dient dan gedeeltelijk te worden gewijzigd. Daartoe dient de melder een verzoek in te dienen. Rechtsbescherming Tegen dit besluit kan door belanghebbenden schriftelijk beroep worden ingesteld. Beroep kan alleen worden ingesteld wanneer u een zienswijze tegen de ontwerpbeschikking naar voren heeft gebracht, tenzij u redelijkerwijs niet verweten kan worden dat u tegen de ontwerpbeschikking geen zienswijzen heeft ingebracht. Het beroepschrift dient te worden gericht aan: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus EA 's-gravenhage In het beroepschrift dient tenminste opgenomen te worden: naam adres datum tegen welk besluit beroep wordt ingesteld waarom beroep wordt ingesteld handtekening.

5 Het beroepschrift moet binnen zes weken vanaf de dag na de dag waarop de beschikking ter inzage is gelegd, ingediend worden. Indien overwogen wordt beroep in te stellen, kan desgewenst een informatiefolder worden toegezonden (telefoonnummer ). Gedurende de behandeling van een beroepschrift kan op grond van artikel 8:81 van de Aigemene wet bestuursrecht, juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Dit verzoek moet worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. Inwerking treden besluit Dit besluit treedt in werking als de beroepstermijn (zes weken) is verstreken, tenzij binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. In dat geval treedt het besluit niet in werking, voordat op dat verzoek is beslist. BESLUIT Met het saneringsplan, d.d. 11 februari 2008, kenmerk (inclusief aanvullende brief, d.d. 4 maart 2008), namens de heer J.M. Maat te Bergen op Zoom ingediend, dat voor de sanering van de bodemverontreiniging op de locatie Molenstraat 9 te Sint Maartensdijk is opgesteld door SMA Zeeland B.V. te 's-heerenhoek, wordt ingestemd Aan het besluit worden de volgende voorschriften verbonden: VOORSCHRI FTEN 1. De sanering moet overeenkomstig het saneringsplan, deze beschikking en de daaraan verbonden voorschriften worden uitgevoerd. 2. De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking worden uitgevoerd door een persoon of installing die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (of daarvoor in de plaats tredende regelgeving (i.e. Besluit bodemkwaliteit)) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. 3. Bij de uitvoering van de grondsanering is te alien tijde op het werk een milieukundig begeleider aanwezig. Tijdens de uitvoering van de eventuele grondwatersanering is de milieukundig begeleider te alien tijde telefonisch bereikbaar. 4a. Op de saneringslocatie is een logboek aanwezig. Het logboek bevat in ieder geval het volgende: saneringsplan en beschikking instemming saneringsplan; datum van aan- en afvoer grond en hoeveelheden, herkomst respectievelijk bestemming van de grond; analyseresultaten van bemonsteringen. 4b. Het logboek ligt voorts te alien tijde ter inzage voor de toezichthoudend ambtenaar bodemsanering. 5. Conform artikel 6.3a van de Provinciale Milieuverordening Zeeland moet de start van de sanering respectievelijk de grondwatersanering worden gemeld. Deze melding dient plaats te vinden door middel van het meldingenformulier start sanering en bevat in ieder geval de volgende gegevens: planning uitvoering sanering (inclusief aanvangsdatum en einddatum grond- en/of grondwatersanering); de naam en adres van de verwerker van de verontreinigde grond; naam, adres en telefoonnummer van de uitvoerend aannemer; naam, adres en telefoonnummer milieukundig begeleider; wijzigingen en afwijkingen van het saneringsplan. 6. Wanneer er besloten wordt om na de grondsanering geen grondwatersanering uit te voeren, dient hierover overleg plaats te vinden met de Provincie Zeeland.

6 7. Op grand van artikel 39c Wet bodembescherming en artikel 6.3b van de Provinciale Miiieuverordening Zeeland moet uiterlijk 13 weken na beeindiging van de saneringswerkzaamheden of een fase van de sanering een evaluatieverslag worden ingediend. Het evaluatieverslag moet in vijfvoud worden ingediend. Bijlage II bevat een overzicht met gegevens die het evaluatieverslag ten minste moet bevatten. 8. Op grond van artikel 39d, eerste lid Wet bodembescherming moet er, indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem is achtergebleven en indien in het evaluatieverslag is aangegeven dat deze verontreiniging gebruiksbeperkingen met zich meebrengt of dat er maatregelen ter bescherming van de bodem noodzakelijk zijn, een nazorgplan worden ingediend. Dit nazorgplan moet tegelijk met of zo spoedig mogelijk na toezending van het evaluatieverslag worden ingediend. Het nazorgplan moet in vijfvoud worden ingediend. Bijlage 111 bevat een overzicht met gegevens die het nazorgplan ten minste moet bevatten. Gedeputeerde staten namens dezen, ing. I. Jansen, ioofd Afdeling Milieuhygiene