Nuinmer: Provincie ZeelancJ Af deling: milieuhygiene ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Transcriptie

1 Middelburg, 11 maart 2004 Nuinmer: Provincie ZeelancJ Af deling: milieuhygiene ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^ GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Inleiding In het kader van de Wet bodembescherming is in onze opdracht nader onderzoek uitgevoerd naar de verontreiniging van de bodem op de locatie Van Tilburghstraat 8 te Driewegen. De aanleiding tot dit nader onderzoek werd gevormd door de resultaten van het op deze locatie uitgevoerde orienterende onderzoek. Aangezien wij tot sanering van deze bodemverontreiniging overgaan is inmiddels ook een saneringsplan opgesteld. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wet bodembescherming dienen wij vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. In geval van ernstige verontreiniging dienen wij, op grond van artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming vast te stellen of er sprake is van urgentie om te saneren. Tevens dienen wij op grond van artikel 6.5, eerste lid, van de Provinciale milieuverordening Zeeland voorafgaand aan de sanering het saneringsplan vast te stellen. Voorbereidingsprocedure Op de voorbereiding van deze beschikking is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. De onderzoeksrapporten, het saneringsplan en de ontwerp-beschikking hebben van 5 februari tot en met 4 maart 2004 ter inzage gelegen bij onze directie Ruimte, Milieu en Water en de gemeente Borsele. Gedurende deze termijn bestond voor belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze kenbaar te maken. Zienswijzen Geen. Algemeen Op de locatie Van Tilburghstraat 8 te Driewegen was in de periode een autoreparatiebedrijf gevestigd. Daarnaast is de locatie in gebruik geweest als verkooppunt voor brandstoffen. In 1925 is een vergunning verleend voor het oprichten van een benzinepomp-installatie. Hiervoor is in 1925 een ondergrondse tank met afleverzuil geplaatst. Deze tank is in 1939 vervangen door een tank met een groter volume. In is deze tank vervangen door een tweetal 6000 liter tanks voor benzine en superbenzine. De tanks waren inpandig gelegen in het voormalig garagebedrijf. De vul-, ontluchtingspunten en afleverpompen waren uitpandig tegen de gevel gepositioneerd. In 1983 zijn de aanwezige ondergrondse tanks onklaar gemaakt door ze vol te schuimen. Op dit moment is de ruimte waarin het garagebedrijf gevestigd was in gebruik als prive-garage van de eigenaar van de locatie. Er zijn aanwijzingen dat er aan de westzijde, naast de woning (nabij peilbuis 1) een voormalige waterput ligt. Deze put is in de jaren '80 met puinhoudende grond gedempt. Op de locatie zijn diverse onderzoeken uitgevoerd waaruit blijkt dat zowel de grond als het grondwater verontreinigd zijn. De verontreiniging bevindt zich met name onder de aanwezige garage. Er is besloten de verontreiniging te saneren inclusief verwijdering van de nog aanwezige tanks.

2 Resultaten bodemonderzoeken De omvang van de verontreiniging ter plaatse van het voormalige tankstation is vastgelegd tijdens de uitvoering van onderstaande onderzoeken: Rapportage Orienterend onderzoek Tilburghstraat 8 te Driewegen, Tukkers Milieu-onderzoek, kenmerk HER/CD99/ , 6 december Nader Bodemonderzoek Van Tilburghstraat 8 te Driewegen, Milieutechnisch adviesbureau EMN b.v., rapportnummer 02M , 6 mei De resultaten van het eerste onderzoek zijn opgenomen in het nader onderzoeksrapport van 6 mei Uit de onderzoeken is gebleken dat in de grond sterke verontreinigingen zijn aangetoond met xylenen. Daarnaast is sprake van een lichte tot matige verontreiniging vluchtige aromatische koolwaterstoffen en minerals olie. Het oppervlak waarop de interventiecontour voor grond wordt overschreden bedraagt circa 50 m 2. De sterke verontreiniging is aangetroffen op een diepte van circa 0,5 m-mv tot 1,0 m-mv. De hoeveelheid sterk verontreinigde grond wordt geschat op circa 25 m 3. In het grondwater zijn sterke verontreinigingen met vluchtige aromatische koolwaterstoffen en minerale olie aangetoond. Het oppervlak waarop de interventiecontour voor het grondwater wordt overschreden bedraagt circa 100 m 2. De sterke verontreiniging zijn aangetroffen tot een diepte van circa 2,5 m-mv. De hoeveelheid sterk verontreinigd grondwater wordt geschat op circa 100 m 3. De verontreiniging bevindt zich nabij en onder de garage en kan gerelateerd worden aan de voormalige bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de brandstofinstallatie. Tijdens genoemde onderzoeken is de omvang van de verontreiniging van de grond en grondwater ter plaatse van het voormalige tankstation, vooralsnog voldoende bepaald voor het vaststellen van ernst en urgentie en het opstellen van een saneringsplan. Ernst en urgentie Volgens de terminologie van de Wet bodembescherming is er op deze locatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waardoor er sprake is van een saneringsnoodzaak. Uit het bodemonderzoek blijkt dat voor de grond en grondwater interventiewaarden worden overschreden en er wordt voldaan aan volumecriteria zoals gesteld in de ministeriele Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (Staatscourant 2000, nr. 39). Bij de bepaling van de urgentie zijn de actuele, op de plaats van de verontreiniging voorkomende risico's voor mens en ecosysteem en verspreidingsrisico's van belang. Zie bijlage 7, Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming beoordeling en afstemming (Staatscourant 1998, nr. 4)). Volgens De handleiding Urgentie van bodemsanering is via het computerprogramma SUS de urgentie nagegaan. Bij het huidig en toekomstig gebruik, wonen met tuin, zijn er humane risico's aanwezig. Er worden geen ecologische en verspreidingsrisico's verwacht. Door de aanwezigheid van humane risico's is er sprake van een geval van urgente verontreiniging. Op basis van de handleiding is de verontreiniging ingedeeld in categorie 1, hetgeen inhoudt dat binnen 4 jaar na afgeven van deze beschikking x ernst en urgentie' met de sanering begonnen dient te worden. Sanering Voor de sanering van de verontreiniging is op 20 oktober 2003 een saneringsplan (EMN, rapportnummer 03W ) opgesteld. Er is geen saneringsonder-

3 zoek uitgevoerd. Het saneringsplan beschrijft de wijze van saneren van de verontreinigingen in grond en grondwater. Voorafgaande aan de bodemsanering zal de saneringslocatie toegankelijk worden gemaakt. Als onderdeel hiervan zal de in de garage aanwezige betonvloer verwijderd worden. De met xylenen verontreinigde grond wordt conform het in het saneringsplan opgenomen ontgravingsplan ontgraven tot een diepte van circa 1,5 m-mv. Zodra de ontgravingsgrenzen bereikt zijn worden er monsters genomen van de bodem en wanden van de put. De monsters worden geanalyseerd op de parameters minerale olie en BTEXN. Als terugsaneerwaarde wordt de streefwaarde gehanteerd. Indien dit niet mogelijk blijkt wordt als terugsaneerwaarde tenminste het gemiddelde van streef- en tussenwaarde aangehouden. De ontgraven schone bovengrond (0,0-0,5 m-mv)wordt in depot gezet, bemonsterd en geanalyseerd. Afhankelijk van de analyseresultaten wordt de grond hergebruikt op de locatie. Schone grond kan hergebruikt worden op de saneringslocatie. Indien deze waarde overschreden wordt dient het depot afgevoerd te worden naar een verwerker. De overige ontgraven grond (0,5-1,5 m-mv) wordt direct afgevoerd naar een verwerker. De twee aanwezige ondergrondse tanks zullen bij de saneringswerkzaamheden worden verwijderd en afgevoerd. Indien het om enige reden niet mogelijk is de ondergrondse tanks te verwijderen dienen deze te worden hergesaneerd. Om de verontreinigde grond 'in den droge' te kunnen ontgraven is een bemaling noodzakelijk. In het saneringsplan is gekozen voor een open put bemaling. Het benodigde debiet is circa 5 m 3 /uur. Na zuivering wordt het vrijkomende bemalingswater geloosd op de riolering. De waterzuiveringsinstallatie zal tenminste bestaan uit een zandvang en een meervoudige plaatbeluchter. Op de putbodem wordt een drainagesysteem aangebracht en aangesloten op een pompput. De ontgraving wordt aangevuld met gecertificeerd schoon zand dat voldoet aan het Bouwstoffenbesluit en eventueel met reeds ontgraven grond (toplaag). Na de grondsanering wordt bepaald of een grondwatersanering noodzakelijk is. Dit wordt gedaan door een aantal peilbuizen in en rond de voormalige interventiecontour te bemonsteren en het grondwater te analyseren op minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen (BTEXN). In het saneringsplan wordt voorgesteld een viertal peilbuizen te bemonsteren en te analyseren. In aanvulling hierop dient tevens het grondwater aan de noordoostzijde, ter plaatse van de Van Tilburghstraat, bemonsterd en geanalyseerd te worden. Indien de streefwaarde overschreden wordt dient een aanvullende grondwatersanering te worden opgestart. De verontreiniging in het grondwater wordt door middel van onttrekking gesaneerd tot de terugsaneerwaarde. De techniek voor de grondwatersanering wordt in het saneringsplan beschreven. Het water zal onttrokken worden middels een horizontale drain. Het onttrokken grondwater wordt via de zuivering geleid alvorens lozing plaatsvindt op het riool. Het benodigde debiet is volgens het saneringsplan maximaal 2,0 m 3 /uur. Om het verloop van de grondwatersanering te volgen wordt eenmaal per maand het influent van de waterzuivering bemonsterd. Hiernaast wordt eens per 3 maanden het grondwater uit twee controlebuizen bemonsterd en geanalyseerd op de parameters minerale olie en BTEXN. Op basis van de controle op het verloop van de grondwatersanering wordt vastgesteld of en wanneer de zuiveringsinstallatie kan worden weggenomen. Hiervan is sprake wanneer de concentraties in het influent gedurende twee opeenvolgende metingen de lozingsnormen niet meer overschrijden.

4 Indien uit de controle blijkt dat aan de terugsaneerwaarde voldaan is wordt de grondwateronttrekking stopgezet. Een maand na het stopzetten van de grondwateronttrekking worden de controlepeilbuizen opnieuw bemonsterd. Indien nog voldaan wordt aan de terugsaneerwaarden worden de peilbuizen vervolgens een maand later andermaal bemonsterd. Indien op dat moment geen verontreinigingen boven de terugsaneerwaarde worden aangetoond wordt de grondwatersanering als afgerond beschouwd. Indien bij een van de metingen ten behoeve van de afronding van de grondwatersanering in het grondwater nog verontreinigingen boven de terugsaneerwaarde worden aangetoond wordt een aanvullende grondwatersanering opgestart. De sanering wordt uitgevoerd onder milieukundige begeleiding. Tijdens de werkzaamheden worden de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen genomen. Voor aanvang van het werk dient door de aannemer een veiligheidsplan opgesteld te worden. De veiligheidsnormen dienen bepaald te worden aan de hand van de methodiek ter vaststelling van de risicoklassen en de verontreinigingssituatie. Restverontreiniging Het is niet uitgesloten dat op enkele plaatsen, zoals onder het gebouw of nabij kabels, restverontreiniging zal achterblijven. In geval restverontreiniging boven de terugsaneerwaarde achterblijft, zal middels monitoring worden vastgesteld of er sprake is van een stabiele eindsituatie conform het "Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond", eindrapport project doorstart A-5. Hiervoor dient een monitoringsplan in het evaluatierapport opgenomen te worden. De omvang van de restverontreiniging wordt door de milieukundig begeleider vastgelegd. Evaluati erappo r t Na afloop van de gehele sanering wordt een evaluatierapport opgesteld. Hierin wordt het verloop van de werkzaamheden beschreven en de resultaten van alle controlemetingen geevalueerd. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd of aan de doelstellingen en uitgangspunten van de sanering is voldaan. Kadastrale registratie De verontreiniging bevindt zich op een gedeelte van de percelen kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie AD, nummers 647 en 531. Op de bij dit besluit gevoegde kadastrale kaart zijn de betrokken percelen aangegeven waar zich ernstige verontreiniging bevindt. Overeenkomstig artikel 55 van de Wet bodembescherming is een afschrift van dit besluit gezonden aan het kantoor van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers ter vermelding van een aanduiding van de aard van dit besluit bij de betrokken percelen in de kadastrale registratie. Rechtsbescherming Tegen dit besluit kan door belanghebbenden schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Zeeland Stafafdeling KJB Postbus LA MIDDELBURG. In het bezwaarschrift dient tenminste opgenomen te worden: * naam * adres * datum * tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt * waarom bezwaar wordt gemaakt * handtekening.

5 Het bezwaarschrift moet binnen zes weken vanaf de dag na de dag, waarop de beschikking ter inzage is gelegd, ingediend te worden. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met de bezwaren geen rekening meer wordt gehouden. Indien overwogen wordt bezwaar te maken, kan desgewenst een informatiefolder worden toegezonden (telefoonnummer ). Gedurende de behandeling van een bezwaarschrift kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Dit verzoek moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN 's-gravenhage. Van kracht worden besluit Dit besluit wordt van kracht als de bezwaartermijn (zes weken) is verstreken, tenzij binnen die termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan. In dat geval wordt het besluit niet van kracht, voordat op dat verzoek is beslist. Besluit De verontreiniging van de bodem op de locatie Van Tilburghstraat 8 (kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie AD, nummers 647 en 531) betreft een geval van ernstige en urgente bodemverontreiniging. Het saneringsplan (EMN, rapportnummer 03W , 20 oktober 2003) voor het saneren van de bodemverontreiniging ter plaatse van de Van Tilburghstraat 8 te Driewegen stellen wij hierbij vast. Gedeputeerde sta-ten, namens dezen, / y IL. mr/c. J v,meij ler, oofd^atdeling Milieuhygiene. / / "(Z )