Voortschrijdend meerjarenprogramma voor evaluaties van GPBV-installaties

Transcriptie

1 Voortschrijdend meerjarenprogramma voor evaluaties van GPBV-installaties Versie_1.1 oktober 2018 Afdeling GOP (Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -Projecten) Directie Omgevingsprojecten Versie Opmerking Datum Auteur 1.0 Opmaak MJP /10/2018 Tom Boonen 1.1 Correcties 12/10/2018 Tom Boonen 1

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding: GPBV in Vlaanderen Wetgevend kader... 5 De Richtlijn Industriële Emissies... 5 Vlaamse wetgeving Voortschrijdend meerjarenprogramma algemene evaluaties... 8 Bijlagen Bijlage 1: artikel 21 van de Richtlijn Industriële Emissies Bijlage 2: Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid Bijlage 3: VLAREM II Bijlage 4: Concrete planning & nominatieve lijsten POVC Antwerpen... - POVC Limburg... - POVC Oost-Vlaanderen... - POVC Vlaams-Brabant... - POVC West-Vlaanderen... - GOVC... 2

3 Inleiding: De industrie speelt een belangrijke rol in onze maatschappij, daartegenover staat dat zij een grote impact heeft op het milieu. Om hierop vat te hebben zijn industriële installaties, met potentieel een grote impact op het milieu, onderworpen aan de Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Deze richtlijn bevat de regels inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (GPBV) of Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC) door industriële activiteiten, waaronder het regelmatig evalueren van de vergunningsvoorwaarden. De RIE bevat ook regels ter voorkoming en, wanneer dat niet mogelijk is, beperking van emissies in lucht, water en bodem en ter voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen, om een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken. Bij het implementeren van de omgevingsvergunning en de daar aan gekoppelde permanente vergunning werd het reeds bestaande concept van de toetsingen in VLAREM herwerkt en uitgebreid en werden de toetsingen overeenkomstig de RIE ingeschreven als algemene evaluaties. Een algemene evaluatie van de vergunningsvoorwaarden van een GPBV-installatie, is een evaluatie waarin wordt nagegaan of alle individuele vergunningsvoorwaarden van een GPBV-installatie nog toereikend zijn om de naleving van de richtlijn industriële emissies (RIE) te garanderen. Indien de algemene en sectorale, inclusief VLAREM III niet toereiken zijn worden de vergunningsvoorwaarden bijgesteld door middel van een artikel 82 procedure. De uitvoering van de algemene evaluaties zal gebeuren volgens dit voortschrijdend meerjarenprogramma. Met dit voortschrijdend meerjarenprogramma wil de afdeling GOP de volgende doelstellingen bereiken: hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken; gestructureerde planning van de algemene evaluaties van GPBV-installaties; binnen Vlaanderen een gelijk speelveld creëren; voldoen aan de eisen vanuit Europa inzake de RIE. In hoofdstuk 1 wordt een stand van zaken gegeven met betrekking tot GPBV in Vlaanderen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 het wetgevend kader toegelicht. Tenslotte wordt het eigenlijke meerjarenprogramma in detail uitgewerkt in hoofdstuk 3, hetgeen de concrete invulling is van de verplichtingen vanuit de Europese en Vlaamse wetgeving. 3

4 1. GPBV in Vlaanderen Momenteel zijn er GPBV-installaties vergund in Vlaanderen. De cijfers per provincie zijn weergegeven in onderstaande tabel (gegevens 12 oktober 2018). #industrie #veeteelt totaal Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaanderen Om alle relevante informatie met betrekking tot de Vlaamse GPBV-installaties te verzamelen ontwikkelde de afdeling GOP van de Vlaamse overheid een GPBV-register. Dit GPBV-register heeft onder andere als doel om binnen de overheid gemakkelijk GPBV-data te ontsluiten en de planning van de algemene evaluaties van GPBV-installaties te vergemakkelijken. Het GPBV-register wordt continu aangevuld met de laatste GPBV-informatie en vergunningsbesluiten. De gegevens in het GPBV-register worden via Geopunt naar de burger toe ontsloten en zal ook het Europese register voor industriële installaties voeden. 4

5 2. Wetgevend kader De Richtlijn Industriële Emissies Industriële productieprocessen dragen voor een belangrijk deel bij tot de globale vervuiling in Europa (onder andere emissies van broeikasgassen, verzurende stoffen, emissies van afvalwater en afval). Ten einde verdere stappen te zetten om de emissies van zo n installaties te verminderen werd de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) uitgewerkt, gebaseerd op de voorgaande GPBV-richtlijn. De RIE verving de GPBV-richtlijn en de sectorale richtlijnen met ingang sinds 7 januari De RIE is een herschikking van 7 Europese richtlijnen met diverse bepalingen inzake industriële verontreiniging met als doel vervuiling tot een minimum te beperken van verschillende industriële bronnen binnen de Europese Unie. De integratie van verschillende richtlijnen in één richtlijn biedt een meer uniform toepasbaar instrument aan om de bescherming van mens en milieu in Europa te versterken, met onder andere algemene en dwingende voorschriften. Voor het meerjarenprogramma zijn enkel de bepalingen met betrekking tot GPBV-activiteiten relevant, dit zijn de industriële activiteiten met de hoogste kans op vervuiling, gedefinieerd in bijlage I van de RIE (energie-industrie, productie en verwerking van metalen, minerale industrie, chemische industrie, afvalbeheer, dierenkweek, enz.). De bepalingen zijn voornamelijk opgenomen in hoofdstuk II van de RIE en werden opgenomen in VLAREM. De GPBV-activiteiten zijn eveneens overgenomen in VLAREM, ze worden in de 4 e kolom van de indelingslijst in Bijlage 1 van VLAREM II aangeduid met een X. De RIE bevat regels inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging door industriële activiteiten. De RIE is gebaseerd op verschillende beginselen, namelijk een geïntegreerde aanpak, Beste Beschikbare Technieken, flexibiliteit, milieu-inspecties en deelneming van het publiek. 1. Het is van essentieel belang dat bij de afgifte van vergunningen een geïntegreerde benadering wordt toegepast die rekening houdt met de effecten op alle milieucompartimenten, dit omvat onder andere emissies naar lucht, water en bodem; afvalproductie; gebruik van grondstoffen; energie efficiëntie; geluid; het voorkomen van ongevallen en sanering van het bedrijfsterrein bij de definitieve stopzetting van de activiteiten. Het doel van de RIE is om een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken. 2. De industriële installaties moeten de BBT gebruiken, d.w.z. de meest doeltreffende technieken, om in hun geheel een hoge algemene mate van bescherming van de omgeving te bereiken, op zodanige schaal ontwikkeld dat de technieken, in economisch en technisch haalbare omstandigheden, in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast. De Europese Commissie moet conclusies vastleggen over de BBT met daarin de emissiegehaltes die verband houden met de BBT. Deze BBT-conclusies dienen als referentie voor de bepaling van vergunningsvoorwaarden. De vergunningsvoorwaarden, inclusief de emissiegrenswaarden, moeten dus gebaseerd zijn op de Beste Beschikbare Technieken gedefinieerd in de BBT-conclusies. In de Richtlijn Industriële Emissies zijn de bepalingen inzake toetsingen opgenomen in artikel 21 (zie bijlage 1). Dit artikel stelt dat de vergunningsvoorwaarden regelmatig moeten getoetst worden en zo nodig bijgesteld moeten worden. De toetsing moet gebeuren op basis van informatie ter beschikking gesteld door de exploitant en door de toezichthouder. De toetsingen worden uitgevoerd in volgende gevallen: 5

6 1 na bekendmaking van de BBT-conclusies van de hoofdactiviteit; 2 indien geen BBT-conclusies van toepassing, bij ontwikkelingen op het gebied van BBT; 3 de GPBV-installatie veroorzaakt verontreiniging die wijzigingen aan de emissiegrenswaarden vereisen; 4 de bedrijfsveiligheid; 5 nieuwe of herziene milieukwaliteitsnormen. Dit artikel is omgezet in Vlaamse regelgeving (zie hieronder). Vlaamse wetgeving. Bij het implementeren van de omgevingsvergunning werd het reeds bestaande concept van de toetsingen in VLAREM herwerkt en uitgebreid. Dit omdat samen met de omgevingsvergunning de permanente vergunning wordt ingevoerd. De evaluaties hebben als doel om de vergunningsvoorwaarden op regelmatige tijdstippen te evalueren en waar nodig bij te stellen. De wettelijke bepalingen die rechtstreeks voortvloeien uit de bepalingen van de RIE bevinden zich in het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM, zie bijlage 2) en VLAREM II (zie bijlage 3). Sinds 1 januari 2018 is de nieuwe wetgeving rond evaluaties in voege getreden, waarbij twee types evaluaties werden uitgewerkt, namelijk de algemene evaluaties en de gerichte evaluaties. Voor GPBV-installaties en het meerjarenprogramma zijn enkel de algemene evaluaties relevant. In het DABM zijn de decretale bepalingen verankerd met betrekking tot de evaluaties en het voortschrijdend meerjarenprogramma. In het DABM bepaalt men dat een evaluatie een verzoek tot bijstelling van de milieuvoorwaarden tot gevolg kan hebben, dat de uitvoering van de evaluaties gebeurt conform een jaarlijks te actualiseren voortschrijdend meerjarenprogramma en dat er moet gerapporteerd worden over het voortschrijdend meerjarenprogramma. De provinciale en de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie worden belast met de coördinatie en de uitvoering van de algemene evaluaties van ingedeelde inrichtingen. De decretale bepalingen zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 1.4 van VLAREM II. De belangrijkste aspecten zijn dat de vijf criteria wanneer een algemene evaluatie wordt uitgevoerd gebaseerd zijn op deze van de RIE en dat bij een algemene evaluatie alle vergunningsvoorwaarden moeten geëvalueerd worden. In het kader van de opmaak van het meerjarenprogramma is het ook nog belangrijk op te merken dat in de wetgeving is opgenomen dat elke GPBV-installatie minstens elke 15 jaar moet geëvalueerd worden. De uitvoering van de algemene evaluaties wordt gecoördineerd door de Gewestelijke of Provinciale Omgevingsvergunningscommissie(s) op basis van een voortschrijdend meerjarenprogramma. Dit voortschrijdend meerjarenprogramma wordt opgemaakt door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning 1. Het meerjarenprogramma bestaat ten minste uit een plan van aanpak, een nominatieve lijst en een concrete planning voor het eerstvolgende jaar. Het plan van aanpak bevat de manier waarop de evaluatie zullen worden uitgevoerd de eerstkomende vijf jaar. Bovendien bevat het plan van aanpak de redenen voor de algemene evaluatie alsook of die redenen voor de evaluatie ten dele ook aanleiding geven tot een bijstelling van de algemene of sectorale milieuvoorwaarden. Het meerjarenprogramma bevat ook een nominatieve lijst van ingedeelde 1 Dit is de huidige afdeling GOP (Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -Projecten), Directie Omgevingsprojecten 6

7 inrichtingen of activiteiten waarvoor in de loop van de komende twee jaar een algemene evaluatie gepland is met de concrete planning voor het eerstkomende jaar. De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning publiceert het meerjarenprogramma jaarlijks voor 1 oktober online op en stelt het ter beschikking van de provinciale en de gewestelijke omgevingsvergunningscommissies en van de afdeling Handhaving. Het meerjarenprogramma wordt ten minste jaarlijks geüpdatet en bijkomend, maximaal zestig dagen na de publicatie van nieuwe of herziene BBT-conclusies in het Publicatieblad van de Europese Unie, geactualiseerd. Jaarlijks rapporteert afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning over de uitvoering van het meerjarenprogramma. Het rapport bevat minstens het voorziene aantal evaluaties, het aantal uitgevoerde evaluaties en de uitvoeringsgraad. 7

8 3. Voortschrijdend meerjarenprogramma algemene evaluaties Het volledige meerjarenprogramma is terug te vinden in Bijlage 4. Het meerjarenprogramma wordt opgemaakt op basis van de vijf criteria in Artikel van VLAREM II: 1 binnen twee jaar na de bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie; 2 voor zover er geen BBT-conclusies van toepassing zijn, als ontwikkelingen op het gebied van de BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken. 3 als de veroorzaakte verontreiniging van die aard is dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen; 4 als de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit de toepassing van andere technieken vereist; 5 als overeenkomstig artikel , 3, aan een nieuwe of bijgewerkte milieukwaliteitsnorm moet worden voldaan. Met betrekking tot de nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies is het meerjarenprogramma gebaseerd op het werkprogramma van het EIPPCB. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen in VLAREM II worden de adviesverlenende instanties geraadpleegd en wordt er afgestemd met de programmatorische aanpak van de afdeling Handhaving bij de opmaak van het meerjarenprogramma. Het overleg met de adviesverlenende instanties en de afdeling Handhaving vindt jaarlijks plaats in de maand april. Tot 15 april kunnen de betrokken adviesverlenende instanties voorstellen formuleren om te evalueren installaties op te nemen en het plan van aanpak aan te passen. Dit voorstel moet ten minste de reden van evaluatie bevatten, zoals bepaald in Artikel van VLAREM II. Indien het geen gevolg is van de publicatie van BBT-Conclusies dient er ook een verwijzing te zijn opgenomen naar het door de Vlaamse Regering goedgekeurde Plan of Programma. De wijzigingen aan het plan van aanpak worden verder uitgewerkt in de nominatieve lijst en/of de concrete planning. Nadien wordt binnen 1 maand een voorstel tot aangepast voortschrijdend meerjarenprogramma (plan van aanpak, nominatieve lijst, concrete planning) ter goedkeuring overgemaakt aan de adviesverlenende instanties en de afdeling Handhaving. Indien nodig wordt een vergadermoment ingepland waarop het nieuwe meerjarenprogramma wordt goedgekeurd door de aanwezigen. Hieronder wordt per criteria de drie lijsten van geplande evaluaties toegelicht. - concrete planning: concrete planning (de eerste concrete planning bevat ook de lopende algemene evaluaties van het jaar 2018). De ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvoor een algemene evaluatie is ingepland liggen vast. - nominatieve lijst van ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvoor de komende 2 jaar een algemene evaluatie verwacht wordt (niet geconcretiseerde ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie ). De ingedeelde 8

9 inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvoor een algemene evaluatie is ingepland kunnen nog variëren tot ze geconcretiseerd worden. - sectorale inschatting voor de overige jaren van het meerjarenprogramma ( ). 1. nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies Concrete planning De ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvan de rubriek van de hoofdactiviteit gelinkt is met het toepassingsgebied van de BREF s LCP (Large Combustion Plants), de LVOC (Large Volume Organic Chemistry) en de BREF Waste Treatment (WT) zijn opgenomen in de concrete planning. - BREF LCP: de evaluaties van de grote stookinstallaties starten in het najaar 2018 en worden afgerond tegen de zomer BREF LVOC: de evaluaties van de BREF LVOC starten eind 2018 en zullen worden afgerond begin BREF WT: de evaluaties van de BREF WT starten in het voorjaar 2019 en zullen worden afgerond in Q3 van 2020 Deze algemene evaluaties gaan gepaard met de (gedeeltelijke) omzetting van de BBT-conclusies in nieuwe bijkomende VLAREM III-voorwaarden. Nominatieve lijst van ingedeelde inrichtingen of activiteiten De evaluaties die verwacht worden in de jaren betreffen de ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvan de rubriek van de hoofdactiviteit gelinkt is met het toepassingsgebied van volgende BREF s: - BREF FDM (Food, Drinks and Milk industries): publicatie verwacht in BREF WI (Waste Incineration): publicatie verwacht in 2019 Sectorale lijst Deze sectorale lijst is momenteel een inschatting van de mogelijke sectoren waarvoor de BREF wordt afgewerkt en de BBT-Conclusies gepubliceerd zullen worden in de periode De algemene evaluaties die verwacht worden in de jaren betreffen de ingedeelde inrichtingen of activiteiten met een GPBV-installatie waarvan de rubriek van de hoofdactiviteit gelinkt is met het toepassingsgebied van volgende BREF s: - BREF STS (Surface Treatment using Solvents): publicatie verwacht in BREF FMP (Ferrous Metal Processing industries): publicatie verwacht in BREF TEX (Textile industries): publicatie verwacht na BREF WGC (Waste Gas in the Chemical sector): publicatie verwacht na BREF SA (Slaugtherhouses and Animal byproducts): publicatie verwacht na BREF CER (Ceramics industries): publicatie verwacht na BREF LVIC (Large Volume Inorganic Chemistry): publicatie verwacht na BREF STM (Surface Treatment of Metals and plastics): publicatie verwacht na

10 2. ontwikkelingen op het gebied van de BBT (geen BBT-conclusies) Momenteel geen geplande algemene evaluaties op basis van dit criterium 3. verontreiniging, nood aan bijstellen emissiegrenswaarden; Momenteel geen geplande algemene evaluaties op basis van dit criterium 4. bedrijfsveiligheid Momenteel geen geplande algemene evaluaties op basis van dit criterium 5. Nieuwe of bijgewerkte milieukwaliteitsnormen Momenteel geen geplande algemene evaluaties op basis van dit criterium 10

11 Bijlagen 11

12 Bijlage 1: artikel 21 van de Richtlijn Industriële Emissies Artikel 21 Toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden door de bevoegde autoriteit 1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit alle vergunningsvoorwaarden geregeld toetst overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 en deze bijstelt als dat nodig is om de naleving van deze richtlijn te garanderen. 2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit legt de exploitant alle gegevens over die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk zijn, waaronder met name resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de beste beschikbare technieken zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus. Bij de toetsing van de vergunningsvoorwaarden maakt de bevoegde autoriteit gebruik van eventuele bij de monitoring of bij inspecties verkregen gegevens. 3. Binnen vier jaar na de bekendmaking van overeenkomstig artikel 13, lid 5, genomen besluiten over BBTconclusies betreffende de hoofdactiviteit van een installatie, ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat: a) alle vergunningsvoorwaarden voor de betrokken installatie worden getoetst en, indien noodzakelijk, geactualiseerd om ervoor te zorgen dat de voorschriften van deze richtlijn en, met name, artikel 15, leden 3 en 4, indien van toepassing, worden nageleefd; b) de installatie aan die vergunningsvoorwaarden voldoet. Bij de toetsing worden alle nieuwe of herziene BBT-conclusies in aanmerking genomen die voor de installatie gelden en die sinds de afgifte of de laatste toetsing van de vergunning zijn aangenomen overeenkomstig artikel 13, lid Indien op een installatie geen van de BBT-conclusies van toepassing is, worden de vergunningsvoorwaarden getoetst en indien nodig bijgesteld, wanneer ontwikkelingen op het gebied van de beste beschikbare technieken een significante vermindering van de emissies mogelijk maken. 5. De vergunningsvoorwaarden worden getoetst en zo nodig bijgewerkt in ten minste de volgende gevallen: a) de door de installatie veroorzaakte verontreiniging is van dien aard dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden in de vergunning opgenomen moeten worden; b) bedrijfsveiligheid vereist de toepassing van andere technieken; c) indien aan een nieuwe of herziene milieukwaliteitsnorm overeenkomstig artikel 18 moet worden voldaan. 12

13 Bijlage 2: Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid Titel V. Exploitatie van inrichtingen en activiteiten en erkende personen Hoofdstuk 4. Milieuvoorwaarden en evaluaties Afdeling 5. Evaluaties Artikel De milieuvoorwaarden van toepassing op een ingedeelde inrichting of activiteit worden onderworpen aan: 1 een algemene evaluatie in de gevallen en voor de aspecten die de Vlaamse Regering ter omzetting van Europese regelgeving bepaalt; 2 een gerichte evaluatie in de gevallen en voor de aspecten die de Vlaamse Regering ter omzetting van Europese regelgeving of in de richtlijnen, vermeld in artikel 5.4.6/1, derde lid, bepaalt. Bij de uitvoering van een evaluatie, vermeld in het eerste lid, wordt nagegaan of de milieuvoorwaarden moeten worden bijgesteld en hiertoe overeenkomstig artikel 82, 2, a), van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning bij de bevoegde overheid een verzoek moet worden ingediend. De conclusie van een evaluatie doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 82, 1, 2, b) tot en met f), van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. 2. De uitvoering van de algemene evaluaties, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, van GPBV-installaties als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van beste beschikbare technieken of van de bekendmaking van nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies gebeurt op basis van een voortschrijdend meerjarenprogramma voor vijf opeenvolgende kalenderjaren dat door het Departement Omgeving, wordt vastgesteld. Het voortschrijdend meerjarenprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd en afgestemd op de programmatorische aanpak van de milieuhandhaving. Het voortschrijdend meerjarenprogramma en de uitvoeringsgraad ervan worden jaarlijks openbaar gemaakt op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt. Artikel De bevoegde dienst van de gemeente wordt belast met de coördinatie en de uitvoering van de evaluaties van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die behoren tot projecten waarvoor het college van burgemeester en schepenen bevoegd is om in eerste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing te nemen. De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de provinciale omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 16, 1, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, voor het uitvoeren van de evaluaties een advies verleent aan het college van burgemeester en schepenen. 2. De provinciale en de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 16, 1, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, worden belast met de coördinatie en de uitvoering van de evaluaties van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die behoren tot projecten waarvoor respectievelijk de deputatie en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn om in eerste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing te nemen. De adviesinstanties die overeenkomstig artikel 24, eerste lid, [...] van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning zijn aangewezen om voor de ingedeelde inrichting of activiteit een advies te verlenen, verlenen advies in het kader van een evaluatie van de provinciale of de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie. 3. De Vlaamse Regering stelt de termijnen vast waarbinnen de in paragraaf 1 en 2 vermelde adviezen moeten worden uitgebracht. Als geen advies wordt uitgebracht binnen de vastgestelde termijn wordt de adviesinstantie of de adviserende provinciale omgevingsvergunningscommissie geacht van oordeel te zijn dat er geen bijstelling van de milieuvoorwaarden moet plaatsvinden. Artikel

14 De bevoegde dienst van de gemeente, de provinciale en de gewestelijke omgevingvergunningscommissie kunnen voor de uitvoering van de evaluaties informatie vragen bij de exploitant of bij de bevoegde toezichthouder, vermeld in titel XVI. Artikel De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de evaluaties. 14

15 Bijlage 3: VLAREM II Hoofdstuk 1.4. Evaluaties Afdeling Algemene evaluaties van GPBV-installaties Artikel Een algemene evaluatie van de milieuvoorwaarden die van toepassing zijn op een GPBV-installatie, vermeld in artikel , 1, 1, van titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt uitgevoerd: 1 binnen twee jaar na de bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie; 2 voor zover er geen BBT-conclusies van toepassing zijn, als ontwikkelingen op het gebied van de BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken. 3 als de veroorzaakte verontreiniging van die aard is dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen; 4 als de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit de toepassing van andere technieken vereist; 5 als overeenkomstig artikel , 3, aan een nieuwe of bijgewerkte milieukwaliteitsnorm moet worden voldaan. Bij een algemene evaluatie, vermeld in het eerste lid, 1 en 2, worden alle milieuvoorwaarden die op de GPBVinstallatie van toepassing zijn, geëvalueerd. Bij een algemene evaluatie, vermeld in het eerste lid, 1, worden alle nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies in aanmerking genomen die voor de installatie gelden en die sinds de afgifte of de laatste evaluatie van de vergunning door de Europese Commissie zijn aangenomen. De door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GBPV-installatie worden binnen een maand na de bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, meegedeeld aan de exploitanten van de betrokken GPBV-installaties, als voorbereiding van de evaluaties. Als conform artikel 1.4 van titel III van het VLAREM voor een GPBV-installatie een individuele afwijking van de BBT-GEN is toegestaan, wordt bij iedere algemene evaluatie opnieuw de toepassing van artikel 1.4, derde lid, van titel III van het VLAREM geëvalueerd. Als voor een GPBV-installatie in een voorafgaande periode van vijftien jaar geen evaluatie werd uitgevoerd, kan, rekening houdende met het tijdstip waarop de milieuvoorwaarden zijn aangepast ingevolge een vergunningsaanvraag of ingevolge de toepassing van artikel 82 van het decreet van 25 april 2014, een algemene evaluatie worden gepland. Afdeling Gerichte evaluaties (niet van toepassing voor algemene evaluaties) Afdeling Meerjarenprogramma voor evaluaties van GPBV-installaties Onderafdeling Vaststellen van het meerjarenprogramma Artikel Het voortschrijdende meerjarenprogramma van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, bevat minstens de volgende gegevens: 1 een plan van aanpak voor het uitvoeren van de algemene evaluaties, vermeld in artikel , 1, 1, van titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, voor de eerstkomende vijf jaar; 15

16 2 een nominatieve lijst van ingedeelde inrichtingen of activiteiten waarvoor in de loop van de komende twee jaar voormelde evaluatie gepland is met de concrete planning voor het eerstkomende jaar. De concrete planning wordt door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, maximaal zestig dagen na de publicatie van nieuwe of herziene BBT-conclusies in het Publicatieblad van de Europese Unie geactualiseerd. De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, bepaalt in haar plan van aanpak, vermeld in het eerste lid, voor elke categorie van GPBV-installaties die ze in aanmerking neemt voor het uitvoeren van een evaluatie in de volgende vijf kalenderjaren, of de redenen voor de evaluatie ten dele ook aanleiding geven tot een bijstelling van de algemene of sectorale milieuvoorwaarden. Het voortschrijdende meerjarenprogramma wordt afgestemd op de programmatorische aanpak van de milieuhandhaving. De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, stelt het voortschrijdende meerjarenprogramma vast na raadpleging van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, 4 tot en met 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Onderafdeling Bekendmaking van het meerjarenprogramma Artikel Het voortschrijdende meerjarenprogramma van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, wordt jaarlijks voor 1 oktober online bekendgemaakt op een daartoe geëigende plaats op de website van de afdeling en wordt meegedeeld aan de Vlaamse Regering. Het ligt ook ter inzage bij de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning. De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, stelt jaarlijks voor 1 oktober haar voortschrijdende meerjarenprogramma ter beschikking van de provinciale en de gewestelijke omgevingsvergunningscommissies en van de afdeling, bevoegd voor de milieuhandhaving. Onderafdeling Rapportage over de uitvoering van het meerjarenprogramma Artikel De afdeling Milieu bevoegd voor de omgevingsvergunning stelt uiterlijk op 30 juni van elk jaar een rapport op over de mate waarin uitvoering is gegeven aan haar voortschrijdende meerjarenprogramma van het vorige jaar. Daarvoor kan de afdeling alle nuttige informatie inwinnen bij de bevoegde provinciale en gewestelijke omgevingsvergunningscommissies. Het rapport, vermeld in het eerste lid, omvat minstens: 1 het bij het begin van het beschouwde jaar voorziene aantal algemene evaluaties; 2 het aantal uitgevoerde evaluaties voor het beschouwde jaar; 3 als er een verschil is tussen het aantal voorziene algemene evaluaties en het aantal uitgevoerde algemene evaluaties, een toelichting waarom het vooropgestelde aantal niet gehaald is. Het rapport, vermeld in het eerste lid, wordt binnen een termijn van dertig dagen na de dag dat het is vastgesteld, bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel Afdeling Instanties die belast zijn met het uitvoeren van evaluaties Artikel Overeenkomstig artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden de volgende instanties belast met het uitvoeren van evaluaties: 1 de bevoegde dienst van de gemeente voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die behoren tot projecten waarvoor het college van burgemeester en schepenen conform artikel 15 van het decreet 16

17 van 25 april 2014 bevoegd is om in eerste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing te nemen; 2 de provinciale omgevingsvergunningscommissie voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die behoren tot projecten waarvoor de deputatie conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 bevoegd is om in eerste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing te nemen; 3 de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die behoren tot projecten waarvoor de Vlaamse Regering conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 bevoegd is om in eerste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing te nemen. Afdeling Het uitvoeren van evaluaties Onderafdeling Algemeen Artikel Voor het uitvoeren van de evaluatie wordt gebruikgemaakt van de bij monitoring of bij inspectie verkregen gegevens waarover de overheid beschikt. De instanties die belast zijn met het uitvoeren van een evaluatie, vermeld in artikel , kunnen de exploitant om bijkomende gegevens vragen die voor de evaluatie van de milieuvoorwaarden noodzakelijk zijn en als die nog niet in hun bezit zijn, waaronder: 1 de maatregelen die de exploitant uitvoert of voorstelt naar aanleiding van de redenen die aanleiding hebben gegeven tot het opstarten van de evaluatie en die hem overeenkomstig artikel , 1, tweede lid, of , 1, tweede lid, zijn meegedeeld; 2 als de aanstelling van een milieucoördinator voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit verplicht is, de visie van de milieucoördinator op de maatregelen, vermeld in punt 1 ; 3 als het een GPBV-installatie betreft: de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT, zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN. 2. De exploitant bezorgt de bijkomende gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, binnen een termijn van vijftig dagen vanaf de dag na de datum van verzending van de vraag. Bij het overmaken van de gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan de exploitant de gegevens aangeven die vertrouwelijk moeten worden behandeld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de regeling inzake passieve openbaarheid, vermeld in hoofdstuk II van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Als de exploitant nalaat om de gevraagde gegevens binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, te bezorgen, kan de instantie die belast is met het uitvoeren van een evaluatie, vermeld in artikel , de evaluatie toch laten doorgaan. 3. De instanties die belast zijn met het uitvoeren van een evaluatie, vermeld in artikel , stellen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, bij de adviesaanvraag ter beschikking van de instanties die ze om advies vragen. 4. Voor de toepassing van afdeling is titel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning van overeenkomstige toepassing. 5. De kennisgeving, vermeld in artikel , 1, tweede lid, en in artikel , 1, tweede lid, en het verslag met de conclusies van de uitgevoerde evaluatie, vermeld in artikel , 1, en in artikel , 1, worden door de exploitant ter beschikking gesteld van de werknemersvertegenwoordiging in de ondernemingsraad en van het comité voor preventie en bescherming op het werk. Bij ontstentenis van beide organen worden de documenten en gegevens ter beschikking gesteld van de vakbondsdelegatie van de onderneming. Onderafdeling De bevoegde dienst van de gemeente (niet relevant voor algemene evaluaties) 17

18 Onderafdeling De omgevingsvergunningscommissies Artikel De bevoegde omgevingsvergunningscommissie die een evaluatie opstart, brengt de exploitant van de ingedeelde inrichting of activiteit daarvan met een beveiligde zending op de hoogte. De kennisgeving bevat de aanleiding voor de evaluatie. De kennisgeving kan ook een verzoek om bijkomende gegevens als vermeld in artikel , 1, tweede lid, omvatten. De bevoegde omgevingsvergunningscommissie kan ook informatie opvragen bij de bevoegde toezichthouder, vermeld in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. 2. De bevoegde omgevingsvergunningscommissie verzoekt de adviesinstanties die conform artikel 37, 2, en 4 tot en met 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg voor de ingedeelde inrichting of activiteit een advies verlenen, om advies. De adviesinstanties verlenen hun advies aan de bevoegde omgevingsvergunningscommissie binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek om advies. Als geen advies wordt uitgebracht binnen de termijn van zestig dagen, wordt de adviesinstantie geacht van oordeel te zijn dat er geen bijstelling van de milieuvoorwaarden hoeft plaats te vinden. Artikel De bevoegde omgevingsvergunningscommissie stelt een gemotiveerd verslag met de conclusies van de uitgevoerde evaluatie op binnen een termijn van honderdvijftig kalenderdagen na de verzending van de kennisgeving, vermeld in artikel , 1, eerste lid. 2. Binnen een termijn van tien dagen na de datum van het verslag deelt de bevoegde omgevingsvergunningscommissie met een beveiligde zending het verslag met de conclusies van de uitgevoerde evaluaties mee aan: 1 de exploitant; 2 de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014; 3 de adviesinstanties als die tijdig een advies hebben uitgebracht. Als de bevoegde omgevingsvergunningscommissie in haar conclusies van oordeel is dat er een noodzaak is tot bijstelling van de milieuvoorwaarden, zal de mededeling, vermeld in het eerste lid, 2, het verzoek tot bijstelling van de milieuvoorwaarden, vermeld in artikel 82, eerste lid, 2, a), van het decreet van 25 april 2014, omvatten. Afdeling Beoordelingscriteria voor de bijstelling van de milieuvoorwaarden als gevolg van een evaluatie Artikel Om tegemoet te komen aan de redenen van de evaluatie worden de milieuvoorwaarden waar nodig bijgesteld. In geval van een GPBV-installatie worden de milieuvoorwaarden zo nodig bijgesteld in de volgende gevallen: 1 om binnen vier jaar na de bekendmaking ervan in het publicatieblad van de Europese Unie te voldoen aan nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies ook rekening houdend met artikel 1.4 en 1.9, eerste lid, 5, van titel III van het VLAREM; 2 als ontwikkelingen op het gebied van BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken; 3 als de veroorzaakte verontreiniging van die aard is dat de bestaande emissiegrenswaarden moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgelegd; 4 als de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit de toepassing van andere technieken vereist; 5 om aan een nieuwe of bijgewerkte milieukwaliteitsnorm conform artikel , eerste lid, 3, te voldoen. 18

19 In geval van ingedeelde inrichtingen of activiteiten als vermeld in artikel , 2, a) en b), worden de milieuvoorwaarden zo nodig bijgesteld in de volgende gevallen: 1 als zich ingrijpende wijzigingen voordoen in de exploitatie van de voorziening of in het gestorte afval; 2 op basis van de resultaten van de monitoring waarover de exploitant met toepassing van artikel , 3, verslag heeft uitgebracht of van de met toepassing van artikel uitgevoerde inspecties; 3 in het licht van informatie-uitwisseling over aanzienlijke veranderingen in de beste beschikbare technieken. In het geval van ingedeelde inrichtingen of activiteiten als vermeld in artikel , 2, c) en d), worden de milieuvoorwaarden bijgesteld in functie van het maatregelenprogramma, vermeld in artikel 64 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid. 19

20 Bijlage 4: Concrete planning & nominatieve lijsten - POVC Antwerpen - POVC Limburg - POVC Oost-Vlaanderen - POVC Vlaams-Brabant - POVC West-Vlaanderen - GOVC 20

21 Evaluaties 2018 en 2019 concreet Antwerpen Naam installatie Installatienummer BREF installatie informatie sep/18 Electrabel Zwijndrecht BE.VL INSTALLATION LCP Electrabel Antwerpen BE.VL INSTALLATION LCP E.ON Power Plants Belgium (site Covestro) BE.VL INSTALLATION LCP Zandvliet Power BE.VL INSTALLATION LCP okt/18 nov/18 Essent Energie België BE.VL INSTALLATION LCP dec/18 Dow Belgium BE.VL INSTALLATION LVOC Etex Building Performance BE.VL INSTALLATION LCP Janssen Pharmaceutica BE.VL INSTALLATION LCP Ineos BE.VL INSTALLATION LVOC jan/19 EVAL Europe BE.VL INSTALLATION LVOC Covestro - stookinstallaties BE.VL INSTALLATION LCP Covestro - BPA/Makrolon BE.VL INSTALLATION LVOC Covestro - polyethers BE.VL INSTALLATION LVOC Covestro - AN/NB BE.VL INSTALLATION LVOC BASF DOW HPPO Production BE.VL INSTALLATION LVOC feb/19 Styrolution Belgium_Ethylbenzeen en styreen BE.VL INSTALLATION LVOC TransFurans Chemicals BE.VL INSTALLATION LVOC Lanxess Antwerpen - Energiebedrijf BE.VL INSTALLATION LCP Lanxess Antwerpen - MTEXIII deel C (cyclohexanon) BE.VL INSTALLATION LVOC Lanxess Antwerpen - MTEXIII deel B/D (hydramine en caprolactam) BE.VL INSTALLATION LVOC mrt/19 BASF Antwerpen_Energie en stoomcentrale BE.VL INSTALLATION LCP BASF Antwerpen_Acrylzuur en methylacrylaten BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Aniline/Nitrobenzeen BE.VL INSTALLATION LVOC Monsanto Europe - nutsvoorzieningen BE.VL INSTALLATION LCP Monsanto Europe - anti-ozonanten (PPD) BE.VL INSTALLATION LVOC Monsanto Europe - Landbouwafdeling BE.VL INSTALLATION LVOC E.ON Power Plants Belgium (site TOA) BE.VL INSTALLATION LCP BP Chembel_PX BE.VL INSTALLATION LVOC BP Chembel_PTA2 BE.VL INSTALLATION LVOC BP Chembel_PTA3 BE.VL INSTALLATION LVOC apr/19 Evonik Antwerpen - Utilities BE.VL INSTALLATION LCP Evonik Antwerpen - OX BE.VL INSTALLATION LVOC Evonik Antwerpen - AC BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Caprolactam BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Cyclohexanon en soda BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_IB/PIB/BD BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Formaldehyde BE.VL INSTALLATION LVOC mei/19 jun/19 jul/19 aug/19 Evonik Antwerpen - ME1 BE.VL INSTALLATION LVOC Evonik Antwerpen - MC BE.VL INSTALLATION LVOC Evonik Antwerpen - B BE.VL INSTALLATION LVOC Evonik Antwerpen - AO BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Amines BE.VL INSTALLATION LVOC INOVYN BELGIUM NV_dichloorethaan BE.VL INSTALLATION LVOC

22 aug/19 Aquafin Mechelen BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Boechout BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Aartselaar BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Kasterlee BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Antwerpen 2020 BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Westerlo BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Mol BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Antwerpen 2030 BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Antwerpen 2060 BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Hoogstraten BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Turnhout BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Lier BE.VL INSTALLATION WT Aquafin Herentals BE.VL INSTALLATION WT sep/19 Total Olefins Antwerp BE.VL INSTALLATION LVOC Oleon Ranst BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Ethyleenoxide/Ethyleenglycol BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_MDI BE.VL INSTALLATION LVOC BASF Antwerpen_Steamcracker BE.VL INSTALLATION LVOC Renders Jos BE.VL INSTALLATION WT ABR Energy BE.VL INSTALLATION WT Quirynen Energy Farming BE.VL INSTALLATION WT Laeremans Wim BE.VL INSTALLATION WT bvba Agrogas, Van Looveren Frans, Van Looveren Stef BE.VL INSTALLATION WT Biogas De Biezen BE.VL INSTALLATION WT bvba Arbio BE.VL INSTALLATION WT bvba Biogas Boonen BE.VL INSTALLATION WT Leiestroom Grobbendonk BE.VL INSTALLATION WT cvba Bio-Noord BE.VL INSTALLATION WT MVW Leemans BE.VL INSTALLATION WT VILATCA BE.VL INSTALLATION WT okt/19 Roy Timmermans BE.VL INSTALLATION WT Batraco BE.VL INSTALLATION WT LVM investments BE.VL INSTALLATION WT IVAREM/IOK Afvalbeheer BE.VL INSTALLATION WT Hooge Maey compostering BE.VL INSTALLATION WT Waste water treatment Geel BE.VL INSTALLATION WT nov/19 Indaver Afvalbehandeling BE.VL INSTALLATION WT Jacobs / Antwerpse Zand recyclage BE.VL INSTALLATION WT MAC2 Solutions BE.VL INSTALLATION WT Veolia ES MRC BE.VL INSTALLATION WT Coolrec Belgium BE.VL INSTALLATION WT Van Loon en zoon BE.VL INSTALLATION WT dec/19 Deme Environmental Contractors_Puurs BE.VL INSTALLATION WT Deme Environmental Contractors_Zwijndrecht BE.VL INSTALLATION WT Envisan Puurs BE.VL INSTALLATION WT Hooge Maey BE.VL INSTALLATION WT Igean Milieu en Veiligheid BE.VL INSTALLATION WT Van Dalen BE.VL INSTALLATION WT Van Gansewinkel BE.VL INSTALLATION WT