Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel (VWAM) Verantwoording

Transcriptie

1 Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel (VWAM) Verantwoording Colofon Auteur : E. van Rossum Datum : 13 juli 2017 Versie : 3.4 Bestand : _VWAM-Reglement 3.4 Naam Datum Handtekening Verantwoordelijk voor inhoud: E. van Rossum Preventie Deskundige NedTrain Eindverantwoordelijk: M. Miseré Manager QHSE NedTrain Instemming OR G. Valies Voorzitter OR NedTrain Bestuurlijk verantwoordelijk T. Onland Directie Voorzitter NedTrain Pagina 1 / 13

2 Wijzigingsoverzicht Datum Versie Wijziging Hoofdstuk aangepast Algemeen: Rode vlag of rode lamp moet worden geplaatst bij verankering Begripsomschrijvingen aangepast: Veiligheidsslot en verankeren samengevoegd; 1.2: Doel aangepast; 2.2: Vragen aangepast; 2.3: Maatregelen aangepast en elektrocutiegevaar toegevoegd; 3.1.2: Verwijzing naar VG&M voorschrift opgenomen; 3.2.3: opsomming aangepast; 5: Titel aangepast; en 5.2.1: NCBG aangepast; 5.2.2: Verwijzing naar maatregelen opgenomen; 5.3: Beveiligingsmaatregelen omschreven; 5.3.1: Vergrendeling remkraan toegevoegd; 6: Titel aangepast 6.1 Dekking veranderd in afschermen Begripsomschrijving Werkzaamheden aan materieel en Controles aangepast; 1.4: Toepassingsgebied, 1 ste alinea aangepast VG&M werkvoorschrift gewijzigd in instructie door hele document Nieuwe opzet Landelijk reglement met bijbehorende specificatie Verwerking opmerkingen VG&M Verwerking opmerkingen VG&M Definitieve versie t.b.v. instructie op locatie Onder voorwaarde van gereed voor instemming Aanvullingen n.a.v. opmerkingen VG&M Cie Aanpassingen/aanvullingen aangebracht n.a.v. VG&MCie o 3.1 toepassingegebied o 4.2 werkwijze voor VWAM o 6 onderhoud aan outillage en opstelterrein Reglement ter instemming aangeboden definitieve versie Opmerking verschillende groepen verwerkt versie Op datum akkoord gesteld na instemming en deskundige aangepast Tekstuele aanpassingen afd VG&M naar QHSE, nav evaluatie 2016 VG&M cie overleg Signaal 512b en 513 benoemen icm met vlag en bord en lamp. 1.3 laatste punt komt te vervallen. Het plaatsen van een rode vlag is niet meer verplicht bij het uitvoeren van een controle of inspectie mits er geen (inspectie) werkzaamheden op, onder of tussen het materieel wordt uitgevoerd. 4.1 verantwoordelijkheden trdl aangepast de 10 meter eis wordt aangepast naar zicht afstand vanuit de cabineruit zittend vanuit de bestuurdersstoel, toevoeging snelheid verlaging volgens lokale regelgeving Op een aantal locaties zijn aanvullende afspraken gemaakt (zoals max 10 km per uur en gebruik S 513 bord ) betreffende het buiten gebruik nemen van een spoor, en het nemen van de VWAM maatregelen. Raadpleeg altijd de lokale regelgeving van de locatie voor de lokale VWAM voorschriften. 4.4 Bijgevoegd worden de volgende bijlagen 1 hoe te handelen bij vergeten blokkering, 2 Specificaties VWAM-tekeningen. Bijlage 1 procedure verwijderen VWAM verankering aangepast _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 2 / 13

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Begripsomschrijvingen 4 1 Inleiding Normenkader Veilig Werken (NVW) Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel (VWAM) Toepassingsgebied Reglement VWAM Uitzondering op het toepassingsgebied Verantwoordelijkheid Actualisatie Landelijk Reglement VWAM Verwijzing opstellen, beheer en wijzigingen Gekoppelde documenten Doel Realiseren Landelijk Reglement VWAM Leidend principe 8 2 Uitvoering algemeen Mensen Middelen, Methode, Materialen en Materieel Calamiteiten en escalatie Randvoorwaarden 9 3 Uitgangspunten VWAM 9 4 Verantwoordelijkheden en werkwijze Verantwoordelijkheden Werkwijze voor VWAM Overdracht werkzaamheden Vergeten blokkering 11 5 Uitvoering specifiek Toegang tot werkplek Werkplek en nevensporen Aanrijdgevaar Wegrijdgevaar 13 6 Onderhoud aan outillage en opstelterrein _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 3 / 13

4 Begripsomschrijvingen Landelijke Kaders VWAM De landelijke kaders VWAM zijn leidend in de vertaling maatregelen VWAM op lokaal en regionaal niveau. Hierbij kan invulling worden gegeven aan reglement en dienen de kaders te zijn ingevuld. Emplacement Een plaats aan de spoorweg waar meerdere sporen naast elkaar liggen, door wissels verbonden. Centraal Bediend Gebied (CBG) Een gebied waar de bediening van wissels en seinen middels bedieningsapparatuur plaats vindt. Niet Centraal Bediend Gebied (NCBG) Een gebied waar de bediening van wissels en seinen niet, of slechts gedeeltelijk middels bedieningsapparatuur kan plaatsvinden. Treindienstleider (Trdl) De verantwoordelijk Treindienstleider is binnen een vooraf bepaald gebied verantwoordelijk voor: het ter beschikking stellen van veilige rijwegen; het treffen van maatregelen bij storingen en werkzaamheden aan de infrastructuur. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen een treindienstleider volledig bevoegd voor het centraal bediend gebied (CBG) en een treindienstleider minimaal bevoegd voor het niet centraal bediende gebied (NCBG). Het treffen van maatregelen door het buiten gebruik nemen van werk (en nevensporen) om een veilige werkplek te garanderen bij het werken aan, in en om materieel. Uitvoerende Medewerker die werkzaamheden verricht in of aan het materieel. Instructie VWAM-verankering Instructie waarin staat beschreven welke maatregelen getroffen dienen te worden om het materieel te verankeren. Elk materieeltype heeft een eigen instructie VWAM-verankering. Deze werkvoorschriften zijn te vinden op de QHSE SharePoint pagina landelijke documenten veiligheid. In de documenten groep VWAM landelijk. Profiel Vrije Ruimte (PVR) Is de ruimte gemeten die 1,5 mtr vrije ruimte moet garanderen als veilige afstand van het spoor _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 4 / 13

5 Beveiligen materieel tegen aan- en wegrijden Het materieel wordt beveiligd door het signaleren van materieel tegen aanrijden en het verankeren tegen wegrijden toe te passen. Signaleren materieel tegen aanrijden Signaleren materieel tegen aanrijden is een beheersmaatregel om het materieel uit de Instructie VWAM-verankering. Dit betreft het plaatsen van een rode vlag (sein 512b) of een bord (sein 513) en rode lamp (bij slecht zicht of duisternis) voor en achter het te bewerken materieel en / of in het nevenspoor. Verankeren materieel tegen wegrijden Verankeren tegen wegrijden is een beheersmaatregel uit de Instructie VWAM-verankering. Dit betreft het beveiligen van bijvoorbeeld de noodrem tegen uitschakelen en/of het nemen van maatregelen op de stuurtafel om wegrijden te voorkomen _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 5 / 13

6 1 Inleiding 1.1 Normenkader Veilig Werken (NVW) De railinfra beheerder heeft in het kader van zijn (beheer) taak een verantwoordelijkheid voor integrale veiligheid waaronder arbeidsveiligheid. Vanuit de verantwoordelijkheid voor de arbeidsveiligheid is in samenwerking met de branche, regelgeving opgesteld voor het omgaan met de installatie-specifieke risico s: het Normen kader Veilig werken (NVW) en de Voorschriften Veilig Werken (VVW). Deze voorschriften zijn leidend voor de invulling van dit reglement en daar waar niet toepasbaar zijn maatregelen gesteld die passen binnen de Arbeid hygiënische strategie. 1.2 Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel (VWAM) NedTrain is verantwoordelijk voor het aanbieden van een veilige werkplek. Op basis van de Arbo Risico-Inventarisatie en Evaluatie en uitgevoerde Taak Risico Analyses zijn in het Landelijk Reglement Veilig werken Aan Materieel (VWAM) de generieke kaders en uitgangspunten weergegeven voor het veilig werken aan materieel. Op lokaal niveau moet het Landelijk Reglement VWAM worden vertaald naar operationele regelgeving voor de lokaal specifieke processen in een Lokaal Reglement VWAM en VWAM-tekening. 1.3 Toepassingsgebied Reglement VWAM Dit Landelijk Reglement VWAM is van toepassing op iedereen die in dienst van of in opdracht van NedTrain op de openbare infra en op de eigen terreinen van NedTrain: werkzaamheden uitvoert aan materieel waarbij men zich op, onder of tussen het materieel begeeft; of werkzaamheden uitvoert in het materieel of aan de zijkant van het materieel waarbij verplaatsing van het materieel en/of een materieelbeweging op het nevenspoor leidt tot onmiddellijk letsel; of werkzaamheden uitvoert waarbij een boord-walverbinding wordt gemaakt (waterslang voor water vullen, energievoorziening, trapjes voor instappen, etc.); of materieel inwendig reinigt waarbij gebruik wordt gemaakt van een trapje op opstap. Werkzaamheden uitgevoerd door Derden en Fabrikanten waarbij deze vallen binnen dit toepassingsgebied 1.4 Uitzondering op het toepassingsgebied Bij werkzaamheden aan materieel in werkplaatsen, in Technische Centra en in de gebouwen van revisiebedrijven is dit Landelijk Reglement niet van toepassing. De werkplaatsen zijn specifiek geoutilleerd voor het werken op, onder of tussen het materieel en daardoor gelden daar lokale regels _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 6 / 13

7 1.5 Verantwoordelijkheid Hierbij verklaart de Preventie Deskundige VWAM zich inhoudelijk verantwoordelijk voor dit Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel (VWAM). Door het plaatsen van zijn handtekening op het voorblad autoriseert de manager QHSE van NedTrain het navolgende beleid ten aanzien van veilig werken aan materieel (VWAM). 1.6 Actualisatie Landelijk Reglement VWAM Wijzigingsvoorstellen moeten schriftelijk ingediend worden bij de lokale preventiecoördinator QHSE van de regio/locatie. De preventiecoördinator bespreekt de wijzigingsvoorstellen met Landelijk Coördinator VWAM. 1.7 Verwijzing opstellen, beheer en wijzigingen Voor het opstellen, wijzigen en communiceren van dit reglement is procedure : Proc Het opstellen, wijzigen en communiceren van VWAM reglement NedTrain van toepassing. 1.8 Gekoppelde documenten Aan het Landelijk Reglement Veilig Werken aan Materieel zijn de volgende documenten onlosmakelijk verbonden: Format Lokaal Reglement VWAM; Lokaal Reglement VWAM; Lokale VWAM-tekening; Instructie VWAM-verankering materieel (materieelgids VWAM); Procedure 4.044: Opstellen, wijzigen en communiceren VWAM-reglement NedTrain. 1.9 Doel Het doel van het Landelijk Reglement Veilig Werken Aan Materieel van NedTrain is het creëren van een veilige werkplek door het treffen van beheersmaatregelen voor aanvang van werkzaamheden aan rollend spoorwegmaterieel en/of outillage om: Ongewild/onbedoeld in beweging brengen van het materieel te voorkomen; Aanrijdgevaar door ander materieel te voorkomen; Aanrijdgevaar op looproutes emplacementen te voorkomen. Hierbij zijn de centrale kaders in het Landelijk reglement vastgesteld en deze dienen regionaal te zijn ingevuld. NedTrain garandeert elke medewerker een veilige werkplek. Maatregelen tegen elektrocutiegevaar zijn geen onderdeel van dit Landelijk Reglement VWAM Realiseren Landelijk Reglement VWAM Het doel wordt gerealiseerd door op basis van de Arbo Risico-Inventarisatie en Evaluatie en uitgevoerde Taak Risico Analyses generieke kaders en uitgangspunten te definiëren voor het veilig werken aan materieel door middel van : Het maken van afspraken met de betrokken partijen (ProRail, NSR en NedTrain) zodat aantoonbaar is vastgelegd wie welke verantwoordelijkheid heeft voor het creëren van een veilige werkplek; _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 7 / 13

8 Aantoonbaar risicomanagement op landelijk en lokaal niveau; Toepassing van de voorgeschreven beheersmaatregelen. Op lokaal niveau moet het Landelijk Reglement VWAM worden vertaald naar operationele regelgeving voor de lokaal specifieke processen in een Lokaal Reglement VWAM en VWAM-tekening Leidend principe Bij het beheersen van risico s wordt, naar redelijkheid, de volgende volgorde worden aangehouden (Arbeid hygiënische Strategie): 1. wegnemen van de risicobron; 2. afschermen van de risicobron; 3. beschermen van personen tegen blootstelling aan de risicobron; 4. vermindering van de gevolgschade na blootstelling aan de risicobron. De uitvoerende dient te allen tijde (door LMRA STOP!&GO!) te controleren of de werkzaamheden veilig zijn uit te voeren. 2 Uitvoering algemeen De in dit landelijk reglement genoemde kaders en uitgangspunten gelden voor alle medewerkers, te gebruiken middelen, beschreven methoden en te gebruiken materialen. Door de kaders generiek vast te stellen gelden deze voor alle activiteiten die worden uitgevoerd binnen het toepassingsgebied van VWAM. Voor de nieuwbouw van opstelterreinen zal in overleg met ProRail, op basis van een Risicoanalyse, worden vastgesteld welke maatvoering voor de hart op hart afstanden van sporen gehanteerd gaan worden. Hierbij wordt onder ander rekening gehouden met het NVW, de breedte van het materieel en de uit te voeren werkzaamheden. 2.1 Mensen Alle medewerkers die in opdracht van NedTrain activiteiten uitvoeren aan materieel in de spoorinfra dienen te voldoen aan onderstaande eisen: In bezit van certificaat VWAM (bij de reinigers heeft alleen de voorman een certificaat VWAM); Aantoonbaar geïnstrueerd op lokaal VWAM-reglement; In bezit van geldige NedTrain bedrijfspas (Nedtrain bedrijfspas kan alleen worden verkregen indien in het bezit van het certificaat Bevoegd Spoor Betreder (BSB); Minimaal 18 jaar oud; Beheersing van de Nederlandse taal; VCA gecertificeerd of certificaat VTSBN voor reinigers. Indien VWAM geïnstrueerd mag de uitvoerenden maatregelen aanvragen en uitvoeren om zijn werkplek te beveiligen. Alle werkzaamheden in opdracht van NedTrain worden uitgevoerd onder hiërarchisch of coördinerend toezicht _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 8 / 13

9 2.2 Middelen, Methode, Materialen en Materieel Alleen middelen die in de Instructie VWAM-verankering van de verschillende materieeltypes zijn genoemd mogen worden gebruikt voor het uitvoeren van de activiteiten en maatregelen. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de door NedTrain verstrekte gereedschappen, persoonlijke beschermingsmiddelen en outillage. Deze dienen goed onderhouden te worden. Daarvoor in aanmerking komende gereedschappen moeten gekalibreerd zijn. De in het Landelijk reglement VWAM gedefinieerde werkmethoden zijn verplicht voor het werken aan materieel. De benodigde materialen zijn aangeven in het lokale VWAMreglement en de verankering van het materieel is vastgelegd in de Instructie verankering VWAM per materieeltype. 2.3 Calamiteiten en escalatie Bij calamiteiten moet altijd gealarmeerd worden via de Alarmcentrale zoals vastgelegd in het Crisis Management Plan (CMP) van NedTrain. De calamiteit wordt gemeld aan de leidinggevenden (of vertegenwoordiging daarvan). Daarnaast kan bij calamiteiten, conform het wachtdienstrooster CMP, de wachtdienst worden ingeschakeld. Indien de TRDL geen medewerking verleend aan de totstandkoming van een veilige werkplek en/of een veilige route naar de werkplek wordt niet gestart en wordt middels LMRA (STOP!&GO!) geëscaleerd. 2.4 Randvoorwaarden Om een juiste en veilige uitvoering van de werkzaamheden te garanderen dienen de volgende randvoorwaarden: Het wegenverkeersreglement is van toepassing op de opstelterreinen van Prorail en daarmee is deze leidend; Het reglement geldt niet voor treinstellen die in de rijdende dienst stranden, hiervoor is de maatregel gestrande treinen van toepassing. 3 Uitgangspunten VWAM De terreinen waar NedTrain zijn werkzaamheden aan materieel moet uitvoeren verschillen van elkaar. Daarom is er gekozen om de generieke normen vast te stellen, om vervolgens deze te vertalen middels Lokale VWAM-Reglementen en Tekeningen naar lokaal/specifiek niveau. Bij het samenstellen van de generieke normen is uitgegaan van vijf aspecten welke leidend zullen zijn in de definitie van beveiligen van de werkplek, t.w.: Toegang tot werkplek via veilige looproute; Werkplek + nevensporen Aanrijdgevaar; Wegrijdgevaar; Veilige plaats _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 9 / 13

10 4 Verantwoordelijkheden en werkwijze 4.1 Verantwoordelijkheden De treindienstleider is verantwoordelijk voor het creëren en garanderen van een veilige werkplek/werkomgeving door het buiten gebruik nemen van een (gedeelte van een) spoor; 1 De uitvoerende is verantwoordelijk voor het fysiek veilig stellen van zijn eigen werkplek volgens de voorgeschreven reglementen. 4.2 Werkwijze voor VWAM Voor het veilig werken aan materieel is de volgende werkwijze van kracht: Materieel wordt bereikt door gebruik te maken van de veilige looproute zoals vastgelegd in het Lokale VWAM-reglement en de bijbehorende VWAM-tekening; De uitvoerende vraagt voor aanvang van de werkzaamheden aan het materieel de noodzakelijke werkplek (werkspoor en nevenspoor) buiten gebruik aan bij de treindienstleider (of een daartoe bevoegde medewerker indien de operatie directeur hiervoor toestemming heeft gegeven(zie lokale regelgeving); De treindienstleider neemt de door de uitvoerende aangevraagde sporen ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden aan materieel buiten gebruik, en verwerkt dat in de vigerende systemen; De uitvoerende treft de voorgeschreven beheersmaatregelen en start daarna met zijn werkzaamheden; Indien meerdere groepen/medewerkers werken in dezelfde dienst activiteiten uitvoeren binnen dezelfde buitenbedrijfsstelling is de eerste aanvrager in alle gevallen de coördinator van de beheersmaatregelen én de opheffing daarvan; Na afronden werkzaamheden heeft de uitvoerende in omgekeerde volgorde genoemde maatregelen op en geeft spoor weer in gebruik bij de treindienstleider; Treindienstleider heft genomen maatregelen ten behoeve van buiten gebruik nemen spoor op. Op een aantal locaties zijn aanvullende afspraken gemaakt (zoals max 10 km per uur en gebruik S 513 bord ) betreffende het buiten gebruik nemen van een spoor, en het nemen van de VWAM maatregelen. Raadpleeg altijd de lokale regelgeving van de locatie voor de lokale VWAM voorschriften. 4.3 Overdracht werkzaamheden Indien noodzakelijk kan de monteur aangeven dat de genomen VWAM-maatregelen worden overgenomen voor de volgende dienst. De maatregelen moeten opnieuw bij de treindienstleider worden gemeld. 2 De uitvoerende monteur is verantwoordelijk voor zijn eigen werkplekbeveiliging en hiervoor dient hij deze opnieuw aan te geven. 1 Er is toestemming verleend door de directeur Operations om hier vanaf te wijken. Indien hier vanaf geweken wordt is dit in het lokale VWAM-reglement opgenomen. 2 Er is toestemming verleend door de directeur Operations om hier vanaf te wijken. Indien hier vanaf geweken wordt is dit in het lokale VWAM-reglement opgenomen _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 10 / 13

11 4.4 Vergeten blokkering In die gevallen dat wordt geconstateerd dat een VWAM-blokkering (ten onrechte) is achtergebleven, zal bij constatering, de desbetreffende verantwoordelijke worden verzocht deze blokkering op te heffen. Hierbij de volgende volgorde van toepassingen zijn: Herleiden van de eigenaar van de blokkering; Vaststellen van de reden van blokkering; Werkplek (van vergeten blokkering) inspecteren op risico/status; Aanvragen voor het de-blokkeren van de situatie bij de daartoe bevoegde medewerker; De-blokkeren van de situatie; Afmelden van de blokkering bij de daartoe bevoegde medewerker. In het geval dat de aanbrenger van de VWAM-Blokkering niet bekend is of niet bereikt kan worden dienst de procedure vergeten VWAM- Blokkering (RVT ) te worden gehanteerd. Deze procedure is als bijlage 1 opgenomen in dit document. 5 Uitvoering specifiek Bij werkzaamheden op locaties van NedTrain waar het Landelijk Reglement VWAM van toepassing is, werken medewerkers die aantoonbaar zijn geïnstrueerd en geëxamineerd (zie hoofdstuk 3.1). De uitvoerende dient te allen tijde (door LMRA STOP!&GO!) te controleren of de werkzaamheden veilig zijn uit te voeren. Snelheidsafhankelijk Toegang tot het spoor Wijkplaats Nevenspoor Wegrijdgevaar Aanrijdgevaar Aanrijdgevaar Werkspoor Afbeelding: 1 Uitgangspunten VWAM Bij uitvoering van werkzaamheden op locaties wordt uitgegaan van bovenstaande situatie, verschillende risico s worden onderscheiden en zijn in een Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) beoordeeld. In het lokale regelement VWAM staan de specifieke afspraken en op de lokale VWAM tekening zijn de werkgebieden en de looproutes weergegeven _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 11 / 13

12 5.1 Toegang tot werkplek Locaties van NedTrain waar VWAM wordt toegepast liggen buiten de reguliere openbare wegen en zijn opstel- en/of rangeerterreinen en/of openbare spoorinfra. De toegang is aangegeven op de lokale VWAM tekening en hierbij is aangegeven welke toegangswegen en looppaden zijn gedefinieerd. Daarnaast zijn op de VWAM-tekening de werkplekken gemarkeerd door middel van een groene gemarkeerde zone. 5.2 Werkplek en nevensporen De activiteiten kunnen alleen worden uitgevoerd en aangevraagd op werkplekken die in het Lokale VWAM-reglement zijn genoemd en in de VWAM tekening zijn gedefinieerd. Voor aanvang van de werkzaamheden dient de uitvoerende de werkplek veilig te stellen. Hiertoe dient deze zich te houden aan de gedefinieerde werkwijze zoals beschreven in de verantwoordelijkheden en werkwijze. Daarnaast dient hij zich ervan te overtuigen of de toegestane snelheid én de spoorafstanden ter plaatse aanleiding geven dat ook de nevensporen buiten gebruik genomen dienen te worden Obstakels tussensporen Voor nieuwe opstelterreinen is met ProRail afgesproken dat er altijd 60cm buiten PVR naast het obstakel aanwezig moet zijn om het obstakel veilig te kunnen passeren. Voor bestaande opstelterreinen geldt dat obstakels niet meetellen bij de beoordeling van de minimale hart op hart afstand als: Het obstakel minder dan 40 cm breed is (een betonnen voet telt niet mee als niet over de volle breedte van de voet afgeweken moet worden); Het obstakel een lengte van minder dan 1 meter heeft; Er minimaal 5 meter afstand tussen 2 obstakels ligt; 5.3 Aanrijdgevaar Om aanrijdgevaar als risico uit te kunnen sluiten dienen maatregelen te worden genomen. Er zijn twee verschillende risicosituaties te onderscheiden, t.w.: op het werkspoor; op het nevenspoor Op het werkspoor Op het werkspoor dient men, als onderdeel van het inrichten van een veilige werkplek, te voorkomen dat ander materieel zich op hetzelfde spoor kan begeven of dat ander materieel het te bewerken materieel kan aanrijden. Door verhinderingen aan te brengen kan men dit uitsluiten. Maatregelen kunnen zijn: Signaleren (rode vlag en/of vlag en lamp (sein 512b) of een bord (sein 513)) tegen aanrijden voor en achter het te bewerken materieel dient op voldoende afstand te worden geplaatst echter tenminste zichtbaar zittend op de bestuurdersstoel vanuit de cabineruit van het materieel. Het blokkeren van het toegangsspoor door het plaatsen van ander materieel en deze verankeren _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 12 / 13

13 5.3.2 Op het nevenspoor Uit de LMRA (STOP!&GO!) kan blijken dat het noodzakelijk is om te voorkomen dat ander materieel zich op het nevenspoor kan begeven. Dit als onderdeel van het inrichten van een veilige werkplek en het voorkomen van aanrijdgevaar. Het risico van aanrijding heeft te maken met de afstand en de toegestane snelheid op het nevenspoor tussen werkspoor en nevenspoor. De criteria (afstanden) wanneer van toepassing staan aangegeven in het regionaal VWAM reglement. Om te voorkomen dat materieel van het nevenspoor kan vertrekken, kan dit materieel worden verankerd conform de Instructie VWAM verankering en signaleren. 5.4 Wegrijdgevaar Om wegrijdgevaar als risico uit te kunnen sluiten, is het belangrijk om bij werkzaamheden in, aan, onder en tussen het materieel de maatregelen uit het Landelijk- en Lokale VWAMreglement toe te passen. De instructie VWAM-verankering materieel (materieelgids VWAM) omschrijft de te nemen maatregelen. Door het beveiligen van het materieel voor VWAM (verankeren tegen wegrijden en/of signaleren tegen aanrijden) is het voor iedereen duidelijk dat het materieel in VWAM geplaatst staat en niet verplaatst kan/mag worden. Elke materieeltype heeft zijn eigen instructie VWAM verankering. Deze instructies zijn te vinden in de instructie VWAMverankering materieel (materieelgids VWAM). 6 Onderhoud aan outillage en opstelterrein Periodiek moet er onderhoud aan de opstelterreinen van NedTrain en de daar geplaatste outillage worden uitgevoerd. Voor het veilig uitvoeren van dit onderhoud moeten maatregelen worden getroffen en deze dienen uitgevoerd conform maatregelen zoals vastgelegd in de lokale regelgeving. Het betreft onderhoud aan: Opstelterreinen (o.a. reinigen); Trein wasinstallaties (TWI); Hoogwerkers; Werkputten. Voor het onderhoud aan de TWI s is een onderzoek gestart om de werkplek tijdens onderhoud te beveiligen middels de methodiek zoals de kaders van de VWAM aangeven. Hiervoor is een plan opgesteld die binnen een half jaar duidelijkheid geeft over de mogelijkheden van het beveiligen van de TWI s tijdens onderhoud _VWAM-Reglement 3.4 Pagina 13 / 13