Nota Zienswijzen. Buitenring Parkstad Limburg. November Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Nota Zienswijzen. Buitenring Parkstad Limburg. November Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg"

Transcriptie

1 Nota Zienswijzen Buitenring Parkstad Limburg November Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

2

3 Nota Zienswijzen Buitenring Parkstad Limburg Besluit Gedeputeerde Staten d.d. 25 november 2008

4

5 Inhoud 1 Samenvatting Inleiding Realisering Buitenring Parkstad Limburg Deze nota De stappen na nu Leeswijzer Grondslag van het beleid betreffende de Buitenring Het Provinciaal en landelijk mobiliteitsbeleid Actualiteit en functie MER-studie fase 1 in relatie tot de m.e.r.-procedure De regelgevende kaders De leefbaarheid in onze provincie Communicatie en transparantie Zienswijzen op hoofdlijnen Ontvangen zienswijzen Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r Zienswijzen overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen Zienswijzen overheden Zienswijzen Limburgse natuur- en milieuorganisaties Zienswijzen lokale belangengroepen Zienswijzen overige organisaties en particulieren Nut en noodzaak Tracékeuze en aansluitingen Gebiedsgebonden aspecten Verkeer en mobiliteit Milieu Wonen en werken Procesgerelateerde aspecten / communicatie Reactie GS op ingediende zienswijzen Reactie GS op Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r Reactie GS op de zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen Reactie GS op de zienswijzen van overheden Reactie GS op de zienswijzen van Limburgse natuur- en milieuorganisaties Reactie op de zienswijzen van lokale belangengroepen Nut en noodzaak Tracékeuze Gebiedsgebonden aspecten Landschappelijke inpassing Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

6 5.5.2 Natuur / flora en fauna Bodem en water Landbouw Cultuur en archeologie Verkeer en mobiliteit Milieu Lucht Geluid Hinder Externe veiligheid Wonen en werken Procesgerelateerde aspecten / communicatie Conclusies Bijlage 1 Aandachtspunten voor het Inpassingsplan Bijlage 2 Totaaloverzicht van ontvangen zienswijzen Bijlage 3 Advies van de Commissie voor de m.e.r. d.d. 11 november 2008 Bijlage 4 Officiële bekendmakingen Provincie Limburg 6

7 1 Samenvatting Inleiding Van 4 juni tot en met 15 juli 2008 was het mogelijk om zienswijzen en reacties in te dienen op drie belangrijke documenten die ten grondslag liggen aan de besluitvorming over de Buitenring Parkstad Limburg: 1. De Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258N (27 mei 2008), met gedetailleerde informatie over de alternatieven en varianten en de verwachte effecten voor natuur, milieu, economie en verkeer. 2. Het Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé (27 mei 2008), met informatie over de beleidsdoelen, de regionale en bovenregionale betekenis van de Buitenring, de afweging van de alternatieven en varianten, het Voorkeurstracé en het sociaaleconomisch draagvlak. 3. De concept-omgevingsvisie Buitenring (27 mei 2008) met informatie over het vormgevingsproces en de landschappelijke aandachtspunten. Vervolgens hebben burgers, bedrijven en instellingen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op de stukken. Voor het bestuurlijk Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie was dat geen wettelijke verplichting. Toch wilden wij ook deze documenten aan iedereen voorleggen omdat wij het belangrijk vinden om te weten wat de gedachten van de mensen zijn over het Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie. Omdat het Voorkeurstracé in de komende fase verder wordt uitgewerkt, kunnen wij deze gedachten nu al meenemen en niet achteraf als een uitgewerkt ontwerp van het Voorkeurstracé er al ligt. Deze tervisielegging van de Tracénota/MER is het vervolg op de corridormer fase 1, de Startnotitie voor de Buitenring Parkstad Limburg van 27 juni 2006 en de op 5 december 2006 vastgestelde Richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r., waarin de corridor is bepaald waarbinnen de Buitenring verder moet worden uitgewerkt. Deze corridor is in het Provinciaal Omgevingsplan 2001 (POL2001) vastgelegd. Ook is in de corridormer fase 1 reeds bepaald dat de Buitenring een autoweg moet zijn met 2x2 rijstroken en met een maximum rijsnelheid van 100 km/u. Op basis van de Tracénota/MER, de uitkomsten van bovenstaande tervisielegging en het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. zal de Provincie Limburg in samenspraak met Parkstad Limburg, de betrokken Parkstadgemeenten en de gemeenten Nuth en Schinnen nu het Voorkeurstracé verder uitwerken in een Inpassingsplan. Daarbij zullen de ingebrachte zienswijzen en reacties nadrukkelijk worden betrokken. Formeel gezien, moet er in de naamgeving een onderscheid worden gemaakt tussen zienswijzen ten aanzien van de Tracénota/MER en reacties op de beide andere documenten. Uit oogpunt van overzichtelijkheid wordt dit onderscheid in deze Nota echter niet aangehouden. Hiermee wordt aangesloten bij de lijn van de indieners die zich uitsluitend richten op de inhoudelijke kanten van de Buitenring en in hun reactie veelal geen onderscheid maken in terminologie en type documenten. Hoewel bij de tervisielegging van de Tracénota/MER, de inhoudelijke beoordeling van de informatie en de effectvergelijking van de verschillende alternatieven voor de Provincie de belangrijkste 7 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

8 elementen waren, heeft het overgrote deel van de indieners van zienswijzen zich uitsluitend gericht op de consequenties van het Voorkeurstracé. Aantallen De meeste indieners maakten inhoudelijk gezien geen onderscheid naar documenten en brachten integrale zienswijzen in. In deze Nota Zienswijzen wordt hierop aangesloten. In totaal zijn er 601 zienswijzen ontvangen, die als volgt onderverdeeld zijn: door overheden (vooral gemeenten) 10 door bedrijven / instanties 36 door politieke partijen 2 door organisaties, gemachtigden namens particulieren 22 door particulieren, inclusief gebundelde indiening 531 In een eerdere publicatie is sprake geweest van 472 zienswijzen. Dit was het aantal binnengekomen zienswijzen waarbij gebundelde zienswijzen als één zienswijze zijn gerekend. In bovenstaande berekening zijn deze afzonderlijk meegeteld als ze aan bepaalde criteria voldoen. Naast deze zienswijzen zijn er ook nog een aantal handtekeningenacties gevoerd. Met betrekking tot de regionale spreiding van de ontvangen zienswijzen, merken wij op dat wij vooral brieven hebben ontvangen van bewoners en organisaties die in de nabijheid van het tracé wonen. Dat is begrijpelijk, omdat deze groepen directe belangen hebben bij ondermeer bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en natuur. Algemeen beeld zienswijzen Er is bij de indeling van zienswijzen een onderscheid te maken tussen: Voorstanders van het Voorkeurstracé: de betrokken gemeenten (met uitzondering van Kerkrade), de regio Parkstad, een aantal bewonersgroepen (zoals Mariagewanden en Rukkerweg) en de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (Kamer van Koophandel, MKB Nederland, Limburgse Werkgeversvereniging). Tegenstanders van het Voorkeurstracé: natuur- en milieuorganisaties en een aantal van de omwonenden rond het Voorkeurstracé. Indieners die geen oordeel uitspreken over de aanleg van de Buitenring als geheel, maar die zienswijzen indienen over een specifiek deel van het Voorkeurtracé of tegen één of meer aspecten van de Buitenring: omwonenden rond het Voorkeurstracé en de Gemeente Kerkrade. Qua aantallen zijn de tweede en derde categorie veruit in de meerderheid, waarbij moet worden opgemerkt dat tervisieleggingen per definitie meer tegenstanders dan voorstanders mobiliseren. Deze tervisielegging kan dan ook niet als een referendum worden beschouwd, zeker ook niet omdat de zienswijzen voornamelijk afkomstig zijn van directe omwonenden en er nauwelijks zienswijzen zijn ingediend door de overige bewoners van de Parkstadgemeenten. De eerste categorie (voorstanders) ondersteunt de aanleg van de Buitenring en wijst op het grote Provincie Limburg 8

9 sociaaleconomische belang van de Buitenring, mede om de gevolgen van de vergrijzing aan te pakken. Het samenwerkingsverband Parkstad is het meest expliciet in de ondersteuning van de nut en noodzaak en wijst op de noodzaak om nieuwe impulsen aan de Parkstad regio te geven. De Buitenring ziet men in dat verband als een belangrijk instrument. De tweede categorie (tegenstanders) wijst, deels om dezelfde redenen (zoals bevolkingsafname en vergrijzing) en vanwege de impact op de directe woonomgeving en natuur, de aanleg van de Buitenring af of spreekt daarover twijfel uit. Er is zorg over de leefbaarheid bij omwonenden (geluid, trillingen, fijn stof, drukte), er is zorg over verlies van uitzicht en bereikbaarheid van ondermeer recreatiegebieden aan weerszijden van de weg. Een aantal indieners noemt de reeds aanwezige overlast van AWACS. Verder vindt men dat belangrijke natuurgebieden zoals de Brunssummerheide worden aangetast. Indieners uit de derde categorie focussen meer op de lokale effecten van de Buitenring. De Gemeente Kerkrade spreekt zich expliciet uit tegen het Voorkeurstracé op haar grondgebied. De aangedragen punten hebben veelal een hoge mate van detail. Deze zullen betrokken worden in de volgende projectfase: het opstellen van het Inpassingsplan. Locatiespecifieke vragen en knelpunten Er is een aantal locatiespecifieke knelpunten die veelvuldig terugkomen in de zienswijzen. In het kort gaat het om de volgende locaties: Hoensbroek-Vaesrade: het Voorkeurstracé langs Vaesrade versus het Randwegalternatief langs Hoensbroek. Met name bewoners van Vaesrade spreken zich uit tegen het Voorkeurstracé, waarbij geluidsoverlast en aantasting van landschap en natuur (Jeugrubbebos) als argument worden genoemd. Amstenrade: Allee-Akerstraat-Noord: ondermeer bewoners van het Van Hövell tot Westerflierhof maken zich zorgen over achteruitgang van woon- en leefmilieu en aantasting van diverse landschappen en landschappelijke elementen. Verder zijn bewoners van Amstenrade en omgeving bezorgd om de barrièrewerking van de Buitenring en aantasting van natuur. Ook zorg om de verkeersveiligheid van fietsers (vooral schooljeugd) wordt genoemd. Brunssum: het Voorkeurstracé langs Brunssum-Noord/De Kling versus Brunssum-Zuid waarbij voornamelijk bewoners van woonwijken De Kling en De Lemmender zich uitspreken tegen het tracé vanwege de te verwachten overlast, de barrièrewerking van de Buitenring en de aantasting van het Bronnenbos. Brunssum: aantasting Brunssummerheide. Vooral natuur- en milieuorganisaties hebben bezwaren tegen de fysieke aantasting en de geluids- en lichtoverlast van de Brunssummerheide en tegen aantasting door stikstofdepositie. Landgraaf: het geplande knooppunt bij de Reeweg leidt tot bezwaren bij omwonenden vanwege de hoogteligging van de weg en het risico van hinder door meer verkeer. Er wordt ook gevraagd om de toepassing van geluidsreducerend asfalt. Landgraaf: het vervallen van de aansluiting op de Hoogstraat. Vooral bewoners van de Schanserweg en de Rötscherweg vrezen een toename van de verkeersoverlast. Kerkrade: het Voorkeurstracé doorgetrokken Dentgenbachweg waarbij de gemeente en de bewoners zich uitspreken tegen dit tracé vanwege de verwachte grote overlast en barrièrevorming, de geïsoleerde positie van de bewoners aan de Hamstraat en de aantasting van de natuur 9 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

10 en het landschap in het Vauputsdal, alsmede de leefbaarheid voor de woonwijken Kaalheide en Gracht. Ondernemers op het bedrijventerrein Willem-Sophia vrezen een slechte bereikbaarheid door de komst van de Buitenring. Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. De Tracénota/MER is ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. Tijdens een eerste toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat op een aantal aspecten nadere milieu-informatie nodig of wenselijk was voor de keuze voor het Voorkeurstracé. Deze aanvullende informatie is op 20 oktober 2008 aangeleverd. Uit het definitieve toetsingsadvies d.d. 11 november 2008 blijkt dat de Tracénota/MER en de bijbehorende aanvulling d.d. 17 oktober 2008 tezamen de essentiële informatie bevatten voor een onderbouwde keuze van het Voorkeurstracé. Voor het Inpassingsplan geeft de Commissie nog een aantal aandachtspunten mee. Overwegingen GS en besluit Er zijn zienswijzen naar voren gebracht over het nut en de noodzaak van de Buitenring, zowel ten aanzien van wel of niet aanleggen als ten aanzien van belangrijke uitgangspunten (autoweg, 2x2 rijstroken, 100 km/u maximum snelheid, Voorkeurstracé). Voorts zijn er diverse zienswijzen ingediend die betrekking hebben op (lokale) leefbaarheid, veiligheid en mobiliteit. Een aantal indieners maakt zich zorgen over waardeverlies van onroerend goed. Ons College is van mening, ook naar aanleiding van kennisname van de zienswijzen, dat de aanleg van de Buitenring noodzakelijk is om redenen van leefbaarheid, verkeersveiligheid, economie en bereikbaarheid. Redenen die ook al in het POL 2001, het POL 2006, de Startnotitie en de Tracénota/ MER zijn genoemd. In essentie zijn deze: de verkeersstructuur in Parkstad is onduidelijk en gevaarlijk, omdat langzaam en snel verkeer niet gescheiden zijn, het leefklimaat in de binnensteden wordt aangetast door het verkeer en de ontsluiting van het gebied beter moet om een goed klimaat te scheppen voor een gezonde economie. De Buitenring pakt deze problemen aan, waarbij aange-tekend moet worden dat soms aanvullende maatregelen nodig zullen zijn, bijvoorbeeld het autoluw maken van de binnensteden. De recente demografische cijfers geven aan dat de sociaaleconomische toekomst van Parkstad gebaat is bij de impuls die van de Buitenring uitgaat. De Buitenring zal een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de bereikbaarheid van bedrijven, woongebieden en toeristische attracties en aan het algemene imago van het gebied. Daarbij is ons College van mening dat deze demografische prognoses alle bestuurders en bedrijfsleven in het gebied noodzaken om deze impuls breder in te zetten en met meer intensiteit. Hierbij sluiten wij ons nadrukkelijk aan bij de zienswijze van Parkstad inzake ambities en noodzaak voor extra impulsen. Wij zijn niet blind voor de bezwaren tegen de Buitenring. De Buitenring zal immers door een dichtbevolkt gebied lopen waarin zich ook diverse belangrijke natuurwaarden bevinden. Daar moet met zorgvuldigheid naar gekeken worden en de negatieve effecten moeten zoveel mogelijk tegengegaan worden. Ook al kiezen wij voor een sobere en doelmatige weg, wij zullen uiteraard maatregelen nemen om de belangrijkste negatieve effecten te beperken. Op verzoek van bestuurders is eind 2007/begin 2008 een aantal varianten ontwikkeld die tegemoet komt aan de wens om Provincie Limburg 10

11 barrièrevorming zoveel te voorkomen en de aantasting van natuur te beperken. Voorbeelden van deze maatregelen zijn: ecologische faunapassage Kathager Beemden de verdiepte ligging bij de Hommerterweg (Vaesrade) de verdiepte ligging bij Amstenrade en het Van Hövell tot Westerflierhof de verdiepte ligging bij Amstenraderveld het ecoduct Brunssumerheide de verdiepte ligging bij de Kerkradersteenweg een diepere ligging van de doorgetrokken Dentgenbachweg het ontzien van het kunstwerk/monument onder het Miljoenenlijntje aansluiten op de rotonde Avantis in plaats van bij De Locht/Rodaboulevard Ook ten aanzien van de ontwerpprincipes hebben wij door de zienswijzen geen fundamenteel nieuwe inzichten gekregen. Het Voorkeurstracé blijft de beste keuze, gelet op de afweging tussen verschillende belangen en, wil de Buitenring daadwerkelijk een ruggengraat worden van de sociaaleconomische impuls voor het gebied, dan zal de Buitenring een 2x2 autoweg moeten worden met een maximum snelheid van 100 km/u. Op een aantal locaties geven de zienswijzen en reacties aanleiding voor een nader onderzoek naar de mogelijkheden om het tracé (verder) te optimaliseren. Hieronder geven we per locatie aan welke alternatieve oplossingsrichting wordt onderzocht. In dat onderzoek (dat in de komende maanden in het kader van het Inpassingsplan zal plaatsvinden) wordt eerst de vraag beantwoord of die oplossingsrichting ontwerptechnisch gerealiseerd kan worden en vervolgens, indien dit het geval is, wordt per oplossingsrichting aangegeven wat de gevolgen ervan op hoofdlijnen zijn. Hierbij moet worden gedacht aan voor- en nadelen voor lucht en geluid, landschappelijke gevolgen, natuur, extra kosten en dergelijke. Op basis daarvan vindt een bestuurlijke afweging plaats. Het resultaat van die bestuurlijke afweging (die in de loop van 2009 ter besluitvorming aan ons College wordt voorgelegd) wordt meegenomen in het kader van het Inpassingsplan. Uiteraard wordt de regio bij dit proces betrokken. Het betreft de volgende punten: Ter hoogte van Hoensbroek/Vaesrade wordt bezien of het mogelijk is het Jeugrubbebos fysiek te ontzien, de Buitenring lager aan te leggen ter hoogte van Vaesrade en de langzaam verkeerverbinding vanuit de Rozenstraat richting Hoensbroek in stand te houden. Bij Amstenrade/Allee-Akerstraat-Noord wordt bezien of het mogelijk is de percelen aan het Van Hövell tot Westerflierhof te ontzien, de verkeersveiligheid van fietsers (met name schooljeugd) ter hoogte van de toe- en afritten van de aansluiting te waarborgen, de markante bomenrij aan weerszijden van de Akerstraat-Noord/Allee zoveel mogelijk te handhaven en de Akerstraat- Noord/Allee op het kunstwerk lager aan te leggen (beide met het oog op het beschermd dorpsgezicht), alsmede de tweedeling van het Landgoed Amstenrade zoveel mogelijk te beperken dan wel de bereikbaarheid van percelen op dit landgoed zoveel mogelijk te borgen. In Brunssum-Noord/De Kling wordt bezien of het Bronnenbos fysiek ontzien kan worden. Bovendien wordt een verdiepte ligging van de Buitenring ter hoogte van De Kling tussen de Europalaan en de Merkelbeekerstraat onderzocht. Ter hoogte van de Reeweg wordt bezien of de Buitenring lager kan worden aangelegd. 11 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

12 Ten aanzien van het vervallen van de aansluiting Hoogstraat zien wij vooralsnog onvoldoende aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Met de gemeente Landgraaf zal evenwel op dit punt nog nader overleg worden gevoerd. In het Omgevingsplan wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de mogelijkheden om door middel van de landschappelijke inpassing van de Buitenring de bestaande barrière tussen Kerkrade-Centrum en Kerkrade-West te verminderen. Op de Hamstraat wordt bezien of er met medewerking van de Gemeente Kerkrade mogelijkheden zijn om een oplossing te vinden voor de geïsoleerde positie van de bebouwing aan de zuidzijde en worden de mogelijkheden tot borging van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Willem Sophia onderzocht. Met betrekking tot de aandachtspunten van de Commissie voor de m.e.r. voor het Inpassingsplan constateren wij dat daarmee een grote mate van duidelijkheid ontstaat. Wij zullen de onderzoeken voor dat plan optimaal op die aandachtspunten afstemmen. Concluderend is ons College van mening dat de noodzaak van de Buitenring, gelet op de geactualiseerde demografische prognoses, is toegenomen. Parkstad moet een nieuwe impuls krijgen om sociaal-economische achteruitgang met alle negatieve bijverschijnselen te voorkomen. De Buitenring alléén kan dit echter niet voorkomen en de impuls zal breder moeten zijn en door zo veel mogelijk partijen moeten worden gedragen. De Buitenring zal volgens het Voorkeurstracé en als autoweg (2x2 rijstroken, maximum snelheid van 100 km/u) verder worden uitgewerkt, waarbij intensief en in samenwerking met de omgeving zal worden gewerkt aan een zo goed mogelijke inpassing. Draagvlak en betrokkenheid zijn daarbij belangrijke elementen, zeker nu duidelijk wordt dat de regio alle zeilen bij moet zetten om de demografische uitdaging het hoofd te bieden. Wij zijn in dat kader dan ook niet verrast over de uitkomsten van een in opdracht van de Media Groep Limburg door RMI uitgevoerd onderzoek, waaruit blijkt dat een ruime meerderheid van de inwoners van Parkstad vóór de aanleg van de Buitenring is. Tenslotte maakt ons College graag gebruik van deze mogelijkheid om alle indieners hartelijk te danken voor hun bijdragen in het kader van de besluitvorming over de aanleg van de Buitenring. Een belangrijk project als het onderhavige, dat direct raakt aan de belangen van velen, vraagt om transparantie en actieve betrokkenheid. Uit deze fase is gebleken dat de Limburgse bevolking die betrokkenheid voelt en claimt. Wij waarderen dat bijzonder. Maastricht, november 2008 Provincie Limburg 12

13 2 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft in 2.1 kort de noodzaak tot verbeterde mobiliteit en bereikbaarheid in Parkstad Limburg en schetst in 2.2 de totstandkoming en inhoud van deze Nota Zienswijzen. In paragraaf 2.3 presenteren wij de stappen die volgen na vaststelling van de Nota. 2.1 Realisering Buitenring Parkstad Limburg Economische ontwikkeling in relatie tot mobiliteit en bereikbaarheid Verkeer en vervoer, bereikbaarheid, mobiliteit... het zijn begrippen waarover veel debat wordt gevoerd in Nederland. De sociaal-economische ontwikkelingen, die gepaard gaan met toenemende mobiliteit, vragen om een adequaat ingericht wegennetwerk. Dat geldt voor Nederland, dat geldt voor Limburg. Reistijden dienen aanvaardbaar te blijven, congestie moet voorkomen worden en bedrijven en woongebieden dienen goed bereikbaar te zijn. Tegelijkertijd is er een groot gemeenschappelijk belang om voldoende aandacht te blijven geven aan leefbaarheid en duurzaamheid. Dergelijke wensen in een dynamische samenleving vragen om periodieke herijking van de bestaande infrastructuur. Dat geldt ook voor onze provincie. In de regio Parkstad wordt al vele jaren gesproken over nut en noodzaak van een Buitenring Parkstad Limburg. Deze Buitenring heeft als belangrijkste doelen: een stevige impuls te geven aan de economische ontwikkeling van de regio; het vergroten van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid van Parkstad. Met deze doelen wordt tegemoetgekomen aan de belangen van de bevolking en het bedrijfsleven in Parkstad en omgeving. Het aanleggen van nieuwe wegen vraagt echter tevens om een breed sociaal-economisch draagvlak. Nieuw asfalt dient alleen aangebracht te worden na een zorgvuldig uitgevoerd proces van afwegingen, waarbij diverse belangen samenkomen: het hierboven genoemde aspect van bereikbaarheid en leefbaarheid, maar ook andere belangen, zoals milieu- en natuurbehoud, recreatie en toerisme. De regio Parkstad kent een hoge bevolkingsdichtheid: de aanleg van een nieuwe Buitenring raakt rechtstreeks aan de belangen van velen. Het is vooral daarom, dat ons college van Gedeputeerde Staten en de regio graag willen weten wat de gedachten van de burgers zijn om het planproces zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen. Zienswijzen Van 4 juni tot en met 15 juli 2008 hebben wij drie belangrijke documenten ter inzage gelegd die ten grondslag liggen aan de besluitvorming over de Buitenring: 13 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

14 1. De Tracénota/MER-UVS, met gedetailleerde informatie over de verwachte effecten voor natuur en milieu van de verschillende alternatieven. 2. Het Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé, met informatie over de beleidsdoelen, de regionale en bovenregionale betekenis van de Buitenring, het Voorkeurstracé en het sociaal/economisch draagvlak. 3. De concept-omgevingsvisie Buitenring, met informatie over het vormgevingsproces en de landschappelijke aandachtspunten. Wij hebben iedereen de gelegenheid gegeven om zienswijzen en reacties te geven op de inhoud van die documenten. In de periode van de ter inzage legging hebben wij vijf informatieavonden georganiseerd die druk werden bezocht. Vervolgens hebben burgers, bedrijven en instellingen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op de stukken. Voor het bestuurlijk Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie was dat geen wettelijke verplichting. Toch wilden wij ook deze documenten aan iedereen voorleggen omdat wij het belangrijk vinden om te weten wat de gedachten van de mensen zijn over het Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie. Omdat het Voorkeurstracé in de komende fase verder wordt uitgewerkt, kunnen wij deze gedachten nu al meenemen en niet achteraf als een uitgewerkt ontwerp van het Voorkeurstracé er al ligt. In de zienswijzen en reacties worden waardevolle suggesties gedaan om het gekozen Voorkeurstracé (2x2 rijstroken en 100 km/u) verder te optimaliseren. Het onderzoeken van deze optimalisaties dient echter zorgvuldig te gebeuren zodat alle belangen goed tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Ten aanzien van de suggesties waarover we al in deze Nota Zienswijzen een volledig afgewogen besluit konden nemen, hebben wij dat gedaan. Voor andere voorstellen is, zoals gezegd, eerst nader onderzoek nodig en is een standpunt nu prematuur. De punten die we nog nader zullen onderzoeken geven wij als zodanig in deze nota aan. Het moge duidelijk zijn: wij realiseren ons dat in de zienswijzen en reacties aandacht wordt gevraagd voor het behoud van leefbaarheid en veiligheid, zowel op regionale schaal als ook op lokaal niveau, waar een nieuwe weg soms leidt tot zorg over stank, lawaai, veiligheid en bedreiging van natuurwaarden. Wij delen die aandacht. Om ervoor te zorgen dat deze thema s op een goede manier worden meegenomen in het besluitvormingsproces is hieraan in de Tracénota/MER veel aandacht besteed. Het positieve advies van de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. sterkt ons daarbij in de gedachte dat we op de goede weg zijn. Ook in de volgende fase waarbij het Voorkeurstracé zal worden uitgewerkt en opgenomen in een Provinciaal Inpassingsplan zullen wij aandacht voor deze thema s blijven houden. 2.2 Deze nota Van 4 juni tot en met 15 juli 2008 was het mogelijk om zienswijzen in te dienen op de Tracénota/ MER en reacties op het Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie. Omdat veel indieners één zienswijze/reactie op de drie stukken hebben ingezonden en de stukken die ter Provincie Limburg 14

15 inzage lagen nauw met elkaar verweven zijn, hebben wij ervoor gekozen om één Nota Zienswijzen op te stellen. In deze Nota Zienswijzen gaan wij in op alle brieven die wij binnen die termijn hebben ontvangen. Er komen dus geen afzonderlijke publicaties over de drie nota s die wij ter inzage hebben gelegd. Alles is in dit stuk gebundeld. Een tweede reden om een gebundelde Nota Zienswijzen uit te brengen is, dat wij graag rekening willen houden met een veelgehoorde opmerking dat men door de veelheid aan vaak ingewikkelde documenten in verwarring raakt. Dat laat onverlet dat het einddoel van deze fase ongewijzigd blijft: deze nota draagt belangrijke bouwstenen aan voor (1) de uitwerking van het Voorkeurstracé, (2) het Provinciaal Inpassingsplan en (3) de landschappelijke inpassing van de weg. 2.3 De stappen na nu Wij hebben kennis genomen van een groot aantal zienswijzen op de plannen voor de Buitenring. Voor zover deze zienswijzen aanknopingspunten boden voor de hierna volgende inpassingsfase hebben wij deze opgenomen in bijlage 1 van deze Nota. De vervolgstappen zien er als volgt uit: Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8 Stap 9 De Nota is ter informatie toegezonden aan Provinciale Staten, de PCOL, de Gemeenschappelijke Welstandscommissie, aan externe adviseurs en aan de Commissie voor de m.e.r. Uitvoering van (technische) onderzoeken, resulterend in bouwstenen voor het Inpassingsplan. In dat plan wordt het Voorkeurstracé formeel vastgelegd en zal de ruimtelijke inpassing daarvan plaatsvinden. De suggesties in de zienswijzen waarvan wij hebben aangegeven deze nader te zullen onderzoeken, zullen ook in deze periode aan de orde komen. (september 2009) GS besluiten tot het ter inzage leggen van het ontwerp-inpassingsplan, samen met de onderzoeksresultaten die input vormen voor het Inpassingsplan. Gelegenheid voor eenieder om zienswijzen in te brengen over het Inpassingsplan en de daaraan ten grondslag liggende stukken. (eind 2009/ begin 2010) Formele vaststelling van het Inpassingsplan door Provinciale Staten (Limburgs Parlement). Mogelijk beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. (begin 2011) Uitspraak van de Raad van State. (begin 2011) Start van de aanleg van de Buitenring. (1 januari 2015) Buitenring gereed. 2.4 Leeswijzer Hoofdstuk 3 informeert over een aantal fundamentele beleidsuitgangspunten die ons College hanteert bij de verdere ontwikkeling van de Buitenring. Hoofdstuk 4 presenteert de ingediende zienswijzen op hoofdlijnen. Achtereenvolgens beschrijft het hoofdstuk het Toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r (4.2), de zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen (4.3) en de 15 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

16 zienswijzen van overige organisaties en particulieren (4.4). In hoofdstuk 5 presenteert ons College haar standpunten en reacties op de adviezen en zienswijzen die in hoofdstuk 4 zijn samengevat. Hoofdstuk 6 beschrijft de conclusies van GS over de ingediende zienswijzen. Bijlage 1 presenteert de aandachtspunten die naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zullen worden meegenomen in de inpassingsfase. Bijlage 2 bevat het totaaloverzicht van de ontvangen zienswijzen. Bijlage 3 bevat het advies d.d. 11 november 2008 van de Commissie voor de m.e.r. Bijlage 4 bevat een overzicht van officiële bekendmakingen. Provincie Limburg 16

17 3 Grondslag van het beleid betreffende de Buitenring Een aanzienlijk deel van de indieners heeft verzocht om meer duidelijkheid te bieden over een aantal fundamentele landelijke en provinciale beleidsuitgangspunten die belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling van de Buitenring. Dat verzoek komt vooral voort uit opmerkingen over het groot aantal landelijke en provinciale beleidsstukken en nota s die relevant zijn bij de ontwikkeling van de Buitenring. In dit hoofdstuk gaan wij kort in op ons beleid. 3.1 Het Provinciaal en landelijk mobiliteitsbeleid Het landelijk beleid Het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) heeft, mede namens het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), recentelijk beleid ontwikkeld voor een betrouwbare mobiliteit in Nederland: de Nota Mobiliteit Deze nota geeft de contouren waarbinnen mobiliteit in Nederland inhoud gegeven dient te worden: sneller, schoner en veiliger van deur tot deur. De vijf belangrijkste pijlers van het landelijk beleid zijn de volgende: 1. Een goede bereikbaarheid De betrouwbaarheid van de reistijd moet vergroot worden, ondanks het gegeven dat het landelijk wegverkeer naar verwachting met 40% zal toenemen tot Een sterke economie Mobiliteit is een noodzakelijke voorwaarde voor economische groei en sociale ontwikkeling in Nederland. Betrouwbaarheid daarvan is essentieel voor Nederland, onder meer in verband met het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie in het internationale krachtenveld. 3. Meer veiligheid Hoewel Nederland tot de wereldtop behoort van verkeersveilige landen is elk slachtoffer er één te veel. Verkeersveiligheid is een absolute randvoorwaarde en alle voorzieningen die daartoe bijdragen dienen benut te worden. 4. Een schoon milieu Nederland investeert voortdurend om de milieubelasting door verkeer en vervoer terug te dringen. Technische eisen aan voertuigen en brandstoffen worden aangescherpt en knelpunten worden aangepakt. 5. Een optimaal goederenvervoer Een goed goederenvervoer is van grote betekenis voor zowel de landelijke als de lokale economie. Bereikbaarheid biedt nieuwe impulsen voor lokale werkgelegenheid en het aantrekken van nieuwe faciliteiten. Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) Op rijksniveau wordt het kader voor mobiliteit gevormd door de hierboven genoemde Nota Mobiliteit. Dit nieuwe rijkskader is door de Provincie Limburg regionaal vertaald in het POL. Op basis van de Planwet Verkeer en Vervoer wordt dit verder uitgewerkt in een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Daarbij wordt Limburg ook beschouwd in haar Euregionale c.q. internationale omgeving. De ontwikkelingen met betrekking tot bereikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid zullen vooral ook in deze Euregionale context worden beschouwd. 17 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

18 Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersbeleid Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) is een uitwerking van het POL en is uitgebracht in maart Het schetst de ambitie voor de komende jaren inzake de mobiliteit in Limburg: we willen in Limburg toe naar een betrouwbaar, vlot, veilig en duurzaam vervoer van mensen, goederen en informatie, door een gericht aantal van mobiliteitsvoorzieningen van de zijde van de overheid en door een efficiënt gebruik van deze voorzieningen door burgers, overheid en bedrijfsleven. De prioriteit ligt bij de economische bereikbaarheid. De doorontwikkeling van de Limburgse economie en arbeidsmarkt naar nieuwe, moderne richtingen en sectoren zal in belangrijke mate worden ondersteund door adequate infrastructuurvoorzieningen en mobiliteitsmogelijkheden. Een goede bereikbaarheid en (verkeers)leefbaarheid zijn positieve vestigingsplaatsfactoren voor bedrijven en werknemers. De ambitie van Limburg is om deze toekomstige ontwikkeling nadrukkelijk in een duurzaam perspectief plaatsen. Keuzes voor de korte termijn dienen de mogelijkheden op langere termijn niet te blokkeren of ernstig te hinderen. Het beleid voor een optimale bereikbaarheid zal op lange termijn aansluiten op de te verwachten bevolkingsontwikkeling en de sociaaleconomische ontwikkelingen in Limburg. Goede afwegingen hierbij, in combinatie met de aspecten ruimtelijke ordening, leefbaarheid en veiligheid, leveren een bijdrage aan een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem. 3.2 Actualiteit en functie MER-studie fase 1 in relatie tot de m.e.r.- procedure In de corridormer fase 1 uit 2000 is een MER opgesteld ten behoeve van het vastleggen van corridors voor de Buitenring. Hierin stond het beoordelen en vergelijken van mogelijke corridors, waarbinnen het tracé van de Buitenring zou kunnen komen te liggen, centraal. Op basis van zogenaamde kwetsbaarheidskaarten is gezocht naar relatief conflictarme corridors. De corridormer fase 1 is door de Commissie voor de m.e.r. op 17 april 2001 van een positief toetsingsadvies voorzien. Wel adviseerde de Commissie om in de corridormer fase 2 alternatieven door Brunssum heen alsnog volwaardig uit te werken. Op basis van de corridormer fase 1 zijn de corridors voor de Buitenring, inclusief een alternatief door Brunssum heen, opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan 2001 (POL2001). Provinciale Staten van Limburg hebben in het POL2001 nut en noodzaak van een Buitenring voor Parkstad Limburg onderschreven. Bij de herziening van het POL in 2006 (POL2006) zijn deze corridors opnieuw opgenomen. Voor de ligging van de corridors die op basis van de corridormer fase 1 in het POL2001 en nadien het POL2006 zijn opgenomen, verwijzen wij kortheidshalve naar kaart 5f behorend bij het POL2006. In het POL2006 is voorts aangegeven dat in de MER fase 2 in aanvulling op de in het POL2001 vastgelegde corridors op verzoek van de Gemeente Kerkrade twee extra tracéalternatieven c.q. tracécorridors zullen worden onderzocht, namelijk het tracé Roderlandbaan-Domaniale Mijnstraat en het tracé Tunnelweg-Rukkerweg-Binnenring (POL2006). Provincie Limburg 18

19 Zowel ten aanzien van het POL2001 als het POL2006 is eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Op deze zienswijzen is gereageerd door middel van Zienswijzennota s, die zijn betrokken bij de besluitvorming over respectievelijk het POL2001 en het POL2006. Op 27 mei 2008 is de Tracénota/MER-UVS - de MER fase 2 - vastgesteld en uitgebracht. In de MER fase 2 zijn met betrekking tot de corridor van het POL2006 verschillende tracéalternatieven onderzocht. Daarnaast zijn tracéalternatieven binnen de door Kerkrade voorgestelde corridors onderzocht. Voor het overzicht van alle (voorgestelde) corridors verwijzen wij naar de desbetreffende kaart in de MER. Uit de geactualiseerde informatie van de MER fase 2 volgt dat de bevindingen, afwegingen en conclusies uit de MER fase 1 grotendeels van toepassing blijven. Nieuwe verkeerscijfers en ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening gaven wel aanleiding om de berekeningen en teksten op het gebied van nut- en noodzaak te actualiseren. De resultaten hiervan zijn in de MER fase 2 opgenomen. De conclusie uit de MER fase 1 dat de Buitenring Parkstad Limburg nuttig en noodzakelijk is, is ook in de MER fase 2 overeind gebleven. De MER fase 1, het voorliggende aangevulde MER fase 2 en de onderzoeken, die te zijner tijd ten grondslag liggen aan het Inpassingpslan vormen tezamen het kader dat het milieubelang een volwaardige plaats beoogt te geven in de uiteindelijke besluitvorming door Provinciale Staten. Al deze documenten tezamen zullen in het kader van het nog op te stellen Inpassingsplan ter inzage worden gelegd. 3.3 De regelgevende kaders Wij zullen zorgvuldig invulling geven aan onze wettelijke taken en bevoegdheden. Voor zover indieners zorg uitspreken over - bijvoorbeeld - de wettelijke aanvaardbaarheid van geluidsniveaus, de bedreiging van biodiversiteit en de uitstoot van milieubelastende stoffen, mag de bevolking van ons verwachten dat wij alleen besluiten zullen nemen die passen binnen de vigerende Nederlandse en Europese wet- en regelgeving. Waar mogelijk zullen wij op basis van eigen inzichten kritischer zijn dan de wet van ons vraagt. 3.4 De leefbaarheid in onze provincie Wij hechten groot belang aan behoud en verbetering van de leefbaarheid en duurzaamheid in onze provincie. Leefbaarheid en duurzaamheid lijken vrij abstracte termen, maar zijn dat niet als wij ze plaatsen in het perspectief van de huidige en toekomstige jeugd. Ons College is van mening dat wij ons bewust moeten zijn van onze verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. Dat lijkt wellicht wat hoogdravend in de context van een nieuwe Buitenring, maar dat is het niet, als wij ons realiseren dat de nieuwe weg in de toekomst goede kansen zal bieden voor werkgelegenheid en de afname van de bevolking in de regio beperkt kan blijven. Voor zover leefbaarheid associaties oproept met natuur, milieu, veiligheid en overlast, zien wij het als onze verantwoordelijkheid daar scherp op toe te zien. Wij hebben terdege kennis genomen van de zienswijzen op deze aspecten, en zullen de vereiste maatregelen treffen om de leefbaarheid zeker te stellen. 19 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

20 Feit is, dat zodra de Buitenring gerealiseerd is, aanzienlijk minder inwoners in deze regio last zullen hebben van de verkeersproblematiek en luchtvervuiling in binnensteden. In onze publicatie De Buitenring en de natuur hebben wij onze visie op het behoud van biodiversiteit en natuur beknopt toegelicht. Wij realiseren ons dat de natuur op een aantal plaatsen schade zal oplopen. In het kader van de Tracénota/MER hebben wij daar gedegen onderzoek naar laten doen en wij zullen dat ook in de volgende fase van het Inpassingsplan doen. De mogelijkheden voor mitigerende en compenserende maatregelen zullen wij verder onderzoeken en vervolgens uitvoeren, zodat we ook in de toekomst kunnen blijven genieten van de bijzondere Limburgse natuur. 3.5 Communicatie en transparantie Wij hechten sterk aan goede communicatie met alle belanghebbenden. Dat doen we onder andere door middel van de Provinciale site de site overleg met gemeenten, bewonersgroepen en inwoners van Parkstad, brochures, informatieavonden en locatiebezoeken. Niettemin is er in de zienswijzen gewezen op een aantal punten die volgens indieners verbetering behoeven: de leesbaarheid van rapporten, de juistheid van kaartmateriaal, tijdige benadering van overheden en bewoners in de directe omgeving van het tracé, verwarring over het verloop van het planproces. Wij zijn nu al begonnen met het rechtstreeks benaderen van eigenaren en we zullen blijven investeren in heldere communicatie. Provincie Limburg 20

21 4 Zienswijzen op hoofdlijnen Dit hoofdstuk beschrijft de ingediende zienswijzen op hoofdlijnen: Paragraaf 4.1 informeert over het totaal aantal ingediende zienswijzen. Paragraaf 4.2 beschrijft het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. Paragraaf 4.3 presenteert zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen. Paragraaf 4.4 presenteert zienswijzen van overige organisaties en particulieren. De standpunten van ons College volgen in hoofdstuk Ontvangen zienswijzen In de inleiding van deze Nota Zienswijzen hebben wij al aangegeven dat wij met genoegen kennis hebben genomen van belangstelling uit brede lagen van de bevolking. Een paar cijfers over de ontvangen zienswijzen ter toelichting: Aantal ontvangen zienswijzen 601 door overheden (vooral gemeenten) 10 door bedrijven / instanties 36 door politieke partijen 2 door organisaties, gemachtigden namens particulieren 22 door (groepen van) particulieren 531 Met betrekking tot de regionale spreiding van de ontvangen zienswijzen, merken wij op dat wij vooral brieven hebben ontvangen van bewoners en organisaties die in de nabijheid van het tracé wonen. Dat is vrij logisch, omdat deze groepen directe belangen hebben bij bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Wij hebben de volgende definitie gehanteerd voor het begrip indiener : een indiener bestaat minimaal uit een naam, een adres, een handtekening en minstens één statement. Daarmee volgen we de algemene lijn van inspraakprocedures. Dat betekent dus dat particulieren of bedrijven die meerdere brieven hebben gestuurd worden beschouwd als één indiener. We hebben in die gevallen wel alle zienswijzen uit de verschillende brieven meegenomen. Ook huisgenoten (gezinnen) worden beschouwd als één indiener. Datzelfde geldt voor indieners die zelf een brief schrijven en die er tevens voor kiezen zich in een separate, al dan niet identieke, brief door een raadsman of een andere instantie te laten vertegenwoordigen. Een kleine groep indieners was te laat met indiening. Wij hebben deze brieven niet in behandeling genomen. Wel zullen deze indieners een exemplaar van de Nota Zienswijzen ontvangen. 21 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

22 4.2 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. De Tracénota/MER is ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. Tijdens de toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat op een aantal aspecten nadere milieu-informatie nodig of wenselijk is voor de keuze voor het Voorkeurstracé. Deze aanvullende informatie is op 20 oktober 2008 aangeleverd. Uit het toetsingsadvies d.d. 11 november 2008 blijkt dat Tracénota/MER en de bijbehorende aanvulling d.d. 17 oktober 2008 tezamen de essentiële informatie bevatten voor een onderbouwde keuze voor het Voorkeurstracé. Voor het Inpassingsplan geeft de Commissie nog een aantal kritische aandachtspunten mee. Het advies is als bijlage 3 bij deze Nota Zienswijzen gevoegd. In hoofdstuk 5.1 zal ons College zijn standpunt geven op het Toetsingsadvies. 4.3 Zienswijzen overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen In deze paragraaf vatten wij de zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen samen Zienswijzen overheden Parkstad Limburg Parkstad Limburg geeft aan dat zij (inclusief de gemeenten Voerendaal en Simpelveld) achter het belang van de Buitenring staat en in meerderheid achter het Voorkeurstracé. Parkstad benoemt de Buitenring als een slagader voor de economische en toeristische ontwikkelingsmogelijkheden. Parkstad ziet in de Buitenring veel kansen voor Parkstad: Er komt een goed woonalternatief bereikbaar voor de meer dichtbevolkte gebieden in Nederland en Duitsland, ook voor jonge mensen. De Buitenring is een infrastructurele ontsluiting richting de Randstad, havengebieden en het omringende buitenland. De Buitenring is een belangrijke factor in het omgaan met de bevolkingsafname in deze regio. Het is een belangrijk middel om de regio een nieuw élan te geven, economische en toeristische mogelijkheden te vergroten, de leefbaarheid te verbeteren en daarmee de gevolgen van bevolkingsafname te mitigeren. Parkstad Limburg geeft verder aan dat zij de Buitenring in combinatie met gebiedsontwikkeling ziet als kansrijke en financierbare basis voor verdere doorontwikkeling van de regio, met name in de transformatie van de woningmarkt, ook om meer jongeren aan te trekken. Het samenwerkingsverband wil graag betrokken blijven bij de verdere uitwerking in een Omgevingsplan. De convenantpartijen bij het Bestuursconvenant hechten veel belang aan een goede landschappelijke inpassing van de Buitenring. Het parkachtige karakter van het landschap en de natuur zijn immers belangrijke elementen in de verdere ontwikkeling van Parkstad. De concept-omgevingsvisie biedt Provincie Limburg 22

23 hiertoe voldoende aanknopingspunten die verder worden uitgewerkt in een Omgevingsplan. In de zienswijze van Parkstad worden nog een aantal aandachtspunten genoemd van afzonderlijke gemeenten. Deze zullen ook nog terugkomen in afzonderlijk ingediende zienswijzen. Enkele punten: Er wordt aandacht gevraagd voor geluidsreducerend asfalt bij natuurgebieden en woongebieden, los van de vraag of dit wettelijk noodzakelijk is. Er wordt aandacht gevraagd voor wandel- en fietsstructuren. De Gemeente Brunssum spreekt waardering uit over de keuze van het Voorkeurstracé dat volledig recht doet een de bestuurlijke wensen van Brunssum (verdiepte ligging langs het Amstenraderveld en via Mijnsteenberg). De Gemeente Nuth laat, onder voorwaarden, de voorkeur voor de Randweg vallen en kan instemmen met het Voorkeurstracé. De Gemeente Kerkrade heeft voor haar grondgebied een andere voorkeur dan het Voorkeurstracé. Gemeente Kerkrade (via bureau BJA Legal Opinion B.V.) De Gemeente Kerkrade is teleurgesteld over de uitkomsten van het besluitvormingsproces. Met name tegen de doortrekking van de Dentgenbachweg bestaan grote bezwaren en de gemeente krijgt niet de indruk dat tegemoet is gekomen aan deze bezwaren. Ook zijn niet alle aangedragen alternatieven en bestuurlijke bedenkingen in de voorliggende stukken meegenomen. De gemeente vraagt zich af hoe één en ander te verenigen valt met een zorgvuldige uitvoering van het Bestuursconvenant. De gemeente wijst in haar zienswijze op negatieve effecten voor de bewoners aan de Hamstraat en de Vauputsweg en een aantal waardevolle biotopen en diersoorten die zullen worden aangetast door de aanleg van de Buitenring. Verder wordt gewezen op het verdwijnen van parkeerplaatsen bij het Gaiapark. De gemeente wijst op onduidelijke consequenties voor het langzaam verkeer. Er wordt groot belang gehecht aan de toepassing van dubbele ZOAB over het gehele traject als acceptabele en comfortabele completering voor gebruikers en bewoners. Tot slot wordt Kerkrade- West niet ontsloten door de Buitenring. De gemeente vreest sluipverkeer. Gemeente Nuth De Gemeente Nuth kan onder voorwaarden instemmen met het Voorkeurstracé. Wel zegt de gemeente bij de ondertekening van het Bestuursconvenant nog twee voorwaarden te hebben gesteld die zij wenst te handhaven: 1) Nuth stelt geen middelen beschikbaar voor de Buitenring en 2) de aansluiting bij Nuth op de Buitenring (inclusief de afwikkeling van het lokale verkeer) dient te zijn gerealiseerd voordat de overige onderdelen van de Buitenring worden opengesteld. De gemeente stemt in met het Voorkeurstracé onder een zestal voorwaarden die betrekking hebben op het ontzien van de kern Vaesrade, tegengaan sluipverkeer en goede ontsluitingen. Ook wordt aandacht gevraagd voor een goede inpassing in het Geleenbeekdal. Gemeente Schinnen De Gemeente Schinnen geeft geen expliciet standpunt, maar noemt een tweetal aandachtspunten. 23 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

24 Zo vraagt de gemeente aandacht voor verkeersveiligheid van met name schooljeugd bij op- en afritten Allee/Akerstraat Noord en voldoende opvang van hemelwater bij Amstenrade. Gemeente Landgraaf De Gemeente Landgraaf kan op hoofdlijnen instemmen met de denkrichtingen zoals deze in de concept-omgevingsvisie staan opgenomen. Wel is er zorg over de haalbaarheid van enkele onderdelen van deze visie in verband met bestaande wet- en regelgeving. Landgraaf stemt niet in met beperken van het aantal aansluitingen op de Buitenring, omdat ze van belang zijn voor de kwaliteit van de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en leefbaarheid in Landgraaf. De gemeente maakt ook een voorbehoud ten aanzien van het volledig vervallen van de aansluiting Hoogstraat. Het laten vervallen van de aansluiting leidt tot ongewenste toenames van verkeer op het lokale wegennet, vooral op de Schanserweg en de Nieuwenhagerstraat. Dit is in strijd met één van de doelstellingen van de Buitenring, namelijk het verbeteren van de afwikkeling van het intrastedelijke verkeer en het ontlasten van het lokale wegennet van doorgaand verkeer. Een volledige aansluiting bij de Hoogstraat zal op enkele lokale wegen een toename van het verkeer veroorzaken. Door de realisatie van de Randweg Abdissenbosch samen met de L42n in Duitsland, kunnen deze nadelen sterk worden gereduceerd of zelfs worden weggenomen. Er wordt vanuit gegaan dat deze Randweg er komt. De Gemeente Landgraaf vraagt uitdrukkelijk aandacht voor een goede aansluiting van de bestaande infrastructuur op de ringwegen, zoals dat ook in het 2007 opgestelde Regionale Verkeers- en Vervoersplan is verwoord. De gemeente acht de verkeerspleinen waarvoor gekozen is niet bevorderlijk voor de doorstroming en aantrekkingskracht van de Buitenring. Een ongelijkvloerse aansluiting heeft de voorkeur. De gemeente Landgraaf pleit vanwege leefbaarheid en natuurbeleving voor geluidsarm asfalt binnen de gehele gemeentegrens van Landgraaf en tevens over de volle lengte van de Brunssummerheide, ook als dit wettelijk gezien niet noodzakelijk is. Verder pleit de gemeente Landgraaf voor een zo goed mogelijke inpassing van de Buitenring in de Brunssummerheide. Verdiepte ligging in combinatie met kleine geluidswallen moet alsnog onderzocht worden De gemeente vraagt ook aandacht voor de barrièrewerking van de Buitenring voor mens en natuur en de aantasting van de menselijke leefomgeving door de voorgestelde hoogteligging. Met name het effect voor de leefomgeving in de Apollolaan e.o. is zeer negatief (geluid, luchtkwaliteit, verstoring zicht). Verzocht wordt de mogelijkheden te onderzoeken om de hoogteligging van de Buitenring ter plaatse van de Reeweg aan te passen. Ook wordt gevraagd om een directere verbinding tussen de Buitenring en de Mensheggerweg. Stadt Aachen De Stadt Aachen gaat uitgebreid in op grensoverschrijdende aspecten en betrekt daarbij het grensoverschrijdende bedrijventerrein AVANTIS. Gepleit wordt voor een uitbreiding van de oprit op de A4/E314 ter hoogte van de parkeerplaats in de richting Aken, zodat zowel AVANTIS als de Buitenring over een aansluiting met voldoende capaciteit beschikken. Provincie Limburg 24

25 De gemeente is kritisch over een aantal aannames en prognoses. Er wordt ondermeer gesteld dat de projectorganisatie geen contact heeft gehad met de gemeente Aken over de uitwerking van de verkeersmodellen. De 1,5%-toename in autoverkeer/jaar die de Provincie voor de Buitenring hanteert, wordt van Duitse zijde niet bevestigd. Uit actueel onderzoek blijkt dat het transitverkeer weliswaar sterk zal toenemen, maar dat dit niet geldt voor het verkeer in steden of het regionale verkeer. Verdere afstemming is alsnog absoluut noodzakelijk. Dit geldt in het bijzonder voor de gepresenteerde I/C-waarden op Duits grondgebied (afbeelding 4 en 6), die niet de realiteit weergeven. De effecten van de verbetering van het grensoverschrijdend openbaar vervoer op de omvang van het verkeer, naar verwachting een modal-shift-effect, zijn verder ten onrechte niet meegenomen in de Tracénota/MER. Dit is een belangrijke factor bij de beoordeling van een dergelijk hoge investering. De bestaande grensoverschrijdende busverbindingen tussen Duitsland en Parkstad Limburg zijn onvolledig weergegeven (zoals lijn 34 en 57 tussen Kerkrade en Herzogenrath/Aken). Een overzicht van de actuele infrastructurele problemen ontbreekt, hoewel hier juist in het kader van een aantal initiatieven (OV-coördinatiecommissie in de Euregio) onderzoek naar wordt gedaan. Gezien de enorme uitdagingen waarvoor zowel Nederland als Duitsland zich als gevolg van het Europese milieurecht zien gesteld, is het onbegrijpelijk dat er geen kwantitatief onderzoek wordt gedaan naar de modal-shift-mogelijkheden naar milieuvriendelijkere vervoersmiddelen. De Stadt Aachen heeft zorgen over de verkeersaantrekkende werking van de Buitenring, met name door het vrachtverkeer. Ook constateert de gemeente dat de gepresenteerde probleemanalyse in hoofdstuk 3.3. van het Achtergronddocument verkeer vragen oproept. Het feit dat in het zuidoosten van Limburg niet voldoende grensoverschrijdende verbindingen zijn, wordt als probleem vermeld, terwijl deze er tegenwoordig in ruime mate zijn. Ook is Stadt Aachen van mening dat de uitspraken over het effect van de alternatieven van de B258n op de verkeersbelasting van de Buitenring niet begrijpelijk, aangezien de gegevens niet te herleiden zijn. Met betrekking tot de toeristische mogelijkheden dient de ontwikkeling van het Pferdelandpark als project van de Euregionale 2008 voor de recreatiemogelijkheden van inwoners uit Aken, Herzogenrath en Kerkrade te worden meegenomen. Gemeente Würselen De gemeente Würselen heeft geen bezwaren tegen de Buitenring. Waterschap Roer en Overmaas Het Waterschap wijst op het constructieve overleg dat is gevoerd, maar kan niet alle aspecten van dat overleg terugvinden in de Watertoets. Het Waterschap kan dan ook vooralsnog niet instemmen met de Watertoets en verzoekt deze aan te passen in de vervolgprocedure. Het Waterschap maakt opmerkingen over inzichtelijkheid van de onderbouwing van het MMA en het feit dat adviezen over effecten op oppervlaktewater van alternatieven 2.1 tot en met 2.5 niet zijn meegenomen. Verschillen tussen de alternatieven moeten duidelijker in beeld worden gebracht. In het Inpassingsplan moet meer ruimte worden genomen voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Het Waterschap waarschuwt voor verdrogingseffecten bij de verdiepte ligging van de Randweg Hoensbroek. Indien het Voorkeurstracé gehandhaafd blijft, zal het Waterschap nadere eisen stellen aan miti- 25 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

26 gerende en compenserende maatregelen voor bron- beek- en droogdalen. Hierbij wordt met name aandacht gevraagd voor een ruime overspanning van de Geleenbeek, een oplossing van het knelpunt Rode Beek en een groene en blauwe verbinding tussen het Schutterspark en de Brunssummerheide. De aansluiting van de B258n op de Buitenring (alternatief 3.1) tast het Crombacherbeekdal en het Anselderbeekdal aan. Tenslotte onderschrijft het Waterschap de vormgevingsprincipes voor het wegontwerp, zoals opgenomen in de concept-omgevingsvisie. Wel wordt gevraagd om de binnenzijde van de Buitenring (de stadsrand) niet verder te bebouwen en het behouden van voldoende ruimte voor waterberging in dit gebied. Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat vraagt aandacht voor het afstemmen van de uitgangspunten bij het gebruikte verkeermodel met de uitgangspunten van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat constateert namelijk verschillen in uitkomsten tussen enerzijds het NRM-model en de netwerkanalyse Zuid-Limburg en anderzijds het door Provincie Limburg gebruikte model. Dit kan gevolgen hebben voor de milieueffecten. Er wordt aandacht gevraagd voor recente telgegevens voor de N281 die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van het Inpassingplan. Rijkswaterstaat vraagt tot slot om samenwerking bij de grondverwerving in het kader van de natuurcompensatie. Ministerie van Defensie Het ministerie van Defensie is tevreden met de keuze voor Brunssum-Noord in zijn meest oostelijke variant. De variant Brunssum-Zuid zou een zeer nadelige keuze zijn geweest, omdat de Buitenring dan direct naast en deels op het huidige perceel van de AFNORTH International School zou komen en het conferentie centrum van de JFC zou worden doorsneden. Wel heeft het ministerie enkele wensen ten aanzien van de verdere inrichting. Deze wensen worden vooral ingegeven uit veiligheids- en toegankelijkheidsoptiek. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten De Rijksdienst vermeldt dat er uitvoerig aandacht is voor het culturele erfgoed in de Tracénota/MER, maar dat het binnenkort beschermde Mijnkoloniën Brunssum ontbreekt. De zuidelijke variant zou een aantasting betekenen van dit cultuurhistorisch monument. In hoofdstuk 5.2 volgen de standpunten van ons College op de zienswijzen van de overheden Zienswijzen Limburgse natuur- en milieuorganisaties Een aantal Limburgse natuur- en milieuorganisaties, waaronder de Stichting Milieufederatie Limburg als vertegenwoordiger van 15 aangesloten leden, alsmede een aantal IVN-afdelingen en Natuurmonumenten, heeft zienswijzen ten aanzien van de Buitenring ingediend. Hoewel ze alle verwerkt zijn in de voorliggende nota, volgt hieronder een samengevat overzicht van de aspecten die door deze organisaties als belangrijkste worden aangemerkt. Provincie Limburg 26

27 Men geeft aan dat de Tracénota/MER onvoldoende aantoont dat de Buitenring noodzakelijk is, mede in het licht van de recente bevolkingsprognoses. Ook zijn de meest recente gegevens niet meegenomen in de verkeerskundige modellen. De nut-noodzaak discussie uit 2000 is volgens de milieuorganisaties niet meer valide. De Milieuorganisaties onderbouwen hun visie door te wijzen op een aantal aspecten: De bestemming van het bedrijventerrein Hendrik is gewijzigd. Dit terrein was een belangrijke reden voor de realisering van de Buitenring; De plannen van Brunssum om een kuur en health resort aan te leggen op een locatie die minder dan 100 meter ligt van het tracé; Er is niet gekeken naar vrachtvervoer via het spoor; Er worden in het verkeersmodel teveel ritten per huishouden verondersteld. Samen met de bevolkingsafname leidt dit tot hogere, niet reële verkeersprognoses; De verschillen in aantallen voertuigen per etmaal tussen de autonome ontwikkelingen in de referentiesituatie (20.000) en de varianten van de Buitenring ( ) zijn onverklaarbaar; Het is onduidelijk hoe cijfers tot stand zijn gekomen en men is van mening dat cijfers niet consequent worden gebruikt, ondermeer bij de Randweg in Hoensbroek; Er worden geen relevante knelpunten ten aanzien van bereikbaarheid opgelost; De onderbouwing van een 2x2-variant vindt plaats op basis van een verkeerde vergelijking; Winsten in reistijd zijn niet noemenswaardig; een gedegen MKBA zou in dat verband een welkome aanvulling zijn; Men is van mening dat de Buitenring op gespannen voet staat met het gestelde in het PVVP en de Rijksnota Mobiliteit (de zevensprong van Verdaas), met name omdat de Buitenring tot meer mobiliteit leidt; De Tracénota/MER is ten aanzien van natuur onvoldoende als basis voor besluitvorming: natuuronderzoeken zijn niet beschikbaar en de aard en omvang van de uitgevoerde natuurinventarisaties genoemd in het aanvullend onderzoek zijn onvoldoende. Voor amfibieën is een verkeerde onderzoeksperiode aangehouden en voor de Das heeft alleen een kwalitatief onderzoek plaatsgevonden. Compensatie en mitigatie zijn onvoldoende uitgewerkt; Voor de Passende Beoordeling is een verkeerd referentiejaar genomen en er is alleen naar kwalificerende soorten gekeken. De huidige depositie van stikstof op de Brunssummerheide is nu al te groot voor een gunstige staat van instandhouding. Onduidelijk is of de verbetering van voertuigemissies de effecten van de toename van verkeer zal compenseren. Voor de Kathager Beemden is geen effectbepaling gedaan; Veel EHS-gebieden die door de Buitenring worden doorsneden, worden niet genoemd in de kaarten behorend bij de Tracénota/MER. De effecten op deze gebieden zijn onvoldoende meegenomen, bijvoorbeeld de hydrologische effecten op het Bronnenbos van de Merkelbekerbeek en de effecten op het Jeugrubbebos; Er is bij de natuur geen afweging gemaakt volgens het nee, tenzij-principe ; De geluidsbelasting in de kernen neemt niet of nauwelijks af, dit in tegenstelling tot wat de Tracénota/MER suggereert. De berekening van cumulatie van geluid (AWACS) wordt gemist. Er is een toename van geluid in alle natuurgebieden. Ook is de Tracénota/MER onzorgvuldig op het punt van geluid; De effectbepalingen voor luchtkwaliteit zijn niet verifieerbaar. Sommige resultaten zijn opmerkelijk en de factor PM 2.5 is ten onrechte niet meegenomen; 27 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

28 Het aantal verkeersdoden ligt al ver onder het Nederlandse gemiddelde. De argumentatie ten aanzien van verkeersveiligheid is vreemd. Stellingen worden niet onderbouwd en het is de vraag of de Buitenring daadwerkelijk veiliger is dan de huidige situatie; Onduidelijk is waar de beoordeling van externe veiligheid op gebaseerd is; Het beoordelen van de weg vanuit de omgeving heeft de voorkeur in deze dichtbevolkte regio. Ook moeten de geluidsschermen meegenomen worden in een dergelijke beoordeling; Het MMA is onduidelijk en discutabel. Het MMA zou eigenlijk de referentiesituatie moeten zijn met daarbij de opgeloste verkeersknelpunten; In hoofdstuk 5.2 volgen de standpunten van ons College op de zienswijzen van de Limburgse natuur- en milieuorganisaties Zienswijzen lokale belangengroepen Dertien lokale belangengroepen of overlegplatforms hebben zienswijzen aan ons kenbaar gemaakt. De meeste organisaties zijn afkomstig uit het gebied langs het Voorkeurstracé en verwachten daar (in)direct effecten van. Twee belangengroepen (Stichting Platform Parkstad Maria-Gewanden en Bewoners van de Rukkerweg) zijn niet afkomstig uit de directe omgeving van het Voorkeurstracé, maar uit de omgeving van een ander tracé-alternatief. Deze belangengroepen spreken hun voorkeur uit voor het Voorkeurstracé. De Bewoners van de Rukkerweg spreken daarnaast ook de hoop uit dat de Buitenring zal leiden tot minder overlast door verkeer op hun weg. De andere belangengroepen pleiten vooral tegen de aanleg van het Voorkeurstracé. In een aantal gevallen worden alternatieven voorgedragen, zoals de nul-plusvariant, of een soberder uitvoering van het tracé. In het algemeen komen de bezwaren neer op vrees voor de aantasting van het woon- en leefklimaat en aantasting van natuur en landschap. Nut en noodzaak van de Buitenring en het uitgangspunt van 2x2 rijstroken en een maximun snelheid van 100 km/u worden betwijfeld. Diverse belangengroepen wijzen op de nul-plusvariant als zijnde de juiste voorkeursvariant. Veel belangengroepen vrezen de nabijheid van de Buitenring. Naast bovenstaande bezwaren zijn enkele specifieke aandachtspunten genoemd: Stichting Platform Parkstad Maria-Gewanden wenst een tracé ten noorden van de sportterreinen en het kerkhof in Hoensbroek; Het Actiecomité Buitenring Parkstad t Höfke adviseert onder andere om de Buitenring zo smal mogelijk uit te voeren (als 2x1, 80 km weg), absorberende geluidsschermen toe te passen en af te zien van op- en afritten bij Akerstraat Noord/Allée; De Stichting Platform Vaesrade maakt niet alleen bezwaar tegen de Buitenring en het tracé langs Vaesrade, maar gaat ook specifiek in op de besluitvorming binnen de gemeente Nuth; De bewoners van Amstenraderveld wijzen niet alleen op de aantasting van woon- en leefklimaat en het ontbreken van de noodzaak, maar ook op inconsistent ruimtelijk beleid in de afgelopen jaren waarbij de Buitenring afwisselend wel en niet planologisch is geregeld. Ook maakt men bezwaar tegen het feit dat men geen bezwaar en beroep heeft kunnen indienen tegen de corridor, omdat deze niet als Concrete BeleidsBeslissing is opgenomen. De initiatiefgroep Beschermd Dorpsgezicht Amstenrade maakt met name bezwaar tegen de aantasting van het Provincie Limburg 28

29 (beschermde) landschap; De Initiatiefnemers Brunssum-Noord maken bezwaar tegen de Noord-variant bij Brunssum. Zij scharen zich achter de bezwaren van de Milieufederatie en maken daarnaast specifiek bezwaar tegen de geluidsoverlast (cumulatie door AWACS geluid) en aantasting luchtkwaliteit. Als de Buitenring er toch moet komen, dan via de Zuid-variant, zo stelt men; De Vereniging Zwart Geen wijst erop dat het Heidserpark in het onderzoek een hogere waardering voor wat betreft natuur dient te krijgen en dat, voor wat betreft de landbouwgronden, de winst van het zuidelijk alternatief ten opzichte noordalternatief slechts fractioneel is; De Stichting Leefbaarheid Onderbanken wijst erop dat het milieu door onder andere de AWACS al zwaar belast is en door de aanleg van de Buitenring nog verder zal verslechteren. Men stelt dat samenhangende ontwikkelingen zoals AWACS niet zijn meegenomen in het onderzoek ; Het Bewonersoverleg Bosheide (Landgraaf) en de Belangengroepering Hoefveld maken specifiek bezwaar tegen het laten vervallen van de aansluiting Hoogstraat in het Voorkeurstracé. Men vreest daardoor extra verkeers- en geluidsoverlast in en om de wijk; Bewoners aan de Schanserweg en Woonvorm de Schans maken bezwaar tegen de weg, vanwege de aantasting van het woon- en leefmilieu. In hoofdstuk 5.2 volgen de standpunten van ons College op de zienswijzen van de lokale belangengroepen. 4.4 Zienswijzen overige organisaties en particulieren Deze paragraaf presenteert de zienswijzen van alle overige organisaties en van particulieren. De zienswijzen worden uit oogpunt van leesbaarheid gepresenteerd aan de hand van de volgende subparagrafen, waarin alle aandachtspunten kort worden toegelicht: Nut en noodzaak Tracékeuze Gebiedsgebonden aspecten Verkeer en mobiliteit Milieu Wonen en werken / locatiespecifieke aspecten Procesgerelateerde aspecten / communicatie In hoofdstuk 5 volgen de standpunten van ons College op elk van deze aspecten Nut en noodzaak De ingediende zienswijzen over nut en noodzaak kunnen in twee groepen worden opgesplitst. Een groep indieners, hieronder groep 1, spreekt zich in positieve bewoordingen uit over de Buitenring. Zij wijzen op verbeterde leefbaarheid, op economische ontwikkelingskansen en bereikbaarheid, en komen in een aantal gevallen met aanvullende suggesties. Groep 2 heeft al dan niet een voorkeur voor de aanleg van de Buitenring en heeft vragen over nut en noodzaak. Men licht dat toe aan de hand van vragen over vergrijzing, verkeersprognoses, economische effecten, de keuze voor een 29 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

30 2x2-autoweg, optimalisering van het openbaar vervoer en benutting van het huidige wegennet. Groep 1: Nut en noodzaak van de Buitenring als een autoweg met 2x2 rijstroken en een ontwerpsnelheid van 100 km/u wordt onderschreven, omdat de leefbaarheid in grote delen van het plangebied aanmerkelijk zal verbeteren. Deze groep betwist niet dat de weg in een aantal gevallen tot aantasting van natuur en milieu leidt, maar ziet meer voor- dan nadelen. De bereikbaarheid van bedrijven en bedrijventerreinen zal aanmerkelijk verbeteren. De Buitenring zal een stimulans opleveren voor de gewenste economische positie en groei van de regio. Groep 2: Indieners vragen zich af of de Buitenring als gevolg van de bevolkingskrimp en de vergrijzing nog wel nodig is. Daarbij worden kanttekeningen geplaatst bij het verkeersmodel, de verkeerskundige noodzaak, de gehanteerde cijfers en mobiliteitsprognoses voor de toekomst en bij de daaruit resulterende verkeersintensiteiten. Anderen twijfelen aan de economische effecten van de aanleg van de Buitenring. Een aantal sprekers twijfelt aan het argument van de leefbaarheid als reden om de Buitenring aan te leggen. Sommigen zijn van oordeel dat de aanlegkosten van de weg zo hoog zijn, dat daarmee de noodzaak komt te vervallen. Ook worden vraagtekens geplaatst bij de noodzaak om de weg uit te voeren als een tweebaans autoweg van 100 km/u met op elke rijbaan twee rijstroken. De bereikbaarheid van een aantal woningen en bedrijven wordt juist in een aantal gevallen verminderd. Dat staat volgens deze indieners in contrast met de nut- en noodzaakdiscussie. Benutting van het huidige wegennet geniet bij deze indieners de voorkeur. Sommigen plaatsen vraagtekens in verband met het uitputten van fossiele brandstoffen en het geoptimaliseerd gebruik van het openbaar vervoer. Diverse zienswijzen noemen het nulplus-alternatief als voorkeursoplossing. Dit alternatief is het gebruik van de bestaande wegenstructuur waarbij lokale verkeersknelpunten worden aangepakt. In paragraaf 5.3 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe Tracékeuze en aansluitingen Indieners stellen vragen over het Voorkeurstracé. Deze vragen hebben vooral betrekking op: Regionale aspecten, voornamelijk het royale ruimtebeslag met inbegrip van toe- en afvoerwegen en daarmee de aantasting van woningen (bijvoorbeeld aan de Hamstraat in Kerkrade), natuurgebieden (Jeugrubbebos, Bronnenbos), landbouwarealen en cultuurmonumenten. Lokale inpassing, met vaak gedetailleerde vragen over al dan niet verhoogde of verdiepte aanleg (zoals bij de Brunssummerheide en de Reeweg), op- en afritten (onder meer bij De Hopel in Kerkrade en De Kling in Brunssum-Noord) en de consequenties voor de buurt waarin men woont. Diverse indieners bieden alternatieven aan die beter zouden aansluiten bij de lokale belangen. Provincie Limburg 30

31 In paragraaf 5.4 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe Gebiedsgebonden aspecten Gebiedsgebonden zienswijzen hebben betrekking op de aspecten landschappelijke inpassing, natuur en natuurgebieden (flora en fauna), bodem en water, karakteristieke landbouw, cultuur en archeologie. Deze kunnen als volgt worden toegelicht: Landschappelijke inpassing: Er bestaat zorg over de inpassing van de Buitenring binnen het karakteristieke Limburgse landschap. De weg zal lopen langs, en soms door, mooie en waardevolle gebieden die van groot belang zijn voor regionale recreatie en natuurbeleving, zoals de Brunssummerheide en Landgoed Amstenrade. Sommigen vinden dat de weg teveel vanuit het perspectief van de automobilist wordt gezien. Indieners beschouwen de concept-omgevingsvisie nog als vrij algemeen; de impact van de weg op landelijke gebieden zal groot zijn, maar die wordt niet voldoende duidelijk, zo stelt men. Sommigen wijzen de concept-omgevingsvisie helemaal af, omdat er nog geen definitieve variant is gekozen voor het Voorkeurstracé. Natuur / flora en fauna: Indieners maken zich zorgen over de fysieke aantasting of aantasting door stikstofdepositie van natuurgebieden. Men noemt onder andere het Bronnenbos, het Jeugrubbebos, de Brunssummerheide, het Geleenbeekdal (Kathager Beemden), de Mijnsteenberg en de Rode Beek. Er wordt gewezen op soorten flora en fauna die bewoners of instanties hebben waargenomen, maar die men niet, of onvoldoende, terugziet in de onderzoeksresultaten. Daarnaast wordt gewezen op beperkingen van de bij het aanvullend veldonderzoek gehanteerde onderzoeksmethodieken. Er worden bij de schade aan natuur vraagtekens gezet bij de mogelijkheden om te compenseren en te mitigeren. Het gaat daarbij om de fysieke ruimte die benodigd is, alsmede de (on)mogelijkheid om bestaande natuurwaarden te vervangen. Er wordt aandacht gevraagd voor het in het geding komen van ecologische verbindingen zoals die tussen de Brunssummerheide en de Duitse Teverenerheide. Bodem en water: Met betrekking tot bodem en water bestaat er zorg over de invloed van de Buitenring op het watersysteem in de regio. Hoe staat het met afvoer van water bij zware neerslag? Hoe zit het met het effect van de Buitenring op de beken in het gebied? Hoe groot is de kans op (lokale) verdroging van moerasgebieden? Wat zijn de effecten op de grondwaterstand en grondwaterstomingen? Bestaat er kans op bodemverontreiniging door afstromend wegwater dat mogelijk vervuild is door zout, olie en/of rubber? Is er wel voldoende onderzoek gedaan naar dergelijke aspecten? Karakteristieke landbouw: Indieners maken zich zorgen over de inlevering van karakteristieke landbouwgronden ten behoeve van natuurcompensatie. Er bestaat zorg over de aantasting van het agrarisch 31 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

32 cultuurlandschap, met inbegrip van de bedreiging van soorten die specifiek zijn voor landbouwgebieden (korenwolf, weidevogels en bepaalde akkervegetatie). Indien natuurcompensatiemaatregelen leiden tot aantasting van het agrarisch cultuurlandschap, dan ziet men dit niet als natuurcompensatie. Cultuur en archeologie: De Buitenring doorsnijdt een gebied met belangrijke archeologische waarden en er bestaat zorg over het behoud hiervan. Datzelfde geldt voor belangrijke cultuurhistorische waarden, zoals de aantasting van een holle weg en de bedreiging van de Onderste Hof, Huize Tieder en het beschermd Dorpsgezicht Amstenrade. In paragraaf 5.5 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe Verkeer en mobiliteit Verkeer en mobiliteit zijn die aspecten, welke te maken hebben met onderwerpen als bereikbaarheid, consequenties voor langzaam verkeer, de verwachte - lokale - verkeersdruk en -knelpunten met inbegrip van congestie, verkeersveiligheid, de relatie met provinciaal en landelijk beleid en het gebruikte cijfermateriaal. Op een aantal locaties - zoals bij de Allee-Akerstraat-Noord in Amstenrade en bij De Lemmender in Brunssum-Noord - staat volgens indieners de bereikbaarheid onder druk. Dat geldt niet alleen voor de aanlegfase van de Buitenring, maar ook voor de fase daarna, waarin de Buitenring volledig operationeel zal zijn. De keuze voor sommige verkeerspleinen, op- en afritten en kruisingen roept vragen op: bijvoorbeeld bij de Reeweg en de Hoogstraat in Landgraaf. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het langzaam verkeer: men vraagt aandacht voor ongehinderde doorgang voor onder andere fietsers, landbouwvoertuigen en voetgangers, zowel in verband met lokale bereikbaarheid (van winkels, scholen, zorginstellingen e.d.) als voor ongehinderde recreatief / toeristische doorgang. Een aantal zienswijzen veronderstelt dat, door slechte bereikbaarheid, de verkeersdruk in woonkernen zal toenemen. Een aantal zienswijzen noemt files en/of opstoppingen. Op een aantal locaties bestaat zorg over lokale verkeersknelpunten, zoals de aansluiting bij Nuth, de verkeersdruk in Nieuwenhagen en in Kerkrade. Ook zijn er zorgen over de afname van verkeersveiligheid. Toenemend sluipverkeer wordt hierbij genoemd. Ook vraagt men om aandacht voor veiligheid bij oversteekplaatsen en (schoolgaande) kinderen. Er zijn vragen over de relatie met het provinciaal en landelijk beleid inzake mobiliteit en verkeer. Worden de landelijke en provinciale beleidslijnen wel nauwkeurig gevolgd, zo vraagt met zich af. Het gebruikte cijfermateriaal met inbegrip van de gebruikte verkeersprognoses roept eveneens vragen op. De gehanteerde berekeningen voor de verkeersgroei en intensiteit worden niet altijd begrepen. In paragraaf 5.6 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe. Provincie Limburg 32

33 4.4.5 Milieu Vragen over het behoud van de milieukwaliteit zijn vooral gericht op het behoud van de luchtkwaliteit, beperking van geluidshinder en beperking van andere vormen van hinder, zoals trillingen, verkeersgebonden verlichting en externe veiligheid. Met betrekking tot de luchtkwaliteit worden er vragen gesteld over de wettelijke normen en normen van organisaties zoals de WHO in relatie tot de Buitenring, de concentraties luchtverontreinigende stoffen (NOx, CO2, fijn stof) in het gebied, al dan niet versterkt door uitstoot van de AWACS-vloot. Ook geluid roept vragen op. Zorg wordt uitgesproken over cumulatie van geluid, zoals door AWACS of door verergering van reeds bestaande (lokale) geluidsoverlast. Het aanvullend aantal nieuwe geluidbelaste woningen leidt tot zorg bij hen die het betreft. Men vraagt zich af waarom niet het hele traject in aanmerking komt voor fluisterasfalt. Indieners geven aan zorg te hebben over de hinder die de Buitenring zal opleveren. Genoemd worden: hinder door licht voor mens en dier (door openbare verlichting, verkeersmeubilair, voertuigen). Ook wordt verwezen naar hinder door trillingen, zowel in de aanlegfase als wanneer de weg operationeel zal zijn. Een aantal bewoners heeft zorg over het al dan niet bestand zijn van panden tegen voortdurende trillingen als gevolg van het wegverkeer. Een beperkt aantal indieners wijst op het aspect van de externe veiligheid. Meer in het bijzonder vraagt men aandacht voor de verwachte toename van transport van gevaarlijke stoffen, ook langs woonwijken en instellingen/scholen. Een aantal bedrijven wijst op toegenomen gevaaraspecten omdat toevoer van (gevaarlijke) materialen ingewikkelder wordt. In paragraaf 5.7 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe Wonen en werken Dit onderwerp wonen en werken betreft zienswijzen op locatiespecifieke aspecten, met betrekking tot de eigen woonsituatie als met betrekking tot de uitoefening van het eigen bedrijf. Voorts betreft dit onderwerp vragen die een relatie hebben met waarde(vermindering) en schade (direct of indirect) aan onroerend goed en (agrarische) percelen: Er is zorg over waardevermindering onroerend goed. Indieners vrezen schade aan woningen en bedrijven. Er is vrees voor vermindering van de bereikbaarheid. Een aantal agrarische bedrijven spreekt zorg uit over waardedaling van het bedrijf als gevolg van verlies of slechtere bereikbaarheid van landbouwgrond. In paragraaf 5.8 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe Procesgerelateerde aspecten / communicatie Een aantal indieners dient vragen in over het planproces en de in dat kader gegeven informatie en de gevoerde communicatie. De volgende zienswijzen zijn ontvangen: 33 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

34 Inzake de informatie: er zijn vragen over de veelheid aan informatie. Soms is niet duidelijk wanneer en hoe de informatie beschikbaar is, en wat daarvan de status is. Ook vraagt men zich af welk deel van de vele documenten gelezen moet worden om een goed oordeel te kunnen vormen en zijn er vragen over de hoge kosten voor het aanschaffen van specifieke rapporten. De informatie is vaak gesteld in moeilijke bewoordingen met ingewikkelde tabellen en grafieken, slechte legenda s, en daarom slecht toegankelijk voor een deel van de bevolking. Het kaartmateriaal vond men niet altijd toereikend. Een aantal indieners is van mening dat zij vanwege de ligging van woning of bedrijf dermate direct geconfronteerd worden met de gevolgen van de Buitenring, dat zij vroegtijdiger, separaat en rechtstreeks geïnformeerd hadden moeten worden. Sommigen geven aan dat zij dermate laat geïnformeerd werden over de inspraakavonden, dat zij niet aanwezig konden zijn. Andere opmerkingen over de timing hadden te maken met de te korte inspraaktijd in relatie tot de vele pagina s die gelezen moesten worden en het te laat op de website publiceren van relevante stukken. Een aantal mensen is boos, omdat ze de indruk hebben dat er eenvoudigweg niet naar hen geluisterd wordt. De inspraak beschouwen zij als een wassen neus, beslissingen zijn al genomen. In dit verband verwijst een aantal indieners naar voorgaande inspraak, waarmee niets gedaan werd: geen ontvangstbevestiging, geen inhoudelijke reactie. Sommige insprekers verzoeken om extra inspraakbijeenkomsten te organiseren voor specifieke bewonersgroepen en/of bedrijven. Een aantal alternatieven is niet onderzocht terwijl daar wel om is verzocht in de inspraakprocedure van de Startnotitie van Enkele indieners hebben vragen over de gebruikte methodieken voor het opstellen van de plannen. Indieners vinden dat er geen verschil moet worden gemaakt tussen een MMA mens en een MMA natuur. Ook twijfelt men aan de kwalitatieve onderzoeksmethoden. Er wordt in de rapporten niet aangegeven welke onderdelen kwantitatief meetbaar zijn en welke onderdelen kwalitatief beoordeeld zijn door experts. In paragraaf 5.9 lichten wij onze standpunten op deze zienswijzen toe. Provincie Limburg 34

35 5 Reactie GS op ingediende zienswijzen Dit hoofdstuk presenteert de standpunten van ons college van Gedeputeerde Staten op: het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. dat wij op 11 november 2008 ontvingen; de zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen; zienswijzen die door meerdere indieners aan ons werden voorgelegd. Daarbij wordt dezelfde indeling in thema s aangehouden die geïntroduceerd is in hoofdstuk Reactie GS op Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. is van mening dat het de Tracénota/MER de essentiële informatie bevat die nodig is voor de onderbouwing van de tracékeuze. Daar is ons College blij mee. We kunnen nu aan de slag met het opstellen van het Inpassingsplan. De Commissie voor de m.e.r. geeft ons in het advies ook nog een aantal kritische aandachtspunten mee voor het Inpassingsplan. Deze punten waren grotendeels bekend en zullen worden verwerkt in de onderzoeken die plaatsvinden in het kader van de realisatie van het Inpassingplan, waarbij de eventuele milieugevolgen en eventuele maatregelen gedetailleerd moeten zijn uitgewerkt. 5.2 Reactie GS op de zienswijzen van overheden, Limburgse natuur- en milieuorganisaties en lokale belangengroepen Reactie GS op de zienswijzen van overheden Visie samenwerkingsverband Parkstad Limburg De visie van het samenwerkingsverband Parkstad op nut en noodzaak van de Buitenring delen wij. Ook wij achten het van het grootste belang dat de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid in Parkstad worden verbeterd. De recente gegevens over mogelijke versnelde bevolkingskrimp van het gebied sterken ons in deze visie. Parkstad zal aanvullende impulsen nodig hebben om deze (extra) uitdaging het hoofd te kunnen bieden en de Buitenring zal als ruggengraat voor deze impulsen dienen. Dat blijkt ook uit de concept-structuurvisie van Parkstad Limburg. Het samenwerkingsverband beschrijft in dit verband de grote kansen die uitgaan van de Buitenring. Ons College is van harte bereid om samen deze kansen op te pakken. Bezwaren Gemeente Kerkrade tegen Voorkeurstracé Wij bevestigen dat er nadelen zijn aan het Voorkeurstracé. Wij wijzen er echter op dat de doorgetrokken Dentgenbachweg aansluitend op Avantis het Kerkraadse onderdeel is van het Meest Milieuvriendelijke Alternatief. Vanuit de visie natuur en omgeving zou gekozen kunnen worden voor het alternatief via de Roderlandbaan. Dit wordt echter niet gedaan om twee redenen: enerzijds zijn de effecten voor woon- en leefmilieu dermate ongunstiger dat mitigeren niet tot significante verbeteringen leidt en anderzijds worden de effecten van de doorgetrokken Dentgenbachweg ter hoogte van de Vloedgraaf sterk verminderd door de toegevoegde variant Inpassing doorgetrokken Dentgenbachweg. Uit de effectvergelijking van de alternatieven blijkt duidelijk dat de doorgetrokken Dentgenbachweg aanzienlijk beter scoort voor het aspect geluidsbelasting, 35 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

36 geluidsbelast oppervlak, geluidsbelasting woonkernen en lucht (concentratie binnenstedelijk) dan het alternatief via de Tunnelweg. Vanuit verkeer en economie geldt voorts dat het alternatief Tunnelweg niet bijdraagt aan een ontsluitende ringstructuur voor Parkstad Limburg. Ons inziens plaatst dat de doorgetrokken Dentgenbachweg in een ander perspectief dan dat door de gemeente wordt gesuggereerd. Gelet op alle af te wegen belangen is dit tracé het beste. Daar komt bij dat het samenwerkingsverband Parkstad Limburg en de gemeenten Heerlen en Landgraaf zich tegen het alternatief van de Tunnelweg hebben uitgesproken. Ook het bedrijventerrein Dentgenbach, waarvan een deel langs de Tunnelweg ligt, is voorstander van het Voorkeurstracé via de doorgetrokken Dentgenbachweg. Het Voorkeurstracé, inclusief de doorgetrokken Dentgenbachweg, zal dus de inzet zijn voor het Inpassingsplan en we nodigen de gemeente van harte uit om samen te onderzoeken hoe wij tegemoet kunnen komen aan haar bezwaren binnen de scope van een sobere en doelmatige weg. Het belang van de Buitenring voor Parkstad, inclusief de Gemeente Kerkrade, is dermate hoog dat wij de gemeente nadrukkelijk uitnodigen om, ondanks de verschillen van mening, het in september 2007 opgestarte constructieve overleg te blijven vervolgen, duidelijkheid te bieden over de concrete bezwaren en gemeenschappelijk binnen het Voorkeurstracé een oplossing te vinden. De inmiddels door Kerkrade aangedragen aandachtspunten (zoals de ecologische aspecten, de barrièrewerking bij de Vauputsweg en de gevolgen voor de bewoners aan de Hamstraat) zullen in de vervolgprocedure een volwaardige plaats krijgen. Voorwaarden gemeente Nuth ten aanzien van aansluiting Buitenring Wij zijn verheugd dat de gemeente bereid is om constructief mee te werken aan de realisatie van het Voorkeurstracé. De minister van Verkeer en Waterstaat en ons College hebben op 30 oktober 2008 besloten nu werk te gaan maken van de aanpassing van de aansluiting Nuth. Daarbij is een bedrag van 50 miljoen overeengekomen. In overleg met de gemeente Nuth, Rijkswaterstaat directie Limburg en andere betrokken partijen zal duidelijkheid worden gegeven over de uitgangspunten voor de aansluiting Nuth. Belangrijk voor de gemeente is de bereikbaarheid van het bedrijventerrein De Horsel en de doorstroming van het verkeer in de kern Nuth. De naar voren gebrachte randvoorwaarden voor Vaesrade (bereikbaarheid en voorkomen van overlast) zullen wij als belangrijke aandachtspunten een plaats geven in het vervolgproces. Wij zijn ervan overtuigd dat we in goed overleg in belangrijke mate tegemoet kunnen komen aan deze aandachtspunten. Aandachtspunten gemeente Schinnen De aangedragen aandachtspunten zullen in de vervolgfase worden meegenomen in het Inpassingsplan. Daarbij zal de aansluiting Allee/Akerstraat Noord nader worden bezien in relatie tot de langzaam verkeer stromingen en zal aandacht worden besteed aan de opvang van hemelwater. De aandachtspunten van de gemeente Landgraaf Wij zijn van mening dat het laten vervallen van de aansluiting Hoogstraat niet alleen leidt tot een kostenbesparing, maar ook goed aansluit bij het Provinciaal Verkeers- en Vervoersbeleid en de uitgangspunten binnen de Omgevingsvisie. Wij zijn ons ervan bewust dat er wel een grotere, maar acceptabele verkeersbelasting ontstaat op de aansluitingen Reeweg en Gravenweg. Op dit moment zijn wij in overleg met de gemeente. Daarin hebben wij voorgesteld om samen met de gemeente Landgraaf een gedetailleerder verkeersonderzoek te verrichten naar mogelijke lokale problemen. Op basis van dit verkeersonderzoek zal nader bekeken worden welke aanvullende maatregelen Provincie Limburg 36

37 noodzakelijk zullen zijn voor een goede verkeersstructuur en een verbetering van de leefbaarheid in woongebieden. Als uitgangspunt voor het wegdektype van de Buitenring is het conventionele wegdektype Dicht Asfaltbeton (DAB) gekozen. Tijdens het Inpassingsplan zal gedetailleerder worden onderzocht waar precies geluidreducerend asfalt kan worden aangebracht, zoals mogelijk bij woonomgevingen en natuurgebieden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat asfaltsoorten zoals ZOAB niet bij verkeerslichten of op kruispunten kan worden gebruikt, aangezien de poreuze asfaltverhardingen gevoelig zijn voor het losraken van verhardingsmateriaal. Met name op wegdelen met wringend verkeer (scherpe bochten, op en afritten, wegvakken) kan daardoor de levensduur beperkt zijn. Het toepassen van geluidsarm asfalt zal worden toegepast vanuit de toetsing aan de Wet Geluidhinder. Indien de wettelijk voorgeschreven normen worden overschreden zal in eerste instantie worden gekeken naar maatregelen aan de bron of te wel het wegdek. De hoogteligging van de Buitenring ter hoogte van de Reeweg is onderdeel van de onderzoeken in het kader van het Inpassingsplan. Een meer directe verbinding met de Mensheggerweg zullen wij niet realiseren, omdat hiermee hoge extra kosten zijn gemoeid in verband met extra kunstwerken (onder andere bruggen en viaducten) die dan nodig zijn. Gemeente Brunssum De aandachtspunten van de Gemeente Brunssum zullen, daar wij dat hebben aangegeven, meegenomen worden in de fase van het opstellen van het Inpassingsplan. Afstemming van gegevens van Stadt Aachen en verkeersaantrekkende werking Buitenring In de voorbereiding van het Inpassingsplan zal er aandacht blijven bestaan voor afstemming van aannames en gegevens met de Stadt Aachen. Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van de Buitenring merken wij op dat deze, gelet op de doelstellingen, gewenst is, ook omdat de Buitenring de ruggengraat moet worden van de economische ontwikkeling in Parkstad in relatie met de Städteregion Aachen. De Watertoets en het Waterschap Roer en Overmaas Wij zullen het constructieve overleg met het Waterschap voortzetten. De aangedragen aandachtspunten zullen in de Watertoets behorende bij het Inpassingsplan verder worden uitgewerkt in nauw overleg met het Waterschap. Afstemming uitgangspunten met het verkeersmodel van Rijkswaterstaat Het verkeersmodel voor de Buitenring Parkstad Limburg is in overleg met Rijkswaterstaat directie Limburg en Parkstad Limburg ontwikkeld. Het verkeersmodel is gebaseerd op de uitgangspunten die het Rijk hanteert voor haar wegen en wijkt op het hoofdwegennet marginaal af. Ook in de volgende fase zal een nauwkeurige afstemming plaatsvinden met de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten op onder andere de rijkswegen. Steun voor noordelijk alternatief door het ministerie van Defensie De aandachtspunten van het ministerie van Defensie zullen in het Inpassingsplan verwerkt worden. 37 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

38 5.2.2 Reactie GS op de zienswijzen van Limburgse natuur- en milieuorganisaties De door de milieuorganisaties aangedragen punten worden op hoofdlijnen in de thematische presentaties van 5.3 verwerkt. Dat geldt ondermeer voor de aspecten nut en noodzaak (5.3), de natuuraspecten (5.5) en de effecten op geluid en luchtkwaliteit (5.7). Meer specifiek willen wij nog het volgende melden over een aantal aangedragen punten die de Milieuorganisaties als belangrijk aanmerken: De plannen met betrekking tot het Hendrikterrein zijn gericht op een belangrijke toeristische ontwikkeling. De aanleg van de Buitenring vergroot de mogelijkheden daartoe juist; In de m.e.r.-systematiek moet het MMA een reële oplossing zijn voor de geconstateerde knelpunten. Zoals wij al in de corridormer fase 1 constateerden is het niet reëel om te veronderstellen dat we de problematiek alleen met aanpak van verkeersknelpunten kunnen oplossen. Dit zal ondermeer leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor het leefklimaat voor bewoners doordat een aantal huidige wegvakken té dicht bij de bewoning liggen. Deze aanpak kan dan ook niet het MMA zijn. Zie hiervoor verder het gestelde onder nulplus-alternatief in paragraaf 5.3; Om de voorspellende eigenschappen van het verkeersmodel te testen, is een vergelijking uitgevoerd met de werkelijk geconstateerde verkeersintensiteiten in Hieruit kwam naar voren dat het verkeersmodel een goede weergave geeft van de verkeersintensiteiten; De toename van het verkeer met de Buitenring ( voertuigen) in vergelijking tot de autonome situatie (20.000) heeft te maken met het feit dat de Buitenring met een snelheid van 100 km/uur en voldoende capaciteit een snelle en comfortabele route wordt. Dit betekent ook dat de Buitenring verkeer zal aantrekken vanuit het onderliggende wegennet en dit net zal ontlasten. Dit is ook één van de doelstellingen, namelijk het vergroten van de leefbaarheid; De afwegingen zoals verwoord in het PVVP en de Nota Mobiliteit (benutten, beïnvloeden en dan pas bouwen, de zevensprong van Verdaas) delen wij uiteraard en hebben in dit project een rol gespeeld bij de afwegingen. In dat verband merken wij op dat de Buitenring integraal onderdeel is van het PVVP en dus past binnen de afwegingen in het PVVP. In het kort gezegd zien wij een grote meerwaarde in alle verkeersbeïnvloedende maatregelen, maar wij moeten constateren dat deze maatregelen alleen onvoldoende soelaas bieden om de doelstellingen in Parkstad te realiseren. Voor de volledigheid zullen wij hieronder nog kort ingaan op de zeven stappen in de Ladder van Verdaas: Stap 1: Ruimtelijke Ordening. Er zijn geen majeure veranderingen in de ruimtelijke ordening te verwachten (VINEX-locaties) en sturing daarin is dan ook niet mogelijk; Stap 2: Prijsbeleid. Er zijn geen mogelijkheden voor een lokaal prijsbeleid op de huidige regionale weginfrastructuur in Parkstad; Stap 3: Mobiliteitsmanagement. Dit is een breed begrip waar alle maatregelen onder vallen die gericht zijn op het beïnvloeden van vervoer en tijdstip van verplaatsingen. Het PVVP bevat een aantal maatregelen, maar die dragen ons inziens slechts beperkt bij aan de doelstellingen in Parkstad; Stap 4: Openbaar vervoer. De Buitenring moet ook knelpunten oplossen waar openbaar vervoer geen of beperkte oplossing voor biedt, zoals doorgaand verkeer en verkeer met bestemming of herkomst Parkstad Limburg te bundelen op de daarvoor bestemde wegen; Stap 5: Benutting bestaande infrastructuur. In de corridormer fase 1 is reeds geconstateerd dat dit geen reële optie is en zal leiden tot onaanvaardbare effecten op het leefklimaat bij Provincie Limburg 38

39 een aantal wegvakken; Stap 6: Reconstructie van bestaande infrastructuur; Stap 7: Realiseren van nieuwe infrastructuur. De eerste 5 stappen dragen beslist bij aan vermindering van mobiliteit, maar op basis van de verkeerskundige berekeningen komen wij tot de conclusie dat stappen 6 en 7 uit de Ladder van Verdaas (reconstructie en aanleg infrastructuur) noodzakelijk zijn. De natuuronderzoeken zijn adequaat voor de huidige besluitvorming. Zo zijn bij amfibieën ook de verspreidingsgegevens uit het veldonderzoek van 2005 betrokken en is er een goed inzicht verkregen in het verspreidingspatroon van de Das. Toetsing binnen de Passende Beoordeling heeft plaatsgevonden conform de gebruikelijke procedure. Verder zijn alle EHS-gebieden meegenomen in de onderzoeken naar areaalverlies, mitigatie en compensatie; Ten aanzien van de berekeningen voor luchtkwaliteit kunnen wij melden dat deze hebben plaats gevonden conform het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit Op dit punt maakt de Commissie voor de m.e.r. overigens geen opmerkingen. Ons College is van mening dat de door de milieuorganisaties ingediende zienswijzen en knelpunten zinvol zijn en samen met zienswijzen die door andere indieners aan ons zijn voorgelegd, een nuttige basis vormen voor de verdere realisatie van de Buitenring. Wij wijzen in dat verband bijvoorbeeld op de actualisatie van verkeersmodellen op basis van nieuwe bevolkingsprognoses, de Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse en de milieuonderzoeken naar stikstofdeposities, hydrologische effecten, geluid en luchtkwaliteit. Daarnaast zullen wij de natuuronderzoeken actualiseren en zal onderzocht worden of een aantal kwetsbare natuurgebieden zoals het Jeugrubbebos en het Bronnenbos toch niet ontzien kunnen worden. In de Aanvulling op de Tracénota/MER van 17 oktober 2008 is reeds een gecorrigeerde tabel van de verkeersintensiteiten toegevoegd Reactie GS op de zienswijzen van lokale belangengroepen Wij begrijpen de bezwaren tegen de Buitenring die door de verschillende belangengroepen naar voren worden gebracht. De zorgen over aantasting van woon- en leefklimaat zijn reëel en ook de aantasting van natuur en landschap is een aandachtspunt dat wij delen. Hoewel de Buitenring gerealiseerd wordt binnen de strenge Nederlandse wetgeving op gebied van milieu en natuur, zien wij het als een taak om daarnaast nog zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de zorgen van de mensen rond het Voorkeurstracé. Een zo goed mogelijke inpassing in het landschap en optimalisatie van voorzieningen voor een nog betere lucht- en geluidskwaliteit zien wij als een belangrijke opdracht voor het Inpassingsplan. In bijlage 1 is aangegeven waaraan wij specifiek aandacht zullen schenken. Diverse groepen hebben twijfels over nut en noodzaak en wijzen op de nul-plusvariant (wegnemen van knelpunten bij de bestaande wegen). Wij verwijzen in dit verband kortheidshalve naar onze reactie in paragraaf 5.3. en verder. 39 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

40 Mede gezien het belang van de ingediende zienswijzen zullen wij actief contact zoeken met de milieuorganisaties teneinde passende oplossingen te vinden. 5.3 Nut en noodzaak Groep 1: voorstanders van de Buitenring Zienswijze: wij zijn voorstander van de aanleg van de Buitenring, omdat daarmee de leefbaarheid en bereikbaarheid worden verbeterd. Voorts zijn wij van mening dat de Buitenring een belangrijke bijdrage levert aan de economische groei van de regio. Wij delen deze mening met de voorstanders. Groep 2: al dan niet tegenstanders, vragen over nut en noodzaak Een aantal indieners heeft vragen over nut en noodzaak van de Buitenring. In sommige gevallen wil men niet dat de weg wordt aangelegd. Daarover worden diverse zienswijzen gegeven, die wij hieronder van een reactie voorzien: Zienswijze: het is te laat, de vergrijzing is ingezet De aanleg van de Buitenring zal een positieve uitwerking hebben op de bedrijvigheid en zal daarmee (jonge) mensen aantrekken c.q. voor een deel voorkomen dat deze uit de regio vertrekken. De aanleg van infrastructuur elders (bijvoorbeeld bij de Rijksweg A73) laat dat zien. Wij wijzen in dit verband ook nog op een ander aspect: het is zeer de vraag of de verwachte verdere daling van de bevolking een reden is om af te zien van de Buitenring. Het zou juist een aansporing moeten zijn om de Buitenring aan te leggen. Een leegloop van het gebied is immers een bedreiging voor de leefbaarheid die met kracht en ambitie moet worden gekeerd. De Buitenring speelt daarin een belangrijke rol. Bij een verdere afname van de bevolking zal de Buitenring alléén echter niet voldoende zijn. Andere maatregelen zullen dan óók genomen moeten worden om Parkstad een toekomstvaste positie te geven. De uitkomsten van het Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg zijn gebaseerd op de bevolkingsprognoses voor de regio Pakstad Limburg 2005 (Universiteit Maastricht) Deze gegevens gaan reeds uit van een bevolkingsafname. Ondanks deze bevolkingsafname tonen de verkeersprognoses duidelijk aan dat de realisatie van de Buitenring noodzakelijk is. In de Tracénota/MER zijn voor verschillende wegvakken van de Buitenring Parkstad Limburg de intensiteiten bepaald en kan geconcludeerd worden dat het Voorkeurstracé voldoet aan de eisen van 2x2 rijstroken. Om pro-actief te reageren op de nieuwste bevolkingsgegevens zijn wij reeds een onderzoek gestart naar de actualiteit van het verkeersmodel. Wij zullen de effecten van de nieuwste bevolkingsprognoses inzichtelijk maken voor de te hanteren verkeerscijfers. Wel wijzen wij er nadrukkelijk op dat de bevolkingsprognoses die door het ETIL zijn gepubliceerd geen rekening houden met de ambities die door zowel Parkstad Limburg als de Provincie Limburg worden nagestreefd. De bevolkingsprognoses zijn beleidsneutraal, dat wil zeggen dat er geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld Provincie Limburg 40

41 woningbouwplannen,de mogelijke effecten van buitenlandse arbeidsmigratie, binnenlandse woonmigratie, eventuele politiek keuze voor een stedelijk concentratiebeleid, ontwikkelingen in het kader van de Structuurvisie van Parkstad en de Städteregion Aachen en van infrastructurele verbeteringen. Zienswijze: wij twijfelen aan de economische effecten van de weg Infrastructuur is een belangrijke voorwaarde voor economische groei. Op andere locaties in het land blijkt dat een krachtige infrastructuur een van de belangrijkste vestigingsplaatsfactoren vormt in het realiseren van een nieuwe economische impuls. Dat de aanleg van infrastructuur een belangrijke stimulans vormt voor de economische ontwikkeling van een regio wordt dan ook geïllustreerd door een aantal praktijkvoorbeelden. Op het moment dat Weert een goede verbinding kreeg met de A2 bloeide de stad economisch op en ontdekten nieuwe bedrijven Weert. Op het moment dat de A73 tussen Nijmegen en Venlo gereed kwam, ontstonden grote nieuwe bedrijventerreinen langs deze autoweg en recentelijk zien we dat na de openstelling van de A73-Zuid tussen Venlo en Roermond wederom nieuwe bedrijventerreinen ontstaan, dan wel bestaande bedrijventerreinen een krachtige impuls krijgen. Ook bij de nog te realiseren A74, die straks een belangrijke verbinding tussen Venlo/Tegelen en Duitsland moet gaan vormen, zien we nu al dat er grote belangstelling vanuit het bedrijfsleven is om via deze infrastructuur ook het Duitse achterland te bereiken. Door de Buitenring enerzijds te hanteren als symbool voor de zelfbewuste doorstart van de regio en anderzijds als slagader voor de verbetering van de economische en toeristische mogelijkheden wordt een feitelijk en zichtbaar omslagpunt gecreëerd dat moet leiden tot een bloeiende regio, met een leefbaar woon- en werkklimaat in een (verkeers)veilige en goed bereikbare omgeving, die tevens relaties biedt met het omringende buitenland en aldus aantrekkingskracht op zowel bedrijven als mensen uitoefent. Nieuwe bedrijvigheid vestigt zich graag in regio s met een prettig woon- en leefklimaat. De Buitenring draagt hier op een positieve manier aan bij. De aanleg van nieuwe infrastructuur resulteert niet alleen via een verbeterde bereikbaarheid in economische effecten, maar vormt ook een kader voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van een gebied. Daarbij kan de aanleg van infrastructuur ook volledig nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken of bestaande ontwikkelingen versnellen. Dit geldt ook voor de Buitenring. De effecten van de Buitenring op nieuwbouw zijn beperkt, maar de Buitenring levert wel een bijdrage aan het versterken van het woonklimaat en de realisatie van de voorgestane kwaliteitsslag van het woningareaal in Parkstad Limburg. De Buitenring zorgt met name voor een verbeterde ontsluiting van veel bedrijventerreinen in het oostelijk en zuidelijk deel van Parkstad Limburg en stimuleert daarmee de verdere ontwikkeling van deze terreinen. Daarnaast mag verwacht worden dat de Buitenring zal bijdragen aan de ontwikkeling van geplande bedrijventerreinen. Op gebied van toerisme en recreatie zijn de gebiedsontwikkelingen aan de oostflank van Brunssum, ter hoogte van de aansluiting van de Buitenring op de A76 en in het gebied tussen Kerkrade-West en Horbach direct gerelateerd aan de realisatie van de Buitenring. Daarnaast functioneert de Buitenring met name in het oostelijk deel van Parkstad Limburg als drager van de verdere ontwikkeling van bestaande en nieuwe attracties. 41 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

42 De Buitenring heeft niet alleen een nauwe relatie met verschillende ruimtelijke plannen voor Parkstad Limburg, maar ook met verschillende plannen voor nieuwe weginfrastructuur, zoals de aanpassing van de aansluiting Nuth en de aanleg van de B258n. De economische betekenis van de Buitenring kan verder worden vergroot door verbetering van de aansluitingen van de Buitenring op de A76 ter hoogte van Nuth en op de N281 ter hoogte van De Beitel/Avantis een integraal onderdeel te laten zijn van de plannen voor de Buitenring. Ter hoogte van beide aansluitingen is reeds in de huidige situatie, in het bijzonder in de ochtend- en de avondspits, spraken van een gehinderde doorstroming. Daarbij vormen deze aansluitingen voor veel bezoekers niet alleen de entree tot de Buitenring maar ook tot Parkstad Limburg. Ze dragen dan ook in sterke mate bij aan het imago van het gebied. De structurerende werking van de Buitenring kan worden vergroot door de verbinding als een kans voor nieuwe integrale gebiedsontwikkelingen te zien. Nieuwe hoogwaardige infrastructuur stimuleert vaak ruimtelijke ontwikkelingen die anders niet zouden hebben plaatsgevonden of die zich anders elders gesitueerd zouden hebben. De Buitenring is naar het oordeel van ons College dan ook de basisvoorwaarde om de ambities van Parkstad Limburg inzake de economische groei te verwerkelijken en de regio in een opwaartse spiraal te brengen, zodat Parkstad Limburg, ondanks eerdere economische problemen en ondanks krimp en vergrijzing een krachtige stimulans biedt aan haar doorstart. Juist deze problemen maken een infrastructurele aanjager noodzakelijk. Zienswijze: nut en noodzaak worden overschaduwd door de verslechterde leefbaarheid Een belangrijke doelstelling van de Buitenring is de verbetering van de leefbaarheid in Parkstad in algemene zin. Het betreft dan aspecten als luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en barrièrevorming. De alternatieven leiden per saldo voor Parkstad als geheel tot een reductie van de geluidshinder op woningen. Het verkeer wordt namelijk in meer of mindere mate uit de kernen weg getrokken en dat leidt aldaar overwegend tot een afname van de hinder. Tegelijkertijd kan de hinder in de directe omgeving van de Buitenring worden beperkt door het toepassen van geluidwerende voorzieningen en geluidsarm asfalt. Na het toepassen van verzachtende maatregelen blijkt uit de Tracénota/MER duidelijk dat de effecten voor zowel de geluidbelasting in woonkernen als het aantal geluidbelaste woningen positief scoort ten opzicht van de referentiesituatie. Uiteraard is het zo dat als gevolg van de Buitenring Parkstad Limburg voornamelijk ten noorden van Brunssum de score voor het geluid minder gunstig is, omdat de nieuwe weg leidt tot een toename van het geluidsbelast oppervlak. Er wordt hier een nieuwe geluidsbron aan de bestaande toegevoegd. Voor luchtkwaliteit geldt dat er geen overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof plaats vindt voor zowel alle alternatieven als het onderliggende wegennet. Uit de verkeersstudie blijkt dat op een groot aantal binnenstedelijke wegen (Maastrichterstraat, Patersweg, Prins Hendriklaan, Kennedylaan, Randweg, Roderlandbaan, Holzstraat, Nieuwstraat, etc.) de verkeersintensiteit drastisch afneemt. De alternatieven zorgen allemaal voor een algemene verbetering van de luchtkwaliteit langs de binnenstedelijke wegen waarbij het Voorkeurstracé de grootste verbetering laat zien. Provincie Limburg 42

43 Het is terecht dat de leefbaarheid in de directe omgeving van de Buitenring aandacht vraagt, zoals wij elders in deze paragraaf aangeven. In totaliteit bezien wordt voor heel Parkstad de leefbaarheid echter verbeterd. Leefbaarheid heeft in de voorliggende Tracénota/MER al de nodige aandacht gekregen, maar zal nog verder worden uitgewerkt in het Inpassingsplan. In het kader van dat plan zal nader onderzoek worden uitgevoerd naar het leefklimaat. Op perceelsniveau zal worden gekeken welke mitigerende maatregelen (bijvoorbeeld een geluidwerende voorziening) zullen worden getroffen om de negatieve effecten van de Buitenring weg te nemen of te verminderen. Tevens kan de leefbaarheid in woonkernen worden vergroot door flankerende maatregelen toe te passen op het onderliggende wegennet, zoals het instellen van 30 km-zones en de structurering van het hoofdwegennet. Voorbeelden voor deze herstructurering zijn bijvoorbeeld het Masterplan Hoensbroek op lokaal niveau en de Structuurvisie van Parkstad Limburg op regionaal niveau. Uiteraard zal de leefbaarheid in de directe omgeving van de Buitenring onze aandacht blijven houden. Zienswijze: waarom een 2x2 weg? Met 2x1 kan toch ook worden volstaan? Het is de ambititie van ons College en die van de regio Parkstad Limburg om de Buitenring te realiseren als een weg met 2x2 rijstroken en een snelheid van 100 km/u. Omdat de Buitenring Parkstad Limburg de nodige milieueffecten heeft, is in de Tracénota/MER bekeken waar verkeerskundig volstaan kan worden met een 2x1 -profiel. De volgende uitgangspunten zijn daarbij gehanteerd: Vanaf een intensiteit van motorvoertuigen/etmaal is (afhankelijk van het aandeel vrachtverkeer) een 2x2 weg gewenst; Onder de motorvoertuigen/etmaal volstaat een 2x1 profiel. Voor alle noordelijke en zuidelijke alternatieven zijn voor vijf deeltrajecten de etmaalintensiteiten bepaald. Uit de berekeningen blijkt dat voor het Voorkeurstracé de etmaalintensiteiten zijn gelegen tussen de en motorvoertuigen. Vanwege de etmaalintensiteiten, maar ook vanwege de toekomstvastheid en de verkeersstructuur is het opnemen van een 2x1 profiel over de volledige lengte of over een deel van de Buitenring niet noodzakelijk en zeker niet gewenst. Verder zijn de volgende redenen belangrijk om de Buitenring in 2x2 rijstroken aan te leggen: Bij calamiteiten loopt een 2x1 weg vast. Uitwijkmogelijkheden zijn er niet. Dit is voor de verkeersveiligheid, doorstroming en bereikbaarheid voor hulpdiensten niet acceptabel; Om bij onderhouds- en verbeteringswerkzaamheden de veiligheid van weggebruikers en wegwerkers te kunnen borgen dient een wegprofiel aanwezig te zijn waarbij het verkeer in dat geval over één rijbaan kan blijven rijden. Het daarvoor benodigde asfalt is maar een ½ meter per rijbaan smaller dan een weg met 2x2; Bermen, taluds, bermsloten en andere onderdelen van het dwarsprofiel blijven qua maatvoering ongewijzigd bij een weg met 2x1; Door het heuvelachtige karakter en de vele verdiepte liggingen zullen op diverse plekken kruipstroken toegepast moeten worden voor het vrachtverkeer. Mede naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de m.e.r. zal in het kader van het 43 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

44 inpassingsplan nader op dit aandachtspunt worden ingegaan. Zienswijze: de aanleg kost erg veel geld. De kosten zijn niet goed in beeld gebracht, en de meerkosten zullen te zijner tijd op de burgers worden afgewenteld. De kosten van alternatieven zullen veel lager zijn De raming van het Voorkeurstracé overschrijdt momenteel het beschikbaar gestelde budget. Met betrekking tot de in de Tracénota/MER besproken alternatieven merken wij tevens op dat de kosten van deze onderzochte alternatieven in de kostenraming zijn opgenomen. Het gekozen Voorkeurstracé is tevens het goedkoopste tracé gebleken. Alle andere alternatieven waaronder het MMA vallen duurder uit. De kostenraming moet in iedere fase van het project voldoen aan eisen qua opbouw en toegestane marges. In feite kan algemeen gesteld worden dat naarmate het project vordert de kosten steeds beter inzichtelijk gemaakt kunnen worden, omdat er steeds meer details van het project ingevuld worden. De kostenraming die samen met het MER is opgesteld, voldoet aan de in deze fase daaraan gestelde eisen. Bovendien zijn de marges en onzekerheden al zeer gedetailleerd uitgewerkt, waardoor de raming een zeer betrouwbaar beeld geeft. Bij de ter inzage legging van het ontwerp-inpassingsplan zal een dekkende kostenbegroting bij worden gevoegd. Momenteel zijn de Provincie Limburg en Parkstad Limburg bezig om aanvullende financiële middelen te verkrijgen, waarbij vooral de mogelijkheden bij de Nederlandse en Europese overheden bekeken zullen worden. Zienswijze: nut en noodzaak vervallen: er zijn voldoende alternatieven die al dan niet aangepast afdoende zijn Op basis van de Tracénota/MER fase 1 is een zoekgebied (de corridor genaamd) voor een tracé voor de Buitenring vastgesteld in het POL2001. Op basis van zogenaamde kwetsbaarheidskaarten is gezocht naar mogelijke alternatieven in relatief conflictarme gebieden (met relatief weinig aantasting van belangen en functies). Deze Tracénota/MER is door de Commissie voor de m.e.r. van een positief toetsingsadvies voorzien op 17 april Daarbij adviseerde de Commissie om in de Tracénota/MER voor de 2e fase een (nulplus)alternatief door Brunssum heen, als volwaardig alternatief uit te werken. Er hebben zich ons inziens sindsdien geen ontwikkelingen voorgedaan die bovenstaande uitgangspunten en conclusies teniet doen. Op 27 juni 2006 is de Startnotitie voor de Buitenring Parkstad Limburg vastgesteld door ons College. Het doel van deze Startnotitie was een overzicht op hoofdlijnen te geven van wat er in de Tracénota/MER beschreven zou worden. Deze Startnotitie heeft ter inzage gelegen in de periode van 17 augustus tot en met 27 september Tijdens de ter inzage legging zijn verschillende alternatieven aangedragen door insprekers. In de Inspraaknota van 5 december 2006 hebben wij aangegeven dat een nieuw alternatief (passend binnen de voorliggende corridor) ter hoogte van de Mijnsteenberg in de gemeente Brunssum zou worden onderzocht. De overige aangedragen alternatieven zijn hiermee komen te vervallen. Alle in de Tracénota/MER beschreven alternatieven zijn alternatieven binnen de corridor van de Buitenring Parkstad Limburg, dan wel vloeien voort uit bestuurlijk overeengekomen afspraken. Provincie Limburg 44

45 Bij de herziening van het POL in 2006 is de corridor opnieuw opgenomen. Daarbij zijn in aanvulling op de in het POL2001 vastgelegde corridor op verzoek van de gemeente Kerkrade twee extra tracéalternatieven buiten de corridor onderzocht, namelijk het tracé Roderlandbaan-Domaniale Mijnstraat en het tracé Tunnelweg-Rukkerweg-Binnenring. De Tracénota/MER fase 1, het voorliggende, aangevulde MER en de aanvullingen, die nog moeten worden gemaakt voor de fase van het Inpassingsplan, vormen tezamen het onderzoek dat het milieubelang een volwaardige plaats beoogt te geven in de uiteindelijke besluitvorming over het Inpassingsplan door Provinciale Staten (het Limburgs Parlement). Op basis van de resultaten uit de voorliggende Tracénota/MER zijn wij momenteel van mening dat er geen andere alternatieven zijn buiten de reeds onderzochte alternatieven. Zienswijze: de bereikbaarheid voor inwoners wordt juist verslechterd Uit de Tracénota/MER blijkt inderdaad dat door de aanleg van de Buitenring op lokaal niveau wegenstructuren worden doorsneden en dat de bereikbaarheid van functies wordt aangetast. Er is getracht om de bereikbaarheid van functies zoveel als mogelijk te waarborgen en het aantal omrijbewegingen te beperken. In het voorkeursalternatief gaat het onder andere om de verbinding van de Rozenstraat via de Vaesrader Wienweg naar de Vaesraderbosweg. In de gemeente Kerkrade zijn er geen afsluitingen, omdat de belangrijkste wegverbindingen worden hersteld door een parallelweg. In de fase naar het Inpassingsplan zal nader worden gekeken naar de bereikbaarheid en ontsluiting van percelen. Op regionaal niveau wordt de bereikbaarheid van de Parkstad Limburg substantieel verbeterd door de realisatie van de Buitenring. Niet alleen verkort de Buitenring de reistijden voor autoverkeer binnen Parkstad Limburg, maar ook voor verkeer met een herkomst of bestemming buiten het gebied en voor doorgaand verkeer. De Buitenring zorgt voor een verbeterde doorstroming en dringt zoekverkeer in Parkstad Limburg terug. De bereikbaarheidsimpuls van de Buitenring leidt ertoe dat transportkosten voor bedrijven afnemen. In Parkstad Limburg en met name in Kerkrade is de industrie sterk vertegenwoordigd waardoor een goede bereikbaarheid van de regio voor met name het vrachtverkeer meer dan gemiddeld van belang is. Bedrijven in deze sector zullen dan ook als gevolg van de Buitenring hun concurrentiepositie zien verbeteren. Daarnaast biedt de Buitenring kansen voor logistieke bedrijven en voor bedrijven in de zakelijke dienstverlening. Parkstad Limburg trekt jaarlijks veel toeristen en dagrecreanten. Als gevolg van de Buitenring verbetert de bereikbaarheid van de attractiepunten in de regio hetgeen zal resulteren in extra bezoekers en extra bestedingen ondanks een mogelijk negatief effect op de landschappelijke kwaliteiten van Parkstad Limburg. 45 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

46 Zienswijze: het nulplus-alternatief als voorkeursoplossing Het nulplus-alternatief is in MER fase 1 onderzocht. In deze fase was al geconstateerd dat dit zou leiden tot een onleefbare situatie langs een aantal wegvakken omdat de verkeersintensiteit zou toenemen en het tracé tegelijkertijd op een aantal plaatsen langs de gevels van woningen zou lopen. Voorbeelden hiervan zijn de bestaande Patersweg, Trichterweg, Maastrichterstraat, Emmaweg, Hamstraat, etc. Een lange tunnel onder de route door het gehele stedelijke gebied Hoensbroek/Brunssum is daarbij bekeken als oplossing maar is vanuit kostenoogpunt niet realistisch. In fase 1 zijn de mogelijke nulplus-maatregelen beschouwd. Hierbij is gekeken naar: Optimaliseren en uniformeren route-informatie/bewegwijzering; Alternatieve route-informatie; Dosering op andere locaties, buiten de komgrenzen; Beperken aantal aansluitingen van dwarsstraten; Busstroken; Scheiding tussen doorgaand en lokaal verkeer; Aanpassing op voorrangsregeling; Aanpassing stoplichten en andere verkeersregelinstallaties; Aanpassing opstelruimte/verkeersruimte; Toevoegen niveaus. Uit het onderzoek bleek echter dat, ondanks deze maatregelen, er problemen gaan ontstaan met de doorstroming. Ook bleek dat door de beperkte aanwezige ruimte voor de noodzakelijke uitbreiding van de verkeersruimte (scheiding van het verkeer) er conflicten ontstaan met woon- en erffuncties. Op basis van het POL 2001 heeft dan ook geen verder onderzoek plaatsgevonden naar een nulplus-alternatief voor de ontbrekende wegvakken met uitzondering van de tunnel door Brunssum. 5.4 Tracékeuze Zienswijze: het Voorkeurstracé leidt vanwege het grote ruimtebeslag tot grote aantasting van woningen, natuurgebieden, landbouwarealen en cultuurmonumenten Het is correct dat het Voorkeurstracé leidt tot een groot ruimtebeslag op woongebieden, natuurgebieden, landbouwarealen en cultuurmonumenten. In de zorgvuldige afweging van de alternatieven hebben deze factoren dan ook een rol gespeeld. Uitgangspunt bij de verdere uitwerking van het Voorkeurstracé in het Inpassingsplan blijft het voorkomen van aantasting van deze waardevolle gebieden. Indien dit niet mogelijk is, zal getracht worden de aantasting zoveel mogelijk te mitigeren en compenseren. Knelpunten die bij deze inspraakronde naar voren zijn gekomen, zullen worden meegenomen in de volgende fase. Provincie Limburg 46

47 Zienswijze: het Voorkeurstracé leidt op lokaal niveau - als gevolg van al dan niet verhoogde of verdiepte aanleg, op- en afritten e.d. - tot onaanvaardbare consequenties In het Inpassingsplan zal het huidige ontwerp nader worden geoptimaliseerd. Dat betekent onder meer dat de aanleg en knelpunten die zich daarbij voordoen nog eens goed worden bestudeerd. Wij zullen zorgvuldig kijken naar aspecten als ruimtebeslag, wegligging, aansluitingen, efficiency en effectiviteit en leefbaarheid. Daardoor wordt het wellicht mogelijk een aantal verbeteringen door te voeren in de inpassingsfase. Zienswijze: er zijn voldoende alternatieven voor de Buitenring. De N570 en de nieuwe verbinding die via de B56 aansluit op de N274 maken de Buitenring (deels) overbodig Ondanks de nieuwe verbinding N297/B56n/N274 zal het verkeer van en naar Parkstad hoofdzakelijk gebruik blijven maken van de A76 en N281. Belangrijkste redenen hiervoor zijn de capaciteit en de snelheid van dit hoofdwegennet. Ook het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan geeft aan dat deze functie vervuld dient te worden door snelwegen zoals de A76 (nationale hoofdwegennet). Regionale wegen nemen de functie van het hoofdwegennet pas over op het moment dat zich daar calamiteiten voordoen. De verkeersstructuur van Parkstad Limburg is dan ook vooral georiënteerd op de N281/A76. Vanaf deze weg lopen er in Parkstad allerlei wegen in noordoostelijke richting. Doordat de verkeersproblemen lange tijd met plaatselijke maatregelen zijn opgelost is sprake van een onheldere hiërarchie in het wegenstelsel waardoor het verkeer zich door heel Parkstad verspreidt. In Brunssum zoekt een groot deel van het gemotoriseerd verkeer zijn weg door het centrum en de woonbuurten van Brunssum, terwijl dat verkeer er geen bestemming heeft. Uit de Tracénota/MER blijkt dat de Buitenring ervoor zal zorgen dat de gewenste verkeersstructuur wordt gecreëerd, de grootste verkeersstroom om Brunssum heen wordt geleid en het centrum en de woonbuurten van Brunssum worden ontlast. Zienswijze: het Voorkeurstracé kan beter via het alternatief Randweg lopen: de natuurwaarden en het leefmilieu van Vaesrade worden teveel aangetast In het Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé is gekozen voor het Vaesradetracé. Op het gebied van Woon- en leefmilieu scoort het alternatief via Vaesrade per saldo beter. In de afweging van de alternatieven hebben wij niet alleen rekening gehouden met de doorsnijding van twee voetbalvelden en de omlegging van de begraafplaats maar nadrukkelijk ook met de aantasting van het leefmilieu van het woongebied Hoensbroek. Uit de geluidsberekeningen van de Tracénota/MER blijkt namelijk dat het aantal geluidbelaste woningen > 48 db aanzienlijk hoger is voor de Randweg dan het alternatief via Vaesrade. Wij zijn ons bewust dat de Buitenring ook een negatief effect heeft op het leefmilieu van de kern Vaesrade. Bij de uitwerking van het tracé zullen wij dan ook verder onderzoeken hoe de Buitenring zo goed mogelijk kan worden ingepast in het landschap en welke maatregelen we kunnen nemen om geluidsoverlast te voorkomen. Op de natuurwaarden van het 47 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

48 Jeugrubbebos zullen wij in een aparte paragraaf ingaan. Voorafgaand aan het opstellen van het ontwerp van de Buitenring hebben wij alle lokale aandachtspunten in kaart gebracht. In het ontwerp is vervolgens geprobeerd om hier zo goed mogelijk rekening mee te houden. De kruising met de Geleenbeek, de Naanhof, de woningen aan de zuidzijde van de N298, het Jeugrubbebos en de woonkern van Vaesrade zijn voorbeelden van dergelijke aandachtspunten. Bij de uitwerking van het ontwerp zullen wij verder onderzoeken hoe wij deze aandachtspunten beter kunnen ontzien (zie ook bijlage 1). Zienswijze: belangrijke attracties zoals Snowworld, Gaiapark, de woonboulevard en de grote bedrijventerreinen zoals Avantis zijn al goed ontsloten Met de aanleg van de Buitenring willen we vooral de oostzijde van Parkstad beter ontsluiten. Bovendien zijn het bedrijventerrein AVANTIS, de woonboulevard en Parkstad Centrum voor grote groepen in Parkstad niet optimaal ontsloten. De ontsluiting moet zoveel mogelijk via de Buitenring gebeuren en bij voorkeur niet op het onderliggende wegennet. Indien de Buitenring niet zal worden aangelegd, zal de Binnenring in 2025 aan zijn maximale capaciteit komen. Tevens zal het verkeer met bestemming Gaiapark gebruik moeten maken van lokale wegen, zoals de Rukkerweg en de Tunnelweg. Indien deze wegen daarvoor ook in de toekomst gebruikt blijven worden, dan zal dat leiden tot grote overlast voor de bestaande woonkernen. Zienswijze: in Brunssum kan beter worden gekozen voor het MMA (zuid-alternatief) Het alternatief Brunssum-noord biedt betere ontsluitingsmogelijkheden op de N274 en N276, zonder de kern Brunssum te belasten. Ook is de reistijdwinst in het Voorkeursalternatief groter dan in het MMA. In de afweging tussen het Voorkeurstracé en het meest milieuvriendelijk alternatief is de waardevolle betekenis van de natuurgebieden waaronder het Bronnenbos meegenomen. Aan de positievere effecten voor verkeer en economie en het woon- en leefmilieu in Brunssum is in dit geval echter een zwaarder gewicht toegekend. In het Inpassingsplan maar ook in het op te stellen natuurcompensatieplan zal deze keuze verder onderbouwd worden. Wij zullen tevens bezien in hoeverre het Bronnenbos ontzien kan worden. Indien er toch negatieve effecten zijn op de aanwezige natuur zullen de effecten gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden volgens de Provinciale natuurcompensatieregeling. Zienswijze: de Roderlandbaan is een beter alternatief De Roderlandbaan is als alternatief afgevallen, omdat de gevolgen hiervan groter zijn voor zowel de Mens als de Natuur. De ligging van het tracé in de dichte woonbebouwing langs de Roderlandbaan en de Domaniale Mijnstraat is voor de woon- en leefmilieu ongunstig. De effecten op het woon- Provincie Limburg 48

49 en leefmilieu zijn veel ongunstiger dan de doorgetrokken Dentgenbachweg. Zelfs mitigerende maatregelen zoals geluidsschermen zullen niet tot significante verbeteringen leiden. Tenslotte zijn de kosten van het Roderlandbaan-alternatief aanzienlijk hoger als gevolg van de aanwezigheid van een tunnel. Zienswijze: informatie ontbreekt over de omvang van de natuurcompensatie voor de B258n De aansluiting van de B258n op de Buitenring (alternatief 3.1) betekent een aantasting van de ecologische en landschappelijke waarde van de beekdalen, vanwege doorsnijding (aansluiting/verkeersplein) van het Crombacherbeekdal en Anselder-beekdal. In de Tracénota/MER wordt ingegaan op de aantasting van de ecologische en landschappelijke waarde van het Crombacherbeekdal als gevolg van de aansluiting van de B258n op de Buitenring. Op basis van de huidige plannen zal de overspanning van het Crombacherbeekdal plaatsvinden door een 65 m lange brug. Het alternatief loopt parallel aan het Anstelerbeekdal. Ondanks de brug wordt in de UVS ook geconstateerd dat de aanleg leidt tot een aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden van het dal van de Crombach. In het vervolgproces zal worden bezien of aanvullend (grensoverschrijdend) onderzoek nog nodig is. De compensatieverplichting voor de B258n wordt uitgewerkt in een zogenaamd Landschaftspflegerischer Begleitplan (LBP, landschapsherstel-begeleidingsplan ). Dit plan wordt opgesteld nadat een keuze is gemaakt voor een voorkeursalternatief (Linienbestimmungsverfahren). De concrete invulling van deze natuurcompensatie wordt pas duidelijk nadat het LBP is opgesteld. Zienswijze: de aansluiting van de Buitenring op de A76 en de bereikbaarheid van Vaesrade roepen vragen op Wij zullen nader onderzoeken op welke wijze de Aansluiting Nuth zal worden uitgevoerd in de toekomstige plannen voor de aansluiting van de Buitenring op de A76 ter hoogte van Nuth. De aansluiting op de A76 zal deel uitmaken van het op te stellen Inpassingsplan. Tijdens het MIRT-overleg op 30 oktober 2008 is tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Provincie Limburg overeengekomen dat de aansluiting Nuth voorbereid en gerealiseerd gaat worden door de Provincie Limburg. In de nadere uitwerking van de aansluiting op de A76 ter hoogte van Nuth zal de wegverbinding voor het langzaam verkeer hersteld moeten worden. 5.5 Gebiedsgebonden aspecten Landschappelijke inpassing Zienswijze: de inpassing van de weg leidt tot aantasting van het Limburgs landschap De Omgevingsvisie geeft aan hoe het landschap er uit zal komen te zien na aanleg van de weg. 49 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

50 Hierin spelen cultuur, natuur en andere landschappelijk aspecten een hoofdrol. De huidige concept-omgevingsvisie is gebaseerd op het Voorkeurstracé. Deze zal worden uitgewerkt in een Omgevingsplan (een landschapsplan) dat beschikbaar zal zijn op het moment dat het ontwerp- Inpassingsplan ter inzage wordt gelegd. Bij het maken van het Omgevingsplan worden de adviezen van de Gemeenschappelijke Welstandscommissie meegenomen. In algemene zin geldt dat de bescherming van karakteristieke Limburgse landschapselementen voor ons College van groot belang is. Het tracé zal dan ook zo worden aangelegd dat zo veel mogelijk landschapselementen behouden blijven. Waar mogelijk zullen belangrijke elementen zelfs worden versterkt. Een van de doelstellingen van de Tracénota/MER is om de effecten op het landschap van de verschillende alternatieven zo nauwkeurig mogelijk in beeld te brengen, zodat de Provincie in de inpassingsfase een goede en verantwoorde keuze kan maken. Zienswijze: de concept-omgevingsvisie is te algemeen en geeft te weinig informatie over de impact op het landschap We begrijpen dat men graag in een zo vroeg mogelijk stadium een gedetailleerd beeld wil hebben over de inpassing van de Buitenring in het landschap. De concept-omgevingsvisie legt daartoe een goede basis. Verdere uitwerking daarvan volgt in de inpassingsfase. In deze fase wordt een Omgevingsplan opgesteld dat meer gedetailleerde informatie zal bieden. Zienswijze: financiële tekorten zullen de inpassing in het landschap beperken Om de Buitenring zo goed mogelijk in te passen is voor het gehele traject een concept-omgevingsvisie opgesteld. Hoezeer ons College hecht aan een goede inpassing blijkt uit het betrekken van de Rijksadviseur voor het Landschap en de Gemeenschappelijke Welstandscommissie. Beide onafhankelijke instanties hebben zwaarwegende adviezen gegeven. Bovendien zal de concept-omgevingsvisie een vervolg krijgen in een nog op te stellen Omgevingsplan dat meer op detailniveau in zal gaan op de landschappelijke inpassing. Bij de aanleg van de Buitenring staat voorop een zo goed mogelijke landschappelijke inpassing. Een gedetailleerd ruimtebeslag en grondbalans, hoogteligging van de weg, mitigerende maatregelen, waterhuishouding en het zicht op de weg vanuit het landschap en de bewoners zullen onder andere uitgebreid aandacht krijgen bij de uitwerking van het Omgevingsplan en in het Inpassingsplan. Zienswijze: de concept-omgevingsvisie wordt te veel uit het perspectief van de automobilist gezien Het perspectief van omwonenden en recreanten is zo goed mogelijk meegenomen en er wordt naar gestreefd een goede balans te vinden binnen de visie. De ring doorkruist diverse interessante landschapstypes en stedelijke gebieden die het waard zijn om te laten zien. Het wegontwerp speelt om die reden zowel in op beleving vanaf de weg als ook op de blik vanuit de omgeving naar de weg toe. In de concept-omgevingsvisie typeren wij dat als eenheid voor de weg zelf, verscheidenheid Provincie Limburg 50

51 voor de omgeving Natuur / flora en fauna Zienswijze: een aantal regionale en lokale natuurwaarden wordt aangetast Graag lichten wij onze visie inzake de natuurwaarden in het plangebied hieronder kort toe aan de hand van een aantal locaties die bekend staan om hun hoge natuurwaarde: Geleenbeekdal (Kathager Beemden) Uit de Tracénota/MER en de daaraan gekoppelde Passende Beoordeling is aan de hand van een effectbeoordeling aangetoond dat geen significant negatieve effecten zijn te verwachten op het gebied Kathager Beemden. Uit aanvullend onderzoek is verder gebleken dat er ook geen significante effecten op het gebied van hydrologie zullen optreden als een aantal technische maatregelen wordt getroffen. Binnen de nog op te stellen Beheerplannen Natura 2000 (o.a. voor het Geleenbeekdal) zal worden omschreven op welke wijze de instandhoudingsdoelstellingen zullen worden gehaald. Aangezien deze plannen nog niet beschikbaar zijn, is toetsing hieraan nog niet mogelijk en daarom in deze fase buiten beschouwing gelaten. Er is overigens wel reeds rekening gehouden met habitattypen en habitatsoorten waarvoor een verbeterdoelstelling geldt, door hiervoor een strengere significantiegrens te formuleren. Het hellingbos Jeugrubbe Het Jeugrubbebos heeft een hoge waardering gekregen vanwege de status als EHS-gebied. In het bos zijn diverse beschermde planten en dierensoorten waargenomen. Bij de afweging in het Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé hebben wij desalniettemin gemeend een zwaarder gewicht toe te kennen aan de belangen van de bewoners van de wijk Mariagewanden en daarmee aan het MMA-mens. Dit betekent echter niet dat we de natuurwaarden van het Jeugrubbebos onderschatten of niet belangrijk vinden. In het kader van het Inpassingsplan zullen wij nader onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om Jeugrubbe zoveel mogelijk te sparen en de negatieve effecten tot een minimum te beperken. Natuur die uiteindelijk toch negatieve effecten ondervindt of verloren gaat, zal volledig worden gemitigeerd dan wel gecompenseerd. Het Bronnenbos De waarde van het Bronnenbos en de hier ontspringende Merkelbekerbeek staat niet ter discussie. Het Bronnenbos en het gebied er omheen zijn zowel EHS als Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Mede daarom is deze locatie ook meegenomen en herhaalde malen genoemd in de Tracénota/MER. De Buitenring Parkstad Limburg ligt hier verhoogd in het landschap op circa 3 à 5 meter boven het huidige maaiveld. Uit de Tracenota/MER blijkt reeds dat door de verhoogde ligging de permanente hydrologische effecten beperkt zijn. De hydrologische effecten beperken zich tot de afname van het intrekgebied van de Merkelbekerbeek. De afname van het intrekgebied zullen wij beperken door het toepassen van infiltratiesloten waar zoveel als mogelijk wordt aangesloten op het lokale en natuurlijke watersysteem. In het kader van het Inpassingsplan zullen aanvullende ecologische veldonderzoeken, onderzoeken naar de grondwaterstanden en grondwaterstromen, 51 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

52 bodemonderzoeken, etc. plaats vinden waarbij het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve effecten op het Bronnenbos het uitgangspunt is. Voorbeelden van zaken die onderzocht worden, zijn: Het beperken van het ruimtebeslag door het toepassen van een steiler talud. Het toepassen van grindbanen onder de grondwal om grondwaterstromingen richting het noordelijk deel van het Bronnenbos te waarborgen. Het lager aanleggen van de weg. Uit de Tracénota/MER blijkt dat het Voorkeurstracé kan leiden tot versnippering en barrièrevorming. Gelet op de Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden (Provincie Limburg 2005) dient eerst gekeken te worden of het Bronnenbos kan worden ontzien. Indien dit niet mogelijk dient een onderzoek plaats te vinden naar verzachtende maatregelen en in het uiterste geval compensatie. Wij zullen onze uiterste best doen de uitwisseling van soorten niet verder te beperken door het treffen van passende maatregelen. Gebied rond de Mijnsteenberg en de Rode Beek Ons College is van mening dat het gebied rond de Mijnsteenberg en de Rode Beek in potentie goede mogelijkheden biedt voor natuurontwikkeling en het realiseren van een ecologische verbinding tussen met name het Schutterspark en de Brunssummerheide. Het gebied heeft dan ook onze volle aandacht wanneer het gaat om het zoeken naar gebieden waar natuurcompensatie kan plaatsvinden. Of het gebied daadwerkelijk een invulling krijgt als natuurcompensatiegebied hangt af van diverse factoren. Zo dienen verloren gegane natuurwaarden als gevolg van de Buitenring zich in potentie ook in dit gebied te bevinden. Daarnaast zal ook met belanghebbenden, zoals de gemeente Brunssum, het Waterschap Roer en Overmaas en betrokken particulieren, overeenstemming bereikt dienen te worden over zaken als kosten en bestemming. Zienswijze: de bij het aanvullend veldonderzoek gehanteerde onderzoeksmethodieken zijn beperkt en een aantal soorten ontbreekt Wij zijn van mening dat wij alle bekende en geregistreerde waarnemingen van flora en fauna hebben meegenomen in de Tracénota/MER. De uitgevoerde bureaustudies (literatuurstudie, de Natuurbank Limburg, het Natuurloket en de provinciale broedvogel- en vegetatiekartering) en de veldinventarisaties van experts geven een goed beeld van de aanwezigheid van de relevante soorten. Voorts is er een aanvullende inventarisatie uitgevoerd van enkele diersoorten. Ook heeft ons College een verzoek gericht aan de natuurorganisaties, gemeenten, waterschappen, wildbeheereenheden en de Stichting IKL om gegevens aan te leveren. We gaan er vanuit dat daarmee alle belangrijke en bekende natuurgegevens aan ons beschikbaar zijn gesteld. Indien desondanks mocht blijken dat niet alle relevante informatie beschikbaar is gesteld, dan verzoeken wij om deze gegevens alsnog aan te leveren. Deze informatie zal, na verificatie, alsnog worden gebruikt voor de fase van het Inpassingsplan. Overigens is in het kader van dit plan een actualisering van het veldonderzoek voorzien. Provincie Limburg 52

53 Zienswijze: de compensatie en mitigatie van natuur zal niet afdoende zijn en sommige natuur is onvervangbaar Onze doelstelling is dat de natuurwaarden in de regio per saldo behouden blijven. Deze doelstelling geldt ook voor de wat langere termijn, omdat sommige natuurtypen een lange ontwikkelingstijd hebben. Nu al wordt onderzocht welke gronden geschikt en beschikbaar zijn voor natuurcompensatie. Conform de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden uit 2005, dient natuurcompensatie (conform artikel 7) - tenzij dit fysiek onmogelijk is - in de directe nabijheid van de ingreep en aansluitend aan het te verstoren gebied uitgevoerd te worden, onder de voorwaarde dat er een duurzame situatie ontstaat. Voor compensatie gelden verder zware eisen, zoals voortijdige realisatie en een kwaliteitstoeslag bij natuurtypen met een lange ontwikkelingstijd. Ook voor de Buitenring zullen wij dit beleid volgen. Bovendien zullen wij belangrijke mitigerende maatregelen blijven monitoren. Op basis hiervan kan de effectiviteit van de mitigerende maatregel bepaald worden en - waar nodig - de voorziening adequaat worden aangepast. Voor wat betreft de mate van vervangbaarheid kan verwezen worden naar Bijlage 1 van de bovengenoemde Provinciale Beleidsregel. Deze bijlage vormt een handvat bij de compensatie van natuurdoeltypen die moeilijk of niet vervangbaar zijn. Daar waar de Provinciale Beleidsregel niet van toepassing is, geeft de ontheffingsprocedure Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet tevens voldoende garanties voor een zeer zorgvuldige omgang met de aanwezige natuurwaarden door het treffen van specifieke maatregelen. Voor de natuur die als gevolg van de Buitenring verloren gaat, versnipperd of verstoord raakt, zullen wij, op basis van vorengenoemd beleid en voornoemde uitgangspunten, een Natuurcompensatieplan opstellen. Dit plan zal samen met het Inpassingsplan ter inzage worden gelegd. Zienswijze: ecologische verbindingen komen te vervallen door de Buitenring Binnen de Passende Beoordeling is nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van uitwisseling tussen verschillende natuurgebieden, waaronder bijvoorbeeld de verbinding tussen de Brunssummerheide en Teverenerheide. Dit is dan ook de belangrijkste aanleiding (en het argument) waarom ter hoogte van de Brandenberg een ecoduct is beoogd. Dit is een eerste stap voor een volledige verbinding van de Brunssummerheide, via de Brandenberg, naar de Teverenerheide. In dat opzicht is dat zelfs een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin de N299 een barrière vormt. Voorts studeert de Provincie op de mogelijkheid om de totale verbinding tussen deze twee gebieden (Brunssummerheide en Teverenerheide) te verbeteren. Ook voor eventuele andere ecologische verbindingen zal de Provincie een uiterste inspanning leveren om deze te behouden dan wel te verbeteren, door bijvoorbeeld het aanleggen van faunapassages, om zodoende de uitwisseling van diersoorten te behouden. 53 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

54 Zienswijze: er moet onderzoek komen naar de ecohydrologische effecten van de Buitenring Ecohydrologische en ecologische effecten zijn meegenomen en beschreven in de Tracénota/MER bij het onderdeel Flora en Fauna en bij de Passende Beoordeling. Op basis van beschikbare gegevens (aanwezigheid freatisch grondwater, grondwaterstroming, hydrologisch gevoelige natuurgebieden, ecohydrologische kenmerken van de natuurgebieden) zijn de effecten in kaart gebracht. Voor het Geleenbeekdal (Natura2000-gebied) is een aanvulling op de Tracénota/MER geschreven. In deze aanvulling wordt nader ingegaan op de effecten en hoe deze te minimaliseren. Ook worden daarin aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek. De Kathager Beemden en het Bronnenbos zijn hierin meegenomen. Nadere uitwerking zal in het Inpassingsplan plaatsvinden Bodem en water Zienswijze: wat is de invloed van de Buitenring op het watersysteem? Ons College stelt dat de aanleg van de Buitenring niet voor (extra) waterproblemen mag zorgen. Bovendien mogen problemen niet worden afgewenteld op andere gebieden. De wateropgave voor de Buitenring moet binnen de grenzen van de Buitenring worden opgelost. Daarnaast mag de realisatie van de Buitenring geen problemen veroorzaken in andere gebieden door bijvoorbeeld de waterafvoer te belemmeren. Met beide aspecten zal in het ontwerp rekening worden gehouden. In de ontwerpen zoals ze er nu liggen, is dit tot een grof detailniveau gedaan. In een later stadium worden de ontwerpen verder in detail uitgewerkt, in één lijn met de principes die bij de Tracénota/ MER zijn gehanteerd. Er wordt bij de nadere uitwerking in het Inpassingsplan specifiek aandacht gegeven aan de waarborging/verbetering van de afwatering. Zienswijze: op een aantal locaties zal bodemverontreiniging optreden Wij delen deze zienswijze. Bodemverontreiniging kan inderdaad optreden door verontreinigingen, veroorzaakt door het gebruik van de weg door verkeer en het toepassen van strooizout. Via het hemelwater stromen deze verontreinigingen vervolgens af. Het gaat dan om stoffen zoals minerale olie, PAK s en zware metalen. Strooizout is echter niet af te vangen met een bodempassage. Hiervoor is het zout te mobiel. Wel kan het effect verminderd worden door het afstromend wegwater niet aan te laten sluiten op oppervlaktewater. Stoffen als minerale olie, PAK s en zware metalen zijn wel af te vangen met een greppel met bodempassage. In het kader van het Inpassingsplan wordt dit nader uitgewerkt. Indien deze verontreinigingen optreden, zullen deze zich beperken tot de berm direct aangrenzend aan de weg Landbouw Zienswijze: de landbouwsector spreekt de zorg uit dat er teveel landbouwgrond geclaimd wordt voor Provincie Limburg 54

55 natuurcompensatie. De compensatie zou plaats moeten vinden binnen de begrensde EHS. Nu heeft ongeveer de helft van de claims te maken met natuurcompensatie, hetgeen buitensporig is De Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden spreekt over te mitigeren of te compenseren aangetaste, bestaande natuur- en landschapswaarden. Aantasting van agrarische cultuurgronden in de POG (Provinciale Ontwikkelingszone Groen) is niet compensatieplichtig. Genoemde Provinciale Beleidsregel is alleen van toepassing op de EHS (Ecologische Hoofdstructuur), de POG en bos-, landschaps- en natuurelementen die in een vigerend bestemmingsplan reeds bescherming genieten of onder de werkingssfeer van de Boswet vallen. Dat betekent dat ook gecompenseerd en gemitigeerd dient te worden voor natuurwaarden die beschermd zijn in de Flora- en faunawet. Vaak vallen deze samen met bovengenoemde categorieën, maar dat hoeft niet. Voor agrarische cultuurgronden in de POG geldt bovendien de ontwikkelingsgerichte basisbescherming (artikel 2 Beleidsregel). Dit houdt in dat behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden richtinggevend zijn voor ontwikkelingen in de POG. Bij de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen in de POG, zoals de Buitenring, wordt een zorgvuldige kwaliteitstoets van natuur- en landschapswaarden toegepast, waarbij het uitgangspunt is dat deze ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur van de EHS en POG in de provincie Limburg. Compensatie in de EHS is op grond van artikel 7 van de Beleidsregel niet toegestaan. Door met natuurcompensatie de begrensde nieuwe natuurgebieden van de EHS te realiseren, zal per saldo de te realiseren EHS kleiner worden en de kwaliteit ervan afnemen. Deze lijn komt niet overeen met het Provinciaal beleid van het POL, maar ook niet met het Rijksbeleid uit de nota Ruimte en het door provincies en rijk overeengekomen document Spelregels EHS. Ook o.a. de VROM-Inspectie, de Algemene Rekenkamer en het Milieu- en natuurplanbureau volgen de borging van natuurkwaliteiten rond natuurcompensatie kritisch. Wij proberen voor de begrenzing aan de EHS (inclusief wijzigingen die plaatsvinden naar aanleiding van natuurcompensatie) naar de landbouw maatwerk en flexibiliteit te leveren door vooral daar EHS te realiseren waar zich kansen voordoen en agrariërs willen participeren in particulier of agrarisch natuurbeheer. Dit blijkt onder andere uit het feit dat wij inmiddels werken aan de zevende herziening van het Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap en hiermee invulling geven aan het instrument herbegrenzen EHS. Ook in uitzonderingsgevallen kan, gebruikmakend van dit laatste instrument, natuurcompensatie in de EHS plaatsvinden (waarbij de EHS-hectaren elders worden ingezet). Zienswijze: het resterende agrarische cultuurlandschap en de omvang daarvan dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden De directe aantasting van hoogwaardige natuur is qua oppervlakte beperkt. Veelal zijn de waarden gekoppeld en juist te danken aan het bestaande agrarisch grondgebruik. Het resterende agrarische cultuurlandschap en de omvang daarvan dient dan ook zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en niet te worden opgeofferd aan natuurcompensatie via de realisering van zwaardere natuurdoeltypen. De bestaande natuur- en landschapswaarden in het agrarisch cultuurlandschap (korenwolf, das, vleermuis, boerenzwaluw en akkervogels zoals de patrijs, gele kwikstaart en de kievit) kunnen alleen behouden en versterkt worden als de agrarische sector in de gelegenheid wordt gesteld daaraan op passende wijze (op vrijwillige basis via een duurzame marktconforme 55 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

56 beloning) via groenblauwe diensten een bijdrage te leveren. Dat bespaart ook op forse aankoopkosten. Het Provinciale beleid voor natuurcompensatie is vastgelegd in de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden. Hierin is opgenomen dat - tenzij dit fysiek onmogelijk is - binnen de provincie Limburg in de directe nabijheid van de ingreep en aansluitend aan het te verstoren gebied compensatie uitgevoerd dient te worden en dat deze compensatie bij voorkeur binnen de POG dient plaats te vinden. Indien compensatie in de POG aantoonbaar niet mogelijk is, geldt de voorkeursvolgorde: eerst aansluitend aan het meest nabijgelegen deel van de EHS en POG en dan pas elders in hetzelfde stroomgebied. Bij het zoeken naar compensatiegebieden wordt rekening gehouden met de reeds aanwezige natuur- en landschapswaarden in gebieden die potentieel geschikt zijn voor natuurcompensatie. Uitgangspunt is dat de bestaande waarden (dus ook in agrarisch cultuurlandschap) niet verloren gaan, omdat daar anders ook weer voor gecompenseerd dient te worden. Ten aanzien van de wijze waarop de agrarische sector een bijdrage kan leveren aan het behoud en de versterking van de bestaande natuur- en landschapswaarden wordt verwezen naar de bestaande subsidieregelingen. Of en zo ja welke bijdrage de agrarische sector kan leveren aan de natuurcompensatie valt pas te beoordelen na uitwerking van het Voorkeurstracé in een definitief wegontwerp. Dan zal de hoeveelheid compensatie meer exact bekend zijn en is ook bekend welke gebieden in aanmerking kunnen komen voor natuurcompensatie Cultuur en archeologie Zienswijze: archeologische waarden gaan verloren door de aanleg van de Buitenring De Buitenring doorsnijdt een gebied met diverse archeologische resten. Met genoegen stellen wij vast dat het Limburgse heuvelland altijd - in alle archeologische perioden - een zeer aantrekkelijke plaats is geweest om te wonen. De Tracénota/MER en de toegevoegde aanvullende informatie laten de volheid van de archeologische verwachting zien. In de Tracénota/MER zijn de archeologische verwachtingswaarden en de archeologische monumenten meegenomen in de weging en beoordeling van de tracés aangaande archeologie. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de Archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten en de gemeente Nuth. Voor het Voorkeurstracé zullen, aan de hand van deze gegevens, zorgvuldig en uiteraard conform de wettelijke eisen, de archeologische waarden verder in kaart gebracht gaan worden. Dit onderzoek zal plaats vinden in het kader van de voorbereiding van het Inpassingsplan. Indien de onderzoeksresultaten de noodzaak daartoe aantonen, zullen ook opgravingen plaatsvinden om mogelijke vondsten te waarborgen. Deze eventuele opgravingen zullen voor de start van de aanleg van de Buitenring worden uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zullen samen met het Inpassingsplan voor eenieder ter inzage worden gelegd. Provincie Limburg 56

57 Zienswijze: de Buitenring leidt tot onherstelbare schade aan het beeld, de beleving en de samenhang van de aanwezige cultuurhistorische en (rijks-) monumentale waarden In het kader van de Tracénota/MER zijn de cultuurhistorische en bouwkundige waardevolle elementen en structuren, archeologische verwachtingswaarde en de archeologische monumenten meegenomen in de weging en beoordeling van de tracé-alternatieven aangaande archeologie en cultuurhistorie. Aanwezigheid van waardevolle elementen of structuren op het tracé leidt tot een negatieve score evenals een hoge archeologische verwachtingswaarde. Wanneer een element geheel buiten het tracé valt is de weging in het kader van de beoordeling lager. Voor de specifieke locatie van de Onderste Hof geldt dat het hof op de noordelijk gelegen ontsluiting is georiënteerd en buiten het tracé valt. Om deze reden is het effect niet verder vermeld voor monumenten die buiten het tracé liggen. Verder zijn de belangen van het Beschermd Dorpsgezicht van Amstenrade zorgvuldig meegewogen in de Tracénota/MER en het Voorkeurstracé. Bij de verdere inpassing van de Buitenring in het landschap zal de nodige aandacht worden besteed om deze aantasting tot een absoluut minimum te beperken. De voorbereidingen voor deze onderzoeken zijn inmiddels gestart. 5.6 Verkeer en mobiliteit Zienswijze: de bereikbaarheid moet goed blijven Bereikbaarheid is één van de doelstellingen van de Buitenring. In de fase naar het Inpassingsplan zal nadere invulling worden gegeven aan de concrete bereikbaarheid van woonkernen, industrieterreinen en (agrarische) bedrijven in de definitieve situatie. Ons College zal dan ook in overleg treden met partijen om te kijken naar optimalisaties binnen het ontwerp van de Buitenring. De aannemer die de realisatie zal verzorgen van de Buitenring dient de bereikbaarheid tijdens de aanleg te allen tijde te waarborgen. De bereikbaarheid van percelen aan beide zijden van de Buitenring zal worden gewaarborgd. Op een aantal plaatsen is daarvoor al een parallelweg voorzien. De ontsluiting van alle landbouwpercelen wordt onderzocht in de komende fase. Daarbij wordt ook gekeken naar het doorsnijden van percelen, de mogelijke gevolgen daarvan (zoals omrijden) en de mogelijke oplossingen daarvoor. Dit gebeurt uiteraard in overleg met de grondeigenaar. Bij het realiseren van een nieuwe regionale ontsluitingstructuur zal het noodzakelijk zijn om de interne wegenstructuur opnieuw te bezien. Afhankelijk van het gekozen alternatief moeten mogelijk lokaal aanvullende maatregelen genomen worden om de bereikbaarheid te waarborgen in de eindsituatie. Het bepalen van deze maatregelen vindt eveneens plaats in het vervolg van het project. Zienswijze: de langzaam verkeersverbindingen moeten worden gewaarborgd Bij het opstellen van het Inpassingsplan zal het langzaam verkeer worden meegenomen bij de 57 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

58 optimalisaties en doorberekeningen van kruispunten. Hierin zal ook nadere invulling worden gegeven aan het herstellen van langzaam verkeersverbindingen. In het ontwerp zijn de langzaam verkeersverbindingen zoveel mogelijk aangesloten op de nieuwe ongelijkvloerse kruisingen en aansluitingen. Daar waar aanvullende voorzieningen noodzakelijk blijken zal dit nader bestudeerd worden in de komende fase. Zienswijze: de verkeersveiligheid gaat achteruit Het waarborgen en verbeteren van de verkeersveiligheid is een belangrijk speerpunt van ons College. Eén aspect is dat het nieuwe tracé wordt ingericht conform de laatste nieuwe Duurzaam Veilig inzichten van een stroomweg B met een snelheidsregime van 100 km/u. Een tweede aspect betreft het verkeersaantrekkende vermogen van de alternatieven. Hoe meer verkeer er gebundeld wordt op het nieuwe tracé (ook door aanpassing van het onderliggende wegennet door gemeenten), des te beter scoort het alternatief omdat daarmee het verkeer van het onderliggende wegennet wordt weggehaald. Een derde aspect is het beoordelen van de risicocijfers. Uit de effectvergelijking is juist gebleken dat alle alternatieven leiden tot een verbetering van de verkeersveiligheid ten opzichte van de referentiesituatie. Door aanvullende maatregelen op het onderliggende wegennet als gevolg van het afschalen van wegen kan een nog hoger niveau van verkeersveiligheid worden verkregen. Verkeersveiligheid zal dan ook een aandachtspunt blijven in de fase naar het Provinciaal Inpassingsplan. In de nadere uitwerking van het ontwerp zullen locatiespecifieke maatregelen getroffen worden om de verkeersveiligheid voor alle weggebruikers maximaal te borgen. Ook het aanpakken van sluipverkeer zal een van de aandachtspunten zijn bij het opstellen van het Inpassingplan. Zienswijze: er moet aandacht worden geschonken aan lokale verkeersknelpunten Bij het realiseren van een nieuwe regionale ontsluitingstructuur zal het noodzakelijk zijn om de interne wegenstructuur opnieuw te bezien. Er moeten voor het Voorkeurstracé mogelijk aanvullend lokale maatregelen genomen worden om te zorgen voor een optimale eindsituatie. Het bepalen van deze maatregelen vindt plaats in het vervolg van het project. Zienswijze: worden de landelijke en provinciale beleidslijnen gevolgd? Kortheidshalve verwijzen wij naar hoofdstuk 3 van deze Nota waarin wij aangeven dat wij veel belang hechten aan het volgen van vigerend landelijk en Provinciaal beleid inzake verkeer en mobiliteit. Provincie Limburg 58

59 Zienswijze: de kwaliteit van het openbaar vervoer moet behouden blijven Het behoud van de openbaar vervoerverbindingen zien wij als randvoorwaardelijk bij de realisering van de Buitenring. Vooralsnog zijn geen knelpunten voorzien. Zienswijze: er moet aandacht komen voor filevorming / opstoppingen Door de keuze voor een autoweg met 2x2 rijstroken en 100 km/u maximum snelheid zal de kans op congestie onder normale omstandigheden gering zijn. Geen van de betrokken gemeenten heeft aangegeven risico s te verwachten voor filevorming in het plangebied. Naar wij verwachten zal de aanleg van de Buitenring de lokale congestie -in bewoonde gebieden- in ochtend- en avondspits oplossen. Zienswijze: het gebruikte cijfermateriaal is onduidelijk Wij hebben geconstateerd dat in de Tracénota/MER een foutieve bijlage is opgenomen voor de verkeersintensiteiten. In de aanvulling op de Tracénota/MER hebben wij de juiste cijfers weergegeven. Voor de conclusies in het achtergronddocument heeft dit geen gevolgen. Voor de ontwikkeling van de verkeersprognoses tot 2025 is gebruik gemaakt van een verkeersmodel. Om de voorspellende waarde van dit verkeersmodel te testen, is het verkeersmodel eerst ontwikkeld voor het basisjaar 2004, waarbij een vergelijking is uitgevoerd van modelresultaten ten opzichte van telgegevens. Hieruit is gebleken dat het verkeersmodel in staat is een goede weergave te geven van de te verwachten hoeveelheid verkeer op het wegennet. 5.7 Milieu Lucht Zienswijze: de luchtkwaliteit in Parkstad verslechtert door de komst van de Buitenring De aanleg van de Buitenring heeft onder andere ten doel het reduceren van het doorgaande verkeer in de woonkernen en het ter plaatse oplossen van congestie, met name in de ochtend- en avondspits. Uit de luchtkwaliteitberekeningen is gebleken (zie detailberekeningen op straatniveau, detailrapport geluid- en luchtkwaliteit) dat de aanleg van de Buitenring zal leiden tot lagere concentraties luchtverontreinigende stoffen in de woonkernen. In de Tracénota/MER is deze verbetering zichtbaar in de tabel voor binnenstedelijke wegen. Op plaatsen waar nieuwe wegen/wegdelen worden aangelegd zal de luchtkwaliteit verminderen. Echter, de conclusie uit de uitgevoerde luchtkwaliteitberekeningen is dat er voor alle te onderzoeken luchtparameters (zoals stikstofdioxide en fijn stof), met uitzondering van de tunnelmonden in 59 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

60 de tunnelalternatieven, nergens in het onderzoeksgebied een overschrijding van de in Nederland geldende grenswaarden optreedt. Dus door de aanleg van de Buitenring zullen op plaatsen de concentraties toenemen zonder dat dit leidt tot overschrijding van de grenswaarden, ook niet tien jaar na de aanleg van de Buitenring (2025). De normen vloeien voort uit Europese richtlijnen en zijn gebaseerd op adviezen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation / WHO). Het moge overigens duidelijk zijn dat voor het uitgevoerde luchtonderzoek geen metingen ter plaatse zijn gedaan, omdat de weg er nog niet is. Het is volgens wettelijke eisen ( Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden 2006 ) gebruikelijk en acceptabel om de effecten van nieuw aan te leggen wegen te berekenen met gevalideerde, specialistische rekenprogramma s. Zienswijze: het cumulatieve effect van de NAVO-basis Geilenkirchen is niet betrokken bij de luchtkwaliteitberekeningen Het effect van de NAVO-vliegbasis op de luchtkwaliteit is meegenomen in de zogenaamde achtergrondconcentraties. Uit onderzoek is gebleken dat de concentraties stikstof en fijn stof als gevolg van de Buitenring Parkstad Limburg onder de geldende normen liggen. Zienswijze: de factor PM2.5 is ten onrechte niet meegenomen in de berekening, bepaling en besluitvorming over luchtkwaliteit Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU richtlijn (2008/50/EG) betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (besluit hierover heeft plaatsgevonden in december 2007). Deze nieuwe richtlijn vervangt de huidige EU richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn ). De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit zal aan deze nieuwe richtlijn worden aangepast. De nieuwe grenswaarden zoals aangegeven in de Europese richtlijn van mei 2008 voor PM2.5 in Nederland zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10. Met andere woorden: indien er voor PM10 geen overschrijdingen aanwezig zijn, zullen deze overschrijdingen er ook voor PM2.5 niet zijn. Voor PM10 zijn er met uitzondering van tunnelmonden geen knelpunten aanwezig. De gewijzigde toetsafstand voor NO2 (stikstof dioxide) is in juli 2008 in de Regeling Beoordeling opgenomen. Een wetsvoorstel voor de overige wijzigingen is in voorbereiding en zal naar verwachting in 2009 worden vastgesteld. Hierbij zal ook de luchtparameter PM2.5 als grenswaarde worden opgenomen in de Nederlandse wetgeving. Momenteel is dit echter nog niet het geval en de vraag is of dit zal gebeuren voordat het Inpassingsplan zal worden vastgesteld Geluid Zienswijze: er bestaat vrees voor toenemende geluidsbelasting door de aanleg van de Buitenring Uit de Tracénota/MER blijkt dat de aanleg van de Buitenring op veel plaatsen in de bestaande woon- Provincie Limburg 60

61 kernen leidt tot een verbetering van de huidige geluidssituatie. Per saldo zal in Parkstad de situatie voor het wegverkeerslawaai dus verbeteren. De geluidsonderzoeken voor de Tracénota/MER zijn daarbij uitgevoerd conform de vastgestelde Richtlijnen voor de Tracénota/MER, de Wet Geluidhinder en de Wet Milieubeheer. De zorgvuldige afweging van de verschillende alternatieven heeft plaatsgevonden op basis van het aantal geluidsbelaste woningen c.q. geluidsgevoelige bestemmingen, het zogenaamd geluidsbelast oppervlak en de geluidsbelasting binnen woonkernen. In de aanvulling op de Tracénota/MER is op basis van door de EU vastgestelde dosis effectrelaties het aantal geluidgehinderden en ernstig geluidgehinderden bepaald. Voor de nieuw aan te leggen delen van de Buitenring is het uitgangspunt gehanteerd dat de voorkeursgrenswaarde - bij een voorgevel van een woning is dat 48 db - niet overschreden mag worden. Hierbij wordt de akoestische situatie beschouwd die 10 jaar na openstelling van de Buitenring aanwezig is (2025). Op plaatsen waar de Buitenring via een bestaand tracé wordt aangelegd wordt de toekomstige geluidssituatie afgewogen tegen de heersende akoestische situatie (1 jaar voor aanpassing). Hierbij mag de geluidsbelasting maximaal met afgerond 1 db toenemen. Is de toename 2 db of meer en is de toekomstige geluidbelasting hoger dan 48 db, dan geldt de heersende geluidbelasting of de eventueel wettelijk vastgestelde hogere waarde als voorkeursgrenswaarde. In de Tracénota/MER is alleen de maatregel uitgewerkt waarbij wordt uitgegaan van enkel wettelijke maatregelen om voor alle woningen of ander geluidsgevoelige bestemmingen te kunnen voldoen aan de maximaal te ontheffen grenswaarde. Op basis van een nadere afweging (bezwaren op basis van akoestische werking, kosteneffectiviteit, verkeerskundige dan wel landschappelijke of stedenbouwkundige inpassing van de maatregelen) zal de hoeveelheid te treffen maatregelen tussen de maximale en minimale variant in liggen. Deze afweging zal gaan plaats vinden in het Inpassingsplan. In het kader van het Inpassingsplan zal een nader, meer gedetailleerd akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Er zal bepaald worden welke maatregelen definitief worden toegepast. Dat wil zeggen dat in deze fase onder andere de exacte afmetingen van geluidwerende voorzieningen worden bepaald. Ten aanzien van de EU-actieplannen geluid die de betrokken gemeenten hebben opgesteld merken wij nog het volgende op. In deze plannen is aangegeven welke mogelijkheden de gemeenten zien om de ergste bestaande geluidsknelpunten als gevolg van het wegverkeer te verminderen. Deze aanpak past bij onze doelstelling dat de Buitenring moet zorgen voor een verbetering van de leefbaarheid. Voor zover nodig zullen wij in de fase naar het inpassingsplan, in overleg met de gemeenten, de plannen nader op elkaar afstemmen. Zienswijze: het luchtvaartlawaai van de AWACS vliegtuigen is ten onrechte niet meegenomen in de Tracénota/MER Het cumulatieve effect van luchtvaart met wegverkeer, industrie en railverkeer is inmiddels in beeld gebracht. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat er bij het betrekken van het luchtvaartlawaai in de cumulatie-effecten, vooral geluidseffecten in absolute zin optreden (geluidsbelast oppervlak, geluidsbelaste woningen, etc.). Het betrekken van het luchtvaartlawaai in de onderlinge (cumulatieve) afweging brengt echter geen andere kwalitatieve scores met zich mee. 61 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

62 Zienswijze: bij aanleg van de Buitenring dient geluidsarm asfalt te worden toegepast Als uitgangspunt voor het wegdektype van de Buitenring is het conventionele wegdektype Dicht Asfaltbeton (DAB) gekozen. Tijdens het Inpassingsplan zal gedetailleerder worden onderzocht waar precies geluidreducerend asfalt kan worden aangebracht, zoals mogelijk bij woonomgevingen en natuurgebieden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat asfaltsoorten zoals ZOAB niet bij verkeerslichten of op kruispunten kan worden gebruikt, aangezien de poreuze asfaltverhardingen gevoelig zijn voor het losraken van verhardingsmateriaal. Met name op wegdelen met wringend verkeer (scherpe bochten, op en afritten, wegvakken) kan daardoor de levensduur beperkt zijn. Het toepassen van geluidsarm asfalt zal worden toegepast vanuit de toetsing aan de Wet Geluidhinder. Indien de wettelijk voorgeschreven normen worden overschreden zal in eerste instantie worden gekeken naar maatregelen aan de bron of te wel het wegdek Hinder Zienswijze: de Buitenring veroorzaakt visuele hinder De Buitenring zal op sommige plaatsen visuele hinder veroorzaken. Bij de verdere uitwerking van de plannen via het nog op te stellen Omgevingsplan wordt zoveel mogelijk getracht de weg goed in te passen in het landschap. Bij het toepassen van bijvoorbeeld geluidsschermen wordt zorgvuldig de afweging gemaakt tussen enerzijds het voordeel ervan in de vorm van geluidsreductie en beperking van het zicht op de weg en anderzijds het nadeel van visuele hinder. Zienswijze: er zal een toename van lichtverstoring optreden langs het tracé In de Tracénota/MER is in algemene zin gekeken naar de effecten van lichtverstoring. Ervan uitgaande dat overal diervriendelijke verlichting wordt toegepast is geconcludeerd dat alleen bij de nieuwe wegtracés sprake is van substantiële toename van de lichtverstoring. Dit is dan ook als zodanig opgenomen in de Tracénota/MER. Daar de weg enkel bestemd is voor gemotoriseerd verkeer, is er sprake van begeleidende verlichting in plaats van sociale verlichting. Er kan daarom mogelijk worden volstaan met lagere verlichtingsintensiteit, die enkel het wegvak verlicht en daarmee een beperkte invloed heeft op de omgeving. Met verstoring door licht afkomstig van voertuigen zal, waar nodig, bij de verdere uitwerking rekening worden gehouden. Zienswijze: er zal trillingshinder optreden door de aanleg en het gebruik van de Buitenring Voor het aspect (bodem)trillingen is in Nederland geen wettelijk kader aanwezig en daarom zijn trillingen in de Tracénota/MER niet onderzocht. Wel is er een richtlijn van de Stichting Bouwresearch Provincie Limburg 62

63 waarin is aangegeven welke mate van trillingen acceptabel is. Bij overschrijding van de waarden kunnen er maatregelen genomen worden. Deze maatregelen kunnen genomen worden aan de weg zelf (bijvoorbeeld in de fundering), tussen weg en woning (om de overdracht van trillingen te verminderen) of aan de woningen (bijvoorbeeld om trillingen te dempen). Bij de uitwerking van het tracéontwerp zal hier nader onderzoek naar gedaan worden. In de praktijk is het lastig om een relatie te leggen tussen schade en trillingen veroorzaakt door met name vrachtverkeer. Mogelijke schade als gevolg van trillingen zal dan ook van geval tot geval bekeken worden Externe veiligheid Zienswijze: er wordt een toename verwacht van het vervoer van gevaarlijke stoffen Wij kunnen op basis van het gevoerde onderzoek naar externe veiligheid stellen dat dergelijk vervoer hoogst waarschijnlijk niet substantieel zal toenemen. In dit onderzoek is een aantal aannames gedaan en is het plaatsgebonden risico uitgerekend (de referentiesituatie). Voor het groepsrisico was een berekening niet mogelijk, maar is een beoordeling uitgevoerd op de belangrijkste parameters (aantallen mensen langs het tracé en de afstand van de weg tot aan de bebouwing). Deze beoordeling heeft kwalitatief (zonder berekening) plaatsgevonden. In het onderzoek zijn ook de huidige bedrijven die straks langs de Buitenring komen te liggen betrokken en hun bevoorradingsbehoefte aan gevaarlijke stoffen. Het is aannemelijk dat deze vervoersstroom stabiel blijft en niet zal veranderen door de aanleg van de Buitenring. Verder is de verwachting dat het doorgaande verkeer met gevaarlijke stoffen voornamelijk op de rijkswegen zal blijven: de Buitenring zal voor dergelijke stromen naar verwachting niet fungeren als doorgaande route. Het is aannemelijk dat de Buitenring nieuwe bedrijven zal aantrekken. Dat zou kunnen leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Echter, uitgaande van de huidige bestemmingsplannen, is de verwachting dat door een dergelijke ontwikkeling het vervoer van gevaarlijke stoffen niet substantieel toeneemt. 5.8 Wonen en werken Zienswijze: de aanleg van de Buitenring leidt tot een waardevermindering van onroerend goed Wij wijzen er op dat er momenteel nog geen sprake is van een formeel besluit over de aanleg van de Buitenring. Besluiten over afhandeling van schade of waardevermindering kunnen daarom nu nog niet worden genomen. Eigenaren van woningen en bedrijven die (rechtstreeks) door de Buitenring worden geraakt hebben onlangs een brief van ons ontvangen. In deze brief is aangegeven dat zij in de komende tijd voor een persoonlijke afspraak zullen worden benaderd. Wij zullen de eigenaren bezoeken en informe- 63 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

64 ren over de betekenis van de aanleg van de Buitenring voor hun woning en/of bedrijf. Als blijkt dat een eigendom (of bezit, huursituatie, etc.) direct onder het tracé van de Buitenring valt, dan zullen wij de eigenaar daarvoor schadeloos stellen. Deze schadeloosstelling bestaat in de eerste plaats uit aankoop van (het benodigde deel van) het eigendom. Aankoop vindt plaats tegen de geldende marktwaarde. Mocht daarover verschil van mening bestaan dan voeren wij daarover overleg met de eigenaar. Zonodig kan de eigenaar een deskundige inschakelen die namens hem de waarde aangeeft. Als de eigenaar als gevolg van de aanleg van de Buitenring moet verhuizen of zijn bedrijf moet verplaatsen dan worden ook deze kosten vergoed. Hierbij moet uiteraard wel de noodzaak van de verhuizing of bedrijfsverplaatsing blijken. Verder kunnen de nabijheid van de Buitenring of de uitvoering van mitigerende maatregelen, zoals een geluidsscherm, tot waardevermindering van een eigendom leiden. Waardevermindering is een vorm van schade. Iedere belanghebbende kan bij de Provincie gedurende een periode van vijf jaar, vanaf het moment dat het Inpassingplan onherroepelijk is, een verzoek tot planschade indienen. Een planschadevergoeding is een vergoeding voor de schade die geleden wordt door verandering van bepaalde planologische maatregelen, bijvoorbeeld ten gevolge van de aanleg van de Buitenring. Het kan hierbij gaan om schade als gevolg van een planologische wijziging in de omgeving van de eigendom (indirecte planschade) of om schade als gevolg van een planologische wijziging op de eigendom (directe planschade). Voor schade die een belanghebbende stelt te lijden, geldt dat deze een rechtstreeks gevolg moet zijn van het schadetoebrengende besluit. Verder mag de gestelde schade niet anderszins zijn verzekerd, door bijvoorbeeld aankoop of onteigening. Ook wordt bezien of de gestelde schade niet om andere redenen ten laste van verzoeker moet blijven, bijvoorbeeld omdat er sprake is van voorzienbaarheid. Ook een huurder of pachter heeft recht op schadevergoeding in het geval hij als gevolg van de aanleg van de Buitenring (een deel van) het gehuurde kwijt raakt. Zienswijze: er kan schade aan woningen en bedrijven ontstaan als gevolg van de aanleg van de Buitenring Uiteraard zal in alle fasen van de aanleg zoveel mogelijk worden geprobeerd schade te voorkomen. De staat van de woningen en andere gebouwen die in de directe omgeving van de Buitenring liggen zal voorafgaand aan de aanleg worden opgenomen (nulmeting). Als er vervolgens schade ontstaat en blijkt dat die schade een rechtstreeks gevolg is van de aanleg van de Buitenring, dan zal deze vergoed worden. Zienswijze: de bereikbaarheid van woningen, bedrijven en recreatiegebieden komt in het geding In het kader van het ontwerp-inpassingsplan dat in de loop van 2009 ter inzage zal worden gelegd zal meer in detail te zien zijn op welke wijze woningen, wijken, bedrijven, bedrijventerreinen en recreatiegebieden worden ontsloten. Uitgangspunt is dat elke woning en elk bedrijf bereikbaar moet zijn. Wij zullen daarover in de komende tijd ook nog met de betreffende gemeenten overleg- Provincie Limburg 64

65 gen. Bij bedrijven zal uiteraard ook de bereikbaarheid door middel van vrachtwagens worden bezien. Mogelijke omrijschade voor bedrijven zal van geval tot geval worden bezien. Op een aantal gesignaleerde algemene knelpunten in de bereikbaarheid die via de zienswijzen zijn aangekaart, gaan wij hier afzonderlijk in. De bereikbaarheid van Vaesrade blijft gegarandeerd. Via Kathagen en een parallelvoorziening langs de Buitenring kan men op de Buitenring komen en vervolgens richting Nuth dan wel Brunssum rijden. De fietsverbinding tussen Vaesrade en Nuth zal nader onderzocht worden in de studie naar de aansluiting Nuth. Tevens zal naar een oplossing worden gezocht voor het herstel van de langzaam verkeer verbinding van de Rozenstraat via de Vaesrader Wienweg/Wijenweg/ Vaesraderbosweg; Het Landgoed Amstenrade wordt door de Buitenring in tweeën gedeeld. Bezien zal worden of het ruimtebeslag zoveel mogelijk beperkt kan worden. De bereikbaarheid van de twee delen van het landgoed zal worden gewaarborgd.; De verbinding tussen Brunssum-Noord en het dal van de Merkelbekerbeek zal nader worden bezien in overleg met de Gemeente Brunssum. De bestaande verbindingen via de Europalaan en de Merkelbekerstraat blijven bestaan; Het bedrijventerrein Willem Sophia zal een aansluiting krijgen op de Buitenring; Woningen en bedrijven aan de zuidzijde van de Hamstraat in Kerkrade komen volgens het huidige plan geïsoleerd te liggen. Wij zullen de Gemeente Kerkrade om medewerking vragen bij het vinden van een andere oplossing. 5.9 Procesgerelateerde aspecten / communicatie Zienswijze: de kwaliteit van de informatie schiet tekort (onvoldoende toegespitst op bewoners, kostbaar, onduidelijk, slecht kaartmateriaal) Wij hebben er begrip voor dat vooral de mensen die op de plek van of in de directe omgeving van het Voorkeurstracé wonen en/of werken afzonderlijk geïnformeerd hadden willen worden. Er zijn echter een groot aantal bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden betrokken bij de Buitenring. Wij hebben onze beslissing over het Bestuurlijk Standpunt inzake het Voorkeurstracé, de concept-omgevingsvisie en de Tracénota/MER zo spoedig en breed mogelijk bekend gemaakt. In de verdere uitwerking van het Voorkeurstracé zullen wij meer specifiek aandacht schenken aan de belangen van de mensen die bij of op de plek van het Voorkeurstracé wonen. Mensen die eigendom in het Voorkeurstracé hebben liggen, zijn inmiddels via een afzonderlijke brief nader geïnformeerd (zie voorgaande paragraaf). In het komende jaar zal contact met deze mensen worden opgenomen om hen nader te informeren. De wens om nu reeds op perceelsniveau te weten hoe het Voorkeurstracé gaat lopen en wat de gevolgen daarvan zijn, is begrijpelijk. De onderzoeken hebben echter nog niet op dit niveau plaatsgevonden. De uitwerking op perceelsniveau zal gaan plaatsvinden in het kader van het Inpassingsplan. De ingekomen zienswijzen en reacties bieden goede aanknopingspunten om de belangenafwegingen die in het kader van dit plan zullen gaan plaatsvinden in alle zorgvuldigheid 65 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

66 te kunnen maken. De Buitenring Parkstad Limburg is een complex en omvangrijk project. In het kader van de Tracénota/MER, het Bestuurlijk Standpunt inzake het Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie zijn alle relevante aspecten onderzocht op basis waarvan alle betrokken belangen zorgvuldig tegen elkaar zijn afgewogen. Met name voor de Tracénota/MER heeft dit geleid tot een omvangrijke hoeveelheid stukken die volgens de wettelijke vereisten ter inzage zijn gelegd en ten aanzien waarvan de Commissie voor de m.e.r. inmiddels een positief advies heeft afgegeven. We begrijpen dat door de grote omvang van de Tracénota/MER een aantal onderdelen door sommigen als onoverzichtelijk wordt ervaren. De verschillende delen (samenvatting, deel A en deel B) bevatten allen dezelfde informatie, uitgewerkt op verschillende detailniveaus. Voornamelijk in de samenvatting en deel A is getracht het aantal tabellen beperkt te houden. In deel B is dit noodzakelijk, vanwege de benodigde diepgang van het onderzoek. Het is begrijpelijk dat mensen het als problematisch ervaren om geld te betalen voor de stukken. Om die reden hebben de stukken bij de Parkstadgemeenten, de gemeenten in de Duitse grensregio en in het Gouvernement ter inzage gelegen. Stukken konden ook worden ingezien via de Provinciale website. Wij blijven ook In de toekomst streven naar een tijdige publicatie van stukken op het internet. Er is geprobeerd om de vele kaarten zo duidelijk mogelijk te maken en er is gebruik gemaakt van het meest recente kaartmateriaal op alle gebieden. Inconsequenties in schaal, legenda en duidelijkheid zijn daarbij zo veel mogelijk voorkomen. Bij het ontwikkelen van het Inpassingsplan zal er opnieuw aandacht aan het kaartenmateriaal worden geschonken. Zienswijze: informatie had eerder en tegelijkertijd aan alle belanghebbenden verstrekt moeten worden In de aanloop naar de voorliggende besluitvorming hebben wij, vooral op verzoek, overleg gevoerd met bewoners, bedrijven en instanties en voor- en tegenstanders van de Buitenring. Ook voor het onderzoek dat nodig was voor het opstellen van deze stukken is overleg gevoerd met een aantal partijen. We zouden het betreuren als hiermee de indruk wordt gewekt dat bepaalde personen of groepen worden bevoordeeld. Dat is niet het geval. Voor wat betreft de periode van ter inzage legging realiseren wij ons dat een periode van 6 weken kort is, maar het betreft een wettelijk voorgeschreven termijn voor de Tracénota/MER. Ter wille van de eenduidigheid en om verwarring in dit complexe proces zoveel mogelijk te voorkomen, hebben wij voor het Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie dezelfde termijn van zes weken gehanteerd. Zienswijze: onze mening is niet of te algemeen meegenomen bij het nemen van de beslissingen, er is geen inspraak-avond georganiseerd. De informatieavonden en de ter inzage legging is onvoldoende breed bekend gemaakt. In de Startnotie uit 2006 is aangegeven welke alternatieven onderzocht zouden worden. Hierop is Provincie Limburg 66

67 destijds inspraak mogelijk geweest. Op basis van de Startnotitie en de resultaten van de inspraak is in de richtlijnen vastgesteld dat er geen andere tracéalternatieven onderzocht zouden worden. Voor wat betreft de bekendmaking van de informatie-avonden en de ter inzage legging wijzen wij er op dat op 4 juni 2008 in advertenties in de Limburger, de Uitkijk, Brunssum Aktueel, Landgraaf Aktueel en de Zuid-Limburger de aankondiging van de informatiebijeenkomsten heeft gestaan die van 18 juni tot 24 juni op diverse plaatsen in de regio hebben plaatsgevonden. Op 8 juni en 15 juni 2008 heeft eenzelfde advertentie in het Zondagsnieuws gestaan. Abonnees van het Buitenring Magazine hebben daarnaast nog op 3 juni 2008 een brief van onze portefeuillehouder Investeren in Ruimte ontvangen waarin deze informatieavonden werden aangekondigd. Ook op de website heeft deze aankondiging gestaan. De aankondiging van de informatieavonden zijn daarmee breed en tijdig bekend gemaakt. Vervolgens zijn tussen 18 en 24 juni een vijftal informatieavonden in de regio georganiseerd die door veel mensen bezocht zijn. Voor wat betreft invulling van de avonden heeft de Provincie ervoor gekozen om op een laagdrempelig niveau informatie te verstrekken. Hierdoor konden veel mensen persoonlijk te woord worden gestaan. De aankondiging van de ter inzage legging van de stukken en de data en locaties van de informatieavonden zijn ook gepubliceerd in de dagbladen van de Duitse grensregio. Er hebben stukken ter inzage gelegen in Aachen, Gangelt, Geilenkirchten, Herzogenrath en Ubach-Palenberg. De zienswijze dat in voorgaande inspraakrondes de antwoorden te algemeen waren, hebben wij met deze Nota Zienswijzen geprobeerd zo veel mogelijk weg te nemen door specifieker in te gaan op de zienswijzen. Zienswijze: de gebruikte methodieken voor het opstellen van de nota s zijn onduidelijk (methodiek voor de bepaling van het MMA en de kwalitatieve beoordelingen) Voor de vaststelling van het meest milieuvriendelijk alternatief is in de Tracénota/MER gebruik gemaakt van zo veel mogelijk studieonderdelen: de integrale effectvergelijking op gebiedsniveau (noord en zuid), de set van mitigerende maatregelen, de variantenstudies en de lokale beschouwingen. Om objectieve keuzes mogelijk te maken zijn de studieresultaten geëvalueerd vanuit drie maatschappelijke invalshoeken of visies. Er is gekeken naar de uitkomst van de visies Natuur & Omgeving en Woon & Leefmilieu, vervolgens is er ook beschouwd vanuit lokaal perspectief én het resultaat van onderzochte varianten. Echter in de Tracénota/MER hoeft er niet gekozen te worden tussen mens of natuur. Deze keuze is vervolgens gemaakt in het Bestuurlijk Standpunt inzake het Voorkeurstracé. In de Tracénota/MER is het niet altijd mogelijk om alleen uit te gaan van kwantitatief meetbare effecten. Om een beeld te geven van deze overige effecten en vervolgens met elkaar te vergelijken, is het gebruikelijk om in een MER uit te gaan van beoordelingen van deskundigen. Waarborgen van objectiviteit, zoals het advies van de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r., is van groot belang hierbij. 67 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

68 Provincie Limburg 68

69 6 Conclusies Op basis van de ingediende zienswijzen, het Toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. en de recente ontwikkelingen ten aanzien van de Buitenring Parkstad concludeert het college van Gedeputeerde Staten dat er alle aanleiding is om de verdere planvorming voortvarend op te pakken en het Inpassingsplan te gaan opstellen. De recente demografische inschattingen van het ETIL en de onlangs uitgevoerde enquête naar het draagvlak van de Buitenring Parkstad zijn daarbij belangrijke stimulansen. De regio Parkstad moet nu investeren in een nieuwe dynamische toekomst en de Buitenring is daarbij de infrastructurele ruggengraat. Wij zijn verheugd dat de Tracénota/MER leert dat deze belangrijke Buitenring Parkstad binnen de strenge Nederlandse wet- en regelgeving voor behoud van natuur, milieu en leefbaarheid kan worden gerealiseerd en zelfs kan bijdragen aan een beter leefklimaat in de steden. In de afgelopen tijd hebben wij vele waardevolle meningen, aanvullingen en suggesties ontvangen. Wij beseffen dat de Buitenring voor een aantal omwonenden niet zozeer als kans voor de regio gezien wordt, maar vooral als bedreiging voor het lokale woon- en leefklimaat. Wij sluiten daarvoor onze ogen niet en wij zullen in goed overleg met de omgeving trachten om de invloed van de Buitenring Parkstad zo klein mogelijk te houden. Ons College wil vorenstaande niet alleen een algemene intentie laten zijn, maar wil dit concreet maken. Wij hebben daarom onze aandachtspunten voor het Inpassingsplan in Bijlage 1 gespecificeerd. U kunt ons op deze aandachtspunten in het vervolgproces aanspreken. Hierbij willen wij overigens geen onrealistische verwachtingen wekken; de Buitenring zal immers sober en doelmatig uitgevoerd worden. Binnen deze randvoorwaarde willen wij ons desalniettemin maximaal inspannen om de lokale impact te beperken. 69 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

70 Bijlage 1 Aandachtspunten voor het Inpassingsplan

71 Inhoud Bijlage 1 1 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r Aandachtspunten per thema Nut en noodzaak Tracékeuze Gebiedsgebonden aspecten Landschappelijke inpassing Natuur Bodem en water Landbouw Cultuur en Archeologie Verkeer en mobiliteit Milieu Algemeen Lucht Geluid Hinder en externe veiligheid Wonen en werken Procesgerelateerde aspecten / Communicatie Locatiespecifieke aandachtspunten Hoensbroek- Vaesrade Amstenrade-Allee-Akerstraat Noord Brunssum-De Kling Landgraaf Kerkrade Rapporten die ter inzage worden gelegd Provincie Limburg 2

72 In het Inpassingsplan wordt een formeel besluit genomen over het voorkeurstracé van de Buitenring Parkstad Limburg. Bij de exacte inpassing zullen de effecten van de aanleg van de weg gedetailleerder kunnen worden bepaald dan in de huidige Tracénota/MER. In deze bijlage worden alle aandachtspunten voor de komende periode samengevat die in de Nota Zienswijzen genoemd worden door ons College, in reactie op de ingediende zienswijzen. 1 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. Op 11 november 2008 werd het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. uitgebracht. Daaruit blijkt dat het MER en de bijbehorende aanvulling (d.d. 17 oktober 2008) samen de essentiële informatie bevatten voor een onderbouwde keuze voor het Voorkeurstracé. Mede naar aanleiding van de adviezen van de Commissie voor de m.e.r. zullen wij aandacht geven aan de volgende aspecten: 1.1 Wij zullen nut en noodzaak van de Buitenring nader onderbouwen aan de hand van de geactualiseerde prognoses betreffende de bevolkingsafname en vergrijzing; 1.2 Wij zullen activiteiten betrekken bij de vraag of in cumulatie significante gevolgen voor de Natura 2000 gebieden uit te sluiten zijn. 1.3 Wij zullen onderzoek uitvoeren naar robuuste verbindingen tussen de natuurgebieden Brandenberg en Brunssummerheide. Hieruit moet voor zover het soorten betreft waarvoor de instandhoudingsdoelstellingen in het kader van N2000 zijn geformuleerd, zekerheid worden verkregen dat de toename van barrièrewerking door de Buitenring geen significante gevolgen heeft. 1.4 Wij zullen de activiteiten in het kader van compensatieverplichtingen voor verschillende soorten tijdig regelen, daar waar sprake is van hoogwaardige en moeilijk te compenseren natuur; 1.5 Wij zullen rekening houden met archeologische vindplaatsen en met het tijdsbeslag van behoud ex situ; en met het mitigeren van cultuurhistorische waarden; 1.6 Wij zullen bij de verdere uitwerking van het tracé rekening houden met aanpassingen aan kruisingen van het onderliggende wegennet; 1.7 De vervoersstromen voor langzaam verkeer zullen in beeld worden gebracht. Indien zich knelpunten voordoen, zullen wij oplossingen voorstellen; 1.8 Bij de uiteindelijke uitwerking van het tracé zullen wij nagaan of de milieugevolgen van het uiteindelijke tracé niet afwijken van de gevolgen zoals beschreven in de Tracénota/MER. 2 Aandachtspunten per thema 2.1 Nut en noodzaak Wij zullen nut en noodzaak van de Buitenring nader onderbouwen aan de hand van de geactualiseerde prognoses betreffende de bevolkingsafname en vergrijzing; Wij zullen aandacht geven aan de toekomstige economische ontwikkelingsmogelijkheden in Parkstad Limburg, in relatie tot de aanleg van de Buitenring, en daarover rapporteren in het Inpassingsplan Er zal nader onderzoek worden gedaan naar het leefklimaat in relatie tot nut en noodzaak 3 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

73 van de Buitenring (meer informatie daarover hieronder in paragraaf 2.3) Wij zullen onderzoeken of een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) meer inzichten biedt in de discussie over nut en noodzaak. Indien dit het geval is, zullen wij een MKBA opnemen in het Inpassingsplan. 2.2 Tracékeuze Bij de nadere optimalisering van het ontwerp van het Voorkeurstracé zullen wij de zienswijzen waarin zorg wordt uitgesproken over de consequenties van het Voorkeurstracé voor woonwijken en woningen, natuurgebieden, landbouwarealen, archeologische en cultuurmonumenten, recreatiegebieden en bedrijven zorgvuldig toetsen. Dat geldt zowel voor de aandachtspunten op bovenlokaal niveau, als op lokaal niveau. (zie ook 2.6). 2.3 Gebiedsgebonden aspecten Landschappelijke inpassing De exacte landschappelijke inpassing van het tracé, alsmede de inpassing op perceelsniveau, het ruimtebeslag, de grondbalans, visuele hinder en andere aandachtspunten zullen in de fase naar het Inpassingsplan aan de orde komen Met name in het Omgevingsplan, dat volgt op de Omgevingsvisie, zal meer gedetailleerd worden ingegaan op de landschappelijke inpassing van het tracé. Het Omgevingsplan zal tegelijk met het ontwerp-inpassingsplan ter visie worden gelegd. Belangrijke aspecten die daarin aan de orde komen: De inpassing van de weg in de omgeving; het zicht op de weg vanuit het landschap en de bewoners; de afstand van de weg tot de bebouwing; het uiterlijk van geluidsschermen, zowel vanuit de optiek van de automobilist als vanuit de inpassing in het achterliggende landschap; de mogelijke inpassing van de holle wegen in het tracé en het behouden van het karakter van het oude agrarische landschap; minimalisatie van de verstoring van de relatie tussen het stedelijk- en buitengebied; de groenaankleding van de taluds; de vormgeving van kunstwerken Het Omgevingsplan zal tevens als beeldkwaliteitsplan fungeren Natuur Mede op basis van het advies van de Commissie m.e.r. zullen wij aanvullend onderzoek uitvoeren naar de vraag of significante effecten (met name stikstofdepositie en cumulatie) van de Buitenring op Natura 2000 gebieden zijn uit te sluiten Er wordt een Natuurcompensatieplan opgesteld in het kader waarvan nader onderzoek wordt gedaan naar mitigatie- en compensatiemaatregelen in gevallen van hoogwaardige natuur (waaronder de EHS, POG, Flora- en Faunawetsoorten) en ecologische verbindingszones Nieuwe relevante natuurgegevens worden meegenomen in de inpassingsfase. Veld- Provincie Limburg 4

74 onderzoek is reeds gestart en gegevens worden geactualiseerd. In dit kader nodigen wij de Limburgse gemeenschap uit tot indiening van nieuwe gegevens Wij zullen daar waar vereist de ADC-toets (Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compenserende maatregelen) toepassen Wij zullen bij onze Duitse partners aandacht vragen voor het Crombacherbeekdal en het Anselderbeekdal Bodem en water Er zal aanvullend onderzoek worden uitgevoerd met betrekking tot de mogelijke optredende effecten van de Buitenring aan de grondwaterstand en stromingen; De wateropgave zal binnen de plangrens aangepakt worden in het Afwateringsplan; de ontwerpen worden uitgewerkt waarbij het uitgangspunt is dat er geen problemen worden veroorzaakt in andere gebieden, door bijvoorbeeld het belemmeren van de waterafvoer Op kritieke punten in het tracé wordt specifiek onderzoek gedaan naar (grond)waterstanden en effecten hierop. Indien nodig zullen passende maatregelen worden getroffen Er wordt specifiek aandacht gegeven aan het waarborgen/verbeteren van de afwatering op punten waar dat relevant is. Uitgangspunt is dat verontreinigingen zich beperken tot de berm. Maatregelen tegen bodemverontreiniging door o.a. strooizout, olie, PAK s en zware metalen worden daarin nader uitgewerkt De watertoets wordt uitgewerkt. Hierin zullen onder meer de reacties van het Waterschap worden meegenomen Wij streven naar een convenant met het Waterschap over de kruisingen met beek- en waterlopen (zoals de Geleenbeek en de Rode Beek) waarin vroegtijdig duidelijkheid wordt geboden en afspraken worden gemaakt over concrete oplossingen hiervoor Er zal zoveel mogelijk afgestemd worden op de plannen betreffende Corio Glana Wij overwegen de aandachtspunten in deze paragraaf te integreren in een Afwateringsplan Mogelijke risico s als gevolg van verschuivingen in aardlagen en het doorsnijden van erosiegevoelige gronden zullen zorgvuldig worden beoordeeld. Daarin worden meegenomen breuklijnen, mijnstorten en mijnbouwactiviteiten Landbouw Wij zullen het aantal agrarische bedrijven en percelen inventariseren dat in het geding is Wij zullen met de LLTB overleggen over specifieke aandachtspunten zoals wensen en problemen van betrokken agrarische ondernemers, mogelijkheden voor groenblauwe diensten en natuurcompensatie Wij besteden aandacht aan compensatie, vrijwillige kavelruil als optie, procedurele aspecten van grondverwerving, financiële regelingen bij bedrijfsverplaatsingen, de mogelijkheden voor, en realisering van, voldoende doorontwikkeling Cultuur en Archeologie Alle relevante archeologische en cultuurwaarden, met inbegrip van monumenten en dorps- en stadsgezichten, zullen waar dat nodig is verder in kaart worden gebracht. Risico s voor dergelijke waarden worden in kaart gebracht Mede onder verwijzing naar het advies van de Commissie m.e.r., zullen alle cultuurhistorische en archeologische onderzoeken worden uitgevoerd voordat met de aanleg van de 5 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

75 Buitenring wordt begonnen Indien de onderzoeksresultaten de noodzaak daartoe aantonen vinden opgravingen plaats om mogelijke vondsten te waarborgen. 2.4 Verkeer en mobiliteit Het waarborgen en verbeteren van de verkeersveiligheid zal een voortdurend punt van aandacht blijven. In de nadere uitwerking van het ontwerp zullen, waar nodig en mogelijk, locatiespecifieke maatregelen getroffen worden om de verkeersveiligheid voor alle weggebruikers maximaal te borgen. Daar waar dit het onderliggende wegennet betreft, zullen wij dit agenderen bij de betreffende gemeente De ontsluiting van woningen, wijken, (agrarische) bedrijven, bedrijventerreinen en recreatiegebieden zal in detail uitgewerkt worden. Hierover wordt overleg gevoerd met de betreffende gemeenten. Uitgangspunt is dat elke woning en elk bedrijf voldoende bereikbaar blijft Mede onder verwijzing naar het advies van de Commissie m.e.r. zullen wij nadere invulling geven aan het waarborgen en/of herstellen van langzaam verkeersverbindingen. In het ontwerp worden vervoersstromen in kaart gebracht en bij problemen worden oplossingen voorgesteld. Langzaam verkeersverbindingen worden zoveel mogelijk aangesloten op de nieuwe ongelijkvloerse kruisingen en aansluitingen. Daar waar aanvullende voorzieningen noodzakelijk blijken zullen maatregelen worden genomen De interne wegenstructuur wordt opnieuw bekeken. Onderzocht wordt waar zich sluipverkeer kan ontwikkelen. Waar nodig worden samen met gemeenten maatregelen besproken De verkeersprognoses worden getoetst aan de demografische en ruimtelijke ontwikkelingen De relatie met openbaar vervoer wordt nader onderzocht. Daarbij wordt wederzijdse versterking nagestreefd Parallelle- en ontsluitingsstructuren worden nader bezien, na overleg met de betrokken gemeenten De bewegwijzering in het gehele plangebied wordt meegenomen in de uitvoeringsfase. 2.5 Milieu Algemeen Bij de uitwerking van de plannen zullen duurzame bronnen van energie worden meegenomen Er zal opnieuw onderzoek plaatsvinden, onder meer om na te gaan of de milieugevolgen van het uiteindelijke tracé niet af zullen wijken van de informatie in de Tracénota / MER. Bijzondere aandacht daarbij voor de effecten op woon- en leefmilieu (lucht, geluid, visuele hinder) Lucht Er zal opnieuw onderzoek plaatsvinden, onder meer om na te gaan of de milieugevolgen van het uiteindelijke tracé niet af zullen wijken van de informatie in de Tracénota / MER. Provincie Limburg 6

76 Bijzondere aandacht daarbij voor de effecten op de luchtkwaliteit Geluid Er zal opnieuw onderzoek plaatsvinden, onder meer om na te gaan of de milieugevolgen van het uiteindelijke tracé niet af zullen wijken van de informatie in de Tracénota / MER. Bijzondere aandacht daarbij voor de geluidseffecten In de fase naar het Inpassingsplan zal een gedetailleerd akoestisch onderzoek op geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, kantoren en scholen, worden uitgevoerd. Alle weg- en omgevingseigenschappen, zoals hoogteverschillen, zullen worden opgenomen in het daarbij te hanteren rekenmodel. Daar waar nodig, zal onderzoek worden gedaan naar passende maatregelen, zoals geluidsarm asfalt, geluidsschermen, geluidswallen of gevelisolatie. Deze maatregelen zullen indien nodig worden getoetst aan akoestisch doelmatige, financiële, landschappelijke, stedenbouwkundige en verkeerskundige criteria Hinder en externe veiligheid Er zal opnieuw onderzoek plaatsvinden, onder meer om na te gaan of de milieugevolgen van het uiteindelijke tracé niet af zullen wijken van de informatie in de Tracénota / MER. Bijzondere aandacht daarbij voor visuele hinder Er zal nader onderzoek worden gedaan naar trillingen, mede aan de hand van de richtlijnen daarover Met betrekking tot de externe veiligheid zal nader onderzoek plaatsvinden waarbij niet alleen de telgegevens voor de A76, maar ook die voor de N281 worden meegenomen 2.6 Wonen en werken Er zal met eigenaren overlegd worden over verwerving van gronden en/of onroerend goed. Deze zijn inmiddels schriftelijk door ons benaderd en met een aantal van hen hebben reeds oriënterende gesprekken plaatsgevonden De belangen van eigenaren en gebruikers van onroerend goed zullen in de komende periode nader worden betrokken bij het opstellen van het Inpassingsplan; bij vastgestelde schade zal deze vergoed worden volgens de daarvoor geldende regels. Er zal meer inzicht worden gegeven in de regels en hoe belanghebbenden daarvoor in aanmerking kunnen komen Afwegingen over aankoop van woningen en overig onroerend goed zullen uitvoerig aan de orde komen Alle onroerend goed in de directe omgeving van de Buitenring zal direct voorafgaand aan aanleg van de weg onderwerp zijn van een nulmeting. Indien zich tijdens de aanleg schade voordoet die een rechtstreeks gevolg is van de aanleg, dan zal de schade worden vergoed. 2.7 Procesgerelateerde aspecten / Communicatie Ons College zal bij voortduring aandacht geven aan een goede communicatie met alle belanghebbenden. Waar mogelijk zal deze verder worden geoptimaliseerd, in samenwer- 7 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

77 king met gemeenten en organisaties De aandachtspunten krijgen een bijzondere plek in onze reguliere communicatie Wij zullen in de volgende fase regelmatig overleg blijven voeren met gemeenten en overige bestuursorganen, ondermeer over een zo goed mogelijke inpassing van de Buitenring in de omgeving Wij zullen ook met nader te definiëren bewonersgroepen, belangengroepen en bedrijventerreinen overleggen over specifieke punten die van belang zijn voor de verdere realisering van de Buitenring Nieuwe informatie, inzichten, bestemmingen en relevante ontwikkelingen (zoals resultaten van bevolkingsonderzoeken, natuuraspecten, het Corio Glana plan en de ontwikkelingen bij het Hendrik industrieterrein) zullen worden betrokken in het Inpassingsplan Er zal onverminderd aandacht worden gegeven aan de leesbaarheid en kwaliteit van rapporten, tabellen en kaartenmateriaal De ter visielegging van het Inpassingsplan zal uitgebreid aandacht krijgen in de media. Bij de inspraak daarop kan ook de corridor, zoals vastgesteld op basis van de Tracénota/MER fase 1, aan de orde worden gesteld. 3 Locatiespecifieke aandachtspunten Naast de voorgaande aandachtspunten die vooral een thematisch karakter hebben, volgt hieronder een aantal lokatiespecifieke aandachtspunten. 3.1 Nuth Hoensbroek - Vaesrade Onderzocht wordt óf en op welke wijze het Jeugrubbebos het best fysiek ontzien kan worden Onderzocht wordt of de Buitenring verdiept aan te leggen is, ter hoogte van Vaesrade Onderzocht wordt of de langzaam verkeerverbinding vanuit de Rozenstraat richting Hoensbroek in stand gehouden kan worden Voor het Geleenbeekdal (Natura 2000 gebied, inclusief Kathager Beemden) is een aanvulling op de Tracénota/MER geschreven. De resultaten daaruit zullen in het Inpassingsplan worden verwerkt Nogmaals zal worden ingegaan op de onderbouwing van het Voorkeurstracé via Vaesrade Met de gemeente Nuth zal overleg gevoerd worden over de aansluiting van de Buitenring op de A76 en de bereikbaarheid van Vaesrade. 3.2 Amstenrade-Allée/Akerstraat Noord Onderzocht wordt of het mogelijk is de percelen aan de Van Hövell tot Westerflierhof te ontzien Onderzocht wordt hoe de verkeersveiligheid van fietsers (met inbegrip van de schooljeugd) ter hoogte van de toe- en afritten van de aansluiting gewaarborgd kan worden Onderzocht wordt of de markante bomenrij aan weerszijden van de Akerstraat Noord / Allée te handhaven is. Provincie Limburg 8

78 3.2.4 Onderzocht wordt of de tweedeling van het Landgoed Amstenrade zoveel mogelijk beperkt kan worden danwel dat de bereikbaarheid van percelen op dit landgoed zoveel mogelijk gewaarborgd kan blijven Bij de inpassing van het tracé zal de nodige aandacht worden besteed aan de landschappelijke inpassing ten behoeve van het beschermde dorpsgezicht van Amstenrade Er wordt specifiek aandacht gegeven aan het waarborgen van de afwatering. 3.3 Brunssum-De Kling Onderzocht wordt op welke wijze het Bronnenbosje fysiek ontzien kan worden Het gebied rond de Steenberg en de Rode Beek wordt betrokken in het Natuurcompensatieplan. Daarbij ook aandacht voor mogelijk omleggen van de Rode Beek In het gebied van de Brunssummerheide wordt onderzocht of een verdiepte ligging van de Buitenring mogelijk en wenselijk is Overleg zal plaatsvinden met de beheerder van de Toeristenweg over toegankelijkheid van de Toeristenweg en bereikbaarheid van parkeerplaatsen De bereikbaarheid van ruiterroutes door de Brunssummerheide zal aandacht krijgen Onderzocht wordt óf en op welke wijze een verdiepte ligging van de Buitenring ter hoogte van De Kling tussen de Europalaan en de Merkelbeekerstraat mogelijk is Onderzocht wordt óf en op welke wijze ter hoogte van de Ganzenpool/Rimburgerweg het mogelijk is om de twee geplande aansluitingen kostenneutraal tot één te combineren Er zal nadere invulling worden gegeven aan de verbinding tussen het NIC-terrein en JFC HQ Brunssum. De Provincie zal in overleg treden met partijen Het waarborgen van de afwatering vanuit Brunssum ter hoogte van de aansluiting op de N274, wordt uitgewerkt In het Inpassingsplan zal nogmaals worden ingegaan op de onderbouwing van het Voorkeurstracé via het noord-alternatief Er zal onderzoek worden gedaan naar de wijze waarop de Akkerweg, een holle weg met belangrijke cultuurhistorische waarde, en tevens een belangrijke wandelroute, kan worden behouden. 3.4 Landgraaf Samen met de gemeente zullen de lokale problemen (ondermeer aan de Schanserweg, Heigank, etc.) rond het mogelijk vervallen van de aansluiting bij de Hoogstraat worden onderzocht Ter hoogte van de Reeweg wordt bezien of de Buitenring op maaiveld kan worden aangelegd De aansluiting ter hoogte van de Reeweg wordt geoptimaliseerd. 3.5 Kerkrade De aandachtspunten die in de zienswijzen over de B258n naar voren zijn gekomen zullen 9 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

79 wij voorleggen aan het duitse bevoegd gezag Bij De Hopel wordt bezien of de aansluiting van de Roderlandbaan op de Buitenring richting het noorden dusdanig kan plaatsvinden dat (vracht)verkeer niet meer door de woonwijk hoeft te rijden. Daarvoor worden drie mogelijkheden onderzocht: 1. Vanaf de Roderlandbaan rechtstreeks aansluiten op de Buitenring met behulp van een toerit; 2. Vanaf de Roderlandbaan rechtstreeks aansluiten op de oostelijke rotonde van de aansluting Mensheggerweg. Hierdoor is er een nieuw viaduct onder het spoor Heerlen - Kerkrade nodig; 3. Ophogen van de Roderlandbaan zodat deze aansluit op het bestaande viaduct van de Dentgenbachweg Ter hoogte van Kaalheide wordt onderzocht of de Krichelsbergweg hersteld kan worden Er wordt samen met de gemeente Kerkrade aandacht besteed aan de ontsluiting van de woningen en bedrijven bij de Hamstraat/Bedrijventerrein Willem Sophia en de bereikbaarheid van het Wauwelpad Alternatieven voor de parkeervoorzieningen die voor Gaiapark eventueel verloren gaan zullen mee worden genomen Er wordt samen met de gemeente gekeken naar de ontsluiting van de Gracht en Spekholzerheide en het risico van sluipverkeer op het onderliggende wegennet Samen met de gemeente Kerkrade wordt bezien op welke wijze kan worden tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de doorgetrokken Dentgenbachweg. 4 Rapporten die ter inzage worden gelegd In de komende fase, die gericht zal zijn op de totstandkoming van het ontwerp-inpassingsplan, zullen diverse rapporten en plannen gepubliceerd worden. Deze zullen alle beschikbaar komen via onze website. Een deel ervan zal tevens formeel ter inzage worden gelegd. Wij zullen daarover regelmatig en tijdig informeren via de media. Vooruitlopend daarop volgt hieronder indicatief een voorlopige opsomming van documenten waarvan de publicatie nu reeds voorzien is. De definitieve lijst van stukken kan gewijzigd worden naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. Tracénota/MER corridor fase 1 (2001) Advies Commissie voor de m.e.r. (april 2001) Startnotitie Tracénota/MER (juni 2006) Richtlijnen voor de m.e.r. (november 2006) Nota Zienswijzen Startnotitie (2006) Tracénota/MER (mei 2008) Bestuurlijk Standpunt Voorkeurstracé (mei 2008) Omgevingsvisie (mei 2008) Aanvulling Tracénota/MER (oktober 2008) Advies Commissie voor de m.e.r. (november 2008) Nota Zienswijzen (november 2008) Rapportages akoestisch onderzoek (2009) Provincie Limburg 10

80 Rapportages archeologische onderzoek (2009) Rapportages Lucht onderzoek (2009) Bodemonderzoeken (2009) Omgevingsplan (2009) Natuurcompensatieplan (2009) Ontwerp-inpassingsplan (2009) 11 Nota Zienswijzen - Buitenring Parkstad Limburg

81 Bijlage 2 Totaaloverzicht van ontvangen zienswijzen

82 Bijlage 2 Totaaloverzicht van ontvangen zienswijzen In deze bijlage 2 zijn alle ontvangen zienswijzen opgenomen in een totaaloverzicht. Het overzicht laat zien in welk deel van de Nota Zienswijzen ingegaan wordt op de zienswijzen die per indiener aan ons College zijn voorgelegd. Daarbij moet opgemerkt worden dat alle zienswijzen uit oogpunt van leesbaarheid van deze nota thematisch geclusterd zijn, waardoor letterlijke teksten soms gewijzigd zijn, met behoud van de boodschap. Ter toelichting op het overzicht moge nog het volgende dienen: A. DE KOLOMMEN De kolommen zijn opgesplitst in (1) een onderdeel adresinformatie, (2) een onderdeel dat verwijst naar hoofdstuk 5 van de Nota Zienswijzen waarin GS reacties geeft op de ingediende zienswijzen en (3) een onderdeel dat verwijst naar bijlage 1 van de nota, met overzicht van aandachtspunten voor de toekomst. 1. Het onderdeel adresinformatie spreekt voor zichzelf: respectievelijk een interne provinciale registratiecode, de naam van de indiener en het adres van de indiener. 2. Het onderdeel reacties van GS op de ingediende zienswijzen : hierin is voor alle ingediende zienswijzen door middel van een x aangegeven in welke paragrafen van hoofdstuk 5 deze zienswijzen voorzien worden van een standpunt van ons College. 3. Het onderdeel aandachtspunten voor het Inpassingsplan geeft aan welke ingediende zienswijzen worden meegenomen in de fase die leidt tot het Inpassingsplan. B. DE RIJEN Onderscheid is gemaakt in 5 clusters van indieners: Groep 100: overheden en aan overheden gelieerde organisaties / nutsbedrijven Groep 200: politieke partijen Groep 300: instanties en bedrijven Groep 400: instanties namens particulieren Groep 500: particulieren Groep 600: burgerinitiatieven Binnen elke cluster zijn de ingediende zienswijzen op alfabetische volgorde geplaatst. Een aantal zienswijzen is buiten de termijn ingediend. Deze zijn wel opgenomen in het overzicht, maar niet voorzien van scores per thema. Deze indieners ontvangen wel een Nota Zienswijzen. Elke indiener, met uitzondering van twee Duitse steden en zij die te laat waren met indiening, heeft conform het door het College gehanteerde criterium minimaal 1 keer een x gescoord. Bij sommige indieners is aangegeven tevens nummer < >. Dit betreft indieners die meerdere brieven hebben ingediend die door ons onder de genoemde nummers zijn geregistreerd. Conform de gehanteerde criteria zijn deze brieven teruggebracht tot 1 indiener, waarbij wel alle zienswijzen uit de overige brieven zijn meegenomen in de x-scores. Bij Groep 400, Instanties namens particulieren, is tevens aangegeven welke particulieren vertegenwoordigd zijn.

83 Bijlage 3 Advies van de Commissie voor de m.e.r. d.d. 11 november 2008

84 Buitenring Parkstad Limburg Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 11 november 2008 / rapportnummer

85 1. OORDEEL OVER HET MER Om de verkeersstructuur van Parkstad Limburg te verbeteren willen de samenwerkende partners (de Provincie Limburg, de regio Parkstad Limburg, de daarin betrokken gemeenten en de gemeente Nuth) het gebied beter ontsluiten, onder meer door aanleg van een Buitenring. Ten behoeve van het besluit hierover, dat door Provinciale Staten van Limburg moet worden genomen, is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. De Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) is gevraagd hierover advies uit te brengen. 1 Dit MER is volgend op een eerder MER (Buitenring Parkstad fase 1), waarin een corridor voor de Buitenring is afgebakend. In eerste instantie zou het MER fase 2 2 dienen voor een besluit over de tracékeuze van de Buitenring. Dit zou juridisch worden vastgelegd in een aanvulling op het Omgevingsplan. Met de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is er een nieuwe planfiguur beschikbaar gekomen: het provinciaal inpassingsplan. De provincie Limburg heeft aangegeven dat de tracékeuze en de ruimtelijke inpassing daarvan zal worden uitgewerkt in een inpassingsplan. Naar verwachting zal het ontwerpinpassingsplan medio 2009 ter inzage worden gelegd. De provincie heeft aangegeven dat in dit plan (deels) eindbestemmingen zullen worden opgenomen. In een dergelijk geval dient voor de gehele activiteit een besluit-m.e.r. te worden uitgevoerd. 3 De informatie in het MER moet dan ook bij het niveau van het inpassingsplan aansluiten; dit betekent dus dat de milieugevolgen en eventuele maatregelen gedetailleerd moeten zijn uitgewerkt. Het noodzakelijke detailniveau kan daarbij gerelateerd worden aan de mate waarin de alternatieven onderscheidend zijn. Bovendien dienen de milieueffecten van het voorkeurstracé en de daarbij eventueel te nemen mitigerende en compenserende maatregelen 4 in zodanige mate van detail beschreven te zijn, dat aannemelijk is dat aan normstellingen voldaan kan worden. 5 De Commissie heeft bij de toetsing het MER beoordeeld op: 1. de noodzakelijke informatie voor een onderbouwde keuze van het voorkeurstracé; 2. de noodzakelijke informatie voor besluitvorming over het inpassingsplan. 1 Voor technische gegevens over de m.e.r.-procedure en de samenstelling van de werkgroep van de Commissie: zie bijlage 1. 2 In het vervolg van dit advies wordt met het MER steeds MER fase 2 bedoeld. 3 Zoals recentelijk vastgesteld in ABRvS 28 mei 2008, /1. 4 In de uitspraak inzake bedrijventerrein Linderveld (ABRvS 22 maart 2006) is aangegeven dat noodzakelijke maatregelen om knelpunten te voorkomen in het MER en het daaraan gekoppelde besluit volledig beschreven moeten worden, en dat zekerheid verschaft moet worden omtrent de haalbaarheid van deze maatregelen. Mitigerende en compenserende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn om aan normstelling te voldoen en vallen dus onder dit regime. Mitigerende maatregelen in het algemeen moeten in het MER worden beschreven als noodzakelijke maatregel, dan wel vanwege de wettelijke verplichting (Wm art lid 1 sub b onder 2) tot het beschrijven van een meest milieuvriendelijk alternatief. 5 Zie ABRvS 19 april

86 Tijdens de toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat op de volgende aspecten nadere milieu-informatie nodig of wenselijk is voor de keuze voor het voorkeurstracé: doelbereik en afbakening van alternatieven en de samenhang met het eerdere MER; nadere informatie over de mitigerende maatregelen voor geluid; een berekening van de effecten op geluid per alternatief, gebruik makend van dosis-effectrelaties; een nadere beschouwing over de cumulatieve geluidsbelasting door AWACS; een beschrijving van de gevolgen van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden; een nadere uitwerking van de cumulatieve gevolgen voor Natura gebieden; een uitwerking van de noodzakelijke mitigerende maatregelen om de barrièrewerking te voorkomen; een controle op de gegevens over het aantal ha benodigde natuurcompensatie en een onderbouwing dat deze compensatie realiseerbaar is; een meer gedetailleerd bureauonderzoek naar de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hierover is met de provincie overlegd op 18 augustus en 5 september Op 20 oktober 2008 is aanvullende informatie aangeleverd ( eerste aanvulling ) 6. De Commissie is van mening dat in het MER en deze aanvulling tezamen de essentiële informatie voor een onderbouwde keuze van het voorkeurstracé beschikbaar is. Wel heeft de Commissie een aantal kanttekeningen bij de kwaliteit van de informatie. Voor besluitvorming over het inpassingsplan is echter nog niet alle essentiële informatie beschikbaar. Over de hiervoor nog noodzakelijke aanvullende informatie is met de provincie overlegd op 11 november De Commissie adviseert een tweede aanvulling op het MER op te stellen voordat het besluit over het inpassingsplan wordt genomen 7 en deze tweede aanvulling tegelijk met het ontwerp-inpassingsplan ter inzage te leggen. 2. TOELICHTING OP HET OORDEEL 2.1 Doelbereik en afbakening van de alternatieven Uit verschillende wet- en regelgeving volgt dat in een MER aandacht moet worden besteed aan de onderbouwing van het initiatief en de afbakening van de te onderzoeken alternatieven. In een MER moet de doelstelling van de voorgenomen activiteit worden beschreven en dient te worden nagegaan met welke alternatieven dit doel bereikt kan worden. 8 6 Waar in het vervolg van dit advies de aanvulling staat wordt deze eerste aanvulling bedoeld. 7 De Commissie wijst erop, dat wanneer de keuze van het voorkeurstracé niet is vastgelegd in een formeel besluit zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), appellanten bij de terinzagelegging van het eerste formele besluit, i.c. het inpassingsplan, ook beroep kunnen aantekenen tegen de gemaakte keuze voor het voorkeurstracé. 8 Wet milieubeheer art lid 1 sub a. -2-

87 Het inpassingsbesluit, waar het MER aan ten grondslag komt te liggen, dient een goede ruimtelijke onderbouwing van het project te bevatten. 9 In enkele uitspraken onder de (oude) WRO is te zien dat het criterium van een goede ruimtelijke onderbouwing impliceert dat de noodzaak van een voorgenomen activiteit wordt vastgesteld. 10 In een MER moet daarom de mate van doelbereik van de alternatieven worden onderzocht. Uit de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) volgt, dat indien uit de passende beoordeling blijkt dat voor een Natura 2000-gebied significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, 11 de zogenaamde ADC-toets 12 aan de orde is. De beschouwingen uit het MER over alternatieven en nutnoodzaak spelen hierbij een belangrijke rol. Doelstelling De doelstellingen voor het project zijn in het MER fase 1, de startnotitie voor fase 2 en het MER fase 2 zelf steeds iets anders geformuleerd. In de aanvulling is toegelicht dat de doelstellingen inhoudelijk echter niet zijn veranderd. Te onderzoeken alternatieven In het MER fase 1 is een corridor afgebakend. Eventuele alternatieven buiten deze corridor zijn niet meer in het MER fase 2 behandeld. Daarmee is het MER fase 1 een onderbouwing voor de in MER fase 2 onderzochte alternatieven. Deze corridor is in het POL 2001 opgenomen, echter niet als concrete beleidsbeslissing. 13 Dit betekent dat de corridor, en daarmee de afbakening van onderzochte alternatieven, juridisch gezien nog niet is vastgelegd. Naast de inhoudelijke onderbouwing, moet dus ook vanuit juridisch oogpunt aannemelijk gemaakt worden dat de conclusies uit MER fase 1 (afbakening van de corridor en nut en noodzaak van de Buitenring) nog steeds geldig zijn, zodat het MER fase 1 mede ten grondslag kan liggen aan het inpassingsbesluit. In de aanvulling wordt uitgebreid ingegaan op de relatie tussen het MER fase 1, het MER fase 2 en de aanvullingen hierop. Hierbij wordt aangegeven dat de conclusie uit MER fase 1, dat de Buitenring nuttig en noodzakelijk is, in MER fase 2 blijft staan. De Commissie plaatst hierbij de volgende kanttekening: Sinds het verschijnen van MER fase 1 zijn de verwachtingen aangaande bevolkingskrimp aanzienlijk naar boven bijgesteld. Hierover staat in de aanvulling dat de afname van mobiliteit minder zal zijn dan de afname van de bevolking, omdat de mobiliteit van de bevolking als geheel zal toenemen. De Commissie wijst er echter op dat deze autonome groei van het autoverkeer al in de cijfers verdisconteerd is. Het is dus aannemelijk dat de afname van het autoverkeer evenredig zal zijn 9 Art Wro jo. art lid 2 Wro. 10 Zie onder meer de uitspraken van de ABRvS van 19 juli 1996 (E ), 20 oktober 1997 en 21 december Een aantal malen volgde de noodzaak uit hoger ruimtelijk beleid, zie onder meer de uitspraken van 24 mei 1996, 09 juli 1998, 1 mei In de onderhavige procedure volgt dit uit de toename van depositie van stikstofverbindingen, zie par , en mogelijke cumulatieve significante gevolgen, zie par Dit houdt op grond van art. 19g en 19h van de Nbw 1998 respectievelijk in: - A: zijn er Alternatieve oplossingen voor een project of handeling? - D: zijn er Dwingende redenen van groot openbaar belang waarom het project toch gerealiseerd moet worden? - C: welke Compenserende maatregelen zullen dan getroffen worden om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft? 13 Ook zienswijzen 5171 en 5184 wijzen hierop. -3-

88 met de afname van de bevolking. 14 Het valt dan ook te verwachten, dat het aantal motorvoertuigbewegingen in de regio minder zal toenemen dan in het MER en de aanvulling wordt geschetst. De Commissie acht niet uitgesloten dat een minder ingrijpend alternatief onder deze omstandigheden een reële oplossing zou kunnen vormen. Mate van doelbereik en onderbouwing alternatieven Uit het MER en de aanvulling daarop blijkt (ruwweg) dat de onderzochte alternatieven: grotendeels voldoen aan de doelstellingen op het gebied van verkeer; veel minder voldoen aan de doelstellingen op het gebied van leefbaarheid; niet of nauwelijks voldoen aan de doelstelling op het gebied van groene omgeving en opheffen barrièrewerking. Ook blijkt uit het MER dat er door de Buitenring nieuwe knelpunten op het gebied van leefbaarheid kunnen ontstaan, onder meer doordat de verkeersaantrekkende werking van de Buitenring capaciteitsproblemen zou kunnen veroorzaken op toeleidende wegen en kruispunten van deze wegen met de Buitenring. De Commissie acht, gegeven de hogere bevolkingskrimp, de gedeeltelijke oplossing van de problemen en het ontstaan van nieuwe problemen, niet uitgesloten dat andere oplossingen (zoals verbetering van de bestaande infrastructuur) of een meer sobere uitvoering (bijvoorbeeld in 2x1-strooks) een reëel alternatief zouden kunnen vormen. De provincie heeft mondeling aangegeven dat de Buitenring verkeersreducerende en/of leefbaarheidsbevorderende maatregelen op het onderliggend wegennet mogelijk zal maken die zonder Buitenring niet mogelijk zijn. Dit blijkt echter niet uit het MER of de aanvulling. De Commissie adviseert in de tweede aanvulling nut en noodzaak van het project nader te onderbouwen en daarna te bezien of de alternatieven hierbij nog passend zijn. Hierbij kan onder andere worden ingegaan op maatregelen die door de aanleg van de Buitenring mogelijk worden. Bij de onderbouwing van nut en noodzaak zullen tevens de nieuwste prognoses op het gebied van bevolkingskrimp en mobiliteit betrokken moeten worden, al dan niet als scenario. 2.2 Geluidsaspecten Mitigerende maatregelen en beschrijving in de samenvatting MER In het MER is geen onderscheid gemaakt tussen noodzakelijke maatregelen om aan wettelijke normen te voldoen en bovenwettelijke mitigatie. De provincie heeft toegelicht dat in de samenvatting de zinsnede is weggevallen dat alleen aan de hand van de maximale wettelijk toelaatbare belasting is gerekend (er worden alleen maatregelen getroffen als de maximale waarde, die in het uiterste geval kan worden toegestaan, wordt overschreden). In het detailrapport ontbreken de kwantitatieve gegevens die aan de in de samenvatting opgenomen scores ten grondslag liggen. Hierdoor is niet helder hoe de scores tot 14 Daarnaast blijkt uit een persbericht dat volgens de nieuwste (nog vertrouwelijke) prognoses het aantal inwoners van Parkstad nog sterker zou kunnen dalen dan volgens de cijfers waarmee in het MER en in de aanvulling is gerekend. (Dagblad De Limburger, ). -4-

89 stand zijn gekomen en welke maatregelen in het meest milieuvriendelijk alternatief (mma) zijn opgenomen. Eerste aanvulling In de aanvulling is toegelicht dat alleen aan de hand van de maximale wettelijke normen is gerekend. Ook zijn de kwantitatieve gegevens gepresenteerd, is toegelicht hoe de effectscores (inclusief die van het mma) tot stand zijn gekomen. Met de gegevens in de aanvulling is de essentiële informatie op dit aspect beschikbaar Weging mate van geluidsbelasting MER In de score-tabellen in het MER worden alle woningen met een geluidsbelasting van meer dan 48 db even zwaar gewogen. Indien gebruik was gemaakt van dosis-effect-relaties, waarbij zwaarder belaste woningen zwaarder wegen, zou de score per alternatief op het onderwerp geluid anders uitvallen. Eerste aanvulling In de aanvulling zijn de scores op dit aspect herzien, gebruikmakend van dosis-effect-relaties 15. Hieruit blijkt dat de mate van doelbereik van de verschillende alternatieven op het gebied van leefbaarheid verschuift. De Commissie merkt hierbij op dat de scores die in de aanvulling zijn toegekend aan het aantal (ernstig) gehinderden, niet overeenkomen met de scores die volgen uit het toepassen van de maat voor effectscores uit tabel 3.13 van de aanvulling. Wanneer deze maat wel wordt toegepast, veranderen de scores enigszins. Voor het noordelijk deel blijven de alternatieven 1.1 en 1.8 positief scoren. Bij het zuidelijk deel treedt enige vervlakking op. Op de uiteindelijke conclusies uit de aanvulling heeft dit geen invloed. Hiermee is het verschil tussen de alternatieven voor geluidsbelasting voldoende inzichtelijk gemaakt Cumulatie door geluidsbelasting AWACS MER In de richtlijnen voor het MER is aangegeven dat het MER moet beschrijven welke cumulatie van geluid optreedt door overvliegende AWACS-vliegtuigen. 16 De provincie heeft aangegeven dat de gegevens over aantallen vluchten en geluidscontouren van de vliegbasis bij Geilenkirchen niet openbaar beschikbaar zijn. 17 Het omrekenen van de Ke-contouren levert een zeer onnauwkeurig beeld op. Inmiddels is een onderzoek door het RIVM naar de geluidsbelasting door AWACS beschikbaar gekomen. 15 Zoals opgenomen in Position Paper (EU ) on dose response relationships between transportation noise and annoyance. 16 Onder meer zienswijzen 403, 536, 553, 5172, 5184 wijzen op cumulatie van geluid door AWACS. 17 Dit is gevoelige informatie in verband met de Defensie-functie van de vliegbasis. -5-

90 Eerste aanvulling In de aanvulling zijn de geluidscontouren van de vliegbasis zoals aangeleverd door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium gebruikt om de cumulatie van geluid inzichtelijk te maken. Hierbij merkt de Commissie het volgende op: Op p. 35 van de aanvulling staat dat er een toename van het geluidbelaste oppervlak is als gevolg van wegverkeer, railverkeer, industrie en luchtvaart. Dit is echter een onjuiste vergelijking: Wanneer de gevolgen van de Buitenring worden vergeleken met de referentiesituatie horen daarin de autonome ontwikkelingen al te zijn verdisconteerd. De toename van het geluidsbelast oppervlak is dus uitsluitend het gevolg van de Buitenring. Dit heeft geen invloed op de conclusies uit de aanvulling; vrijwel alle alternatieven scoren negatief en er vindt geen verschuiving van de alternatieven onderling plaats. De gevolgen van de Buitenring op de geluidsbelasting in cumulatie met andere bronnen zijn hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt. 2.3 Natura 2000 en passende beoordeling Depositie stikstof / ammoniak MER Een toename van motorvoertuigbewegingen veroorzaakt een hogere depositie van stikstof(verbindingen) op de omgeving. Dit kan effecten hebben op daarvoor gevoelige natuurwaarden. Uit het MER blijkt niet wat de kritische depositiewaarde is voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura gebieden en of deze wordt overschreden in de huidige situatie en/of in de referentiesituatie. Hierdoor is niet uit te sluiten dat er significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen kunnen optreden. 18 Eerste aanvulling Uit de aanvulling blijkt dat in de huidige situatie de kritische depositiewaarden voor stikstof van bepaalde habitats waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd worden overschreden. Hieruit volgt dat significante gevolgen niet zijn uit te sluiten bij toename van de stikstofdepositie. In de aanvulling wordt voorts aangegeven dat de stikstofdepositie in de toekomst (door autonome ontwikkelingen) zal afnemen. Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van significante gevolgen. De Commissie deelt deze conclusie niet. Ten eerste is in afb van de aanvulling een vergelijking gemaakt tussen de huidige situatie zonder autonome ontwikkeling (afname stikstofdepositie) en de toekomstige situatie inclusief autonome ontwikkeling. De afname van stikstofdepositie zal bij aanleg van de Buitenring (en de daaruit volgende verkeerstoename) altijd kleiner zijn dan zonder aanleg van de Buitenring. Ten tweede volgt uit jurisprudentie 19 dat : ook bij een kleine toename van de stikstofdepositie in een al overbelaste situatie niet met zekerheid kan worden gesteld dat er geen significante gevolgen zijn; 18 Met name het habitattype H7110 actief hoogveen, dat voorkomt op de Brunssummerheide en waarvoor de instandhoudingsdoelstelling uitbreiding oppervlak en behoud kwaliteit geldt, is zeer gevoelig voor stikstofdepositie. 19 Zie uitspraken ABRvS van 5 april 2006 ( /1); 24 september 2007 ( /1); 26 maart 2008; /1 en 24 september 2008 ( /1). -6-

91 ook de afname van de totale depositie die zekerheid niet biedt omdat de totale depositie op de betreffende habitats boven de kritische depositiewaarde zal blijven; omdat concrete gegevens over de ontwikkeling van de depositie na aanleg van de Buitenring ontbreken, ook hieruit een onzekerheid voortkomt. Op grond van deze constateringen meent de Commissie dat niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat aanleg van de Buitenring geen significante gevolgen heeft voor de in de passende beoordeling betrokken Natura gebieden. Dit moet ofwel (door toegespitst onderzoek) met zekerheid kunnen worden uitgesloten ofwel leidt tot de noodzaak de zogenaamde ADC-toets te doorlopen. Indien het project de ADC-toets moet doorlopen beveelt de Commissie aan deze toetsing ook in de tweede aanvulling op te nemen, mede vanwege de onderbouwing van nut en noodzaak (zie par. 2.1 van dit advies) Berekening cumulatieve gevolgen MER In de passende beoordeling wordt een aantal uitgangspunten met betrekking tot de berekening van cumulatieve effecten gepresenteerd (par. 5.4, p. 74 van de PB). De invulling van het begrip cumulatieve gevolgen is in de wet niet geregeld. Op basis van jurisprudentie en van de systematiek van Natura 2000 acht de Commissie het nodig andere uitgangspunten te hanteren. 20 Eerste aanvulling In de aanvulling is ervan uitgegaan dat alleen die plannen en projecten, waarvoor in het verleden een vergunning op grond van de Nbw 1998 is verleend, tot cumulatie van effecten leiden. Naar de mening van de Commissie is op basis van de gegevens in het MER en de aanvulling niet uit te sluiten dat er plannen en projecten (waaronder bestaand gebruik) zijn waarvoor geen Nbwvergunning is verleend dan wel geen Nbw-vergunning benodigd is, maar waarmee de Buitenring in cumulatie significant negatieve gevolgen voor instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden kan veroorzaken. De Commissie adviseert in de tweede aanvulling activiteiten zoals genoemd in bijlage 3 van dit advies te betrekken bij de vraag of in cumulatie significante gevolgen zijn uit te sluiten Beschermd natuurmonument MER Op p van de passende beoordeling staat dat de in het aanwijzingsbesluit beschermd natuurmonument genoemde soorten geen rechtstreekse bescherming vanuit de Natura 2000-wetgeving genieten en derhalve niet in de passende beoordeling zijn betrokken. Echter, omdat de betreffende Natura 2000-gebieden nog niet zijn aangewezen is het nodig ook de gevolgen voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten in kaart te brengen Ter bevordering van de leesbaarheid van dit advies zijn deze opgenomen in bijlage Hierbij geldt dat indien sprake is van significante gevolgen een vergunning als bedoeld in art. 16 lid 1 Nbw 1998 slechts wordt verleend indien met zekerheid vaststaat dat de natuurlijke kenmerken van het beschermde -7-

92 Eerste aanvulling In de aanvulling wordt ingegaan op de gevolgen van de Buitenring voor de soorten genoemd in het aanwijzingsbesluit als beschermd natuurmonument. Alhoewel de Commissie het voldoende aannemelijk vindt dat deze soorten niet rechtstreeks in hun habitat of voortbestaan worden aangetast door de aanleg van de Buitenring, moet de toename van de barrièrewerking opgevat worden als een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied. Als de barrièrewerking niet met zekerheid gemitigeerd kan worden (zie par van dit advies) is alleen bij dwingende redenen van groot openbaar belang besluitvorming over de weg mogelijk. 2.4 Mitigerende en compenserende maatregelen voor natuur Versterkende kansen / barrièrewerking MER Op p. 31 en p. 56/57 van de passende beoordeling staat: Om per habitattype en per habitatrichtlijnsoort het effect van de Buitenring te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de kwetsbaarheid voor storende effecten (milieugevoeligheid). Aan de andere kant zijn er ook kansen om de betreffende populaties en habitats te versterken. Dat zal worden uitgezocht in het kader van het Beheerplan Natura 2000, en wordt in deze passende beoordeling buiten beschouwing gelaten. Echter, deze 'versterkende kansen' kunnen (deels) als mitigerende dan wel compenserende maatregelen voor Natura 2000 of EHS worden opgevat. Voor zover dat het geval is dienen zij in de aanvulling beschreven te worden. Eerste aanvulling In de aanvulling wordt ingegaan op de aanleg van een ecoduct waarmee de samenhang tussen de Brunssummerheide en de Brandenberg versterkt wordt en op de mogelijkheid van het ontwikkelen van natuur in de wegberm. De Commissie wijst erop dat het ecoduct zoals beschreven in de aanvulling niet geschikt zal zijn voor amfibieën zoals de Kamsalamander. 22 Ook zal één enkele verbinding voor thermofiele soortgroepen en één enkele verbinding voor overige soortgroepen waarschijnlijk onvoldoende zijn als mitigatie voor de toegenomen barrièrewerking (3-4 maal drukker en 1,5 maal breder dan de huidige wegen) 23, onder andere vanwege kwetsbaarheid van een enkele verbinding voor calamiteiten als brand of wateroverlast. De Commissie concludeert dat niet met zekerheid is aangetoond dat de maatregelen zoals beschreven in de aanvulling de toegenomen barrièrewerking kunnen mitigeren voor met name amfibieën. Zij adviseert in de tweede aanvulling meerdere robuuste verbindingen tussen de twee natuurgebieden uit te werken. Hieruit moet, voorzover het soorten betreft waarvoor instandhoudingdoelstellingen in het kader van N2000 zijn geformuleerd, zekerheid worden verkregen dat de toename van barrièrewerking door de Buitenring geen significante gevolgen heeft. natuurmonument niet worden aangetast, tenzij dwingende redenen van groot openbaar belang tot het verlenen van een vergunning noodzaken. 22 In rapport B1 p. 126 is sprake van een mogelijk 30 m breed ecoduct; mondeling is toegelicht dat het hier ook om een vochtige zone t.b.v. passage door amfibieën zou kunnen gaan. In de aanvulling wordt aangegeven dat voor thermofiele soorten als reptielen en kevers een passage van 5 m breed al genoeg is, en dat andere soortgroepen (zoogdieren, amfibieën), gebruik kunnen maken van een wildtunnel zoals de Paardentunnel. 23 En dus ook onvoldoende om te leiden tot herstel van de ruimtelijke samenhang zoals aangegeven in het Ontwerpbesluit Brunssummerheide (LNV, 2006). -8-

93 2.4.2 Areaalverlies / verbinding Brunssummerheide - Teverenerheide MER Het verlies aan oppervlakte kwalificerende habitats wordt in de passende beoordeling aangemerkt als niet-significant, behalve voor de alternatieven 1.3 t/m 1.8. In deze alternatieven gaat 1,4 % van het habitattype vochtige heide verloren. Tijdens het overleg is nader toegelicht dat het hier gaat om een gebied tussen twee wegen. Een deel van dit gebied kan volgens de exclaveringsformule van Natura 2000 als berm worden aangemerkt. Het overige deel is droog bos, met daarin 700 m 2 vochtige heide; dit is 1,4 % van de vochtige heide uit de hele Brunssummerheide. In dit middengebied komen geen kenmerkende soorten voor; het functioneert uitsluitend als stapsteen in de verbinding tussen de Brunssummerheide met golfbaan en Teverenerheide. Verlies van dit middengebied is dan ook ingrijpender vanwege deze verbindingsfunctie dan vanwege het areaalverlies op zichzelf. Door aanleg van de Buitenring wordt de verbinding (onder andere voor amfibieën en reptielen) verbroken. Herstel van de verbinding tussen deze gebieden door middel van ecopassages, ecoducten of faunatunnels is op te vatten als een mitigerende (en deels als een compenserende) maatregel voor dit significante gevolg en dient dus in het MER te worden beschreven. Eerste aanvulling In de aanvulling zijn maatregelen om de verbindingsfunctie te versterken beschreven (zie par ). Daarnaast is beschreven dat door aanpassing van het ontwerp (steilere taluds, smallere bermen en/of versmalling van het wegprofiel) het ruimtebeslag op het areaal vochtige heide weggenomen kan worden. Hiermee is voldoende onderbouwd dat significante gevolgen op het aspect areaalverlies vermeden kunnen worden Maatregelen ten behoeve van de hydrologie van het Natura 2000-gebied Geleenbeekdal MER In het MER wordt aangegeven dat niet uitgesloten is dat de tijdelijke drooglegging ten behoeve van de aanleg van de weg gevolgen heeft voor de kwetsbare natuurwaarden 24 in het gebied Geleenbeekdal. Er wordt aangegeven dat hiertoe in de verdere procedure een bemalingsonderzoek en -plan wordt opgesteld. Maatregelen om te voorkomen dat tijdelijke drooglegging significante gevolgen heeft kunnen echter worden opgevat als noodzakelijke maatregel of mitigerende maatregel (zie hierboven). Eerste aanvulling In de aanvulling wordt beschreven door welke aanpassingen aan het ontwerp en tijdelijke technische maatregelen significante gevolgen voor de hydrologie van het Geleenbeekdal voorkomen kunnen worden. Hiermee is voldoende aannemelijk gemaakt dat het mogelijk is significante gevolgen voor het Geleenbeekdal te voorkomen. 24 Vochtige alluviale bossen, vochtig schraal hooiland en kalkmoeras. -9-

94 2.5 Natuurcompensatie Indien bij een project na mitigatie tevens compensatie aan de orde is, kan een plan voor compensatie als volgt worden opgebouwd: 25 Eerst kunnen compenserende maatregelen worden opgesteld voor negatieve effecten op de natuurwaarden die worden beschermd door de Nbw Indien hierna negatieve effecten overblijven op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, voor wat betreft areaal, samenhang en kwaliteit, moeten hiervoor aanvullend compenserende maatregelen worden opgesteld. Vervolgens moet worden nagegaan of voor het verkrijgen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nog sprake moet zijn van aanvullende compenserende maatregelen. Tenslotte moet worden nagegaan of nog aanvullende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan een eventueel aan de orde zijnde herplantplicht volgens de Boswet. MER In het MER is een duidelijke berekening gepresenteerd van de te realiseren aantallen ha natuurcompensatie. Deze zijn gepresenteerd in tabel 6.30 van deel B1 van het MER (voor tracédeel noord) en tabel 6.90 van deel B2 (voor tracédeel zuid). Hierin is tevens een toeslag opgenomen voor moeilijk te compenseren natuur. De compensatietaak moet nog nader uitgewerkt en vastgelegd worden in een compensatieplan. De systematiek van de toeslagberekeningen is conform de Herziening natuurcompensatieregeling Provincie Limburg (nr. 328 uit 2002), zoals ook in het POL staat. In 2005 is echter een beleidsregel vastgesteld waarin de POG-gebieden ook een toeslag krijgen, namelijk de helft van de gebieden in de EHS, dus respectievelijk 17 en 33%. (Provinciaal blad van 6 september 2005). Deze toeslagberekeningen zijn niet in het MER opgenomen. Eerste aanvulling In de aanvulling wordt onderbouwd dat de berekeningen inclusief toeslag maximaal 1 ha verschillen met de berekeningen uit het MER. Hiermee is duidelijk welke natuurcompensatie nodig is (maximaal 138,7 ha). Over de haalbaarheid van de natuurcompensatie wordt in de aanvulling onder meer aangegeven dat dit: binnen de provincie Limburg dient plaats te vinden, bij voorkeur in de POG (Provinciale Ontwikkelzone Groen); ook in Duitsland kan plaatsvinden. Dit is met elkaar in tegenspraak geformuleerd. Ook wordt aangegeven dat financiële compensatie mogelijk is indien fysieke compensatie van kwantitatief en kwalitatief gelijkwaardige natuur niet mogelijk is. Dit is echter uitsluitend het geval voor EHS en POG-natuur. De Commissie wijst erop, dat er sprake is van hoogwaardige en moeilijk te compenseren natuur. 26 Voorts wijst zij op de verplichtingen de verschillende soorten com- 25 Bron: Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies, opgesteld door de Ministeries van LNV en VROM en de provincies, p Op de kwaliteit van de natuur die door de Buitenring wordt aangetast wordt ingegaan in onder meer zienswijzen 323, 333, 334, 408, 415, 419, 420, 424, 427, 566, 607, 5146, 5171, 5235,

95 pensatie tijdig te regelen en adviseert hier in het vervolg van het proces voldoende aandacht aan te besteden Cultuurhistorie MER Op p. 156 en 160 van deel B1 van het MER wordt aangegeven dat nog een aanvullende inventarisatie van de cultuurhistorische (waaronder archeologische) waarden zal plaatsvinden. Voor een vergelijking van de alternatieven en het volwaardig meewegen van het aspect cultuurhistorie bij de tracékeuze is deze inventarisatie nodig in het kader van de m.e.r. Eerste aanvulling In de aanvulling is een nieuwe analyse gemaakt van het ruimtebeslag op archeologisch (mogelijk) belangrijke gebieden. Hierbij is uitgegaan van de archeologische advieskaart voor de Parkstadgemeenten en Nuth. Hieruit blijkt, dat de verwachtingswaarde 28 aanzienlijk naar boven moet worden bijgesteld. Het ruimtebeslag op gebieden met een hoge verwachtingswaarde blijkt voor alle alternatieven aanzienlijk hoger, waarbij alle alternatieven negatief tot zeer negatief scoren. De Commissie wijst erop, dat hierbij nog is voorbijgegaan aan het voorkomen van bekende terreinen van archeologische betekenis of (zeer) (hoge) waarde (al dan niet wettelijk beschermd). Op de derde kaart in bijlage 5 van de aanvulling staan deze terreinen wel in de legenda genoemd, maar er staat slechts één terrein op de kaart. Bij raadpleging van de kaartmodule op de website 29 blijkt dat er diverse, al dan niet beschermde, archeologische terreinen ontbreken in bijlage 5. De Commissie concludeert dat de kaart in de aanvulling geen complete nieuwe analyse is, maar een meer gedetailleerde onderbouwing van verwachtingswaarden, die in samenhang met de in het MER genoemde bekende waarden moet worden bezien. Voor de vergelijking van de tracés onderling maakt dit overigens weinig verschil, aangezien uit het ruimtebeslag op gebieden met een hoge verwachtingswaarde en losse vindplaatsen al blijkt dat de effecten van aanleg van de Buitenring op het bodemarchief zeer negatief zullen zijn. De Commissie adviseert bij verdere uitwerking van het voorkeurstracé aandacht te besteden aan de mogelijkheden om archeologische vindplaatsen in te passen en rekening te houding met het tijdsbeslag van behoud ex situ (opgravingen), waar inpassing niet mogelijk is. Ook adviseert zij aandacht te besteden aan mogelijkheden om de gevolgen op overige cultuurhistorische waarden te mitigeren. 27 Wat betreft compensatie voor Natura 2000: uit art. 19h van de Nbw 1998 volgt dat het met de compenserende maatregelen beoogde resultaat dient te zijn bereikt op het moment waarop de significante gevolgen zich voordoen, tenzij kan worden aangetoond dat deze gelijktijdigheid niet noodzakelijk is om de bijdrage van het betrokken gebied aan Natura 2000 veilig te stellen. Wat betreft EHS-compensatie: uit de Spelregels EHS volgt dat ten tijde van het besluit over het project ook het besluit over mitigatie en (fysieke en/of financiële) compensatie genomen moet worden of zijn. In het compensatieplan worden in ieder geval (naast begrenzing, natuurdoelen, maatregelen, ontwikkelingsbeheer en regulier beheer) termijnen, een tijdpad voor realisatie en een evaluatiemoment t.a.v. de kwaliteit van de gerealiseerde compensatienatuur weergegeven. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 6 september 2005 een aanpassing van de beleidsregel natuurcompensatie vastgesteld. Ook in deze beleidsregel wordt van groot belang geacht dat de mitigatie en/of compensatie gerealiseerd dient te zijn uiterlijk gelijktijdig met de aanvang van de ingreep. 28 De kans op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen (ook wel trefkans genoemd). 29 Kennis Infrastructuur Cultuur Historie. -11-

96 3. OVERIGE OPMERKINGEN MET AANBEVELINGEN De opmerkingen in het verdere advies hebben geen betrekking op essentiële tekortkomingen. De Commissie hoopt met onderstaande aanbevelingen een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming. 3.1 Verkeersintensiteiten De verwachte verkeersintensiteiten op de Buitenring (door de aantrekkende werking hiervan) lijken in het MER hoger uit te vallen, dan werd ingeschat ten tijde van de Startnotitie. Gevolg hiervan is, dat de IC-verhoudingen op kruispunten en rotondes zeer hoog komen te liggen. Hierdoor kunnen betrekkelijk snel na openstelling van de weg nieuwe knelpunten ontstaan bij onder meer aansluitingen op toeleidende wegen. Het is daardoor mogelijk dat in de toekomst aanpassing van aansluitingen nodig is. De Commissie adviseert bij de uitwerking van de plannen aandacht te besteden aan mogelijke aanpassingen die in de toekomst aan aansluitingen nodig kunnen zijn. 3.2 Barrièrewerking langzaam verkeer De aanleg van de Buitenring vergroot de barrièrewerking en verkleint de mogelijkheden voor diverse vormen van langzaam verkeer (wandel, fiets, ruiter, agrarisch e.d.) voor verschillende doeleinden (recreatief, woon-werk, woonschool, agrarisch etc.). 30 De Commissie adviseert om in het kader van het inpassingsplan deze vervoerstromen in kaart te brengen, de voornaamste knelpunten aan te geven en oplossingen aan te dragen om die knelpunten waar mogelijk op te heffen. 3.3 Landschap en inpassing Ten behoeve van het project is, naast het MER, een Omgevingsvisie opgesteld. 31 Hierin worden aanbevelingen gedaan voor vormgeving en inpassing. De Commissie merkt op dat bepaalde voorstellen uit de Omgevingsvisie afwijken van de in het MER beschreven alternatieven. Dit kan betekenen, dat indien gekozen wordt voor een in de Omgevingsvisie beschreven inpassing, bij wezenlijk verschil met de in het MER beschreven alternatieven, aanvullende milieu-informatie nodig kan zijn. De Commissie adviseert bij de uitwerking van het inpassingsplan na te gaan of de milieugevolgen van het uiteindelijk gekozen tracé (inclusief vormgeving) kunnen afwijken van de gevolgen zoals beschreven in het MER. In dat geval dienen die milieugevolgen in de tweede aanvulling te worden beschreven. 30 Onder meer zienswijzen 102, 104, 331, 524, 545, 553, 616, 5146, 5186, 5190, 5250, 5243 geven dit aan. 31 Omgevingsvisie Buitenring Parkstad Limburg, concept mei 2008, H+N+S Landschapsarchitecten. -12-

97 BIJLAGE 1: Projectgegevens Initiatiefnemer: Provincie Limburg, Regio Parkstad en gemeente Nuth Bevoegd gezag: Provincie Limburg Besluit: Vaststelling provinciaal inpassingsplan Categorie Gewijzigd Besluit m.e.r. 1994: C1.5 Activiteit: Het wijzigen en uitbreiden van bestaande wegen, alsmede het aanleggen van nieuwe wegvakken, om daardoor één doorlopende verbinding ter ontsluiting van het gebied Parkstad Limburg te creëren. Betrokken documenten: De Commissie heeft, behalve het MER, de volgende documenten betrokken bij haar advisering: Omgevingsvisie Buitenring Parkstad Limburg, H+N+S Landschapsarchitecten, concept mei 2008; Bestuurlijk Voorkeurstracé, Provincie Limburg, 27 mei 2008; Veldinventarisatie 2005, Arcadis, 5 november 2005; Belevingsonderzoek Vliegbasis Geilenkirchen, percepties van inwoners in Nederland, RIVM 2008; Tracénota/MER Buitenring Parkstad, aanvulling op het MER, Arcadis, 17 oktober De Commissie heeft kennis genomen van de zienswijzen en adviezen, die zij van het bevoegd gezag heeft ontvangen. Dit advies verwijst naar een zienswijze als die nieuwe inzichten naar voren brengt. Vanwege het grote aantal ontvangen zienswijzen waarin dezelfde punten naar voren werden gebracht is de verwijzing naar zienswijzen op bepaalde punten in het advies mogelijk niet volledig, echter alle zienswijzen zijn bij de advisering betrokken. Een lijst van ontvangen zienswijzen wordt gegeven in Bijlage 2. Procedurele gegevens: aankondiging start procedure: 16 augustus 2006 aanvraag richtlijnenadvies: 15 augustus 2006 ter inzage legging startnotitie: 17 augustus 2006 tot 28 september 2006 richtlijnenadvies uitgebracht: 23 oktober 2006 richtlijnen vastgesteld: 5 december 2006 kennisgeving MER: 4 juni 2008 aanvraag toetsingsadvies: 27 mei 2008 ter inzage legging MER: 4 juni tot 16 juli 2008 aanvulling aangeleverd: 20 oktober 2008 toetsingsadvies uitgebracht: 11 november 2008 Bijzonderheden: Deze m.e.r.-procedure is gesplitst in meerdere fasen. In de eerste fase is een corridor bepaald, waarbinnen de Buitenring moet komen te liggen. In de onderhavige fase zijn de alternatieven binnen de corridor op milieugevolgen met elkaar vergeleken. Oorspronkelijk zou het MER dienen voor het nemen van een tracébesluit wat zou worden vastgelegd in een aanvulling op het provinciaal omgevingsplan. Gedurende het proces is ervoor gekozen de tracékeuze en de ruimtelijke in-

98 passing daarvan vast te leggen en uit te werken in een provinciaal inpassingsplan (planfiguur uit de nieuwe Wro). Naar verwachting zal het ontwerpinpassingsplan medio 2009 ter inzage worden gelegd. In dit plan zullen (deels) eindbestemmingen worden opgenomen. De informatie in het MER moet dan ook bij het detailniveau van het inpassingsplan aansluiten. Het noodzakelijke detailniveau kan daarbij gerelateerd worden aan de mate waarin de alternatieven onderscheidend zijn. Voor het voorkeurstracé betekent dit dat de milieueffecten van het tracé en die van de eventueel te nemen mitigerende en compenserende maatregelen zodanig beschreven moeten zijn, dat aannemelijk is dat aan normstellingen voldaan kan worden. De Commissie heeft bij de toetsing het MER beoordeeld op: 3. de noodzakelijke informatie voor keuze van het voorkeurstracé; 4. de noodzakelijke informatie voor besluitvorming over het inpassingsplan. Tijdens de toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat op de een aantal aspecten nadere milieu-informatie nodig of wenselijk is voor de keuze voor het voorkeurstracé. Hierover heeft de provincie aanvullende informatie aangeleverd. De Commissie is van mening dat hiermee de essentiële informatie voor een onderbouwde keuze van het voorkeurstracé beschikbaar is. Voor besluitvorming over het inpassingsplan is nog niet alle essentiële informatie beschikbaar. De m.e.r. is gecombineerd met de Umweltsverträglichkeitsprüfung (UVP, Duitse m.e.r.) voor deb258n, een nieuwe verbinding vanuit Duitsland. deze moet aan de zuidkant op de Buitenring aansluiten. De Commissie benadrukt dat haar advies alleen betrekking heeft op de alternatieven op Nederlands grondgebied. Werkwijze Commissie bij toetsing: Tijdens de toetsing inventariseert de Commissie eerst of er tekortkomingen zijn in het voldoen aan de (vooraf) gestelde eisen. Vervolgens beoordeelt de Commissie de ernst van de eventuele tekortkomingen. Daarbij staat de vraag centraal of de benodigde informatie aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Is dat naar haar mening niet het geval dan signaleert de Commissie dat er sprake is van een zogenoemde essentiële tekortkoming. De Commissie adviseert dan dat die informatie alsnog beschikbaar komt, alvorens het besluit wordt genomen. Overige tekortkomingen in het MER worden in het toetsingsadvies opgenomen, voor zover ze kunnen worden verwerkt tot duidelijke aanbevelingen voor het bevoegde gezag. Deze werkwijze impliceert dat de Commissie zich in het advies tot hoofdzaken beperkt en niet ingaat op onjuistheden of onvolkomenheden van ondergeschikt belang. Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen. De werkgroepsamenstelling bij het onderhavige project is als volgt: ing. J. Derksen ir. P. van Eck drs. G. Korf (werkgroepsecretaris) dr. K.D. Jesse ir. J.E.M. Lax drs. J.A.A.M. Leemans dr. D.K.J. Tommel (voorzitter)

99 BIJLAGE 2: Lijst van zienswijzen en adviezen 101 Stadt Wurselen, Wursele (BRD) 102 Parkstad Limburg, Heerlen 102a Parkstad Limburg, Heerlen 102b Parkstad Limburg, Heerlen 103 Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie, Tilburg 104 BJA Legal Opinion B.V., Meerssen 105 Gemeente Landgraaf, Landgraaf 106 Gemeente Nuth, Nuth 107 Stadt Aachen, Aachen (BRD) 108 Stadt Aachen, Aachen (BRD) 109 Gemeente Schinnen, Schinnen 109A Gemeente Schinnen, Schinnen 110 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, Wijlre 111 Rijkswaterstaat, Maastricht 112 Stadt Aachen, Aachen (BRD) 113 Kreis Aachen, Aachen (BRD) 114 Stadt Geilenkirchen, Geilenkirchen (BRD) 115 Gemeente Kerkrade, Kerkrade 201 Groen Links Nuth, Nuth 301 MC Donalds Landgraaf, Landgraaf 302 ProRail, Eindhoven 303 Mondriaan Zorggroep, Heerlen 304 Joma Tegelinstallatiebedrijf, Kerkrade 305 Aann. & Timmerbedrijf Dols BV, Kerkrade 306 Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Amersfoort 307 G.J. Kempen B.V., Landgraaf 309 IVN afdeling Nuth, Hulsberg 310 W.F.G.A. Hoogewerf, Arcen 311 Van Gilst, Kerkrade 312 Gehlen Schols Logistics, Kerkrade 313 Kamer van Koophandel Limburg, Venlo 314 Dacier machinefabriek B.V., Kerkrade 315 IVN afdeling Hoensbroek, Hoensbroek 316 J.M.D. Motoparts B.V., Nuth 317 CPC Computers, Kerkrade 318 GaiaPark Kerkrade Zoo, Kerkrade 319 Waterschap Roer & Overmaas, Sittard 320 Platteland in uitvoering, Sweikhuizen 321 Eurosit B.V., Kerkrade 322 Houtzagerij Windels, Brunssum 323 IVN, afdeling Brunssum & Onderbanken, Schinveld 324 IVN, afdeling Brunssum & Onderbanken, Schinveld 325 IVN, afdeling Brunssum & Onderbanken, Schinveld 326 Avantis GOB NV, Heerlen 327 Cleanlease Fortex, Kerkrade 328 Cetex, Kerkrade 329 Milieunetwerk, Bingelrade 330 Arvalis, Roermond 331 Fietsersbond, afdeling Parkstad, Heerlen 332 EVO, Zoetermeer 333 Vereniging Natuurmonumenten, 's-gravenland 334 Vereniging Natuurmonumenten, 's-gravenland 335 LLTB, Roermond 336 De Bovenste Hof, Brunssum 337 Meens B.V., Nuth 338 Romantisch Wonen VOF, Nuth 339 Herberg Bijsmans, Kerkrade 340 Basisschool RK Titus Brandsma, Brunssum 341 De Tovertuin, Brunssum 401 Rutten & Welling Advocaten, namens F.G. Kooiker & Zn VOF, Heerlen 402 Goorts & Coppens Advocaten, namens J.J.M. Hofland, Deurne

100 403 Stg. Leefbaarheid Onderbanken, Schinveld 404 SRK Rechtsbijstand, Zoetermeer 405 Belangengroepering Hoefveld (BGH), buurt Hoefveld, Landgraaf 406 Accon AVM adviseurs en accountants, namens Ruitsportvereniging De Grone Vallei, Deurne 407 mr. J.W.H. Kempen, namens H. Janssen en Zonen Beheer B.V., Geleen 408 ARAG Rechtsbijstand, namens L. van Leeuwen en M. Verheij, Roermond 409 Vereniging Zwart (G) een, Heerlen 410 Vereniging Zwart (G) een, Brunssum 411 Goorts & Coppens Advocaten, namens J.A.T. Gielkens, Deurne 412 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B.Derksen, Maastricht 413 Boels Zanders Advocaten, namens café-restaurant Bergrust, Maastricht 414 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B. Derksen, Maastricht 415 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B. Derksen, Maastricht 416 Achmea Rechtsbijstand, namens L.H.M.P. Pennartz, Tilburg 417 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B. Derksen, Maastricht 418 AKD Prinsen Van Wijmen, namens erven De Marchant et d'ansembourg, Breda 419 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B. Derksen, Maastricht 420 Van Dijk c.s. Advocaten, namens P.E.M. Hupkens en B. Derksen, Maastricht 421 Boels Zanders Advocaten, namens Wienerberger BV, Maastricht 422 AKD Prinsen Van Wijmen, namens L.M.A.G.A. de Marchant et d'ansembourg, Breda 423 Accon AVM adviseurs en accountants, namens W.A.L.M. A Campo, Deurne 424 Stichting Milieufederatie Limburg, Roermond 425 Aelmans Adviesgroep B.V., namens T. Fanchamps, H. Langner, J. Hofwegen, M. Maats en J. Kroes, Van Druten e.a., Voerendaal 425a Aelmans Adviesgroep B.V., Voerendaal 426 Boels Zanders Advocaten, namens Martel BV, Maastricht 427 Boels Zanders Advocaten, namens G.A.H. van Ingen, Maastricht 428 Boels Zanders Advocaten, namens café-restaurant Bergrust, Maastricht 429 Stichting Milieufederatie Limburg, Roermond 429a Stichting Milieufederatie Limburg, Roermond 501 Frank Verkoelen, Vaesrade 502 M.P.A.J. Op het Veld, Amstenrade 503 E.H.M. Robroek, Heerlen 504 A.T.M. Deckers, Heerlen 505 M.H.M. Smeets, Landgraaf 506 L. Delsing, Brunssum 507 Fam. M.J.G. Vankan-Creugers, Kerkrade 508 Fam. M.G.M. Sturmans, Brunssum 509 E. Geenen-Helwig, Brunssum 510 F.J. van Wersch, Kerkrade 511 Fam. Boetsen, Nuth 512 L. Vullings-Driessens, Nuth 513 W. Ritzen, Vaesrade 514 J.L. Walls, Brunssum 515 R. Bemelmans, Nuth-Vaesrade 516 F.J.B. Heckmans, Landgraaf 517 Mw. G. Appeldoorn, Brunssum 518 H. Vullings, Nuth 519 Mw. E. Essers-Beckers, Brunssum 520 Wiel v. Loo, Landgraaf 521 Frans Heckmans, Landgraaf 522 J.A. Janssen, Brunssum 523 A. Joosten-Krutzen, Hoensbroek 524 W.H.M. Sangen-Bemelmans, Kerkrade 525 J.G.M. Merken, Landgraaf 526 C. van Daatselaar-Graus, Kerkrade 527 mr. W.J.H. van Loo, Landgraaf 528 M. Jakob-Jongen, Kerkrade 529 B. Pastoor, Brunssum 530 M. Willems, Landgraaf

101 531 H.J.J. Erkens, Landgraaf 532 Magda und Bernhard Plum, Aachen-Horbach 533 J. van Uden, Landgraaf 534 H.G.M. Plettenberg, Kerkrade 535 Fam. Strüfer, Kerkrade 536 T. Schildmans, Oirsbeek 537 A. J. de Nooij, Brunssum 538 J.A.B. Kroes, Kerkrade 539 J.D. Hofwegen, Kerkrade 540 J. Berendsen, Landgraaf 541 E. Jongen, Kerkrade 542 C. Stalman, Kerkrade 543 A.E.J. Fanchamps, Kerkrade 544 W.L.H. Broers, Kerkrade 545 M. Bastiaan-Net, Kerkrade 546 R. Martens, Kerkrade 547 S. Mohnen, Kerkrade 548 Fam. M.J.G. Vankan-Creugers, Kerkrade 549 M. Maats, Kerkrade 550 Fam. Quaden, Kerkrade 551 W.H.M.L. Rikers, Kerkrade 552 J. Breuker-Closset, Schinveld 553 H.M.P. Schröder, Brunssum 554 M.S. Weling, Schinveld 555 W. Daemen, Schinveld 556 Fam. Borger, Schinveld 557 T. Herwegh-Mennis, Landgraaf 558 R. Wings, Landgraaf 559 M.B.M. Heuts, Amstenrade 560 H.J.G. Rikers, Kerkrade 561 J.J.M. Huntjens, Kerkrade 562 F.J.H. Poels, Brunssum 563 J.W.G. Oerlemans, Landgraaf 564 R.H.M. van Eindhoven, Landgraaf 565 F. Op den Camp, Landgraaf 566 K.A. Keischgens, Kerkrade 567 R. Vullings, Landgraaf 568 F. Meuser, Landgraaf 569 J.H. Baggen, Amstenrade 570 J.J. Jurgen, Landgraaf 571 Erven Franssen-Ploum, Kerkrade 572 P. Hendrix, Kerkrade 573 Fam. Lenzen, Kerkrade 574 H. Uitewaal, Kerkrade 575 Cathie Deckers, Kerkrade 576 P.H.M. Schoonbrood, Kerkrade 577 Fam. S. en H. Hoever, Kerkrade 578 K.D. Buchheim, Kerkrade 579 Wienen Kar, Kerkrade 580 W.R.J. Beulen, Kerkrade 581 Dirk Heinze, Kerkrade 582 J. Vinken, Kerkrade 583 Dave Boekenstein, Kerkrade 584 H.J.F. Persoon, Kerkrade 585 R. Plum, Kerkrade 586 Skraoki Mustapha, Kerkrade 587 Joost en Danja Thomas, Kerkrade 588 M.H. Schaap, Kerkrade 589 Karl Toussaint, Kerkrade 590 Jan Kuhnert, Kerkrade 591 Fam. Grissen, Kerkrade 592 Gudrun und Wilhelm Hilgers, Kerkrade 593 J.G.M. Klomp, Landgraaf

102 594 J.J. Velroy, Landgraaf 595 J. Funchen-Töy'es, Landgraaf 596 Huub Reumkens en Carla Heinen, Landgraaf 597 Mainzer en Mainzer-de Schepper, Landgraaf 598 A.H. Burgemeester, Landgraaf 599 ir. J.H. Paré, Hoensbroek 5100 P.H.L. van der Vorst, Amstenrade 5101 J. von Grumbklow en D. Merle, Landgraaf 5102 Fam. Hendriks, Landgraaf 5103 H. Frusch, Hoensbroek 5104 R.M.J. Beyaars, Landgraaf 5105 R. Petit en E. Giesbers, Landgraaf 5106 M.H.J. Conjaerts, Landgraaf 5107 M.L. Kollee en R.E.M. Karis, Amstenrade 5108 F. T. Theunissen, Landgraaf 5109 Fam. Caelen, Kerkrade 5110 J.H.J. Berendsen, Landgraaf 5111 Ruud en Lindy Roos, Landgraaf 5112 H. van den Heuvel, Landgraaf 5114 F.L.M. Hermans, Nuth 5115 D.F.M. Lenssen en L.A.J. Reijnders, Landgraaf 5116 Richard Jeske, Landgraaf 5117 drs. H.C.M. Lempers, Landgraaf 5118 L. Palmen, Hoensbroek 5119 J. Nauts-Jennekens, Brunssum 5120 Frank en Kim Weerts, Kerkrade 5121 W.E.P. Pelzer, Landgraaf 5122 De heer en mevrouw Bost, Kerkrade 5124 W.H. Wilmsen, Landgraaf 5125 L. Quadflieg-Baur, Landgraaf 5126 J.L. Gerards, Landgraaf 5127 A.C. v.d. Pol, Landgraaf 5128 T. Stormen-van Kan, Landgraaf 5129 G.W.J. en J.M.M. Sijben-Gelissen, Landgraaf 5130 J. Eussen, Landgraaf 5131 H.J.H.M. Reumkens, Landgraaf 5132 W.J. Peters, Landgraaf 5133 Fam. Bessems, Kerkrade 5134 Fam. Dinjens, Kerkrade 5135 F. Meerten en A. Kil, Kerkrade 5136 J.M.N. en M.J.J. van den Bergh-Maas, Hoensbroek 5137 P.J. Limbach, Landgraaf 5138 G.F.G.M. Mulders-Odekerken, Landgraaf 5139 T. Visser, Landgraaf 5140 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5141 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5142 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5143 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5144 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5145 drs. J.M.H.G. Stevens en H.T.M. Deckers, Kerkrade 5146 P.W.M.J. Keulen, Brunssum 5147 J.M.G. Sauren, Landgraaf 5148 G.B.A. Otto, Landgraaf 5149 T. Hansen, Landgraaf 5150 M.J. Cornips, Kerkrade 5151 drs. P.F.J. Rohde en ing. G. Rohde-Kotter, Hoensbroek 5152 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5153 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5154 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5155 Guido Gosenson, Landgraaf 5156 P.M.M. Brinkhoff en N.G.G. Hilgers, Landgraaf 5157 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5158 J.F.S. Eleveld en M.M.S. Dautzenberg, Landgraaf

103 5159 P. van Rijmenam, Brunssum 5160 H.J.A. Ariesen, Landgraaf 5161 J.H. Snackers, Brunssum 5162 M. Quadvlieg, Landgraaf 5163 J.H. Borghmans-Rogge, Hoensbroek 5164 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5165 Ton Verhiel, Landgraaf 5166 L. Funcken, Landgraaf 5167 F.G.M. van Loo, Landgraaf 5168 ing. G.J. Schuurman, Landgraaf 5169 H.J. Hamacher, Landgraaf 5170 Wim Wilmsen, Landgraaf 5171 G.G. Luit, Brunssum 5172 ing. G.C. IJkema, Hoensbroek 5173 T.F. Moonen, Kerkrade 5174 M. van de Weerden, Landgraaf 5175 W. Manait, Landgraaf 5176 I. Nicolaye, Landgraaf 5177 H.J. Frederichs, Amstenrade 5178 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5179 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5180 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5181 R.J.A. van Dinther, Brunssum 5182 J.L.A. Willems, Brunssum 5183 P. Brouwer, Hoensbroek 5184 G.L.C.M. Voragen en J.M.M.G. Voragen-Eykeler, Brunssum 5185 T.P. Boer, Kerkrade 5186 M. Salden, Kerkrade 5187 L.J.M. Rademakers, Hoensbroek 5188 Ronald Bems, Landgraaf 5189 J.L. Schwanen, Simpelveld 5190 P. Kerckhoffs, Kerkrade 5191 ir. K.M. Wolff, Landgraaf 5192 J.J. Haan, Landgraaf 5193 L.W. Beckers, Landgraaf 5194 Fam. Bergmüller-Koch, Kerkrade 5195 J.L.M. Habets, Nuth 5196 J. Spronk, Landgraaf 5197 W.G.J. Doveren, Landgraaf 5198 De heer en mevrouw Cals-Rouschen, Brunssum 5199 Peter Waldus, Landgraaf 5200 Fam. Koch, Kerkrade 5201 F. Kroon, Kerkrade 5202 mts. A.J.G. en J.A.M. Rohs, Amstenrade 5203 De heer en mevrouw van Overmeeren-Slangen, Landgraaf 5204 W.R.J. Beulen, Kerkrade 5205 Fam. H. Fincken-Lemmens, Amstenrade 5206 Fam. F. Kampkes-Schoondermark, Amstenrade 5207 Fam. F. Kampkes-Schoondermark, Amstenrade 5208 Fam. F. Kampkes-Schoondermark, Amstenrade 5209 H.A.C.P. van der Veen en J.M. Somers, Landgraaf 5210 P.C. Meijer en M. Meijer, Landgraaf 5211 J.P.C.L. Bastin-Wijnands, Landgraaf 5212 L.G. Radix, Kerkrade 5213 N. Creutzer, Kerkrade 5214 A.H.M. Bus, Amstenrade 5215 H. Spoelstra, Brunssum 5216 ir. P.W.H. Debie, Brunssum 5217 F.J. Bakker, Landgraaf 5218 A.M.M. Habets, Kerkrade 5219 M. Zelen-Bemelmans, Landgraaf 5220 J. Zelen, Landgraaf 5221 H.J. Dresschers-Kurstjens, Merkelbeek

104 5222 A. Bouten, Amstenrade 5223 P.M.H. Pranger, Amstenrade 5224 R.T. Offermans, Amstenrade 5225 W.A. Theunissen-Van Heek, Brunssum 5226 H.N.H. Dresschers, Brunssum 5227 W.F. Ackermans, Kerkrade 5228 E. van Willige, Kerkrade 5229 U. Peschers, Kerkrade 5230 G. Valkenburg, Kerkrade 5231 Fam. R.J. H. Hollanders, Kerkrade 5232 Wim Jorritsma, Brunssum 5233 Fam. Van de Ven, Landgraaf 5234 T. Vankan-Mathissen, Kerkrade 5235 Servie L'espoir, Brunssum 5236 Mark Hugen, Kerkrade 5237 P.H.A. Kupers, Kerkrade 5238 T. Wimmer, Kerkrade 5239 G.W. Caubo, Brunssum 5240 Fam. Van Els, Hoensbroek 5241 A.A.M. Habets, Kerkrade 5242 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5243 R.G.P. Hagenouw en J.A.M. Hagenouw-Hol, Hoensbroek 5244 R.P.J. Ponse, Kerkrade 5245 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5246 Fam. H. Franssen, Amstenrade 5247 A.H.W. Elkerbout, Brunssum 5248 M.H.W. Houben, Bingelrade 5249 Ph. van den Heuvel-Hanssen, Landgraaf 5250 H.M.H. Bisschops, Kerkrade 5251 John Haan, Landgraaf 5252 Maurice Hendriks, Landgraaf 5253 J.H.A. Leblanc, Amstenrade 5254 Fam. F. Kampkes-Schoondermark, Amstenrade 5255 Hendriks-Roeland, Landgraaf 5256 G. Janssen-Schobben, Kerkrade 5257 M. Strouven, Kerkrade 5258 M.F.T. Goebbels, Kerkrade 5259 P.J.J.G.W. Jansen, Landgraaf 5260 W. Jansen, Landgraaf 5261 Fam. F. Kampkes-Schoondermark, Amstenrade 5262 Fam. B. van der Vorst, Amstenrade 5263 H.J. Wintraeken, Heerlen 5264 E. en G. Glezer, Landgraaf 5265 H. Pluijmen, Hoensbroek 5266 J. Mosmuller, Landgraaf 5267 H.M.J. Vaessen, Wijlre 5268 J.H. Renkens, Brunssum 5269 W.A.J. Bekker, Geleen 5270 P.G. Zillen, Brunssum 5271 S.W. Lekx, Heerlen 5272 E.J. van Geloven, Merkelbeek 5273 M. v. Wamel, Hoensbroek 5274 M.H.T.K. Kropik, Kerkrade 5275 M. Kleijnen, Heerlen 5276 M.P.J. Brieskorn en V.H.M. Schlangen, Kerkrade 5277 J.J.M. Conen, Hoensbroek 5278 F.A.M. Dijkstra, Landgraaf 5279 F. Leistra, Hoensbroek 5280 drs. J.P.J. Kleuters, Merkelbeek 5281 H.G.M. Bodelier, Kerkrade 5282 mr. ing. J.M. van Leeuwen en A. Apon, Brunssum 5283 Fam. Bolkestejin-Koolen, Kerkrade 5284 B.L.M.E. Schnackers-Delahaije, Landgraaf

105 5285 M. Goebbels, Kerkrade 5286 Ludovic Laugs, Heerlen 5287 D.H.M. Schunken-van Diesen, Hoensbroek 5288 Fam. Offermans, Brunssum 5289 H. Sprengers, Hoensbroek 5290 A. Hamers, Kerkrade 5291 M. Storcken-Daamen, Kerkrade 5292 W. Kleiker 5293 M.J.H. Senden, Kerkrade 5294 M. Muller, Bingelrade 5295 P. Senden, Kerkrade 5296a H.M.J. Vaessen, Wijlre 5296b H.M.J. Vaessen, Wijlre 5297 Fam. Pluijmaekers, Schinnen 5298 H.M.J. Vaessen, Wijlre 5299 Fam. Pluijmaekers, Schinnen 5300 Fam. Pluijmaekers, Schinnen 5301 Fam. Pluijmaekers, Schinnen 5302 W. Jorritsma, Amstenrade 5303 R. Rouschop, Amstenrade 5304 Mulders, Valkenburg A/D Geul 5305 E. Gregoire, Spijkenisse 5306 H.A.C. Gooijen, Brunssum 5307 J.H.M. Gelissen, Brunssum 5308 G. Nijs, Brunssum 5309 De heer en mevrouw Caubo, Brunssum 5310 J. Verkissen, Brunssum 5311 J. Nauts-Jennekens, Brunssum 5312 J.H. Snackers en J.G. Beckx, Brunssum 5313 L.J.A. Quaedvlieg, Brunssum 5314 De heer en mevrouw Huben, Brunssum 5315 C. Steiner, Brunssum 5316 U. Steiner, Brunssum 5317 J. en A. Krewinkel, Brunssum 5318 Emmy Geenen-Helwig, Brunssum 5319 De heer en mevrouw Paas-Haustermans, Brunssum 5320 De heer en mevrouw Falingham, Brunssum 5321 De heer en mevrouw Wijnen, Brunssum 5322 De heer en mevrouw Boesten-Beugels, Brunssum 5323 T. van Liempd-Petus, Brunssum 5324 Fam. Schröder-Schleipfenbauer, Brunssum 5325 De heer en mevrouw Muyres-Mulder, Brunssum 5326 J. van Erp, Brunssum 5327 H. Coumans, Brunssum 5328 C.W.M. Hansen en P.W.H. Debie, Brunssum 5329 De heer en mevrouw Pelzer-Joosten, Brunssum 5330 Ralf Vankan en Noëlle Brouns, Brunssum 5331 J.K. Lutke Schipholt, Brunssum 5332 De heer en mevrouw Joppen-Wouters, Brunssum 5333 De heer en mevrouw Jacobs-Peters, Brunssum 5334 De heer en mevrouw Reijnders, Brunssum 5335 H. Verzett, Brunssum 5336 Fam. Sloen, Brunssum 5337 A. Dupuis, Brunssum 5338 G. Alofs, Brunssum 5339 E.J. Renckens, Brunssum 5340 De heer en mevrouw Deckers-Bokkus, Brunssum 5341 Fam. Hölsgens-Coeyman, Brunssum 5342 J. Renet en P. Helwig, Brunssum 5343 De heer en mevrouw Senczuk, Brunssum 5344 G. Reumkens, Brunssum 5345 R. Eeken en L. Smeets, Brunssum 5346 De heer en mevrouw Raets, Brunssum

106 5347 F. Muller, Brunssum 5348 E. Koch, Brunssum 5349 De heer en mevrouw Lokum-Jongeneel, Brunssum 5350 E. Lagerwaard en C. Busch, Brunssum 5351 De heer en mevrouw Lemmens, Brunssum 5352 J.G. Keulen-Kalf, Brunssum 5353 J. Cortenraad-Franssen, Brunssum 5354 R. Schreurs, Brunssum 5355 A. Rademakers-Willemsen, Brunssum 5356 R. Wosniak-Duprez, Brunssum 5357 R. Vrouenraets, Brunssum 5358 Stichting Milieu Federatie, Limburg 5359 P.M.M. Eggen, Brunssum 5360 M. Peters-Sanders, Brunssum 5361 De heer en mevrouw Teunen en Nies, Brunssum 5362 M. Heesen, Brunssum 5363 De heer en mevrouw Van Kesteren, Brunssum 5364 De heer en mevrouw Albert, Brunssum 5365 De heer en mevrouw Lagerwaard-Donnars, Brunssum 5366 De heer en mevrouw Renkens, Brunssum 5367 De heer en mevrouw Jansen-Roorda, Brunssum 5368 De heer en mevrouw Meesen-Potma, Brunssum 5369 G.J. Reichrath, Landgraaf 5370 Ray en Ellen Hagenaars-Verhoeven, Landgraaf 601 Jo Hermanns, voorzitter, Hoensbroek 602 H.J. Schuurman, namens bewoners Rukkerweg, Heerlen 603 W.H. Wilmsen, namens bewoners Schanserweg, Landgraaf 604 Woonvorm De Schans, K. Wessels en 3 medebewoners, Landgraaf 605 Woonvorm De Schans, C. Geradts en 19 medebewoners, Landgraaf 606 Actiecomité Buitenring Parkstad Limburg, Hoensbroek 607 Bewoners Amstenraderveld Brunssum, Brunssum 608a W.A. Theunissen, Brunssum 608b G.L.C.M. Voragen en J.M.M.G. Voragen-Eijkeler, Brunssum 608c L.J.E. Vissers, Brunssum 608d M.W.P. te Baerts-Hoebers, Brunssum 609 Initiatiefnemers Brunssum-Noord, Brunssum 610 Stg. Platform buitenring Parkstad Maria-Gewanden, Hoensbroek 611 Stichting Platform Vaesrade, Nuth 612 Beschermd dorpsgezicht Amstenrade, Amstenrade 613 Gezamenlijke BurgerBelangen Landgraaf, Landgraaf 614 Het bestuur van Bewonersoverleg Bosheide, Landgraaf 616 Stichting Platform buitenring Parkstad Maria-Gewanden, Hoensbroek

107 BIJLAGE 3: toelichting op het begrip cumulatie De Commissie heeft een aantal aanvullingen gevraagd op de informatie over effecten op Natura 2000-gebieden. Dit had onder andere betrekking op de cumulatieve gevolgen. De invulling van het begrip cumulatieve gevolgen is in de wet niet geregeld. Op basis van jurisprudentie en van de systematiek van Natura 2000 gaat de Commissie op dit moment uit van de volgende uitgangspunten. Voor de bepaling van cumulatieve gevolgen gaat de Commissie uit van activiteiten (plannen, projecten en handelingen) die gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied, voor zover deze instandhoudingsdoelstellingen ook door de voorgenomen activiteit beïnvloed kunnen worden. Deze activiteiten kunnen zowel binnen het Natura 2000-gebied als daarbuiten (externe werking) plaatsvinden. Er hoeft dus geen formeel besluit over genomen te zijn; ook plannen of activiteiten waarover geen besluit is genomen of hoeft te worden genomen (inclusief bestaand gebruik) kunnen relevant zijn. Daarbij gaat het alleen om de activiteiten die mogelijk gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen kunnen hebben. De gevolgen van de volgende activiteiten moeten in ieder geval worden meegenomen: - een bestaande activiteit, waarvoor regelmatig opnieuw een vergunning nodig is (het niet-statische bestaand gebruik) want deze activiteit kan bij iedere vergunningverlening opnieuw worden afgewogen; een bekend voorbeeld is de kokkelvisserij op de Waddenzee; - bestaand gebruik dat sinds de aanwijzing 1 is gewijzigd, bijvoorbeeld door intensivering of uitbreiding; - toegestane en uitgevoerde/in uitvoering zijnde projecten; - andere geplande (maar nog niet uitgevoerde) plannen en projecten, waarvan kan worden aangenomen dat ze doorgang zullen vinden; - en vanzelfsprekend het eigen voorgenomen project. Deze activiteiten kunnen zowel binnen het Natura 2000-gebied als daarbuiten plaatsvinden (als ze gevolgen kunnen hebben voor het gebied). De optelsom van gevolgen dient vervolgens getoetst te worden aan de instandhoudingsdoelstellingen voor habitattypen en/of soorten. Ook verschillende aspecten (niet gelijksoortige effecten zoals bv. geluid en ruimtebeslag) dienen nadrukkelijk te worden meegenomen. Ze kunnen gezamenlijk leiden tot verstoring van dezelfde habitattypen of soorten. Omdat het gaat om de optelsom van gevolgen dienen alle verstoringen te worden meegewogen, ongeacht de zwaarte, hoe klein die gevolgen op zichzelf ook zijn. Heel veel kleine verstoringen kunnen in cumulatie ook ernstig zijn. 1 Formeel juridisch is het correct hierbij uit te gaan van het moment van aanwijzing. Omdat dit soms ver in de tijd terugligt hebben sommige provincies als pragmatische oplossing ervoor gekozen om als nulmoment 1 oktober 2005 (inwerkingtreding Natuurbeschermingswet) te hanteren.

108 Optellen (de stapeling van effecten) moet hier niet letterlijk worden genomen. Soms kan in samenhang een versterkt effect optreden (1+1=3). 2 Op basis van de gevolgen voor de habitattypen/soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd moet vervolgens bepaald worden of er sprake kan zijn van significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied vanwege cumulatie. 2 Bijvoorbeeld: Er kan worden berekend dat door stikstofdepositie een kwaliteitsafname plaatsvindt van 1% in een hiervoor gevoelig habitattype met een oppervlakte van 100 ha. Afhankelijk van de instandhoudingsdoelstellingen is dit meestal niet significant. Als in hetzelfde gebied door een ander initiatief tevens 1% grondwaterdaling plaatsvindt is het resultaat niet 1 + 1=2%. De optelsom wordt dan bepaald door de zekerheid dat de effecten zullen optreden en de precieze instandhoudingsdoelstellingen. Omdat vaak niet zeker is wat de gevolgen zijn moet worden aangenomen dan het effect meer dan 2% is.

109 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Buitenring Parkstad Limburg en de aanvulling daarop Om de verkeersstructuur van Parkstad Limburg te verbeteren willen de Provincie Limburg, de regio Parkstad Limburg, de daarin betrokken gemeenten en de gemeente Nuth een Buitenring aanleggen. Voor besluitvorming hierover is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. De Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) heeft beoordeeld of in het MER voldoende informatie staat om een tracé te kiezen. Op een aantal aspecten was nadere informatie nodig of wenselijk. Daarom is een aanvulling op het MER opgesteld. Volgens de Commissie is op basis van het MER en de aanvulling samen voldoende milieu-informatie beschikbaar om het milieu te kunnen meewegen in een keuze voor het tracé. Om het tracé vervolgens juridisch vast te leggen in een inpassingsplan is op een aantal punten nog informatie nodig. ISBN:

110 Bijlage 4 Officiële bekendmakingen

111

112 KENNISGEVING Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258n, bestuurlijk standpunt Voorkeurstracé Buitenring en concept-omgevingsvisie Buitenring Met ingang van 4 juni 2008 tot en met 15 juli 2008 ligt de Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258n" inzage. Het milieueffectrapport (MER) doorloopt een volgens de Wet milieubeheer voorgeschreven procedure. In dit stadium kan een ieder zienswijzen indienen over het MER. Gelijktijdig liggen het bestuurlijk standpunt ten aanzien van het Voorkeurstracé voor de Buitenring en de concept-omgevingsvisie Buitenring ter inzage. Hierop is nog geen formele procedure van toepassing, maar u kunt toch uw reactie op het Voorkeurstracé en de concept-omgevingsvisie kenbaar maken. Achtergrond De Buitenring Parkstad Limburg (hierna: Buitenring) beslaat de regionaal verbindende wegen N298, N299 en N300 en is één van de ontbrekende onderdelen in het regionaal verbindend wegennet. Met de aanleg van de weg verbetert de verkeersstructuur en dus de leefbaarheid in en de bereikbaarheid van Parkstad. De Buitenring biedt verder kansen voor economische en recreatieve ontwikkelingen in het gebied. In het POL2006 is een zoekgebied voor een tracé opgenomen. Binnen het zoekgebied zijn verschillende alternatieven ontwikkeld voor een mogelijk tracé, waarvan de effecten zijn onderzocht in de Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258n. De Tracénota/MER Voor de aanleg van de Buitenring moet volgens het Besluit m.e.r een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt. In een MER worden de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu zichtbaar gemaakt, evenals van de toekomstige situatie zonder aanleg van de Buitenring, zodat het milieubelang volwaardig kan worden meegewogen in de besluitvorming. Naast het MER is een tracéstudie uitgevoerd, waarin allerlei andere niet milieugerelateerde aspecten van de alternatieven zijn onderzocht, zoals wonen, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, bedrijvigheid en recreatie (tracénota-gedeelte). De Tracénota/MER-UVS betreft een Nederlands deel (aanleg Buitenring en aansluiting met B258n) en een Duits deel (aanleg B258n). Gelet op de onderlinge afhankelijkheid en de grensoverschrijdende milieueffecten is gekozen voor een gezamelijke Tracénota/m.e.r-studie en Umweltverträglichkeitsstudie (UVS) voor de Buitenring en de B258n. Op dit moment staat alleen het Nederlandse deel open voor discussie. Het Voorkeurstracé Op basis van de TN/MER-UVS en aspecten als het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak en de kosten, is een voorkeurstracé naar voren gekomen. Het is de bedoeling om dit tracé ruimtelijk te vertalen in een Provinciaal inpassingsplan, oftewel een bestemmingsplan op provinciaal niveau. Op grond van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening, die op 1 juli 2008 in werking treedt, zijn Provinciale Staten bevoegd een dergelijk plan vast te stellen. Omdat de voorbereidingen hiervoor nog enige tijd in beslag nemen, is het voorkeurstracé en de onderbouwing daarvan in de vorm van een bestuurlijk standpunt vastgelegd. Vooruitlopend op het Provinciaal Inpassingsplan, waarbij formeel ook de TN/MER hoort, wordt de mogelijkheid geboden om te reageren op de TN/MER en het bestuurlijk standpunt Voorkeurstracé. De zienswijzen /reacties worden later betrokken bij het opstellen van het inpassingsplan.

113 - Buitenring aktueel - Laat weten wat u ervan vindt UW MENING TELT! Tracénota/MER-UVS is klaar! U kunt m nu inzien Het onderzoek naar de milieu-effecten van de geplande Buitenring Parkstad Limburg is afgerond. De resultaten zijn zojuist gepubliceerd in het Tracénota/Milieu Effect Rapport-UVS. De complete rapportage ligt nu voor iedereen ter inzage. Inzien kan vanaf woensdag 4 juni tot en met dinsdag 15 juli Waar kunt u het Tracénota/MER-UVS bekijken? Op de gemeentehuizen van Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken en Schinnen. Inzien kan ook in de bibliotheek van het Gouvernement, Limburglaan 10 in Maastricht. Hier bent u tijdens kantooruren welkom. Wilt u liever thuis op uw gemak de stukken inkijken, op uw computerscherm? Ga dan naar Ook zicht op Voorkeurstracé In het Tracénota/MER-UVS zijn voor alle tracé-alternatieven van de Buitenring de gevolgen voor het milieu in kaart gebracht. Afsluitend wordt het Meest Milieuvriendelijke Alternatief aangegeven. Op basis van dit alternatief hebben Gedeputeerde Staten van Limburg een standpunt ingenomen over de route die de Buitenring straks bij voorkeur zou moeten volgen. Dit zogeheten Voorkeurstracé is vastgelegd in een officieel document dat eveneens in de periode van 4 juni tot en met 15 juli voor u ter inzage ligt. en het inpassen in de omgeving U kunt nóg een publicatie inzien, namelijk de Concept-Omgevingsvisie Buitenring. Hierin hebben de Provincie Limburg en de regio Parkstad Limburg alvast de globale uitgangspunten geformuleerd voor hoe de Buitenring het best kan worden ingepast in de omgeving en het landschap. Inzien kan op de bovengenoemde locaties. Kom naar de INFORMATIEMARKTEN BUITENRING In juni worden vier informatiemarkten gehouden waar u uitgebreide informatie kunt krijgen over Tracénota/MER-UVS, het Voorkeurstracé en de Concept-Omgevingsvisie Buitenring. Noteer de data alvast in uw agenda: Woensdag 18 juni 2008 in Brunssum, De Brikke Oave, Lindeplein 5a Donderdag 19 juni 2008 in Vaesrade, Basisschool St. Servatius, Op de vijf Bunder 3, van uur tot uur Vrijdag 20 juni 2008 in Landgraaf, De Brandpoort, Hoogstraat 191 Maandag 23 juni 2008 in Hoensbroek, Kasteel Hoensbroek, Klinkertstraat 118 Dinsdag 24 juni 2008 in Kerkrade, Industrion, Museumplein 2 U bent op deze dagen van harte welkom tussen en uur. (uitgezonderd op donderdag 19 juni; dan kunt u terecht tot uur) Provincie en Parkstad Limburg stellen het op prijs als u uw mening geeft over Tracénota/MER-UVS, het standpunt inzake het Voorkeurstracé en het concept-document Omgevingsvisie Buitenring. Uw opvatting doet er toe! Zet bij voorkeur uw reactie op papier en stuur de brief naar: Gedeputeerde Staten van Limburg Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling t.a.v. mr. L.H.M. Vorstermans Postbus MA Maastricht Geef in uw brief a.u.b. duidelijk aan op welk document u reageert. Wilt u toch liever mondeling reageren? Bel dan op werkdagen tussen en uur naar (mevrouw. H. Limpens) of - bij geen gehoor - naar (mr. L. Vorstermans). Niet vergeten: reageren kan alleen vanaf 4 juni tot en met 15 juli Handige brochures maken u wegwijs Vers van de pers zijn twee brochures verschenen rond het project Buitenring. De ene is een samenvatting van Tracénota/MER-UVS, de andere geeft een beknopte beschrijving van het standpunt van Gedeputeerde Staten over het Voorkeurstracé. Daarnaast zijn binnenkort drie themafolders beschikbaar, namelijk De Buitenring en de natuur, De Buitenring en lucht & geluid, en De Buitenring en grondaankoop. Alle brochures en folders liggen voor u klaar tijdens de informatiemarkten in juni Desgewenst kunt u ze nu al downloaden via Aanvragen is ook mogelijk: bel Meer info? Surf naar Alles wat u maar wilt weten over de Buitenring, vindt u digitaal op De website heeft zojuist een geheel nieuw jasje gekregen en bevat allerhande actuele informatie. Ook kunt u interactief de route van de Buitenring volgen, inclusief alle tracé-alternatieven. Tip: voeg toe aan uw browserlijst met favoriete websites. Want u ziet er altijd het laatste nieuws en de informatie wordt voortdurend aangevuld en ververst.

Nieuwsbrief. Bodemonderzoeken van start. Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan. Onderzoek naar ecologische verbinding heidegebieden

Nieuwsbrief. Bodemonderzoeken van start. Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan. Onderzoek naar ecologische verbinding heidegebieden BUITENRING Nieuwsbrief Bodemonderzoeken van start Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan Onderzoek naar ecologische verbinding heidegebieden Voorkeurstracé verder verbeterd nieuwsbrief maart 2009 Voorbereidende

Nadere informatie

Samenvatting Startnotitie Tracénota/MER aansluiting Nuth. Een nieuwe aansluiting van de Buitenring Parkstad Limburg op de A76 ter hoogte van Nuth

Samenvatting Startnotitie Tracénota/MER aansluiting Nuth. Een nieuwe aansluiting van de Buitenring Parkstad Limburg op de A76 ter hoogte van Nuth Samenvatting Startnotitie Tracénota/MER aansluiting Nuth Een nieuwe aansluiting van de Buitenring Parkstad Limburg op de A76 ter hoogte van Nuth Nuth Schinnen Vaesrade Hoensbroek A76 A76 N298 N298 Nuth

Nadere informatie

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op PROVINCIALE COMMISSIE OMGEVINGSVRAAGSTUKKEN LIMBURG MEMO ADVIESSTUK: Structuurvisie Randweg N266 Nederweert 1. Onderwerp / plan Structuurvisie Randweg N266 Nederweert inclusief onderliggende stukken (Plan-

Nadere informatie

Samenvatting van de zienswijzen

Samenvatting van de zienswijzen Samenvatting van de zienswijzen Trajectnota/milieueffectrapport (TN/MER) van de planstudie Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem - Nijmegen Van 16 augustus tot en met 26

Nadere informatie

8.6. Buitenring Parkstad Limburg

8.6. Buitenring Parkstad Limburg 8.6. Buitenring Parkstad Limburg Onderdeel van Programma Programma 2 Fysiek beleid en mobiliteit, programmalijn 2.4 Bereikbaarheid en mobiliteit. Relatie met andere programmalijnen Programmalijn 2.3: Ruimtelijke

Nadere informatie

De Buitenring en het Voorkeurstracé

De Buitenring en het Voorkeurstracé De Buitenring en het Voorkeurstracé Welke route zal de Buitenring Parkstad Limburg straks gaan volgen? De Startnotitie uit 2006 presenteerde verschillende oplossingen om de weg aan te leggen. Deze alternatieven

Nadere informatie

Petitie voor Provinciale Staten Overijssel inzake N340 Zwolle - Ommen

Petitie voor Provinciale Staten Overijssel inzake N340 Zwolle - Ommen Petitie voor Provinciale Staten Overijssel inzake N340 Zwolle - Ommen De onderhavige petitie wordt u aangeboden door een overgrote meerderheid van de bedrijven, organisaties en inwoners die direct betrokken

Nadere informatie

N346 Schakel Achterhoek A1 Rondweg Lochem

N346 Schakel Achterhoek A1 Rondweg Lochem N346 Schakel Achterhoek A1 Rondweg Lochem Vraag en antwoord Algemeen 1. Waarom wordt deze Schakel Achterhoek - A1 aangelegd? De gemeente Lochem en de provincie hebben besloten een rondweg aan te leggen

Nadere informatie

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie Inhoud Deel I Achtergronden... 3 Waarom deze m.e.r.-studie?... 3 Wat zijn de knelpunten op de Sloeweg?... 3 Welke stappen zijn

Nadere informatie

Informatiemarkt Buitenring. Buitenring Parkstad Limburg Investering loont! nieuwsbrief juli 2010

Informatiemarkt Buitenring. Buitenring Parkstad Limburg Investering loont! nieuwsbrief juli 2010 BUITENRING Informatiemarkt Buitenring Buitenring Parkstad Limburg Investering loont! nieuwsbrief juli 2010 Informatiemarkt Buitenring 2 en 3 juli 2010 Hoe gaat het er bij mij uitzien? De informatiemarkt

Nadere informatie

Noordelijke randweg Zevenbergen

Noordelijke randweg Zevenbergen Noordelijke randweg Zevenbergen Informerende raadsvergadering, 22 augustus 2012 Noordelijke randweg Zevenbergen Informerende raadsvergadering Concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau Marleen Zantingh

Nadere informatie

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 15 mei 2017 / projectnummer: 2732 1. Toetsingsadvies Inleiding De gemeente Moerdijk

Nadere informatie

November Concept van (ontwerp-) Provinciaal Inpassingsplan gereed!

November Concept van (ontwerp-) Provinciaal Inpassingsplan gereed! November 2017 Dagelijks ervaart het verkeer problemen met de doorstroming op de N629 tussen Oosterhout en Dongen. Ook de leefbaarheid en veiligheid op en rond de N629 en Westerlaan vragen aandacht. De

Nadere informatie

248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie

248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie PIP Buitenring Parkstad Limburg Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie nummer 248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie datum 21 juni 2012 versie definitief

Nadere informatie

Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a

Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a Gemeente Horst aan de Maas Datum: 26 januari 2015 ACHTERGROND Beoogde ontwikkeling Op het bedrijventerrein TradePortWest zijn verschillende bedrijven

Nadere informatie

Wegcategorising HHSK

Wegcategorising HHSK Wegcategorising HHSK NOTA VAN BEANTWOORDING (d.d. 30 mei ) Zienswijzen die naar voren zijn gebracht bij de ter inzage legging van het ontwerprapport Wegcategorisering HHSK (versie 2.1, d.d. 18 januari

Nadere informatie

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. 1. Nota van antwoord Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. Daarnaast zijn enkele petities/handtekeningenacties gevoerd: Petitie Voordorp 975 handtekeningen Petitie NMU meer dan 19.000

Nadere informatie

N266, Randweg Nederweert

N266, Randweg Nederweert N266, Randweg Nederweert Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 21 oktober 2014 / rapportnummer 2718 74 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Limburg wil samen met onder meer

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten kiezen voor voorkeursalternatief Bundeling Noord

Gedeputeerde Staten kiezen voor voorkeursalternatief Bundeling Noord Juli 2016 Dagelijks ervaart het verkeer problemen met de doorstroming op de N629 tussen Oosterhout en Dongen. Ook de leefbaarheid en veiligheid op en rond de N629 en Westerlaan vragen aandacht. De provincie

Nadere informatie

Welkom. Hartelijk welkom. Inloopbijeenkomst start bouwwerkzaamheden Wegdeel ten noorden van Heerlen en Brunssum. Waarover krijgt u informatie?

Welkom. Hartelijk welkom. Inloopbijeenkomst start bouwwerkzaamheden Wegdeel ten noorden van Heerlen en Brunssum. Waarover krijgt u informatie? Welkom Inloopbijeenkomst start bouwwerkzaamheden Wegdeel ten noorden van Heerlen en Brunssum Hartelijk welkom Waarover krijgt u informatie? Wegontwerp Buitenring Welke werkzaamheden Planning Schinveld

Nadere informatie

Notitie Hoe verhoudt de Gebiedsvisie A15-A12 zich tot de afspraken in de bestuursovereenkomst

Notitie Hoe verhoudt de Gebiedsvisie A15-A12 zich tot de afspraken in de bestuursovereenkomst Projectbureau ViA15 Datum: 22 oktober 2008 Notitie Hoe verhoudt de Gebiedsvisie A15-A12 zich tot de afspraken in de bestuursovereenkomst Op 28 augustus 2008 heeft projectbureau ViA15 formeel de met erratum

Nadere informatie

: Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012

: Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012 Aan de gemeenteraad Zaaknummer : 2012-23744 Programma : Wonen en ruimte Onderwerp : Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012 Katwijk, 18 december 2012 Inleiding Bestemmingsplan

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Samenvatting MER Aanpassing Marathonweg

Samenvatting MER Aanpassing Marathonweg Samenvatting MER Aanpassing Marathonweg Achtergrond De Marathonweg in Vlaardingen vormt de verbinding tussen de A20, afslag 8 Vlaardingen West, en de zuidkant van Vlaardingen (industriegebied Rivierzone)

Nadere informatie

gemeente BrjnSSIPITI

gemeente BrjnSSIPITI gemeente BrjnSSIPITI Oplegnotitie Voornemen van de Provincie tot vaststelling van een provinciaal inpassingsplan Buitenring "Optimalisatie Kranenpool Brunssum". Registratiekenmerk 589496 Gemeenteblad nr.

Nadere informatie

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Recreatieve Poort 2015" Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Goirle van 9 juni 2015 Mij bekend, De griffier Gemeente Goirle Afdeling Ontwikkeling

Nadere informatie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen Startnotitie Het probleem Er is een bereikbaarheidsprobleem in de regio Arnhem Nijmegen na 2020. Het Rijk, de provincie en

Nadere informatie

FRYSLÂN FOAR DE WYN. Plan van aanpak. Finale versie, 14 november 2013

FRYSLÂN FOAR DE WYN. Plan van aanpak. Finale versie, 14 november 2013 FRYSLÂN FOAR DE WYN Plan van aanpak Finale versie, 14 november 2013 Albert Koers, Comité Hou Friesland Mooi Hans van der Werf, Friese Milieu Federatie Johannes Houtsma, Platform Duurzaam Friesland FRYSLÂN

Nadere informatie

Havenkwartier Zeewolde

Havenkwartier Zeewolde Havenkwartier Zeewolde Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 september 2011 / rapportnummer 2459 60 Oordeel over het MER Voor de aanleg van de woonwijk Polderwijk te Zeewolde is in 2003 de procedure

Nadere informatie

Reactienota zienswijzen. Ontwerp Bestemmingsplan Ammerzoden Noord mei 2017

Reactienota zienswijzen. Ontwerp Bestemmingsplan Ammerzoden Noord mei 2017 Reactienota zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Ammerzoden Noord 2016 11 mei 2017 1. INLEIDING Voor het gebied Ammerzoden Noord, 2 e fase is een woningbouwplan in voorbereiding. In het woningbouwplan worden

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ministerie van Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag

Nadere informatie

Ambtelijk advies. 1. Baardwijkse overlaat

Ambtelijk advies. 1. Baardwijkse overlaat Ambtelijk advies 1. Baardwijkse overlaat Voor de Baardwijkse overlaat is het ambtelijk advies aan de Stuurgroep GOL om variant A (voorkeursvariant NRD) en variant C (nr. 369) beide mee te nemen in de MER.

Nadere informatie

Ontwikkelas Weert Roermond Studie N280-West. Toelichting effectenstudies Informatiebijeenkomst 12 januari 2011

Ontwikkelas Weert Roermond Studie N280-West. Toelichting effectenstudies Informatiebijeenkomst 12 januari 2011 Ontwikkelas Weert Roermond Studie N280-West Toelichting effectenstudies Informatiebijeenkomst 12 januari 2011 1 Effectenstudies Doelstellingen regiovisie ontwikkelas N280: Doorstromingsproblemen Leefbaarheids-

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Aan de raad AGENDAPUNT NR. 8.4 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART 2013 Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Voorstel: 1. De Kroon conform het onteigeningsplan en de conceptbrief verzoeken om ten name

Nadere informatie

Aanleg aansluiting A27-N629 eind 2017

Aanleg aansluiting A27-N629 eind 2017 December 2016 Dagelijks ervaart het verkeer problemen met de doorstroming op de N629 tussen Oosterhout en Dongen. Ook de leefbaarheid en veiligheid op en rond de N629 en Westerlaan vragen aandacht. De

Nadere informatie

A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 23 april 2008 / rapportnummer 1732-86 1. OORDEEL OVER HET MER Het MER is opgesteld voor de besluitvorming over een nieuwe

Nadere informatie

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 september 2014 / rapportnummer 2820 43 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) De provincies

Nadere informatie

Meedenken over de Buitenring

Meedenken over de Buitenring BUITENRING Meedenken over de Buitenring Provincie faire koper KvK: bereikbaarheid cruciaal nummer 3 - december 2008 VOORWOORD Een belangrijke stap De afgelopen maanden hebben we weer een belangrijke stap

Nadere informatie

Geacht College, Gemeente Roermond College B&W Postbus AX Roermond

Geacht College, Gemeente Roermond College B&W Postbus AX Roermond Gemeente Roermond College B&W Postbus 900 6040 AX Roermond Roermond: 22 oktober 2009 Betreft: Zienswijze Ontwerpbesluit projectbesluit Aansluiting het Veen (OGK N280-Oost) Van: Toine Wuts Kenmerk: 09.199

Nadere informatie

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Raad op dd maand jjjj) 1 Raad op dd maand jjjj) 2 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDING...

Nadere informatie

Herinrichting Neherkade Den Haag

Herinrichting Neherkade Den Haag Herinrichting Neherkade Den Haag Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 24 mei 2013 / rapportnummer 2486 66 1. Oordeel over het milieueffectrapport MER De gemeente Den Haag heeft het voornemen de

Nadere informatie

GEWIJZIGD. Gelet op: Artikel 2.2 van de Wro en artikel 5 van de Planwet Verkeer en Vervoer;

GEWIJZIGD. Gelet op: Artikel 2.2 van de Wro en artikel 5 van de Planwet Verkeer en Vervoer; GEWIJZIGD Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten Vergadering Juli 2014 Nummer 6721 Onderwerp Visie ruimte en mobiliteit 2014 1 Ontwerpbesluit Provinciale Staten van Zuid-Holland, Gelet

Nadere informatie

LEESWIJZER t.b.v. de Aanvullende Richtlijnen Ring Utrecht A27/A12 mei 2011

LEESWIJZER t.b.v. de Aanvullende Richtlijnen Ring Utrecht A27/A12 mei 2011 LEESWIJZER t.b.v. de Aanvullende Richtlijnen Ring Utrecht A27/A12 mei 2011 Voorafgaand Opbouw van dit document Deze leeswijzer hoort bij de Aanvullende Richtlijnen Ring Utrecht / onderdeel A27/A12 (vastgesteld

Nadere informatie

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? In 2013 is de planstudie voor het project Duinpolderweg gestart. Na een tussenstap in 2015 en 2016 hebben de provincies Noord- en Zuid-Holland onlangs besloten

Nadere informatie

Tracéstudie A2 Ladonk Kapelweg (TALK) 8 september 2011

Tracéstudie A2 Ladonk Kapelweg (TALK) 8 september 2011 Tracéstudie A2 Ladonk Kapelweg (TALK) 8 september 2011 Programma opening en welkom door wethouder Van der Zanden toelichting door projectleider van Duren pauze en gelegenheid voor vragen beantwoording

Nadere informatie

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om: STATENBRIEF Onderwerp: Statenbrief vaststelling inpassingsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen Doel van deze brief: Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om: Te besluiten

Nadere informatie

EEN NIEUWE HOOFDSTRUCTUUR VOOR VERVOER VAN GOEDEREN PER SPOOR IN ONZE STAD EN REGIO. Vervoer gevaarlijke stoffen buiten de woonwijken om

EEN NIEUWE HOOFDSTRUCTUUR VOOR VERVOER VAN GOEDEREN PER SPOOR IN ONZE STAD EN REGIO. Vervoer gevaarlijke stoffen buiten de woonwijken om EEN NIEUWE HOOFDSTRUCTUUR VOOR VERVOER VAN GOEDEREN PER SPOOR IN ONZE STAD EN REGIO Vervoer gevaarlijke stoffen buiten de woonwijken om Inleiding Ontwikkelingen binnen Sittard-Geleen Ministerie van Verkeer

Nadere informatie

Gemeente Boxmeer. Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Op den Bosch 3, Maashees". Nummer: de Raad van de gemeente Boxmeer

Gemeente Boxmeer. Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Op den Bosch 3, Maashees. Nummer: de Raad van de gemeente Boxmeer Gemeente Boxmeer Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Op den Bosch 3, Maashees". Nummer: AAN de Raad van de gemeente Boxmeer Boxmeer, 29 mei 2007 Aanleiding Op het perceel Op den

Nadere informatie

Samenvatting Tracénota/Milieu Effect Rapport-UVS. Buitenring Parkstad Limburg en B258n

Samenvatting Tracénota/Milieu Effect Rapport-UVS. Buitenring Parkstad Limburg en B258n Uw mening telt! Lees in deze brochure hoe u kunt reageren. Uw mening is welkom tussen 4 juni en 15 juli 2008. Samenvatting Tracénota/Milieu Effect Rapport-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258n De Buitenring

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Ontvangen zienswijzen en beantwoording zienswijzen op

Nota van Beantwoording Ontvangen zienswijzen en beantwoording zienswijzen op Nota van Beantwoording Ontvangen zienswijzen en beantwoording zienswijzen op Omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan Aalsmeer-Dorp 2005, Helling 49 (uitgebreide procedure) en een besluit

Nadere informatie

Betreft: Zienswijze op Startdocument planmer Windenergielocatie No. 45 A12, De Balij

Betreft: Zienswijze op Startdocument planmer Windenergielocatie No. 45 A12, De Balij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, t.a.v. mw. H. Maagdenberg afdeling Ruimte, Wonen en Bodem, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. windenergie@pzh.nl Betreft: Zienswijze op Startdocument planmer Windenergielocatie

Nadere informatie

Nota van zienswijzen N266. Citaten uit de reacties

Nota van zienswijzen N266. Citaten uit de reacties Nota van zienswijzen N266 Citaten uit de reacties Scope van het project De Hulsenweg ligt buiten de scope van het project. Een eventuele wenselijke aanpassing van dit kruispunt wordt geraamd en bij de

Nadere informatie

Statenvoorstel nr. PS/2015/867

Statenvoorstel nr. PS/2015/867 Gebruik van de diepe ondergrond Datum GS-kenmerk Inlichtingen bij 17.11.2015 2015/0361062 mw. ME. Sicco Smit, telefoon 038 4997838 e-mail me.siccosmit@overijssel.nl hr. F. Stam, telefoon 038 4997853 e-mail:

Nadere informatie

Verdubbeling N33. Zuidbroek Appingedam

Verdubbeling N33. Zuidbroek Appingedam Verdubbeling N33 Zuidbroek Appingedam De provincie Groningen en de regio hebben zich gezamenlijk ingezet voor de verdubbeling van de rijksweg N33 tussen Zuidbroek en Appingedam. Dit moet een stimulans

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010. Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010. Oostelijke randweg; afronding mer-procedure Aan de raad AGENDAPUNT 3 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010 Oostelijke randweg; afronding mer-procedure Voorstel: 1. Het toetsingsadvies van de Commissie voor de mer over het milieueffectrapport (mer) oostelijke

Nadere informatie

Het waterschap Fryslân verzoekt ons het eerder gegeven wateradvies te verwerken in de waterparagraaf. Dat is gedaan.

Het waterschap Fryslân verzoekt ons het eerder gegeven wateradvies te verwerken in de waterparagraaf. Dat is gedaan. Door bewoners van een woning nabij de geplande rotonde is een aantal bezwaren aangedragen die kort en zakelijk samengevat, zie bijlage I betrekking hebben op de volgende punten: noodzaak, planning en veiligheid

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 11 april 2016 / projectnummer: 3109 1. Oordeel over het Milieueffectrapport De gemeente Simpelveld heeft

Nadere informatie

Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder

Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder 3 Wabo) Nuenen, 23 april 2014 corsanummer: 2014.07858

Nadere informatie

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ontwerpbestemmingsplan Heliushaven

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ontwerpbestemmingsplan Heliushaven NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ontwerpbestemmingsplan Heliushaven INLEIDING In 2011 is het voorontwerp bestemmingsplan Heliushaven opgesteld en heeft het wettelijk vooroverleg plaatsgevonden, zoals

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

Nota van Beantwoording en Wijziging

Nota van Beantwoording en Wijziging Nota van Beantwoording en Wijziging Partiële wijziging Programma ruimte inzake stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare Gedeputeerde Staten, 17 mei 2016 1 1. Inleiding Deze Nota van Beantwoording

Nadere informatie

Kerkrade. Nota van toelichting

Kerkrade. Nota van toelichting Kerkrade Nota van toelichting Nummer.: 4Tİ03 Behorend bij ontwerpbesluit nummer: Kerkrade, 9 februari 2 0 4 4Rb03 Onderwerp W e g v a k 4 van de Buitenring. Beslispunten. In te stemmen met de verzoeken

Nadere informatie

Verlengde Spoorlaan Drunen

Verlengde Spoorlaan Drunen Verlengde Spoorlaan Drunen Verlengde Spoorlaan Drunen Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Vrijgegeven voor NRD GOL is een samenwerking tussen provincie Noord-Brabant, de gemeenten Heusden, Waalwijk

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 november 2013 / rapportnummer 2844 24 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Kampen wil

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 561 Tracé A4 Delft Schiedam Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg

Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg Supplement 1 - Bijlagen Afdeling Infra-Projecten, Provincie Limburg Maastricht, 10 maart 2005 Inhoudsopgave Bijlage 1 5 Bijlage 2 7 Bijlage 3 9 Bijlage 4 11 Bijlage

Nadere informatie

abcdefgh Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG Geachte voorzitter,

abcdefgh Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG Geachte voorzitter, abcdefgh Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Contactpersoon Datum 29 juni 2006 Ons kenmerk DGP/WV/U.06.01313 Onderwerp Trechteringsbesluit 1 e fase MER

Nadere informatie

Overzicht reacties externe partijen op strategische MER Hoevelaken en hoe hier mee om te gaan

Overzicht reacties externe partijen op strategische MER Hoevelaken en hoe hier mee om te gaan Overzicht reacties externe partijen op strategische MER Hoevelaken en hoe hier mee om te gaan Het eindconcept MER is gepresenteerd tijdens diverse raadscommissies van de betrokken gemeente en tijdens informatieavonden

Nadere informatie

NOTA ZIENSWIJZE(N) BESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST

NOTA ZIENSWIJZE(N) BESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST NOTA ZIENSWIJZE(N) BESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST REACTIENOTA ZIENSWIJZE(N) ONTWERPBESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST 1. INLEIDING 2. SAMENVATTING ZIENSWIJZEN + REACTIE 3. VOORSTEL 4. AMBTSHALVE WIJZIGINGEN

Nadere informatie

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam.

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Inleiding Het ontwerp wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam en het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden geluid

Nadere informatie

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel Statenvoorstel Vergaderdatum GS: 13 juni 2017 Portefeuillehouder: Bom - Lemstra, AW Uiterlijke beslistermijn: n.v.t. Behandeld ambtenaar : mw L.G.J van Westbroek E-mailadres: lgj.van.westbroek@pzh.nl Telefoonnummer:

Nadere informatie

SAMENVATTING VISIE BEWONERSGROEP TONSELSE VELD ONTWERP BESTEMMINGSPLAN TONSELSE VELD 2014 GEMEENTE ERMELO

SAMENVATTING VISIE BEWONERSGROEP TONSELSE VELD ONTWERP BESTEMMINGSPLAN TONSELSE VELD 2014 GEMEENTE ERMELO SAMENVATTING VISIE BEWONERSGROEP TONSELSE VELD ONTWERP BESTEMMINGSPLAN TONSELSE VELD 2014 GEMEENTE ERMELO 20 oktober 2015 SAMENVATTING 1 WAAROM DE BEWONERSGROEP TONSELSE VELD ER IS De Bewonersgroep Tonselse

Nadere informatie

S. Jansen (PVV) (d.d. 5 januari 2012) Nummer Onderwerp Bereikbaarheid Bollenstreek. Aan de leden van Provinciale Staten

S. Jansen (PVV) (d.d. 5 januari 2012) Nummer Onderwerp Bereikbaarheid Bollenstreek. Aan de leden van Provinciale Staten S. Jansen (PVV) (d.d. 5 januari 2012) Nummer 2595 Onderwerp Bereikbaarheid Bollenstreek Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller In het Haarlems Dagblad d.d. 20 december 2011 uitten

Nadere informatie

INLEIDING EN LEESWIJZER

INLEIDING EN LEESWIJZER INHOUD BLZ INLEIDING EN LEESWIJZER De talenten van Oirschot...3 Wat is een structuurvisieplus?...3 Het planproces...5 Opbouw van de structuurvisieplus...7 028-252 gemeente Oirschot StructuurvisiePlus "Inleiding

Nadere informatie

MASTERPLAN WAGENWERKPLAATS

MASTERPLAN WAGENWERKPLAATS MASTERPLAN WAGENWERKPLAATS Verslag bijeenkomst 19 december 2016 2 Verslag bijeenkomst 19 december 2016 Impressie bijeenkomst De gemeente Amersfoort heeft afgelopen zomer, zoals aangegeven, het Masterplan

Nadere informatie

Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied

Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied revisie 02 7 april 2010 Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane:

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64 Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 64 Haarlem, 17 augustus 2004 Onderwerp: Agenda Provinciaal Waterplan Bijlagen: - ontwerpbesluit - procesplanning provinciaal waterplan - op weg naar een

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten. Burgemeester en Wethouders van Teylingen Postbus ZJ Voorhout

Gedeputeerde Staten. Burgemeester en Wethouders van Teylingen Postbus ZJ Voorhout Gedeputeerde Staten Contact mr. E. Sprietsma T 070-441 62 47 e.sprietsma@pzh.nl Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Burgemeester en Wethouders van

Nadere informatie

VVP 2005 VVP 2005 VVP 2005. De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort

VVP 2005 VVP 2005 VVP 2005. De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort 4 4 De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort Bereikbaar en bewegen Voorwoord van H. Brink, Wethouder verkeer gemeente Amersfoort Hoe houden we Amersfoort bereikbaar

Nadere informatie

Ontsluiting Houten. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 18 mei 2011 / rapportnummer

Ontsluiting Houten. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 18 mei 2011 / rapportnummer Ontsluiting Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 mei 2011 / rapportnummer 2475 80 Oordeel over het MER Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht wil een nieuwe ontsluiting

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde

de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde De Kortsluitroute Een onderdeel van het project Betuweroute is het aanleggen van de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Raads informatiebrief (Sociaal-Economische pijler)

gemeente Eindhoven Raads informatiebrief (Sociaal-Economische pijler) gemeente Eindhoven Raadsnummer os.r6oz.oox inboeknummer oapoo4x4a Ciassificatienummer x.jazz Dossiernummer a4a.6os x4 oktober soos Raads informatiebrief (Sociaal-Economische pijler) Betreft vaststellen

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten verzoeken Provinciale Staten om: - de inhoud van deze brief voor kennisgeving aan te nemen (informatieplicht)

Gedeputeerde Staten verzoeken Provinciale Staten om: - de inhoud van deze brief voor kennisgeving aan te nemen (informatieplicht) Statenbrief Onderwerp Eerbeek-Loenen 2030: Vervolgaanpak N786, Zienswijzennota Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Inlichtingen Irma Bijker 026 359 86 92 post@gelderland.nl 1 van 5 Portefeuillehouder

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

en waarom met de aanleg van de N207-Zuid het tegendeel wordt bereikt

en waarom met de aanleg van de N207-Zuid het tegendeel wordt bereikt EEN BETERE BEREIKBAARHEID EN LEEFBAARHEID VOOR DE REGIO WADDINXVEEN / BOSKOOP / HAZERSWOUDE en waarom met de aanleg van de N207-Zuid het tegendeel wordt bereikt (Aangepaste) presentatie najaarsbijeenkomst

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum : Onderwerp TALK - Variantenstudie Status informerend / besluitvormend Voorstel 1. de variantenstudie Tracéstudie A2 Ladonk Kapelweg (TALK), quick scan alternatieven vast te stellen; 2. de meest kansrijke

Nadere informatie

MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda

MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda Tussenresultaten Inhoud Waar staan we nu, vervolgstappen en planning? NRD januari 2018 en zienswijzen Drie alternatieven A20 Resultaten van het onderzoek:

Nadere informatie

Nieuwsbrief Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Geldermalsen en omgeving

Nieuwsbrief Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Geldermalsen en omgeving pagina 1 van 6 december 2015 Nieuwsbrief Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Geldermalsen en omgeving Dit is de nieuwsbrief PHS Geldermalsen. In deze nieuwsbrief informeren wij u over de verdere uitwerking

Nadere informatie

gebiedsontsluiting yerseke en kruiningen

gebiedsontsluiting yerseke en kruiningen gebiedsontsluiting yerseke en kruiningen STEDENBOUWKUNDIGE ONDERBOUWING 6 november 2017 SPACEVALUE ADVIES EN ONTWERP IN GEBIEDSONTWIKKELING 2 GEBIEDSONTSLUITING YERSEKE EN KRUININGEN stedenbouwkundige

Nadere informatie

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas provincie :: Utrecht Plan van aanpak Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas In samenwerking tussen Veenendaal: 23 oktober 2017 Versie: 0.1 Opgesteld door: Maurice Kassing Gemeente

Nadere informatie

Verslag op hoofdlijnen bijeenkomst nieuwe bouwlocaties d.d. 19 juni 2019

Verslag op hoofdlijnen bijeenkomst nieuwe bouwlocaties d.d. 19 juni 2019 Verslag op hoofdlijnen bijeenkomst nieuwe bouwlocaties d.d. 19 juni 2019 Etten-Leur onderzoekt mogelijke locaties voor de bouw van nieuwe woningen en de aanleg van bedrijventerrein buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

ADVIES ONTWERP PIP N629 OOSTERHOUT-DONGEN

ADVIES ONTWERP PIP N629 OOSTERHOUT-DONGEN ADVIES ONTWERP PIP N629 OOSTERHOUT-DONGEN 17 mei 2018 Uitgebracht aan: het College van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant Mevrouw N. Wester, programmamanager milieu en gezondheid van Provincie Noord-Brabant

Nadere informatie

Herinrichting N257 Steenbergen

Herinrichting N257 Steenbergen Herinrichting N257 Steenbergen Raadscommissie: Toelichting herinrichtingsvoorstel Agenda Aanleiding Uitgangspunten N257 Aandachtspunten bewoners Toelichting uitgewerkte variant Vervolgproces Vragen Aanleiding

Nadere informatie

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking Samenvatting Samenvatting Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd,

Nadere informatie

Informatieavond N februari 2011

Informatieavond N februari 2011 Informatieavond N638 24 februari 211 Programma van vanavond Welkom / inleiding wethouder Jan Suijkerbuijk Terugblik op MER-studie Johannes Hus (Royal Haskoning) Presentatie planstudie Fons van Reisen (Royal

Nadere informatie

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN UITDAM - ZEEDIJK 1

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN UITDAM - ZEEDIJK 1 REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN UITDAM - ZEEDIJK 1 nota zienswijzen bestemmingsplan Uitdam - Zeedijk 1 Code 1112113 / 17-03-15 GEMEENTE WATERLAND 1112113 / 17-03-15 REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN

Nadere informatie

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum Inhoud Waar staan we? Uitwerking alternatieven: wegontwerp Uitwerking alternatieven: smart mobility Onderzoek

Nadere informatie

Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd

Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Inhoud Rapport 2 juli 2013 Projectnummer 275.00.01.11.05 I n h o u d s o p g a v e 1 Z i e n s w i j z e n 5 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies

Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies Achtergrond en aanleiding De N343 Oldenzaal Slagharen gaat door de bebouwde kom van Weerselo en leidt hier tot hinder

Nadere informatie