I N H O U D S O P G A V E

Transcriptie

1 Rev 02

2 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING WERKWIJZE Schema Rackindeling Overzicht NUMMERING... 6

3 1 Inleiding s kunnen op veel verschillende manieren worden weergegeven en dit kan zo simpel en zo uitgebreid als u zelf wilt. In dit document wordt een standaardwerkwijze beschreven op basis van een CPU-module en een digitale uitgangskaart. 2 Werkwijze Voor een duidelijke representatie van de zijn er drie weergaven nodig. De schemaweergave, de kastindeling en het I/O-overzicht. 2.1 Schema Maak een nieuwe pagina van het type Schema meerlijnig. Voeg een -kast in via Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > -kast. Voeg de aansluiting voor de kaartvoeding in via Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > kaartvoeding en I/O-aansluitingen via Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > -aansluiting (DI / DO / AI / AO). Sla deze kaart op als macro door het (inclusief aansluitingen) te selecteren en te kiezen voor Bewerken > Venstermacro maken. Geef een naam, een directory en een variant op en kies OK. Open de eigenschappen van een -kast en ga naar het tabblad Artikel. Vul op de eerste rij een artikelcode naar wens in. 1

4 Selecteer nu de -kast, open het snelmenu en kies Artikel genereren. Er wordt in de artikeldatabank een nieuw artikel aangemaakt met het juiste functiesjabloon. Op het tabblad Montagegegevens dienen de breedte en de hoogte van de -kaart ingegeven te worden. Andere gegevens mogen ingevuld worden, maar dit is niet noodzakelijk. De eerder aangemaakte macro kan ook toegekend worden aan het artikel. Open vervolgens de eigenschappen van de -kast van de CPU-module en geef bij de eigenschap CPU: Naam een naam voor de CPU op. Activeer ook het selectievakje bij CPU. Bij alle kaarten die bij deze CPU horen, dient dezelfde CPU-naam ingevuld te worden. Deze eigenschap is handig bij het identificeren van kaarten. Het selectievakje bij CPU mag hier niet geactiveerd worden! 2

5 2.2 Kastindeling Maak een nieuwe pagina van het type Schakelkastopbouw. Voeg een montageplaat toe via Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > Montageplaat. Open nu de schakelkastopbouw-navigator via Projectgegevens > Apparaten / artikelen > schakelkastopbouw-navigator. Hier staan alle artikelen in het project. Sleep de -artikelen vanuit deze navigator naar de grafische editor en plaats ze op de montageplaat. 3

6 2.3 Aansluitoverzicht Een overzicht van de -kaarten kan automatisch gegenereerd worden. Kies hiervoor Hulpprogramma s > Verwerkingen (documentatie) > Genereren. Klik op het tabblad Verwerkingen op de knop Nieuw Selecteer het -kaartenoverzicht, kies OK en deactiveer de filters en sorteringen. Klik nogmaals op OK, selecteer waar het overzicht moet komen in de projectstructuur en kies OK. 4

7 Er wordt automatisch een overzicht gegenereerd. 5

8 3 Nummering Voor de I/O-aansluitingen zijn alleen de ODC, aansluitcode en steker-odc identificerend (een lege ODC is ook een ODC). Alleen als gegevens uit EPLAN gebruikt worden om software te schrijven dienen de I/O s geadresseerd te worden. Selecteer hiertoe in de pagina-, onderdeel- of -navigator een aantal aansluitingen en kies Hulpprogramma s > > Adresseren In dit venster kan gekozen worden om de digitale en analoge aansluitingen wel of niet te nummeren, en bij welk adres het nummeren dient te beginnen. In het veld Sortering kan ingesteld worden in welke volgorde de aansluitingen genummerd worden. Volgens kaart-odc en plaatsing (grafisch): de -aansluitingen worden per kaart geadresseerd volgens hun grafische volgorde in het schema. Deze optie is alleen zinvol als alle aansluitingen zijn geplaatst. Volgens kaart-odc en kanaalcode: de -aansluitingen worden per kaart geadresseerd volgens de volgorde van de kanaalcodes. Volgens kaart-odc en aansluitcode: de -aansluitingen worden per kaart geadresseerd volgens de volgorde van de aansluitcodes. 6

9 Door op het browseknopje te klikken kan een -specifiek schema ingesteld worden om de aansluitingen te nummeren. Op het tabblad Adressen definieert u de kenmerken en gegevenstypen voor elke in- en uitgang. Verder bepaalt u het signaaltype van de in- en uitgangen. EPLAN zoekt vervolgens in het schema naar gegevens die overeenstemmen met de ingevoerde kenmerken en gegevenstypen, en bouwt de I/O-lijst op zoals u deze hebt gedefinieerd.. Op het tabblad Adresformaten definieert u het formaat van de -adressen. Voor digitale en analoge in- en uitgangen zijn gescheiden adresformaten mogelijk. Op het tabblad Formaat van de I/O-lijst definieert u het formaat van de I/O-lijst. Tenslotte op het tabblad Formaat van het symbolisch adres geeft u de criteria op volgens welke de symbolische adressen automatisch worden gegenereerd. Bovendien kunt u de voortekens die in de codeblokken worden gebruikt in de I/O-lijst door andere tekens vervangen. 7

10 De adresgegevens kunnen via Hulpprogramma s > > Adressen / I/O-lijsten beheerd worden. Kies Extra > I/O-lijst exporteren Om de I/O-lijst te exporteren. Het volgende venster verschijnt. Hier kan een -specifiek schema ingesteld worden voor de export, zodat het resulterende bestand gebruikt kan worden in de -softwareapplicatie. 8