omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 Zaaknummer Ons Kenmerk Datum eschikking ODH AUG Wet bodembescherming - saneringsverslag ezoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Postadres Postbus G Den Haag T (070) E vergunningen@odh.nl I Onderwerp Op 11 mei 2017 hebben wij een saneringsverslag ontvangen als bedoeld in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming. Het verslag heeft betrekking op de locatie Looierslaan 20A-30 te Leidschendam (locatiecode: AA ). esluit Wij besluiten; I. in te stemmen met het ingediende saneringsverslag van Stichting odembeheer Nederland. Het verslag heeft betrekking op de locatie Looierslaan 20A-30 te Leidschendam; II. III. voor te schrijven dat ten aanzien van de locatie de volgende aanvullende gebruiksbeperkingen gelden: Op de locatie mag geen grond worden ontgraven binnen de contour van de restverontreiniging en geen grondwater worden onttrokken die de restverontreiniging beinvloedt; voor te schrijven dat wijzigingen in gebruik van de bodem of omstandigheden op de locatie die van invloed kunnen zijn op de saneringsmaatregelen schriftelijk aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming ter kennis worden gebracht. Dit moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 4 weken voor de doorvoering van de wijziging worden gedaan. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. ing. L. Hopr Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven.

2 OVERWEGINGEN Aanleiding Op 11 mei 2017 hebben wij een saneringsverslag van Stichting odembeheer Nederland ontvangen als bedoeld in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb). Het verslag heeft betrekking op de locatie Looierslaan 20A-30 te Leidschendam (locatiecode: AA ). Het geval van bodemverontreiniging ligt op de volgende grondpercelen: kadastrale gemeente sectie grondpercelen Veur 3309, 6422, 6965, 8859, 8860 en (alien gedeeltelijk) Deze beschikking is gebaseerd op de volgende stukken: 'Evaluatierapport grondsanering aan de Looierslaan 20a-30 (even) te Leidschendam', kenmerk R RH_5, opgesteld door MOS Grondmechanica.V., d.d. 10 juni 2014; aanvullende gegevens op het evaluatierapport, berichten van Mos Grondmechanica.V. d.d. 16 december 2014 en unnik Milieutec.V. d.d.18 September 2014; 'Eindevaluatie in situ sanering Looierslaan te Leidschendam en aanvullend onderzoek', kenmerk 19497, opgesteld door Grondslag.V., d.d. van 26 maart 2017; - brief van Grondslag.V., kenmerk 19497, d.d. 9 mei Procedure De uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is toegepast op deze beschikking. Gelet op artikel 3:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kunnen wij bepalen dat afdeling 3.4. van de Awb van toepassing is op de voorbereiding van dit besluit. Aangezien andere gerechtigden betrokken zijn bij de verontreinigde percelen, die mogelijk in hun belangen worden geschaad achten wij de toepassing van afdeling 3.4.van de Awb op de voorbereiding van dit besluit nodig. Zienswijzen De ontwerpbeschikking heeft ter inzage gelegen van 16 juni 2017 tot 28 juli Er zijn geen zienswijzen ingebracht. Toetsingskader en grondslag beschikking Het saneringsverslag is getoetst aan de Wet bodembescherming en de Provinciale Milieuverordening. Artikel 39c, tweede lid, en artikel van de 38 Wbb vormen de grondslag van deze beschikking. Eerder afgegeven beschikkingen In onze beschikking van 24 juli 2009, kenmerk PZH , is vastgesteld dat op de locatie Looierslaan 20A-30 te Leidschendam sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering spoedeisend is. In de beschikking van 6 September 2012, kenmerk PZH , hebben wij ingestemd met het saneringsplan voor de locatie Looierslaan 20A-30 te Leidschendam ('Saneringsplan ten behoeve van de sanering van de bodem Looierslaan 20a-30 (even) te Leidschendam', kenmerk 11016MTL, opgesteld door Milieutec.V., d.d. 23 mei 2012). 2/7

3 Op 24 maart 2015, bij brief met kenmerk ODH , hebben wij geconcludeerd dat de uitgevoerde ontgraving van de verontreinigde grond buiten de bebouwing en aanleg van het in-situsaneringssysteem (fase 1 van de sanering) in overeenstemming zijn met het saneringsplan, en hebben wij dit deel van de sanering als voldoende beoordeeld. Op 26 april 2017, bij brief met kenmerk ODH , hebben wij geconcludeerd dat de in-situ sanering (fase 2) is uitgevoerd overeenkomstig het saneringsplan, en hebben wij ingestemd met het saneringsverslag van deze sanering. eoordeling De sanering De sanering betreft een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen) in de grond en het grondwater. De verontreiniging in de grond is vastgesteld in het bodemtraject 0,7 m tot 3,0 m minus maaiveld en heeft een omvang van circa 935 m^. De verontreiniging in het grondwater is vastgesteld in het bodemtraject 1,0 m tot 6,0 m minus maaiveld en heeft een omvang van circa 4000 m^. Doelstelling van de sanering is het verwijderen van de bronverontreiniging; voorkomen van verdere verspreiding van de verontreiniging; realiseren van een terugtredende pluim en wegnemen van humane risico's door verwijderen van het gehalte vluchtige aromaten tot een acceptabel niveau (de gestelde terugsaneerwaarden). De sanering is in twee fases uitgevoerd, het ontgraven van de verontreinigde grond buiten de bebouwing en het plaatsen van de voorzieningen voor de in-situ sanering (fase 1), en het in-situ saneren van de verontreiniging (voor een groot deel onder de bebouwing) in de grond en het grondwater (fase 2). Fase 1 is uitgevoerd in de periode 26 September 2012 tot 10 januari 2013 en fase 2 in de periode 8 maart 2013 tot 5 april In fase 1 is de grond ontgraven tot een diepte van 3,0 m minus maaiveld. De ontgraven verontreinigde grond (1065 ton) is van de locatie afgevoerd. De ontgraving is aangevuld met bovengrond van de locatie en schoon zand (828 m^). Uit controlebemonstering van de ontgraving blijkt dat plaatselijk de terugsaneerwaarden niet zijn behaald als gevolg van de aanwezige verharding en leidingen. De achtergebleven gehaltes vluchtige aromaten overschrijden de interventiewaarde. Om herbesmetting van het gesaneerde deel te voorkomen is plaatselijk isolatiefolie toegepast. In fase 2 is de sanering uitgevoerd door middel van het onttrekken van grondwater en het infiltreren van zuurstof- en nutrientenrijk water. In totaal is m^ grondwater onttrokken en m^ water met zuurstof, nitraat en fosfaat gemfiltreerd waarbij de verontreinigde bodem conform het saneringsplan meer dan 25 maal is doorgespoeld. ij de sanering is naar schatting circa 2,38 kg van de 10 kg vluchtige aromaten verwijderd. Omdat het afvalwater (gebruikt voor de berekening van het verwijderde vracht) achter de waterzuivering (bufferbak en zandvang) is bemonsterd en er geen minerale olie in het afwater is gemeten, kan geen inschatting worden gemaakt van de hoeveelheid verwijderde minerale olie. Aangenomen kan worden dat bij de waterzuivering naast minerale olie ook een aanzienlijk deel van de vluchtige aromaten is verwijderd. Uit controlebemonstering blijkt dat onder het gebouw een restverontreiniging in grond en grondwater is achtergebleven met een omvang van 260 m^ (oppervlakte 260 m^). Het betreft sterke verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromaten in de grond (bodemtraject 1,2 m tot 2,5 m minus maaiveld) en het grondwater (bodemtraject 1,5 m tot 3,4 m minus maaiveld); plaatselijk wordt de verontreiniging in de grond ondieper aangetroffen (0,2 m minus maaiveld). 3/7

4 De in het saneringsplan gestelde terugsaneerwaarden (onder de bebouwing) worden overschreden. Verder saneren blijkt niet effectief te zijn, als gevolg van locatie specifieke omstandigheden (de restverontreiniging bevindt zich tussen funderingen en ondergrondse olietanks). De restverontreiniging bevindt zich onder een betonvloer. Met de sanering (grondontgraving en in-situ aanpak) is de omvang van de verontreiniging in de grond en grondwater significant gereduceerd. Uit de risicobeoordeling van de restverontreiniging blijkt dat er geen risico van verspreiding van de verontreiniging is (er is sprake van een terugtredende pluim), en er geen sprake is van humane risico's. Ondanks dat niet volledig voldaan wordt aan de gestelde terugsaneerwaarden, is de doelstelling van de sanering voldoende behaald en wordt ingestemd met de uitgevoerde sanering. In totaal is circa 665 m^ sterk verontreinigde grond en 3740 m^ sterk verontreinigde grondwater gesaneerd. Geschiktheid na sanering Artikel 38 van de Wbb houdt in dat degene die de bodem saneert de sanering zodanig uitvoert dat: a. de bodem tenminste geschikt wordt gemaakt voor de beoogde functie waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt; b. het risico van de verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt; c. de noodzaak tot het nemen van nazorgmaatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem zoveel mogelijk wordt beperkt. Ten aanzien van de vraag of de bodem tenminste geschikt is gemaakt voor de functie die deze na de sanering heeft en waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan of verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk is beperkt, zijn wij van mening dat er geen onaanvaardbare risico's bestaan voor het beoogde gebruik. Gebruiksbeperkingen en nazorg In het saneringsverslag zijn de volgende gebruiksbeperkingen opgenomen: de betonvloeren en de isolatiefolie ter plaatse van de restverontreiniging dienen in stand te worden gehouden. Wij achten deze gebruiksbeperkingen onvoldoende om ervoor te zorgen dat de achtergebleven restverontreiniging niet zal leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de bodem zoals beschreven in het saneringsverslag. Wij achten daarom tevens de volgende gebruiksbeperkingen noodzakelijk: op de locatie mag geen grond worden ontgraven binnen de contour van de restverontreiniging en geen grondwater worden onttrokken die de restverontreiniging beinvloed. Ten aanzien van de vraag of de noodzaak tot het nemen van nazorgmaatregelen aanwezig is, stellen wij vast dat actieve nazorg niet noodzakelijk is. Conclusie Uit het saneringsverslag blijkt dat de bodemsanering is uitgevoerd overeenkomstig artikel 38 van de Wbb. Wij beschouwen de sanering als afgerond. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen Uit deze beschikking volgt dat de publiekrechtelijke beperking, die voortvloeide uit de beschikking ernst en spoedeisendheid d.d. 24 juli 2009, kenmerk PZH , is komen te vervallen voor de volgende grondpercelen: 4/7

5 kadastrale gemeente sectie grondpercelen Veur 6422 en 6965 (beide gedeeltelijk) ij het Kadaster is het voorgaande geregistreerd onder deel met nummer 140. De grondpercelen waarop de publiekrechtelijke beperking is komen te vervallen zijn aangegeven op de bij deze beschikking bijgevoegde kadastrale kaart A. Uit deze beschikking vioeit een publiekrechtelijke beperking als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken voort, voor het volgende grondperceel: kadastrale gemeente sectie grondperceel Veur 6422 (gedeeltelijk) Het grondperceel waarop de publiekrechtelijke beperking van toepassing is, is aangegeven op de bij deze beschikking behorende kadastrale kaart. 5/7

6 Kadastrale kaarten kaart A WKP-contour LocaM X IMT «n Y 45U83 Schaal /7

7 kaart Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie MKU WKP-contour Oei«kaart i& noordgencnt Pef :«etnum(tiar 25 Huisnummer VASigastalda kadasrrala grens Voorlopige kadastrale grens Admimslraiieve kadastrale ytans et>ouwing Ovenge lopografie Voor een eensluidend uittreksel. Apektoorn 19 rkivember Oe bewsarder van hel Kadaster en de openbare regtstars Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel VEUR 6422 Aar> dil uittreksel kuirnen geen Detrouwlwre malen mmrden ontleend De Dienst voor net kadastaf en de openbare regisiers tiehoudt ztch de mtetlecluele eigendomsrechlen voor.vaafonjer hel auleursrecm en h«t dttatrniimwedt*. 717