1 Inleiding. 2 Beschikking saneringsplan. Aan: de heer A.W. van de Grift Kerkstraat 83a 3764 CS Soest. Geachte heer Van de Grift,

Transcriptie

1 Afdeling Handhaving Aan: de heer A.W. van de Grift Kerkstraat 83a 3764 CS Soest Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 6 augustus 2007 Team Bodem, Water en Natuur Nummer 2007INT Referentie H. Schinkelshoek Uw brief van - Doorkiesnummer Uw nummer - Faxnummer Bijlage 1. kadastrale kaart adres handhavingbodem@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking evaluatieverslag grond en nazorgmaatregelen Molenweg bij 28 te Soest, code UT0342/00090 Geachte heer Van de Grift, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 15 februari 2007 van uw adviseur Hunneman Milieu-Advies Raalte BV het evaluatieverslag, bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van de sanering die in uw opdracht is uitgevoerd. Dit verslag Evaluatierapport ontgravingswerkzaamheden ter plaatse van de voormalige stortlocatie aan de Molenweg, (Hunneman Milieu-Advies Raalte BV, projectnr /lvh/sh, 29 januari 2007) heeft betrekking op de sanering van de locatie Molenweg bij 28. Op 13 juli 2007 ontvingen wij een rapport met aanvullende gegevens over de milieuhygiënische kwaliteit van de leeflaag (Hunneman Milieu-Advies Raalte BV, Milieutechnisch onderzoek Molenweg 28 te Soest, rapportnr am04, juli 2007). Het kadastrale perceel waarvan de bodem is gesaneerd is: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Soest K Beschikking saneringsplan Bij beschikking van 18 april 2006 (nummer 2006WEM001542i) hebben wij ingestemd met het saneringsplan voor de hierboven genoemde locatie. Doelstelling van de sanering is de verontreinigde bodem op kosteneffectieve wijze geschikt te maken voor de gebruiksfunctie wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen (bodemgebruiksvorm I) door middel van het aanbrengen van een BGW-I-leeflaag van minimaal 1 meter dikte. De leeflaag mag bestaan uit de Molenweg bij 28 te Soest, code UT pagina 1

2 ongestoorde ondergrond en de vrijgekomen afdeklaag, mits deze voldoet aan de kwaliteit van de BGW-I. 3 Wijziging van het saneringsplan Met toepassing van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Wbb hebben wij met onze brief van 6 juli 2006 (nummer 2006WEM002786i) ingestemd met de volgende wijzigingen van het saneringsplan: een deel van de stort zal dieper komen te liggen om de onderliggende schone bodemlaag te kunnen bereiken en deze toe te passen (hergebruik) op de locatie; de ontgraving wordt aangevuld met stortmateriaal ter plaatse van de te bouwen molen; de aangetroffen stukken hechtgeboden asbest dienen op de juiste wijze te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Op het depot (grond) op de locatie wordt een partijkeuring uitgevoerd op asbest om het eventueel aanwezige gehalte aan asbest te bepalen. Op 30 mei 2007 hebben wij per ingestemd met het toepassen in de leeflaag van een partij grond waarvan de kwaliteit voor de stof polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) (2,4 mg/kg) in geringe mate de BGW-I-waarde voor PAK (2,0 mg/kg) overschrijdt. 4 Evaluatieverslag Het evaluatieverslag van de grondsanering hebben wij beoordeeld aan de eisen die daaraan in artikel 39c van de Wbb zijn vastgelegd. De sanering heeft bestaan uit: voorbereidende werkzaamheden, zoals het rooien van bomen en struiken; ontgraving ter plaatse van de geplande molen: ontgraving van de bovengrond en het stortmateriaal (tot ca. 3 m-mv) en het in depot plaatsen en bemonsteren van het stortmateriaal (D-03). Na het aantreffen van asbest is dit depot aanvullend bemonsterd en onderzocht op asbest; bemonstering in-situ van de ongeroerd ondergrond (D-04) en ontgraving hiervan (tot ca. 5 m- mv) voor toepassing bij de bouw van de molen; het middels controlebemonsteringen en analyses vastleggen van de kwaliteit van de grond in de putbodem en wanden; ontgraving ter plaatse van het naastgelegen terreindeel: ontgraving van de bovengrond (grond en stortmateriaal) tot ca. 3 meter beneden maaiveld en het in depot plaatsen en bemonsteren van het stortmateriaal (D-02); ontgraving van de ongeroerde ondergrond (tot ca. 5,4 m-mv) en het in depot plaatsen en bemonsteren van deze grond (D-01); het middels controlebemonsteringen en analyses vastleggen van de kwaliteit van de grond in de putbodem en wanden; Molenweg bij 28 te Soest, code UT pagina 2

3 toepassing van grondstromen: het toepassen van het depot D-03 (450 m 3 ) terugplaatsen in de ontgraving ter plaatse van de molen van fundatiehoogte tot ca. 1 m-mv onder en rond de molen en een deel van depot D-03 terugplaatsen in de naastgelegen ontgraving tot een diepte van 0,7 meter beneden het oorspronkelijk maaiveldniveau; het toepassen van het depot D-02 (2.250 m 3 ) in de naastgelegen ontgraving tot een diepte van 0,7 meter beneden het oorspronkelijk maaiveldniveau; het toepassen van de depots D-01 (1.150 m 3 ) en D-04 (785 m 3 ) in de leeflaag van 0,7 meter dikte tot het oorspronkelijke maaiveldniveau ter plaatse van de beide ontgravingen bij de aanleg van de terp voor de bouw van de molen tot 2 meter boven oorspronkelijke maaiveldniveau; het toepassen van een partij grond (circa 315 m 3, circa 540 ton) op het maaiveld. Met het aanbrengen van deze grond is een leeflaag met een dikte van minimaal 1 meter gerealiseerd. De uitgevoerde controleboringen, weergegeven in het rapport Milieutechnisch onderzoek Molenweg 28 te Soest (Hunneman Milieu-Advies,, rapportnr am04, juli 2007) tonen deze leeflaagdikte aan; het uitvoeren van controleboringen voor het vastleggen van de kwaliteit van de bovengrond op het overige terrein. Uit de analyseresultaten van deze boringen blijkt dat plaatselijk in één mengmonster de interventiewaarde voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) overschreden wordt en daarnaast de gehalten aan zink, lood, nikkel, extraheerbare gehalogeneerde verbindingen (EOX), PAK en minerale olie in de bovengrond voorkomen in gehalten boven de streefwaarden. Deze gehalten geven, gezien ook het gebruik van de locatie echter geen aanleiding tot het treffen van aanvullende maatregelen of beperkingen in het gebruik van de locatie. 5 Conclusie Het evaluatieverslag voldoet aan de eisen die in artikel 39c van de Wbb zijn gesteld. De getroffen saneringsmaatregelen voldoen aan het saneringsplan waarmee wij bij beschikking van 18 april 2006 (nummer 2006WEM001542i) hebben ingestemd. De bodem van het gesaneerde perceelsgedeelte is geschikt voor de functie wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen (bodemgebruikvorm I) en het gebruik als toeristisch toegankelijke stellingkorenmolen. 6 Nazorg en gebruiksbeperkingen Uit het evaluatieverslag blijkt dat na sanering ernstig verontreinigde grond onder de aangebrachte leeflaag in een hoeveelheid van circa m3 (depots D-02 en D-03) is achtergebleven. Voor de saneerder geldt de nazorgverplichting de leeflaag in stand te houden en te onderhouden. Deze restverontreiniging noodzaakt niet tot het opleggen van gebruiksbeperkingen als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, onder f, van de Wbb, aangezien deze verontreiniging onder de leeflaag gelegen is. Molenweg bij 28 te Soest, code UT pagina 3

4 7 Kadastraal ingeschreven publiekrechtelijke beperking Aangezien er na de sanering sprake is van een restverontreiniging waarvoor een nazorgverplichting noodzakelijk zijn, blijft het perceel kadastraal geregistreerd. Er is derhalve sprake van inschrijving van een publiekrechtelijke beperking in de openbare registers van het Kadaster. Derhalve zal ons college een afschrift van dit besluit zenden aan de Rijksdient van het Kadaster en de Openbare Registers. De publiekrechtelijke beperking is van toepassing op het kadastrale perceel: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Soest K 4503 Op de bijgevoegde kadastrale kaart zijn de gesaneerde perceelsgedeelten aangegeven. Voor het gehele perceel blijft de op basis van onze beschikking van 18 april 2006 (nummer 2006WEM001542i) aangegeven registratie van een ernstig geval van bodemverontreiniging onverminderd van toepassing. Van ons besluit doen wij op grond van artikel 39 van de Wbb een publicatie in een huis-aanhuisblad in de gemeente Soest. 8 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie Water en Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 143,- voor een natuurlijk persoon en 285,- voor een rechtspersoon. Onder vermelding van de code UT0342/00090 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de heer Schinkelshoek, telefoonnummer (m.u.v. vrijdag). Hoogachtend, Gedeputeerde Sstaten van Utrecht, namens hen, ing. G.C.M. Nortier teamleider Handhaving Molenweg bij 28 te Soest, code UT pagina 4

5 Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Hunneman Milieu Advies Raalte B.V., t.a.v. A. Mager, Postbus 253, 8100 AG Raalte; - Vrom Inspectie regio noord-west, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; - Gemeente Soest, t.a.v. R. Vernhout, Raadhuisplein 1, 3762 AV Soest; - Gemeente Soest, t.a.v. A.C. de Jong, Postbus 2000, 3760 CA Soest; - Kadaster en Openbare Registers, Postbus 85001, 3508 AA Utrecht; - Gewest Eemland afdeling Milieu, t.a.v. W. Zoutewelle, Postbus 4000, 3800 EA Amersfoort; - De heren A.R. Brons en J.G. van Rijn, Molenweg 28, 3764 TA Soest. Molenweg bij 28 te Soest, code UT pagina 5