OMGEVINGSFACTOREN MET EEN INVLOED OP LANGLEEFBAARHEID BIJ MELKVEE: EEN ONDERZOEK BIJ VLAAMSE HONDERDTONNERS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "OMGEVINGSFACTOREN MET EEN INVLOED OP LANGLEEFBAARHEID BIJ MELKVEE: EEN ONDERZOEK BIJ VLAAMSE HONDERDTONNERS"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar OMGEVINGSFACTOREN MET EEN INVLOED OP LANGLEEFBAARHEID BIJ MELKVEE: EEN ONDERZOEK BIJ VLAAMSE HONDERDTONNERS door Jonas Dobbelaere Promotoren: Prof. Dr. Geert Opsomer Dr. Mieke Van Eetvelde Onderzoek in het kader van de masterproef 2017 Jonas Dobbelaere

2

3 VERTROUWELIJK - BELANGRIJK Deze masterproef bevat vertrouwelijke informatie en/of vertrouwelijke onderzoeksresultaten die toebehoren aan de Universiteit Gent of aan derden. Deze masterproef of enig onderdeel ervan mag op geen enkele wijze publiek gemaakt worden zonder de uitdrukkelijke schriftelijke voorafgaande toestemming vanwege de Universiteit Gent. Zo mag de masterproef onder geen voorwaarde door derden worden ingekeken of aan derden worden meegedeeld. Het nemen van kopieën of het op eender welke wijze dupliceren van de masterproef is verboden. Het niet respecteren van de vertrouwelijke aard van de masterproef kan onherstelbare schade veroorzaken aan de Universiteit Gent. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

4 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar OMGEVINGSFACTOREN MET EEN INVLOED OP LANGLEEFBAARHEID BIJ MELKVEE: EEN ONDERZOEK BIJ VLAAMSE HONDERDTONNERS door Jonas Dobbelaere Promotoren: Prof. Dr. Geert Opsomer Dr. Mieke Van Eetvelde Onderzoek in het kader van de masterproef 2017 Jonas Dobbelaere

5 Voorwoord In het kader van de masterproef ging ik twee jaar geleden op zoek naar een onderwerp dat verband had met melkvee, waar mijn grote interesse naartoe gaat. Ik klopte aan bij Professor Geert Opsomer, dienst Voortplanting en Verloskunde, Bedrijfsbegeleiding aan de Faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Gent, bij wie ik met open armen ontvangen werd. Samen overlegden we wat de mogelijkheden waren. We kwamen tot de overeenkomst om in de tweede master een uitgebreide literatuurstudie te maken en in derde master een onderzoek te doen met honderdtonners. Zodoende, maakte ik het werk genaamd: Factoren die de langleefbaarheid bij melkvee beïnvloeden. Dit jaar ging ik op de baan op om gegevens te verzamelen van honderdtonners bij Vlaamse melkveehouders. Mijn copromotor werd opnieuw Dr. Mieke Van Eetvelde, van dezelfde vakgroep en samen hebben zij mij goed begeleid. Wanneer ik vragen en problemen had of wanneer ik een tussentijdse versie doorstuurde, kreeg ik een vlotte respons met goede opbouwende commentaar, waardoor de uitwerking van deze masterproef vlot verliep. Naast hen wil ik ook de melkveehouders bedanken die mij met open armen ontvangen hebben. Verder bedank ik ook mijn familie en vrienden voor de steun en aanmoediging tijdens dit werk.

6 Inhoudsopgave Samenvatting... 1 Inleiding... 2 Literatuurstudie Energiemetabolisme tijdens de dracht Nederlandse hongersnood Vasstellingen bij het melkvee Genetica Algemeen Vaderinvloed Exterieurkenmerken Geboorteseizoen Leeftijd eerste kalving Melkproductie 1 ste lactatie Geboorteseizoen Grootte bij de geboorte Afkalfseizoen Maternale invloeden Pariteit en productie van het moederdier Opname, verdeling energie en conditiescore moederdier Uiergezondheid moederdier tijdens dracht Geslacht van het eerste kalf Dystocie Melksynthese Onderzoek MATERIAAL EN METHODEN Dieren Bedrijven Gegevens Verwerking Statistische analyse... 19

7 RESULTATEN Algemeen Aantal lactaties Maand en seizoen van geboorte Pariteit van de moeder Geslacht van het eerste kalf Afkalfleeftijd 1 ste kalving honderdtonner Genetica DISCUSSIE Algemeen Aantal lactaties Maand en seizoen van geboorte Pariteit van de moeder Geslacht van het eerste kalf Afkalfleeftijd 1 ste kalving honderdtonner Conclusie Referenties Bijlagen... 36

8 Samenvatting Melkproductie, vruchtbaarheid, genetica en exterieurkenmerken zijn vaste gespreksonderwerpen wanneer melkveehouders en adviseurs het hebben over langleefbaarheid of duurzaamheid in een veestapel. Maar zijn er naast deze elementen nog andere invloeden? Deze vraag werd luidop gesteld en er werd een antwoord gezocht door gegevens te verzamelen van duurzame melkkoeien. Het prototype hiervan is een honderdtonner of een melkkoe die of meer liter melk produceerde tijdens haar productieve periode. Er werd informatie verzameld over zowel de honderdtonner zelf, als haar moeder, en dit omtrent onder andere de genetica, melkproductie, geboortetijdstip, afkalfdata en geslacht van het eerste kalf. In totaal werden 174 honderdtonners afkomstig van 30 bedrijven in het onderzoek opgenomen. Over de genetica kan niks specifieks geconcludeerd worden wegens te grote variatie. Wel kon opgemaakt worden dat ze voornamelijk geboren waren in de zomer (39,7%) en de herfst (33,3%). Hier wordt de invloed van een hogere temperatuur tijdens de prenatale ontwikkeling vermoed als mogelijke oorzaak, terwijl ook seizoensgerelateerde verschillen qua voeding en daglengte niet kunnen worden uitgesloten. Daarnaast komen de opgenomen honderdtonners meestal voort uit een jonge moeder (eerste- of tweedekalfskoe) (68,4%). Een tijdens de dracht andere nutriëntenverdeling bij deze moederdieren wordt hiermee in verband gebracht. Multipare melkkoeien geven tijdens de dracht immers nog veel melk, waardoor er minder energie overblijft om aan de intrauterien groeiende foetus te geven. Bij de recentste honderdtonners werd er ook gekeken naar het geslacht van het eerste kalf waarvan zij afkalfden. Uit deze selectie bleek dat 65,4% afkalfde van een vaarskalf. In de literatuur wordt gesuggereerd dat het afkalven van een vaarskalf geassocieerd is met een specifiek hormonaal patroon dat op zijn beurt geassocieerd is met een hogere melkproductie tijdens de eerste lactaties waardoor het dier minder snel afgevoerd wordt. De leeftijd bij eerste kalving blijft een belangrijk item in de moderne melkveehouderij. Bij de honderdtonners die in ons onderzoek zijn opgenomen, bleek deze afkalfleeftijd meestal rond het ideale moment gesitueerd. De meerderheid (51%) kalfde af tussen 24 en 26 maanden. Hoewel de resultaten uit dit onderzoek onze vraag deels beantwoord hebben, moet er nog verder onderzoek gedaan worden. Met dit onderzoek worden enkele invloeden gesuggereerd, waarover nog geen sluitende bewijzen kunnen geformuleerd worden. Sleutelwoorden: langleefbaarheid- honderdtonner- melkvee- omgevingsfactoren 1

9 Inleiding Langleefbaarheid is één van de modewoorden in de huidige melkveehouderij. Duurzame melkkoeien kunnen langer doorgaan met produceren en zijn op die manier heel wat economischer voor de melkveehouder. Het blijft namelijk financieel voordeliger om een melkkoe langer aan te houden in plaats van haar te vervangen door een jonge vaars. De opfokkosten wegen dus niet op tegen het voordeel om een melkkoe langer aan te houden. Maar een duurzame melkkoe moet wel aan enkele voorwaarden voldoen waardoor ze langer dan gemiddeld kan gehouden worden. Een goede gezondheid, vruchtbaarheid, exterieurkenmerken en productie zijn de kenmerken die bijdragen aan een duurzame veestapel (Essl, 1998). Het ideale voorbeeld van een duurzame melkkoe is een honderdtonner. Dit zijn melkkoeien die minstens liter melk geproduceerd hebben in hun leven. Om deze levensproductie te kunnen halen, moeten de vermelde kenmerken uiteraard aanwezig zijn. Het belangrijkste kenmerk is de melkproductie, deze moet hoog genoeg zijn. Een melkkoe die niet voldoet aan de productiecriteria wordt vaak vroegtijdig opgeruimd, terwijl een hoog productieve melkkoe in de mate van het mogelijke langer aangehouden wordt ondanks bijvoorbeeld een tegenvallende vruchtbaarheid. Zoals al vermeld, moet de vruchtbaarheid gunstig zijn. Het aantal inseminaties en de tussenkalftijd mogen niet te hoog oplopen, anders moet de melkkoe eveneens het bedrijf verlaten. Een goede vruchtbaarheid brengt eveneens een verhoging van de productie met zich mee aangezien de productie na kalven terug een boost krijgt. Ook moet de melkkoe een goede gezondheid hebben. De meest voorkomende problemen zijn uierontstekingen en metabole problemen. Melkkoeien met deze problemen kunnen niet hetzelfde verwezenlijken in vergelijking met een gezonde melkkoe. En als laatste moet de melkkoe een functioneel exterieur hebben. Melkkoeien met veel klauw- en pootproblemen kunnen niet produceren wat ze in hun capaciteit hebben. De vruchtbaarheid zal ook niet hetzelfde zijn, omdat deze melkkoeien moeilijker tochtigheid tonen en dus minder snel drachtig geraken. We kunnen dus concluderen dat er heel wat obstakels te overwinnen zijn om als melkkoe de uitzonderlijk prestatie van liter te produceren. Het huidige onderzoek sluit aan bij de voorbereidende literatuurstudie met als titel Factoren die de langleefbaarheid beïnvloeden bij melkvee. De bedoeling was om na te gaan of er andere factoren, naast de klassieke factoren zoals genetica en management, een rol spelen in het behalen van een levensproductie van meer dan liter melk. De aandacht ging in het bijzonder uit naar prenatale factoren en factoren tijdens het vroege leven van de honderdtonner. 2

10 Literatuurstudie Het behalen van liter melk kan, zoals vermeld in de inleiding, enkel bereikt worden indien een melkkoe een goede melkproductie combineert met een lange levensduur. In onderstaand literatuuroverzicht worden enkele factoren met gekende invloed op productie en levensduur verder uitgediept. 1. Energiemetabolisme tijdens de dracht 1.1 Nederlandse hongersnood Op het einde van de tweede wereldoorlog ( ) kwam het westen van Nederland in een hongersnood terecht ten gevolge van spoorstakingen en een extreem koude winter. De hoeveelheid voedsel die dagelijks beschikbaar was daalde desastreus. De gevolgen waren het grootst voor de lacterende en zwangere vrouwen aangezien zij eigenlijk meer voedingsstoffen nodig hadden voor het voeden van hun kind. Dit resulteerde in baby s die kleiner waren en minder wogen. Na de oorlog steeg de beschikbaarheid van voedsel enorm maar de effecten van de hongersnood waren veel langer zichtbaar bij de mensen (Roseboom et al., 2001). Onderzoek toonde aan dat mensen die blootgesteld werden aan hongersnood tijdens hun foetale ontwikkeling een hogere kans hebben om later glucoseïntolerantie, diabetes type 2 en problemen in verband met een hogere bloeddruk te ontwikkelen. Onderzoekers gaan ervan uit dat baby s geprogrammeerd worden naargelang de omstandigheden waarin de moeder zich bevindt tijdens de zwangerschap, aangezien er verwacht wordt dat de baby in gelijkaardige postnatale omstandigheden terecht komt. Baby s met een laag geboortegewicht zijn in die mate geprogrammeerd om bijvoorbeeld zuinig om te gaan met glucose, zodat de beperkte toevoer van glucose gebruikt kan worden voor de vitale organen (hersenen, hart ). Dit zorgt voor een overleving op korte termijn, maar heeft ook lange termijneffecten: wanneer deze mensen tijdens hun volwassen leven genoeg voedsel ter beschikking hadden, namen zij gemakkelijk toe in gewicht. Doordat diabetes type 2 voornamelijk bij mensen met overgewicht voorkomt, hebben deze mensen een verhoogd risico. Het omgekeerd geldt uiteraard ook. Mensen geprogrammeerd om met een overschot aan voedsel om te gaan, krijgen het snelst moeilijk in perioden van schaarste (Bateson et al., 2004). 3

11 Figuur 1 is een weergave van het verband tussen de verhoogde kans op het ontwikkelen van ziekten als men niet leeft op de manier waarvoor het metabolisme is geprogrammeerd tijdens de foetale ontwikkeling. Wanneer een persoon geprogrammeerd is om te leven in tijden van voedseltekorten (small phenotype), zoals tijdens de Nederlands hongersnood, en leeft later in tijden van voedseloverschot zal de gezondheid als volwassene (adult health) lager zijn in vergelijking met mensen die geprogrammeerd waren om te leven in deze tijden van voedseloverschotten (large phenotype). Omgekeerd geldt dit uiteraard ook. Mensen geprogrammeerd om te leven in voedseltekorten (small phenotype) zullen een betere gezondheid hebben op volwassen leeftijd als ze effectief leven in tijden van voedseloverschot in vergelijking met mensen die niet geprogrammeerd waren om in barre omstandigheden te leven. Figuur 1: De gezondheid als volwassen mens uitgezet volgens de hoeveelheid voedsel die voorhanden is ten opzichte van het geprogrammeerd fenotype (uit Bateson et al., 2004). 1.2 Vasstellingen bij het melkvee Melkkoeien zijn één van de weinige dieren waarvan er een hoge productie verwacht wordt terwijl ze alweer drachtig zijn van hun volgende kalf. Meestal vindt de conceptie plaats op de moment dat de energiebalans van de melkkoe nog niet helemaal positief is. Er kan dus gesteld worden dat de nog aanwezige metabole stress de embryo laat ontwikkelen in een minder gunstig intra-uterien milieu. (Barker et al., 1998). We kunnen dus stellen dat, in vergelijking met de vorige paragraaf, het toekomstig kalf ontwikkeld wordt om te leven in nutriëntentekort, wat later nadelen kan opleveren wanneer er van haar verwacht wordt zelf hoge producties te halen. Op de nadelen van de melkproductie op de ontwikkeling van de vrucht wordt later nog dieper ingegaan. 4

12 2. Genetica 2.1 Algemeen De mate waarin langleefbaarheid genetisch overdraagbaar is, is moeilijk te bepalen wegens het feit dat er weinig directe informatie is over de duurzaamheid van een melkkoe tijdens haar reproductieve periode. We kennen immers pas de duurzaamheid van de koe op het einde van haar productieve leven. Daarom is het aan te raden verbanden te leggen tussen langleefbaarheid en andere factoren. Deze factoren beïnvloeden de langleefbaarheid en zijn beter te evalueren tijdens de productieve periode. Zo is er een gunstig genetisch verband tussen enerzijds productieve levensdagen en anderzijds celgetal en vruchtbaarheidskenmerken. Melkvee met een langer productief leven hebben een lager celgetal, kortere tussenkalftijd, minder open dagen (interval tussen kalving en laatste inseminatie) en minder inseminaties per dracht (Pritchard et al., 2013). Het sterkste genetisch verband is te vinden tussen productieve levensdagen en tussenkalftijd (0,43), gevolgd door celgetal (0,39), aantal inseminaties (0,36) en melkhoeveelheid (0,36) (Pritchard et al., 2013). Voor functionele en ware langleefbaarheid worden de erfelijkheidsgraden respectievelijk op 0,17 en 0,18 geschat. Fokken op duurzaamheid is dus wel degelijk mogelijk (Buenger et al., 2001). Deze erfelijkheidsgraden verschillen in minieme mate tussen verschillende melkveerassen. Voor functionele langleefbaarheid vinden we bijvoorbeeld bij Braunvieh, Simmental en Holstein respectievelijk een erfelijkheidsgraad van 0,181; 0,198 en 0,184 (Vukasinovic et al., 2001). 2.2 Vaderinvloed Om van stieren te evalueren in welke mate ze bijdragen tot de duurzaamheid van hun dochters is er een minimum aantal dochters nodig die reeds afgevoerd zijn. We spreken hier dus over een lange periode vooraleer we tot betrouwbare cijfers komen. Als we ons enkel hierop baseren is het moeilijk om met duurzaamheid rekening te houden in fokprogramma s. Een combinatie van directe levensduurinformatie en indirecte voorspellende informatie (zoals exterieurkenmerken) biedt hier de oplossing (Larroque & Ducrocq, 2001). 2.3 Exterieurkenmerken Op het moment dat men een selectie maakt van jonge stieren, getest op melkproductie en exterieurkenmerken bij eerste kalfsdochters, is de betrouwbaarheid voor levensduur nog zeer klein. Hierdoor ging men zich gaan afvragen of het niet mogelijk was exterieurkenmerken (indirecte informatie), die reeds op vroege leeftijd bepaald worden, te linken aan duurzaamheid. De sterkste effecten worden gevonden voor uierkenmerken, meer bepaald voor uierdiepte, vooruieraanhechting, 5

13 ophangband, achteruierhoogte en voorspeenplaatsing. Klauw- en pootkenmerken zijn minder gecorreleerd aan functionele langleefbaarheid. Kenmerken als lichaamsdiepte, zijaanzicht achterpoten en speenlengte zijn optimumkenmerken. Melkkoeien die te groot en/of te smal zijn, hebben een korter productief leven. Aangezien voorgaande exterieurkenmerken veelal beoordeeld worden tijdens de eerste lactatie, is er op deze manier toch vrij vroeg indirecte informatie beschikbaar over de langleefbaarheid van melkkoeien. Door een selectie te maken op de exterieurkenmerken die bijdragen tot een hogere langleefbaarheid, kan de melkveehouder de duurzaamheid van zijn melkveestapel laten stijgen (Larroque & Ducrocq, 2001; Buenger et al., 2001). De mate waarin exterieurkenmerken gelinkt kunnen worden aan een hoger of een lager afvoerrisico is verschillend tussen bedrijven. We onderscheiden twee groepen bedrijven: bedrijven die aan stamboekregistratie doen en bedrijven die geen stamboekregistratie doen. Exterieurkenmerken bepalen vooral mede het afvoerrisico op stamboekbedrijven. Dit zijn veelal de betere bedrijven, waar de dieren minder snel afgevoerd worden omwille van te lage melkproductie maar veeleer voor een ontoereikend exterieur. Zo zien we dat klauw- en pootkenmerken geen effect hebben op de ware langleefbaarheid op niet-stamboekbedrijven maar wel op stamboekbedrijven. Wellicht worden op deze bedrijven gebrekkige exterieurkenmerken geplaatst onder vrijwillige afvoerredenen (net als lage melkproductie) en niet onder onvrijwillige afvoerredenen zoals op niet-stamboekbedrijven (Larroque & Ducrocq, 2001). 3. Geboorteseizoen Onderzoek op de invloed van het geboorte seizoen op de langleefbaarheid is nog weinig uitgevoerd bij melkvee, bij de mens zijn hiervoor wel enkel significante verschillen op te merken. Onderzoek in de noordelijke hemisfeer (Oostenrijk en Denemarken) toonde aan dat mensen die geboren zijn in de herfst (oktober tot december) langer leefden dan mensen geboren in de lente. In de zuidelijke hemisfeer (Australië) werd een gelijkaardig patroon gezien, maar dan een halfjaar verschoven (zie figuur 2). Echter, bij Britse immigranten in Australië wordt het zelfde patroon gezien als bij de Denen en Oostenrijkers. Dit wijst er op dat vooral het vroege leven, meer dan waar men later terechtkomt, een invloed heeft op de levensduur. Kinderen geboren in de herfst zouden zwaarder wegen bij geboorte in vergelijking met kinderen geboren in andere seizoenen, te wijten aan een betere gezondheid van de moeder en de zuigelingen. Deze betere gezondheid kan onder meer verklaard worden door de voedselrijkdom en de lagere infectiedruk in de zomer. Zwangere vrouwen in de zomer zouden dus als gezonder kunnen beschouwd worden en dit heeft een direct effect op de neonaat. Deze invloeden zijn wel aan het verminderen de laatste decennia door verbeteringen in de maternale en vroeg postnatale gezondheid, welke vroeger meer afhankelijk waren van de maand of het seizoen waarin men geboren werd (Doblhammer en Vaupel, 2001). 6

14 Noordelijke hemisfeer: -Denemarken -Oostenrijk Zuidelijke hemisfeer: -Australië Figuur 2: Levensduur bij de mens afhankelijk van de maand van geboorte (uit Doblhammer en Vaupel, 2001) Verschillen in levensverwachtingen zouden ook te wijten kunnen zijn aan seizoengebonden deficiënties van verschillende vitaminen: foliumzuur, Vit. B3, B6 en B12, C of E. Deze kunnen beschadigende effect hebben op het DNA en zo bijdragen tot premature veroudering. Wanneer deze tekorten samenlopen met kritieke perioden van de ontwikkeling van het kind, kan er een verkorting in de levensduur ontstaan. Kritieke perioden zijn vooral de 3 de maand van de zwangerschap en de eerste maand na de geboorte van het kind. Typische tekorten aan de genoemde vitaminen treden op in de late winter en/of vroege lente (Gavrilov en Gravilova, 1999). 4. Leeftijd eerste kalving Een vaars op een correcte leeftijd met passend bijhorend gewicht laten afkalven, brengt enkele gunstige gevolgen met zich mee. De kosten voor de opfok verkleinen en zo ook de vervangingskosten. Op het vlak van genetica gaan we er ook op vooruit door het verkleinen van het genetisch interval (Zavadilová & Štípková, 2013; Do et al., 2013). Idealiter ligt de afkalfleeftijd van vaarzen op 24 maanden met een gewicht van minimum 560kg om maximaal te presteren tijdens hun productieve leven. Dit streefdoel wordt behaald door een goed management, goede vruchtbaarheid en het uitblijven van gezondheidsproblemen (Zavadilová & Štípková, 2013). Vaarzen die op een jonge leeftijd kalven hebben minder kans om vervroegd opgeruimd te worden (figuur 3). Melkkoeien die voor de eerste maal kalven ouder dan 29 maanden hebben 18% meer kans om vervroegd opgeruimd te worden dan melkkoeien die voor de eerste maal kalven op een leeftijd van minder dan 26 maand (López de Maturana et al., 2007). Melkkoeien die als vaars op oudere leeftijd kalven, produceren dus gemiddeld minder lactaties en hebben een korter productief leven op het 7

15 bedrijf. Eén van de factoren die dit kan verklaren is het feit dat vaarzen die op oudere leeftijd voor de eerste maal afkalven meer open dagen hebben (dit zijn het aantal dagen tussen de kalving en eerste inseminatie). Daarnaast hebben deze vaarzen ook meer inseminaties nodig vooraleer ze terug drachtig worden (Zavadilová & Štípková, 2013). Vaarzen die te jong (< 22 maanden) of te oud (> 27 maanden) zijn bij afkalven, hebben meer kans op dystocie en produceren minder tijdens de eerste lactatie. Op het vlak van levensduur is het belangrijk dat de vaarzen voldoende ontwikkeld zijn. Beter ontwikkelde vaarzen gaan langer mee (Do et al., 2013; Weller & Ezra, 2015). Naast dystocie heeft tweelingdracht een behoorlijke impact op de langleefbaarheid van een primipare melkkoe. Dystocie zorgt voor een inkorting van 180 dagen van het productieve leven, terwijl een tweelingdracht voor een inkorting zorgt van 120 dagen. Bij een combinatie, dus moeilijk afkalven van een tweeling, is er een inkorting van 160 dagen (Weller & Ezra, 2015). Figuur 3 geeft een verband weer tussen de leeftijd bij eerste kalving en het rendement van haar productieve leven. Het hoogste rendement wordt bereikt op ongeveer 690 dagen (22,6 maand) (Do et al., 2013). Figuur 3: Verdeling productierendement t.o.v. leeftijd eerste kalving (uit Do et al., 2013) De negatieve effecten van later af te kalven zijn niet alleen te zien bij de melkkoe zelf maar ook bij haar dochters. Nakomelingen van oudere vaarzen hebben namelijk een lagere conditiescore, produceren minder melk en hebben meer tijd nodig vooraleer ze terug tochtig worden. Het tonen van een goede tocht duurt gemiddeld acht dagen langer. Ze hebben wel een hoger non-returnpercentage van ongeveer 6-7,5%, maar hebben dan wel weer 6-7% meer inseminaties nodig per dracht (Banos et al., 2007). 8

16 5. Melkproductie 1 ste lactatie Het effect van de productie tijdens de eerste lactatie is niet te onderschatten. Bij pas afgekalfde vaarzen, die net aan hun eerste lactatie begonnen zijn, zal de veehouder snel (binnen de eerste twee maand) beslissen of hij ze al dan niet verder houdt. Het belangrijkste selectiecriterium is hierbij de productie, aangezien de vaars op dat moment nog geen eventuele gebreken toont in haar exterieur of haar vruchtbaarheid (Mészáros et al., 2013). Hieronder worden enkele factoren vermeld die deze productie kunnen beïnvloeden en passen in het kader van dit onderzoek. 5.1 Geboorteseizoen Soberon et al. (2012) hebben een onderzoek gedaan naar de relatie tussen de voedingsstoffenopname via melkpoeder en de groei voor en na het spenen. Hierbij keken ze ook naar omgevingsinvloeden zoals de temperatuur. Het onderzoek werd uitgevoerd op het landbouwbedrijf van de universiteit in Cornell en een extern landbouwbedrijf om eventuele bedrijfsinvloeden uit te schakelen. Melkkoeien geboren tijdens koudere maanden (0,2 C) produceren kg melk minder tijdens hun eerste lactatie in vergelijking met melkkoeien geboren tijdens normale temperaturen (16 C). Dit verschil is wellicht te wijten aan de verhoogde behoeften om het eigen basaal metabolisme te ondersteunen. Bij eenzelfde hoeveelheid melktoediening zijn er dus minder voedingsstoffen beschikbaar voor de groei. De melkproductie van de eerste lactatie wordt dus wel degelijk beïnvloed door omstandigheden die zich in de eerste 49 levensdagen afspelen (Soberon et al., 2012). 5.2 Grootte bij de geboorte De foetale groei wordt voornamelijk beïnvloed door het intra-uteriene milieu. Zestig procent van de foetale groei is te wijten aan effecten in dit milieu, terwijl dat het genotype van de moeder en de vader slechts voor 20% procent verantwoordelijk zijn. De foetale groei wordt weerspiegeld in het gewicht van het kalf bij de geboorte, lichtere kalveren hebben zich moeten ontwikkelen in een minder gunstig intrauterien milieu in vergelijking met zwaardere kalveren. Met andere woorden er zijn minder voedingsstoffen voor de foetus voor handen. De beschikbare hoeveelheid voedingsstoffen die aanwezig zijn, is afhankelijk van de leeftijd van het moederdier, haar lichaamsconditie en melkproductie. Melkkoeien die meerdere keren gekalfd hebben en meer dan gemiddeld produceren, geven lichtere kalveren bij de geboorte. Dit verschil in gewicht blijft bestaan totdat deze kalveren zelf beginnen produceren, maar heeft geen rechtstreekse gevolgen op de melkproductie van eerste lactatie (Swali en Wathes, 2006). 9

17 5.3 Afkalfseizoen Naast het seizoen waarin de melkkoe geboren is, kan ook het seizoen waarin zij voor het eerst afkalft de melkproductie tijdens de eerste lactatie beïnvloeden. In een onderzoek uitgevoerd in Wallonië blijkt dat deze melkproductie het laagst is wanneer de melkkoe voor het eerst kalft in de winter en de lente. De hoeveelheid melk die minder geproduceerd wordt is respectievelijk 7% en 10 %, vergeleken met vaarzen die voor het eerst afkalven in de zomer. Deze verschillen kunnen verklaard worden door een verschil in lactatieduur en het al dan niet grazen in het begin van de lactatie (Froidmont et al., 2012). 6. Maternale invloeden 6.1 Pariteit en productie van het moederdier Fuerst-Waltl et al. (2004) hebben de prestaties van melkkoeien van het ras Simmental vergeleken met de leeftijd van de moeder op het moment van hun geboorte. Dit deden ze voor de belangrijkste economische kenmerken zoals langleefbaarheid, vruchtbaarheid en de melkgehalten. Bij de Simmental melkkoeien hebben de onderzoekers gezien dat de melkproductie daalt als de leeftijd van de moeder stijgt bij geboorte. Het verschil kan oplopen tot 144 kg melk. Voor vruchtbaarheid en uiergezondheid heeft men eenzelfde verschijnsel niet kunnen aantonen (Fuerst-Waltl et al., 2004). Storli et al. (2014) hebben hetzelfde onderzocht bij melkkoeien van het Noorse Roodbonte ras. De resultaten lopen in dezelfde lijn. Een toenemende pariteit van de moeder heeft een negatief effect op de 305-dagen productie in de eerste en tweede lactatie. Enkel bij de eerste twee lactaties zijn de resultaten significant. Dochters van primipare melkkoeien geven 149 kilogram melk meer in hun eerste lactatie in vergelijking met dochters van zevende pariteitsmelkkoeien. In hun tweede lactatie was dit verschil 130 kilogram melk. Dochters van melkkoeien die tweemaal gekalfd hebben geven respectievelijk 40 en 58 kilogram melk minder dan dochters van vaarzen. Deze resultaten waren niet significant. Berry et al. (2008) hebben een onderzoek uitgevoerd bij Ierse melkkoeien, Holstein-Friesians, waarbij ze hebben gekeken naar de invloed van de melkproductie, voor en na de bevruchting, van de moeders op de melkproductie en langleefbaarheid van hun nakomelingen. Hieruit is samen te vatten dat een goed producerende moeder nakomelingen geeft die in de eerste en derde lactatie minder melk geven. Weliswaar is het verschil klein. Bijkomstig wordt dit dan nog eens gecombineerd met een hoger celgetal in de eerste lactatie en een verhoogde opruimingskans in de tweede lactatie. De maternale invloed op de melkproductie geeft meer variatie volgens stijgende pariteit. Over de invloed van de melkproductie voor of na de bevruchting kan niet veel gezegd worden, wel over de onderlinge verhouding tussen vet en eiwit. Een lage verhouding voor en tijdens de dracht is gelinkt met een hogere productie, langere levensduur en een betere uiergezondheid, alhoewel deze resultaten niet significant zijn. 10

18 Gonzalez-Recio et al. (2014) bevestigen in hun onderzoek het effect van de pariteit van de moeder op de prestaties van de nakomelingen. Nakomelingen van meerdere kalfsdieren werden vergeleken met nakomelingen uit niet-lacterende vaarzen. De melkproductie van de nakomeling gaat achteruit volgens de pariteit van de moeder (figuur 4). Dochters van moeders die niet in lactatie waren tijdens de dracht, hadden dus een hogere levensproductie. Hiervoor worden er verschillende redenen naar voor geschoven: toenemende melkproductie per lactatie, stijging van ongewenste mutaties in de kiemlijn bij oudere melkkoeien en/of een grotere hoeveelheid epigenetische kenmerken die worden doorgegeven aan de embryo. Melkkoeien die genetisch tot de beste van de veestapel behoren, kunnen desondanks toch minder produceren door het negatief effect van de lactatie van hun moeder tijdens de embryogenese. Dochters uit moeders die niet-lacterend zijn tijdens de eerste 7 maanden van de dracht hebben eveneens een langere levensduur (figuur 4). De levensduur van melkkoeien die het tweede kalf zijn van hun moeder is de kortste. Vervolgens stijgt de levensduur terug volgens de pariteit van de moeder. Dochters van niet-lacterende vaarzen leven dus het langst. Men leidt hieruit af dat cellen in zekere mate worden geprogrammeerd ten gevolgen van de lactatie, waardoor er effecten op langere termijn ontstaan. Hieronder verstaat men betere productieresultaten, een betere metabole efficiëntie en dus een hogere levensduur. Deze resultaten zijn in contrast met Banos et al. (2007). In hun onderzoek geeft de melkproductie van de moeder geen significant verschil op de melkproductie van haar nakomeling tijdens de eerste lactatie. Figuur 4: Effect van lacterende melkkoeien (volgens aantal lactaties) op de productie en langleefbaarheid van hun nakomelingen in vergelijking met nakomelingen van niet-lacterende dieren (uit Gonzales-Recio, 2014). 11

19 6.2 Opname, verdeling energie en conditiescore moederdier De capaciteit van een drachtige melkkoe om een kalf te laten ontwikkelen, is afhankelijk van de manier waarop ze haar opgenomen voedingsstoffen verdeeld over haar dracht, haar eigen groei en haar melkproductie. De melkproductie loopt met de grootste hoeveelheden voedingstoffen weg en vormt zo de grootste concurrent voor de foetus die in volle ontwikkeling is. Daarnaast zijn er heel wat omgevingsinvloeden die inspelen op de foetus bij een hoog productieve melkkoe, onder andere veroorzaakt via hormonen. De effecten hiervan kunnen zichtbaar worden in de latere melkproductie, levensduur, immuniteit, conditiescore en vruchtbaarheid van de foetus (Banos et al., 2007). Een verklaring is hiervoor te vinden in de opgenomen voedingsstoffen die moeten verdeeld worden over verschillende energiebehoeftes. De melkkoe moet energie opnemen voor haar eigen metabolisme, de melkproductie indien lacterend, de groei afhankelijk van de leeftijd en de vrucht indien drachtig. Een drachtige pink moet enkel energie opnemen voor haar eigen metabolisme, de vrucht en haar groei. Een vaars die voor de eerste maal gekalfd heeft en melk produceert moet daarboven nog energie steken in de melkproductie. Er gaat wel veel minder energie richting de groei. Wanneer deze melkkoe nogmaals kalft, heeft ze nog minder energie nodig voor de groei. Op die manier kan men denken dat er meer energie richting de vrucht kan gaan, maar men moet rekening houden met het feit dat de melkproductie steeds meer energie vereist bij toenemende pariteit (Storli et al., 2014). Het energielevel van een melkkoe kan afgeleid worden van haar conditiescore, melkproductie en leeftijd van afkalven. Elk van deze factoren kunnen een inschatting geven over de maternale omgeving tijdens de dracht. Aan de conditiescore kunnen we afleiden hoeveel energie er aanwezig is voor de groei te stimuleren, de melkproductie en de ondersteuning van de dracht. Een goede conditiescore geeft aanleiding tot een hogere energetische baarmoederomgeving. De kritieke fases van de ontwikkeling van de foetus zijn voornamelijk gesitueerd in het tweede en derde trimester van de dracht. De moeder moet dus voornamelijk in deze fases over een goede conditiescore beschikken (Banos et al., 2007). 6.3 Uiergezondheid moederdier tijdens dracht Dochters die afstammen van moeders die tijdens de embryonale en foetale ontwikkeling mastitis doormaken, klinisch of subklinisch, hebben een kortere langleefbaarheid en lagere productieniveaus (figuur 5). Gonzalez-Recio et al. (2014) hebben dit effect onderzocht bij melkkoeien die subklinische mastitis doormaakten. Dit opvallende verschil is echter niet significant bewezen, wellicht door de relatief kleine populatie melkkoeien dat subklinische mastitis doormaakt (13%). 12

20 Figuur 5: Verschil in langleefbaarheid en productie naargelang het al dan niet doormaken van uierontsteking in de embryonale en foetale fase (uit Gonzales-Recio et al., 2014) 7. Geslacht van het eerste kalf 7.1 Dystocie Er zijn enkele risicofactoren die de kans groter maken dat de geboorte niet vlot verloopt, waaronder we dystocies en doodgeboorten verstaan. De kans op een dystocie is het grootst wanneer primipare dieren afkalven van een stierkalf. Eerste pariteitsmelkkoeien zijn gevoeliger omdat het dier nog in ontwikkeling is en de verhouding tussen de grootte van het kalf en de bekkenafmetingen groter is dan bij multipare melkkoeien. In vergelijking met primipare vaarzen geven multipare melkkoeien zwaardere kalveren, maar doordat het bekken volledig ontwikkeld is, is het gewicht van het kalf dan zelden het probleem. De ruimte in het bekken stijgt dus relatief meer dan het gewicht van het kalf. Op een correcte leeftijd afkalven als vaars is van groot belang. Wanneer ze te jong zijn, is het bekken uiteraard onderontwikkeld om een kalf op de wereld te zetten maar wanneer ze te oud worden (>30 maand), vermindert de elasticiteit van het bekken en is er een opstapeling van vet (Gianola en Tyler, 1974). 13

21 Naast de leeftijd en grootte van het moederdier speelt ook het geslacht van het kalf een rol. Bij stierkalveren is de frequentie van dystocies tweemaal zo hoog als voor vaarskalveren. Dit is voornamelijk van belang bij primipare melkkoeien. Stierkalveren zijn relatief breder en hebben een zwaarder skelet waardoor vaker dystocies voorkomen (Gianola en Tyler, 1974). Dystocies zorgen zowel voor productieverlies, verminderde vruchtbaarheid als een daling van het productieve leven en stijging van de veeartskosten (Dematawewa en Berger, 1997). Dystocies bij vaarzen hebben de grootste gevolgen. Dit komt doordat hier de melkveehouder snel beslist of hij al dan niet doorgaat met de vaars. Doordat dystocies de productie verminderen zal hij dan ook sneller beslissen om haar af te voeren (Mészáros et al., 2013). Het voorkomen van een dystocie zorgt voor een verlenging van 180 dagen van het productieve leven (Weller & Ezra, 2015). 7.2 Melksynthese De functionele ontwikkeling van de melkklier gebeurt voornamelijk tijdens de dracht en wordt geleid door verschillende maternale en foetale invloeden: progesteron, oestrogeen, en placentaal lactogeen. Bij kalveren die na de geboorte bij de moeder blijven, wordt de melksynthese hoofdzakelijk geregeld door het aantal drinkbeurten en dus de hoeveelheid melk die de nakomelingen opnemen, maar de moeder kan de opname limiteren of voorkomen door het zuigen te weigeren. Daarnaast is er een sterk vermoeden dat de melksynthese beïnvloed wordt door het geslacht van de nakomeling (Hinde et al., 2014). In de moderne melkveehouderij zijn kalveren na enkele uren al verwijderd van hun moeder. Postnatale invloeden die uitgaan van het kalf op de melkproductie worden dus vermeden. Men heeft wel het vermoeden dat de melkproductie van de eerste en volgende lactaties beïnvloed wordt door het geslacht van het laatst geboren kalf en van het kalf waarvan de melkkoe drachtig is (figuur 6). Dit vermoeden is onder andere gebaseerd op het feit dat de moeder ongeveer 200 dagen drachtig is tijdens de lactatie. 14

22 Figuur 6: Effect van het geslacht van de foetus op de melkproductie (Hinde et al., 2014) Figuur 7: Effect van het geslacht van het kalf tijdens de tweede pariteit op de eerste en tweede lactatie (Hinde et al., 2014) De 305-dagen productie van Holsteinmelkkoeien is hoger wanneer ze drachtig waren van een vaarskalf. Melkkoeien die als eerste kalf een vaarskalf op de wereld zetten geven 142 kg melk meer dan melkkoeien gekalfd van een stierkalf in hun eerste lactatie. Deze trend wordt eveneens gezien na twee tot vijf pariteiten. Over alle producties heen zien we een stijging van 1,2% bij melkkoeien die enkel vaarskalveren geven. Het geslacht van de nakomeling heeft geen effect op de melksamenstelling (vet- en eiwitgehalte). Een van de mogelijke oorzaken wordt gelinkt met de geboorte. Stierkalveren zijn vaak groter, waardoor ze sneller aanleiding geven tot een dystocie. Dystocies geven op hun beurt een lagere melkproductie. Wanneer geen rekening gehouden wordt met dystocies, blijft men echter hetzelfde effect zien (Hinde et al., 2014). Een deel van de verminderde productie door bij de eerste pariteit te bevallen van een stierkalf kan gerecupereerd worden. Als de melkkoe in de eerste lactatie opnieuw drachtig wordt van een stierkalf produceert zij duidelijk minder melk. Echter wanneer ze de tweede keer drachtig is van een dochter, is de melkproductie duidelijk hoger maar nog steeds lager dan melkkoeien die de eerste keer afkalfden van een vaarskalf. Het maakt geen verschil van wat ze drachtig zijn voor de tweede pariteit als het bij de eerste pariteit een vaarskalf was. Dit effect blijft behouden tijdens de tweede lactatie. Een melkkoe zal blijvend minder melk geven als het bij de eerste pariteit een stierkalf is. De productie wordt wel voor een deel gecompenseerd als het bij het tweede kalf een vaarskalf is. De melkproductie blijft gelijk als als het bij de eerste pariteit een vaarskalf was (figuur 6+7) (Hinde et al., 2014). 15

23 Deze bevindingen kunnen een economische impact hebben op de moderne melkveehouderij. Een tiental jaar geleden zijn melkveehouders begonnen met gesekst sperma te gebruiken. Op deze manier kan het aantal vaarskalveren verhoogd worden naar 90% in plaats van 47%. Het seksen van sperma heeft wel enkele nadelen: het bevruchtingsresultaat is lager en de kostprijs van het sperma is ook heel wat duurder. Hierdoor is het gebruik van gesekst sperma beperkt gebleven en waren economische analyses pessimistisch over de meerwaarde van het gebruik ervan. Nu er een nieuwe kijk is op de voordelen om als nullipare vaars drachtig te zijn van een vaarskalf, zou het gebruik van gesekst sperma wel een aantrekkelijker aspect kunnen worden (Hinde et al., 2014). 16

24 Onderzoek MATERIAAL EN METHODEN 1. Dieren In dit onderzoek wordt het onderzoeksobject gevormd door honderdtonners. Door het feit dat deze melkkoeien dergelijk hoge levensproducties geproduceerd hebben, vormen deze het ideale voorbeeld van een duurzame melkkoe. Bovendien is het opzoeken van deze melkkoeien mogelijk doordat deze online gepubliceerd worden op de CRV-website (coöperatieve rundveeverbeteringsorganisatie). Honderdtonners worden aan deze lijst toegevoegd wanneer zij deze productie geproduceerd hebben, en dit in chronologisch volgorde. Voor dit onderzoek werden enkel Vlaamse melkkoeien gebruikt. In totaal zijn er van 174 honderdtonners gegevens verzameld. Deze melkkoeien bereikten deze productie in een tijdspanne gesitueerd tussen 1993 en Bedrijven Honderdduizendliterkoeien komen niet op elk bedrijf voor in Vlaanderen. Enkel bedrijven die deelnemen aan de melkcontrole, via crv, kunnen officiële honderdtonners leveren, over de andere bedrijven zijn er namelijk geen productieresultaten van de melkkoeien gekend. En van de melkveehouders die wel melkcontrole doen, is er maar een handvol die zich de trotse eigenaar mogen noemen van deze topkoeien. In dit onderzoek werden de gegevens van deze melkkoeien verzameld in drie fases. In de eerste fase bekeken we de bedrijven waar er honderdtonners geproduceerd zijn binnen het cliënteel van de Buitenpraktijk van de Universiteit Gent. Daarna gingen we verder opzoek in het Meetjesland in de provincie Oost-Vlaanderen aangezien hiervan relatief snel en eenvoudig gegevens konden verzameld worden door de vlotte bereikbaarheid. Bedrijven werden in het onderzoek opgenomen indien er drie of meer honderdtonners aanwezig waren en/of zijn. Als laatste fase werden enkele bedrijven aangesproken over volledig Vlaanderen die al een aanzienlijke hoeveelheid honderdtonners (>10) op hun naam kregen. 17

25 3. Gegevens Over de honderdduizendliterkoeien zijn heel wat gegevens verzameld. In de eerste plaats werd een deel van de informatie overgenomen van de online-publicatie op de CRV-website, die toegankelijk is voor iedereen. Dit betreft vooral algemene informatie van de honderdtonner: naam, vader, productie bij opname in de lijst, vet- en eiwitgehalten, naam en woonplaats van de eigenaar en de datum waarop de liter productie bereikt werd. Verder wordt dit aangevuld met de hoeveelste honderdtonner dit is op het bedrijf en indien de melkkoe gescoord is voor haar exterieur, wordt het algemeen voorkomen vermeld. De overige informatie werd gehaald van de Koekaarten (voorbeeld zie bijlage) die beschikbaar zijn via de tool Mijn Veemanager, enkel beschikbaar voor het bedrijf zelf. Deze informatie werd, na contact met de veehouder, opgezocht. Van de Koekaarten werd zowat alles overgenomen wat eventueel bruikbaar kon zijn. In volgende tabel wordt de opgenomen informatie weergegeven: Specifieke informatie Gegevens 1 ste lactatie Varia Levensnummer Afkalfdatum Geslacht eerste kalf Diernummer Lactatieproductie Afvoerdatum Geboortedatum Lactatiedagen Moeder 305-dagen productie Fokwaarde productie dier, 305-dagen eiwitpercentage moeder en vader Fokwaarde levensduur dier, 305-dagen vetpercentage moeder en vader Aantal lactaties die nodig waren om L te produceren Tabel 1: Informatie over de honderdtonner die opgenomen is in het onderzoek. Omdat dit onderzoek het bekijken van prenatale factoren tot doel had, was het uiteraard van belang om gegevens mee te nemen over de moeder van de honderdduizendliterkoe, verder aangevuld met gegevens die een beeld schetsen over de lactatie terwijl ze drachtig was van deze koe. In volgende tabel wordt de opgenomen informatie weergegeven: Specifieke informatie Gegevens over de Varia lactatie tijdens dracht honderdtonner Levensnummer Datum vorige kalving Pariteit geboorte honderdtonner Rasbalk Lactatiedagen Vader Lactatieproductie Levensnummer vader 305-dagen productie Geboortedatum Fokwaarde productie Fokwaarde levensduur Tabel 2: : Informatie over de moeder van de honderdtonner die opgenomen is in het onderzoek. 18

26 4. Verwerking Wegens de grote toevoer aan informatie en de grote variatie, werd er besloten om verder te werken met de relevantste informatie met mogelijks een invloed op de langleefbaarheid. Via de geboortedatum werden de honderdtonners onderverdeeld in groepen en dit volgens de maand en het seizoen waarin ze geboren werden. Via de datum van de eerste kalving, werd de afkalfleeftijd berekend. Verder werd de aandacht gevestigd op de pariteit van de moeder, met andere woorden het hoeveelste kalf was de honderdtonner van haar moeder. Ook met het geslacht van het eerste kalf is verder gewerkt. 5. Statistische analyse De resultaten van het onderzoek worden hoofdzakelijk beschrijvend weergegeven. Daarnaast werd, in SAS Enterprise Guide 7, een Chi-kwadraattoets gedaan op enkele variabelen. Deze test gaat na of waargenomen aantallen/frequenties significant afwijken van het verwachte. Een voorbeeld daarvan is: werden er, zoals verwacht, 50% vaarzen en 50% stieren geboren uit de 100tonners of week dit af bij deze populatie dieren? Significantie werd beoordeeld bij P<0,05. 19

27 RESULTATEN 1. Algemeen Voorafgaand op een uitgebreide weergave van de bekomen resultaten, waar er in de discussie verder wordt op ingegaan, geven we in volgende tabel (tabel 3) een overzicht van alle numerieke informatie met bijhorende gemiddelden en deviaties. Op deze manier wordt er een algemeen beeld geschetst van de verzamelde informatie. Gemiddelde Standaarddeviatie* Dagen (1) ,0 %vet (2) 4,0 0,41 %eiwit (3) 3,3 0,16 Kg vet + eiwit (4) ,9 Lactaties (5) 9 1,8 Leeftijd eerste kalving in maanden (6) 26 3,0 Lactatiedagen 1 ste lactatie (7) ,5 Productie 1 ste lactatie (8) ,3 305-dagenproductie (9) ,0 %vet 1 ste lactatie (10) 4,0 0,41 %eiwit 1 ste lactatie (11) 3,3 0,18 Leeftijd moeder (12) 44 23,6 Pariteit moeder (13) 2 1,8 Productie vorige lactatie (14) ,3 305-dagenproductie (15) ,8 Lactatiedagen (16) ,0 Tabel 3: Algemeen overzicht van de verzamelde numerieke gegevens met gemiddelden en standaarddeviaties. *De standaarddeviatie geeft een beeld hoe de verzamelde data zich rond het gemiddelde verdelen. 1. Aantal dagen die nodig waren om de grens van liter te bereiken. 2. Gemiddeld vetpercentage tijdens de productie van de liter. 3. Gemiddeld eiwitpercentage tijdens de productie van de liter. 4. Kilogram eiwit + vet geproduceerd tijdens de productie van de liter. 5. Aantal lactaties die nodig waren om de liter te produceren. 6. Leeftijd (in maanden) van de honderdtonner waarop zij voor de eerste maal afkalfde. 7. Aantal productiedagen van de honderdtonner tijdens haar eerste lactatie. 20

28 Aantal honderdtonners 8. Hoeveelheid melk die de honderdtonner produceerde tijdens haar eerste lactatie dagenproductie van de honderdtonner tijdens haar eerste lactatie. 10. Gemiddeld percentage vet dat de honderdtonner produceerde tijdens haar eerste 305-dagenlactatie. 11. Gemiddeld percentage eiwit dat de honderdtonner produceerde tijdens haar eerste 305-dagenlactatie. 12. Leeftijd (in maanden) van de moeder bij de geboorte van de honderdtonner. 13. Pariteit van de moeder bij de geboorte van de honderdtonner. 14. Productie van de moeder van de lactatie voor de geboorte van de honderdtonner dagenproductie van de moeder van de lactatie voor de geboorte van de honderdtonner. 16. Lactatiedagen die de moeder van de honderdtonner had tijdens de lactatie dat ze drachtig was van haar. 2. Aantal lactaties Om te beginnen zijn de lactaties van de honderdtonners in beeld gebracht. Het aantal lactaties die een koe nodig had om tot de productie van liter te komen, toonde een sterke variatie tussen 5 en 14 lactaties. Het is duidelijk dat de grootste groep dieren (49 van de 174, of 28,2%) 8 lactaties nodig hadden. Minder dan 6 en meer dan 11 lactaties zijn eerder een uitzondering (respectievelijk 1,1% en 5,7% van dieren) (zie grafiek 1). Hier is ook duidelijk een tijdsvariatie aanwezig: melkkoeien die voor 2000 al de liter produceerden, deden er gemiddeld langer over dan melkkoeien geboren na Melkkoeien die het al voor 2000 behaalden, deden er gemiddeld maar liefst 12 lactaties over, terwijl de melkkoeien die het na 2010 behaalden, slechts 8 lactaties nodig hadden. Ook het aantal honderdtonners is de laatste jaren enorm toegenomen. In dit onderzoek werden 81 melkkoeien opgenomen die liter produceerden na 2010, terwijl er maar 12 melkkoeien opgenomen zijn die dit produceerden tussen 1990 en Aantal lactaties Grafiek 1: Aantal hondertonners per lactatie waarin ze liter produceerden. 21

29 Aantal honderdtonners 3. Maand en seizoen van geboorte De honderdtonners werden verdeeld in 12 groepen volgens de maand waarin ze geboren werden en vervolgens in 4 groepen volgens het seizoen van geboorte. Slechts 27% van de honderdtonners die in dit onderzoek werden opgenomen, werden geboren tijdens de eerste helft van het jaar, terwijl bijna 3 keer zoveel honderdtonners in de 2 de helft van het jaar werden geboren (grafiek 2) Geboortemaand Grafiek 2: Aantal honderdtonners die per maand geboren zijn. Wanneer de honderdtonners worden opgedeeld volgens het seizoen waarin ze geboren werden, kan min of meer hetzelfde afgelezen worden. Er werden in bepaalde seizoenen significant meer dieren geboren dan in andere (P<0.001). Bijna 75% van de honderdtonners werd geboren tijdens de warmere maanden, namelijk 39,7% in de zomer en 33,3% in de herfst. Slechts 18,4% en 8,6% van de geboortes vond plaats in respectievelijk de winter en de lente (grafiek 3). 22

30 Aantal honderdtonners Aantal honderdtonners lente zomer herfst winter Geboorteseizoen Grafiek 3: Aantal honderdtonners die per seizoen geboren zijn. 4. Pariteit van de moeder Voor 149 honderdtonners, opgenomen in het onderzoek, was de pariteit van de moeder gekend. In dit onderzoek werd bijna 70% van de honderdtonners geboren uit jonge moederdieren, namelijk 48,3% uit vaarzen en 20,1% uit tweedekalfskoeien (grafiek 4). Daarentegen werd slechts 6,0% van de honderdtonners geboren uit koeien die voorheen 5 of meer keer gekalfd hadden (grafiek 4) Pariteit van de moeder Grafiek 4: Aantal honderdtonners per pariteit van hun moeder. 23

31 Aantal honderdtonners 5. Geslacht van het eerste kalf In eerste instantie werd het geslacht van het eerste kalf bekeken voor de volledige groep van honderdtonners. Voor 23 dieren ontbraken de gegevens over het kalf en bij maar liefst 48 dieren werd een doodgeboorte geregistreerd, waardoor het geslacht van het kalf onbekend was. Hierdoor rees het vermoeden dat deze informatie op Veemanager via de CRV-website foutief was, mede aangezien verschillende veehouders in hun eigen administratie weldegelijk een mannelijk of vrouwelijk kalf vermeld hadden staan. Hierdoor kwamen we tot de conclusie dat de oudste data mogelijks foutieve informatie bevatten. Aangezien de CRV-site de laatste jaren gekoppeld is met Sanitel, kunnen we ervan uitgaan dat de recentste informatie wel betrouwbaar is. Daarom werd het geslacht van het kalf opnieuw bekeken voor de honderdtonners die geboren werden na 2000 (58 hondertonners). Bij deze 58 honderdtonners waren er 6 meldingen van doodgeboorte. Daarnaast week het aantal vrouwelijke eerstgeboren kalveren duidelijk af van de verwachte 50/50 geslachtsverdeling (P<0,001). Maar liefst 65,4% van de eerste kalveren geboren uit honderdtonners was vrouwelijk (grafiek 5) vrouwelijk mannelijk doodgeboorte Geslacht van het eerste kalf Grafiek 5: Aantal honderdtonners waarvan het eerste kalf vrouwelijk, mannelijk of doodgeboren was. 24

32 Aantal honderdtonners 6. Afkalfleeftijd 1 ste kalving honderdtonner Bij de onderzochte honderdtonners blijkt 51% van de honderdtonners de eerste keer te hebben gekalfd op een leeftijd van 24 tot 26 maanden. De meeste honderdtonners (36 dieren) zijn 25 maanden, gevolgd door 26 (27 dieren) en 24 (26 dieren) maanden (grafiek 6). Een minderheid van de honderdtonners kalfde voor het eerst af wanneer ze 27 maanden of ouder waren. Van de 12 honderdtonners voor 2000 zijn er maar liefst de helft voor het eerst afgekalfd op een leeftijd ouder dan 27 maanden (grafiek 6) Afkalfleeftijd eerste kalving (aantal maanden) Grafiek 6: Aantal honderdtonners per afkalfleeftijd eerste kalving. 7. Genetica De genetica werd ook opgenomen tussen de numerieke gegevens. De vader, moeder en moeders vader van de honderdtonner werden genoteerd. Over deze informatie kan er weinig opgemaakt worden wegens te veel variatie. Uit geen enkele moeder werden meerdere honderdtonners gefokt. Ook komt de vader van de honderdtonner meestal maar éénmaal voor. Er zijn 130 verschillende vaders bij de 174 honderdtonners en hebben er 98 vaders slechts één nakomeling in deze populatie. Ook de fokwaarden van de levensduur en productie van de honderdtonner, haar moeder, vader en moedersvader werden opgenomen. Deze waarden zijn moeilijk te beoordelen aangezien deze bij iedere indexdraai, tweemaal per jaar, veranderen. De opgenomen waarden zijn dus ondertussen niet meer geldig. 25

33 DISCUSSIE 1. Algemeen In dit onderzoek werden heel wat parameters opgenomen om te kijken of er omgevingsinvloeden inspelen op de duurzaamheid van melkkoeien. Als modelvoorbeeld werden honderdtonners gekozen. Uiteraard moeten niet alle melkkoeien liter produceren om tot de categorie duurzame melkkoe te behoren, maar over deze melkkoeien is het eenvoudig informatie te verzamelen doordat ze een eervolle vermelding krijgen op de CRV-website. De conclusies zijn hoofdzakelijk gebaseerd op logische verdelingen, zonder de werkelijkheid te kennen, wegens gebrek aan een controlegroep. Zo is er bijvoorbeeld vanuit gegaan dat er in elke maand, elk seizoen evenveel kalveren geboren worden en dat de geslachtsverdeling gelijk (50/50) is. Met dit onderzoek was het voornamelijk de bedoeling om te kijken of er ongekende factoren zijn waarop er verder onderzoek in de toekomst kan gebeuren. Bij verder onderzoek dient een controlegroep in acht genomen te worden met een gekende verdeling, zodat een eventuele afwijkende verdeling bij de honderdtonners statistisch kan aangetoond worden. Voornamelijk bij de interpretatie van het geboorteseizoen en de pariteit van het moederdier is dit een belangrijke bedenking. Achteraf bekeken moeten we concluderen dat met heel wat meegenomen informatie weinig kunnen aanvangen, onder andere omwille van te weinig of te veel variatie en/of verouderde cijfers. Onder de elementen waar meer van te verwachten was, behoort: de vader van de honderdtonner, de gehalten van de honderdtonner, de exterieurpunten, de moeder en moeders vader, lactatieproductie tijdens de dracht van de honderdtonner. Er zijn slechts een handvol opvallende elementen waar er een significant verschil in te vinden is. Deze elementen worden hierna verder besproken. Over de vruchtbaarheid van de honderdtonner is geen informatie meegenomen. Aan de hand van de lactatiedagen in de verschillende lactaties die de honderdtonners produceerden, zou dit wel mogelijk geweest zijn. Op die manier was het eventueel ook mogelijk om een uitspraak te doen over de noodzaak van een goede vruchtbaarheid. 26

34 2. Aantal lactaties Het aantal lactaties, dat een honderdtonner gemiddeld genomen nodig had om haar liter bij elkaar te krijgen bedraagt 8. Maar liefst 49 of 28,2% van de honderdtonners in het onderzoek hadden acht lactaties nodig (grafiek 1). Dit wil dus zeggen dat deze melkkoeien het voor elkaar kregen om per lactatie gemiddeld liter melk te produceren, wat sterk boven het gemiddelde ligt. In 2016 produceerde de gemiddelde Vlaamse stamboekmelkkoe slechts liter melk (CRV-sitejaarstatistieken, 2016). Wanneer we uitgaan van een gemiddelde tussenkalftijd die 420 dagen bedraagt, doet deze honderdtonner er ongeveer negen jaar over, vooraleer ze de liter bij elkaar geproduceerd heeft. Deze berekening brengt ons bij de conclusie dat de meeste honderdtonners ongeveer elf jaar oud zijn (wanneer zij de eerste keer afkalven op 24 maanden). Zoals al in de resultaten vermeld, is er een duidelijke tijdsvariatie aanwezig. Melkkoeien die honderdtonner geworden zijn voor het jaar 2000 hebben er veel langer over gedaan ( 12 lactaties) dan melkkoeien die honderdtonner na 2010 geworden zijn (8 lactaties). Daarbij komt nog eens het feit dat na 2010 het aantal honderdtonners geëxplodeerd is. Eenentachtig van de deelnemende honderdtonners in het onderzoek behaalden de liter na 2010, terwijl er slechts 12 melkkoeien waren die deze mijlpaal haalden voor Honderdtonners delen de eigenschappen van een goede productie aangevuld met een goede vruchtbaarheid en functioneel exterieur. Enkel en alleen als ze deze drie eigenschappen en het geluk heeft om gedurende haar opeenvolgende lactaties gezond te blijven, zal de melkkoe erin slagen om liter te produceren. Overheen de jaren zijn deze vereisten ongetwijfeld gebleven, maar doordat de honderdtonners na 2010 er veel sneller in slagen om dit te produceren, kunnen we concluderen dat de melkproducties van deze melkkoeien er sterk op vooruit zijn gegaan. 3. Maand en seizoen van geboorte Bij de mens heeft men in de langleefbaarheid verschillen gevonden die te wijten kunnen zijn aan het seizoen waarin ze geboren zijn en het geboortegewicht (Doblhammer en Vaupel, 2011). Vrouwen waarin de zwangerschap voornamelijk tijdens de zomer verliep, baarden gezondere en zwaardere baby s in vergelijking met vrouwen waarvan de zwangerschap voornamelijk in de winter verliep. Dit beeld was te wijten aan een lagere infectiedruk en een hogere beschikbaarheid aan voedingsstoffen. Niet alleen een tekort aan voedingsstoffen maar ook een tekort aan vitaminen, dat zich voornamelijk in de winter manifesteerde, droeg bij aan minder vitale baby s (Gravilov en Gravilova, 1999). 27

35 In dit onderzoek rond honderdtonners is er een gelijkaardig fenomeen te zien. In een eerste opdeling (grafiek 2), waar de honderdtonners opgedeeld zijn volgens geboortemaand, is te zien dat er 3 keer zoveel honderdtonners geboren zijn in de tweede helft van het jaar (juli tot en met december). Verder is er een duidelijk verschil tussen de maanden juni en juli. In de tweede opdeling, volgens seizoen is uiteraard hetzelfde te zien. Bijna 75% van de honderdtonners is geboren in de zomer en de herfst. In vorige vaststelling zijn we ervan uit gegaan dat er elk maand evenveel kalveren geboren worden. Om te kijken wat hier de mogelijke oorzaken kunnen zijn, moeten we kijken naar de eerste maanden van de dracht. Wellicht zijn de omgevingsinvloeden voornamelijk belangrijk tijdens de embryonale en vroeg foetale fase. Honderdtonners die geboren zijn in de zomer zijn verwekt in de herfst en honderdtonners die geboren zijn in de lente zijn verwekt in de zomer. We zijn dus op zoek naar omgevingsfactoren die in de zomer anders zijn in vergelijking met de herfst. We moeten er ons ook van bewust zijn dat we heel wat terug moeten gaan in de tijd. De melkkoeien die nu honderdtonner worden, zijn namelijk al geboren rond Onze honderdtonners zijn dus geboren tussen 1980 en Het verschil kan theoretisch te wijten zijn aan de hoeveelheid voedingsstoffen, maar is weinig waarschijnlijk aangezien de melkveehouderij de laatste jaren veel intensiever geworden is. Tegenwoordig worden de melkkoeien meestal het jaar rond hetzelfde gevoederd. Dit was vroeger niet zo, toen steeg de productie als de melkkoeien in het voorjaarsgras (april, mei en juni) kwamen. In de winter werden de koeien dus schraler gevoederd in vergelijking met wat ze in het voorjaar zelf konden grazen. Aangezien er geen toename aan geboorten zijn vanaf januari, kunnen voedingsstoffen niet de verklaring zijn. De temperatuur zou het kleine aantal honderdtonners dat geboren is in de eerste zes maanden van het jaar wel kunnen verklaren. Hittestress heeft heel wat directe en indirecte gevolgen, waaronder een slechte vruchtbaarheid. Hittestress zorgt ervoor dat melkkoeien minder voeder opnemen waardoor deze in een negatieve energiebalans terecht komen. Hierdoor daalt de melkproductie niet alleen, maar is er ook een verstoring in de productie van vruchtbaarheidshormonen (figuur 8). Hittestress kan ook direct een aangetaste baarmoederomgeving creëren. Het resultaat van voorgaande is dat het embryo een verhoogde kans heeft tot afsterven en dat er een mogelijkse, al dan niet tijdelijke, onvruchtbaarheid optreedt (figuur 8) (De Rensis en Scaramuzzi, 2003). Aangezien we uitgaan van een gelijk aantal geboorten per maand, is het dus mogelijk dat hittestress voor minder sterke kalveren en/of melkkoeien zorgt. Om dit sluitend te kunnen bewijzen moet er uiteraard verder onderzoek gebeuren. Het is namelijk ook mogelijk dat er door de hittestress minder kalveren geboren worden in de eerste zes maand, waardoor het dan ook evident is dat er minder honderdtonners uit deze periode voortkomen. 28

36 Figuur 8: Effect van hittestress op het embryo (uit Rensis en Scaramuzzi, 2003). 4. Pariteit van de moeder Het is duidelijk dat de honderdtonners voornamelijk uit jonge moeders komen. Bijna 70% van de honderdtonners is afkomstig uit vaarzen of tweedekalfskoeien. Zelfs wanneer we uitgaan dat vaarzen (30%) en tweedekalfskoeien (25%) samen 55% van de kalvende dieren op jaarbasis per bedrijf zijn, is er nog steeds een verschil. Melkkoeien die meer dan vijf keer gekalfd hebben, hebben zo goed als geen kans meer om moeder te worden van een honderdtonner. Op basis van deze resultaten, zou men kunnen afleiden dat multipare melkkoeien minder in staat zijn om dochters te fokken met een lange levensduur. Een verklaring hiervoor is te vinden in de verdeling van de voedingsstoffen die naar het embryo en de foetus gaan (Banos et al., 2007; Storli et al., 2014). Tijdens de dracht bij een vaars is de grootste concurrent voor voedingsstoffen, de groei van de vaars zelf. Tijdens de volgende dracht komt hierbij nog eens de melkproductie van de eerste lactatie. De hoeveelheid voedingsstoffen neemt gradueel af volgens de leeftijd, terwijl de voedingsstoffen die nodig zijn voor de melkproductie sterk omhoog gaan per lactatie. Daarbij komt nog eens het gegeven dat er meer voedingsstoffen nodig zijn om melk te produceren in vergelijking met de voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei van de vaars. Dit kunnen we linken met de resultaten van ons onderzoek, waardoor we kunnen zeggen dat er tijdens de eerste en tweede dracht voldoende energie overblijft om een nakomeling op de wereld te zetten die sterker is dan nakomelingen, eventueel zelfs met dezelfde genetica, uit latere lactaties. 29

37 5. Geslacht van het eerste kalf In dit onderzoek hebben we het geslacht van het eerste kalf meegenomen omdat we een vermoeden hebben dat dit meespeelt in de overweging om de vaars al dan niet verder aan te houden en zo ook onrechtstreeks in haar verdere langleefbaarheid. Het is algemeen aanvaard dat vrouwelijke kalveren lichter wegen bij de geboorte. Op deze manier leiden ze tot minder dystocies, welke een direct effect kunnen hebben op het al dan niet aanhouden van de melkkoe. Het geslacht van het kalf is niet de enige factor die de kans op een dystocie verhoogd. Het feit dat het om een melkkoe gaat die voor de eerste maal afkalft, is ook een belangrijke factor. De verhouding van het kalf en de bekkenafmetingen is groter bij deze dieren dan de verhouding bij een dier dat reeds meermaals afgekalfd heeft (Gianola en Tyler, 1974). De combinatie van beide factoren, kalven van een stierkalf en primipaar zijn, kan dus impliceren dat er een verhoogde kans op geboorteproblemen ontstaat. Geboorteproblemen zijn uiteraard gekoppeld aan postpartumproblemen die tot een verminderde piekproductie en vruchtbaarheid leiden tijdens de eerste lactatie. Deze elementen kunnen rechtstreeks gelinkt worden met een versnelde afvoer. Deze relatie is enkel bekeken op honderdtonners die geboren zijn na het jaar Dit komt doordat vroeger niet alle databanken met elkaar gekoppeld waren, waardoor helaas niet alle informatie betrouwbaar is. Op deze manier konden we nog 58 honderdtonners bekijken. Wanneer we uitgaan van een gelijke geslachtsverhouding (50/50), hebben er maar liefst 34 of 65,4% van de honderdtonners als eerste kalf een vaarskalf of de wereld gezet. Hieruit kunnen we concluderen dat het geslacht van het eerste kalf een invloed zou kunnen hebben op de levensduur. Wanneer we nog een stap verder denken, kunnen we stellen dat het gebruik van gesekst sperma bij pinken zou kunnen aangemoedigd worden wanneer de melkveehouder zijn fokdoel bestaat uit het fokken van duurzaam melkvee. De kans dat een eerstekalfs melkkoe hierdoor betere resultaten heeft en langer aangehouden wordt, zou wel eens groter kunnen zijn als vorige bevindingen kloppen. Dit komt niet alleen door verminderde geboorte en postpartumproblemen. Het geslacht waarvan de melkkoe drachtig is, heeft ook een effect op de melkklierontwikkeling en melkproductie. Dit effect werd bestudeerd op de eerste en tweede lactatie (Hinde et al., 2014). Het feit dat een melkkoe drachtig is van een vaarskalf, zou ervoor kunnen zorgen dat dat er meer melk geproduceerd wordt, enerzijds door een betere melkklierontwikkeling en anderzijds door een verhoogde productie. Ook wanneer het eerste kalf een stier was, gevolgd door een dracht van een vaarskalf is er een hogere productie waarneembaar. Wellicht wordt dit gestuurd door bepaalde hormonen die inspelen op het metabolisme van de moeder vertrekkende vanuit het kalf. 30

38 6. Afkalfleeftijd 1 ste kalving honderdtonner Afkalven op een correcte leeftijd is uitermate belangrijk. Op korte termijn is het gunstig voor de melkveehouder doordat hij sneller de vaars kan melken en zo de opfokkosten beperkt (Do et al., 2013). Op lange termijn is het ook gunstig omdat de meerderheid van de vaarzen die tijdig afkalven langer zullen meegaan dan vaarzen die sterk afwijken van de ideale leeftijd. De ideale leeftijd ligt tussen de 22 en 27 maanden. Vaarzen die afkalven buiten deze leeftijdscategorie hebben een verhoogde kans op een dystocie en mindere productieresultaten (Do et al., 2013). Bij de onderzochte honderdtonners blijkt dit effectief te kloppen. De meeste honderdtonners zijn 25 maanden gevolgd door 24 en 26 maanden. Een minderheid van de honderdtonners kalfde voor het eerst af wanneer ze 27 maanden of ouder waren. Er is ook een sterke tijdsvariatie op te merken. Van de 12 honderdtonners voor 2000 zijn er maar liefst de helft voor het eerst afgekalfd op een leeftijd ouder dan 27 maanden. Dit kan dus betekenen dat men de laatste jaren meer bewust is geworden van de belangrijkheid van dit onderwerp. 31

39 Conclusie Dit onderzoek had tot doel na te gaan of er nog andere elementen geassocieerd kunnen worden met de langleefbaarheid van een melkkoe naast de klassieke: melkproductie, vruchtbaarheid, exterieurkenmerken en genetica. Aangezien er in de humane geneeskunde momenteel heel wat aandacht wordt besteed aan het belang van de prenatale ontwikkeling, ging in dit beperkte onderzoek onze aandacht hier vooral naar uit. Dit onderzoek was niet bedoeld om sluitende bewijsstukken te verzamelen en eindconclusies te trekken, maar veeleer om na te gaan of er elementen zijn waarover in de toekomst verder onderzoek kan gedaan worden. In dit onderzoek zijn koeien die of meer liter melk geproduceerd hadden, de zogenaamde honderdtonners, als de ideale duurzame melkkoe beschouwd. Dergelijke koeien zijn er immers in geslaagd om een hoge productie te combineren met een lange langleefbaarheid. In totaal werden 174 honderdtonners afkomstig van 30 Vlaamse melkveebedrijven in het onderzoek opgenomen. Enkel de genetica werd als klassiek element opgenomen, maar hierover kan niks geconcludeerd worden wegens de te grote variatie. Zodoende werd er gekeken naar de maand en seizoen van geboorte, de pariteit van de moeder bij de geboorte, het geslacht van het eerste kalf en de afkalfleeftijd als vaars. In ons verzamelde data worden er heel weinig honderdtonners geboren in de winter en de lente in vergelijking met de zomer en de herfst. De invloed van maand en seizoen van geboorte kan mogelijks te wijten zijn aan de temperatuur tijdens de prenatale ontwikkeling. De pariteit van de moeder bij de geboorte van de honderdtonner zou ook een invloed kunnen hebben op haar langleefbaarheid. De meerderheid van de honderdtonners die in ons onderzoek zijn opgenomen, zijn geboren uit een jonge melkkoe. Eerste- en tweedekalfsdieren brengen de meeste honderdtonners voort. Mogelijks heeft dit te maken met verschuivingen in de verdeling van nutriënten tussen het eigen metabolisme, de melkproductie en de dracht tijdens de opeenvolgende lactaties van de moeder. Het geslacht van het eerste kalf van de honderdtonner kan eveneens een invloed hebben. Helaas was een deel van de verzamelde data niet betrouwbaar, maar in de overgebleven data werd wel een duidelijke trend waargenomen. Veelal werd er een vaarskalf geboren bij de eerste kalving. Dit kan te wijten zijn aan positieve hormonale invloeden van de vrouwelijke foetus op de uierontwikkeling en melkproductie tijdens de eerste twee lactaties. Hierdoor zou er meer melk kunnen geproduceerd worden waardoor de melkveehouder minder snel geneigd is de melkkoe op te ruimen. Over het laatste item, de alfkalfleeftijd bij de eerste kalving, is er wel al veel onderzoek gebeurd waarbij men op zoek ging naar de ideale leeftijd. Op basis van onze resultaten kan er nogmaals bevestigd worden dat dit belangrijk is. De meeste honderdtonners kalfden van hun eerste kalf af op een leeftijd van 24 tot 26 maanden, de leeftijd die als ideaal wordt beschouwd om voor het eerst af te kalven. 32

40 We kunnen concluderen dat er een aantal interessante factoren naar voor komen in dit onderzoek, die verder dienen onderzocht te worden. Bij verder onderzoek is het belangrijk het aantal dieren uit te breiden en deze te vergelijken met een controlegroep van niet-hondertonners, om aldus statistisch significante verschillen tussen beide groepen aan te tonen. 33

41 Referenties Banos, G., Brotherstone, S., & Coffey, M. P. (2007). Prenatal maternal effects on body condition score, female fertility, and milk yield of dairy cows. Journal of dairy science, 90(7), Barker, D. J. (1998). In utero programming of chronic disease. Clinical science (London, England: 1979), 95(2), Bateson, P., Barker, D., Clutton-Brock, T., Deb, D., D'udine, B., Foley, R. A.,... & McNamara, J. (2004). Developmental plasticity and human health. Nature, 430(6998), Berry, D. P., Lonergan, P., Butler, S. T., Cromie, A. R., Fair, T., Mossa, F., & Evans, A. C. O. (2008). Negative influence of high maternal milk production before and after conception on offspring survival and milk production in dairy cattle. Journal of dairy science, 91(1), Buenger, A., Ducrocq, V., & Swalve, H. H. (2001). Analysis of Survival in Dairy Cows with Supplementary Data on Type Scores and Housing Systems from a Region of Northwest Germany. Journal of Dairy Science, 84(6), Dematawena, C. M. B., & Berger, P. J. (1997). Effect of Dystocia on Yield, Fertility, and Cow Losses and an Economic Evaluation of Dystocia Scores for Holsteins1. Journal of Dairy Science, 80(4), De Rensis, F., & Scaramuzzi, R. J. (2003). Heat stress and seasonal effects on reproduction in the dairy cow a review. Theriogenology, 60(6), Do, C., Wasana, N., Cho, K., Choi, Y., Choi, T., Park, B., & Lee, D. (2013). The Effect of Age at First Calving and on Productive Life and Lifetime Profit in Korean Holsteins. Asian-Australasian journal of animal sciences, 26(11), 151 Doblhammer, G., & Vaupel, J. W. (2001). Lifespan depends on month of birth. Proceedings of the National Academy of Sciences, 98(5), Essl, A. (1998). Longevity in dairy cattle breeding: a review. Livestock Production Science, 57(1), Fuerst-Waltl, B., Reichl, A., Fuerst, C., Baumung, R., & Sölkner, J. (2004). Effect of maternal age on milk production traits, fertility, and longevity in cattle. Journal of dairy science, 87(7), Froidmont, E., Mayeres, P., Picron, P., Turlot, A., Planchon, V., & Stilmant, D. (2013). Association between age at first calving, year and season of first calving and milk production in Holstein cows. animal, 7(04), Gavrilov, L. A., & Gavrilova, N. S. (1999). Season of birth and human longevity. Journal of Anti-Aging Medicine, 2(4), Gianola, D., & Tyler, W. J. (1974). Influences on Birth Weight and Gestation Period of Holstein-Friesian Cattle1. Journal of dairy science, 57(2), González-Recio, O., Ugarte, E., & Bach, A. (2012). Trans-generational effect of maternal lactation during pregnancy: a Holstein cow model. PLoS One, 7(12), e

42 Hinde, K., Carpenter, A. J., Clay, J. S., & Bradford, B. J. (2014). Holsteins favor heifers, not bulls: biased milk production programmed during pregnancy as a function of fetal sex. PloS one, 9(2), e Larroque, H., & Ducrocq, V. (2001). Relationships between type and longevity in the Holstein breed. Genet. Sel. Evol, 33(1), López de Maturana, E., Ugarte, E., & González-Recio, O. (2007). Impact of calving ease on functional longevity and herd amortization costs in Basque Holsteins using survival analysis. Journal of Dairy Science, 90(9), Mészáros, G., Kadlečík, O., Kasarda, R., & Sölkner, J. (2013). Analysis of longevity in the Slovak Pinzgau population extension to the animal model.czech Journal of Animal Science, 58(7), Pritchard, T., Coffey, M., Mrode, R., & Wall, E. (2013). Understanding the genetics of survival in dairy cows. Journal of Dairy Science, 96(5), Roseboom, T. J., Van Der Meulen, J. H., Ravelli, A. C., Osmond, C., Barker, D. J., & Bleker, O. P. (2001). Effects of prenatal exposure to the Dutch famine on adult disease in later life: an overview. Molecular and cellular endocrinology, 185(1), Vukasinovic, N., Moll, J., & Casanova, L. (2001). Implementation of a Routine Genetic Evaluation for Longevity Based on Survival Analysis Techniques in Dairy Cattle Populations in Switzerland. Journal of Dairy Science, 84(9), Soberon, F., Raffrenato, E., Everett, R. W., & Van Amburgh, M. E. (2012). Preweaning milk replacer intake and effects on long-term productivity of dairy calves. Journal of Dairy Science, 95(2), Storli, K. S., Heringstad, B., & Salte, R. (2014). Effect of dams parity and age on daughters milk yield in Norwegian Red cows. Journal of dairy science, 97(10), Swali, A., & Wathes, D. C. (2006). Influence of the dam and sire on size at birth and subsequent growth, milk production and fertility in dairy heifers. Theriogenology, 66(5), Weller, J. I., & Ezra, E. (2015). Environmental and genetic factors affecting cow survival of Israeli Holsteins. Journal of Dairy Science, 98(1), Zavadilová, L., & Štípková, M. (2013). Effect of age at first calving on longevity and fertility traits for Holstein cattle. Czech J. Anim. Sci, 58, CRV, CRV: Jaarstatistieken Coöperatie Rundvee Verbeteraar, Arnhem, The Netherlands. 35

43 Bijlagen 1. Voorbeeld koekaart 36

EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT

EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT EMBRYONALE ONTWIKKELING EN GEZONDHEID VAN HET KALF TIJDENS DE DRACHT Dierenarts Karel Verdru VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSBEGELEIDING PRENATAAL PROGRAMMEREN Invloeden tijdens de kritieke

Nadere informatie

De praktijkwaarde van Better Life-fokkerijgetallen

De praktijkwaarde van Better Life-fokkerijgetallen De praktijkwaarde van Better Life-fokkerijgetallen De veestapel maakt het verschil Wat is een goed presterende veestapel? Hoge melkproductie met goede gehalten Efficiënt omzetten van voer in melk Hoge

Nadere informatie

Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen

Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen Leeftijd bij afkalven (dagen) Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen Inleiding Het opfokken van jongvee vormt een aanzienlijke kostenpost op een melkveebedrijf. Streefwaardes voor

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze

Nadere informatie

Doel 20/10/2017. Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf

Doel 20/10/2017. Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf Milieu en maternale invloeden tijdens de dracht op de grootte en het metabolisme van een pasgeboren Holsteinkalf G Opsomer en M Van Eetvelde Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde

Nadere informatie

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation Sofie Piepers, DVM, PhD Vaarzenmastitis Intramammaire infecties vóór kalven Gevolgen na kalven: Klinische mastitis Subklinische mastitis

Nadere informatie

Kengetallen. E-13 Voortplanting

Kengetallen. E-13 Voortplanting Kengetallen E-13 Voortplanting Inleiding Op melkveebedrijven wordt jaarlijks een aanzienlijke schade geleden als gevolg van een niet optimale tussenkalftijd en een voortijdige afvoer van koeien die niet

Nadere informatie

Jaarlijkse bijeenkomst GES. Apeldoorn 21 maart 2011

Jaarlijkse bijeenkomst GES. Apeldoorn 21 maart 2011 Jaarlijkse bijeenkomst GES Apeldoorn 21 maart 2011 Eerste jaar GES Agenda Aanpassingen fokwaardeschatting 2011 2. Eerste jaar GES Eerste jaar GES Interne organisatie: bestuur + VSI, technische commissie,

Nadere informatie

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen Er valt veel te winnen met een langere levensduur Henk Hogeveen Lange levensduur is goed...... gevolg van betere gezondheid... gevolg van betere vruchtbaarheid... minder jongvee nodig minder kosten minder

Nadere informatie

Regels en Standaards

Regels en Standaards Regels en Standaards F-4 Reglement voor de publicatie van Fokwaarden Reglement voor publicatie fokwaarden voor melkproductiekenmerken voor exterieurkenmerken voor gebruikskenmerken: celgetal geboorteverloop

Nadere informatie

Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien

Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien -- t/m -6- Laatste drachtcontrole: -6- [] [] [] [] [] [] Aantal koeien op bedrijf 98 6 iddelde aantal lactatie dagen 78 78 7 77 9 iddelde aantal dagen eerste tochtigheid

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Samenvattend rapport 1 ENQUÊTE 1.1 Opstellen van de enquête In kader van het demo-project verantwoord gebruik van antibiotica in de

Nadere informatie

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven Auteur: Vanessa Meganck Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne rundveebedrijven Een kalf wordt zonder antistoffen geboren door de specifieke bouw van de placenta (moederkoek) van het rund.

Nadere informatie

DE BASIS VAN DE FOKKERIJ

DE BASIS VAN DE FOKKERIJ 6.1 WAT IS FOKKERIJ? Fokken is het selecteren van de juiste koeien. Van de ene koe of stier willen veehouders een nakomeling, van de andere niet. Fokken is het bewust combineren van ouderdieren: een nieuwe

Nadere informatie

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): -

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - Auteur: Horneman Betreft: Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - N o t i t i e Sinds begin 2006 worden resultaten van lactosebepalingen

Nadere informatie

De opfok. Hoofdstuk 2. De eerste levensmaanden. Beslissen van kalf tot koe

De opfok. Hoofdstuk 2. De eerste levensmaanden. Beslissen van kalf tot koe Hoofdstuk 2 De opfok De eerste levensmaanden Het fokken van een duurzame en lang producerende koe begint met een goede opfok. Het jonge kalf verdient veel aandacht. Na de geboorte luidt het advies bij

Nadere informatie

Aanpassingen NVO-fokwaardeschattingen april maart 2008 Animal Evaluation Unit (AEU)

Aanpassingen NVO-fokwaardeschattingen april maart 2008 Animal Evaluation Unit (AEU) Aanpassingen NVO-fokwaardeschattingen april 2008 18 maart 2008 Animal Evaluation Unit (AEU) Aanpassingen op een rij DU ->levensduur aanpassing van NVI Vruchtbaarheid Introductie van 3 bases voor alle kenmerken

Nadere informatie

Kengetallen E-20 NVI. Inleiding. Selectierespons

Kengetallen E-20 NVI. Inleiding. Selectierespons Kengetallen E-20 NVI Inleiding Het fokdoel voor melkvee is in de loop der jaren veranderd van alleen focus op productie naar aandacht voor productie, levensduur, gezondheidskenmerken en exterieur. Het

Nadere informatie

Nieuwsbrief. Voorwoord. Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid. In dit nummer: Voorwoord 1 Algemeen.

Nieuwsbrief. Voorwoord. Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid. In dit nummer: Voorwoord 1 Algemeen. Projectpartners: Maart 2016 Nieuwsbrief Demoproject Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid Voorwoord Beste lezer, In het kader van het Demonstratieproject Wekensystemen: keuze in functie

Nadere informatie

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Inleiding De fokwaardeschatting voor stieren valt onder regelgeving van de overheid. De Coöperatie CRV is verantwoordelijk voor de publicatie van fokwaarden

Nadere informatie

opfok24 > gezonde kalveren > robuuste vaarzen > hoge levensproductie

opfok24 > gezonde kalveren > robuuste vaarzen > hoge levensproductie opfok24 > gezonde kalveren > robuuste vaarzen > hoge levensproductie Het beste uit uw jongvee Vaarzen die op 24 maanden aan de melk komen, worden de beste koeien. Zowel in melkproductie als in levensduur.

Nadere informatie

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Inleiding De fokwaardeschatting voor stieren valt onder regelgeving van de overheid. De GES (Genetische Evaluatie Stieren) is verantwoordelijk voor de publicatie

Nadere informatie

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Kengetallen E-18 Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Inleiding Mastitis is een van de belangrijkste bedrijfsgebonden ziekten in de Nederlandse rundveehouderij. Mastitis resulteert in hoge economische verliezen

Nadere informatie

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Leo Fiems 1. INLEIDING De opfok van runderen tot aan de eerste kalving is een niet-productieve periode die

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze index

Nadere informatie

Aanpassingen fokwaardeschatting 2013 Stand van zaken omrekening genomics. 12 maart 2013 Gerben de Jong

Aanpassingen fokwaardeschatting 2013 Stand van zaken omrekening genomics. 12 maart 2013 Gerben de Jong Aanpassingen fokwaardeschatting 2013 Stand van zaken omrekening genomics 12 maart 2013 Gerben de Jong Aanpassingen april 2013 Exterieur: openheid en parameters Kalvervitaliteit: nieuw kenmerk uitstel aug

Nadere informatie

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009)

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009) Studiedag 28 juni 2011 NIEUWE INZICHTEN IN VAARZENASTITIS: TO TREAT OR NOT TO TREAT? Faculteit Diergeneeskunde -UGent D RS. P I E T E R PASSC H Y N D R. S O F I E P I E PE R S P RO F. D R. S AR N E D E

Nadere informatie

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Inleiding Melkkoeien gebruiken voer om melk te produceren, voor onderhoud en om te groeien. De hoeveelheid voer die een koe opneemt is afhankelijk van de geproduceerde

Nadere informatie

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Kengetallen E-18 Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Inleiding Mastitis is een van de belangrijkste bedrijfsgebonden ziekten in de Nederlandse rundveehouderij. Mastitis resulteert in hoge economische verliezen

Nadere informatie

Lactatie op Maat. - lactatielengte afgestemd op de individuele koe -

Lactatie op Maat. - lactatielengte afgestemd op de individuele koe - Lactatie op Maat - lactatielengte afgestemd op de individuele koe - Ariëtte van Knegsel 1, Eline Burgers 1,2, Roselinde Goselink 2, Hanneke van Wichen 3 1 Adaptation Physiology Group WUR, 2 Wageningen

Nadere informatie

Wat heeft de veehouder aan Genomics

Wat heeft de veehouder aan Genomics 2/1/21 Wat heeft de veehouder aan Genomics Mario Calus en Johan van Arendonk Wageningen UR Livestock Research en Wageningen University Wat wil de veehouder? Een goed inkomen halen van het bedrijf door

Nadere informatie

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENASTITIS TE VOORKOEN EN TE CONTROLEREN Sofie Piepers Sarne De Vliegher - team Roadshows uiergezondheid Wat verwachten we van vaarzen? Op leeftijdvan twee jaar: Kalven Start

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

HOE FOK IK EEN HONDERDTONNER? Workshop CRV vrouwendag 2015 Gert-Jan van den Bosch Adviseur veestapelmanagement

HOE FOK IK EEN HONDERDTONNER? Workshop CRV vrouwendag 2015 Gert-Jan van den Bosch Adviseur veestapelmanagement HOE FOK IK EEN HONDERDTONNER? Workshop CRV vrouwendag 2015 Gert-Jan van den Bosch Adviseur veestapelmanagement Hoe fok ik een honderdtonner? In deze workshop kijken we samen hoe we koeien kunnen fokken

Nadere informatie

Mil - R - Mor. Dagen sinds Ge boorte / / / / / 1, / 377

Mil - R - Mor. Dagen sinds Ge boorte / / / / / 1, / 377 Mil-R-Mor Farm Mil - R - Mor L E E F T I J D Productiein het vorige jaar LBS/ KG Melk opbrengst Opbrengst minus productie kosten Dagen sinds Ge boorte Totaal netto inkomen sinds geboortedag Netto inkomen/

Nadere informatie

Kengetallen. E-1 Voorspelling Dagproductie

Kengetallen. E-1 Voorspelling Dagproductie Kengetallen E-1 Voorspelling Dagproductie Inleiding Ter ondersteuning van de fokkerij en het bedrijfsmanagement berekent NRS diverse kengetallen. Te denken valt aan bijvoorbeeld de fokwaarden van koeien

Nadere informatie

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak Inleiding Van KI-stieren worden gegevens verzameld over het gemak waarmee hun nakomelingen geboren worden. Het doel van de registratie van

Nadere informatie

BETTER COWS BETTER LIFE

BETTER COWS BETTER LIFE BETTER COWS BETTER LIFE De perfecte match voor een perfecte veestapel Een goed presterende veestapel is de wens van iedere veehouder. Met fokkerij legt u de basis voor uw veestapel van de toekomst. U wilt

Nadere informatie

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen Efficiënt en effectief gebruik van MPR Missie Objectieve data verzamelen Analyse Lokeren, 7 maart 2012 Concreet en bedrijfsspecifiek advies Opvolging Opleiding Er is geen universele waarheid Ieder bedrijf

Nadere informatie

De geboorte. Hoofdstuk 1. Aanhouden of verkopen?

De geboorte. Hoofdstuk 1. Aanhouden of verkopen? Hoofdstuk 1 De geboorte Aanhouden of verkopen? Als een kalf net geboren is staat de veehouder al voor de eerste keuze. Zal ik het pasgeboren vaarskalf aanhouden of verkopen? Het gemiddelde vervangingspercentage

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

K.I.SAMEN zet de toon in ieder segment.

K.I.SAMEN zet de toon in ieder segment. K.I.SAMEN zet de toon in ieder segment. SHOGUN PS maakt zijn verwachtingen meer dan waar! KOJACK: na zijn geweldig debuut in Zwolle nu de hoogste stijger binnen roodbont. DIMAN: de hoogste PBI + topper

Nadere informatie

Valacon-Dairy v.o.f. Duurzaam melkvee. Het waarom en hoe. Willem van Laarhoven 23 november

Valacon-Dairy v.o.f. Duurzaam melkvee. Het waarom en hoe. Willem van Laarhoven 23 november Duurzaam melkvee Het waarom en hoe. Willem van Laarhoven 23 november 2010 www.duurzaammelkvee.nl 1 . Onderzoeks- en adviesbureau voor duurzaam melkvee. Richt zich op de economische, ecologische en maatschappelijk

Nadere informatie

Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven

Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven W.J.A. Hanekamp (PR) De meest voorkomende gezondheidsaandoeningen op de proefbedrijven zijn mastitis, melkziekte en zoolzweer. Er is wel een

Nadere informatie

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Melkgift Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Symposium Droogstand op Maat, 2 december 218 Akke Kok, Ariëtte van Knegsel, Corina van Middelaar,

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren

Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren Ziekte incidentie (per 100 koeien) Lactatie op Maat Optimaliseren van lactatielengte bij melkvee om diergezondheid en productie-efficiëntie te verbeteren Eline Burgers 1,2, Akke Kok 1,3, Roselinde Goselink

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde Kengetallen E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde Inleiding Jaarlijks wordt circa 30% van de melkveestapel afgevoerd en vervangen door hoogdrachtige vaarzen. De afvoer van een koe kan gedwongen zijn

Nadere informatie

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur Kengetallen E-5 MPR-Kwaliteit Inleiding Via Melkproductieregistratie (MPR) worden gegevens over de melk-, vet en eiwitproductie van de veestapel verzameld. Deze gegevens zijn de basis van managementinformatie

Nadere informatie

STRATEGISCH FOKKEN HOOFDSTUK 7 68 DEEL 1: STRATEGISCH FOKKEN DEEL 1:: STRATEGISCH FOKKEN 69

STRATEGISCH FOKKEN HOOFDSTUK 7 68 DEEL 1: STRATEGISCH FOKKEN DEEL 1:: STRATEGISCH FOKKEN 69 7.1 Het nut van een fokdoel Fokken is investeren in de toekomst. De stieren van vandaag zorgen voor melkgevende dochters over zo n drie jaar. Die dochters vormen het kapitaal van de melkveehouderij. Om

Nadere informatie

Toelichting KI-Samen Stieren index draai april 2009

Toelichting KI-Samen Stieren index draai april 2009 Toelichting KI-Samen Stieren index draai april 2009 Ki Samen zoekt stieren om koeien beter te maken resulterend in rendement voor de veehouder. Wat te denken van de outcross stieren Radon en Santana, die

Nadere informatie

Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen

Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen Yvette de Haas Doel van vandaag Is er behoefte aan een gastcollege Genomica? Aan welk soort informatie heeft het onderwijs behoefte m.b.t. genomica?

Nadere informatie

Integraal Duurzame Veestapel Integraal denken en werken op bedrijfsniveau met oog voor klimaat

Integraal Duurzame Veestapel Integraal denken en werken op bedrijfsniveau met oog voor klimaat - Eindrapportage aan de provincie Drenthe - Integraal Duurzame Veestapel Integraal denken en werken op bedrijfsniveau met oog voor klimaat Projectbeheerder: ETC Adviesgroep Mevr. I. Rameijer i.rameijer@etcnl.nl

Nadere informatie

Vetcorrectie Op basis van het voorgaande kan de NO berekend worden zonder een eventuele vetcorrectie.

Vetcorrectie Op basis van het voorgaande kan de NO berekend worden zonder een eventuele vetcorrectie. Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde Inleiding Na elke monstername wordt voor alle melkkoeien op het bedrijf een Netto Opbrengst (NO) berekend. De NO geeft het gecorrigeerde rendement van een

Nadere informatie

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES 2015. GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES 2015. GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015 10.00 - Geart Benedictus: Welkom Programma: Quotum eraf, fosfaat erop? Toekomst fokkerij? Apeldoorn 4 november 2015 10.05 - Jan Huitema (melkveehouder en Europarlementariër) 10.35 - Bonny van Ranst (melkveehouder

Nadere informatie

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Pieter Passchyn AMCRA seminarie: Vaccinatie, bioveiligheid en management als tools voor een verminderd antibacterieel gebruik, Brussel, 10-11 oktober 2013

Nadere informatie

Melkproductie High-techbedrijf 1999

Melkproductie High-techbedrijf 1999 Melkproductie High-techbedrijf 1999 Iris Arendzen en Ton van Scheppingen Op het High-techbedrijf (HTB) wordt de doelstelling melken met een lage kostprijs ingevuld door veel liters per man, per ha en per

Nadere informatie

68 melkkoeien (incl vaarzen), 21 pinken, 24 kalveren Vervangingspercentage 29 %

68 melkkoeien (incl vaarzen), 21 pinken, 24 kalveren Vervangingspercentage 29 % 2. OMZET EN AANWAS De bedrijfseconomische berekening van de omzet en aanwas is een verhaal apart. Hieronder zal dat aan de hand van een voorbeeldberekening worden duidelijk gemaakt. 2.2 Voorbeeldbedrijf

Nadere informatie

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Artikel KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK 6.05.2019 www.vlaanderen.be Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Auteurs Andries Colman, Laurence Hubrecht

Nadere informatie

Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid

Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid Inleiding Het is van belang om te weten hoe snel dochters van een bepaalde stier melken. Immers, te snel melkende koeien hebben een grotere kans op mastitis en kunnen

Nadere informatie

Fokkerij, de theorie. Hoofdstuk 3. Fokken is investeren in de toekomst. Wat is een fokwaarde precies?

Fokkerij, de theorie. Hoofdstuk 3. Fokken is investeren in de toekomst. Wat is een fokwaarde precies? Hoofdstuk 3 Fokkerij, de theorie Fokken is investeren in de toekomst Fokken is eigenlijk niets anders dan selecteren. Van de ene koe of stier willen veehouders een nakomeling, van de andere niet. Fokken

Nadere informatie

FOKKEN OP MAAT. Wat kan merkerselectie voor de jongveeselectie betekenen? BETTER COWS BETTER LIFE

FOKKEN OP MAAT. Wat kan merkerselectie voor de jongveeselectie betekenen? BETTER COWS BETTER LIFE FOKKEN OP MAAT Wat kan merkerselectie voor de jongveeselectie betekenen? BETTER COWS BETTER LIFE DE THEORIE: HOE KAN IK MERKERSELECTIE INZETTEN OP MIJN BEDRIJF? In het fokprogramma gebruikt CRV volop de

Nadere informatie

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak Inleiding Van KI-stieren worden gegevens verzameld over het gemak waarmee hun nakomelingen geboren worden. Het doel van de registratie van

Nadere informatie

Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak

Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak Een fokdoel: hoe kom je er toe? Kijk om de markt wat wil je klant, wat wil de maatschappij. Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak Wim Veulemans Secretaris Vlaams stamboek Belgisch witblauw Visie Hoe

Nadere informatie

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard Het YOUNG BULL systeem Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren Dr Maurice Bichard Dr Maurice Bichard Born: Guernsey, Channel Islands Education: Guernsey, Universities of Reading, Newcastle, Minnesota

Nadere informatie

Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit

Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit Inleiding Een duurzame en welzijnsvriendelijke melkveehouderij vraagt om vitale kalveren. Uitval van kalveren tijdens de opfok levert niet alleen economische

Nadere informatie

Continue meten = continue weten

Continue meten = continue weten Continue meten = continue weten Agis Automatisering heeft in 2010-2011 een Samenwerking bij Innovatie-project uitgevoerd met 15 melkveebedrijven: het Melkveehouder Decision Support System project. Dit

Nadere informatie

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Auteur: Steven Sarrazin Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Boviene Virale Diarree (BVD) is een aandoening met een veel ruimer ziektebeeld dan de naam laat vermoeden. Daarom is

Nadere informatie

VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE

VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT VOORTPLANTING MELKVEE: BASIS EN UPDATE Jenne De Koster, Geert Opsomer, Miel Hostens OVERZICHT Ovaria

Nadere informatie

Wie ben ik? Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding. Wat kunt u verwachten. 1 Economisch adviseur

Wie ben ik? Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding. Wat kunt u verwachten. 1 Economisch adviseur Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding Een paar startpunten voor discussie Wie ben ik? Boerenzoon, 45 melkkoeien Studie veeteelt, LandbouwUniversiteit Wageningen Epidemiologie Economie (lange termijn

Nadere informatie

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities in Early Childhood Health The Generation R Study Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Sociaal-economische gezondheidsverschillen vormen een groot maatschappelijk

Nadere informatie

NO Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde

NO Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde NO Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde Inleiding Na elke monstername wordt voor alle melkkoeien op het bedrijf een Netto Opbrengst (NO) berekend. De NO geeft het gecorrigeerde rendement van

Nadere informatie

Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken

Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken Inleiding In 1981 heeft CRV het systeem van bedrijfsinspectie geïntroduceerd. Dit houdt in dat bij deelnemers aan bedrijfsinspectie routinematig alle

Nadere informatie

Smartfarming - geoptimaliseerde rundveehouderij met respect voor dierenwelzijn en natuur

Smartfarming - geoptimaliseerde rundveehouderij met respect voor dierenwelzijn en natuur Smartfarming - geoptimaliseerde rundveehouderij met respect voor dierenwelzijn en natuur Historiek Basis: thermometermetingen op vaste tijdstippen, al zeer lang gekend Jaren 90: Frans Verdroncken bouwde

Nadere informatie

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Januari 2013 Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Herman van Schooten (WUR-LR) Hans Dirksen (DMS) Januari 2013 Inleiding

Nadere informatie

Module Gezondheid melkvee

Module Gezondheid melkvee Module Gezondheid melkvee De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteur Bernadet Berendsen

Nadere informatie

Fokkerijkansen voor de geit

Fokkerijkansen voor de geit Fokkerijkansen voor de geit Kor Oldenbroek Symposium duurzame toekomst geitenrassen 12 november 2016, Putten Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN) CV Kor Oldenbroek IVO in Zeist/ASG Lelystad

Nadere informatie

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics Genomic selection Spervital Hengstenhouderij Dag 2017-14 februari 2017 Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics Betrokken personen (Genomic selection) Rianne van Binsbergen Claudia Sevillano

Nadere informatie

100-dagenaanpak. 365 dagen resultaat

100-dagenaanpak. 365 dagen resultaat 365 dagen resultaat > gezonde koeien > goede productie > gemakkelijk werken U wilt als melkveehouder dat uw koeien vlot afkalven, gezond opstarten, goed produceren en weer gemakkelijk drachtig worden.

Nadere informatie

Aanpassingen fokwaardeschatting april Animal Evaluation Unit

Aanpassingen fokwaardeschatting april Animal Evaluation Unit Aanpassingen fokwaardeschatting april 2010 Animal Evaluation Unit Agenda Welkom Aanpassingen april 2010 basisaanpassing 2010 lokale rassen robuustheid levensduur MRY-DN - koeien en stieren Klauwgezondheidsindex

Nadere informatie

10 SAP - StierWijzer Basisfokdoelen

10 SAP - StierWijzer Basisfokdoelen 10 Stieradviesprogramma (SAP) - StierWijzer De stierkeuze is één van de belangrijkste beslissingen op fokkerijgebied. Veehouders hebben een eigen fokdoel die het beste past bij hun bedrijf. Omdat de fokdoelen

Nadere informatie

Insemineren, de praktijk

Insemineren, de praktijk Hoofdstuk 6 Insemineren, de praktijk Het bronstig zien van de koe Bronst waarnemen is een vak. Koeien geven veel verschillende signalen af bij bronst. Daarbij verschilt de bronst van koe tot koe. Gemiddeld

Nadere informatie

Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015

Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015 Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015 Biestvoorziening Veel te Vaak Vlug aan voorbijgegaan! Waarom is het zo belangrijk?

Nadere informatie

WAAR STAAN WE NU? KPI S VRUCHTBAARHEIDSBEGELEIDING ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? JONGVEE Afkalfleeftijd maanden. MELKVEE TKT < 400 dagen 18/12/2018

WAAR STAAN WE NU? KPI S VRUCHTBAARHEIDSBEGELEIDING ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? JONGVEE Afkalfleeftijd maanden. MELKVEE TKT < 400 dagen 18/12/2018 VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT WAAR STAAN WE NU? ZIJN ER MEETBARE EFFECTEN? Jenne De Koster, Geert Opsomer, Miel Hostens KPI S

Nadere informatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie Melkveecongres 2016 Dr Monique Van Goubergen Enter number(s) then press 'Send'. Wat is het doel van de droogstand? Vote for up to 3 choices 1. Voor

Nadere informatie

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014 Bart Geurts Dierenarts Indeling presentatie Antibioticabeleid Waarom zijn de richtlijnen ontwikkeld? Waar zijn de richtlijnen op gebaseerd? Wat zijn de nieuwe richtlijnen?

Nadere informatie

het cijfer moet op dezelfde manier gelezen worden als bijvoorbeeld de fokwaarden. Het cijfer is gebaseerd op: niet-behaald rendement (zie punt 4).

het cijfer moet op dezelfde manier gelezen worden als bijvoorbeeld de fokwaarden. Het cijfer is gebaseerd op: niet-behaald rendement (zie punt 4). Vruchtbaarheid Vruchtbaarheid is continu een punt van aandacht voor elk melkveebedrijf. Belangrijke factoren die de vruchtbaarheid beïnvloeden, zijn onder andere de energiebalans, de tochtwaarneming en

Nadere informatie

van Dechra Ketose / Slepende melkziekte Hypocalciëmie/ Melkziekte Acidose / Pensverzuring

van Dechra Ketose / Slepende melkziekte Hypocalciëmie/ Melkziekte Acidose / Pensverzuring Het van Dechra De afkalfperiode is een cruciale periode waarin belangrijke metabole veranderingen optreden die aanleiding kunnen geven tot ernstige metabole aandoeningen bij melkkoeien. Ketose / Slepende

Nadere informatie

Informatie uit melk. Benny Declerck workshops voor dierenartsen. 2015 september-oktober

Informatie uit melk. Benny Declerck workshops voor dierenartsen. 2015 september-oktober Informatie uit melk Benny Declerck workshops voor dierenartsen 2015 september-oktober Agenda CRV Dataverzameling MPR kengetallen MPR informatie Ontsluitingsprocedure 2015-09+10 workshops da mpr bd 2 CRV

Nadere informatie

Kengetallen. E-17 Fokwaarde Vruchtbaarheid

Kengetallen. E-17 Fokwaarde Vruchtbaarheid Kengetallen E-17 Fokwaarde Vruchtbaarheid Inleiding De vruchtbaarheid van een stier uit zich op twee manieren: via het bevruchtend vermogen van zijn sperma en via de vruchtbaarheid van zijn dochters. De

Nadere informatie

Vlaanderen is landbouw & visserij

Vlaanderen is landbouw & visserij Vlaanderen is landbouw & visserij LEVENSPRODUCTIE BIJ MELKVEE Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua DEPARTEMENT LANDBOUW

Nadere informatie

Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose

Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose Inleiding Aan het begin van de lactatie is ketose een van de meest voorkomende aandoeningen bij melkvee. In de periode tot 60 dagen na afkalven hebben melkkoeien veelal

Nadere informatie

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Mastitis en de vrije markt Het wegvallen van het melkquotum betekent een ander kosten- en opbrengstenplaatje. Wat betekent dit voor de benadering

Nadere informatie

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Claw Health in Dairy Cows in the Netherlands Chapter 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 - Chapter 10 - Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Subtitel: Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

Nadere informatie

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven Inleiding Het verzekeren van een goede gezondheid van het kalf start met het uitvoeren van een goed biestmanagement. In een thesis ter behaling van het diploma

Nadere informatie

SimHerd - oefeningen. Jehan Ettema, SimHerd Inc., 22-03-2016

SimHerd - oefeningen. Jehan Ettema, SimHerd Inc., 22-03-2016 SimHerd - oefeningen Jehan Ettema, SimHerd Inc., 22-03-2016 Je gaat nu oefeningen maken met het SimHerd model. Je gaat scenarios analyseren en aan de hand daarvan vragen beantwoorden. 1. www.simherd.com,

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen. Veel onderzoek. Wat kunt u verwachten? Wat kost mastitis. Theorie en praktijk ( /koe/jaar) Economie van diergezondheid

Nieuwe ontwikkelingen. Veel onderzoek. Wat kunt u verwachten? Wat kost mastitis. Theorie en praktijk ( /koe/jaar) Economie van diergezondheid Nieuwe ontwikkelingen Economie van diergezondheid Henk Hogeveen Leerstoelgroep Bedrijfseconomie, Wageningen Universiteit Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisideren, Universiteit Utrecht Antibiotica

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 138 Uitstel van ouderschap De positie van de vrouw in de westerse maatschappij is de laatste tientallen jaren fundamenteel veranderd. Vrouwen zijn hoger opgeleid dan vroeger en werken vaker buitenshuis.

Nadere informatie

Alles wat u moet weten over inteelt

Alles wat u moet weten over inteelt Alles wat u moet weten over inteelt Inteelt is vaak een onderwerp van gesprek. In dit artikel vertellen wij u aan de hand van vragen en antwoorden alles over inteelt en hoe u hiermee om kunt gaan. Indien

Nadere informatie